V50 book w446.book Page 6 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
7
Instrumentenoverzicht
Overzicht auto’s met het stuur links8
Overzicht auto’s met het stuur rechts10
Bedieningspaneel in het bestuurdersportier12
V50 book w446.book Page 7 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
8
Instrumentenoverzicht
Overzicht auto’s met het stuur links
Auto met linkse besturing
V50 book w446.book Page 8 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
9
Instrumentenoverzicht
1.Stuurwielafstelling
2.Motorkapontgrendeling
3.Bedieningspaneel
4.Richtingaanwijzers, groot licht,
boordcomputer
5.Verlichting, ontgrendeling tankvulklep
6.Portierhandgreep, centrale
vergrendeling
7.Blaasmonden in het dashboard
8.Blaasmond zijruit
9.Cruise control
10.Claxon, airbag
11.Instrumentenpaneel
12.Toetsenblok voor Infotainment
13.Ruitenwissers en -sproeiers,
koplampsproeiers
14.Contactslot
15.Achteruitkijkspiegel
16.Gordelwaarschuwing
17.Interieurverlichting links
18.Uitschakelen van alarmsensoren,
“Safelock”
19.Functieschakelaar interieurverlichting
20.Positie voor accessoireschakelaar
21.Interieurverlichting rechts
22.Bediening, schuifdak
23.Display voor klimaatregeling en
infotainment
24.Infotainment
25.Instellingen voor klimaatregeling,
infotainment en persoonlijke instellingen
26.Klimaatregeling
27.Versnellingspook
28.Alarmlichten
29.Portierhandgreep
30.Dashboardkastje
31.Handrem
32.Elektrische aansluiting/aansteker
33.Stabiliteitssysteem STC of DSTC
34.Schakelaars, extra uitrusting
V50 book w446.book Page 9 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
10
Instrumentenoverzicht
Overzicht auto’s met het stuur rechts
Auto met rechtse besturing
V50 book w446.book Page 10 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
11
Instrumentenoverzicht
1.Schakelaar, optionele uitrusting
2.Stabiliteitssysteem STC of DSTC
3.Elektrische aansluiting, aansteker
4.Handrem
5.Bedieningspaneel
6.Dashboardkastje
7.Portierhandgreep
8.Blaasmond, zijruit
9.Blaasmonden in het dashboard
10.Versnellingspook
11.Klimaatregeling
12.Instellingen voor klimaatregeling,
infotainment en persoonlijke instellingen
13.Infotainment
14.Display voor klimaatregeling en
infotainment
15.Bediening, schuifdak
16.Interieurverlichting, links
17.Uitschakelen van alarmsensoren,
“Safelock”
18.Interieurverlichting, schakelaar
19.Schakelaar, optionele uitrusting
20.Interieurverlichting, rechts
21.Gordelwaarschuwing
22.Achteruitkijkspiegel
23.Contactslot
24.Ruitenwissers en -sproeiers,
koplampsproeiers
25.Cruise control
26.Instrumentenpaneel
27.Claxon, airbag
28.Toetsenblok voor infotainment
29.Alarmlichten
30.Portierhandgreep, centrale
vergrendeling
31.Verlichting, ontgrendeling tankvulklep
32.Richtingaanwijzers, groot licht,
boordcomputer
33.Motorkapontgrendeling
34.Stuurwielafstelling
V50 book w446.book Page 11 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
12
Instrumentenoverzicht
Bedieningspaneel in het bestuurdersportier
1.Elektrisch bediende zijruiten achterin
blokkeren (standaard)
Elektrisch kinderslot (extra)
2.Elektrisch bediende zijruiten
3.Buitenspiegel, linkerzijde
4.Buitenspiegels, instelling
5.Buitenspiegel, rechterzijde
V50 book w446.book Page 12 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
13
Veiligheid
Veiligheidsgordels14
Airbags (SRS)17
Airbag (SRS) activeren/deactiveren20
SIPS-airbags22
Opblaasgordijn (IC-systeem)24
WHIPS-systeem25
Activering van de veiligheidssystemen27
CRASH MODE28
Inspectie van airbags en opblaasgordijnen29
Kinderen en veiligheid30
V50 book w446.book Page 13 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
14
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Heupgordel uittrekken. De gordel moet laag
gedragen worden.
