643296
1
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/28
Pagina verder
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Weishaupt-oliebranders
types WL10, WL15, WL20 en WL20Z
83042607 – 1/98
Afdekkap
Motor
Branderhuis
Meetpunt mengdruk
Ontstoringsdrukknop
Instelschroef voor de stuwschijf
Aanduiding stand van de stuwschijf
Branderautomaat
Verstuiverlijn met olievoorverwarming
7-polige aansluitstekker
Ontstekingstransformator
Koppeling
Servomotor luchtklep
Vlamvoeler
Instelschroef luchtklep
Vlambuis
Bevestigingsbout
Branderflens
Flensdichting
Ontstekingselektroden
Verstuiver
Stuwschijf
Pomp met magneetventiel
Kabeldoorvoer
Doorvoer voor de oliesl.
3
Inhoud
Titel Blz.
1. Algemene richtlijnen 4
2. Montage van de brander 5
3. Olietoevoer 6
4. Oliepompen en werkingsschema’s 8
5. Oliedebiet-arbeidsvelden 10
6. Verstuiverkeuze 11
7. Verstuiverlijn met snelsluitventiel 12
8. Instelmaten van de vlamkop 13
9. Instelling ontstekingselektroden 13
10. Inbedrijfname en afregeling 14
10.1 WL10/WL15 - ééntraps 14
10.2 WL20 - ééntraps 16
10.3 WL20 - tweetraps 18
10.4 Richtlijnen bij de afregeling 21
11. Elektrische aansluiting 22
12. Oorzaken en herstelling van storingen 25
Regelmatig onderhoud spaart energie en beschermt het leefmilieu
Regelmatig onderhoud van uw verwarmingsinstallatie
is aan te raden. Door onderhoud en verzorging
bespaart u brandstof en worden goede
verbrandingsresultaten bereikt. Een hoge
verbrandingskwaliteit is een eerste voorwaarde voor
de gewenste milieuvriendelijke werking.
Conformiteitsverklaring
Wij verklaren hiermee dat de Weishaupt oliebrander
WL10.., WL15.., WL20...
aan de fundamentele voorschriften van volgende EG-
richtlijnen voldoet:
– 89/336/EEG elektromagnetische compatibiliteit
– 73/23/EEG laagspanningsrichtlijn
Hiervoor draagt de brander de CE-markering
Een afdoende kwaliteitsborging is verzekerd door een
gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem volgens DIN
EN ISO 9001.
Max Weishaupt GmbH
Branders en verwarmingssystemen
D - 88475 Schwendi
4
1. Algemene richtlijnen
Veiligheid
Onder een veilige werking van de brander verstaat
men dat deze door gekwalificeerd personeel
vakkundig, overeenkomstig onderhavige montage- en
bedieningsrichtlijnen gemonteerd en inbedrijf gesteld
wordt. In het bijzonder dienen de desbetreffende
installatie- en veiligheidsvoorschriften in acht
genomen te worden, zoals b.v. de installatienormen
van de groep D 30 ... : NBN D 30.001, D 30.002, D
30.003, alsook de norm voor stookplaatsen en
schoorstenen NBN B 61.001 en addenda, alsook het
Algemeen Reglement voor Elektrische Installaties,
afgekort A.R.E.I.
Vlambeveiligingen, regelorganen en andere
veiligheidselementen mogen alleen door de fabrikant
of door zijn gemachtigde vervangen of omgewisseld
worden. Herstellingen zijn niet toegelaten.
Veronachtzaming van deze voorschriften kan zwaar
lichamelijk letsel of aanzienlijke materiele schade tot
gevolg hebben.
Personeelskwalificatie
Met gekwalificeerd personeel bedoelt men in deze
montage- en bedieningsrichtlijnen personen die vertrouwd
zijn met opstelling, montage, afregeling en inbedrijfname
van het product en die voor deze werkzaamheden de
nodige kwalificaties bezitten.
Bedieningsaanwijzingen
De bedieningsaanwijzingen, gevoegd bij de brander,
moeten op een duidelijk zichtbare plaats in de stookplaats
aangebracht worden. Het adres van de dichtstbijgelegen
klantenservice dient hierop vermeld te worden.
Onderricht gebruiker
Storingen ontstaan vaak door bedieningsfouten. Daarom
moet de persoon die de installatie bedient uitvoerig over
de werking van de brander onderricht worden. Bij herhaald
optredende storingen moet de klantenservice verwittigd
worden.
Installatie
Bij de plaatsing van een oliestookinstallatie moeten alle
betreffende voorschriften en richtlijnen dienaangaande
gerespecteerd worden. Het is de plicht van de installateur
zich met deze voorschriften vertrouwd te maken. Montage,
inbedrijfname en onderhoud moeten zorgvuldig uitgevoerd
worden. Gebruikte brandstof : gasolie verwarming volgens
NBN T 52-716.
Elektrisch schakelschema
Tot de leveringsomvang van een brander behoort steeds
een uitvoerig elektrisch schakel- en aansluitschema.
Onderhoud en klantenservice
Volgens het Koninklijk Besluit van 6 januari 1978 is de
gebruiker van een oliestookinstallatie voor de verwarming
van gebouwen verplicht minstens éénmaal per jaar een
onderhoudsbeurt te laten uitvoeren door een technicus in
het bezit van een erkenning van kwalificatie, afgeleverd
door de bevoegde instanties en vastgelegd in hetzelfde
Koninklijk Besluit. De verbrandingswaarden moeten na
elke onderhoudsbeurt of ontstoring grondig gecontroleerd
worden.
Emissie-arme verbranding
Een emissie-arme verbranding wordt verkregen bij een
verwarmingsgenerator met vuurhaardafmetingen volgens
de normen DIN EN 267 en een rookgasafvoersysteem
volgens het directe of drietreksprincipe. Derhalve raden wij
aan Weishaupt oliebranders in de mate van het mogelijke
te combineren met ketels die voor een emissie-arme
werking geschikt zijn.
Uit ervaring weten wij dat ketels met omkeervlam en ketels
met rookgasafvoer tussen de ketelelementen slechts in
geringe mate de emissie van schadelijke stoffen kunnen
beperken. Bij deze ketels hebben de
recirculatierookgassen meestal een te hoog
temperatuurniveau of kan de interne recirculatie van de
rookgassen zich niet volledig ontwikkelen.
Aanbeveling
Door de inbouw van een rookgastemperatuurvoeler kan de
graad van vervuiling van de vuurhaard vastgesteld worden
en bijgevolg kan men vaststellen of een reiniging van de
ketel nodig is.
Bij middel van een bedrijfsurenteller Weishaupt-
toebehoren) kan de branderlooptijd bepaald worden. Dit
geeft een indicatie voor de juiste aanpassing van het
warmtevermogen. Aan de hand van het aantal bedrijfsuren
en het ingestelde brandervermogen kan het
brandstofverbruik berekend worden.
Inhaakinrichting
5
d
1
d
2
I
1
I
1
d
4
d
5
d
3
Isolatie-
materiaal
ca. 15 mm
Flens-
dichting
2. Montage van de brander
Aanbouw aan de warmtegeneratorAanbouw aan de warmtegenerator
De tekening toont een bemetseling voor een
warmtegenerator zonder gekoelde voorwand. De voorkant
van de vlamkop moet ca. 30 mm over de bemetseling
uitsteken. De bemetseling mag conisch ( 60°C)
uitgevoerd worden. Bij warmtegeneratoren met
watergekoelde voorwand kan de bemetseling wegvallen,
inzoverre de ketelconstructeur geen andere voorschriften
oplegt.
De bevestigingsplaat aan de warmtegenerator moet
voorbereid worden volgens de hiernaast aangegeven
maten. De branderflens kan als mal gebruikt worden voor
de schroefdraadboringen.
Vlamkop-
verlenging W20-A
Luchtspleet met elastisch isolatiemateriaal
opvullen (niet dichtmetselen)
Brander- Vlamkop Maten in mm
type type d
1 d2 d3 d4 d5 I1
WL10-B-H
WL15-B
W10/5 90 120 130–150 110 M8 139
W20/1 90/98 120 150–170 110 M8 110
WL20… W20/2 98 120 150–170 110 M8 130
W20/3 108 130 170 130 M8 130
Opgepast bij het afnemen van de brander:
De brander met volledige vlamkop over de bajonetsluiting
trekken en in de inhaakinrichting inzetten. Vlamkop,
verstuiver en ontstekingselektroden zijn daardoor goed
bereikbaar. Beschadiging van de olieslangen en
elektrische aansluitkabels wordt vermeden. Ook de
vlambuis kan na het losmaken van de bajonetsluiting
makkelijk gedemonteerd worden.
Vlamkop Maat I
1
bij verlenging
type 100 mm 200 mm 300 mm
W20/1 210 310 410
W20/2 230 330 430
W20/3 230 330 430
Vlamkopverlenging alleen bij de brander WL20-A
Omwille van een zeer sterke isolatie van de
brandermontageplaat (b.v. bij luchtverhitters) is een
vlamkopverlenging nodig. De vereiste totale vlamkoplengte
wordt normalerwijze bepaald door de ketelconstructeur.
