||
09 Wielen en banden
09
352
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
10. Schakel de compressor uit om de ban-
denspanning van de manometer af te
lezen. De bandenspanning dient minimaal
1,8 bar en maximaal 3,5 bar te bedragen.
(Laat eventueel lucht ontsnappen met het
drukreduceerventiel, als de bandenspan-
ning te hoog is.)
WAARSCHUWING
Als de bandenspanning lager is dan 1,8
bar, is het gat in de band te groot. Beëin-
dig in dat geval de rit. Het wordt dan gead-
viseerd een erkende bandenwerkplaats te
bezoeken.
11. Schakel de compressor uit en trek de
kabel los uit de 12V-aansluiting.
12. Koppel de slang los van het ventiel en
plaats het ventieldopje terug.
13. Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie
ca. 3 km af bij een snelheid van maximaal
80 km/h, zodat het afdichtmiddel de band
kan afdichten.
N.B.
Tijdens de eerste slagen die de band rond-
draait spuit er afdichtvloeistof uit het gat.
WAARSCHUWING
Houd bij het wegrijden omstanders uit de
buurt van de auto om te voorkomen dat ze
afdichtmiddel op zich krijgen. De afstand
moet minimaal twee meter zijn.
Gerelateerde informatie
•
Noodreparatieset voor banden* (p. 348)
•
Noodreparatieset voor banden* - repara-
tieresultaat controleren (p. 352)
•
Noodreparatieset voor banden* - over-
zicht (p. 350)
Noodreparatieset voor banden* -
reparatieresultaat controleren
Wanneer een band gerepareerd is met de
noodreparatieset, Temporary Mobility Kit
(TMK), moet na zo’n 3 kilometer rijden een
controle plaatsvinden.
Bandenspanning controleren
1. Sluit de uitrusting opnieuw aan.
2. Lees de bandenspanning van de mano-
meter af.
•
Als de spanning lager is dan 1,3 bar
33
,
is de band onvoldoende afgedicht.
Beëindig in dat geval de rit. Neem con-
tact op met een erkende Volvo-werk-
plaats.
•
Als de bandenspanning hoger is dan
1,3 bar
33
, moet u de band oppompen
tot de spanning die staat aangegeven
in de bandenspanningstabel, zie Ban-
den - goedgekeurde bandenspanning
(p. 441). Laat lucht uit de band ont-
snappen, als de bandenspanning te
hoog is.
33
1 bar = 100 kPa.