643298
6
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/32
Pagina verder
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Weishaupt-oliebranders
WL20/1-C
WL20/2-C
83051101 – 1/99
Ontstoringsdrukknop, signaallamp
Oliepomp met magneetventiel
Brandermotor
Verbrandingsmanager
Ontstekingstoestel
Magneetventiel
Vlamvoeler
Instelschroef voor de stuwschijf
Verstuiverlijn
Vergrendelingsbouten
Vergrendelingsbouten
Handverstelling luchtklep
Instelschroef voor de luchtklep
Branderflens
Afsluitdeksel
Luchtaanzuigschacht
Vlamkop
Info voor de vakman
83054507 - 1/2002
2
Inhoud
Conformiteitsverklaring
volgens ISO/IEC Guide 22
Aanbieder : Max Weishaupt GmbH
Adres : Max Weishaupt Straße
D-88475 Schwendi
Product : Oliebrander met ventilator
Type : WL20/1-C
WL20/2-C
De hierboven beschreven producten zijn conform met
Document-nr. : EN 267
EN 292
EN 50 081-1
EN 50 082-1
EN 60 335
Volgens de bepalingen van de richtlijnen
89/336/EEG Elektromagnetische compatibiliteit
73/23/EEG Laagspanningsrichtlijn
92/42/EEG Rendementsrichtlijn
98/37/EG Machinerichtlijn
worden deze producten als volgt gekenmerkt
CE- 0036 0323/01
Schwendi 06.09.2001
ppa. ppa.
Dr. Lück Denkinger
De branders werden bouwmodelgetest bij een
onafhankelijk keuringsorganisme (TÜV Bau und
Betriebstechniek München) en door DIN CERTCO
gecertificeerd.
Registratienr. : : 5G982/2001
Een afdoende kwaliteitsborging is gegarandeerd door
een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem
volgens DIN ISO 9001.
1
2
A
3
4
5
6
7
8
Fundamentele richtlijnen 3
Veiligheidsaanwijzingen 4
Technische beschrijving 5
3.1 Doelgericht gebruik 5
3.2 Functie 6
Montage 8
4.1 Veiligheidsaanwijzingen voor de montage 8
4.2 Levering, transport en opslag 8
4.3 Voorbereidingen voor de montage 8
4.4 Olietoevoer 8
4.5 Brandermontage 10
4.6 Elektrische aansluiting 11
4.7 Verstuiverkeuze 11
Inbedrijfname en werking 12
5.1 Veiligheidsaanwijzingen voor de eerste
inbedrijfname 12
5.2 Maatregelen voor de eerste inbedrijfname 12
5.3 Eerste inbedrijfname en afregeling 12
5.4 Uitbedrijfname 14
5.5 Werkingscyclus en bedradingsschema 15
5.6 Bediening W-FM05 17
Oorzaken en oplossen van storingen 18
Onderhoud 21
7.1 Veiligheidsaanwijzingen voor onderhoud 21
7.2 Onderhoudsplan 21
7.3 Verstuivers uit- en inbouwen 22
7.4 Ontstekingselektroden instellen 22
7.5 Menginrichting instellen 23
7.6 Verstuiverlijn uit- en inbouwen 24
7.7 Afsluitdeksel afnemen en opzetten 24
7.8 Servicepositie 25
7.9 Oliepomp, ventilatormotor en ventilatorwiel
uit- en inbouwen 25
7.10 Luchtregelhuis en luchtklep reinigen 26
7.11 Hoekaandrijving van de luchtklep 26
7.12 Filter oliepomp uit- en inbouwen 27
7.13 Interne zekering vervangen (W-FM05) 27
Technische gegevens 28
8.1 Branderuitrusting 28
8.2 Werkingsveld 28
8.3 Toegelaten brandstoffen 28
8.4 Elektrische gegevens 28
8.5 Toegelaten omgevingscondities 28
8.6 Afmetingen 29
8.7 Gewichten 29
Bijvoegsel
Verbrandingscontrole 30
Trefwoordenregister 31
3
1 Fundamentele richtlijnen
Deze montage- en bedieningsrichtlijnen
zijn een vast bestanddeel van het toestel en moeten
altijd bij de installatie bewaard worden.
zijn uitsluitend bestemd voor gekwalificeerde
vakmensen.
omvatten de belangrijkste aanwijzingen voor een veilige
montage, inbedrijfname en onderhoud van het toestel.
dienen in acht genomen te worden door alle personen
die aan het toestel werken.
Verklaring van symbolen en aanwijzingen
Dit symbool kenmerkt richtlijnen die, wanneer
ze niet in acht genomen worden, zware
gezondheidsrisico's of zelfs levensgevaarlijke
verwondingen tot gevolg kunnen hebben.
Dit symbool kenmerkt richtlijnen die, wanneer
ze niet in acht genomen worden,
levensgevaarlijke elektrische schokken tot
gevolg kunnen hebben.
Dit symbool kenmerkt richtlijnen die, wanneer
ze niet in acht genomen worden, een
beschadiging of vernieling van het toestel of
milieuschade tot gevolg kunnen hebben.
Dit symbool kenmerkt handelingen die door u
uit te voeren zijn.
1. Een reeks opeenvolgende handelingen met
2. doorlopende nummering.
3.
Dit symbool vereist een controle.
Dit symbool kenmerkt opsommingen.
Afkortingen
Tab. Tabel
Hfst. Hoofdstuk
Opleverings- en bedieningsinstructies
De leverancier van de verbrandingsinstallatie moet uiterlijk
bij de oplevering van de installatie aan de gebruiker de
bedieningsinstructies overmaken, met de verwijzing deze
in de opstellingsruimte van de warmtegenerator te
bewaren. Op de bedieningsinstructie moet het adres en
telefoonnummer van de dichtstbijzijnde servicedienst
genoteerd worden.
Volgens het K.B. van 6 januari 1978 is de gebruiker van
een oliestookinstallatie voor de verwarming van gebouwen
verplicht deze minstens éénmaal per jaar door een
bevoegd technicus te laten onderhouden. De
verbrandingswaarden moeten na elke onderhoudsbeurt of
ontstoring grondig gecontroleerd worden. Om een
regelmatige controle te verzekeren, wordt door
-weishaupt- een onderhoudscontract aanbevolen.
De leverancier moet de bediener uiterlijk tijdens de
overdracht vertrouwd maken met de bediening van de
installatie en hem uitvoerig over de werking informeren,
wanneer en eventueel welke verdere maatregelen
(keuringen) voor de inbedrijfname van de installatie nog
noodzakelijk zijn.
Borgstelling en aansprakelijkheid
Principieel gelden onze "Algemene leverings- en
betalingsvoorwaarden". Borg- en
aansprakelijkheidsstelling bij persoons- en bedrijfsschade
zijn uitgesloten, indien deze op één of meerdere van de
onderstaande oorzaken zijn terug te voeren :
geen doelmatig gebruik van het toestel
ondeskundige montage, inbedrijfname, bediening en
onderhoud van het toestel
het in bedrijf hebben van het toestel bij defecte
veiligheidsinrichtingen of niet volgens de regels
aangebrachte of niet functionerende veiligheden
het niet opvolgen van de aanwijzingen in de montage-
en bedieningsrichtlijnen
eigenmachtige veranderingen aan de constructie van
het toestel
inbouw van aanvullende componenten, die niet
tesamen met het toestel door de fabriek getest zijn
eigenmachtig veranderen van het toestel (b.v.
aandrijfverhoudingen : vermogen en toerental)
wijzigingen aan de verbrandingsruimte door het
inzetten van hulpstukken die de constructief
vastgelegde vlamvorming verhinderen
gebrekkige bewaking van onderdelen van het toestel
door slijtage
ondeskundig uitgevoerde herstellingen
overmacht
schade ontstaan door verdere benutting, ondanks het
optreden van gebreken
niet toegestane brandstoffen
gebreken in de toevoerleidingen
het niet gebruiken van originele -weishaupt-
onderdelen
GEVAAR
OPGELET
GEVAAR
1
4
Gevaar bij de omgang met het toestel
Weishaupt-producten zijn gebouwd overeenkomstig de
geldende normen en richtlijnen en de algemeen erkende
veiligheidstechnische regels.Toch kan bij ondeskundig
gebruik levensgevaar optreden voor de gebruiker of voor
derden en kan schade aan het toestel of aan andere
goederen ontstaan.
Om gevaar te vermijden mag het toestel alleen benut
worden
voor doelgericht gebruik
in onberispelijke veiligheidstechnische staat
met inachtname van alle aanwijzingen in de
montage- en bedieningsrichtlijnen
onder naleving van de inspectie- en
onderhoudswerkzaamheden
Storingen die afbreuk kunnen doen aan de veiligheid,
dienen per omgaande opgelost te worden.
