10 Infotainment
Menusysteem, telefoon
10
282
3.2. Opstellen
Met de toetsenset een bericht invoeren. U
kunt het bericht vervolgens opslaan of verstu-
ren.
3.3. Bericht inst.
Het nummer (SMSC nummer) van de berich-
tencentrale aangeven waarnaar u uw berich-
ten wilt doorschakelen en de tijd specificeren
dat de berichten moeten blijven liggen. Neem
contact op met uw netwerkprovider voor
informatie over de instellingen voor de berich-
tencentrale. U hoeft de instellingen normaal
gesproken niet te wijzigen.
3.3.1. SMSC-nummer
3.3.2. Geldigheidsduur
3.3.3. Type bericht
4. Gespreksopties
4.1. Nummer verz.
Aangeven of uw eigen telefoonnummer wel of
niet op het telefoondisplay van de gebelde
persoon moet verschijnen. Neem contact op
met de netwerkprovider voor een permanent
geheim nummer.
4.2. Oproep wacht
Aangeven of u wel of geen signaal wilt ont-
vangen, wanneer er tijdens een lopend
gesprek een tweede gesprek wacht.
4.3. Autom. antw.
Inkomende gesprekken automatisch beant-
woorden.
4.4. Autom. herh.
Een eerder gekozen nummer bellen.
4.5. Voicemail-nummer
Het nummer van voicemail opslaan.
4.6. Doorschakel.
Aangeven welke soorten gesprekken er moe-
ten worden doorgeschakeld naar het gespe-
cificeerde telefoonnummer en wanneer.
4.6.1. Alle oproepen
De instelling geldt alleen tijdens het lopende
gesprek.
4.6.2. Indien bezet
4.6.3. Niet beantw.
4.6.4. Niet bereikb.
4.6.5. Faxoproepen
4.6.6. Data-gesprek
4.6.7. Alles annul.
5. Verwissel telefoon
5.1. Autotelefoon
Geïntegreerde telefoon kiezen.
5.2. Telefoon toevoegen
Mobiele telefoons toevoegen aan de lijst Toe-
gevoegde telefoons.
5.3 Toegevoegde telefoons
Verbinding maken met een van de toege-
voegde telefoons (maximaal 3 telefoons).
N.B.
Het bovenstaande menu geldt alleen voor
auto’s met Bluetooth
TM
-handsfree.
6. Telefooninstellingen
6.1. Netwerk
Aangeven of u automatisch of handmatig net-
werken wilt selecteren. De geselecteerde pro-
vider verschijnt tijdens het inschakelen van
het telefoonsysteem op het display.
6.1.1. Automatisch
6.1.2. Handm. kiezen
6.2. SIM beveil.
Aangeven of de invoer van de pincode actief
of inactief moet zijn of automatisch moet ver-
lopen.
6.2.1. Aan
6.2.2. Uit
6.2.3. Automatisch