Activering van de veiligheidssystemen...................................................30
Kinderen en veiligheid.............................................................................31
01
VEILIGHEID
01 Veiligheid
Veiligheidsgordels
01
16
Draag altijd een veiligheidsgordel
G020104
Heupgordel uittrekken. De gordel moet laag
gedragen worden.
Remmen kan ernstige gevolgen hebben als de
veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let er
daarom op dat alle passagiers hun veiligheids-
gordel omhebben. Voor optimale bescherming
van de veiligheidsgordel is het van belang dat
de gordel goed tegen het lichaam ligt. Laat de
rugleuning niet te ver achteroverhellen. De vei-
ligheidsgordel biedt de beste bescherming bij
een normale rijhouding.
De veiligheidsgordel omdoen:
±
Trek de veiligheidsgordel langzaam uit en
maak deze vast door de borglip in de slui-
ting te steken. Een duidelijke “klik” geeft
aan dat de veiligheidsgordel vastzit.
Veiligheidsgordel losmaken
±
Druk op de rode knop van de sluiting en
laat het oprolmechanisme de veiligheids-
gordel naar binnen trekken. Als de veilig-
heidsgordel niet volledig wordt opgerold,
moet u de gordel handmatig zo ver terug-
rollen dat deze niet langer slap hangt.
De veiligheidsgordel is geblokkeerd en
kan niet verder worden uitgetrokken:
•
wanneer u de gordel te snel uittrekt
•
wanneer u remt of optrekt
•
als de auto sterk overhelt.
Let erop dat:
•
u geen klemmen of andere accessoires
gebruikt waardoor u de veiligheidsgordel
niet strak langs uw lichaam kunt trekken
•
er geen slagen in de veiligheidsgordel zit-
ten en dat hij nergens achter blijft steken
•
de heupgordel moet laag zitten (niet over
de buik)
•
u de heupgordel over de heupen spant
door aan de diagonale schoudergordel te
trekken zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de bescherming
die de airbag bij een aanrijding biedt afne-
men waardoor u als klant ernstig letsel kunt
oplopen.
WAARSCHUWING
Elke veiligheidsgordel is bestemd ter
bescherming van slechts één persoon.
WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-
heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf te
repareren. Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats. Als een veilig-
heidsgordel aan grote krachten heeft bloot-
gestaan zoals tijdens een aanrijding, moet u
de veiligheidsgordel in zijn geheel vervan-
gen. De veiligheidsgordel kan een deel van
zijn beschermende eigenschappen hebben
verloren, zelfs als de veiligheidsgordel
ogenschijnlijk niet beschadigd is. Vervang
de veiligheidsgordel ook als deze versleten
of beschadigd is. De nieuwe veiligheidsgor-
del moet zijn goedgekeurd en bedoeld voor
montage op dezelfde positie als de vervan-
gen veiligheidsgordel.
01 Veiligheid
Veiligheidsgordels
01
17
Veiligheidsgordel en zwangerschap
G020105
Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk dat
u de veiligheidsgordel draagt. Nog belangrijker
is het dat u de veiligheidsgordel dan op de
juiste manier draagt. De veiligheidsgordel moet
strak langs de schouder lopen, waarbij het dia-
gonale deel van de veiligheidsgordel tussen de
borsten en tegen de zijkant van de buik ligt. Het
heupgedeelte van de veiligheidsgordel moet
vlak tegen de buitenkant van de bovenbenen
liggen en zo ver mogelijk onder de buik liggen.
Het mag nooit over de buik omhoog kunnen
glijden. De veiligheidsgordel moet zo strak
mogelijk over het lichaam lopen zonder onno-
dige speling. Controleer ook of de gordel ner-
gens gedraaid zit.
Naarmate de zwangerschap vordert moeten
zwangere bestuurders de stoel en het stuur
dusdanig verstellen dat ze de auto volledig
onder controle hebben (wat inhoudt dat ze met
gemak bij het stuur en de pedalen moeten kun-
nen komen). Streef ernaar de afstand tussen de
buik en het stuur zo groot mogelijk te maken.
Gordelwaarschuwing
G027049
Er gaat een waarschuwingslampje branden en
er worden geluidssignalen afgegeven wanneer
inzittenden de gordel niet dragen. Of er
geluidssignalen klinken, hangt af van de snel-
heid (op lage snelheden) en in bepaalde geval-
len van de tijd (tijdens het starten). De waar-
schuwingslampjes zitten in de plafondconsole
en op het instrumentenpaneel.
N.B.
De gordelwaarschuwing is bestemd voor
volwassenen inzittenden. Als u een kinder-
zitje op de passagiersstoel hebt aange-
bracht en het met de veiligheidsgordel hebt
vastgezet, wordt er geen gordelwaarschu-
wing gegeven.
Bepaalde markten
Er gaat een waarschuwingslampje branden en
er worden geluidssignalen afgegeven wanneer
de bestuurder de gordel niet draagt. Op lage
snelheden klinkt de eerste 6 seconden lang een
geluidssignaal.
Gordelspanners
Alle veiligheidsgordels (met uitzondering van
de gordel midden achter) hebben gordelspan-
ners. Dit is een mechanisme dat bij een aanrij-
ding de veiligheidsgordel rond het lichaam
spant. De veiligheidsgordel kan de passagier
daarmee beter in de stoel gedrukt houden.
01 Veiligheid
Airbagsysteem
01
18
Waarschuwingslampje op
instrumentenpaneel
G027953
Het airbagsysteem
1
wordt continu gecontro-
leerd door de regelmodule. Het waarschu-
wingslampje op het instrumentenpaneel gaat
branden, wanneer u de contactsleutel naar
stand I, II of III draait. Het lampje dooft na ca.
6 seconden, wanneer de regelmodule heeft
vastgesteld dat het airbagsysteem
1
geen sto-
ringen vertoont.
Behalve het brandende waarschu-
wingslampje verschijnt er, in die
gevallen waarin dat nodig is, een
melding op het display. Als het
waarschuwingslampje niet werkt,
gaat het waarschuwingsdrie-
hoekje branden en verschijnt er
SRS-AIRBAG SERVICE of
SPOED op het informatiedisplay.
Neem zo spoedig mogelijk contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-
den korte tijd oplicht, betekent dit dat het
airbagsysteem niet naar behoren werkt. Het
lampje kan ook duiden op een storing in de
gordelspanners, het SIPS-, het SRS- of het
IC-systeem. Neem zo spoedig mogelijk
contact op met een erkende Volvo-werk-
plaats.
1
Omvat SRS en gordelspanners, SIPS en IC.
01 Veiligheid
Airbags (SRS)
01
``
19
Airbag (SRS) aan de bestuurderszijde
G020108
Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordel aan
de bestuurderszijde ook een airbag (SRS -
Supplemental Restraint System) in het stuur-
wiel. De airbag zit opgevouwen in het midden
van het stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien van
het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de bescherming
die de airbag bij een aanrijding biedt afne-
men waardoor u als klant ernstig letsel kunt
oplopen.
Airbag (SRS) aan de passagierszijde
G020109
Als aanvulling op de veiligheidsgordel van de
passagiersstoel heeft uw auto ook een passa-
giersairbag
1
die ligt opgevouwen in een ruimte
boven het dashboardkastje. Het paneel is
voorzien van het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING
Om de kans op letsel bij het opblazen van
de airbags te beperken, moeten de passa-
giers zo rechtop mogelijk zitten met hun
voeten op de vloer en hun rug tegen de rug-
leuning. De veiligheidsgordel moet goed
vastzitten.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen op de passagiers-
stoel als de airbag (SRS) geactiveerd is.
2
Laat kinderen nooit voor de passagierstoel
zitten of staan. Personen kleiner dan 1,40 m
mogen nooit op de passagiersstoel plaats-
nemen als de airbag (SRS) geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren voor het kind.
