03 Instrumenten, schakelaars en bediening
03
120
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Boordcomputer
De boordcomputer van de auto kan tijdens
het rijden informatie registreren, berekenen en
tonen.
De functies en het uiterlijk van de boordcom-
puter verschillen afhankelijk van de vraag of
het instrumentenpaneel er een van het ana-
loge of digitale type is:
•
Boordcomputer - analoog instrumenten-
paneel (p. 121)
•
Boordcomputer - digitaal instrumenten-
paneel (p. 125)
Na de automatische activering van het instru-
mentenpaneel bij ontgrendeling zijn bediening
en instelling van de boordcomputer meteen
mogelijk. Als u na het openen van het
bestuurdersportier niet binnen
ca. 30 seconden op een van de boordcompu-
terknoppen drukt, dooft het instrument,
waarna u om de boordcomputer opnieuw te
kunnen bedienen eerst sleutelstand II (p. 83)
of motorstart vereist is.
N.B.
Als er een waarschuwingsmelding ver-
schijnt tijdens het gebruik van de boord-
computer, dient u deze melding eerst te
bevestigen voordat u de boordcomputer
weer kunt activeren.
•
Bevestig deze melding door de knop
OK op de richtingaanwijzerhendel kort
in te drukken.
Groepsmenu’s
De boordcomputer heeft twee verschillende
groepsmenu’s:
•
Functies
•
Rubriek op instrumentenpaneel
De functies of alternatieve rubrieken van de
boordcomputer volgen elkaar op in elk hun
eigen lus (loop).
Gerelateerde informatie
•
Boordcomputer - rijstatistiek* (p. 130)
•
Boordcomputer - aanvullende informatie
(p. 129)