34
Naargelang de gekozen temperatuurregeling moet u de
parameter 08 instellen op:
- 02 (temperatuursinstelling aanvoerleiding);
- 03 (vermogenindicatie).
Controleer op de aansluitklemmen van de ketel of de brug
tussen klem 13 en 14 aanwezig is. Controleer ook of de
externe regelaar een signaal van 0 -10 V uitzendt.
Let op de polariteit!
In de “data-mode” van de ketel kunt u de temperatuurs-
instelling van de aanvoerleiding (punt 6) en de
ketelcapaciteit nagaan (punt 8). De gemeten ketel-
capaciteit moet gedeeld worden door het aantal modules
om deze waarde te vergelijken met die van de externe
regelaar.
9.4.2 Toestel reageert niet op 2-punts aan/uit-
regelaar
Controleer of het omschakelcontact tussen de klemmen 13
en 14 van de externe regelaar gesloten wordt.
Opmerking! Wanneer een brug wordt
aangebracht tussen de aansluitklemmen 13 en
14 en het toestel in werking komt, moet de
externe regelaar gecontroleerd worden.
Controleer de regeling van de parameter 08 m.b.t. de
manier van regelen. De geregelde waarde moet 00 zijn
(aan/uit thermostaat).
9.4.3 Toestel reageert niet op modulerende
regeling (OpenTherm
®
)
Controleer de regeling van de parameter 08 m.b.t. de
manier van regelen. De geregelde waarde moet 04 zijn
(modulerende kamerthermostaat).
9.5 Toestel reageert niet op warmwater-sensor
Dit is enkel bij gebruik van een boilersensor 10 kW, bij
gebruik van een externe warmwater-regeling heeft deze
geen directe aansturing op de ketel.
Controleer de waarde van de warmwater-sensor (NTC)
Temperatuur Weerstand
10 19900
20 12490
30 8057
40 5327
50 3603
60 2488
70 1752
Tabel 9.4.4 NTC weerstand
Controleer de regeling van de parameter 03 m.b.t. de
manier van regelen. De geregelde waarde moet 03 zijn
(cv aan, ww aan).
9.6 Diagnose mode
Elke storing die een module van de ketel blokkeert, doet
op het scherm een punt knipperen achter het eerste cijfer.
Bovendien gaat op het bedieningspaneel een rode
storingslamp van de betreffende module branden.
De 3 andere cijfers geven het storingstype weer.
De storingen die zich niet beperken tot een specifieke
module, maar tot het geheel van de ketel zijn te herkennen
aan de letter “E” voor het getal.
9.6.1 Vergrendelende storingen
Code Betekenis Storingscode
b Branderstoringen
Storing brandermodule 1 b 01
Storing brandermodule 2 b 02
... ...
Storing brandermodule 7 b 07
E 36 Storing op alle modules E 92
Figuur 9.5.1 Storingsaanduiding op het display
9.6.2 Niet vergrendelende storingen
Storingscode Betekenis
L 11 NTC 1 lokaal - retourleiding ketel > 40 K
L 12 NTC 2 lokaal - retourleiding ketel > 40 K
... ...
L 81 NTC 8 lokaal - retourleiding ketel > 40 K
Mogelijke oorzaak: te laag debiet in het ketelcircuit.
Controleer: pomp van het verwarmingscircuit,
neerslagen in de ketel, aanwezigheid van lucht in het
systeem, drukverliezen in het verwarmingscircuit.
L 12 NTC 1 lokaal > 100° C
L 22 NTC 2 lokaal > 100° C
... ...
L 82 NTC 8 lokaal > 100° C
Mogelijke oorzaak: doorverwarming.
Controleer: wachttijd ketel (parameter 22),
controle van de maximumtemperatuur van de ketel
(parameter 1).
L 13 NTC 1 lokaal open
L 23 NTC 2 lokaal open
... ...
L 83 NTC 8 lokaal open
Mogelijke oorzaak: defecte kabel, slecht contact,
defecte NTC.
Controleer: bedrading, controleer de NTC en vervang
hem indien nodig.
L 14 Kortsluiting op NTC 1 lokaal
L 24 Kortsluiting op NTC 2 lokaal
... ...
L 84 Kortsluiting op NTC 8 lokaal
Mogelijke oorzaak: defecte kabel, verkeerde werking
van de connector, vochtigheid, NTC defect.
Controleer: bedrading, controleer de NTC en vervang
hem indien nodig.
Tabel 9.6.2 Deel 1: niet vergrendelende storingen