Installatievoorschrift
22
LET OP!
De steker kan maar op één
manier in de wandcontactdoos
worden gestoken in verband met
de controle van de aarding door
het toestel. Als de steker verkeerd
om is ingestoken zal de regelunit
(26) met de storingsmelding L op
het bedieningspaneel blokkeren.
In dat geval dient de steker
omgedraaid te
worden en zal het toestel
normaal opstarten.
2.8 AANSLUITEN VAN DE CONDENSAFVOER
De aansluiting voor de condenswaterafvoer zit aan
de onderzijde van het toestel (fig. 21).
1. Sluit de sifon aan (24), via een kunststofpijp (Ø
32 mm) onder afschot met een open
verbinding, op het riool (fig. 22).
2. Vul de sifon bij het in bedrijf nemen met wat
water uit de kraan, zodat er geen rookgassen
het riool in kunnen stromen.
2.9 ELEKTRISCH AANSLUITEN VAN HET TOESTEL
• Aansluiting op het elektriciteitsnet
De elektrische bedrading van de Daalderop
Combifort® is helemaal compleet en mag niet
gewijzigd of aangepast worden (fig. 23).
Is het 230 volt-net gebaseerd op een 110
volt-net waarbij 230 V wordt verkregen door
middel van twee fasen (110/127 V) zoals
in de binnenstad van Amsterdam, dan dient het
toestel via een scheidingstrafo (min. 400 VA)
te worden aangesloten. Hiermee worden
fasegevoeligheidsproblemen voorkomen.
• IP 44 installatie-instructie
De Daalderop Combifort® geïnstalleerd als
‘Open toesteltype uitvoering B23’ voldoet niet
aan de IP 44 beschermingsgraad en kan niet
zonder meer als dusdanig geïnstalleerd worden.
Om te voldoen aan de IP 44-beschermingsgraad
voor de B23-uitvoering dient de luchtinlaatzijde te
worden voorzien van twee 90°-bochten, waarbij
de eerste luchtinlaatbocht naar beneden is gericht
(zie figuur 24).
• Aansluiting kamerthermostaat
Sluit de bedrading van de kamerthermostaat
aan op het aansluitpunt voor de kamer-
thermostaat (24 Vac) die achter de regelunit
(26) op het frame is gemonteerd. Stel de
warmteversneller van de kamerthermostaat in
op 0,12 Ampère. De maximaal toelaatbare
weerstand van het kamerthermostaatcircuit
bedraagt 22 ohm. Bij een klokthermostaat mag
de ruststroom als er geen warmtevraag is niet
hoger zijn dan 20 mA. Geadviseerd wordt de
kamerthermostaat in de winter niet lager in te
stellen dan 15 °C.
07.94.12.013.01
Figuur 21: Condensaansluiting
07.94.12.014.00
Figuur 22: Condensaansluiting met
open verbinding
Figuur 24: Luchtinlaatzijde
07.94.12.015.00