warmtepompen LUCHT/WATER
Bedieningshandleiding 19
3.1.5 Bediening van het display
Gebruik de pijl omhoog en pijl omlaag (∧,∨) om tussen de weergavepanelen te schakelen.
Gebruik de pijl naar rechts (>) om naar parameterinstellingen te gaan.
Met de +/– knoppen verhoogt en verlaagt u de verlangde temperatuur. Als u deze knoppen
ingedrukt houdt, verandert de verlangde temperatuur sneller. Na zeven seconden permanent
ingedrukt houden van de knop stopt de verandering van de temperatuurwaarde. Haal uw vinger
twee seconden van de knop en druk hem zo nodig opnieuw in.
Met de linkerpijl (<) keert u terug naar het vorige venster. Instellingen uit het vorige venster
worden niet opgeslagen.
De knop OK(✓) dient voor bevestiging van het verzoek tot
bevestiging van de instellingswijzigingen.
Als u de X-knop gedurende 1s ingedrukt houdt, keert u van de
overige vensters naar de basisweergave terug.
3.1.6 Hoe schakelt u de warmtepomp in?
Als de warmtepomp is uitgeschakeld, worden het symbool en de temperatuur van de
ruimte op het display weergegeven. De pijl omhoog of omlaag kan worden gebruikt om te
schakelen tussen kamertemperatuur, retourwatertemperatuur, SWW-temperatuur (indien
aanwezig) en de buitentemperatuur. De warmtepomp wordt ingeschakeld als u op de knop ✓
drukt, waarmee het deelvenster voor bevestiging van
inschakeling van de warmtepomp opgeroepen wordt. Nadat
de warmtepomp is ingeschakeld, werkt hij in de automatische
modus.
3.1.7 Hoe stelt u de verlangde kamertemperatuur in?
Ga naar de taakbalk, houd de knop x ingedrukt en druk op de
pijl >, de knop +/- of op ✓ om de verlangde temperatuur in de
ruimte in te stellen. Het display toont de huidige waarde van
de verlangde kamertemperatuur. Door op de knop + of - te
drukken, stijgt of daalt de verlangde temperatuur met 0,1 °C.
Als u deze knoppen ingedrukt houdt, verandert de verlangde
temperatuur sneller. Druk, nadat de verlangde