1
Niet alle auto’s hebben een airbag (SRS) aan de passagierszijde. Dit is afhankelijk van de vraag of de airbag besteld werd tijdens het verkoopproces.
2
Voor informatie over het activeren/deactiveren van de passagiersairbag (SRS), (zie pagina 22).
01 Veiligheid
Airbags (SRS)
01
20
SRS-systeem
G020111
SRS-systeem, auto met het stuur links
Het SRS-systeem bestaat uit airbags en sen-
soren. Bij een voldoende krachtige aanrijding
reageren de sensoren, waarna één of meer air-
bags worden opgeblazen. Daarbij worden de
airbags warm. Om de klap op te vangen loopt
de airbag leeg wanneer de inzittende de airbag
raakt. Daarbij treedt er rookvorming in de auto
op. Dit is volkomen normaal. Het totale ver-
loop, van het opblazen tot het leeglopen van de
airbag, neemt enkele tienden van een seconde
in beslag.
G020110
SRS-systeem, auto met het stuur rechts
WAARSCHUWING
Reparaties mogen alleen door een erkende
Volvo-werkplaats worden uitgevoerd.
Ingrepen in het airbagsysteem kunnen sto-
ringen in de werking veroorzaken en leiden
tot ernstig letsel.
N.B.
De reactie van de sensoren hangt af van de
ernst van de aanrijding en van het feit of de
veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde
of de passagierszijde vooraan wordt gedra-
gen of niet.
Het is dan ook mogelijk dat er bij ongeluk-
ken slechts één (of geen enkele) van de
airbags wordt opgeblazen. Het SRS-sys-
teem registreert de botskracht waaraan de
auto blootstaat en stemt de activering van
een of meerdere airbags daarop af.
De airbags werken dusdanig dat de capa-
citeit ervan wordt afgestemd op de bots-
kracht waaraan de auto blootstaat.
01 Veiligheid
Airbags (SRS)
01
21
G020113
Positie van de airbag aan de passagierszijde in een
auto met het stuur links of rechts
G032243
Positie van sticker voor airbag aan passagierzijde,
auto met stuur links
WAARSCHUWING
Plaats geen voorwerpen voor of boven op
het dashboard in het gebied waar de pas-
sagiersairbag is aangebracht.
01 Veiligheid
Airbag (SRS) activeren/deactiveren*
01
22
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
PACOS deactiveren met sleutel
Algemene informatie
De passagiersairbag (SRS) voorin kan gedeac-
tiveerd worden met een schakelaar als de auto
is uitgerust met PACOS (Passenger Airbag Cut
Off Switch). Zie de tekst onder het kopje Acti-
veren/deactiveren voor informatie over active-
ring/deactivering.
Schakelaar voor deactivering met sleutel
De schakelaar voor activering/deactivering van
de passagiersairbag, PACOS (Passenger Air-
bag Cut Off Switch) zit aan de passagierszijde
aan de zijkant van het dashboard en u kunt erbij
door het portier aan die kant te openen (zie
onder het kopje Activeren/deactiveren ver-
derop).
Controleer of de schakelaar in de gewenste
stand staat. Volvo adviseert u het sleutelblad
te gebruiken om de stand te wijzigen.
WAARSCHUWING
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbeveling kan levensgevaarlijke situaties
opleveren.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen op de passagiers-
stoel als de passagiersairbag geactiveerd
is. Het niet opvolgen van deze aanbeveling
kan levensgevaarlijke situaties opleveren
voor het kind.
WAARSCHUWING
Als de auto is uitgerust met een airbag (SRS)
aan de passagierszijde maar geen PACOS
heeft, is de airbag altijd geactiveerd.
WAARSCHUWING
Laat geen passagier op de passagiersstoel
plaatsnemen, als het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instrumen-
tenpaneel oplicht terwijl de melding op de
achteruitkijkspiegel aangeeft dat de airbag
(SRS) aan die kant gedeactiveerd is. Het
duidt op een ernstige storing. Bezoek zo
spoedig mogelijk een erkende Volvo-werk-
plaats.
Activeren/deactiveren
G019678
Locatie van de schakelaar voor activering/deacti-
vering van de passagiersairbag
De airbag is geactiveerd. Met de schake-
laar in deze stand kunnen passagiers gro-
ter dan 1,40 m aan de passagierszijde op
de voorstoel zitten, maar kinderen in een
kinderzitje of op een comfortkussen beslist
niet.
De airbag is gedeactiveerd. Met de scha-
kelaar in deze stand kunnen kinderen in
een kinderzitje of op een comfortkussen
aan de passagierszijde op de voorstoel zit-
ten, maar passagiers groter dan 1,40 m
beslist niet.
01 Veiligheid
Airbag (SRS) activeren/deactiveren*
01
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
23
WAARSCHUWING
Geactiveerde airbag (passagiersstoel):
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen op de passagiers-
stoel als de airbag geactiveerd is. Laat
evenmin personen die kleiner zijn dan
1,40 m op deze stoel plaatsnemen.
Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):
Personen groter dan 1,40 m mogen nooit op
de passagiersstoel plaatsnemen, als de air-
bag gedeactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
Melding
G027050
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag (SRS) aan
de passagierszijde gedeactiveerd is
Een melding op de achteruitkijkspiegel geeft
aan dat de airbag (SRS) aan de passagierszijde
voorin gedeactiveerd is (zie voorgaande
afbeelding).
01 Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
01
24
SIPS-airbags (zijairbags)
G020118
Positie van de SIPS-airbags
Bij een aanrijding in de zij wordt een groot deel
van de botskracht door het SIPS-systeem
(Side Impact Protection System) over balken,
stijlen, vloer, dak en andere delen van de car-
rosserie verdeeld. De SIPS-airbags aan de
bestuurders- en de passagierszijde bescher-
men de borstkas en de heupen en vormen een
belangrijk onderdeel van het systeem. De
SIPS-airbags zijn aangebracht in de rugleu-
ningframes van de voorstoelen.
WAARSCHUWING
Reparaties mogen alleen door een erkende
Volvo-werkplaats worden uitgevoerd.
Ingrepen in de SIPS-airbags kunnen storin-
gen in de werking veroorzaken en leiden tot
ernstig letsel.
WAARSCHUWING
Leg geen voorwerpen tussen de stoelen en
de portierpanelen, omdat dit gebied binnen
de actieradius van de SIPS-airbag ligt.
WAARSCHUWING
Gebruik alleen door Volvo goedgekeurde
stoelhoezen. Andere stoelhoezen kunnen
de SIPS-airbags in hun werking hinderen.
WAARSCHUWING
De SIPS-airbags vormen een aanvulling op
de veiligheidsgordel. Draag altijd de veilig-
heidsgordel.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
De SIPS-airbags beïnvloeden de bescher-
mende werking van kinderzitje en/of comfort-
kussen niet negatief.
Het is mogelijk een kinderzitje/comfortkussen
op de voorstoel te plaatsen, als de auto aan de
passagierszijde niet is uitgerust met een geac-
tiveerde
1
airbag.
SIPS-airbag
G025315
Bestuurdersplaats, auto met stuur links
Het SIPS-systeem bestaat uit SIPS-airbags en
sensoren. Bij een voldoende krachtige aanrij-
ding reageren de sensoren, die op hun beurt
de gasgeneratoren activeren.
1
Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS) (zie pagina 22).
01 Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
01
25
G025316
Passagiersplaats, auto met het stuur links
De SIPS-airbags worden vervolgens opgebla-
zen tussen de inzittende en het portierpaneel.
Daarmee vangen de SIPS-airbags de klap van
de aanrijding op voor de inzittende, waarna de
airbags weer leeglopen. De SIPS-airbag wordt
normaal gesproken alleen opgeblazen aan de
kant van de aanrijding.
