6.3.4 B
IJSTELLEN VAN DE REM
De verlenging van de remafstanden maakt de
bijstelling van de rem noodzakelijk..
Het bijstellen gebeurt met OPGETROKKEN
handrem.
1. Verwijder het uitwerpkanaal (1), dat beves-
tigd is met een spil (2) met pen (3):
2. ingrijpen op de regelmoer (4) (die bereikt
kan worden door het deksel van de motor
weg te nemen) tot men de hoogte van 86-
88 mm heeft bereikt tussen de klamp (5) en
het bovenste gedeelte van de hendel (6);
3. het uitwerpkanaal (1) hermonteren en de
pin (2) en de pen (3) terugplaatsen.
Als de rem na het bijstellen onregelmatig blijft functioneren,
dient u onmiddellijk contact op te nemen met een erkend servicecentrum. VOER
GEEN ANDERE DAN DE HIERBOVEN BESCHREVEN HANDELINGEN UIT.
6.3.5 A
FSTELLEN VAN DE SPANNING VAN DE DRIJFSNAAR
Als de machine niet voldoende rijkracht vertoont,
dient de spanning van de spanningsveer te worden
afgesteld. Hiervoor wordt de handrem ONTKOP-
PELD (let erop dat de machine niet gaat rijden) en
het maaidek in de stand «3» gezet.
1. Verwijder het uitwerpkanaal (1), dat bevestigd is
met een spil (2) en pen (3);
2. controleer of de dop (4) van de kabel van het kop-
pelingsmechanisme goed in zijn zitting zit;
3. draai aan de moeren (5) tot u een totale veerleng-
te (6) van 174 - 176 mm bekomt, gemeten aan de
buitenkant van de sluitringen;
̆
!
OPGELET!
NL 32 ONDERHOUD