1-8 Kort en bondig
AUTO: De rijverlichting en de
instrumentenverlichting gaan
automatisch aan of uit, afhankelijk
van de lichtcondities buiten.
; : De achterlichten, kenteken-
plaatverlichting en instrumentenpa-
neelverlichting gaan branden.
5 : De koplampen en alle boven-
genoemde verlichting gaan branden.
Zie Lichtschakelaar op pagina 6-1.
Schakelaar grootlicht/dimlicht
Om van dimlicht naar grootlicht om
te schakelen, duwt u tegen de
hendel.
Om het dimlicht in te schakelen,
duwt u nogmaals tegen de hendel of
u trekt eraan.
Zie Grootlicht op pagina 6-3.
Zie Lichtsignaal op pagina 6-3.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets |.
Zie Alarmknipperlichten op
pagina 6-4.
Richtingaanwijzers
hendel omhoog = richtingaanwijzers
rechts
hendel omlaag = richtingaanwijzers
links
Zie Richtingaanwijzers op
pagina 6-5.