Opleiding van het personeel
Alleen gekwalificeerd personeel mag aan het toestel
werken. Gekwalificeerd personeel zijn personen die
vertrouwd zijn met opstelling, montage, afregeling,
inbedrijfname en onderhoud van het product en die voor
deze werkzaamheden de nodige kwalificaties bezitten,
zoals b.v. :
een opleiding hebben genoten en
gemachtigd zijn om stroomkringen en
elektrische toestellen volgens de normen van
de veiligheidstechniek in- en uit te schakelen,
te aarden en te kenmerken
Organisatorische maatregelen
De noodzakelijke persoonlijke
beschermingsmiddelen moeten gedragen
worden door éénieder die aan de installatie
werkt.
Alle voorhanden zijnde
veiligheidsinrichtingen moeten regelmatig
gecontroleerd worden.
Informele veiligheidsmaatregelen
Los van de montage- en bedieningsrichtlijnen
dienen de landelijk geldende regels en
voorschriften ter voorkoming van ongevallen
te worden nageleefd. In het bijzonder moeten
alle betreffende installatie- en
veiligheidsvoorschriften in acht genomen
worden, zoals o.m. de installatienormen NBN
D 30-001, D 30-002 en D 30-003; de norm
voor stookplaatsen NBN B 61-001, de
normen voor stoomgeneratoren NBN I 01-
001, 002, 003, 004 en het Algemeen
Reglement voor Elektrische Installaties,
afgekort A.R.E.I.
Alle veiligheids- en gevaarindicaties op het
toestel moeten leesbaar blijven.
Veiligheidsmaatregelen bij normaal bedrijf
Het toestel alleen gebruiken als alle
veiligheidsvoorzieningen goed functioneren.
Minstens éénmaal per jaar het toestel op
uitwendig herkenbare schade en het juist
functioneren van de veiligheidsinrichtingen
controleren.
Afhankelijk van de installatie-
omstandigheden kan een frequentere
controle noodzakelijk zijn.
Gevaar door elektrische energie
Werken aan de elektrische installatie door
een vakman laten uitvoeren.
De elektrische delen van het toestel tijdens
onderhoudswerken controleren. Losse
verbindingen vastzetten en beschadigde
kabels onmiddellijk vervangen.
Indien werkzaamheden aan
spanningsvoerende delen noodzakelijk zijn,
dient een tweede persoon aanwezig te zijn
om in noodgevallen de hoofdschakelaar uit te
zetten.
Onderhoud en oplossen van storingen
Voorgeschreven instel-, onderhouds- en
inspectiewerkzaamheden binnen de gestelde
termijn uitvoeren.
De gebruiker van de installatie voor de
aanvang van de onderhoudswerkzaamheden
informeren.
Bij alle onderhouds-, inspectie- en
herstellingswerken de stroomtoevoer naar
het toestel uitschakelen en de
hoofdschakelaar tegen onverwacht
inschakelen beveiligen, de brandstoftoevoer
onderbreken.
Worden tijdens onderhouds- en
controlewerken de schroefkoppelingen
losgemaakt, dan dient men bij de montage
de dichtingsvlakken grondig te reinigen en
op een onberispelijke wijze te monteren.
Beschadigde pakkingen vervangen. Een
dichtheidscontrole uitvoeren !
Vlambeveiligingen, begrenzingsapparatuur,
regelorganen, alsook andere
veiligheidsinrichtingen mogen alleen door de
fabrikant of diens gevolmachtigde hersteld
worden.
Losgemaakte schroefverbindingen na het
opnieuw verbinden op juist vastzitten
controleren.
Na het beëindigen van de
onderhoudswerkzaamheden de werking van
de veiligheidsinrichtingen controleren.
Constructieve wijzigingen aan het toestel
Zonder toestemming van de leverancier geen
veranderingen, aan- of ombouwing van het toestel
uitvoeren. Voor alle ombouw-activiteiten is een
schriftelijke toestemming van de firma Weishaupt
nodig.
Toesteldelen in niet onberispelijke staat onmiddellijk
vervangen.
Er mogen geen aanvullende componenten ingebouwd
worden, die niet samen met het toestel gekeurd zijn.
Alleen originele -weishaupt- onderdelen als vervanging
gebruiken.
Bij onderdelen door derden geleverd, is niet
gewaarborgd dat het geheel volgens de eisen en
keuringen geconstrueerd en vervaardigd is.
Verandering van de verbrandingsruimte
Hulpstukken die de constructief vastgelegde
ontwikkeling van de vlam kunnen hinderen, mogen in de
verbrandingsruimte niet gebruikt worden.
Reiniging van het toestel en verwijderen van vuil
Gebruikte stoffen en materialen doelmatig en
milieuvriendelijk gebruiken en afvoeren.
Veiligheidsaanwijzingen
2
5
3 Technische beschrijving
3.1 Doelgericht gebruik
De Weishaupt oliebrander WL20 is geschikt :
voor montage op een warmtegenerator volgens EN
303-2 resp. DIN 4702-1
voor warmwaterinstallaties bij intermitterende werking
en continu bedrijf (verbrandingsmanager schakelt om
de 24 h éénmaal af)
voor montage op een warmeluchtgenerator
Voor andere toepassingen, afwijkend van deze
voorschriften, is een schriftelijke toestemming van de firma
Max Weishaupt GmbH noodzakelijk.
De brander mag alleen gebruikt worden met gasolie-
verwarming volgens NBN T 52-716.
Toegelaten omgevingscondities : zie hoofdstuk 8.5.
De brander mag niet in openlucht opgesteld worden.
Hij is alleen geschikt voor gebruik in gesloten ruimten.
De brander mag niet buiten het werkingsveld bedreven
worden (werkingsveld zie hfst. 8.2).
Voor een emissie-arme verbranding wordt een warmte-
generator aanbevolen met rookgasafvoer volgens het
drietreksprincipe, alsook vuurhaardafmetingen volgens
EN 267.
De oliebrander WL20 is leverbaar in 2 vermogengroottes
WL20/1-C en WL20/2-C.
Typering :
Type
W L 20 /1 -C
constructiestand
vermogengrootte
bouwgrootte
L = gasolie verwarming
Weishaupt brander bouwreeks W
3
6
3.2 Functie
Branderconstructie
Volautomatische oliedrukverstuivingsbrander met venti-
lator.
Eéntrapse bedrijfswijze.
Digitale verbrandingsmanager
Kenmerken :
beveiliging door interne toestelzekering
stuurt en controleert alle branderfuncties
veiligheid door 2 microprocessoren
(wederzijdse controle)
data BUS-aansluiting (eBUS)
signaallamp voor aanduiding van de bedrijfstoestand :
groen branderbedrijf
groen flikkerend branderbedrijf met zwakke
belichting
oranje branderstart, interne
toestelcontrole
oranje flikkerend ontstekingsfase
rood branderstoring
oranje/rood flikkerend onderspanning of interne
zekering defect
rood/oranje, vreemde belichting
2 x flikkerend,
dan korte pause overspanning
rood flikkerend brugstekker nr. 2 ontbreekt of
contact in de servomotor niet
gesloten
Luchtregeling
De regeling van de stand van de luchtklep gebeurt met
een instelschroef.
Elektromotorische servomotor (optie)
Bij stilstand van de brander sluit de luchtklep
automatisch om afkoeling van de warmtegenerator te
vermijden.
De regeling van de stand van de luchtklep gebeurt met
een instelschroef op de servomotor.
Verstuiverlijn
Het totale oliedebiet wordt verstoven met één
verstuiver (WL20/1-C) resp. twee verstuivers
(WL20/2-C)
De regeling van de stand van de stuwschijf gebeurt
met een instelschroef.
Programmaverloop
Warmtevraag door de ketelregelaar :
Starten van de ventilator - ventileren van de vuurhaard,
ontsteking
Brandstofvrijgave - magneetventiel opent
Vlamvorming
Regelafschakeling :
Magneetventiel sluit
Naventilatie van de vuurhaard
Brander schakelt uit
➀➁
Functieschema WL 20/1-C
WL20/1-C:
Magneetventiel, stroomloos gesloten
Verstuiverlijn met één verstuiver
Oliepomp, met opgebouwd magneetventiel
➀➁
Functieschema WL 20/2-C
WL20/2-C:
Magneetventiel, stroomloos gesloten
Verstuiverlijn met twee verstuivers
Oliepomp, met opgebouwd magneetventiel
3
7
Magneetventiel
Drukregelschroef
Aansluiting vacuüm-
meter
Aansluiting terugloop-
leiding
Aansluiting manometer
Verstuivertoevoer
Aansluiting aanzuiglei-
ding
Oliepomp AL30C 9537
Oliepomp
AL30C 9537
Pomp voor gasolieverwarming
Ingebouwd drukregelventiel
Eén magneetventiel ; stroomloos gesloten
Bypass voor de omschakeling van tweepijps- naar
éénpijpssysteem
Technische gegevens :
Drukbereik van de pomp ___________________8…15 bar
Aanzuigdebiet _______________________________40 l/h
Fabrieksinstelling ____________________________12 bar
Ontluchting
De pompen ontluchten bij een tweepijpssysteem
automatisch. Bij werking in een éénpijpssysteem kan enkel
ontlucht worden bij geopend magneetventiel via de
verstuiverleiding of de manometeraansluiting .
