32
NL
6.3 CONTROLES EN AFSTELLINGEN
6.3.1 Het maaidek uitlijnen
Een correcte afstelling van het maaidek is belangrijk om een mooi eenvormig gazon te
verkrijgen.
Het kan voor de afstelling nodig zijn om de laterale beschermin-
gen weg te nemen. Deze moeten na de afstelling teruggeplaatst worden.
Voor een mooi maairesultaat is
het verstandig om ervoor te zorgen dat de voorkant
altijd 5-6 mm lager staat afgesteld dan de achter-
kant.
– Plaats de machine op een vlakke ondergrond en
kijk na of de banden de juiste spanning hebben;
– plaats vulstukken (1) van 26 mm onder de voor-
kant, en van 32 mm (2) onder de achterkant van
het maaidek en zet de hendel in stand «1»;
– schroef de moeren (3 - 5 - 7) en tegenmoeren (4 -
6 - 8) volledig los, tot de plaat vrij op de vulstukken
rust;
– bedien de moeren (9)
(bereikbaar na de centrale
afdekking verwijderd te heb-
ben) tot de achterste drijf-
stang links begint te bewe-
gen (10) bij de minste
verplaatsing van de hefhen-
del, en blokkeer in de juiste
positie;
– draai de moer links achter (3) vast tot de achterste rand van de plaat omhoog begint
te komen;
– draai de voorste moeren (5 - 7) vast tot de voorste rand van de plaat gelijkmatig
omhoog begint te komen, zowel aan de linker- als aan de rechterzijde;
– blokkeer de drie tegenmoeren (4 – 6 – 8);
Zet de bedieningshendel in 2 of 3 verschillende standen, en controleer of het vlak
gelijkmatig omhoog komt en dat voor elke stand het hoogteverschil tussen de voorste
en de achterste boord ten opzichte van het terrein constant blijft.
Indien het optillen vooraan wat sneller of trager gebeurt, kan de beweging worden bij-
gestuurd m.b.v. de moeren (11) van de aansluitstang (12). Door de moeren van de
stang aan te zetten wordt het voorste deel opgetild en de beweging versneld. Door ze
los te draaien wordt het tegenovergesteld effect bekomen.
Na de afstellingen wordt altijd gecontroleerd of alle moeren en tegenmoeren goed
vastgedraaid zijn.
Indien de afstelling niet bevredigend is, raadpleeg uw Verkoper.
OPMERKING
OPMERKING
ONDERHOUD