De leverbare vlamkoplengtes I
1
zijn in de tabel
aangegeven.
Montage van de branderflens
Bevestigingsbouten (3) losdraaien
Brander en branderflens verwijderen (bajonetsluiting).
De branderflens met binnenzeskant-schroeven M8 (2)
op de bevestigingsplaat monteren.
De schroeven met grafiet instrijken.
Montage van de brander
Vooreerst de brander in de inhaakinrichting (1) inschuiven.
Na het inzetten van de verstuivers en na controle van de
ontstekingselektroden kan de brander op de branderflens
gemonteerd worden.
De brander over de bajonetsluiting schuiven en de
bevestigingsbouten vastdraaien.
Opmerking
De brander kan ook over 180° gedraaid worden:
voor de montage van de branderflens de flensdichting
wegnemen.
de bevestigingsbouten (3) in de tegenoverliggende
schroefboringen indraaien.
de flensdichting opnieuw inzetten.
de branderflens monteren.
Tussenflens
Om bij een korte vuurhaard het volledig uitbranden van de
vlam te kunnen verzekeren, moet de brander gemonteerd
worden met een tussenflens (Weishaupt-toebehoren).
Daardoor schuift de brander ca. 33 mm minder diep in de
vuurhaard.
32 11 Inhaakinrichting
2 Binnenzeskant-schroeven M8
3 Bevestigingsbouten
6
3. Olietoevoer
De olieleidinginstallatie moet zo dicht mogelijk naar de
brander toegevoerd worden, zodanig dat de olieslangen
ontspannen kunnen aangesloten worden.
In de zuigleiding dient een voetklep, een afsluitventiel en
een filter met een maaswijdte van max. 0,1 mm ingebouwd
te worden. In de terugstroomleiding wordt een
terugslagklep geïnstalleerd.
Bij een bepaalde uitvoering van tankinstallatie, zoals b.v.
een hogerliggende oliespiegel t.o.v. de brander, wordt de
plaatsing van een afsluitventiel voorgeschreven. Dit ventiel
heeft de taak om bij stilstand van de brander de oliestroom
in de zuigleiding te onderbreken. Een magneetventiel
(stroomloos gesloten) is aanbevolen. Anti-hevelventielen
mogen omwille van het te hoge drukverlies (0,3 bar) niet
gebruikt worden.
De brander kan aangesloten worden in een
tweepijpssysteem (foto 2) met zuig- en terugstroomleiding
of ook in een éénpijpssysteem (foto 1) - bypass in de
pomp uitschroeven. Bij een hogerliggende tank is de
maximumtoevoerdruk 2,0 bar.
De totale lengte van de buisleiding is de lengte van alle
horizontale en verticale buizen en boogstukken samen. De
statische zuighoogte H (max. 4,0 m) is de verticale afstand
tussen pomp en zuigventiel in de tank. De zuigweerstand
mag niet meer bedragen dan 0,4 bar. Bij een hoger
vacuüm treden storingen en een sterk geruis op en wordt
de pomp beschadigd.
Filter
Aan het einde van de buisleiding moet voor de pomp een
filter ingebouwd worden. De oliefilter dient ingebouwd
tussen de starre zuigleiding en de soepele olieslang. De in
de olie aanwezige stofdeeltjes en verontreinigingen,
ontstaan bij de montage van de olieleidingen, worden door
de filter opgevangen. Bij werking zonder filtratie kunnen
volgende storingen optreden:
blokkeren van de pompaandrijving
verstopping van magneetventiel, verstuiver enz.
max. 4m
max. 20m
max. 4m
+H
–H
4
2
3
7
1
8
3 9
1 Oliebrander
2 Filter met afsluitkraan
3 Snelsluitventiel
4 Zuigleiding
5 Terugslagventiel
6 Terugstroomleiding
7 Stookolietank
8 Voetklep
9 Magneetventiel
Foto 1 - Eénpijpssysteem
3
4
2
5
87
1
3
9
6
max. 4m
max. 20m
max. 4m
+H
–H
Foto 2 - Tweepijpssysteem
7
Bepaling van de buisleidingslengte bij:
Tweepijpsinstallatie
Pompen DN H [m]
[mm] 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3,5 -4,0
AL35 C 9545, 6 26 24 23 22 20 19 18 16 15 13 12 11 9865–
AT2 45 C 9563 8 88 77 73 68 64 60 55 51 47 42 38 34 29 25 21 16 12
10 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 93 82 71 61 50 39 29
Eénpijpsinstallatie
Oliedebiet DN H [m]
[kg/h] [mm] 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3,5 -4,0
493908783777266605549433832262114 8
tot 2.5 6 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 94 85 76
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
44441393634312926242119161311 8 6 3
2,5 tot 6,3 6 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 93 84 71 59 46 33 20
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
6,3 tot 12
6 100 100 97 94 89 82 76 69 63 56 50 43 36 30 23 16 8
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 98 87 75 54 34
Dimensionering van de buisleiding
De tabellen voor de twee- resp. éénpijpsinstallatie tonen
de maximaal mogelijke buisleidinglengte, afhankeljk van 3
factoren:
hoogteverschil tussen pomp en tank (H)
oliedebiet resp. pomptype
buisleidingdoormeter (DN)
Er werd in deze tabel rekening gehouden met de
gebruikelijke drukverliezen veroorzaakt door filter, voetklep,
buisboogstukken en olieslangen.
Voor de montage van de olieslangen in de toevoer- en
terugloop (tussen pomp en vaste buisinstallatie)
moeten de productgebonden installatietekeningen in
acht genomen worden.
Voor gasolie verwarming worden olieslangen volgens
DIN 4798, deel 1, drukklasse A, geleverd.
Technische gegevens:
Nominale druk _________________________ P
N
= 10 bar
Proefdruk _____________________________ P
P
= 15 bar
Bedrijfstemperatuur _____________________ T
B
= 7C
Na de montage moeten de leidingen (zonder oliefilter en
olieslang) een drukproef ondergaan. De controle gebeurt
met perslucht of stikstof, bij een min. druk van 5 bar. De
brander mag tijdens deze test niet aangesloten zijn.
4. Oliepompen
8
De pompen zijn voorzien voor montage in een
tweepijpssysteem (fabrieksinstelling). In bepaalde gevallen
kunnen bij werking met gasolie de pompen in een
éénpijpssysteem ingezet worden.
Voor éénpijpsinstallatie moet de bypass-schroef
verwijderd worden en de terugloop afgesloten (schroef
met dopmoer in het zakje met toebehoren). De bypass-
schroeven bij de verschillende pompen zijn als volgt
aangebracht:
AL 35 C – achter de terugstroomkoppeling
SW4 (2)
AT2 45 C – achter de toevoerkoppeling
SW4 (1)
Alle pompen zijn uitgerust met een drukregelventiel en
opgebouwd magneetventiel in de toevoerlijn naar de
verstuiver (stroomloos gesloten).
De tweetrapspompen zijn tevens voorzien van een
bijkomend magneetventiel (9) (stroomloos open) en een
drukregelaar (7) voor de 2de trap.
Werking
Bij de inbedrijfname stroomt olie uit de zuigleiding langs de
filter naar de pompaandrijving. Tijdens de voorventilatie is
magneetventiel (8) gesloten. De stookolie drukt de
regelklep in de richting van de regelveer en geeft via een
stuurboring de weg naar de terugloop vrij.
Een deel van de aangevoerde stookolie vloeit via een
ontluchtingsgleuf direct in de terugloop, daardoor worden
de pompen bij tweepijpsinstallatie automatisch ontlucht.
Bij éénpijpsinstallatie kan enkel ontlucht worden bij
geopend magneetventiel (8) via de verstuiverleiding of de
drukmeetaansluiting (4).
Wanneer magneetventiel (8) spanning krijgt, dan is de weg
naar de verstuiver vrij. De pompdruk kan bij de één- en
tweetrapspompen ingesteld worden in het drukbereik I,
aan de drukregelschroef (6). Bij het afschakelen van de
brander sluit het magneetventiel (8) de doorlaat naar de
verstuiver, daardoor wordt de oliestroom direct afgesloten.
Bij de tweetrapspompen wordt op drukbereik II
geschakeld, wanneer magneetventiel (9) onder spanning
komt. De pompdruk in het drukbereik II kan ingesteld
worden met drukregelschroef (7).
Het zuigvermogen van de pompen bedraagt:
AL35 C = 42 kg/h (50 l/h)
AT2 45C = 42 kg/h (50 l/h)
Bij twee- of éénpijpsinstallatie dient de overeenkomstige
dimensionering van de aanzuigleiding gekozen te worden
volgens de tabel in hoofdstuk 3.
