nl
76
Inschakelen van
het apparaat
Afb. 2
Het apparaat met de insteltoets 1
inschakelen.
Er is een alarmsignaal te horen. De
temperatuurindicatie 4 knippert en de
alarmtoets 5 brandt.
Druk de alarmtoets 5 in. Het
alarmsignaal wordt uitgeschakeld.
Zodra de vriesruimte de ingestelde
temperatuur heeft bereikt, gaat
temperatuurindicatie 4 branden.
Aanwijzingen bij het gebruik
■ Na het inschakelen kan het een aantal
uren duren voordat de ingestelde
temperatuur is bereikt. Vóór die tijd
geen levensmiddelen in het apparaat
leggen.
■ Door het volledig automatische
No Frost systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is niet nodig.
■ De voorzijde van het apparaat achter
de deur wordt gedeeltelijk licht ver-
warmd waardoor de vorming van con-
denswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
■ Wanneer de deur van de diepvries-
ruimte na het sluiten niet direct weer
geopend kan worden, dient u even te
wachten tot de onderdruk
is verdwenen.
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van -16 °C
tot -26 °C.
Temperatuur-insteltoets 3 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de diepvriesruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt op indicatie 4
aangegeven.
Wij adviseren een instelling van -18 °C
voor de diepvriesruimte.
Alarm function
In de volgende gevallen kan het alarm
afgaan.
Deuralarm
Het deuralarm (aanhoudend geluidssig-
naal) wordt ingeschakeld wanneer de
deur van het apparaat langer dan een
minuut openstaat. Door de deur te slui-
ten wordt het alarmsignaal weer uitge-
schakeld.
Ontdooialarm
Na indrukken van de toets alarm 5, geeft
de temperatuurindicatie gedurende vijf
seconden de warmste temperatuur aan
die in de diepvriesruimte heeft geheerst.
Hierna wordt deze waarde gewist.
Indicatie 4 geeft zonder te knipperen de
ingestelde temperatuur in de
diepvriesruimte aan.