G032246
Positie van sticker voor SIPS-airbag aan bestuur-
derszijde, auto met stuur links
01 Veiligheid
Opblaasgordijn (IC-systeem)
01
26
Eigenschappen
G027047
De opblaasgordijnen van het IC-systeem (Infla-
table Curtain) vormen een aanvulling op het
SIPS-systeem en de airbags. Ze zitten verbor-
gen achter de plafondbekleding langs beide
zijden van de auto en beschermen inzittenden
op de buitenste zitplaatsen van de auto. Bij een
voldoende krachtige aanrijding reageren de
sensoren, die op hun beurt de opblaasgordij-
nen activeren. Het systeem helpt voorkomen
dat de bestuurder en eventuele passagiers bij
een botsing met hun hoofd tegen de binnen-
kant van de auto slaan.
WAARSCHUWING
Hang of bevestig nooit iets aan de handgre-
pen aan het plafond. De haak is alleen
bedoeld voor niet al te zware kledingstuk-
ken (en niet voor harde voorwerpen zoals
paraplu’s).
Schroef of bevestig geen onderdelen op de
plafondbekleding, de portierstijlen of de zij-
panelen van de auto. Ze kunnen daarbij hun
beschermende werking verliezen. Er mogen
uitsluitend originele Volvo-onderdelen,
bestemd voor montage op deze plaatsen,
worden gebruikt.
WAARSCHUWING
Zorg dat de lading in de auto niet uitsteekt
boven de denkbeeldige, horizontale lijn op
50 mm onder de bovenkant van de zijruiten.
Anders is het mogelijk dat het opblaasgor-
dijn dat schuilgaat achter de plafondbekle-
ding geen bescherming meer biedt.
WAARSCHUWING
Het opblaasgordijn vormt een aanvulling op
de veiligheidsgordel.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
01 Veiligheid
WHIPS-systeem
01
``
27
Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS
G020347
Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection
System) bestaat uit energieabsorberende rug-
leuningen en speciaal voor het systeem ont-
wikkelde hoofdsteunen voor de beide voor-
stoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij een
aanrijding van achteren, afhankelijk van de
hoek waaronder en de snelheid waarmee het
achteropkomende voertuig de auto raakt en de
materiaaleigenschappen van dat voertuig.
WAARSCHUWING
Het WHIPS-systeem vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordels. Draag altijd de vei-
ligheidsgordel.
Eigenschappen van de stoel
Als het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,
klappen de rugleuningen van de voorstoelen
naar achteren zodat de zithouding van de
bestuurder en de passagier op de voorstoelen
verandert. Zo wordt de kans op zogeheten whi-
plash-letsel beperkt.
WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen in de stoel of het
WHIPS-systeem aan en probeer ze nooit
zelf te repareren. Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
WHIPS-systeem en kinderzitjes/
comfortkussens
Het WHIPS-systeem beïnvloedt de bescher-
mende werking van kinderzitje en/of comfort-
kussen niet negatief.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de
bestuurder en de voorpassagier zo veel moge-
lijk in het midden van de stoel plaatsnemen en
de afstand tussen het hoofd en de hoofdsteun
zo klein mogelijk houden.
01 Veiligheid
WHIPS-systeem
01
28
Zorg dat u de werking van het WHIPS-
systeem niet nadelig beïnvloedt
G020125
WAARSCHUWING
Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen
het zitgedeelte van de achterbank en de
rugleuning van de voorstoelen. Let erop dat
u de werking van het WHIPS-systeem niet
beïnvloedt.
G020126
WAARSCHUWING
Als u een van de ruggedeelten van de ach-
terbank hebt neergeklapt, moet u de voor-
stoel aan dezelfde kant naar voren schuiven
zodat de rugleuning van de stoel niet tegen
het neergeklapte ruggedeelte van de ach-
terbank aankomt.
WAARSCHUWING
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote
krachten zoals bij een aanrijding van ach-
teren, moet u het WHIPS-systeem laten
controleren bij een erkende Volvo-werk-
plaats.
Het WHIPS-systeem kan een deel van zijn
beschermende eigenschappen hebben ver-
loren, zelfs als de stoel ogenschijnlijk intact
is.
Neem contact op met een erkende Volvo-
werkplaats om het systeem te laten contro-
leren, ook na een lichte aanrijding van
achteren.
01 Veiligheid
Rolbeugels (ROPS)
01
29
Functie
Het Roll-Over Protection System (ROPS) van
Volvo is ontwikkeld om het gevaar te beperken
dat de auto over de kop slaat en maximale
bescherming te bieden als een ongeluk onver-
mijdelijk blijkt.
Het systeem bestaat uit:
•
een stabilisatiesysteem, het RSC (Roll Sta-
bility Control) dat het gevaar beperkt dat de
auto kantelt en over de kop slaat wanneer
u bijvoorbeeld krachtig afremt of in de slip
raakt;
•
een aanvulling op de inzittendenbeveiliging
door het gebruik van carrosserieverstevi-
gingen, opblaasgordijnen en gordelspan-
ners op alle zitplaatsen. Zie ook pagina
17 en 26.
Het RSC-systeem maakt gebruik van een gyro-
sensor die wijzigingen in de helling overdwars
registreert. Aan de hand van deze informatie
wordt vervolgens berekend hoe groot de kans
is dat de auto over de kop slaat. Als het gevaar
reëel is, treedt het DSTC-systeem in werking.
Het motortoerental wordt daarbij verlaagd en
één of meer van de wielen worden afgeremd,
totdat de auto zijn stabiliteit hervonden heeft.
Zie pagina 147 voor meer informatie over het
DSTC-systeem.
WAARSCHUWING
Onder normale omstandigheden zorgt het
RSC-systeem voor een betere wegligging.
Dit mag echter voor u geen reden zijn om
sneller te gaan rijden. Neem altijd de gebrui-
kelijke voorzorgsmaatregelen bij het rijden.
01 Veiligheid
Activering van de veiligheidssystemen
01
30
SysteemActivering
GordelspannersBij een frontale botsing en/of kantelen.
Airbags (SRS)
Bij een frontale botsing.
A
SIPS-airbags
A
Opblaasgordijn (IC-systeem)
A
WHIPS-systeemBij aanrijdingen van achteren.
RSC-systeemWanneer de auto bijvoorbeeld krachtig afremt of in de slip raakt.
A
Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en het gewicht van het lichaam waarmee de
auto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed op de wijze van activering van de verschillende veiligheidssystemen in de auto.
Wanneer de airbags werden opgeblazen, advi-
seert Volvo u het volgende:
•
Sleep de auto naar een erkende Volvo-
werkplaats. Rijd niet met opgeblazen air-
bags.
•
Laat het vervangen van de onderdelen van
de veiligheidssystemen in de auto over aan
een erkende Volvo-werkplaats.
•
Neem altijd contact op met een arts.
N.B.
De SRS-, SIPS-, IC-systemen en de gordel-
spanners worden bij een botsing slechts
eenmaal geactiveerd.
WAARSCHUWING
De regelmodule van het airbagsysteem zit
in de middenconsole. Als de middencon-
sole doorweekt geraakt is, moet u de accu-
kabels loskoppelen. Probeer de auto niet te
starten, omdat de airbags daarbij geacti-
veerd kunnen worden. Sleep de auto naar
een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING
Rijd nooit met opgeblazen airbags. Ze kun-
nen u bij het sturen danig in de weg zitten.
Ook de andere veiligheidssystemen kunnen
beschadigd zijn. Langdurige blootstelling
aan de rook- en stofdeeltjes die vrijkomen
bij het opblazen van de airbags kan oog- en
huidirritatie veroorzaken. Spoel bij irritatie
met koud water. De snelheid waarmee de
airbags/gordijnen worden opgeblazen kan
in combinatie met de toegepaste materialen
resulteren in schaaf- en brandwonden aan
de huid.
Bij een aanrijding in de zij.
Bij een aanrijding in de zij en/of kantelen.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
``
31
Kinderen moeten comfortabel en veilig
kunnen zitten
Het gewicht en de lengte van het kind zijn
bepalend voor de plaats van het kind in de auto
en de vereiste uitrusting. Voor meer informatie
(zie pagina 32).