Olieslangen
Technische gegevens :
Drukklasse A
DIN 4798-1
DN ____________________________________________ 4
Lengte _____________________________________ 1200
Aansluiting* pompzijdig ______________________ G 1/8”
Aansluitnippel installatiezijde __________________ R 3/8”
Nominale druk _________________________ P
N
= 10 bar
Proefdruk _____________________________ P
P
= 15 bar
Bedrijfstemperatuur ______________________ T
B
= 7C
* Buisstukken 6 x 1 met wartelmoer M10x1
Oliepomp ombouwen (AL360C)
Tweepijpssysteem Eénpijpssysteem
(uitlevering)
Bypass
Afsluit-
stop
3
De bedrijfszekerheid van een olieverbrandingsinstallatie is
alleen gegarandeerd wanneer het olietoevoersysteem
zorgvuldig uitgevoerd werd. De installatie moet uitgevoerd
worden overeenkomstig de plaatselijke voorschriften (zie
hoofdstuk 2).
Let op :
Geen kathodebeschermsysteem bij stalen tanks
inzetten.
Juiste buisleidingsdoorsnede kiezen.
Buisleidingen aanleggen met zo weinig mogelijk
schroefkoppelingen.
Schroefkoppelingen moeten dicht zijn.
Scherpe bochten vermijden.
Invloed van de zuigleidinglengte in acht nemen.
Drukverliezen van filter en andere componenten.
Hoogteverschil (H) tussen laagste oliestand in de
olietank en de oliepomp max. 3,5 m.
Olietank en buisleidingen in openlucht en aan vorst
blootgestelde zones vermijden. Bij olietemperaturen
< 0° C kunnen leidingen, oliefilters en verstuivers door
paraffinevorming verstoppen.
Max. toevoerdruk aan de pomp : < 2,0 bar
Max. aanzuigvacuüm aan de pomp : < 0,4 bar
Bij een aanzuigvacuüm > 0,4 bar kan de pomp
beschadigd worden.
De olieleidingen zover naar de brander toevoeren, dat
de olieslangen ontspannen kunnen aangesloten
worden.
Oliefilter voor de pomp inbouwen (aanbevolen
mazenwijdte : 70 µ).
Na de montage van de olieleidingen een drukproef
doorvoeren. De brander mag tijdens de test niet
aangesloten worden !
8
Montage
4.1 Veiligheidsaanwijzingen voor de montage
4.2 Levering, transport, opslag
4.3 Voorbereidingen voor de montage
Spanning van de installatie uitschakelen
Voor het begin van de montagewerken de
hoofd- en gevaarschakelaar uitschakelen.
Negeren kan elektrische schokken
veroorzaken, met zware verwondingen of de
dood tot gevolg.
De levering controleren
Controleer de levering op volledigheid en
transportschade. Indien de levering onvolledig of
beschadigd is, gelieve dit aan de leverancier te melden.
Transport
Transportgewichten zie hoofdstuk 8.7.
Opslag
Let op de toegelaten omgevingstemperatuur bij opslag
(zie hfst. 8.5)
Typeplaatje controleren
Het vermogen van de brander moet binnen het
belastingsbereik van de warmtegenerator liggen. Het
vermogen op de typeplaat heeft betrekking op de
minimaal en maximaal mogelijke vuurhaardbelasting
van de brander; zie arbeidsveld hfst. 8.2.
Benodigde ruimte
Branderafmetingen zie hfst. 8.6.
GEVAAR
4.4 Olietoevoer
OPGELET
4
9
Eénpijpssysteem Tweepijpssysteem
Bij een hogerliggende oliespiegel t.o.v. de brander
dient met volgende punten rekening gehouden te
worden :
- afhankelijk van plaatselijke voorschriften is de bijkomende
inbouw van een antihevelsysteem in de toevoerleiding
noodzakelijk. Bij gebruik van antihevelventielen dient het
drukverlies over dit ventiel gecontroleerd te worden
volgens gegevens van de constructeur.
-weishaupt- raadt aan een magneetventiel (2) in de
toevoerleiding in te bouwen. Het magneetventiel moet
vertraagd sluiten en een drukontlasting in de richting van
de olietank aanwijzen.
Aansturing van het magneetventiel : zie hfst. 5.5.
Ringleidingsbedrijf
Bij meerdere branders of bij grotere afstanden raadt
-weishaupt- aan de olietoevoer als ringleiding uit te voeren.
Installatie- en werkingsschema's zie "Technische
Arbeitsblätter".
Olietoevoerpomp
Wordt het toegelaten aanzuigvacuüm van de oliepomp
overschreden, dan moet een olietoevoerpomp ingezet
worden. Gelieve rekening te houden met :
de maximale toevoerdruk van 2 bar aan de oliepomp
van de brander
de aansturing van de olietoevoerpomp bij warmtevraag
door de brander
Lengte van de buisleiding afhankelijk van :
hoogteverschil (H) tussen oliepomp en tank
oliedebiet resp. pomptype
buisleidingdoormeter (DN)
In onderstaande keuzetabel voor de doormeter van de
buisleiding werd geen rekening gehouden met de
drukverliezen van bijkomende componenten.
Oliepomp aan de brander
Magneetventiel (vertraagd sluitend) of antihevelventiel
Olietank
Principeschema olietoevoerleiding (niet volledig)
max. 20 m
+H
–H
max. 4,6 m
max. 20 m
–H
max. 3,5 m
max. 3,5 m
max. 4,6 m
+H
Eénpijpssysteem
Oliedebiet DN H [m]
[kg/h] [mm] 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 - 3,0 -3,5
tot 2,5 4 93 90 87 83 77 72 66 60 55 49 43 38 32 26 21 14
6 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 94 85
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
2,5 tot 6,3 4 44 41 39 36 34 31 29 26 24 21 19 16 13 11 8 6
6 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 93 84 71 59 33 20
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
6,3 tot 12,0 6 100 100 97 94 89 82 76 69 63 56 50 43 36 30 23 16
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 98 87 75 54
12 tot 25 6 59 56 53 50 46 43 40 37 34 31 27 24 21 18 15 12
8 100 100 100 100 100 100 100 100 100 97 87 77 65 57 47 37
Tweepijpssysteem
Pomp DN H [m]
[mm] 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 -3 ,5
AL30C 6 2624232220191816151312119 8 6 5
8 887773686460555147423832272115 9
10 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 93 82 67 53 38 24
4
10
d1
I1
d4
d3
d2
60°
45
°
d5
4.5 Brandermontage
Warmtegenerator voorbereiden
De afbeelding geeft een voorbeeld van een bemetseling
voor een warmtegenerator zonder gekoelde voorwand. De
bemetseling mag niet verder reiken dan de voorkant van de
vlamkop. De bemetseling mag echter conisch ( 60°C)
uitgevoerd worden. Bij warmtegeneratoren met
watergekoelde voorwand is, voor zover de ketelfabrikant
geen andere voorschriften hanteert, de bemetseling niet
nodig.
Vlam- Maten in mm
kop d1 d2
d3 d
4 d5 I1
WL20/1-C 108 M8 170 130 140 137
WL20/2-C 120 M8 170 130 140 170
Opmerking :tussenflens voor maat d3 150 mm aan
warmtegenerator vermogen (<70 kW)
hfst.8.6
Luchtspleet met
onbrandbaar
elastisch isolatie-
materiaal opvullen
(niet dichtmetselen)
Bemetseling
Flensafdichting
Bemetseling en boormaten
Montagestappen
tot
Olieslangen monteren
Door verkeerd aangesloten olieslangen kan de
oliepomp drooglopen en daarbij beschadigd
worden. Let bij het aansluiten op de pijlrichting
voor de toevoer en terugloop aan de oliepomp
en aan de oliefilter. De olieslangen moeten zo-
danig geplaatst worden dat ze bij het uitzwen-
ken van de brander niet kunnen barsten en
ontspannen aanliggen.
OPGELET
Verbrandingsgevaar
Bepaalde bouwdelen van de brander (b.v.
vlamkop, branderflens, enz.) warmen op tij-
dens de werking. Laten afkoelen vooraleer ser-
vicewerken uit te voeren.
Brander 180° gedraaid monteren
De brander kan ook over 180° gedraaid gemonteerd wor-
den. Daarvoor moet echter de olieleiding vervangen wor-
den (olieleiding als toebehoren verkrijgbaar).
klemschroeven in de branderflens in de naastliggende
schroefboring inzetten
oliepomp 180° omdraaien en nieuwe olieleiding (toebe-
horen) inzetten
verstuiverlijn met stuwschijf zo draaien, dat de ontste-
kingselektroden zich aan de bovenkant bevinden
Let op bij de inbouw van verstuiver en stuwschijf :
verstuiverkeuze, zie hfst. 4.7
afstand verstuiver - stuwschijf, zie hfst. 7.5
instelling ontstekingselektroden, zie hfst. 7.4
OpmerkingVervanging van de verstuiver doorvoeren zoals
aangegeven in hfst. 7.3.