Draag altijd een
veiligheidsgordel
Remmen kan ernstige gevolgen hebben als
de veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let
er daarom op dat alle passagiers hun veilig-
heidsgordel omhebben. Zo wordt voorkomen
dat bij een aanrijding de passagiers op de
achterbank tegen de rugleuning van de
voorstoelen worden geslingerd.
De veiligheidsgordel omdoen:
–Trek de gordel langzaam uit en maak deze
vast door de borglip in de sluiting te
steken. Een duidelijke “klik” geeft aan dat
de gordel vastzit.
De gordel losmaken:
–Druk op de rode knop van de vergren-
deling. Laat het oprolmechanisme de
gordel naar binnen trekken. Als de gordel
niet volledig wordt opgerold, moet u de
gordel handmatig zo ver terugrollen dat
deze niet langer slap hangt.
De gordel is geblokkeerd en kan niet verder
worden uitgetrokken:
•wanneer u de gordel te snel uittrekt
•wanneer u remt of optrekt
•als de auto sterk overhelt
Voor optimale bescherming van de veilig-
heidsgordel is het van belang dat de gordel
goed tegen het lichaam ligt. Laat de
rugleuning niet te ver achteroverhellen. De
veiligheidsgordel biedt de beste
bescherming bij een normale rijhouding.
Niet vergeten:
•gebruik geen klemmen of andere acces-
soires die ervoor zorgen dat u de gordel
niet strak langs uw lichaam kunt trekken
•zorg dat er geen slagen in de gordel zitten
en dat hij nergens achter blijft steken
•de heupgordel moet laag zitten (niet over
de buik)
•trek de heupgordel over de heupen door
aan de diagonale schoudergordel te
trekken, als afgebeeld
WAARSCHUWING!
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan dat een nadelig
effect hebben op de werking van de airbags
bij een aanrijding.
WAARSCHUWING!
Elke gordel is bestemd ter bescherming van
slechts één persoon.
WAARSCHUWING!
Als de gordel zwaar belast werd, bijvoor-
beeld tijdens een aanrijding, moet de
complete gordel worden vervangen. Dit
houdt in dat ook het oprolmechanisme, de
bevestigingen, de bouten en de sluitingen
vervangen moeten worden. Sommige
beschermende eigenschappen van de
gordel kunnen verloren zijn gegaan, zelfs als
deze ogenschijnlijk niet beschadigd is.
Vervang de gordel ook als deze versleten of
beschadigd is. De nieuwe veiligheidsgordel
moet zijn goedgekeurd en bedoeld voor
montage op dezelfde positie als de
vervangen gordel.
Breng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-
heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf te
repareren. Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
V50 book w446.book Page 14 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
15
Veiligheid
Gordelwaarschuwing
1
Er gaat een lampje in de plafondconsole
branden (boven de achteruitkijkspiegel) om te
waarschuwen dat de veiligheidsgordel niet
wordt gedragen. Er gaat ook een lampje op
het dashboard branden. Als de auto stilstaat,
verdwijnt de waarschuwing na ongeveer
zes seconden.
Voorstoel
De lampjes blijven branden als de bestuurder
of de passagier op de voorstoel zijn of haar
veiligheidsgordel niet draagt (er wordt geen
signaal gegeven als er een kinderzitje op de
voorstoel is bevestigd). Behalve de twee
brandende symbo len hoort u een signaal dat
afhankelijk van de snelheid van de auto van
frequentie verandert.
Achterbank
Het gordelwaarschuwing heeft twee
deelfuncties:
•Informeren over het aantal gebruikte
gordels met een melding op het informatie-
display. Deze functie wordt automatisch
geactiveerd als er een achterportier is
geopend en gesloten, of er nu wel of geen
passagiers op de achterbank zitten. De
melding wordt automatisch
ca. 10 seconden na het wegrijden gewist,
maar kan ook handmatig worden bevestigd
door op de knop READ te drukken.