Suntec-pomp type AL35 C 9545
Suntec-pomp type AT2 45 C 9563
Manometeraansluiting
1 Aansluiting voor zuigleiding
2 Aansluiting voor terugloopleiding
3 Toevoerleiding naar verstuivers
4 Aansluiting manometer
5 Aansluiting vacuümmeter
6 Drukregelschroef 1ste trap
7 Drukregelschroef 2de trap
8 Magneetventiel - stroomloos gesloten
9 Magneetventiel - stroomloos open
10 Vacuümmeter, resp. manometer met nippel
11 Manometer-schroefkoppelstuk
8
6
5
2
4
3
1
9
6
5
7
2
8
4
3
1
11
10
1 Pomp met aangebouwd magneetventiel
2 Verstuiverlijn EL
1 Pomp met twee aangebouwde magneetventielen
2 Verstuiverlijn EL
1 Pomp met aangebouwd magneetventiel
2 Verstuiverlijn EL (verwarmd, met snelsluitventiel)
1 Pomp met twee aangebouwde magneetventielen
2 Verstuiverlijn EL (verwarmd, met snelsluitventiel)
9
Pompinstelling
1. Sluitschroef (4) aan de manometeraansluiting los-
draaien. De brander in werking zetten en wachten tot
olie zonder luchtbellen uitstroomt.
Opgepast!
Door drooglopen kan de pomp blokkeren. De zuiglei-
ding moet voor de inbedrijfname met stookolie gevuld
worden.
2. Ter controle van het vacuüm, de vacuümmeter in de
aansluiting (5) inschroeven.
3. Ter controle van de drukinstelling, de drukmanometer in
de aansluiting (4) inschroeven.
4 De gewenste pompdruk instellen:
rechts draaien = druk verhogen
links draaien = druk verlagen
Drukbereik
Eéntrapspomp ___________________________ 8…15 bar
Tweetrapspomp __________________________ 8…25 bar
Voorinstelling
Eéntrapspomp ______________________________ 12 bar
Tweetrapspomp 1ste trap _____________________ 10 bar
2de trap _____________________ 20 bar
Opmerking
Bij olietoevoer via transfertsysteem dient erop gelet te
worden dat de maximum toevoerdruk niet meer dan 2 bar
bedraagt. De zuigweerstand mag max. 0,4 bar bedragen.
Werkingsschema WL10-B-H, WL20-A-H, ééntraps
2
1
Werkingsschema WL15-B, WL20-A ééntraps
2
1
Werkingsschema WL20Z-B-H, tweetraps
2
1
Werkingsschema WL20Z-B, tweetraps
2
1
10
5. Oliedebiet-arbeidsvelden
Opmerking bij de arbeidsvelden
De arbeidsvelden tonen het brandervermogen en het
oliedebiet in functie van de druk in de vuurhaard. Ze
stemmen overeen met de maximumwaarden volgens de
normen EN 303 en werden opgemeten aan
geïdealiseerde testvlambuisketels volgens EN 267.
Alle vermogengegevens zijn gebaseerd op een
luchtaanzuigtemperatuur van 20° C en een
opstellingshoogte van 500 m.
Opgelet!
De brander mag in geen geval buiten zijn arbeidsveld
bedreven worden.
0123456
0204060
45678910
60 80 100 120
mbar
1,0
0,8
0,6
0,4
0,2
0
–0,2
–0,4
–0,6
kg/h
kW
0123456
0204060
mbar
0,6
0,4
0,2
0
–0,2
–0,4
kg/h 0 1 2 3 4
10kW 30 4020
mbar
0,6
0,4
0,2
0
–0,2
–0,4
kg/h 0 1234
10
kW
30 4020
Brandertype WL20-A en WL20Z-B, WL20-A-H en WL20Z-B-H
Bouwserie nr. 5G 713/96 en 5G 233/93
Vlamkop W20/1 W20/2 W20/3
Vermogen 2,0–4,3 kg/h 2,7–5,5 kg/h 4,5–9,6 kg/h
23,6–51 kW 32–65 kW 53–114 kW
Brandertype WL10-B-H WL15-B
Bouwserie nr. 5G 323/94 5G 324/94
Vlamkop W10/5 W10/5
Vermogen 1,4–3,2 kg/h 1,8–3,2 kg/h
16,5–38 kW 21,5–38 kW
Rookgasmassastroom
De rookgasmassastroom is afhankelijk van het ingestelde
brandervermogen en van de luchtovermaat. In de tabel zijn
richtwaarden aangegeven voor de berekening van de
schoorsteen. Verder dienen de richtlijnen van de
ketelconstructeur in acht genomen te worden.
Brandertype Vlamkop Vermogen CO
2
Rookgasmassastroom
[ kW ] [ % ] [ kg/s ]
WL10-B-H W10/5 16,5 … 38 13,0 0,0068 … 0,0156
WL15-B W10/5 21,5 … 38 13,0 0,0088 … 0,0156
WL20… W20/1 23,6 … 51 13,0 0,0097 … 0,0210
W20/2 32,0 … 65 13,0 0,0132 … 0,0267
W20/3 53,0 … 114 13,0 0,0218 … 0,0469
11
6. Verstuiverkeuze
Oliedebiet (kg/h) bij een pompdruk van 8 tot 22 bar
Verstuiver- p = 8 bar 10 bar 12 bar 14 bar 16 bar 18 bar 20 bar 22 bar
grootte voorver- voorver- voorver- voorver- voorver- voorver- voorver- voorver-
[US gph] warmd warmd warmd warmd warmd warmd warmd warmd
0,40 1,4 1,2 1,5 1,4 1,7 1,5 1,8 1,6 1,9 1,7 2,0 1,8 2,1 1,9 2,3 2,0
0,45 1,5 1,3 1,7 1,5 1,9 1,7 2,0 1,8 2,2 1,9 2,3 2,1 2,4 2,2 2,5 2,3
0,50 1,7 1,5 1,9 1,7 2,1 1,9 2,2 2,0 2,4 2,2 2,5 2,3 2,7 2,4 2,8 2,5
0,55 1,9 1,7 2,1 1,9 2,3 2,1 2,5 2,2 2,6 2,4 2,8 2,5 3,0 2,7 3,1 2,8
0,60 2,0 1,8 2,3 2,1 2,5 2,2 2,7 2,4 2,9 2,6 3,1 2,8 3,2 2,9 34 3,0
0,65 2,2 2,0 2,5 2,2 2,7 2,4 2,9 2,6 3,1 2,8 3,3 3,0 3,5 3,1 3,7 3,3
0,75 2,5 2,3 2,8 2,6 3,1 2,8 3,4 3,0 3,6 3,2 3,8 3,4 4,0 3,6 4,2 3,8
0,85 2,9 2,6 3,2 2,9 3,5 3,2 3,8 3,5 4,1 3,7 4,3 3,9 4,6 4,1 4,8 4,3
1,00 3,4 3,1 3,8 3,5 4,2 3,8 4,5 4,1 4,8 4,4 5,1 4,6 5,4 4,9 5,6 5,1
1,10 4,7 3,4 4,2 3,8 4,6 4,2 4,9 4,5 5,3 4,8 5,6 5,1 5,9 5,4 6,2 5,7
1,25 4,2 3,9 4,7 4,4 5,2 4,8 5,6 5,2 6,0 5,5 6,4 5,8 6,7 6,2 7, 0 6,5
1,35 4,6 4,2 5,1 4,7 5,6 5,2 6,1 5,6 6,5 6,0 6,9 6,3 7, 3 6,7 7, 6 7, 0
1,50 5,1 4,7 5,7 5,3 6,2 5,8 6,7 6,2 7, 2 6,7 7, 6 7, 1 8,1 7, 5 8,5 7, 8
1,65 5,6 5,2 6,3 5,8 6,9 6,4 7, 4 6,9 7, 9 7, 4 8,4 7, 8 8,9 8,3 9,3 8,7
1,75 5,9 5,6 6,6 6,2 7, 3 6,8 7, 9 7, 4 8,4 7, 9 8,9 8,3 9,4 8,8 9,9 9,2
2,00 6,8 6,4 7, 6 7, 2 8,3 7, 9 9,0 8,5 9,6 9,1 10,2 9,6 10,1
2,25 7,6 7, 3 8,5 8,1 9,4 8,9 10,1 9,6
2,50 8,5 8,2 9,5 9,1 10,0
De tabel is gebaseerd op gegevens van de verstuiverconstructeur.
De oliebranders WL… zijn uitgerust met Simplex-
verstuivers. De branders werken zowel met verstuivers met
volle straal als met holle straal.
Testen aan verschillende warmtegeneratoren hebben
bewezen dat met de in de tabel aangegeven holle
straalverstuivers de gunstigste verbrandingswaarden
worden verkregen.
Brander- Vlamkop- Verstuiver- Verstuivingsh./
type type fabrikaat karakteristiek
WL10-B-H Steinen/Fluidics 60°S, 6H
WL15-B
W10/5
Steinen/Fluidics 45°S, 45°H
W20/1 Steinen/Fluidics 60°S, 6H
Monarch 45°R
WL20… W20/2 Steinen 60°S, 6H
Monarch 6R
W20/3 Steinen 60°S, 6H
Monarch 6R
Tabel voor de bepaling van het verstuiverdebiet in
functie van de oliedruk voor de verstuiver
Het brandstofdebiet dat overeenkomt met de ingestelde
pompdruk kan bepaald worden aan de hand van de tabel.
