Installatievoorschrift
20
2.6 AANSLUITEN VAN DE GASLEIDING
De gasleidingaansluiting (G) bevindt zich aan de onderzijde van het toestel en is voorzien van
een gele markering (fig. 16).
1. Controleer of de gassoort en de voordruk
aangegeven op het typeplaatje van dit
toestel overeenkomen met de lokale
leveringscondities.
2. Raadpleeg de NPR 3378 (NEN 1078, GAVO), om
de juiste diameter voor de gasleiding te bepalen.
Geadviseerd wordt minimaal Ø 22 mm of 3/4”
toe te passen.
3. Controleer de gasleiding op vervuiling
vóórdat u het toestel aansluit. Daarmee
voorkomt u dat de gasregelapparatuur
verstopt raakt.
4. Bij het toestel dient een gaskraan gemonteerd te
worden.
5. Sluit de gasleiding op het toestel aan.
6. Ga na of alle verbindingen gasdicht zijn.
2.7 AANSLUITEN VAN HET AFVOERSYSTEEM
De aansluitingen voor de verbrandingsluchttoevoer en rookgasafvoer (Ø 80 mm) bevinden zich
aan de linkerbovenzijde van het toestel (fig. 17).
1. Sluit het toestel aan op een goedgekeurd
afvoersysteem of afvoerconstructie volgens de
NEN 1078 (GAVO) voor gesloten
HR-toestellen. Zie figuur 18 voor afvoer-
mogelijkheden van het toestel.
2. Parallel Systeem
Controleer de lengte van het afvoersysteem. De
maximale lengte voor het afvoersysteem
bij Ø 80 mm is 32 meter (bij een druk van
100 Pa). Dat wil zeggen 32 meter voor het
toevoerkanaal en 32 meter voor het afvoer-
kanaal. Met de weerstand van de universele
gevel- of dakdoorvoer is al rekening
gehouden. Deze kan dus buiten
beschouwing worden gelaten.
3. 3. Concentrisch afvoersysteem
De maximale lengte van het concentrische
VLT/VGA-systeem Ø80/125 mm bedraagt;
24 kW toestellen 18 meter concentrisch,
32 kW toestellen 14 meter concentrisch en
38 kW toestellen 12 meter. Met de weer-
stand van de universele gevel- of dak-
doorvoer is al rekening gehouden.
07.94.12.010.02
Figuur 16: Gasleidingaansluiting
07.94.12.011.00
Figuur 17: Luchttoevoer- en
rookgasafvoeraansluiting
LET OP!
Indien rookgasafvoersystemen
met een lengte langer dan 5 me-
ter toegepast worden, adviseert
Daalderop het gebruik van een
condensafscheider. Deze con-
densafscheider wordt geplaatst
tussen de Combifort® en het
rookgasafvoersysteem.
07.94.12.011.00
Figuur 18: Afvoermogelijkheden van het toestel
A. verticale doorvoer schuin en plat dak
B. horizontale doorvoer schuin dak en
gevel, concentrisch en tweepijpssysteem.