•Waarschuwen dat er een gordel op de
achterbank tijdens het rijden is losge-
nomen, met een melding op het informatie-
display in combinatie met een
geluidssignaal. De waarschuwing stopt
wanneer de gordel weer is omgedaan,
maar kan ook handmatig worden bevestigd
door op de knop READ te drukken.
De melding op het informatiedisplay, die
aangeeft hoeveel gordels er gebruikt worden,
is altijd beschikbaar. Druk op de knop READ
om opgeslagen meldingen te zien.
Veiligheidsgordel en
zwangerschap
Het is heel belangrijk om de veiligheidsgordel
op een juiste manier te dragen wanneer u
zwanger bent. Hij moet goed aan het lichaam
aansluiten. Het bovenste deel van de gordel
moet tussen de borsten en tegen de zijkant
van de buik liggen. Het onderste deel van de
gordel moet plat en zo ver mogelijk onder de
buik liggen. Hij mag niet over de buik kunnen
glijden.
Aanstaande moeders moeten de stoel zo ver
mogelijk naar achteren schuiven om de
afstand tussen het stuur en de buik zo groot
mogelijk te maken. Zet het stuur zo ver
mogelijk naar voren. Zorg voor een
aangename rijpositie.
1.De functies kunnen per land iets
verschillen.
V50 book w446.book Page 15 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
16
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Keurmerk op veiligheidsgordels met
gordelspanner
Gordelspanners
Alle veiligheidsgordels (met uitzondering van
de gordel midden achter) hebben gordel-
spanners. Dit is een mechanisme dat bij een
aanrijding de veiligheidsgordel rond het
lichaam spant. De gordel kan de passagier
daarmee beter in de stoel gedrukt houden.
V50 book w446.book Page 16 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
17
Veiligheid
Airbags (SRS)
Airbag (SRS) aan
bestuurderszijde
Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordels
ook een airbag (SRS - Supplemental
Restraint System) in het stuurwiel. De airbag
zit opgevouwen in het midden van het
stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien van het
opschrift SRS AIRBAG.
Airbag (SRS) aan
passagierszijde
De airbag
1
aan passagierszijde zit
opgevouwen in een ruimte boven het
dashboardkastje. Het paneel is voorzien
van het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING!
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan dat een nadelig
effect hebben op de werking van de airbags
bij een aanrijding.
1.Niet alle auto’s hebben een
airbag (SRS) aan de passagierszijde.
Deze kan optioneel worden wegge-
laten bij de verkoop.
WAARSCHUWING!
Om de kans op letsel bij activering van de
airbags te beperken, moeten de passa-
giers zo rechtop mogelijk zitten met hun
voeten op de vloer en hun rug tegen de
rugleuning. De veiligheidsgordel moet
goed vastzitten.
WAARSCHUWING!
Zet nooit een kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel als de airbag (SRS) is
geactiveerd.
1
Laat kinderen nooit voor de passagier-
stoel zitten of staan. Personen kleiner dan
140 cm mogen nooit op de passagiers-
stoel plaatsnemen als de airbag (SRS) is
geactiveerd.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor uw kind.
1.Voor informatie over Geactiveerde/
gedeactiveerde airbag (SRS), zie
pagina 20.
V50 book w446.book Page 17 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
18
Veiligheid
Airbags (SRS)
Positie van de airbag aan de passagierszijde
in een auto met het stuur links of rechts.
Waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel
Het AIRBAG-systeem wordt continu gecon-
troleerd door de regeleenheid van het
systeem. Het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden als u de
contactsleutel in stand I, II of III draait. Het
lampje gaat na ongeveer zes seconden uit als
het AIRBAG-systeem geen storingen
vertoont.
Behalve het waarschuwings-
lampje verschijnt er, in die
gevallen waarin dat nodig is,
een melding op het informatie-
display. Als het waarschu-
wingslampje niet werkt, gaat
het waarschuwingsdriehoekje
branden en verschijnt er SRS-
AIRBAG/SERVICE SPOED
op het display. Neem onmiddellijk contact op
met een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING!
