Levensmiddelen inruimen. Invriezen en opslaan.
NL
Wijziging indeling van het
interieur
De draagroosters in de koelruimte zijn in
hoogte verstelbaar: draagrooster naar voren
trekken, iets laten zakken en eruit nemen.
Op de gewenste hoogte erin schuiven. (afb.
f
)
De voorraadbakjes en het rekje in de deur
(afb.
a
/15 en 16) zijn onderling verwisselbaar
en kunnen eruit genomen worden om als
serveerbakje te dienen. Bakje of rekje iets
optillen en eruit nemen (afb.
g
en
h
).
Attentie bij het inruimen
• Warme dranken en gerechten buiten het
apparaat laten afkoelen.
• De levensmiddelen liefst verpakt of goed
afgedekt bewaren. Hierdoor blijven niet
alleen geur, smaak, kleur, vochtigheid en
versheid van de levensmiddelen
behouden, maar wordt bovendien
voorkomen dat de opgeslagen
levensmiddelen naar elkaar gaan
smaken. Alleen groente fruit en sla
moeten onverpakt in de groenteladen
opgeslagen.
• Olie en vet mogen niet met de
kunsstofdelen en de deurafdichting in
aanraking komen (ze kunnen poreus
worden).
• Geen explosieve stoffen in het apparaat
bewaren.
• Dranken met een hoog alcoholpercentaje
rechtop en goed afgesloten bewaren.
• De koelste plaatsen in de koelruimte
bevinden zich aan de achterwand en
boven de groenteladen. Levensmiddelen
die snel bederven kunt U het beste op
deze plaatsen bewaren.
• Flessen met vloeistoffen die kunnen
bevriezen noot in de diepvriesruimte
plaatsen. De flessen springen!
Let op de koudezones in de
koelruimte!
Door de luchtcirculatie in de koelruimte
ontstann verschillende koudezones.
De zone voor gevoelige levensmiddelen
bevindt zich, afhankelijk van het model,
helemaal onderaan tussen de aan de zijkant
afgebeelde pijl en de glasplaat eronder
(afb. e/1 en 1/2). of tussen de twee pijlen)
(afb. r/1 en /2).
Ideaal voor het opslaan van vlees, vis,
worst, gemengde salades etc.
Voorbeeld van de plaatsen
Figuur
a
Koelkastruimte (A)
In de schappen (10), van boven naar
beneden, brood en gebak, gekookte
maaltijden, melkproducten.
In de flessenhouder (11), flessen.
In de yoghurtla (12), melkproducten.
In het schap (14), vlees, worstjes en
vleeswaren.
In de groentela (15), fruit en groenten.
In het eierrekje (16), eieen.
In de ruimte in de binnendeur (17), kaas en
boter.
In de schappen (18), kleine flessen en
conservenblikjes. Grote flessen.
Diepvriesruimte (B)
In het schap met de ijsblokjeshouder (19),
maken van ijsblokjes.
In de bovenste en middelste la (20),
diepvriezen van verse levensmiddelen.
In de onderste la (20), bewaren van
diepvriesproducten.
Invriescapaciteit
In het bovenste vak, direct op het
vriesrooster, kan binnen 24 uur maximmal
16 kg levensmiddelen in één keer worden
ingevroren. Bij het invriezen in de
diepvriesladen is de max, hoeveelheid iets
minder.
Zorg dat de verse levensmiddelen niet in
aanraking komen met al ingevroren
levensmiddelen.
34