GEVAAR
4
11
4.6 Elektrische aansluiting
Polariteit van de aansluitstekker controleren.
Schakelschema zie hoofdstuk 5.5.
Aansluiting op de voedingsspanning uitvoeren volgens
het voor het toestel geldende aansluitschema.
Aanwijzing voor Oostenrijk
Voor de brander moeten scheidingselementen ingezet
worden. Minstens 3 mm contactafstand; meerpolig
werkend.
Mogelijk zijn :
schakelaar (zonder microcontacten)
met scheidingsmogelijkheid
vermogencontactor
contactoren
schroefzekeringen bij éénduidig herkenbare plaatsing
Elektrische aansluiting
4.7 Verstuiverkeuze
WL20/1-C (één verstuiver)
Verstuiver- Karakteristiek Vermogen
fabrikaat
Fluidics, 60° S, 6H 50 -120 kW
Steinen
De tabel is gebaseerd op gegevens van de verstuiverconstructeur.
** gebaseerd op 7 bar
Bij een verstuivergrootte 1,00 - 1,35 worden bij
voorkeur Fluidics-verstuivers ingezet.
Voorbeeld van een verstuiverkeuze WL20/2-C
Het vereiste verbrandingswarmtevermogen Q
F
= 134 kW
geeft een oliedebiet van : 134 / 11,9 11,2 kg/h
Debiet per verstuiver : 11,2 / 2 = 5,6 kg/h
(alleen bij WL20/2-C)
Rekening houdend met de aanbevolen pompdruk geeft de
verstuiverkeuze :
12 bar / 5,6 kg/h verstuivergrootte 2x 1,35 gph
Met deze waarde moet de stand van de stuwschijf, resp.
de stand van de luchtklep gekozen worden, overeen-
komstig de insteldiagrammen in hoofdstuk 5.3.
De tabel is gebaseerd op gegevens van de verstuiverconstructeur.
** gebaseerd op 7 bar
Bij een verstuivergrootte 1,00 - 1,35 worden bij
voorkeur Fluidics-verstuivers ingezet.
WL20/2-C (twee verstuivers)
Verstuiver- Karakteristiek Vermogen
fabrikaat
Fluidics, 60° S, 6H 70 -150 kW
Steinen
Verstuivingskarakteristiek en verstuivingshoek veranderen
in functie van de verstuivingsdruk.
Omrekening van de verbrandingswarmte in (kW) naar
het oliedebiet in (kg/h) :
Oliedebiet (kg/h) = verbrandingswarmtevermogen (kW)
11,9
Verstuivingsdruk
Aanbevolen pompdruk : 10 … 12 … 14 bar
Fabrieksinstelling : 12 bar
Verstuiver- 10 bar 12 bar 14 bar
grootte kW kg/h kW kg/h kW kg/h
(USgph)**
1,00 49,9 4,2 53,5 4,5
1,10 49,9 4,2 54,7 4,6 58,3 4,9
1,25 55,9 4,7 61,8 5,2 66,6 5,6
1,35 60,6 5,1 66,6 5,6 72,5 6,1
1,50 67,8 5,7 73,7 6,2 79,7 6,7
1,65 74,9 6,3 82,1 6,9 88,0 7,4
1,75 78,5 6,6 86,8 7,3 94,0 7,9
2,00 90,4 7,6 98,7 8,3 107,0 9,0
2,5 113,0 9,5 123,7 10,4
Verstuiver- 10 bar 12 bar 14 bar
grootte kW kg/h kW kg/h kW kg/h
(USgph)**
0,75 33,3 2,8 36,8 3,1 40,4 3,4
0,85 38,0 3,2 41,6 3,5 45,2 3,8
1,00 45,2 3,8 49,9 4,2 53,5 4,5
1,10 49,9 4,2 54,7 4,6 58,3 4,9
1,25 55,9 4,7 61,8 5,2 66,6 5,6
1,35 60,6 5,1 66,6 5,6 72,5 6,1
1,50 67,8 5,7 73,7 6,2 79,7 6,7
1,65 74,9 6,3 82,1 6,9
4
12
Inbedrijfname en werking
5.1 Veiligheidsaanwijzingen voor de eerste inbedrijfname
De eerste inbedrijfstelling van de verbrandingsinstallatie
mag alleen door de leverancier, fabrikant of een andere,
door deze laatste erkende vakkundige uitgevoerd worden.
Daarbij moet de juiste instelling en werking van alle regel-,
sturings- en veiligheidscomponenten gecontroleerd
worden.
Bovendien moet ook de voorgeschreven zekering van de
stuurstroom, de maatregelen voor aanrakingsbeveiliging
van elektrische installaties en de totale bedrading
gecontroleerd worden.
5.2 Maatregelen vóór de eerste inbedrijfname
Meettoestellen aansluiten
Drukmeettoestel aan de oliepomp (voor de inbedrijfname)
Na de meting
opnieuw de afsluitstop
aanbrengen
5
Ontluchting van de aanzuigleiding
Vóór de eerste inbedrijfname moet de aanzuig-
leiding ontlucht en volledig met olie gevuld
worden. Anders kan door drooglopen een
blokkering van de pomp veroorzaakt worden.
Manueel ontluchten d.m.v. een zuigpomp.
Drukmeettoestel aansluiten
Voor het meten van de ventilatordruk vóór de meng-
inrichting tijdens de afregeling
Ampèremeter aansluiten
Voor het meten van de vlamcontrolestroom tijdens de
afregeling (proefadapter nr. 13 gebruiken; bestelnr.
240 050 12 04/2).
Aanspreekgrens voor vreemde belichting: _______ <15µA
Aanspreekgrens voor werking:_________________ >30µA
Aanbevolen vlamcontrolestroom:____________ 40 - 100µA
Max. bereikbare voelerstroom: ______________ ca. 120µA
Drukmeettoestellen aan de oliepomp aansluiten
1. Manometer aansluiten (zie hfst. 3.2).
2. Vacuummeter aansluiten (zie hfst. 3.2).
OPGELET
Checklijst vóór de eerste inbedrijfname
Warmtegenerator moet bedrijfsklaar gemonteerd zijn.
Gebruiksaanwijzingen van de warmtegenerator
moeten in acht genomen worden.
De elektrische aansluitingen moeten correct
uitgevoerd zijn.
Warmtegenerator en verwarmingssysteem moeten
voldoende met opwarmmedium gevuld zijn.
Rookgaswegen moeten vrij zijn.
Werkwijze van de ventilatoren bij luchtverhitters moet
correct zijn.
Verse luchttoevoer moet voldoende aanwezig zijn.
Meetpunt voor rookgasmeting moet voorhanden zijn.
Er op letten dat de warmtegenerator en de
rookgasafvoer tot aan de meetopening dicht zijn,
zodat de meetresultaten niet beïnvloed worden door
vreemdeluchttoevoer
Laagwaterbeveiliging moet correct ingesteld zijn.
Temperatuurregelaars, drukregelaars, veiligheden en
begrenzers moeten in bedrijfspositie staan.
Warmtevraag moet voldoende aanwezig zijn.
Brandstofvoerende leidingen moeten ontlucht zijn
(luchtvrij).
Juiste verstuiver moet ingezet zijn en op vaste zit
gecontroleerd worden (zie hoofdstuk 4.7).
Afstand stuwschijf - verstuiver moet correct ingesteld
zijn (zie hoofdstuk 7.5).
Ontstekingselektroden moeten correct ingesteld zijn
(zie hoofdstuk 7.4).
Bemerking Verdere installatiegebonden controles
kunnen noodzakelijk zijn. Let hierbij op de
bedieningsvoorschriften van de
verschillende installatiecomponenten.
13
8
6
4
2
40 60 100 120 140 16080
10
4
5 6 7 8 9 10111213
kW
kg/h
12
14
16
WL20/1-C
WL20/2-C
Basisinstelwaarden stuwschijf en luchtklep
Met de schaalwaarden voor de instelling van de stuwschijf
en de luchtklep kan de brander voor de eerste
inbedrijfname vooringesteld worden. De instelwaarden zijn
gebaseerd op de maximale vuurhaardweerstand volgens
EN 303 en moeten voor de optimalisatie van de
verbranding aan de effectieve vuurhaardweerstand
aangepast worden.
Algemeen kunnen met deze voorinstelling CO
2
-waarden
tussen 12,0 % en 13,0 % verkregen worden. De
voorinstelling is echter geen vervanging voor de
noodzakelijke rookgasmeting of optimalisatie van de
verbranding !
Opmerking Het brandervermogen is afhankelijk van de
ingezette verstuiver (zie hfst. 4.7) !
