131
– Draai de slinger en krik de auto op,
totdat het wiel enkele centimeters los van
de grond is.
– Draai de wielbouten helemaal los en
verwijder het wiel.
– Zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het te monteren wiel
schoon zijn en geen onzuiverheden bevat-
ten, omdat hierdoor na verloop van tijd
de wielbouten kunnen loslopen.
– Monteer het wiel, waarbij de pen (A-
fig. 12) in één van de gaten (B-fig.
12) van het wiel moet vallen.
– Draai de vijf wielbouten handvast.
Gebruik bij uitvoeringen met lichtmeta-
len velgen de centreerpen (bepaalde uit-
voeringen).
– Draai de centreerpen (C-fig. 13) in
één van de boutgaten in de wielnaaf.
– Plaats het wiel op de pen en draai de
vier bouten vast.
– Draai de centreerpen los en draai de
laatste bout vast.
– Laat de auto zakken en verwijder de
krik.
– Draai de wielbouten stevig vast in de
volgorde die is afgebeeld in (fig. 14).
P4Z00129
fig. 12
P4Z00130
fig. 13
P4Z00124
fig. 15
P4Z00222
fig. 14
– Druk het wieldeksel (indien aanwe-
zig) (A-fig. 15) voorzichtig vast. Zorg
ervoor dat het ventiel uit de opening in
het wieldeksel steekt. Druk op de rand
van het wieldeksel, te beginnen bij de de-
len die het dichtst bij het ventiel zitten,
totdat het wieldeksel geheel vast zit.