Installatievoorschrift
Combifort®
21
Parallel Systeem
Rechte lengte van 1 m ø 80 mm 1.0 m
Bocht van 90° ø 80 mm 1.5 m
Bocht van 45° ø 80 mm 1.0 m
Verloop ø 80 - ø 90 mm -1.0 m
Rechte lengte van 1 m ø 90 mm 0.5 m
Bocht van 90° ø 90 mm 1.5 m
Bocht van 45° ø 90 mm 0.5 m
Concentrisch Systeem
Rechte lengte van 1 m ø 80/125 mm 1.0 m
Bocht van 45° ø 80/125 mm 1.0 m
Bocht van 90° ø 80/125 mm 1.5 m
Adapter 2x80 – ø 80/125 mm 1.0 m
AFVOERSYSTEEM
De te verrekenen lengte in meters voor onderdelen
van het afvoersysteem staan hieronder in
figuur 19 vermeld. Voor een rekenvoorbeeld zie
figuur 20. De opgegeven maximale weerstand van het
systeem mag niet worden overschreden. Bij over-
schrijding van de maximale lengte zal het toestel niet
in storing vallen maar zal het vermogen teruglopen.
De gekoppelde gasluchtregeling zorgt te allen tijde
voor een optimale verbranding.
• Toesteltype B23 open afvoersysteem
Voor toesteltype/afvoercategorie B23 geldt voor de
Daalderop Combifort® de afvoerklasse C.
Het toestel dient bij een open opstelling over-
eenkomstig Het Bouwbesluit, NEN 1078 en NPR 3378
geïnstalleerd te worden in een voldoende geventi-
leerde ruimte.
• Toesteltype C13 en C33 gesloten
afvoersysteem
Voor toesteltype/afvoercategorie C13 en C33 geldt dat
de toestelproducent aan moet geven welke afvoer-
materialen toegepast mogen worden op het toestel.
Een lijst met toegestane leveranciers, materiaal en
typenummers is verkrijgbaar bij de afdeling Service
van Daalderop.
• Toesteltype C63 gesloten afvoersysteem
Voor toesteltype/afvoercategorie C63 geldt dat
het toestel alleen op Gastec QA gekeurde afvoerma-
terialen, dakdoorvoer en/of geveldoorvoeren
kan worden aangesloten die zijn gekeurd volgens
keuringseis nummer 83.
3. Het afvoersysteem moet altijd op afschot
richting toestel worden aangebracht. Houd
hierbij circa 5 mm per meter buislengte aan.
Op die manier kan er zich geen condens
verzamelen in de rookgasafvoerleiding.
Tevens is de kans op ijspegelvorming bij
horizontale uitmondingen dan kleiner.
4. De luchttoevoer moet bij horizontale uit-
mondingen op afschot naar buiten geleid
worden om inregenen te voorkomen. Houd
hierbij 3 mm per meter buislengte aan. Zorg er
bij een verticale luchttoevoerleiding voor
dat hierin geen regenwater terecht kan komen.
Figuur 19: Afvoersysteem
LET OP!
Het is niet toegestaan
condenswater in een regenpijp
te lozen in verband met be-
vriezingsgevaar. Loos ook geen
condenswater in de
dakgoot om aantasting van de
dakgoot te voorkomen.