N.B.
De wettelijke bepalingen voor het vervoer
van kinderen in de auto verschillen van land
tot land. Ga na welke regels er in uw land
van kracht zijn.
Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen
altijd met de gordel goed om in de auto zitten.
Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot
zitten.
De veiligheidsuitrusting voor kinderen die
Volvo biedt, is afgestemd op het gebruik in uw
auto. Door het gebruik van originele Volvo-
onderdelen bent u er zeker van dat de beves-
tigingspunten en bevestigingsonderdelen op
de juiste wijze zijn aangebracht en sterk
genoeg zijn.
N.B.
Neem voor duidelijker instructies voor de
bevestiging van kinderveiligheidsproducten
contact op met de producent.
Kinderzitjes
G020128
Kinderzitjes en airbags gaan niet samen
Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor kinderen
die afgestemd is op uw Volvo en uitvoerig door
Volvo getest is.
N.B.
Bij gebruik van andere op de markt verkrijg-
bare kinderveiligheidsproducten is het van
belang dat u de bijgeleverde montage-
instructies zorgvuldig doorleest en nauw-
keurig opvolgt.
Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitje
nooit vast aan de hendel waarmee u de voor-
stoel in de lengterichting verstelt of aan veren,
rails of balken onder de stoel. Door scherpe
randen kunnen de bevestigingsbanden
beschadigd raken.
Laat de rugleuning van het kinderzitje tegen het
dashboard steunen. Dit geldt voor auto’s zon-
der passagiersairbag of auto’s waarvan de
passagiersairbag gedeactiveerd is.
Positie van kinderzitjes
Het volgende kan worden gebruikt:
•
een kinderzitje/comfortkussen op de pas-
sagiersstoel, zolang de airbag aan de pas-
sagierszijde gedeactiveerd
1
is;
•
een achterstevoren gemonteerd kinderzitje
op de achterbank dat tegen de rugleuning
van de voorstoel steunt.
Plaats een kind altijd op de achterbank als de
airbag aan de passagierszijde geactiveerd is.
1
Voor informatie over het activeren/deactiveren van de passagiersairbag (SRS) (zie pagina 22).
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
32
Als de airbag wordt geactiveerd, kan een kind
aan de passagierszijde ernstig letsel oplopen.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen op de passagiers-
stoel als de airbag (SRS) geactiveerd is.
2
Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit
op de passagiersstoel plaatsnemen als de
airbag (SRS) geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren voor het kind.
WAARSCHUWING
Gebruik geen comfortkussens/kinderzitjes
met stalen beugels of andere constructies
die tegen de ontgrendelingsknop van de
gordelsluiting kunnen aankomen. Dit om te
voorkomen dat de veiligheidsgordels plot-
seling losschieten.
Zorg dat het kinderzitje niet met de boven-
kant tegen de voorruit aankomt.
Sticker airbag
Sticker op zijwand dashboard
Aanbevolen kinderzitjes
3
Gewicht (leeftijd)
Passagiersstoel met geactiveerde
A
airbag (SRS)
Passagiersstoel zonder (of met gedeacti-
veerde
A
) airbag (SRS)*
Groep 0
<10 kg
(tot 9 maanden)
Ongeschikte plaats voor deze leeftijdscategorie.Volvo kinderzitje – achterstevoren gemonteerd kinderzitje
bevestigd met veiligheidsgordel en bevestigingsband.
Typegoedkeuring: E5 03135
Britax Baby Safe Plus – achterstevoren gemonteerd
babyzitje bevestigd met ISOFIX-systeem.
Typegoedkeuring: E1 03301146
2
3
Om andere zitjes te kunnen gebruiken dient uw auto op de lijst van de producent te staan of een universele goedkeuring te hebben conform ECE R44.
zie pagina 22).
Voor informatie over het activeren/deactiveren van de passagiersairbag (SRS), (
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
``
33
Gewicht (leeftijd)
Passagiersstoel met geactiveerde
A
airbag (SRS)
Passagiersstoel zonder (of met gedeacti-
veerde
A
) airbag (SRS)*
Groep 1
9–18 kg
(9–36 maanden)
Ongeschikte plaats voor deze leeftijdscategorie.Volvo kinderzitje – achterstevoren gemonteerd kinderzitje
bevestigd met veiligheidsgordel en bevestigingsband.
nooit dieselolie van twijfelachtige kwaliteit in de
tank (zie pagina 283). De grote oliemaatschap-
pijen produceren ook speciale dieselolie
bestemd voor gebruik bij buitentemperaturen
rond het vriespunt. Dergelijke dieselolie is dun-
ner bij lage temperaturen en beperkt de kans
op vlokvorming.
De kans op condensatie in de brandstoftank
neemt af, als u de tank altijd goed gevuld
houdt. Houd tijdens het tanken het gebied rond
de vulpijp goed schoon. Voorkom morsen op
gelakte oppervlakken. Maak als u gemorst
hebt het gebied met water en zeep schoon.
BELANGRIJK
Het is alleen toegestaan brandstof te
gebruiken die voldoet aan de Europese
norm voor dieselolie (zie pagina 283).
BELANGRIJK
Maak geen gebruik van de volgende diesel-
olieachtige brandstoffen: speciale toevoe-
gingen (dopes), scheepsolie, stookolie,
RME
1
(biodiesel) of plantaardige olie. Der-
gelijke brandstoffen voldoen niet aan de
kwaliteitseisen die Volvo stelt en geven aan-
leiding tot verhoogde vormen van slijtage en
motorschade die niet worden gedekt door
de garanties van Volvo.
BELANGRIJK
Bij modeljaar 2006 en hoger mag het zwa-
velgehalte maximaal 50 ppm zijn.
Wanneer u de tank leegrijdt
U hoeft geen speciale maatregelen te nemen,
wanneer u de brandstoftank hebt leeggereden.
Het brandstofsysteem wordt automatisch ont-
lucht, als de contactsleutel ca. 60 seconden
lang in stand II staat voordat u een nieuwe
startpoging doet.
Condenswater uit brandstoffilter
aftappen
Het brandstoffilter ontdoet de brandstof van
condenswater. Condenswater kan anders aan-
leiding geven tot motorstoringen.
Houd u voor het aftappen van het condenswa-
ter aan de specificaties die in uw Service- en
garantieboekje staan aangegeven. Ook wan-
neer u vermoedt dat er verontreinigde brand-
stof is gebruikt, moet u het brandstoffilter
aftappen.
BELANGRIJK
Sommige speciale toevoegingen verwijde-
ren het verzamelde vocht uit het brandstof-
filter.
1
Dieselolie kan een bepaalde hoeveelheid RME bevatten. Het is niet toegestaan meer toe te voegen.
09 Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
09
``
205
Sticker voor oliekwaliteit in
motorruimte
G021626
BELANGRIJK
Gebruik altijd olie van de aanbevolen kwali-
teit (zie sticker in motorruimte). Controleer
het oliepeil vaak en ververs de olie regelma-
tig. De motor raakt beschadigd, wanneer u
olie gebruikt van minder goede kwaliteit dan
wordt voorgeschreven of wanneer u met
een te laag oliepeil rondrijdt.
Het is toegestaan een oliesoort te gebruiken
met een hogere kwaliteit dan aangegeven.
Voor ritten onder ongunstige omstandigheden
adviseert Volvo u een oliesoort te gebruiken
met een hogere kwaliteit dan de sticker in de
motorruimte vermeldt (zie pagina 279).
Olie verversen en oliefilter vervangen
Volvo adviseert olieproducten van Castrol.
Houd voor het verversen van de olie en het
vervangen van het oliefilter de intervallen aan
die staan aangegeven in het Service- en garan-
tieboekje.