Het brandstofdebiet of het brandervermogen moet bij de
afregeling van de brander gemeten worden.
Omrekening van het brandervermogen in (kW ) naar
het oliedebiet in ( kg/h ):
Oliedebiet (kg/h) = brandervermogen (kW) 11,9
Wanneer verstuiver vuil is
verstuiver niet reinigen
steeds nieuwe verstuiver gebruiken
Omwisseling van verstuiver
vlambuis van houder (bajonet) afnemen
stuwschijf met huls verwijderen
verstuiver uitschroeven
nieuwe verstuiver inzetten
verstuiverafstand en instelling
ontstekingselektrode controleren
vlambuis monteren
Verstuivingsdruk
Eéntrapsbranders:
Voorinstelling _______________________________ 12 bar
Normale instellingen ____________________ 10 … 14 bar
Tweetrapsbranders:
Voorinstelling 10 en 20 bar
Aanbevolen druk:
1ste trap ______________________________ 10 … 16 bar
2de trap ______________________________ 18 … 22 bar
Ontluchten van de verstuiverlijn
1. Brander met verstuiverlijn naar boven op de frontplaat
leggen.
2. Verstuiverlijn (zonder verstuiver) tot aan de rand met
stookolie vullen.
3. Verstuiver inschroeven.
12
7. Verstuiverlijn met snelsluitventiel
Warmtewisselaar Ventielzuiger
Filter
Toevoerleiding
Lekolieleiding
Toevoerleiding Vrijgavethermostaat Leidingsbuis Schroef M4
Lekolieleiding Snelsluitventiel
Ver-
stuiver
Olietoevoersysteem
De olie loopt van de pomp naar de warmtewisselaar in de
verstuiverlijn. Bij de stroming over het grote
warmtewisselvlak wordt de stookolie opgewarmd en komt
aan het snelsluitventiel, dat opent bij een druk van min. 6
bar. De olie stroomt door de filter naar de verstuiver en
wordt verstoven. Lekolie (max. 0,1 ml/schakeling) ontstaat
door speling van de zuiger in het zuigerhuis en wordt via
de lekolieleiding drukloos naar de zuigzijde van de pomp
afgeleid.
Richtlijnen voor de service:
Uitbouwen van de verstuiverlijn.
– Brander afnemen en op de ophanging zetten.
– Vlambuis met houder (bajonet) afnemen.
– Schroef M4 uit geleidingsbuis uitnemen.
– Koppelingen van de olieleiding losmaken.
– Elektrische stekkerverbindingen aan de aansluitcon-
sole lostrekken.
– Verstuiverlijn langs achter uittrekken.
Verwarmde verstuiverlijn, met snelsluitventiel
Ventielzitting
S1
b
S1
a1 237645
13
Vlamkop W10/5 tot W20/3
8. Vlamkopinstelmaten
De hieronder aangegeven maten dienen voor de controle
en basisinstelling.
Wanneer deze maten aangehouden worden moet de
aanwijsstift voor de stand van de stuwschijf op 0 staan.
De instelling van maat S1 gebeurt bij middel van de
instelschroef volgens de schaal “verstuiverlijn met
stuwschijf”
Maten in mm
Brander Vlamkop a b S1
WL10-B-H W10/5 3 66 3,5
WL15-B W10/5 3 66 3,5
WL20… W20/1 3 66 0
W20/2 3,5 74 9
W20/3 5 90 12
Bevestiging van de vlamkoppen
De vlamkop wordt bevestigd met 2 zeskantschroeven
M5 x 10.
Omwisseling van de vlamkop
In de aanzuiging is een geluiddempende schuimbekleding
aangebracht (behalve bij de WL15-B). Bij omwisseling van
de vlamkop W20/1 of W20/2 naar W20/3 moet eveneens
de bekleding omgewisseld worden (van grootte W20/1 en
W20/2 naar W20/3).
1 Houder voor de
vlambuis
2 Verstuiverlijn
3 Dubbele ontstekings-
elektrode
4 Verstuiver
5 Stuwschijf
6 Vlambuis
7 Stuwschijfhouder
9. Ontstekingselektroden
De instelmaten van de ontstekingselektroden dienen
gecontroleerd of ingesteld te worden volgens
onderstaande tabel.
De ontstekingselektroden mogen niet in aanraking komen
met de verstuivingskegel van de verstuiver.
Vlamkop- Maten in mm
Brander type a b c
WL10-B-H
W10/5 2,0 2,5 1,5 2,0 1,0 2,0
WL15-B
WL20… W20/1 2,0 2,5 1,5 2,0 1,0 2,0
W20/2 2,0 2,5 1,5 2,0 1,0 2,0
W20/3 2,5 3,0 2,0 2,0
c
b
a
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
14
10. Inbedrijfname en afregeling
10.1 Inbedrijfname en afregeling WL15-B
en WL10-B-H, ééntraps
Opgelet!
De zuigleiding dient voor de inbedrijfstelling met stookolie
gevuld te worden ofwel moet de stookolie met een
opzuigdispositief naar de pomp toegevoerd worden (door
automatisch aanzuigen kan de pomp blokkeren).
Werkingscyclus ééntraps, zonder
verstuiververwarming en zonder servomotor - WL 15-B
Bij deze uitvoering steken de overbruggingsstekkers X3:2
(servomotor) en X3:7 (vrijgavethermostaat) in de
aansluitconsole.
Bij warmtevraag begint de voorventilatie- resp.
voorontstekingstijd van ca. 13 sec. Na de voorventilatie
wordt het magneetventiel bekrachtigd, de olietoevoer
wordt vrijgegeven en er volgt vlamvorming. Indien de
oliepomp bij de eerste inbedrijfstelling binnen de
veiligheidstijd van 10 sec. geen olie toevoert, dan volgt
storingsafschakeling. De brander moet door ontgrendelen
van de branderautomaat opnieuw gestart worden.
Tijdens de veiligheidstijd van < 10 sec. moet de vlam
gevormd zijn. De ontsteking (na-ontsteking) blijft nog ca.
15 sec. na het openen van het ventiel ingeschakeld. De
vlam wordt door de branderautomaat foto-elektrisch
gecontroleerd.
Indien de oliepomp bij de eerste inbedrijfstelling binnen de
veiligheidstijd geen olie toevoert, dan moet de pomp bij
een nieuwe start (ontgrendeling branderautomaat) aan de
manometeraansluiting ontlucht worden.
Werkingscyclus ééntraps met verstuiververwarming en
servomotor - WL 10-B-H
Bij voorverwarmde branders wordt de
verstuiververwarming ingeschakeld wanneer warmte
gevraagd wordt. De voorventilatie begint pas wanneer de
vrijgavethermostaat na het bereiken van de
bedrijfstemperatuur sluit. Tijdens de voorontstekingstijd
van ca. 13 sec. loopt de servomotor voor de luchtklep
open en schakelt de brandermotor in via de
eindschakelaar. Na de voorventilatietijd verloopt de
werkingscyclus zoals bij de uitvoering zonder
verstuiververwarming en zonder servomotor.
Ontgrendelen
Ontgrendelen is pas mogelijk ca. 60 sec. na uitschakeling
van de brander bij storing. De rode toets met controlelamp
op de branderautomaat moet ingedrukt worden. Wanneer
de automaat in storingspositie staat, is de
verstuiververwarming afgeschakeld.
Verstuiverkeuze en instelling
Voorbeeld WL 10-B-H
Verstuiverkeuze:
Brandervermogen 20 kW __ 20/11,9 =1,7 kg/h
De verstuiverkeuze volgens de tabel in hoofdstuk 6 geeft
onder inachtname van de aanbevolen pompdrukken:
10 bar/1,7 kg/h __________verstuivergrootte 0,5 gph.
Keuze van de basisinstelwaarden volgens diagramma
(voor de eerste grof-afregeling):
stand luchtklep ___________ 3,0 (aan de instelschroef
voor de luchtklepstand)
stand stuwschijf __________ 3,1 (aan de instelschroef
voor de stuwschijf)
Indien nog niet uitgevoerd : verstuiver inzetten,
ontstekingselektrode en afstand van de verstuiver
instellen!
Verbrandingscontrole en afregeling
Bij de afregeling moet de pompdruk gemeten worden
(afsluitschroef 4 aan de oliepomp, hoofdstuk 4).
Voor de instelling van de correcte CO
2
-waarde raden wij
aan eerst de verbrandingsgrens (roetgetal 0,5 of CO = 80
mg/m
3
n
) aan te sturen en de CO
2
-waarde voor een goede
verbranding 1 ... 1,5 % lager in te stellen; b.v. een
verbrandingsgrens bij 14,3 % geeft een in te stellen CO
2
van ca. 13,3 %.
