25
E16: Min. luchtstroom
Deze waarde laat de minimale snelheid zien waarbij de ventilator mag draaien
wanneer het systeem functioneert. Let erop dat het koelsysteem overbelast kan
raken, waardoor de hogedrukschakelaar het circuit onderbreekt wanneer de
waarde te hoog is ingesteld. De geselecteerde waarde mag niet hoger liggen dan
noodzakelijk om een minimale luchtstroom over het koeloppervlak te garanderen.
Deze waarde kan ingesteld worden tussen 0-100%.
Fabrieksinstelling: 0
E17: Langdurige luchtstroom AAN
In de 3e snelheid bestaat de mogelijkheid om de unit automatisch na een aantal
uren terug te laten schakelen naar de 2e snelheid door die in te stellen op waarde
1. Als de waarde op 0 is ingesteld, zal de unit in de 3e snelheid blijven draaien
totdat er handmatig een lagere snelheid wordt geselecteerd.
Fabrieksinstelling: 0
E18: Uren
Als de automatische terugschakeling in de 3e snelheid is ingesteld, kan het aan-
tal uren dat de unit moet functioneren met ingeblazen lucht hier worden ingesteld.
De waarde kan worden ingesteld tussen 1-10 uur.
Fabrieksinstelling: 3
E19: Extra functie
Als de waarde op 1 is ingesteld, zal de extra functie worden geactiveerd zodra T9
de ingestelde waarde bereikt (se E2). Als de waarde op 0 is ingesteld, zal deze
functie niet actief zijn.
E21: TX-instelling
Om hoge werkdruk in het koelsysteem te voorkomen, dient het vermogen van
het systeem voor het resterende gedeelte van de verwarmingsperiode te worden
gereduceerd. Deze parameter geeft de watertemperatuur aan waarbij de reductie
dient te beginnen. Deze kan worden ingesteld tussen 0-55°C.
Fabrieksinstelling: 45
E23: Tmop
Deze waarde geeft de maximaal toegestane verdampingstemperatuur aan. Hi-
ermee wordt overbelasting van het compressorsysteem bij hoge omgevingstem-
peraturen voorkomen.
Deze waarde kan ingesteld worden tussen 0-20℃.
Fabrieksinstelling: 15
E25: Ontluchtingsniveau 2
Als er een langere periode van ontluchting van het gebouw gewenst is, is het
mogelijk over te schakelen naar niveau 2. De ventilator zal nu zo lang blijven
draaien totdat er een ander niveau geselecteerd wordt. Deze optie wordt gebruikt
om de snelheid in te stellen waarmee de ventilator dient te draaien, wanneer
niveau 2 geselecteerd is. Let erop dat bij deze instelling eveneens de maximale
snelheid van de ventilator wordt ingesteld wanneer die draait op niveau 1. De
snelheid kan worden ingesteld van 0-100%.
Fabrieksinstelling: 100
E26: Ontluchtingsniveau 3
Als de ontluchting van het gebouw gedurende een specieke periode gewenst
wordt, is het mogelijk over te schakelen naar niveau 3. De ventilator zal nu ge-
durende de ingestelde periode draaien. Daarna zal het systeem terugkeren naar
niveau 2. Deze menuoptie wordt gebruikt om de snelheid te bepalen waarmee
de ventilatoren dienen te draaien wanneer de ingestelde periode geselecteerd is.
Let u erop dat bij deze instelling eveneens de maximale snelheid van de venti-
lator wordt ingesteld wanneer die draait op niveau 1. De snelheid kan worden
ingesteld van 0-100%.
Fabrieksinstelling: 100%