BELANGRIJK
Om aan de vereisten voor de gespecifi-
ceerde service-intervallen te voldoen wor-
den alle motoren in de fabriek gevuld met
een speciaal aangepaste, synthetische
motorolie. De oliesoort werd met grote zorg
geselecteerd lettend op de levensduur van
de motor, de startgewilligheid, het brand-
stofverbruik en de milieu-impact. Om de
aanbevolen service-intervallen aan te kun-
nen houden dient u een goedgekeurde
motoroliesoort te gebruiken. Gebruik alleen
een oliesoort van de voorgeschreven kwa-
liteit (zie sticker in motorruimte) en dat zowel
bij het bijvullen als verversen van olie. Een
negatieve invloed op de levensduur van de
motor, de startgewilligheid, het brandstof-
verbruik en de milieu-impact is anders niet
uitgesloten. Volvo Car Corporation wijst alle
garantieclaims af bij gebruik van een motor-
oliesoort die niet voldoet aan de voorge-
schreven kwaliteits- en viscositeitseisen.
Volvo hanteert uiteenlopende systemen om te
waarschuwen voor een laag oliepeil of een lage
oliedruk. Bij de modellen die zijn voorzien van
een oliedruksensor wordt gebruik gemaakt van
een waarschuwingslampje voor de oliedruk. Bij
modellen met een olieniveausensor wordt
gewaarschuwd met een waarschuwingssym-
bool midden op het instrumentenpaneel en
met displayteksten. Op bepaalde modellen zijn
beide systemen aanwezig. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.
Bij een nieuwe auto is het belangrijk om het
oliepeil te controleren, voordat de olie voor de
eerste keer volgens schema moet worden ver-
verst. Het Service- en garantieboekje geeft aan
bij welke kilometerstand u de olie moet verver-
sen.
Volvo adviseert u het oliepeil om de 2500 km
te controleren. De betrouwbaarste meting
wordt verkregen bij een koude motor vóór de
start. Meteen na het afzetten van de motor
krijgt u een verkeerd resultaat. De peilstok
geeft dan een te laag peil aan, omdat de olie
geen tijd heeft gehad om terug te lopen naar
het oliecarter.
09 Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
09
206
Peil controleren
G020336
De olie moet binnen het gemarkeerde gebied op
de peilstok staan.
Oliepeil controleren bij een koude motor
1.Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat
meten.
2.Controleer het oliepeil met de peilstok. De
olie moet tussen het MIN- en MAX-
streepje staan.
3.
Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt,
kunt u om te beginnen 0,5 liter olie bijvul-
len. Vul bij totdat de olie dichter bij het
MAX-streepje dan bij het MIN-streepje op
de peilstok ligt. Voor de aan te houden
hoeveelheid, zie pagina 279 en verder.
Oliepeil controleren bij een warme motor
1.Parkeer de auto op een vlakke ondergrond,
zet de motor af en wacht ten minste 10 tot
15 minuten zodat de olie weer kan terug-
lopen in het oliecarter.
2.Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat
meten.
3.Controleer het oliepeil met de peilstok. De
olie moet tussen het MIN- en MAX-
streepje staan.
Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt, kunt
u om te beginnen 0,5 liter olie bijvullen. Vul bij
totdat de olie dichter bij het MAX-streepje dan
bij het MIN-streepje op de peilstok ligt. Voor de
aan te houden hoeveelheid, zie pagina 279 en
verder.
WAARSCHUWING
Mors geen olie op het hete uitlaatspruitstuk,
omdat er gevaar voor brand bestaat.
BELANGRIJK
Vul niet meer olie bij dan tot aan het MAX-
streepje. Het olieverbruik kan toenemen, als
u te veel olie in de motor giet.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen
G027097
Positie van reservoir voor ruitensproeiervloeistof
De sproeiers van de voorruit en de koplampen
staan in verbinding met hetzelfde vloeistofre-
servoir. Giet tijdens de wintermaanden ruiten-
sproeier-antivries in het reservoir om te voor-
komen dat de vloeistof in de pomp, het
reservoir en de slangen bevriest. Zie pagina
281 voor de hoeveelheden.
N.B.
TIP! Maak bij het bijvullen van ruitensproei-
ervloeistof ook meteen de wisserbladen
schoon. Meng het antivries met water, voor-
dat u koelvloeistof bijvult.
09 Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
09
``
207
Koelvloeistof controleren en bijvullen
G027087
Volg de aanwijzingen op de verpakking op. Het
is belangrijk dat u verhouding tussen koelvloei-
stof en water afstemt op de heersende weers-
omstandigheden. Vul het reservoir nooit alleen
met schoon water. Het gevaar voor bevriezing
neemt toe, zowel wanneer de concentratie
koelvloeistof te laag is als wanneer deze te
hoog is.
BELANGRIJK
Het is uitermate belangrijk dat u een koel-
vloeistof met roestwerende eigenschappen
gebruikt volgens de aanbevelingen van
Volvo. Een nieuwe auto is voorzien van koel-
vloeistof die bestand is tegen temperaturen
tot ca. –35 °C.
Zie pagina 281 voor de hoeveelheden.
Controleer de koelvloeistof regelmatig!
De koelvloeistof moet tussen het MIN- en
MAX-streepje op het expansiereservoir staan.
Als u het reservoir niet goed gevuld houdt, kan
de temperatuur in het systeem plaatselijk dus-
danig hoog oplopen dat er gevaar voor schade
(scheurvorming) aan de cilinderkop ontstaat.
Vul koelvloeistof bij, wanneer het peil tot onder
het MIN-streepje is gezakt.
WAARSCHUWING
De koelvloeistof kan bijzonder heet zijn. Als
u moet bijvullen terwijl de motor warm is,
dient u langzaam de dop van het expansie-
reservoir los te draaien om de overdruk te
laten ontsnappen.
BELANGRIJK
•
Hoge concentraties chloor, chloriden
en andere zoutverbindingen kunnen
aanleiding geven tot corrosie in het
koelsysteem.
•
Gebruik altijd een koelvloeistof met
roestwerende eigenschappen volgens
de aanbevelingen van Volvo.
•
Let erop dat het koelvloeistofmengsel
altijd voor 50 % uit water en voor
50 % uit koelvloeistof bestaat.
•
Leng de koelvloeistof aan met leiding-
water van goede kwaliteit. Gebruik bij
twijfel over de waterkwaliteit altijd een
kant-en-klare koelvloeistof volgens de
aanbevelingen van Volvo.
•
Wanneer u overstapt op een ander
soort koelvloeistof of een nieuw koel-
systeemonderdeel hebt gemonteerd,
dient u het koelsysteem schoon te
spoelen met leidingwater van goede
kwaliteit of met kant-en-klare koelvloei-
stof.
•
De motor mag alleen draaien met een
goed gevuld koelsysteem. De tempera-
turen kunnen plaatselijk hoog oplopen,
wat schade (scheurvorming) aan de
cilinderkop kan veroorzaken.
09 Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
09
208
Voor de aan te houden hoeveelheden en de
aanbevolen kwaliteit (zie de tabel onder Vloei-
stoffen en smeermiddelen op pagina 281).
Rem- en koppelingsvloeistof
controleren en bijvullen
G000000
De rem- en koppelingsvloeistof zit in één reser-
voir
1
. De vloeistof moet tussen het MIN- en
MAX-streepje staan. Controleer het peil regel-
matig. Ververs de remvloeistof om de twee jaar
of iedere tweede geplande servicebeurt.
Zie pagina 281 voor de aan te houden hoe-
veelheden en de aanbevolen kwaliteit van de
remvloeistof.
Wanneer u vaak met uw auto in de bergen of
in landen met een tropisch klimaat en een hoge
relatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt, dient u
de remvloeistof ieder jaar te verversen.
WAARSCHUWING
Als de remvloeistof onder het MIN-streepje
van het reservoir staat, mag u niet verder
rijden voordat u remvloeistof hebt bijgevuld.
Controleer tevens de oorzaak van het rem-
vloeistofverlies.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
controleren en bijvullen
FULL
ADD
G026991
N.B.