Door het verkleinen van de doorsnede tussen stuwschijf
en vlamkop wordt algemeen een hogere ventilatordruk
opgebouwd, hetgeen in de meeste gevallen een
verbetering van de verbrandingswaarden geeft.
Desgevallend moet de stand van de luchtklep vergroot
worden om hetzelfde verbrandingsluchtaandeel te
verkrijgen en dit omwille van de kleinere stand van de
stuwschijf.
WL 10-B-H - ééntraps, met servomotor
Instelschroef
voor de stand
van de luchtklep
Servomotor voor
de luchtklep
Instelschroef voor
de stuwschijf
15
Opmerking
De afwijking van de basisinstelwaarden is des te groter,
naarmate de vuurhaarddruk afwijkt van de algemeen
gekende waarden van de norm EN 303. D.w.z. de
basisinstelwaarden resulteren uit de met het betreffende
vermogen overeenstemmende maximale
vuurhaardweerstand volgens EN 303.
Daarbij zijn CO
2
-waarden van 13,0 % als basis genomen.
Richtwaarden voor de mengdruk
De richtwaarden geven aan in welk bereik de mengdruk
ligt, na de grove afregeling volgens de instelwaarden
aangegeven in de diagramma’s voor de stand van de
luchtklep en de stuwschijf.
De effectief bereikte waarden kunnen afhankelijk van de
vuurhaarddruk van de aangegeven richtwaarden afwijken.
Schaalwaarden voor de basisinstelling van stuwschijf
en luchtklep
Met de schaalwaarden voor de basisinstelling van de
stuwschijf en de luchtklep kan de brander voor de eerste
inbedrijfname vooringesteld worden. De instelwaarden
baseren zich op de maximale vuurhaardweerstand volgens
DIN EN 303 en moeten voor de optimalisatie van de
verbranding telkens aan de vuurhaardweerstand
aangepast worden. Algemeen zijn met de basisinstelling
CO
2
-waarden tussen 12,5 % en 13,5 % haalbaar.
De basisinstelling geldt niet als vervanging van de
noodzakelijke rookgasmetingen, noch van de
verbrandingsoptimalisatie!
Basisinstelwaarden stuwschijf WL10-B-H, WL15-B
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
15 20
40
1 1,5 2 2,5 3
25 30 35[kW]
[kg/h]
Stand stuwschijf
Oliedebiet
Basisinstelwaarden luchtklep WL10-B-H, WL15-B
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
15 20
40
1 1,5 2 2,5 3
25 30 35[kW]
[kg/h]
Stand luchtklep
Oliedebiet
Druk voor de menginrichting WL10-B-H, WL15-B
5
4
3
2
1
10
15 20
40
1 1,5 2 2,5 3
25 30 35[kW]
[kg/h]
Mengdruk (mbar)
Brandervermogen
16
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10.2 Inbedrijfname en afregeling WL20-A en
WL20-A-H, ééntraps
Opgelet!
De zuigleiding dient voor de inbedrijfstelling met stookolie
gevuld te worden, ofwel moet de stookolie met een
opzuigdispositief naar de pomp toegevoerd worden (door
automatisch aanzuigen kan de pomp blokkeren).
Werkingscyclus ééntraps, zonder
verstuiververwarming :
Bij deze uitvoering steekt de overbruggingsstekker X3:7
(vrijgavethermostaat) in de aansluitconsole. Tijdens de
voorontstekingstijd van ca. 13 sec. loopt de servomotor
voor de luchtklep open en schakelt via een eindschakelaar
de brandermotor in. Na de voorventilatietijd wordt het
magneetventiel in werking gesteld, olie wordt toegevoerd
en de vlam wordt gevormd. Indien de oliepomp bij de
eerste inbedrijfstelling binnen de veiligheidstijd van 10 sec.
geen olie toevoert, dan volgt storingsafschakeling. De
brander moet opnieuw gestart worden door ontgrendelen
van de branderautomaat.
Tijdens de veiligheidstijd van < 10 sec. moet de vlam
gevormd zijn. De ontsteking (na-ontsteking) blijft nog ca.
15 sec. na het openen van het ventiel ingeschakeld. De
vlam wordt door de branderautomaat foto-elektrisch
gecontroleerd. Dit toestel stuurt de automatische
werkingscyclus van de brander.
Indien de oliepomp bij de eerste inbedrijfstelling binnen de
veiligheidstijd geen olie toevoert, dan moet de pomp bij
een nieuwe start (ontgrendeling branderautomaat) aan de
manometeraansluiting ontlucht worden.
Werkingscyclus ééntraps, zonder servomotor
Bij deze uitvoering is het noodzakelijk de
overbruggingsstekker X3:2 in te zetten in plaats van de
servomotorstekker.
Bij warmtevraag begint de voorventilatie- resp.
voorontstekingstijd van ca. 13 seconden. Na de
voorventilatie krijgt men dezelfde werkingscyclus als bij de
ééntrapsuitvoering zonder verstuiververwarming.
Werkingscyclus ééntraps met verstuiververwarming:
Bij voorverwarmde branders begint de voorventilatie pas
nadat de vrijgavethermostaat gesloten is (bij het bereiken
van de bedrijfstemperatuur). De verdere werkingscyclus
verloopt dan zoals bij de brander zonder
verstuiververwarming.
Ontgrendelen
Ontgrendelen is pas mogelijk ca. 60 sec. na uitschakeling
van de brander bij storing. De rode toets met controlelamp
op de branderautomaat moet ingedrukt worden. Wanneer
de automaat in storingspositie staat, is de
verstuiververwarming afgeschakeld.
Verstuiverkeuze en instelling
Voorbeeld WL20-A-H, vlamkop W20/2
Verstuiverkeuze:
Brandervermogen 50 kW __ 50/11,9 = 4,2 kg/h
De verstuiverkeuze volgens de tabel in hoofdstuk 6 geeft
onder inachtname van de aanbevolen pompdrukken:
12 bar/4,2 kg/h __________verstuivergrootte 1,1 gph.
Keuze van de basisinstelwaarden volgens diagramma
(voor de eerste grof-afregeling):
stand luchtklep ___________ 3,7 (aan de instelschroef
voor de luchtklepstand)
stand stuwschijf __________ 3,9 (aan de instelschroef
voor de stuwschijf)
Indien nog niet uitgevoerd : verstuiver inzetten,
ontstekingselektrode en afstand van de verstuiver
instellen!
Verbrandingscontrole en afregeling
Bij de afregeling dient de pompdruk gemeten te worden
(afsluitschroef 4 aan de oliepomp, hoofdstuk 4).
Voor de instelling van de correcte CO
2
-waarde raden wij
aan eerst de verbrandingsgrens (roetgetal 0,5 of CO =
80 mg/m
3
n) aan te sturen en de CO
2
-waarde voor een
goede verbranding 1 ... 1,5 % lager in te stellen; b.v. een
verbrandingsgrens bij 14,3 % geeft een in te stellen CO
2
van ca. 13,3 %.
Door het verkleinen van de doorsnede tussen stuwschijf
en vlamkop wordt algemeen een hogere ventilatordruk
opgebouwd, hetgeen in de meeste gevallen een
verbetering van de verbrandingswaarden geeft.
Desgevallend moet de stand van de luchtklep vergroot
worden om hetzelfde verbrandingsluchtaandeel te
verkrijgen en dit omwille van de kleinere stand van de
stuwschijf.
WL 20-A-H - ééntraps, met servomotor
Instelschroef
voor de stand van
de luchtklep
Servomotor voor
de luchtklep
Instelschroef voor
de stuwschijf
17
Opmerking
De afwijking van de basisinstelwaarden is des te groter,
naarmate de vuurhaarddruk afwijkt van de algemeen
gekende waarden van de norm EN 303. D.w.z. de
basisinstelwaarden resulteren uit de met het betreffende
vermogen overeenstemmende maximale
vuurhaardweerstand volgens EN 303.
Daarbij werden CO
2
-waarden van 13,0 % als basis
genomen.
Richtwaarden voor de mengdruk
De richtwaarden geven aan in welk bereik de mengdruk
ligt, na de grove afregeling volgens de instelwaarden voor
de stand van de luchtklep en de stuwschijf, aangehaald in
de diagramma’s.
De effectief bereikte waarden kunnen afhankelijk van de
vuurhaarddruk van de aangegeven richtwaarden afwijken.
Schaalwaarden voor de basisinstelling van stuwschijf
en luchtklep
Met de schaalwaarden voor de basisinstelling van de
stuwschijf en de luchtklep kan de brander voor de eerste
inbedrijfname vooringesteld worden. De instelwaarden
baseren zich op de maximale vuurhaardweerstand volgens
DIN EN 303 en moeten voor de optimalisatie van de
verbranding telkens aan de vuurhaardweerstand
aangepast worden. Algemeen zijn met de basisinstelling
CO
2
-waarden tussen 12,5 % en 13,5 % haalbaar.
De basisinstelling geldt niet als vervanging van de
noodzakelijke rookgasmetingen, noch van de
verbrandingsoptimalisatie !