5.3 Eerste inbedrijfname en afregeling
Stand stuwschijf X (mm)
Basisinstelwaarden luchtklep
3
6
5
4
kW
kg/h
40 60
100
4
120 140 160
80
5 6 7 8 9 10111213
2
WL20/2-C
WL20/1-C
Brandervermogen
Stand luchtklep
Luchtklep instellen
Luchtklep instellen aan de servomotor (optie)
Basisinstelwaarden stuwschijf
Brandervermogen
Stuwschijf instellen
Aanwijsstift
Instelschroef
Stuwschijf instellen
De instelschroef draaien totdat de schaal aan
de aanwijsstift de voorinstelwaarde aangeeft.
Opmerking Bij de stand 0 van de stuwschijf moet de
aanwijsstift samenvallen met de
mengkamerbehuizing (schaal is niet
zichtbaar).
5
Voorbeeld basisinstelwaarden WL20/2-C
Brandervermogen: 11,9 x 11,2 kg/h
133 kW
Daaruit resulteert:
instelwaarde stuwschijf 10 mm
instelwaarde luchtklep 5,5 mm
Oliedebiet uit voorbeeld verstuiverkeuze (hfst. 4.7)
14
40 60
100 120 140 160
80
5,0
4
5 6 7 8 9 10111213
kW
kg/h
4,5
4,0
3,5
3,0
2,5
5,5
WL20/2-C
WL20/1-C
Brandervermogen
Richtwaarden voor de ventilatordruk vóór de
menginrichting
Werd de brander voor de eerste inbedrijfname ingesteld
overeenkomstig de parameters in de diagrammen, dan
bekomt men, afhankelijk van de vuurhaardweerstand van
de warmtegenerator, de in het diagram aangegeven
richtwaarden voor de druk voor de menginrichting.
Richtwaarden druk vóór de menginrichting
Druk [mbar]
Optimalisatie van de verbranding
Druk en mengsnelheid verhogen :
Instelschroef van de stuwschijf naar links (-) draaien.
De afstand van de stuwschijf wordt verkleind.
Om de daardoor verminderde luchtovermaat te cor-
rigeren, de openingshoek van de luchtklep vergro-
ten.
Mogelijkheden voor verbetering van de stabiliteit
Mengsnelheid aan de stuwschijf verlagen :
Instelschroef van de stuwschijf naar rechts (+)
draaien.
Afstand van de stuwschijf wordt vergroot.
Om de daardoor verhoogde luchtovermaat te corri-
geren, de openingshoek van de luchtklep verklei-
nen.
Kleinere verstuiver inzetten en de pompdruk verhogen.
Verstuiverfabrikaat wisselen.
OpmerkingNa iedere ingreep de verbrandingswaarden
controleren en desgevallend de instelling
corrigeren (zie bijvoegsel).
Afsluitende werkzaamheden
Drukmeettoestellen zoals manometer en va-
cuümmeter kunnen bij continue belasting be-
schadigd worden. Daardoor kan olie ongecon-
troleerd uitlekken.
Na de afregeling de drukmeettoestellen verwij-
deren. De aansluitingsplaatsen afdichten.
De meetresultaten van de rookgasmeting op de
inspectiekaart noteren.
Dichtheidscontrole van de installatie en de olieleidin-
gen.
De elektro-aansluiting in de branderafdekkap met de
bijgevoegde afdekking afsluiten en de kap op de bran-
der monteren.
De gebruiker over de bediening van de installatie
informeren.
5.4 Uitbedrijfname
Bij korte bedrijfsonderbrekingen
(b.v. schoorsteenreiniging e.d.):
Hoofd- en gevaarschakelaar voor de brander
uitschakelen.
Bij langere bedrijfsonderbrekingen :
Hoofd- en gevaarschakelaar voor de brander
uitschakelen.
Brandstofafsperorganen sluiten.
Ontploffingsgevaar !
CO-vorming door verkeerde branderinstelling.
CO-emissie controleren en een roetmeting
doorvoeren. Bij CO- resp. roetvorming de
verbrandingswaarden optimaliseren. Het CO-
gehalte mag niet meer bedragen dan 50 ppm.
Roetgetal < 1.
Verbrandingsgevaar !
Bepaalde bouwdelen van de brander (b.v.
vlamkop, branderflens, enz.) warmen op
tijdens de werking.
Laten afkoelen vooraleer servicewerken uit te
voeren.
Inbedrijfname
Luchtklep en stuwschijf moeten overeenkomstig het
gewenste warmtevermogen vooringesteld worden.
Door de ketelregelaar moet warmte gevraagd worden.
Spanningstoevoer naar de brander inschakelen.
Hoofd- en gevaarschakelaar AAN.
De brander start overeenkomstig de werkingscyclus
(zie hfst. 5.5).
Pompdruk instellen.
Luchtvoorinstelling optimaliseren aan de hand van de
verbrandingswaarden.
Luchtovermaat instellen in functie van de druk vóór de
menginrichting (zie diagram) :
drukzijdig via de stand van de stuwschijf
zuigzijdig via de openingshoek van de luchtklep
Verbrandingscontrole doorvoeren (zie bijvoegsel).
GEVAAR
GEVAAR
GEVAAR
5
15
P
ϑ
M
1
P
ϑ
F1
16 A
P
ϑ
M
1
P
ϑ
F1
16 A
M
LN
F3
230V 1,N 50Hz
B1
L
N11122T1 T2 3 4 6 S3513B4
M1 T1 Y4 H1Y1 H2
F2
S1
LN
F3
230V 1,N 50Hz
B1
L
N11122T1 T2 3 4 6 S3513B4
M1 T1 Y4 H1Y1 H2
F2
S1
Y6
A1
W-FM05
A1
W-FM05
TI
TS
TV
TI
TS
TV
TI
TS
TV
TS
TV
TI
TS
TV
TN
TI
TS
TV
TI
TS
TV
TI
TS
TV
TS
TV
TI
TS
TV
TN
5.5 Werkingscyclus en bedradingsschema
Diagram functieverloop
Legende
A1 Verbrandingsmanager W-FM05
B1 Vlamvoeler
F1 Zekering
F2 Temperatuur- of drukbegrenzer
F3 Temperatuur- of drukregelaar
H1 Controlelamp storing
H2 Controlelamp bedrijf
M1 Brandermotor
S1 Hoofdschakelaar
T1 Ontstekingstoestel
Y1 Magneetventiel
Y4 Antihevelventiel / tankventiel
(optie)
Y6 Servomotor (optie)
Start met vlamvorming
Symbolen
Signaallamp
Start zonder vlamvorming
Vlamsignaal bij branderstart
Vlamuitval tijdens werking
AAN
AAN
AAN
AAN
Storing
Storing
UIT
Bedrijf
Bedrijf
Bedrijf
Vlam-
uitval
nieuwe start
Spanning ligt aan
Start = oranje
Ontstekingsfase = oranje flikkerend
Branderbedrijf = groen
Storing = rood
Vlamsignaal voorhanden
Stroomrichtingspijl
Schakeltijden
Initialiseringstijd T
I
: 1 sec.
Voorspoeltijd T
V
: 18 sec.
Veiligheidstijd T
S
: 4 sec.
Naspoeltijd T
N
: 2 sec.
Signaallamp
Start met vlamvorming
Start zonder vlamvorming
Vlamsignaal bij branderstart
Vlamuitval tijdens werking
AAN
AAN
AAN
AAN
Storing
Storing
UIT
Bedrijf
Bedrijf
Bedrijf
Vlam-
uitval
nieuwe start
Signaallamp
Standaard met servomotor (optie)
5
16
S1
Max.
16A
LPEN
230V 1,N,PE 50/60Hz
F1
F2
F3
H1
H2
C1
M1
T1 Y1B1
M
~
X6
A1
ϑ
ϑ
P
P
L N T1 T2 S3 B4
X3:2
X3:3
X3:12
X3:11
X3:4
X3:13
X3:5
X3:6
X5:1
K2
K3
K1
K3
K2
W-FM05
Y4
62111/000073
h
P1
Y6
M
~
I
h
P11
S2
F7
5
4
6
3
2
12
11
13
X6
X3:
F7
Bedradingsschema WL20/1-C en WL20/2-C
A1 Verbrandingsmanager W-FM05 met
stekkeraansluiting
B1 Vlamvoeler
C1 Motorcondensator
F1 Externe zekering (max. 16A traag)
F7 Externe zekering (max. 6,3A traag)
F2 Temperatuur- of drukbegrenzer
F3 Temperatuur- of drukregelaar
H1 Controlelamp storing
H2 Controlelamp bedrijf
M1 Brandermotor
P1 Bedrijfsurenteller (optie)
P11 Bedrijfsurenteller (optie)
S1 Bedrijfsschakelaar
S2 Afstandsontgrendeling
T1 Ontstekingstoestel
X3 Stekkerconsole
X5 Stekker direct op de printplaat
X6 Aansluitstekker brander
Y1 Magneetventiel
Y4 Antihevelventiel / Tankventiel (optie)
Y6 Servomotor luchtklep (optie)
Bus-
interface
W-FM05
Verbrandingsmanagers
zijn beveiligingstoestellen.
