33
• uw gehoorgang verstopt is door oorsmeer. Raadpleeg
uw huisarts of KNO-arts.
• uw gehoor veranderd is. Raadpleeg uw KNO-arts.
Fluit het hoortoestel voortdurend, dan kan het zijn
dat:
• uw gehoorgang verstopt is door oorsmeer. Raadpleeg
uw huisarts of KNO-arts.
• het slangetje kapot is. Vervang het slangetje.
• het slangetje geel en hard is geworden. Vervang het
slangetje.
• het slangetje vaak loskomt van het oorstukje of de oor-
haak. Vervang het slangetje.
• de oorhaak of het elleboogje van het oorstukje kapot is.
Raadpleeg uw audicien.
• het oorstukje niet correct in het oor is geplaatst. Verwij-
der het oorstukje uit het oor en plaats het opnieuw.
Het is belangrijk dat het oorstukje correct in het oor
wordt geplaatst.
• het oorstukje niet goed (meer) past. Neem contact op
met uw audicien.
Hapert uw hoortoestel af en toe, dan kan dat zijn
omdat:
• de aan/uitschakelaar vies is. Zet het toestel een paar
keer aan en uit. (zie ook pagina 12).