7
Alvorens de afwasmachine in gebruik te nemen, moet u:
1. controleren of de machine volgens de aanwijzingen is
aangesloten
2. alle transportbeveiligingen uit de machine verwijderen
3. de waterontharder instellen
4. 1 liter water in het zoutreservoir gieten en het daarna met
zout vullen
5. het glansmiddelreservoir vullen
Waterontharder instellen
De afwasmachine is uitgerust met een automatisch werkende
ontharder die kalkafzetting op het servies en in de machine
voorkomt. Hoe meer kalk het leidingwater bevat, des te harder
is het.
De waterhardheid wordt gemeten in verschillende schalen (zie
tabel).
Stel de waterontharder op de plaatselijke waterhardheid in.
Informatie daarover kunt u krijgen bij het waterleidingbedrijf.
De waterontharder moet op twee manieren worden ingesteld:
zowel handmatig d.m.v. de regelknop van de waterontharder
als elektronisch d.m.v. de toetsen voor programmakeuze.
a) Handmatige instelling
1. Open de deur van de afwasmachine.
2. Neem de onderste korf uit de machine.
3. Draai de regelaar op stand 1 of 2 (zie tabel).
4. Plaats de onderste korf weer in de machine.
De fabrieksinstelling is stand
"2"
b)Elektronische instelling
(De afwasmachine moet uitgeschakeld zijn)
De fabrieksinstelling is stand 5
1. Schakel de machine uit en druk op de aan/uit toets (het
bijbehorende ingebouwde controlelampje gaat branden).
2. Druk op de programmatoetsen 2 en 3. De ingebouwde
controlelampjes van de programmatoetsen 1, 2 en 3
beginnen te knipperen.
3. Druk op programmatoets 1. De ingebouwde
controlelampjes van de programmatoetsen 2 en 3 doven
en het ingebouwde controlelampje van programmatoets 1
begint te knipperen.
Het onderste ingebouwde controlelampje van
programmatoets 2 geeft de huidige stand van de
waterontharder aan met een aantal knipperingen.
De huidige stand stemt overeen met aantal knipperingen
van het onderste ingebouwde controlelampje van
programmatoets 2 (zie tabel).
Bijvoorbeeld:
5 knipperingen = stand 5
4. Als u de stand wilt wijzigen drukt u op programmatoets 1.
Iedere druk op programmatoets 1 wijzigt de stand.
Voorbeelden:
Als de huidige stand 5 is, dan kiest u stand 6 door eenmaal
op programmatoets 1 te drukken.
Als de huidige stand 10 is, dan kiest u stand 1 door
eenmaal op programmatoets 1 te drukken.
Het onderste ingebouwde controlelampje van
programmatoets 2 blijft ongeveer 5 seconden uit en geeft
daarna met een aantal knipperingen de nieuwe stand aan.
5. Om de nieuwe instelling in het geheugen op te slaan,
schakelt u de machine uit d.m.v. de aan/uit toets of wacht u
60 seconden, waarna de machine automatisch naar de
programmeerstand terugkeert.
Voordat u de machine in gebruik neemt