Bezig met afdrukken
66 Xerox
®
WorkCentre
®
6655-multifunctionele kleurenprinter
Handleiding voor de gebruiker
Afdrukopties in Windows
Standaard afdrukopties voor Windows instellen
Wanneer u in een willekeurige softwaretoepassing afdrukt, gebruikt de printer de instellingen voor de
afdrukopdracht, die zijn opgegeven in het venster Voorkeursinstellingen. U kunt uw meestgebruikte
afdrukopties instellen en deze opslaan, zodat u de instellingen niet telkens hoeft te wijzigen wanneer
u afdrukt.
Als u bijvoorbeeld voor de meeste opdrachten op beide zijden van het papier afdrukt, geeft u 2-zijdig
afdrukken op onder Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Standaard afdrukopties selecteren:
1. Ga naar de lijst met printers op uw computer:
− Voor Windows Vista: klik op Start>Bedieningspaneel>Hardware en geluiden>Printers.
− Voor Windows Server 2003 en hoger: klik op Start>Instellingen>Printers.
− Voor Windows 7: klik op Start>Apparaten en printers.
− Voor Windows 8: klik op Configuratiescherm>Apparaten en printers.
Opmerking: Als het pictogram Configuratiescherm niet op het bureaublad verschijnt, klikt u met
de rechtermuisknop op het bureaublad. Selecteer achtereenvolgens Aanpassen>Startpagina
van Configuratiescherm>Apparaten en printers.
2. Klik in de lijst met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
3. Klik op een tabblad in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken, selecteer de opties en
klik vervolgens op OK om op te slaan.
Opmerking: Voor meer informatie over de printerdriveropties in Windows klikt u op de toets Help
(?) in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Afdrukopties selecteren voor een specifieke opdracht in Windows
Als u speciale afdrukopties voor een bepaalde opdracht wilt gebruiken, kunt u de
voorkeursinstellingen wijzigen voordat u de opdracht naar de printer verzendt. Als u bijvoorbeeld de
hoogste afdrukkwaliteit wilt voor het afdrukken van een document, selecteert u Hoge resolutie in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken en verzendt u de afdrukopdracht.
1. Open het document in uw softwareapplicatie en open de afdrukinstellingen. Voor de meeste
softwareapplicaties klikt u op Bestand>Afdrukken of drukt u op CTRL+P.
2. Als u het venster Eigenschappen wilt openen, selecteer dan uw printer en klik op de knop
Eigenschappen of Voorkeuren. De titel van de knop kan variëren afhankelijk van de applicatie.
3. Klik op een tabblad in het venster Eigenschappen en maak vervolgens uw selecties.
4. Sla uw selecties op en sluit het venster Eigenschappen door op OK te klikken.
5. Klik op OK om de opdracht naar de printer te verzenden.