Stuurstand (ergonomische handgreep)
Al naar gelang de hoekstand van uw stuurstang kan er een onaangename handgreepstand ontstaan.
Is het stuur bijv. te ver naar boven gedraaid, ontstaat er snel een vermoeidheid in de onderarmen. Is
het echter te ver naar beneder gedraait, ontstaat er een grote belasting voor de polsen, hetgeen
blijvend bij het rijden merkbaar wordt door gevoelloosheid in de vingers. Om de handgreepstand aan
uw behoeften in te stellen gaat u als volgt te werk:
- Draai de bovenste en onderste schroeven voor de stuurklem los.
- Draai het stuur naar boven (U) of naar beneden (D) totdat u de gewenste handgreepstand
bereikt hebt.
- Draai de bovenste en onderste schroeven voor de stuurklem weer vast. Let hierbij op het
maximale aanhaalmoment dat op de stuurstang aangegeven is in Nm. Let er ook op dat er
boven en onder dezelfde tussenruimte ingesteld wordt tussen de stuurstang en de voorste
klemschaal.
Mocht na het instellen van de handgreepstand aan het stuur toch na grotere afstanden
zorgen voor gevoelloosheid in de vingers, is uw stuur nog te ver naar beneden (D) gezet.
Verdraai het stuur nog een beetje naar boven (U) en test opnieuw of de gevoelloosheid
weer stopt.