CG LOCATIE
Als de aanbevolen batterij is
geïnstalleerd, tilt u de AutoG2 V2 bij
het kop op en moet de neus ongeveer
3-5 graden onder de horizon zakken.
Dit geeft aan dat u zich binnen het
juiste CG-bereik bevindt. Voeg
gewicht toe aan de neus of staart
totdat u tijdens het vliegen een
evenwichtspunt vindt waar u zich
prettig bij voelt binnen dit bereik.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR MODELVLIEGEN:
- Vlieg het model niet in slecht weer. Veel wind, slechte zichtbaarheid, lage temperaturen, regen en storm
moeten worden vermeden.
- Probeer nooit het model tijdens de vlucht te vangen. Zelfs een traag vliegend model kan verwondingen
aan Uzelf of anderen veroorzaken of schade aan het model zelf.
- Dit model is niet geschikt voor kinderen jonger dan 14 jaar. Alle kinderen, ongeacht de leeftijd, moeten
steeds onder supervisie staan van een bekwaam en verantwoordelijk persoon.
- Ontkoppel steeds de batterij van het model wanneer niet in dienst. Laat nooit de batteij in het model
geinstalleerd.
- Onthoud het om steeds buiten het propellerbereik te blijven als de batterij gekoppeld is.
- Vóór het vliegen, schakel eerst zender in en sluit dan pas de batterij aan.
- Na het vliegen, koppel steeds eerst de batterij af en schakel dan pas de zender uit.
- Wees voorzichtig bij het opladen van uw batterijen en volg daarbij de veiligheidsrichtlijnen van de
batterijfabrikant volledig op.
CONTROLES VÓÓR DE VLUCHT
-Controleer altijd het bereik van uw model vóór elke vlucht (vooral wanneer u voor de eerste keer met een
nieuw model vliegt). Volg de richtlijnen van uw radiofabrikant voor het uitvoeren van deze controle.
-Controleer of alle schroeven/bouten en bevestigingspunten stevig vastzitten, inclusief bedieningshoorns
en gaffels.
-Vlieg alleen met volledig opgeladen batterijen (zowel in uw radio als in uw model). Als u dit niet doet, kan
dit leiden tot verlies van controle, schade aan het model en/of personen/eigendommen in uw omgeving.
Controleer of uw batterijen volledig zijn opgeladen.
-Terwijl het model is ingeschakeld (eerst de zender aan, dan de ontvanger/het model), controleert u of
alle oppervlakken vrij zijn van schade/obstakels. Controleer of ze in de juiste richting bewegen en vrij
bewegen met de stick-invoer.
-Inspecteer het model en de propeller op eventuele schade die tijdens het transport is ontstaan, en
luister of er ongebruikelijke geluiden uit de elektronica komen wanneer deze is ingeschakeld. Bij twijfel:
vlieg niet.
-Terwijl het model stevig vastgehouden wordt en de propeller vrij is van obstakels, verhoogt u het gas
iets om te bevestigen dat de rotatie van de propeller correct is. Het model moet met gas recht vooruit
willen trekken.
9