Plaats geen voorwerpen of accessoires
op of in de buurt van het SRS AIRBAG-
paneel (boven het dashboardkastje) of
binnen de actieradius van de airbag.
Verricht nooit zelf werkzaamheden aan de
onderdelen van het SRS-systeem in het
stuurwiel of op het paneel boven het
dashboardkastje.
WAARSCHUWING!
Als het waarschuwingslampje voor het
SRS-systeem blijft branden of tijdens het
rijden kortstondig gaat branden,
betekent dit dat het SRS-systeem niet
naar behoren werkt. Het lampje kan ook
een storing in de gordelsluiting, het
SIPS-systeem, het SRS-systeem of het
IC-systeem aangeven. Neem onmid-
dellijk contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.
V50 book w446.book Page 18 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
19
Veiligheid
SRS-systeem, auto met het stuur links
SRS-systeem
Het systeem bestaat uit een gasgenerator
met daaromheen een opblaasbare airbag. Bij
een voldoende krachtige aanrijding wordt de
ontsteking van de gasgenerator geactiveerd
door sensoren. De airbag wordt opgeblazen
en wordt tegelijkertijd warm. Om de klap op te
vangen loopt de airbag leeg wanneer de inzit-
tende de airbag raakt. Daarbij treedt er
rookvorming in de auto op. Dit is volkomen
normaal. Het totale verloop, van het opblazen
tot het leeglopen van de airbag, neemt enkele
tienden van seconden in beslag.
SRS-systeem, auto met het stuur rechts
N.B. De reactie van de sensoren hangt af van
de ernst van de aanrijding en van het feit of de
veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde of
de passagierszijde vooraan wordt gedragen
of niet. Het kan dan ook zijn dat er bij
ongelukken slechts één (of geen enkele) van
de airbags wordt opgeblazen. Het SRS-
systeem registreert de botskracht waaraan de
auto blootstaat en stemt de activering van een
of meerdere airbags daarop af.
Airbags (SRS)
N.B. De airbags werken dusdanig dat de
capaciteit ervan wordt afgestemd op de
botskrachten waaraan de auto blootstaat.
WAARSCHUWING!
Ingrepen in het SRS-systeem kunnen
storingen in de werking veroorzaken en
leiden tot ernstige letsels.
Herstellingen mogen enkel door een
erkende Volvo-werkplaats worden
uitgevoerd.
V50 book w446.book Page 19 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
20
Veiligheid
Airbag (SRS) activeren/deactiveren
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag
(SRS) aan passagierszijde gedeactiveerd is.
PACOS (extra)
De airbag (SRS) aan passagierszijde kan
gedeactiveerd worden. Dit is bijvoorbeeld
noodzakelijk als daar een kind in een kinder-
zitje moet zitten.
Aanduiding
Een tekstmelding op het plafondpaneel geeft
aan dat de airbag (SRS) aan passagierszijde
is gedeactiveerd.
PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch)
Activeren/deactiveren
De schakelaar zit aan de passagierszijde aan
de zijkant van het dashboard en u kunt erbij
door het portier aan die kant te openen.
Controleer of de schakelaar in de gewenste
stand staat. Volvo raadt aan de contactsleutel
te gebruiken om de stand te wijzigen. (Andere
voorwerpen die qua vorm op een sleutel
gelijken, kunnen ook worden gebruikt.)
WAARSCHUWING!
Geactiveerde airbag (passagiersstoel):
Zet nooit een kind in een kinderzitje of op
een kinderkussen op de passagiersstoel.
Dit geldt ook voor personen die kleiner zijn
dan 140 cm.
Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):
Personen die groter zijn dan 140 cm
mogen nooit op de passagiersstoel
plaatsnemen.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren.
WAARSCHUWING!
Als de auto met een airbag (SRS) aan de
passagierszijde is uitgerust, maar geen
PACOS heeft, is de airbag altijd
geactiveerd.
