Functie-instellingen
WorkCentre™ 5735/5740/5745/5755/5765/5775/5790
Beheer en accountadministratie
279
Mailboxinstellingen
Inkomende faxen kunnen om praktische redenen of met het oog op beveiliging in mailboxen worden
opgeslagen, voordat ze worden afgedrukt. Gebruikers kunnen de faxen in hun eigen mailbox op elk
willekeurig moment afdrukken. Met deze optie kunt u mailboxen maken, bewerken en verwijderen. Er is
ook de mogelijkheid een lijst van alle 200 mailboxen af te drukken.
De Mailboxlijst geeft een lijst weer van mailboxen die op het systeem beschikbaar zijn. Als een mailbox
al is ingesteld en is toegekend aan een gebruiker, wordt de naam van deze gebruiker naast het
mailboxnummer weergegeven.
• Mailbox bewerken... - hiermee kan een individuele mailbox worden ingesteld of aangepast.
Selecteer de gewenste mailbox in de Mailboxlijst en selecteer Bewerken.
• Mailbox-toegangscode - hiermee kunt u een toegangscode van 4 cijfers opgeven, die moet
worden ingevoerd voor toegang tot de mailbox.
• Mailboxnaam - voer een naam voor de mailbox in, bijvoorbeeld de eigenaar, afdeling of
groep. Gebruik de Backspace-toets om een onjuist invoerteken te verwijderen, of gebruik de
toets Tekst verwijderen om de invoer in zijn geheel te verwijderen.
• Mailbox - schakel deze optie in als u een melding wilt wanneer er faxen in de mailbox zijn
ontvangen. Als u deze optie uitschakelt, wordt er geen melding gemaakt.
• Mailbox verwijderen - hiermee kunt u een mailbox verwijderen die al is ingesteld. Er verschijnt een
bevestigingsscherm, waarop gewaarschuwd wordt dat de mailbox en de inhoud ervan zullen
worden verwijderd als Bevestigen wordt geselecteerd.
• Mailboxlijst afdrukken - hiermee wordt een lijst afgedrukt met alle mailboxen die op het systeem
beschikbaar zijn.
Lijninstelling
De standaard faxoptie ondersteunt één analoge telefoonlijn. Als de uitgebreide faxoptie is
geïnstalleerd, ondersteunt het apparaat twee analoge faxlijnen. Met deze optie kunt u iedere
lijn instellen.
• Lijninstelling - wordt gebruikt om de lijn te selecteren die wordt ingesteld.
• Faxnummer - dit is het nummer van de telefoonlijn waarop het systeem is aangesloten. Voer het
nummer voor lijn 1 in met behulp van de cijfertoetsen.
• Faxnaam - dit een is gebruiksvriendelijke naam om het systeem logisch te identificeren. Voer de
naam in met behulp van het beschikbare toetsenbord. Gebruik de Backspace-toets om een onjuist
teken te verwijderen, of gebruik de toets X om de volledige vermelding te verwijderen. Selecteer
Opslaan.
• Opties - hiermee bepaalt u of de lijn kan Verzenden en ontvangen, Alleen verzenden of Alleen
ontvangen. Selecteer de gewenste optie voor de faxlijn.
• Kiestype - selecteer Toon of Puls als kiestype.
• Lijn verwijderen - wordt gebruikt om een faxlijn te verwijderen van het apparaat.