16
NEDERLANDS
OPMERKING:
De twee einden van de slang dienen ongeveer even
lang te zijn.
19. Verbind de bovenzijde van de slang met de connector
op de ventilator (22).
OPMERKING:
De slang boven de schakelaarbehuizing mag niet
“doorzakken”. Water dat zich in de slang ophoopt
blokkeert de vorming van mist. Druk indien nodig de
bovenzijde van de slang naar achteren.
20. Plaats het waterreservoir (9) op de onderplaat van de
bevochtiger (10).
21. Plaats het reservoirdeksel aan de onderzijde van de
slang op het waterreservoir. De rand van het deksel
moet in de groef in de opening van het waterreservoir
passen.
OPMERKING:
• Het reservoirdeksel aan het uiteinde van de slang
kan worden gedraaid.
• Het waterreservoir moet stevig aan de bodem-
plaat bevestigd worden, zodat de er geen mist
kan ontsnappen tussen het reservoir en de plaat.
Draai indien noodzakelijk de onderzijde van de
slang aan.
Water
• Gebruik alleen gedistilleerd of gekookt, koud kraanwa-
ter zonder toevoegingen.
LET OP:
Vul het waterreservoir niet met water uit wasdrogers
of water met toevoegingen (zoals geurende oliën,
parfum, wasverzachter of andere chemicaliën). Dit
kan het apparaat beschadigen.
• Vervang het water iedere 3-4 dagen, zelfs als het nog
niet gebruikt is.
• Als het apparaat lange tijd niet gebruikt is, leeg dan
het waterreservoir en de onderzijde van de bevochti-
ger.
Vullen met water
• Trek het einde van de slang met de reservoirdeksel uit
het waterreservoir.
• Til het reservoir uit de vloerplaat van de bevochtiger en
draai hem om. Het vulgat bevindt zich aan de onder-
zijde van het reservoir.
• Draai de dop van het reservoir eraf en vul met water
tot ca. 1 centimeter onder de rand. Er kan ongeveer 3
liter in het reservoir.
• Draai de dop er weer op en zet het reservoir terug op
de vloerplaat.
• Plaats het einde van de slang met de reservoirdeksel
terug op het waterreservoir.
OPMERKING:
Let op de rand op de dop van het reservoir (zie
montage-instructies, onderdeel 21).
Ingebruikname
Elektrische aansluiting
• Controleer, voordat u de steker in de contactdoos
steekt, of de netspanning die u gebruikt, overeenkomt
met die van het apparaat. Daartoe verwijzen wij naar
het typeplaatje.
• Sluit het apparaat aan op een correct geïnstalleerde
geaarde contactdoos 230 V~ 50 Hz. Het indicatielamp-
je POWER geeft aan dat de stroom is aangesloten.
Batterijen in de afstandsbediening plaatsen
(batterijen niet bij de levering inbegrepen)
• Open het deksel van het batterijenvakje aan de achter-
zijde van de afstandsbediening.
• Plaats 2 MICRO batterijen van het type R03 “AAA” 1,5 V.
• Let goed op de juiste polariteit. Details kunt u vinden
in het batterijencompartiment.
• Sluit het batterijvakje.
OPMERKING:
Verwijder de batterijen wanneer de afstandsbediening
gedurende een langere periode niet wordt gebruikt. Zo
voorkomt u lekkage van batterijzuur.
LET OP:
• Verbruikte batterijen horen niet in het huisafval.
Geef oude batterijen af bij een daarvoor bestemd
verzamelpunt. Neem voor informatie contact op met
uw gemeente.
• Gebruik géén verschillende batterijtypes of nieuwe
en gebruikte batterijen samen.
Bereik afstandsbediening
De afstandsbediening heeft een bereik van ca. 8 meter. Als
dit bereik minder wordt dienen de batterijen te worden
vervangen.
• Voor het gebruik van de afstandsbediening richt u
deze op de sensor aan de voorzijde van de schakelaar-
behuizing.
• Let erop dat er geen obstakels tussen de afstandsbe-
diening en de sensor staan.
• De hoek tussen de afstandsbediening en de sensor
dient niet meer dan 30° naar de rechter-, linker-,
boven- en onderzijde te bedragen.