der inachtneming van de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen,
slaat de motor af en kan niet meer worden gestart ( 5.2).
– Het ontkoppelen van het mes (Stand «A») activeert een rem die
binnen enkele seconden de draaibeweging van het mes stopt.
4.11 CONTACTSLOT
Het contactslot heeft drie verschillende standen:
«UIT» alles uit;
«DRAAIEN» alle bedieningsele-
menten worden in werking
gesteld;
«START» schakelt de startmotor
in.
Als de sleutel uit de stand «START» wordt gehaald, komt deze
vanzelf weer terug in de stand «DRAAIEN».
4.12 GASHENDEL
Regelt het toerental van de motor. De
diverse standen, aangegeven op het
label, zijn:
«
STARTER» (indien
aanwezig) = koud starten
Elektrische start
«LANGZAAM» laagste toerental van de motor
«SNEL» hoogste toerental van de motor
– De «STARTER» stand (indien voorzien) veroorzaakt een verrijking
van het mengsel en dient alleen te worden gebruikt bij de start
met een koude motor, alléén voor zolang dit minimaal nodig is.
– Voor het rijden kiest de bestuurder een stand tussen «LANG-
ZAAM» en «SNEL».
– Zet de gashendel tijdens het maaien in de stand «SNEL».
4.21 HANDGREEP VOOR DE MANUELE START
Om de motor te starten, neemt u de handgreep vast van het touw,
dat u met een stevige ruk trekt.
Breng na het starten van de motor de handgreep steeds weer in
zijn zitting, en begeleid het automatisch oprollen van het touw.
4.22 GASHENDEL
Regel het toerental en zet de motor
af.
De standen, aangeduid op het plaat-
je, komen overeen met:
«STOP» motor af
Manuele start
14NL