Niet openen !
GEVAAR
Aarding of nulgeleider
volgens plaatselijke
voorschriften
Van het schakelschema
afwijkende installaties zijn niet
toegelaten
5
17
5.6 Bediening W-FM 05
Functie
De in de W-FM 05 geïntegreerde ontgrendelingstoets met
signaallamp vervult volgende functies:
ontgrendeling bij branderstoring
overdracht van een optische diagnosecode (zie hfst. 6).
optische data-overdracht (miet gebruikt)
Afhankelijk van de uitgangssituatie (branderbedrijf of
branderstoring) moet de lamp-drukknop 1 seconde of 5
seconden lang ingedrukt worden om de gewenste functie
te starten.
Indrukken van de toets per vergissing (minder dan 1
seconde) :
melding verdwijnt, manager blijft in vergrendeling.
Ontgrendelingstoets zacht indrukken tot bij
het uitschakelen van het schakelpunt. Door
heftig indrukken kan de verbrandingsmanager
beschadigd worden.
OPGELET
Branderbedrijf afschakeling
~ 1 sec.
groen oranje groen
Branderstoring ontgrendeling
~ 1 sec.
Branderstoring diagnosecode AAN
~ 5 sec.
Branderstoring diagnosecode UIT
~ 1 sec.
rood groen
rood oranje rood flikkerend * rood flikkerend * oranje groen
oranje
aan aan aan
aanuituit
uit
Bepaling diagnosecode zie hfst. 6
5
18
Oorzaken en oplossen van storingen
De brander wordt buiten bedrijf in storingsstand
vergrendeld teruggevonden (signaallamp rood) of de
branderwerking wordt verhinderd (signaallamp flikkert
oranje/rood of groen/rood).
Bij storingen moeten eerst de basisvoorwaarden voor een
normale werking gecontroleerd worden :
Is er spanning aanwezig ?
Is er stookolie in de tank ?
Zijn alle regelorganen voor ruimte- en keteltemperatuur,
laagwaterbeveiliging, eindschakelaars e.d. correct
ingesteld ?
Wordt vastgesteld dat de oorzaak van de storing niet aan
bovengenoemde voorwaarden ligt, dan moeten de met de
brander samenhangende functies individueel getest
worden.
Om schade aan de installatie te vermijden, niet
meer dan 2 ontgrendelingen na mekaar
uitvoeren.
Gaat de brander een derde maal op storing :
storingsoorzaak verhelpen.
Het verhelpen van de storing mag alleen
doorgevoerd worden door gekwalificeerd
personeel met de nodige vakkennis.
Ontstoren : met diagnosecode (zie hfst. 5.6) :
Bij het optreden van een storing de fout-
analysetijd van ca. 5 sec. afwachten, dan de
ontstoringstoets zolang ingedrukt houden, tot
de signaallamp naar oranje omschakelt (ca. 5
sec.). Flikkercode noteren, vervolgens de
toets voor de ontstoring gedurende ca. 1
seconde lang indrukken.
zonder diagnosecode :
ontstoringstoets zolang zacht ingedrukt
houden (ca. 1 seconde), totdat de rode lamp
uitdooft.
GEVAAR
OPGELET
Probleem Oorzaak Oplossing
Verbrandingsmanager W-FM05
Signaallamp
uit geen warmtevraag of geen
stroomtoevoer
rood storing
diagnosecode tot bij het herkennen van
de storingsoorzaak (ontgrendelingstoets
ca. 5 sec. lang indrukken)
2 x flikkeren geen vlam bij het einde van de
veiligheidstijd
4 x flikkeren vlamsimulatie/vreemde belichting
7 x flikkeren 4 x vlamuitval tijdens één bedrijfsfase
10 x flikkeren geen duidelijke foutbepaling
10 min.oranje dan rood 8 x flikkeren brugstekker nr. 2 ontbreekt of
contact in de servomotor niet
gesloten
met het ontgrendelen (ca. 1 sec.)
wordt de pinklichtcode-informatie in
het interne geheugen gewist
rood/groen flikkerend vreemde belichting, vóór warmte- vreemde belichting zoeken en
(na ca. 24 sec. storingsafschakeling aanvraag wegwerken
2x rood/oranje flikkerend, spanning te hoog > 260 V externe spanningstoevoer
dan korte pauze controleren
oranje/rood flikkerend Spanning te laag < 170 V externe spanningstoevoer
controleren
interne zekering F7 is zekering vervangen (6,3 A traag)
uitgevallen (hfst. 7.12) branderbouwdelen controleren,
desgevallend defecte bouwdelen
vervangen
interne zekering uitgevallen zekering vervangen (hfst. 7.12)
rood flikkerend brugstekker nr. 12 ontbreekt brugstekker nr. 12 insteken
rood schijnsel optische data-overdracht ontgrendelingstoets > 5 sec.
geactiveerd (wordt niet indrukken, verbrandingsmanager
gebruikt) gaat opnieuw in de diagnosecode
of in de bedrijfsmodus
6
19
Probleem Ooorzaak Oplossing
Vervolg signaallamp
groen flikkerend brander werkt met zwakke branderinstelling controleren ofwel is
belichting de vlamvoeler vuil
Grenswaarden :
kortsluiting in voelerkring : <2 k komt overeen >110µA
aanspreekgrens voor vreemdlicht: <15µA
aanspreekgrens voor bedrijf: >30µA
aanbevolen vlamcontrolestroom : 40 tot 100µA
max. bereikbare voelerstroom : ca. 120µA
Motor
draait niet condensator defect condensator vervangen
oliepomp blokkeert oliepomp vervangen
motor defect motor vervangen
servomotor schakelt niet door servomotor vervangen
Ontsteking
Geen ontsteking ontstekingselektroden in kortsluiting ontstekingselektroden instellen
of te ver uit elkaar
ontstekingselektroden vuil en ontstekingselektroden reinigen
vochtig
isolatie gesprongen ontstekingselektroden vervangen
ontstekingskabel verbrand kabel vervangen, oorzaak
zoeken en verhelpen
ontstekingstoestel defect ontstekingstoestel vervangen
Oliepomp
levert geen olie afsperventiel gesloten afsperventiel openen
zuigventiel ondicht zuigventiel reinigen of vervangen
olieleiding ondicht schroefkoppelingen aandraaien
filter door vuil verstopt filter reinigen
antihevelventiel opent niet ventiel controleren, desgevallend
vervangen
filter lek filter vervangen
oliepomp defect oliepomp vervangen
sterk mechanisch geruis oliepomp zuigt lucht aan schroefkoppelingen aandraaien
te hoog vacuüm in de olieleiding filter reinigen, afsluitkraan voor de
brander (filtercombinatie) gans ope-
nen
Magneetventiel
Magneetventiel opent niet spoel defect spoel vervangen
Signaallamp rood/groen flikkerend vreemde belichting vreemde lichtbron zoeken en
wegwerken
Magneetventiel sluit niet vuil in de dichtingsvlakken of in de oliepomp vervangen, lekt
zeef van het magneetventiel
6
20
Probleem Ooorzaak Oplossing
Verstuiver
Ongelijkmatige verstuiving boorgat gedeeltelijk verstopt verstuiver vervangen
verstuiverfilter sterk vervuild verstuiver vervangen
door te lang gebruik versleten verstuiver vervangen
Geen oliedoorgang verstuiver verstopt verstuiver vervangen
Olie stroomt onmiddellijk bij de start magneetventiel oliepomp ondicht oliepomp vervangen
van de brandermotor
Vlamvoeler reageert
niet op de vlam vlamvoeler defect vlamvoeler vervangen
Vlamkop
sterke cokesaanslag defecte verstuiver verstuiver vervangen
verkeerde instelling instelmaten corrigeren
veranderde verbrandingslucht- brander opnieuw afregelen
hoeveelheid
stookplaats niet voldoende zorgen voor voldoende verluchting,
verlucht overeenkomstig de plaatselijke voor-
schriften
Spanningstoevoer
Signaallamp licht niet op na warmtevraag geen spanningstoevoer spanningstoevoer controleren
door de ketelregelaar
verbrandingsmanager defect verbrandingsmanager vervangen
Algemene werkingsproblemen
Startproblemen, brander start verkeerde instelling van de instelling corrigeren
niet, alhoewel ontsteking en ontstekingselektrode (zie hoofdstuk 7.4)
olietoevoer, geen vlamvorming
afstand tussen stuwschijf en instelling controleren evtl. maat S1
voorkant vlamkop te klein vergroten (zie hfst. 7.5)
Brander resp. verbranding verkeerde instelling van de instelling van de menginrichting
sterk pulserend of dreunend menginrichting, afstand tussen controleren,evtl. maat S1 vergroten
stuwschijf en voorkant van de (zie hfst. 7.5)
vlamkop te klein
verkeerde verstuiver indien mogelijk een verstuiver met
net kleiner debiet kiezen en tegelij-
kertijd de pompdruk verhogen. Evtl.
ander verstuiverfabrikaat inzetten.