V50 book w446.book Page 20 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
21
Veiligheid
SRS-schakelaar in ON-stand.
Stand van de schakelaar
ON = De airbag (SRS) is geactiveerd. Met de
schakelaar in deze stand kunnen passagiers
groter dan 140cm aan passagierszijde op de
voorstoel zitten, maar kinderen in een kinder-
zitje of op een kussen beslist niet.
SRS-schakelaar in OFF-stand.
OFF = De airbag (SRS) is gedeactiveerd. Met
de schakelaar in deze stand kunnen kinderen
in een kinderzitje of op een kussen aan passa-
gierszijde op de voorstoel zitten, maar passa-
giers groter dan 140 cm beslist niet.
WAARSCHUWING!
Laat geen passagier op de passagiers-
stoel plaatsnemen, als het waarschu-
wingssymbool voor het airbagsysteem op
het instrumentenpaneel oplicht terwijl de
tekst op het plafondpaneel aangeeft dat
de airbag (SRS) aan die kant gedeacti-
veerd is. Het duidt op een ernstige storing.
Bezoek onmiddellijk een erkende Volvo-
werkplaats.
V50 book w446.book Page 21 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
22
Veiligheid
SIPS-airbags
Positie van de SIPS-airbags.
SIPS-airbags (zij-airbags)
Een groot deel van de kracht van de
aanrijding wordt door het SIPS-systeem over
de balken, stijlen, vloer, dak en andere delen
van de carrosserie verspreid. De SIPS-
airbags aan bestuurders- en passagierszijde
beschermen het bovenlichaam en vormen
een belangrijk onderdeel van het SIPS-
systeem. Het SIPS-airbagsysteem is
opgebouwd uit twee hoofdonderdelen: de
SIPS-airbags en de sensoren. De SIPS-
airbags zijn in de frames van de rugleuningen
van de voorstoelen gemonteerd.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
Een SIPS-airbag heeft wat kinderzitjes betreft
geen negatieve gevolgen voor de bescher-
mende functies van de auto.
Er kan een kinderzitje op de voorstoel worden
geplaatst, als de auto aan de passagierszijde
niet is uitgerust met een geactiveerde
1
airbag.
De SIPS-airbags vormen een aanvulling op
het SIPS-systeem. Draag altijd een veilig-
heidsgordel.
WAARSCHUWING!
Gebruik alleen stoelhoezen van Volvo of
stoelhoezen die door Volvo goedgekeurd
zijn. Andere stoelhoezen kunnen de
werking van de SIPS-airbags hinderen.
WAARSCHUWING!
De SIPS-airbags vormen een aanvulling
op het SIPS-systeem. Draag altijd een
veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING!
Ingrepen in het SIPS-systeem kunnen
storingen in de werking en ernstig letsel
veroorzaken. Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
Leg geen voorwerpen tussen de stoelen en
de portierpanelen, omdat dit gebied binnen
de actieradius van de SIPS-airbag ligt.
1.Voor informatie over geactiveerde/
gedeactiveerde airbag (SRS), zie
pagina 20.
V50 book w446.book Page 22 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
23
Veiligheid
Auto met linkse besturing
SIPS-airbagsysteem
Het SIPS-airbagsysteem bestaat uit een
gasgeneratoren, SIPS-airbags en sensoren.
Bij een voldoende krachtige aanrijding
reageren de sensoren, die op hun beurt weer
de gasgeneratoren activeren. De SIPS-
airbags worden vervolgens opgeblazen
tussen de inzittende en het portierpaneel.
Daarmee wordt de klap van de aanrijding
opgevangen, waarna de airbags weer
leeglopen. De SIPS-airbags worden normaal
gesproken alleen opgeblazen aan de kant
waar de aanrijding plaatsvindt.