Basisinstelwaarden stuwschijf WL20-A-H, WL20-A
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
30 50
130
1
70 90 110[kW]
[kg/h]
20
40 60 80
100 120
2345678910
W20/1
W20/2
W20/3
Stand stuwschijf
Oliedebiet
Basisinstelwaarden luchtklep WL20-A-H, WL20-A
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
10
30 50
130
1
70 90 110
[kW]
[kg/h]
20
40 60 80
100 120
2345678910
Stand luchtklep
Oliedebiet
Druk voor de menginrichting WL20-A-H, WL20-A
5
4
3
2
1
10
30 50
130
1
70 90 110[kW]
[kg/h]
20
40 60 80
100 120
2345678910
W20/1
W20/2
W20/3
Mengdruk (mbar)
Brandervermogen
18
10.2 Inbedrijfname en afregeling WL20Z-B
en WL20-Z-B-H, tweetraps
Opgelet!
De zuigleiding dient voor de inbedrijfstelling met stookolie
gevuld te worden, ofwel moet de stookolie met een
opzuigdispositief naar de pomp toegevoerd worden (door
automatisch aanzuigen kan de pomp blokkeren).
Tweetrapsbranders
Het oliedebiet voor trap 1 en trap 2 wordt bepaald aan de
hand van de gekozen verstuivers en de voor trap 1 en trap
2 ingestelde pompdruk. Daarbij zal de deellast niet onder
65 % van de vollast liggen (b.v. vollast 6,7 kg/h; deellast
4,4 kg/h (65 %).
Met de servomotor (looptijd 4 sec. voor 90°) wordt de
luchtklep en bijgevolg ook het luchtdebiet voor trap 1 en
trap 2 geregeld. Bij afschakeling van de brander loopt de
servomotor dicht en de luchtklep loopt naar de stand 0.
De stand van de stuwschijf wordt ingesteld in functie van
de gekozen vollast en deze geldt tevens voor de deellast.
Werkingscyclus tweetraps, zonder
verstuiververwarming
Tijdens de voorventilatietijd van 13 sec. beweegt de
servomotor de luchtklep naar trap 1 en schakelt via de
hulpschakelaar IV (in de servomotor) de brandermotor in.
Na de voorventilatietijd wordt het magneetventiel trap 1
(stroomloos gesloten) op de pomp bekrachtigd, de
olietoevoer wordt vrijgegeven en de vlam wordt gevormd.
Na de na-ontsteking van 20 sec. krijgt de servomotor een
schakelsignaal via de regelaar trap 2 (aan de
warmtegenerator), om de luchtklep op vollast te stellen
(eindschakelaar II).
Tijdens het openen wordt via hulpschakelaar III het
magneetventiel trap 2 van de oliepomp bijgeschakeld.
Wordt door de regelaar trap 2 (aan de warmtegenerator)
een kleiner brandervermogen gevorderd, dan loopt de
servomotor terug naar deellast (hulpschakelaar V), daarna
wordt via de hulpschakelaar III het magneetventiel trap 2
afgeschakeld.
Volgt er een afschakeling van de brander, dan loopt de
servomotor door spanning aan klem 1 naar de dicht-stand
en wordt via eindschakelaar II afgeschakeld.
Werkingscyclus tweetraps met verstuiververwarming
Bij voorverwarmde branders begint de ventilatie pas
wanneer de vrijgavethermostaat sluit na het bereiken van
de werkingstemperatuur. Verder werkingsverloop zoals bij
de brander zonder verstuiververwarming.
Verstuiverkeuze en instelling
Voorbeeld WL 20Z-B, vlamkop W20/3
Voorbeeld verstuiverkeuze en voorinstelling
Gewenst brandervermogen 80 kW
Verstuiverkeuze:
Brander vollast (trap 2):
80 kW 80/11,9 = 6,7 kg/h
Brander deellast (trap 1, 75 %)
80 kW x 0,75 = 60 kW 60/11,9 = 5,0 kg/h
De verstuiverkeuze volgens de tabel in hoofdstuk 6 geeft
onder inachtname van de aanbevolen pompdrukken:
trap 2
20 bar / 6,7 kg/h
verstuivergrootte 1,25 gph
trap 1
11 bar / 5,0 kg/h
Keuze van de basisinstelwaarden voor de stuwschijf
en de luchtklep (zie diagramma blz. 20)
stand stuwschijf 3,7
stand luchtklep vollast 6,3 = 63°
stand luchtklep deellast 4,7 = 47°
Bijschakelpunt voor het magneetventiel trap 2
Bijschakelpunt op ca. 1/3 van de loopweg tussen
trap 1 en trap 2 instellen ca. 52°
}
1. Verstuiver inzetten.
2. Stuwschijf monteren.
3. Ontstekingselektroden instellen (zie hoofdstuk 9).
4. Vlambuis monteren.
5. Brander aan de warmtegenerator bevestigen.
6. Afdekkap aan de servomotor afnemen.
7. Schakelnokken van de eindschakelaar II (vollast) met
schroevendraaier op 63° instellen.
8. Dubbele schakelnokken van hulpschakelaars IV en V
(deellast) op 47° instellen.
9. Schakelnokken van hulpschakelaar III instellen voor
het magneetventiel trap 2, in functie van de
installatiegegevens tussen deel- en vollast (zie
voorbeeld).
10. Afdekkap opzetten.
11. Stuwschijf op schaalwaarde 3,7 instellen.
12. Brander in bedrijf nemen.
19
30
30
96
3
1
1
96
3
30
30
96
3
1
1
96
3
Standaanduiding
van de
schakelnokken
I Eindschakelaar dicht
II Eindschakelaar vollast
III Hulpschakelaar mag-
neetventiel trap 2
IV Hulpschakelaar
deellast (+4°)
V Hulpschakelaar
deellast
Instelschroef voor
de schakelnokken
Aanduiding voor de
stand van de
stuwschijf
Instelschroef voor
de stuwschijf
Verbrandingscontrole en afregeling
Bij de afregeling moet de pompdruk gemeten worden
(afsluitschroef 4 aan de oliepomp, hoofdstuk 4). Voor de
instelling van de correcte CO
2
-waarde raden wij aan eerst
de verbrandingsgrens (roetgetal 0,5 of CO 80 mg/m
3
n)
aan te sturen en de CO
2
-waarde voor een goede
verbranding 1-1,5 % lager in te stellen; b.v. een
verbrandingsgrens bij 14,3 % geeft een in te stellen CO
2
van ca. 13,3 %.
1. Instellen van de vollast bij middel van de
drukregelschroef voor trap 2 (zie hoofdstuk 4).
Naargelang de warmtebehoefte moet de pompdruk
voor een goede verstuiving tussen 18 ... 22 bar
ingesteld worden.
Vervolgens de luchtklep instellen via eindschakelaar II.
2. Instellen van de deellast bij middel van een
drukregelschroef voor trap 1 (zie hoofdstuk 4). Wij
raden aan trap 1 met een pompdruk van 10 ... 16 bar in
te stellen. Bij het daaruit verkregen oliedebiet (zie tabel
hoofdstuk 6) is bij middel van hulpschakelaar IV de
correcte luchthoeveelheid in te stellen.
3. Het bijschakelpunt voor de tweede trap met
hulpschakelaar III zo aanleggen, dat de
luchtovermaatfase voor het omschakelen niet te groot
wordt en de vlam afhaakt, en anderzijds de
luchtgebrekfase na het omschakelen niet te lang duurt.
Door het verkleinen van de doorsnede tussen stuwschijf
en vlamkop wordt in principe een hogere ventilatordruk
opgebouwd, hetgeen in de meeste gevallen een
verbetering van de verbrandingswaarden geeft.
Desgevallend moet de stand van de luchtklep voor vollast
en deellast vergroot worden om hetzelfde
luchtverbrandingsaandeel te verkrijgen en dit omwille van
de kleinere stand van de stuwschijf.
Aanduiding van de schakelnokken
Instelling van de schakelnokken
Instelling van de stuwschijf
20
Schaalwaarden voor de basisinstelling van de
stuwschijf en luchtklep
Met de schaalwaarden voor de basisinstelling van de
stuwschijf en de luchtklep kan de brander voor de eerste
inbedrijfname vooringesteld worden. De instelwaarden zijn
gebaseerd op de maximale vuurhaardweerstand volgens
DIN EN 303 en moeten voor de optimalisatie van de
verbranding telkens aan de vuurhaardweerstand
aangepast worden. Algemeen zijn met de basisinstelling
CO
2
-waarden tussen 12,5 % en 13,5 % haalbaar.
De basisinstelling geldt niet als vervanging van de
noodzakelijke rookgasmetingen, noch van de
verbrandingsoptimalisatie!