Controleer tijdens iedere servicebeurt ook
het vloeistofpeil.
Controleer het peil bij iedere servicebeurt. U
hoeft de vloeistof niet te verversen. De vloeistof
moet tussen het ADD- en FULL-streepje
staan. Zie pagina 281 voor de hoeveelheden
en de aanbevolen vloeistofkwaliteit.
1
Positie verschilt op auto met het stuur links of rechts.
09 Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
09
209
N.B.
Ook als er een storing optreedt in de stuur-
bekrachtiging of als de stroom wegvalt en u
de auto moet laten wegslepen, blijft de auto
bestuurbaar. De auto zal echter veel zwaar-
der dan normaal sturen en er is meer kracht
nodig om het stuurwiel te verdraaien.
09 Onderhoud en service
Wisserbladen
09
210
Wisserbladen
Schoonmaken
Voor het schoonmaken van de wisserbladen
en de voorruit, zie pagina 192.
BELANGRIJK
Controleer regelmatig de wisserbladen. Bij
achterstallig onderhoud gaan de wisserbla-
den minder lang mee.
Wisserbladen voorruit vervangen
N.B.
De wisserbladen zijn niet allebei even lang.
Het blad aan de bestuurderszijde is langer
dan dat aan de passagierszijde.
1.Klap de wisserarm naar buiten en houd het
wisserblad vast.
2.Duw de geribde borgveren van het wisser-
blad in, terwijl u het blad bij de verlenging
van de arm lostrekt.
3.Breng het nieuwe wisserblad in omge-
keerde volgorde aan en controleer of het
goed vastzit.
09 Onderhoud en service
Wisserbladen
09
211
Wisserblad achterruit vervangen
G026959
1.Klap de wisserarm naar achteren toe uit.
2.Verwijder het wisserblad door het naar
boven/buiten (zie afbeelding) in de richting
van de achterklep te halen.
3.Duw het nieuwe wisserblad vast.
4.Controleer of het blad goed vastzit.
09 Onderhoud en service
Accu
09
212
Onderhoud van de accu
De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal
startpogingen, de weersomstandigheden e.d.
zijn van invloed op de levensduur en de wer-
king van de accu.
N.B.
Zamel oude accu’s op een milieuvriende-
lijke manier in, omdat ze lood bevatten.
WAARSCHUWING
Accu’s kunnen een zeer explosief knalgas
produceren. Een enkele vonk, veroorzaakt
door een onjuiste aansluiting van de start-
kabels, is voldoende om de accu tot ont-
ploffing te brengen. Accu’s bevatten tevens
zwavelzuur dat ernstige chemische brand-
wonden kan veroorzaken. Als u accuzuur in
uw ogen krijgt of op uw huid of kleren morst,
moet u onmiddellijk met grote hoeveelhe-
den water spoelen. Neem onmiddellijk con-
tact op met een arts, als u accuzuur in uw
ogen krijgt.
N.B.
Hoe vaker de accu ontladen raakt, des te
minder lang gaat de accu mee.
Symbolen op de accu
Draag een veiligheidsbril.
Zie voor meer informatie het
instructieboekje dat bij de
auto hoort.
Bewaar accu’s buiten het
bereik van kinderen.
De accu bevat een bijtend
zuur.
Vermijd vonken en open vuur.
Explosiegevaar.
09 Onderhoud en service
Accu
09
213
Accu vervangen
Accu verwijderen
G027075
1.Zet het contact uit en neem de sleutel uit.
2.Schroef de console los evenals de dek-
plaat die over de accu heen zit.
3.Wacht ten minste 5 minuten, voordat u een
van de elektrische aansluitingen aanraakt
(zo kan de informatie in het elektrisch sys-
teem van de auto worden opgeslagen in de
verschillende regeleenheden).
4.Ontkoppel eerst de minkabel.
5.Ontkoppel daarna de pluskabel en de ont-
luchtingsslang voor het knalgas.
Accu aanbrengen
DRAIN PIPE
xxxx xxxxx xx xxxxx
DISCONNECT
REMOVAL OF BATTERY
O CABLE FIRST
xxxx xxxxx xxxxx
xxxx xx
+
-
WARNING
xxxx xxxxx xx xxxxx
G027076
1.Plaats de accu.
2.Sluit de pluskabel aan.
3.Sluit de minkabel aan.
4.Zorg dat de ontluchtingsslang op de juiste
manier is aangesloten tussen de accu en
de afvoeropening in de carrosserie.
5.Breng de dekplaat en console weer aan.
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
09
214
Algemene informatie
Op pagina 286 staan alle gloeilampen van de
auto vermeld.
Gloeilampen en puntverlichting van een bijzon-
der type of lampen die alleen in een werkplaats
te vervangen zijn:
•
interieurverlichting aan het plafond
•
leeslampjes en verlichting dashboard-
kastje
•
richtingaanwijzers, buitenspiegels en
Approach-verlichting
•
derde remlicht
•
Actieve Bi-Xenon
- en Bi-Xenon
pen
WAARSCHUWING
Als de auto is voorzien van Bi-
Xenon
koplampen, moet u de Bi-
Xenon
lamp door een erkende Volvo-werk-
plaats laten vervangen. Omdat de Bi-
Xenon
koplampen voorzien zijn van een
ontstekingsgedeelte dat een hoge spanning
opwekt, dient u er voorzichtig mee om te
gaan.
BELANGRIJK
Raak het glas van de gloeilampen nooit met
blote vingers aan. De vetten en oliën op uw
vingers kunnen door de hitte verdampen.
Dit zorgt voor aanslag op de reflector, waar-
door deze al snel kapotgaat.
Gloeilampen in koplamphuis
vervangen
G027081
Bij het vervangen van de gloeilampen van het
dimlicht, groot licht en de stadslichten moet u
eerst het lampelement in zijn geheel verwijde-
ren. Verwijder de gloeilampen door het lampe-
lement als volgt te verwijderen en volg daarna
de specifieke aanwijzingen voor de verschil-
lende gloeilampen op.
Lamphuis losmaken:
1.Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel naar stand 0.
2.Open de motorkap.
3.Maak het lampelement los door de twee
borgpennen omhoog te trekken waarmee
het element vastzit.
4.Til het lampelement recht omhoog naar
buiten.
BELANGRIJK
Trek alleen aan de connector en niet aan de
kabel.
5.Koppel de connector los door de klikslui-
ting eerst vanaf de onderkant in te drukken
en vervolgens vanaf de bovenkant iets
omhoog te trekken.
6.Til het koplampelement in zijn geheel naar
buiten en leg het op een zachte onder-
grond neer om krassen op de lens te voor-
komen.
koplam-
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
09
``
215
G027083
Plaats het koplampelement in omgekeerde
volgorde terug. Controleer na afloop of u de
borgpennen correct hebt ingestoken.
Positie van gloeilampen in
koplamphuis
G027082
Dimlicht
Groot licht
Richtingaanwijzer
Stadslicht/parkeerlicht vóór
Sidemarker
Dimlicht, halogeen
G027088
1.Draai de buitenste afdekking linksom los.
2.Trek de connector los.
3.Maak de veerklem los. Duw de klem eerst
naar rechts zodat de veerklem loskomt en
haal de klem vervolgens schuin naar buiten
toe omlaag.
4.Trek de lamp naar buiten.
5.Breng de nieuwe gloeilamp aan. U kunt
hem slechts op één manier aanbrengen.
6.Druk de veerklem omhoog en iets naar
links, zodat deze in de pal vast komt te zit-
ten.
7.Druk de connector in positie terug.
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
09
216
8.Draai de afdekking weer vast. Het opschrift
HAUT moet omhoogwijzen.
Groot licht
Halogeen- en Bi-Xenon
koplampen
G027085
1.Trek de buitenste afdekking recht naar
achteren toe los en trek de connector los.
