10 Infotainment
Functies audiosysteem
10
256
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Aan/uit-knop – audiosysteem
Druk op de knop POWER om het audio-
systeem in of uit te schakelen.
Als u de motor afzet terwijl het audiosysteem
actief is, is het audiosysteem de volgende
keer dat u de motor start opnieuw actief.
Volumeregeling
Draai de knop rechtsom of linksom om het
volume te verhogen of te verlagen. De volu-
meregeling verloopt elektronisch en kent
geen eindstanden. U kunt het volume ook
verhogen of verlagen met de toetsen (+) of (–)
van de toetsenset op het stuurwiel mits de
telefoon niet actief is.
Geluidsbron kiezen
Bij herhaalde malen indrukken van de toets
AM/FM
loopt u de radiostanden FM1,
FM2 en AM door. Met een druk op CD
activeert u de cd-speler/cd-wisselaar.
Draai aan SELECTOR
om te kiezen uit de
externe geluidsbronnen AUX, USB*, BT* en
de interne geluidsbronnen CD en CDC* (cd-
wisselaar).
Externe geluidsbronnen
AUX
Op de AUX-ingang kunt u bijvoorbeeld een
iPod® of een mp3-speler aansluiten.
AUX-ingang en schakelaar audio voor AUX/RSE*.
AUX-ingang (3,5 mm)
Schakelaar audio AUX/RSE*
Als de auto is uitgerust met RSE*, zit er een
schakelaar voor audio afkomstig van AUX en
RSE. De schakelaar kan in twee standen
staan:
•
AUX - Het geluid van een externe
geluidsbron wordt via het audiosysteem
weergegeven.
•
RSE - Het geluid van het RSE wordt via
het audiosysteem weergegeven.