Auto met rechtse besturing
V50 book w446.book Page 23 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
24
Veiligheid
Opblaasgordijn (IC-systeem)
Eigenschappen
Het opblaasgordijn vormt een aanvulling op
het SIPS-systeem. Het zit verborgen achter
de plafondbekleding langs beide zijden van
de auto. Het beschermt inzittenden op zowel
de voorstoelen als de achterbank. Het
opblaasgordijn wordt door de aanrijdingssen-
soren van het SIPS-systeem geactiveerd als
de auto van opzij wordt aangereden. Bij
activering wordt het opblaasgordijn
opgeblazen. Het helpt voorkomen dat de
bestuurder en de passagiers bij een botsing
met hun hoofd tegen de binnenkant van de
auto slaan.
WAARSCHUWING!
Het opblaasgordijn vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordel.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING!
Hang of bevestig nooit iets aan de
handgrepen aan het plafond. De haak is
alleen bedoeld voor niet al te zware
kledingstukken (en niet voor harde
voorwerpen zoals paraplu’s).
Schroef of bevestig geen onderdelen op
de plafondbekleding, de portierstijlen of
de zijpanelen van de auto. Ze kunnen
daarbij hun beschermende werking
verliezen. Er mogen uitsluitend originele
Volvo-onderdelen, bestemd voor montage
op deze plaatsen, worden gebruikt.
V50 book w446.book Page 24 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
25
Veiligheid
WHIPS-systeem
Bescherming tegen
whiplash-letsels — WHIPS
Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection
System) bestaat uit energieabsorberende
rugleuningen en speciaal voor het systeem
ontwikkelde hoofdsteunen voor de beide
voorstoelen. Het systeem wordt geactiveerd
bij een aanrijding van achteren, afhankelijk
van de hoek waaronder en de snelheid
waarmee het achteropkomende voertuig de
auto raakt en de materiaaleigenschappen van
dat voertuig.
Eigenschappen van de stoel
Als het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,
klappen de rugleuningen van de voorstoelen
naar achteren zodat de positie van de
bestuurder en de passagier op de
voorstoelen verandert. Zo wordt de kans op
een zogeheten whiplash beperkt.
WHIPS-systeem en kinderzitjes
Het WHIPS-systeem heeft geen nadelige
invloed op de beschermende werking van de
kinderzitjes.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de
bestuurder en de voorpassagier zoveel
mogelijk in het midden van de stoel plaats-
nemen en de afstand tussen het hoofd en de
hoofdsteun zo klein mogelijk houden.
WAARSCHUWING!
Het WHIPS-systeem vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordel. Draag altijd een
veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING!
Breng nooit zelf wijzigingen aan de stoel of
het WHIPS-systeem aan en probeer ze
nooit zelf te repareren. Neem contact op
met een erkende Volvo-werkplaats.
V50 book w446.book Page 25 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
26
Veiligheid
WHIPS-systeem
Het volgende kan worden gebruikt:
•een kinderzitje op de passagiersstoel,
mits de airbag aan passagierszijde is
gedeactiveerd
1
.
•een achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje op de achterbank dat tegen de
rugleuning van de voorstoel steunt.
Zorg dat u de werking van het
WHIPS-systeemniet beïnvloedt
1.Voor informatie over geactiveerde/
gedeactiveerde airbag (SRS), zie
pagina 20.
WAARSCHUWING!
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote
krachten, zoals bij een aanrijding van
achteren, moet u het WHIPS-systeem
laten controleren bij een erkende Volvo-
werkplaats.
Er kunnen eigenschappen van het
WHIPS-systeem verloren zijn gegaan, ook
al ziet de stoel er onbeschadigd uit. Neem
contact op met een erkende Volvo-
werkplaats om het systeem te laten
controleren, ook na een lichte aanrijding
van achteren.
WAARSCHUWING!
Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen
het zitgedeelte van de achterbank en de
rugleuning van de voorstoelen. Let erop
dat u de werking van het WHIPS-systeem
niet beïnvloedt.
WAARSCHUWING!
Als u één van de ruggedeelten van de
achterbank hebt neergeklapt, moet u de
voorstoel aan dezelfde kant naar voren
schuiven zodat de rugleuning van de stoel
niet tegen het neergeklapte ruggedeelte
van de achterbank aankomt.