2.Maak de veerklem los. Duw de klem eerst
naar rechts zodat de veerklem loskomt en
haal de klem vervolgens schuin naar buiten
toe omlaag.
3.Trek de lamp naar buiten.
4.Breng de nieuwe gloeilamp aan. U kunt
hem slechts op één manier aanbrengen.
5.Druk de veerklem omhoog en iets naar
links, zodat deze in de pal vast komt te zit-
ten.
6.Duw de connector weer vast en plaats de
afdekking terug.
Actieve Bi-Xenon
koplampen
G027090
1.Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel naar stand 0.
2.Verwijder de afdekking.
3.Draai de lamp linksom en trek deze naar
buiten toe los.
4.Koppel de connector los door de vergren-
deling naar buiten te duwen en aan de
connector te trekken.
5.Sluit de connector op de gloeilamp aan. U
hoort een klikgeluid.
6.Plaats de gloeilamp terug en draai deze in
positie.
7.Plaats de afdekking terug.
Sidemarkers en stadslichten/
parkeerlichten vóór
G028409
De lamphouders zijn voorzien van een bajo-
netfitting.
1.Draai de lamphouder linksom en verwijder
deze.
2.Trek de gloeilamp recht naar buiten.
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
09
``
217
3.Breng de nieuwe gloeilamp aan door deze
voorzichtig in de uitsparingen te duwen.
4.Plaats de lamphouder terug en draai deze
rechtsom.
Richtingaanwijzer
G027089
De lamphouder is voorzien van een bajonetfit-
ting.
1.Draai de lamphouder linksom en verwijder
deze.
2.Duw de gloeilamp naar binnen, draai de
lamp linksom en verwijder deze.
3.Breng de nieuwe gloeilamp aan door deze
in de uitsparingen te duwen en vervolgens
rechtsom te draaien.
Mistlampen voorzijde
G027078
1.Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel naar stand 0.
2.Draai de lamphouder iets naar links.
3.Verwijder de gloeilamp.
4.Breng de nieuwe gloeilamp aan. Het profiel
van de lamphouder past in de voet van de
lamp.
5.Plaats de lamphouder terug door deze iets
naar rechts te draaien. Zorg dat het
opschrift TOP omhoogwijst!
Gloeilampen in achterlamphuis
G027094
Achterlicht
Richtingaanwijzer
Achteruitrijlicht
Achterlicht
Remlicht
N.B.
Als de foutmelding STORING LAMPJE/
CONTROLEER REMLICHT
niet verdwijnt
nadat de kapotte gloeilamp is vervangen,
dient u een erkende Volvo-werkplaats te
bezoeken.
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
09
218
Gloeilampen vervangen
G027077
1.Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel naar stand 0.
2.Klap het onderste gedeelte van de achter-
klep omlaag en open het vloerluik. (Als uw
auto is uitgerust met een houder voor
boodschappentassen (optie), moet u de
steunband van deze houder losnemen.)
3.Verwijder het hoekstuk.
4.Open het luik in het zijpaneel door de pal
omhoog en naar u toe te trekken.
5.Neem ringsleutel nr. 10 uit de gereed-
schapstas en draai de moeren los.
6.Trek het lampelement in zijn geheel recht
naar achteren.
7.Maak de bijeengebonden extra kabel-
lengte los om ruimte te maken.
8.Leg het element op een zachte ondergrond
neer om krassen op het lampglas te voor-
komen.
9.Trek de lamphouder linksom naar buiten.
10.Draai de gloeilamp linksom los. (Geldt voor
de richtingaanwijzers, achteruitrijlichten en
remlichten.)
11.Trek de gloeilamp recht naar buiten. (Geldt
voor de achterlichten.)
12.Vervang de gloeilamp.
13.Plaats de lamphouder in de uitsparing
terug en draai de houder rechtsom.
14.Duw de extra kabellengte terug.
15.Plaats het lampelement over de schroef-
gaten heen. Duw het element in positie.
16.Draai de moeren vast.
17.Plaats het zijpaneel en het hoekstuk terug.
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
09
``
219
Mistachterlicht
G027093
1.Steek een platte schroevendraaier bij de
pijl op de afbeelding naar binnen.
2.Beweeg het lampelement naar buiten toe.
3.Draai de lamphouder linksom om deze te
verwijderen.
4.Draai de gloeilamp linksom om deze te ver-
wijderen.
5.Vervang de gloeilamp.
Kentekenplaatverlichting
G027092
1.Schakel alle lichten uit en draai de contact-
sleutel naar stand 0.
2.Draai de boutjes los met een schroeven-
draaier.
3.Verwijder het volledige lamphuis voorzich-
tig en trek het naar buiten.
4.Vervang de gloeilamp.
5.Plaats het complete lamphuis terug en
draai het boutje vast.
Instapverlichting
G027079
De instapverlichting vindt u onder het dash-
board aan de bestuurders- en passagierszijde.
1.Steek een schroevendraaier achter het
lamphuis en verdraai deze iets, zodat de
lens loskomt.
2.Verwijder de kapotte gloeilamp.
3.Breng een nieuwe gloeilamp aan.
4.Plaats de lens terug.
09 Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
09
220
Gloeilamp in achterklep
G027084
1.Steek een schroevendraaier achter het
lamphuis en verdraai deze iets, zodat het
lamphuis loskomt.
2.Verwijder de kapotte gloeilamp.
3.Breng een nieuwe gloeilamp aan. Contro-
leer of de gloeilamp werkt.
4.Plaats het lamphuis terug.
Verlichting make-upspiegel
G027080
1.Steek een platte schroevendraaier naast
de middelste clip onder aan het spiegel-
element. Beweeg het spiegelelement
omhoog, zodat de middelste clip loskomt.
2.Trek de schroevendraaier naar de linker-
en de rechterkant zodat de buitenste clips
loskomen.
3.Til het spiegelelement naar buiten.
4.Vervang de gloeilampjes.
5.Plaats het spiegelelement met de boven-
kant naar voren gekanteld terug. Let erop
dat de bovenste clips goed ingedrukt zijn,
voordat u het spiegelelement in positie
terugklapt.
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
``
221
Algemene informatie
G032337
De kabelloop kan per motortype ietwat verschillen. De onderdelen op de lijst zitten echter altijd op de aangegeven positie.
Om te voorkomen dat het elektrisch systeem
van uw auto beschadigd raakt door kortsluiting
of overbelasting, zijn alle verschillende elektri-
sche functies en componenten door een aantal
zekeringen beschermd.
De zekeringen zitten op vijf verschillende plaat-
sen in de auto:
Relais- en zekeringenkastje in de motor-
ruimte
Zekeringenkastje in de passagiersruimte
(aan de bestuurderszijde achter de
geluidsisolatie)
Zekeringenkastje in de passagiersruimte
(aan de bestuurderszijde in de zijkant van
het dashboard)
Zekeringenkastje in de kofferbak
Zekeringenkastje in de kofferbak, Execu-
tive*
Als een van de elektrische onderdelen of func-
ties niet werkt, is het mogelijk dat de bijbeho-
rende zekering overbelast werd en daardoor
gesmolten is.
1.Zoek in de zekeringentabel op waar de
zekering zit.
2.Trek de zekering naar buiten en bekijk deze
van opzij om te kijken of het gebogen
draadje soms doorgebrand is.
3.Breng in dat geval een nieuwe zekering aan
met dezelfde kleur en hetzelfde amperage.
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
222
WAARSCHUWING
Vervang een zekering nooit door vreemde
voorwerpen of een zekering met een hoger
amperage dan gespecificeerd is. Anders
zijn aanzienlijke schade aan het elektrische
systeem en brand niet uitgesloten.
Aan de binnenkant van het deksel in het dash-
board zitten enkele reservezekeringen. U vindt
er tevens een trekker waarmee u de zekeringen
gemakkelijker kunt verwijderen en aanbren-
gen.
Als telkens dezelfde zekering doorbrandt, is er
sprake van een storing in de bijbehorende
component en moet u een bezoek brengen aan
een erkende Volvo-werkplaats om de auto te
laten controleren.