Basisinstelwaarden stuwschijf WL20Z-B en WL20Z-B-H
10
30 50 70 90 110
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
20 40 60 80 100 120
2468
W20/1
W20/2
W20/3
[kW]
[kg/h]
Stand stuwschijf
Brandervermogen
Basisinstelwaarden luchtklep WL20Z-B en WL20Z-B-H
Vlamkop W20/2
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
20 40 60 80 100 120
2468
[kW]
[kg/h]
10
30 50 70 90 110
Stand luchtklep
Brandervermogen
Vollast
Deellast
Basisinstelwaarden luchtklep WL20Z-B en WL20Z-B-H
Vlamkop W20/1
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
20 40 60 80 100 120
2468
[kW]
[kg/h]
10
30 50 70 90 110
Stand luchtklep
Brandervermogen
Vollast
Deellast
Basisinstelwaarden luchtklep WL20Z-B en WL20Z-B-H
Vlamkop W20/3
9
8
7
6
5
4
3
2
1
0
20 40 60 80 100 120
2468
10
30 50 70 90 110
[kW]
[kg/h]
Stand luchtklep
Brandervermogen
Vollast
Deellast
21
Richtwaarden voor de mengdruk
De richtwaarden geven aan in welk bereik de mengdruk
ligt, na de grove afregeling volgens de instelwaarden voor
de stand van de luchtklep en stuwschijf, zoals aangegeven
in de diagramma’s.
De effectief bereikte waarden kunnen afhankelijk van de
vuurhaarddruk van de aangehaalde richtwaarden afwijken.
Opmerking
De afwijking van de basisinstelwaarden is des te groter,
naarmate de vuurhaarddruk afwijkt van de algemeen
gekende waarden van de norm EN 303. D.w.z. dat de
basisinstelwaarden resulteren uit de met het betreffende
vermogen overeenstemmende maximale
vuurhaardweerstand volgens EN 303.
Daarbij werden CO
2
-waarden van 13,0 % als basis
genomen.
Druk voor de menginrichting WL20Z-B en WL20Z-B-H
6
5
4
3
2
1
0
10 30 50 13070 90 110
[kW]
[kg/h]
20 40 60 80 100 120
2468
10
Mengdruk (mbar)
Brandervermogen
10.4 Richtlijnen bij de afregeling
Optimalisatie van de instelling en
verbrandingscontrole:
De verbrandingswaarden die bereikt werden met de
beschreven basisinstelling kunnen desgevallend verbeterd
worden, afhankelijk van de aard van installatie.
Voor optimalisatie van de instelling en voor een zuinige
werking van de installatie zijn rookgasmetingen
noodzakelijk. Door een exacte instelling moet mogelijk een
geringere luchtovermaat en een roetgetal 0,5 bereikt
worden. De warmtegenerator resp. de brander mag bij de
rookgasmeting geen ondichtheid en/of valse luchtintrede
vertonen.
De trek in de rookgasbuis moet zo constant mogelijk
gehouden worden. De onderrichtingen van de
constructeur van de warmtegenerator moeten daarbij
nauwgezet gevolgd worden.
Voor een zuinige werking is het nodig de
rookgastemperatuur te begrenzen, rekening houdend met
het feit dat bouwwijze, hoogte en doorsnede van de
schoorsteen een bepaalde minimum temperatuur eisen.
Daardoor wordt vermeden dat het dauwpunt
onderschreden wordt en dat condensatie in de
schoorsteen optreedt.
Bij de afregeling is het aangeraden metingen van de
schouwtrek uit te voeren aan de rookgasuitgang van de
warmtegenerator, alsook metingen van de onder- en
overdruk in de vuurhaard. Voor het meten van de
ventilatordruk is een aansluitpunt aan de brander
beschikbaar.
Mogelijkheden voor verbetering van de stabiliteit
Door het terugtrekken van de stuwschijf (rechts draaien
aan de instelschroef vergroot de afstand tussen stuwschijf
en vlambuis-voorkant), kan indien nodig de stabiliteit van
de verbranding verbeterd worden. Door het sluiten van de
luchtklep moet de luchtovermaat vervolgens opnieuw
gecorrigeerd worden. Zo wordt de mengsnelheid in het
bereik van de stuwschijf afgebouwd, hetgeen een
stabilisering van de vlam geeft.
Verder bestaat de mogelijkheid een iets grotere verstuiver
in te zetten en tegelijkertijd de pompdruk te verlagen. Ook
het veranderen van verstuiverfabrikaat kan de stabiliteit
beinvloeden.
De verbrandingswaarden moeten na elke ingreep
steeds gecontroleerd worden!
Deellast W20/1
en W20/2
Deellast W20/3
Vollast W20/1 en W20/2
Vollast W20/3
LOA
A1
2110
F11
53 84 61112
62111/000035
AGK85.22
L N T1 T2 S3 B4
L N T1 T2 S3 B4
X6
F2
S1
F1
F3
H1 P1
H2
M
C1
M1
X3:3
X3:7
X3:6
X3:5
X3:8
X3:4
X3:9
X3:11
S22 E1 Y1 Y4 T1 B1 H11
P1
h
LPEN
230V 1,N,PE 50/60HZ
h
M
X3:1
CBA F ED
X4
1 2 3
I
Y6
X3:2 *
12. Elektrische aansluiting
22
Branderbekabeling WL 10-B-H, WL15-B, WL20-A en WL20-A-H met servomotor W-ST04
Legende
A1 Branderautomaat
B1 Vlamvoeler
E1 Verwarmingselement
F1 Zekering
F11 Zekering
F2 Temperatuur- of drukbegrenzer
F3 Temperatuur- of drukregelaar
H1 Controlelamp storing
H2 Controlelamp werking
H11 Controlelamp brander aan
M1 Brandermotor
P1 Evtle urenteller
S1 Bedrijfsschakelaar
S22 Temp. schakelaar aan het verwarmingselement
T1 Ontstekingstransfo
X3 Stekker console
X4 Klemmen aan de servomotor
X6 Aansluitstekker
Y1 Magneetventiel
Y4 Evtl. bijkomend magneetventiel
Y6 Servomotor
I Eindschakelaar vollast
Opmerking:
De aansluitconsole is voor alle mogelijke branderuitrustingen
altijd uniform uitgevoerd.
Betreft het een brander zonder verstuiververwarming, dan moet
de stekkerverbinding X3:7 met een overbruggingsstekker
uitgerust worden. Bij een open stekkerverbinding X3:7 is er na
het inschakelen van de brander (signaal “brander aan-H11) geen
verdere branderfunctie.
* Bij de branderuitvoering zonder servomotor WL15-B en
WL20-A wordt de stekkerverbinding X3:2 voorzien van een
overbruggingsstekker. Wordt de stekkerverbinding X3:2 niet
aangesloten, dan gaat de brander in storing, daar de brander-
motor niet kan ingeschakeld worden.
Branderautomaten zijn
veiligheidstoestellen! Niet openen!
Elke onbevoegde ingreep kan
ernstige gevolgen hebben!
Aarding en nulgeleider volgens
plaatselijke voorschriften.
d
LOA
A1
X6
2
1
10
5
3
8
4
6
11
12
AGK85.22
Y2
M1
C1
S22
E1 Y1
Y4
B1
T1
H11
Y6
H3
H2
STA 4.5
F4
P2
P1
H1
F3
F2
S1
F1
L
PE N
220-230V 1/N/PE 50-60Hz
X4
5
K1
K2
K1
I
II
IV
K1
V
K2
K2
8
1
2
6
K1
9
3
4
7
III
X7
B5
B5
T8
T7
T6
T8
T6
T7
L
N
L
B4
S3
T2
T1
N
B4
S3
T2
T1
F11
X3:1
c
a
b
ef
X3:2
1
X3:3
X3:7
X3:5
X3:6
X3:8
X3:4
X3:11
X3:9
h2
h1
P1
P2
23
Branderbekabeling WL20Z-B en WL20Z-B-H, tweetraps met servomotor STA 4.5...B
Legende
A1 Branderautomaat
B1 Vlamvoeler
C1 Motor-condensator
E1 Verwarmingselement
F1 Zekering
F2 Temp. of drukbegrenzer
F3 Temp. of drukregelaar
F4 Temp. of drukregelaar trap 2
F11 Zekering
H1 Controlelamp storing
H2 Controlelamp trap 1
H3 Controlelamp trap 2
H11 Controlelamp brander aan
M1 Brandermotor
P1 Urenteller trap 1 (optie)
P2 Urenteller trap 2 (optie)
S1 Bedrijfsschakelaar
S22 Temperatuurschakelaar
T1 Ontstekingstransfo
X3 Stekkerconsole
X4 Klemmen servomotor
X6 Aansluitstekker
X7 Aansluitstekker
Y1 Magneetventiel
Y2 Magneetventiel
Y4 Bijkomend magneetventiel (optie)
Y6 Servomotor
I Eindschakelaar dicht
Il Eindschakelaar vollast
III Hulpschakelaar magneetventiel trap 2
IV Hulpschakelaar deellast + 4 graden
V Hulpschakelaar deellast
Branderautomaten zijn
veiligheidstoestellen! Niet
openen! Elke onbevoegde
ingreep kan ernstige gevolgen
hebben!
