09 Wielen en banden
09
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
337
3. Breng de auto zo ver omlaag dat het wiel
niet meer ongehinderd kan draaien.
4. Draai de wielbouten kruiselings vast. Het
is belangrijk dat u de wielbouten stevig
aanhaalt. Haal aan met 140 Nm. Contro-
leer het aanhaalmoment met een
momentsleutel.
5. Plaats de kunststof doppen terug op de
wielbouten.
6. Plaats een volledige wieldop terug (indien
aanwezig).
N.B.
•
Plaats na het oppompen van een band
altijd het ventieldopje terug om schade
aan het ventiel door grind, vuil e.d. te
voorkomen.
•
Gebruik alleen kunststof dopjes. Meta-
len ventieldopjes kunnen roesten en
zijn moeilijk los te draaien.
N.B.
De ventieluitsparing in de wieldop bij het
monteren aanbrengen over het ventiel in
de velg.
Bij montage van een andere
bandenmaat
Geldt voor auto’s met bandenspanningscon-
trolesysteem
3
: Neem bij montage van een
andere bandenmaat altijd contact op met een
erkende Volvo-werkplaats voor een update
van de software. Bij montage van een grotere
of kleinere bandenmaat en ook bij het vervan-
gen van zomerbanden door winterbanden is
mogelijk een update van de software vereist.
Gerelateerde informatie
•
Wielen verwisselen - wielen verwijderen
(p. 334)
•
Krik* (p. 339)
•
Gevarendriehoek (p. 338)
•
Wielbouten (p. 333)
3
Standaard op bepaalde markten.