V50 book w446.book Page 26 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
27
Veiligheid
Activering van de veiligheidssystemen
Na activering van de airbags adviseren wij u
het volgende:
•Sleep de auto naar een erkende Volvo-
werkplaats. Rijd nooit met geactiveerde
airbags.
•Laat de onderdelen van het veiligheids-
systeem in de auto door een erkende
Volvo-werkplaats vervangen.
•Neem altijd contact op met een arts.
N.B. Het SRS-systeem, de SIPS-airbags, het
IC-systeem en het gordelsysteem worden bij
een aanrijding slechts eenmaal geactiveerd.
SysteemActivering
GordelspannersBij frontale aanrijdingen en/of aanrijdingen van opzij.
Airbags (SRS)
Bij frontale aanrijdingen.
1
SIPS-airbags
Bij aanrijdingen van opzij.
1
Opblaasgordijn
Bij aanrijdingen van opzij.
1
WHIPS-systeem (Whiplash-bescherming)Bij aanrijdingen van achteren.
1.De airbags worden bij een aanrijding niet altijd geactiveerd. Dat komt doordat de activering van de functie op dat moment niet nodig was, omdat de andere
beschermingssystemen de inzittenden voldoende bescherming boden.
WAARSCHUWING!
De regeleenheid van het SRS -systeem zit
in de middenconsole. Ontkoppel de
accukabels als de vloer van de passa-
giersruimte vol water of een andere
vloeistof staat. Probeer de auto niet te
starten, omdat de airbags daarbij geacti-
veerd kunnen worden. Sleep de auto naar
een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met geactiveerde airbags.
Ze kunnen u bij het sturen danig in de weg
zitten. Ook de andere veiligheidssystemen
kunnen beschadigd zijn. Langdurige
blootstelling aan de rook en het stof die
vrijkomen bij activering van de airbags kan
oog- en huidirritatie veroorzaken. Spoel bij
irritatie met koud water. De snelheid
waarmee de airbags/gordijnen worden
opgeblazen kan in combinatie met de
toegepaste materialen resulteren in
schaaf- en brandwonden.
V50 book w446.book Page 27 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
28
Veiligheid
CRASH MODE
Rijden na een aanrijding
Als de auto betrokken is geweest bij een
aanrijding, kan de tekst CRASH MODE–
ZIE HANDLEIDING op het informatiedisplay
verschijnen. Dit betekent dat de functionaliteit
van de auto is verminderd. CRASH MODE is
een veiligheidsfunctie die in werking treedt
wanneer de aanrijding een belangrijke functie
in de auto, bijvoorbeeld brandstofleidingen,
sensoren voor één van de veiligheidssys-
temen of het remsysteem, beschadigd kan
hebben.
Auto proberen te starten
Controleer eerst of er geen brandstof uit de
auto is gelopen. Er mag geen brandstofgeur
aanwezig zijn.
Als alles normaal lijkt en u hebt vastgesteld
dat er geen brandstof lekt, kunt u proberen de
motor te starten.
•Haal de contactsleutel uit het contact en
steek hem er terug in. De elektronica van
de auto probeert zich naar de normale
status te resetten. Probeer daarna de auto
te starten. Als CRASH MODE nog op het
display verschijnt, mag u niet met de auto
rijden of hem niet laten verslepen.
Verborgen schade kan tijdens het rijden
de auto onbestuurbaar maken, zelfs als
het lijkt dat u met de auto kunt rijden.
Auto verzetten
Als de melding NORMAL MODE wordt
weergegeven nadat de CRASH MODE is
gereset, mag de auto voorzichtig uit de
huidige, gevaarlijke positie worden verreden.
Verrijd de auto niet verder dan nodig.
WAARSCHUWING!
Probeer nooit zelf de auto te repareren of de
elektronische onderdelen te resetten nadat
de auto in de CRASH MODE heeft gestaan.
Dit kan aanleiding geven tot letsel of een
slechte functie van de auto. Laat de auto
altijd in een erkende Volvo-werkplaats
controleren en naar de normale status
(NORMAL MODE) resetten nadat de
CRASH MODE is verschenen.
WAARSCHUWING!