Aarding of nulgeleider volgens
plaatselijke voorschriften!
Spanning ligt aan
Vlam voorhanden
Stroomrichtingspijl
A1 LOA24../LOA44
1 2 8 3 6 4 10 11 12
S22 M1E1NLT1Y1H1B1
T
W
T
V
T
NZ
A1 LOA24../LOA44
P
P
F3
F2
S1
F1
S22
E1 M1
M
1
T1 Y1 H1
B1
1 2 8 3 6 4 10 11 12
LN
230V 1,N 50/60HZ
24
Technische gegevens
Principe-aansluiting Principe-aansluiting
Netspanning _______________230V - 15%..., 240 + 10%
Spanningsonderschrijdingsgrens________________165 V
Netfrequentie _______________________50...60 Hz ± 6%
Max. zekering (verzekerd door de
aansluitconsole zonder bijkomende
externe maatregelen) ______________________10 A traag
Eigen verbruik ______________________________ca. 3VA
Beveiliging ___________________________________IP40
Toelaatbare omgevingstemperatuur _______– 20.. + 60°C
Min. vereiste voelerstroom (bij 220 V ~) __________65 µA
Max. toelaatbare voelerstroom zonder vlam
(grens vreemde lichtinvalbeveiliging) ______________5 µA
Werkingsdiagramma
Start met vlamvorming
Brander
“aan”
Werkings-
stand
Brander
“uit”
Werkingsdiagramma (vlamstoringen)
Vlammelding bij de start
Start zonder vlamvorming
Vlamuitval tijdens werking
Brander
“aan”
Brander
“aan”
Brander
“aan”
Bedrijfs-
stand
Bedrijfs-
stand
Nieuwe
start
Storing
Storing
Legende
A1 Branderautomaat H1 Controlelamp storing
B1 Vlamvoeler M1 Brandermotor
E1 Verwarmingselement S1 Hoofdschakelaar
F1 Zekering S22 Temperatuurschakelaar
F2 Temperatuur-/ T1 Ontstekingstransfo
drukbegrenzer Y1 Magneetventiel trap 1
F3 Temperatuur-/
drukregelaar
Schakeltijden in sec.
LOA LOA LOA
24.171 25.171 44.255
TV Voorspoeltijd ca. 13 13 25
TS Veiligheidstijd max. 10 10 5
TV Voorontstekingstijd ca. 13 13 25
TST Interval 1.-2. trap ca. 15 15 5 – 8
TNZ Naspoeltijd
(vanaf T
S
) ca. 15 15 5 – 2
Elektrische aansluitstekker
Bij storingen moeten eerst en vooral de volgende
fundamentele zaken voor een perfecte werking
gecontroleerd worden:
1. Is er spanning aanwezig?
2. Is er stookolie in de tank?
3. Zijn alle regelorganen zoals kamer- of ketelthermostaat,
watergebrekschakelaar, eindschakelaar enz. correct
ingesteld?
Wordt vastgesteld dat de oorzaak van de storing niet aan
bovenvermelde veronderstellingen ligt, dan moeten de met
de brander samenhangende functies individueel getest
worden.
12. Oorzaken en verhelpen van storingen
25
Vaststelling Oorzaak Oplossing
1. Ontsteking
geen ontsteking kortsluiting ontstekingselektroden afstellen
ontstekingselektroden te ver uit elkaar afstellen
elektroden vuil en vochtig reinigen
isolator gesprongen vervangen
ontstekingstransfo defect vervangen
ontstekingskabel verkoold vervangen, oorzaak zoeken en
herstellen
vreemde lichtinval (waakstroom > 5 µA) vreemde lichtbron opzoeken en
uitschakelen
vlamvoeler defect vervangen
branderautomaat defect vervangen
zekering in de console defect vervangen (reservezekering in de
houder in de console)
2. Motor
draait niet condensator defect vervangen
vrijgavethermostaat bij
verwarmde verstuiverlijn sluit niet:
vrijgavethermostaat defect vervangen
verwarming defect vervangen
eindschakelaar in de servomotor sluit niet servomotor vervangen
motorlager vastgelopen motor vervangen
motor defect vervangen
zekering in de console defect vervangen (reservezekering in de
houder in de console)
oliepomp blokkeert vervangen
26
Vaststelling Oorzaak Oplossing
3. Pomp
haalt geen olie op drijfwerk beschadigd vervangen
zuigventiel ondicht reinigen of vervangen
zuigleiding ondicht schroefkoppelingen vastdraaien
zuigleiding niet ontlucht aan manometeraansluiting van pomp
ontluchten
afsluitventiel gesloten openen
filter door vuil verstopt reinigen
filter lek vervangen
pomp blokkeert vervangen
slechte verbranding verstuivingsdruk te laag pompdruk verhogen
vuilzeef verstopt reinigen
sterk mechanisch geruis pomp zuigt lucht aan schroefkoppelingen vastdraaien
te hoog vacuüm in de olieleiding filter reinigen, olieleidingdiameter
controleren
4. Verstuiver
ongelijkmatige verstuiving boorgat gedeeltelijk verstopt vervangen
filter is erg vuil vervangen
door te lang gebruik versleten vervangen
olie stroomt niet door verstuiver verstopt vervangen
olie stroomt onmiddellijk bij de magneetventiel van de pomp en controleren en reinigen
start van de brandermotor snelsluitventiel in de of vervangen
omspoelverstuiverkop zijn lek door vuil
op de dichtingsvlakken
5. Oliebranderautomaat met vlamvoeler
reageert niet op de vlam vlamvoeler vuil reinigen
belichting te zwak (waakstroom < 65 µA) betere belichting vinden
kabelbreuk in de lichtvoelerleiding herstellen of vervangen
6. Vlamkop
te sterke cokesafzetting defecte verstuiver vervangen
verkeerde instelling instelmaten corrigeren
gewijzigde hoeveelheid brander opnieuw afstellen
verbrandingslucht
stookplaats onvoldoende geventileerd de ventilatie moet gebeuren via een
onafsluitbare opening, waarvan de
doorsnede minstens 50 % bedraagt
van alle tot de installatie behorende
schoorstenen
27
Vaststelling Oorzaak Herstelling
7. Magneetventiel
gaat niet open spoel defect spoel vervangen
gaat niet dicht vuil in de dichtingsvlakken ventiel openen, vuil wegnemen
8. Ventilator
gebrek aan lucht de ventilator is vuil reinigen, de reiniging behoort tot het
verplicht onderhoudswerk
Weishaupt-producten
en service
Olie-, gas- en combibranders van de typenserie W en WG/WGL –
tot 570 kW
Zij worden bij voorkeur ingezet in één- en meergezinswoningen.
Voordelen: volautomatische betrouwbare werking, goede
toegang tot de afzonderlijke bouwdelen, makkelijke service,
geluidsarm, energiebesparend.
Olie-, gas- en combibranders van de typenserie
Monarch, R, G, GL, RGL – tot 10.900 kW
Zij worden ingezet voor alle soorten en groottes van
centrale verwarmingsinstallaties. Het sedert decennia
beproefde grondmodel vormt de basis voor vele uitvoeringen.
Deze branders hebben de uitstekende faam van de
Weishaupt-producten gegrondvest.
Olie-, gas- en combibranders van de typenreeks WK –
tot 17.500 kW
WK-branders zijn uitermate geschikt voor de industrie.
Voordelen: volgens het bouwdoosprincipe geconstrueerd,
een van de belasting afhankelijke veranderlijke menginrichting,
tweetraps-progr. of modulerende regeling, makkelijk onderhoud.
Weishaupt-schakelkasten, de perfecte aanvulling van
de Weishaupt-branders
Weishaupt-branders en Weishaupt-schakelkasten vormen
een ideaal geheel. Een combinatie die zich in honderdduizenden
verbrandingsinstallaties heeft waargemaakt. De voordelen:
kostenbesparing bij de studie, installatie, service en in
garantiegevallen. De verantwoordelijkheid ligt bij één
enkele firma.
Weishaupt Thermo Unit / Thermo Gas
Weishaupt Thermo Condens.
In deze toestellen verbinden zich innovatieve en miljoenenmaal beproefde
techniek tot een overtuigende totaaloplossing: stooktechniek uit één gietblok.
De kwaliteitsverwarmingssystemen voor één- en meergezinswoningen.
Product en klantenservice weerspiegelen ten volle de
Weishaupt-prestaties
Een groots opgevatte eigen serviceorganisatie garandeert
Weishaupt-klanten de grootst mogelijke zekerheid.
Daarbij komt nog de bediening van het cliënteel door
verwarmingsfirma’s die jarenlang met Weishaupt
samenwerken.
Weishaupt n.v.
Paepsemlaan, 7
1070 Brussel
Tel. 02/343.09.00
Telefax 02/343.95.14
Druknr. 426 NLB, januari 98
Printed in Germany
Nadruk verboden
1

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Weishaupt WL20Z bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Weishaupt WL20Z in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 0,57 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info