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
``
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
223
Relais- en zekeringenkastje in motorruimte
G026972
1.ABS30 A
2.ABS30 A
3.Hogedruksproeiers
koplampen35 A
4.Standverwarming*25 A
5.Verstralers*20 A
6.Relais startmotor35 A
7.Ruitenwissers25 A
8.Brandstofpomp15 A
9.Regelmodule trans-
missie (TCM)15 A
10.Bobines (benzine),
regelmodule motor
(ECM), verstuivers
(diesel)20 A
11.Gaspedaalsensor
(APM), AC-compres-
sor10 A
12.Regelmodule motor
(ECM) (benzine), ver-
stuivers (benzine),
luchtmassameter
(benzine)15 A
Luchtmassameter
(diesel)5 A
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
224
13.Regelmodule gasklep
(V8), VIS (6-cil. ben-
zine)10 A
Regelmodule gasklep,
magneetklep, SWIRL
(luchtmengklep),
brandstofdrukregelaar
(diesel)15 A
14.Lambdasonde (ben-
zine)20 A
Lambdasonde (diesel)10 A
15.Verwarming carter-
ventilatie (benzine),
AC-koppeling (ben-
zine), magneetklep-
pen, lekdiagnose
(benzine), ECM (ben-
zine), luchtmassame-
ter (V8), voorgloeire-
geling (diesel)15 A
16.Dimlicht links20 A
17.Dimlicht rechts20 A
18.--
19.Regelmodule motor
(ECM) voeding,
motorrelais5 A
20.Achterlicht15 A
21.Vacuümpomp (ben-
zine)20 A
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
``
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
225
Relais- en zekeringenkastje in de passagiersruimte (aan de bestuurderszijde in de zijkant van het dashboard)
G032316
Een sticker in het deksel van het relais- en zekeringkastje dat aan de zijkant van het dashboard zit, geeft de positie en het amperage van de verschillende zekeringen
aan.
1.Ventilator klimaatre-
geling30 A
2.Audiosysteem (ver-
sterker)*30 A
3.Elektrisch bedienbare
bestuurdersstoel*25 A
4.Elektrisch bedienbare
passagiersstoel*25 A
5.Regelmodule linker
voorportier25 A
6.Regelmodule rechter
voorportier25 A
7.--
8.Radio, cd-speler,
RSE-systeem*15 A
9.RTI-display, RTI-
module, MMM10 A
10.OBDII, verlichtings-
draaiknop (LSM),
stuurhoeksensor
(SAS), stuurregelmo-
dule (SWM)5 A
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
226
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
11.Contactslot, SRS-
systeem, regelmodule
motor ECM (benzine),
uitschakeling SRS
passagierszijde
(PACOS), elektroni-
sche startblokkering
(IMMO), regelmodule
transmissie (TCM)7,5 A
12.Interieurverlichting
plafond (RCM),
bovenste elektroni-
sche regelmodule
(UEM)10 A
13.Schuifdak*15 A
14.Telefoon*5 A
15.-38 --
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
``
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
227
Relais- en zekeringenkastje in de passagiersruimte (aan de bestuurderszijde achter de geluidsisolatie)
G028412
1.Stoelverwarming, rech-
terzijde15 A
2.Stoelverwarming, lin-
kerzijde15 A
3.Claxon15 A
4.Reservepositie-
5.Infotainment10 A
6.--
7.--
8.Sirene alarmsysteem*5 A
9.Voeding remlichtscha-
kelaar5 A
10.Instrumentenpaneel
(DIM), klimaatregeling
(CCM), standverwar-
ming, elektrisch
bedienbare bestuur-
dersstoel10 A
11.Elektrische aansluiting
voor- en achterin en
koelvak*15 A
12.--
13.--
14.--
15.ABS, STC/DSTC5 A
16.Elektronische stuurbe-
krachtiging (ECPS)*,
actieve Bi-Xenon
(HCM)*, koplamphoog-
teregeling*10 A
17.Mistlamp linksvoor7,5 A
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
228
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
18.Mistlamp rechtsvoor7,5 A
19.--
20.Koelvloeistofpomp (V8)5 A
21.Regelmodule transmis-
sie (TCM)10 A
22.Groot licht links10 A
23.Groot licht rechts10 A
24.--
25.--
26.--
27.--
28.Elektrisch bedienbare
passagiersstoel*5 A
29.Brandstofpomp7,5 A
30.BLIS*5 A
31.--
32.--
33.Vacuümpomp (ben-
zine)20 A
34.Sproeierpomp15 A
35.--
36.--
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
``
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
229
Zekeringen in kofferbak
G032342
1.Achteruitrijlichten10 A
2.Parkeerlichten/achter-
lichten, mistachterlicht,
kofferbakverlichting,
kentekenplaatverlich-
ting, remlichten20 A
3.Accessoires (AEM)*15 A
4.Reservepositie-
5.Elektronica (REM)10 A
6.RSE-systeem*7,5 A
7.Trekhaakaansluiting*
(30-voeding)15 A
8.Elektrische aansluiting
kofferbak15 A
9.Achterportier, rechts:
Ruitbediening, blokke-
ring ruitbediening20 A
10.Achterportier, links:
Ruitbediening, blokke-
ring ruitbediening20 A
11.--
12.--
13.Verwarming dieselfilter15 A
14.Subwoofer, aircondi-
tioning achterin (AC)*15 A
15.--
16.--
17.Accessoires Infotain-
ment*5 A
18.--
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
230
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
19.Ruitenwisser, achter-
klep15 A
20.Trekhaakaansluiting*
(15-voeding)20 A
21.--
22.--
23.AWD7,5 A
24.--
25.--
26.Park Assist*5 A
27.Hoofdzekering: Trek-
haakaansluiting, Park
Assist, AWD30 A
28.Centrale vergrendeling
(PCL)15 A
29.Aanhangerverlichting,
links: Achterlicht, rich-
tingaanwijzer*25 A
30.Aanhangerverlichting,
rechts: Remlicht, mist-
achterlicht, richting-
aanwijzer*25 A
31.Hoofdzekering: Zeke-
ring 37, 3840 A
32.--
33.--
34.--
35.--
36.--
37.Elektrische achterruit-
verwarming20 A
38.Elektrische achterruit-
verwarming20 A
09 Onderhoud en service
Zekeringen
09
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
231
Zekeringen in de bagageruimte, Executive*
G031532
Het zekeringenkastje zit achter het dekpaneel
aan de linkerzijde.
1.Relais verwarming ach-
terbank, Relais massa-
gefunctie voorstoel5 A
2.Verwarming linker zit-
plaats achterbank15 A
3.Verwarming rechter zit-
plaats achterbank15 A
4.Ventilatiefunctie voor-
stoel, Massagefunctie
voorstoel5 A
5.--
6.--
G020924
232
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.
Product:
Spelregels forum
Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:
lees eerst de handleiding door;
controleer of uw vraag al eerder door iemand anders is gesteld;
probeer uw vraag zo duidelijk mogelijk te stellen;
heeft u een probleem en al geprobeerd om dit op te lossen, vermeld dit erbij aub;
heeft u een oplossing gekregen van een bezoeker dan horen wij dat graag in dit forum;
wilt u een reactie geven op een vraag of antwoord, gebruik dan niet dit formulier maar klik op de knop 'reageer op deze vraag';
uw vraag wordt direct op de website gezet; vermijd daarom persoonlijke gegevens in te vullen;
Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.
Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.
Abonneren
Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Volvo XC90 - 2009 bij:
nieuwe vragen en antwoorden
nieuwe handleidingen
U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.
Ontvang uw handleiding per email
Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Volvo XC90 - 2009 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.
De handleiding is 10,05 mb groot.
U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.
Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email
Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.
Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.
Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken
U heeft geen emailadres opgegeven
Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.
Uw vraag is op deze pagina toegevoegd
Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.