Vlam haakt af na veiligheidstijd T
S
vlamvoeler vuil vlamvoeler reinigen
vlamvoeler defect vlamvoeler vervangen
Opmerking Na correctie van de branderinstelling
steeds een verbrandingscontrole doorvoeren.
6
21
7 Onderhoud
7.1 Veiligheidsaanwijzingen voor onderhoud
Onvakkundig uitgevoerde onderhouds- en
herstellingswerkzaamheden kunnen zware
ongevallen tot gevolg hebben. Personen
kunnen daarbij zwaar gewond of gedood
worden. Onderstaande veiligheidsrichtlijnen
dienen absoluut in acht te worden genomen.
Verbrandingsgevaar
Bepaalde bouwdelen van de brander (b.v.
vlamkop, branderflens, enz.) warmen op
tijdens de werking. Laten afkoelen vooraleer
servicewerken uit te voeren.
Personeelskwalificatie
Onderhouds- en herstellingswerken mogen alleen
uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel, dat
hiervoor over de nodige vakkennis beschikt.
Voor alle onderhouds- en herstellingswerken :
1. Hoofd- en gevaarschakelaar van de installatie afzetten.
2. Brandstofafsperorganen sluiten.
3. 7-polige aansluitstekker van de ketelsturing uittrekken.
Na alle onderhouds- en herstellingswerken :
1. Functiecontrole.
2. Controle van de rookgasverliezen, alsook van de
CO
2
-/O
2
-/CO-waarden en roetgetal.
3. Meetprotocol opstellen.
In gevaar brengen van de bedrijfsveiligheid
Herstellingswerken aan onderstaande bouwdelen mogen
enkel door de fabrikant of door zijn
gevolmachtigde uitgevoerd worden :
vlamvoeler
verbrandingsmanager
magneetventiel
servomotor
GEVAAR
7.2 Onderhoudsplan
Onderhoudsinterval
Volgens het K.B. van 1978 moet de ganse installatie
(brander, generator en schoorsteen) minstens
- éénmaal per jaar -
door een erkend technicus onderhouden worden.
Controle en reiniging
ventilator en luchttoevoer (zie hfst. 7.8 en 7.9)
ontstekingsinrichting (zie hfst. 7.4 en 7.5)
vlamkop en stuwschijf (zie hfst. 7.5)
vuilzeef
oliepompfilter
luchtklep (zie hfst. 7.10)
vlamvoeler
verstuiverfilter resp. verstuiver (zie hfst. 7.3)
olieslangen
Functiecontrole
in bedrijf gaan van de brander met werkingscyclus
(zie hfst. 5.5)
ontstekingsinrichting
oliedrukvoeler (indien beschikbaar)
vlamcontrole
pompdruk en aanzuigvacuüm van de pomp
dichtheidscontrole van de olievoerende bouwdelen
GEVAAR
7
22
7.3 Verstuiver uit- en inbouwen
7.4 Ontstekingselektroden instellen
Verstuiverlijn uitbouwen (zie hfst. 7.3)
OpmerkingDe ontstekingselektroden mogen niet in aanra-
king komen met de verstuivingskegel van de
verstuiver !
Brander- Maten in mm
type a b c
WL20/1-C 2,0…2,5 1,5 -2,0 1,0-2,0
WL20/2-C 2,5…3,0 2,0-2,5 2,0
Uitbouw
1. Brander demonteren en in servicepositie ophangen
(zie hfst. 4.5)
2. Ontstekingskabel uittrekken
3. Schroef losdraaien
4. Stuwschijf van de verstuiverlijn losmaken
5. Verstuiver uitnemen
Bij het wegnemen van de verstuiver de verstuiverlijn
tegenhouden.
Brander Sleutelwijdte verstuiver / verstuiverlijn
WL20/1-C: SW16 / SW 19
WL20/2-C: SW16 / SW 27
Inbouw
De inbouw gebeurt in omgekeerde volgorde.
Let op :
De juiste verstuiver moet ingezet zijn en op vaste zit
gecontroleerd worden.
Afstand verstuiver - stuwschijf (zie hfst. 7.5)
Instelling ontstekingselektroden (zie hfst. 7.4)
OpmerkingAls de verstuiver vuil is :
verstuiver niet reinigen
steeds nieuwe verstuiver gebruiken.
Instelmaten ontstekingselektrode WL20/1-C
Vervanging van de verstuiver WL20/2-C
Vervanging van de verstuiver WL20/1-C
Instelmaten ontstekingselektrode WL20/2-C
ac
b
a
c
b
7
23
7.5 Menginrichting instellen
Menginrichting instellen
S1
a

Als vlamkop en stuwschijf sterke cokesaanzetting vertonen
of sterk met olie vervuild zijn, dan moet de instelling van de
menginrichting gecontroleerd worden. De maat S1
(afstand stuwschijf tot voorkant vlamkop) kan alleen
gecontroleerd worden, wanneer de brander aan een
uitzwenkbare keteldeur gemonteerd is. Indien dit niet
mogelijk is zal de verstuiverlijn gedemonteerd worden (zie
hoofdstuk 7.6) en moet de maat L gecontroleerd worden.
Foutieve instelling van de menginrichting kan
roet- en CO-vorming veroorzaken.
Basisinstelling
1. Aanwijsstift door draaien van de instelschroef op
schaalstand 0 (maat X = 0) zetten. Daarbij moet de
aanwijsstift evenwijdig liggen met het afsluitdeksel.
2. Maat S1 of maat L controleren.
Bij afwijkingen :
1. Maat S1 of maat L instellen door verdraaien van de
instelschroef .
2. Kap van de aanwijsstift afnemen.
3. Aanwijsstift met inbussleutel (SW3) verdraaien, zodat
deze evenwijdig ligt met het afsluitdeksel .
4. Kap opnieuw opzetten.
OpmerkingDe instelling van de stuwschijf steeds met de
instelschroef uitvoeren. Niet aan de aanwijs-
stift draaien !
Basisinstelling
LXS1a
mm mm mm mm
WL20/1-C 324 ± 0,5 0 8 5
LXS1a
mm mm mm mm
WL20/2-C 357 ± 0,5 0 9 5
Branderflens
Verstuiverlijn
Verstuiver
Stuwschijf
Vlamkop
Aanwijsstift
Instelschroef
Deksel verstuiverlijn
L
L
X
OPGELET
7
24
7.7 Afsluitdeksel afnemen en terug opzetten
7.6 Verstuiverlijn uit- en inbouwen
7
25
7.8 Servicepositie
7.9 Oliepomp, ventilatormotor en schoepenwiel uit- en inbouwen
5
3
Schroef toegankelijk via de
boring in het schoepenwiel
Bij de montage moet de schroef
op de uitsparing van de motoras
zitten.
