19
Dit is minder dan de toegestane 2% en dus acceptabel.
WAARSCHUWING: De installateur moet de beveiligingen
monteren die volgens de lokale voorschriften benodigd zijn.
Plaats kabelwartels in de uitbreekopeningen in het
zijpaneel.
Voer de kabel in door de wartels en sluit ze aan op de
klemmenstroken. Zie de elektrische schema’s.
Gebruik koper, koper/aluminium of aluminium kabel.
De aansluiting tussen thermostaat en unit moet worden
gemaakt met een meeraderige kabel (de aderdiameter is
afhankelijk van de lengte van de kabel) zoals aangegeven
in het elektrisch schema van de unit.
Volg het bij de thermostaat geleverde montagevoorschrift.
Volg de onderstaande, algemene regels:
• Netspanning 24 VAC
• Standaard uitgang (C, R, G, Y
1
/W
2
, Y
1
, Y/Y
2
, O/W
2
, W/W
1
)
• Uitgang O is actief bij koelen.
OPMERKING 1: De bedrading van de thermostaat moet
gescheiden worden aangelegd van 230 of 400 V kabels.
• Controleer of alle elektrische aansluitingen goed zijn
vastgezet.
• Controleer of de unit waterpas staat.
• Controleer het kanaalwerk op eventuele beschadigingen
die tijdens de montage kunnen zijn ontstaan.
• Controleer of de juiste filters zijn aangebracht en
schoon zijn.
• Alle panelen moeten goed zijn bevestigd met de bijbe-
horende schroeven.
• Er moet voldoende vrije ruimte zijn voor onderhoud.
• Controleer de condensaatafvoer.
• Controleer alle koudemiddelleidingen op lekkage.
• Controleer of de netspanning overeenkomt met de
gegevens op de machine kenplaat.
• Controleer of de compressor vrij op de trillingdempers
staat.
WAARSCHUWING: De compressoren zijn gemonteerd
op trillingdempers. De bevestigingsbouten mogen niet
worden losgedraaid of verwijderd.
• Controleer de draairichting van de ventilator.
WAARSCHUWING: 50AZ/UZ units hebben een vast-
gestelde koudemiddelvulling (zie tabel ‘Technische gegevens’).
Ga als volgt te werk om de juiste systeemvulling te con-
troleren: Stel de unit in op koelbedrijf. Laat de unit laat
enige tijd werken in vollast bij een verzadigde condensatie-
temperatuur tussen 52 en 54°C Controleer dat er geen
belletjes in het kijkglas zichtbaar zijn. Dek zo nodig een
deel van het batterijoppervlak af om deze condensatie-
temperatuur te bereiken. Onder deze condities moet de
schijnbare onderkoeling die gelijk is aan de verzadigde
condensatietempertuur (1 - in de verzadigde dauwpunt
curve) minus de temperatuur van het vloeibare koudemiddel
(3) vóór het expansieventiel tussen 8 en 10°C zijn. Dit komt
overeen met een werkelijke onderkoelingstemperatuur van
tussen 3 en 5 K bij de buitenbatterij uittrede, afhankelijk
van het type unit. Werkelijke onderkoeling is gelijk aan de
verzadigde vloeistoftemperatuur (2 - in de verzadigde
bubbelpunt curve) minus de temperatuur van het vloeibare
koudemiddel (3) vóór het expansieventiel. Gebruik de
drukafsluiter op de vloeistofleiding om koudemiddel bij te
vullen en de druk van het vloeibare koudemiddel te meten.
Als de waarde van de onderkoeling niet correct is, d.w.z.
lager dan de opgegeven waarden, moet er een lektest
worden uitgevoerd omdat de oorspronkelijke vulling niet
meer aanwezig is.
WAARSCHUWING: Voor een juiste werking van 50AZ/UZ
units moet er minimaal 8 K schijnbare onderkoeling zijn
bij intrede van het vloeibaar koudemiddel in het expansie-
ventiel.
50AZ/UZ units werken met een koudemiddel. Ter informatie
geven we hieronder enige citaten uit de officiële publicatie
over ontwerp, montage, werking en onderhoud van air-
conditioning- en koudemiddelsystemen en de training die
de mensen die ermee werken nodig hebben, volgens
afspraken binnen het vakgebied.
Koudemiddelsystemen moeten regelmatig en goed worden
geïnspecteerd en onderhouden door vakkundig (STEK
erkend) personeel. Om schade aan het milieu te voorkomen
moeten koudemiddelen en olie worden afgepompt en
afgevoerd m.b.v. methoden waardoor lekkages en verliezen
tot een minimum beperkt blijven.
• Lekken moeten onmiddellijk worden gerepareerd.
• Alle units zijn voorzien van aansluitingen op de zuig-
en vloeistofleidingen waarop de koudemiddel terug-
winafsluiters kunnen worden aangesloten.
• Als de restdruk te laag is voor het overpompen, dan
moet een koudemiddel terugwin-unit worden toegepast.
• Compressorolie bevat koudemiddel. Alle olie die bij
onderhoudswerkzaamheden uit het systeem wordt
afgetapt moet daarom volgens de voorschriften worden
verzameld en afgevoerd.
• Koudemiddel onder druk mag nooit naar de atmosfeer
worden afgeblazen.
• Wanneer het koudemiddelcircuit wordt geopend en
de werkzaamheden duren een dag, dicht de leidingen
dan af. Vul bij langdurige werkzaamheden het circuit
met stikstof.