7
26
7.10 Luchtregelhuis en luchtklep reinigen
2
7.11 Hoekaandrijving van de luchtklep uit- en inbouwen
7
27
7.12 Oliepompfilter uit- en inbouwen
7.13 Interne zekering vervangen (W-FM05)
T6,3H250V
7
28
Temperatuur Luchtvochtigheid Eisen volgens
EMV Laagspanningsrichtlijn
In bedrijf : max. 80 % rel. vochtigheid Richtlijn 89/336/EWG Richtlijn 72/23/EWG
-15°C*…+4C geen dauw EN 50081-1 EN 60335
Transport/Opslag : EN 50082-1
-20…+7C
* Bij de gepaste stookolie en/of overeenkomstige uitvoering van de oliehydrauliek
8.5 Toegelaten omgevingscondities
Technische gegevens
8.1 Branderuitrusting
8.2 Werkingsveld
Brander- Brander- Motor Servomotor Schoepen- Ontstekings- Vlam- Oliepomp
type manager (optie) wiel toestel voeler
WL20/1-C W-FM05 ECK 04/F-2 W-St 02/1 160x60 W-ZG01 QRB1B AL30 C 9537
WL20/2-C 230V, 50Hz
2750 min
-1
0,25 kW, 1,5 A
cond. 8 µF
Brandertype WL20/1-C WL20/2-C Werkingsvelden volgens EN 267
Vlamkop W20/1-C W20/2-C
Brander- 50…120 kW 70…150 kW
vermogen 4,2…10,1 kg/h 5,9…12,6 kg/h
8.3 Toegelaten brandstoffen
Gasolie verwarming volgens NBN T 52-716
8.4 Elektrische gegevens
Netspanning ________________________________ 230 V
Netfrequentie _______________________________ 50 Hz
Vermogenopname start _____________________ 0,43 kW
bedrijf ____________________0,32 kW
Stroomopname ______________________________ 1,5 A
Externe toestelzekering ___________________ 16 A traag
Interne toestelzekering ____________________6,3 A traag
Brandervermogen
-1.0
2.5
2.0
1.5
1.0
0.5
0
-0.5
-1.5
kW
kg/h
3.0
40 60
100
4
120 140 160
80
5 6 7 8 9 10111213
Vuurhaarddruk [mbar]
Brandervermogen
-1.0
2.5
2.0
1.5
1.0
0.5
0
-0.5
-1.5
kW
kg/h
3.0
40 60
100
4
120 140 160
80
5 6 7 8 9 10111213
Vuurhaarddruk [mbar]
8
29
8.6 Afmetingen
8.7 Gewicht
–weishaupt–
WL20/1-C
Brander ________________________________ca. 20,0 kg
WL20/2-C
Brander ________________________________ca. 20,2 kg
Aansluitmaten
volgens EN 226
Maten in mm
l
1 l2 l3 l4 l5 l6 b1 b2 h1 h2 h3 h4 d1 d2 d3 d4 d5 d6
WL20/1-C 144 393 31 525 434 73 358 179 376 285 182 183 108 M8 170 130 123 150
WL20/2-C 174 393 31 558 434 73 358 179 376 285 182 183 120 M8 170 130 123 150
l
1
l3
l
2
l
4
l
5
l6
h1
h2
h3
b
1
b
2
h
4
d1
d2
d
3
d4
d
3
d
5
d
6
Brandertussen-
flens voor
vermogen < 70
kW (toebehoren)
t = 15 mm
8
30
Bijvoegsel
Inhoud
Verbrandingscontrole
Trefwoordenregister
Verbrandingscontrole
Opdat de installatie milieuvriendelijk, zuinig en storingvrij
zou kunnen werken, zijn bij de afregeling rookgasmetingen
noodzakelijk.
Voorbeeld van een vereenvoudigde berekening voor
de in te stellen CO
2
-waarde
Gegeven: CO
2 max.
= 15,4 %
Bij roetgrens (roetgetal = 1) gemeten :
CO
2 gem.
= 14,9 %
CO
2 max.
15,4
geeft luchtfactor : λ≈ = = 1,03
CO
2 gem.
14,9
Om een veilige luchtovermaat te kunnen verzekeren, het
luchtgetal met 15 % verhogen
In te stellen CO
2
-waarde bij luchtgetal λ = 1,18 en
15,4 % CO
2 max.
en :
CO
2 max.
15,4
CO
2
= = 13,0 %
λ 1,18
Het CO-gehalte mag daarbij niet groter zijn dan 50 ppm.
Let op de rookgastemperatuur :
De rookgastemperatuur voor nominale belasting volgt uit
de branderinstelling op het maximaal mogelijke
verbrandingswarmtevermogen van de warmtegenerator.
Bovendien moet de rookgasafvoer zo zijn uitgevoerd, dat
schade door condensatie in de rookgaskanalen vermeden
wordt (behoudens zuurvaste rookgaskanalen).
Bepaling van rookgasverliezen
Het zuurstofgehalte van de rookgassen, alsook het verschil
tussen rookgas- en verbrandingsluchttemperatuur is te
bepalen. Daarbij moet men het zuurstofgehalte en de
rookgastemperatuur gelijktijdig op hetzelfde punt meten. In
plaats van het zuurstofgehalte kan ook het
koolstofdioxidegehalte van de rookgassen gemeten
worden. De temperatuur van de verbrandingslucht wordt
gemeten in de omgeving van de aanzuigopening.
De rookgasverliezen worden berekend door meting van
het zuurstofgehalte volgens de formule
A
2
q
A
=(t
A
- t
L
) ( +B)
21 – O
2
Wordt i.p.v. het zuurstofgehalte het kooldioxidegehalte
gemeten, dan gebeurt de berekening volgens de formule
A
1
q
A
=(t
A
- t
L
) ( +B)
CO
2
Hierin is :
q
A
= rookgasverlies in %
t
A
= rookgastemperatuur in °C
t
L
= verbrandingsluchttemperatuur in °C
CO
2
= volumegehalte aan koolstofdioxide in de droge
rookgassen in %
O
2
= volumegehalte aan zuurstof in de droge
rookgassen in %
Stookolie
A
1
= 0,50
A
2
= 0,68
B = 0,007
A
31
A Blz.
Afsluitventiel 6,19
Antihevelventiel 9,19
Aanzuigleiding 12
B
Basisinstelling menginrichting 23
Basisinstelwaarden luchtklep/stuwschijf 13
Bemetseling 10
Buisleidinglengte 9
Bypass 7
C
Checklijst 12
D
Drukmeettoestel 12
Drukregelschroef 7
E
eBUS 6
Eénpijpssysteem 7, 9
F
Functiecontrole 21
Functieschema 6
L
Luchtklep 6,13
Luchtovermaat 14,30
M
Magneetventiel 6,7,15,16,20
Manometer 6,12
Motor 16,19,28
N
Naventilatie 6
O
Olietoevoerpomp 9
Oliepomp 7,19,28
Olieslangen 7,10
Onderhoudsinterval 21
Ontluchting 7
Ontsteking 19
Ontstekingselektroden 19,22
Ontstekingstoestel 15, 16,19
P
Programmacyclus 6
R
Regelafschakeling 6
Reiniging 21
Ringleidingsbedrijf 9
Rookgasafvoer 12
Rookgastemperatuur 30
Rookgasverliezen 30
S
Stuwschijf 13,14,20,23
Stookolie 5,28
T
Temperatuurregelaar 12
Tweepijpssysteem 7, 9
Typeplaatje 8
V
Vacuümmeter 7
Veiligheidsbegrenzingsinrichting 12
Ventilatordruk voor de menginrichting 14
Verbrandingsmanager 6, 15, 16, 17, 18
Verbrandingsoptimalisatie 11,13,14,29,30
Verstuiveraanbeveling 10
Verstuiver 17
Verstuiverlijn 23,24
Vlamcontrolestroom 18
Vlamkop 20,23,28
Vlamvoeler 15,16,18,20
Voorventilatie 6
W
Watergebrekzekering 12
Trefwoorden
A
Weishaupt-producten
en service
Olie-, gas- en combibranders van de typenserie W en WG/WGL –
tot 570 kW
Zij worden bij voorkeur ingezet in één- en meergezinswoningen.
Voordelen: volautomatische betrouwbare werking, goede
toegang tot de afzonderlijke bouwdelen, makkelijke service,
geluidsarm, energiebesparend.
Olie-, gas- en combibranders van de typenserie
Monarch, R, G, GL, RGL – tot 10.900 kW
Zij worden ingezet voor alle soorten en groottes van
centrale verwarmingsinstallaties. Het sedert decennia
beproefde grondmodel vormt de basis voor vele uitvoeringen.
Deze branders hebben de uitstekende faam van de
Weishaupt-producten gegrondvest.
Olie-, gas- en combibranders van de typenreeks WK –
tot 17.500 kW
WK-branders zijn uitermate geschikt voor de industrie.
Voordelen: volgens het bouwdoosprincipe geconstrueerd,
een van de belasting afhankelijke veranderlijke menginrichting,
tweetraps-progr. of modulerende regeling, makkelijk onderhoud.
Weishaupt-schakelkasten, de perfecte aanvulling van
de Weishaupt-branders
Weishaupt-branders en Weishaupt-schakelkasten vormen
een ideaal geheel. Een combinatie die zich in honderdduizenden
verbrandingsinstallaties heeft waargemaakt. De voordelen:
kostenbesparing bij de studie, installatie, service en in
garantiegevallen. De verantwoordelijkheid ligt bij één
enkele firma.
Weishaupt Thermo Unit / Thermo Gas
Weishaupt Thermo Condens.
In deze toestellen verbinden zich innovatieve en miljoenenmaal beproefde
techniek tot een overtuigende totaaloplossing: stooktechniek uit één gietblok.
De kwaliteitsverwarmingssystemen voor één- en meergezinswoningen.
Product en klantenservice weerspiegelen ten volle de
Weishaupt-prestaties
Een groots opgevatte eigen serviceorganisatie garandeert
Weishaupt-klanten de grootst mogelijke zekerheid.
Daarbij komt nog de bediening van het cliënteel door
verwarmingsfirma’s die jarenlang met Weishaupt
samenwerken.
N.V. Weishaupt
Paepsemlaan, 7
1070 Brussel
Tel. (02) 343.09.00
Telefax (02) 343.95.14
Druknr. 83054507, september 2002
Alle wijzigingen voorbehouden,
nadruk verboden.
6

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Weishaupt WL20-1-C bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Weishaupt WL20-1-C in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 2,27 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Weishaupt WL20-1-C

Weishaupt WL20-1-C Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 40 pagina's

Weishaupt WL20-1-C Gebruiksaanwijzing - English - 84 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info