Probeer onder geen beding de auto
opnieuw te starten als u brandstof ruikt
terwijl de melding CRASH MODE wordt
weergegeven. Verlaat de auto onmiddellijk.
WAARSCHUWING!
De auto mag niet worden weggesleept
zolang deze in de CRASH MODE staat. De
auto moet van zijn huidige plaats worden
vervoerd naar erkende Volvo-werkplaats.
V50 book w446.book Page 28 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
29
Veiligheid
Inspectie van airbags en opblaasgordijnen
Controle-intervallen
De stickers op de portierstijl(en) geven het
jaar en de maand aan waarin u contact moet
opnemen met een erkende Volvo-werkplaats
om de airbags, gordelspanners en opblaas-
gordijnen te laten controleren en eventueel te
laten vervangen. Als u vragen hebt over de
systemen, kunt ook contact opnemen met
een erkende Volvo-werkplaats.
Deze sticker vindt u in de portieropening
linksachter.
1.Airbag aan bestuurderszijde
2.Airbag aan passagierszijde
3.SIPS-airbag aan bestuurderszijde
4.SIPS-airbag aan passagierszijde
5.Opblaasgordijn aan bestuurderszijde
6.Opblaasgordijn aan passagierszijde
V50 book w446.book Page 29 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
30
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Kinderen moeten comfortabel
en veilig zitten
De plaats van het kind in de auto en de
vereiste uitrusting is afhankelijk van het
gewicht en de lengte van het kind. Zie
pagina 32 voor meer informatie.
Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen
altijd met de gordel goed om in de auto zitten.
Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot
zitten.
De veiligheidsuitrusting voor kinderen die
Volvo biedt, is afgestemd op het gebruik in uw
auto. Door het gebruik van originele Volvo-
onderdelen bent u er zeker van dat de beves-
tigingspunten en bevestigingsonderdelen op
de juiste wijze zijn aangebracht en sterk
genoeg zijn.
N.B. De wettelijke bepalingen voor het
vervoer van kinderen in de auto verschillen
van land tot land. Ga na welke regels er in uw
land van kracht zijn.
Het volgende kan worden gebruikt:
•een kinderzitje op de passagiersstoel,
mits de airbag aan passagierszijde is
gedeactiveerd
1
.
•een achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje op de achterbank dat tegen de
rugleuning van de voorstoel steunt.
Kinderzitjes en airbags gaan niet samen
Kinderzitjes en airbags
Plaats een kind altijd op de achterbank als de
airbag aan passagierszijde is geactiveerd
2
.
Als de airbag wordt geactiveerd, kan een kind
in een kinderzitje aan de passagierszijde
ernstig letsel oplopen.
1.Voor informatie over geactiveerde/
gedeactiveerde airbag (SRS),
zie pagina 20.
2.Voor informatie over geactiveerde/
gedeactiveerde airbag (SRS),
zie pagina 20.
WAARSCHUWING!
Personen kleiner dan 140 cm mogen
alleen op de voorstoel plaatsnemen als de
airbag is gedeactiveerd.
V50 book w446.book Page 30 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
31
Veiligheid
Stickers op de zijkant van het dashboardSticker op de zonnewering van de auto
WAARSCHUWING!
Breng nooit een kind aan in een kinderzitje
op de passagiersstoel als de airbag (SRS)
is geactiveerd
1
. Het niet opvolgen van de
bovenstaande aanbeveling kan levensge-
vaarlijke situaties opleveren voor uw kind.
1.Voor informatie over geactiveerde/
gedeactiveerde airbag (SRS), zie
pagina 20.
V50 book w446.book Page 31 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
32
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Plaats van kinderen in de auto
Gewicht (leeftijd)Voorstoel
1
Buitenste zitplaats van de
achterbank
Middelste zitplaats achterbank
<10 kg
(tot 9 maanden)
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel en bevestigingsband.
Gebruik een veiligheidskussen
tussen het kinderzitje en het
dashboard.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
9–18 kg
(9–36 maanden)
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel en bevestigingsband.
Gebruik een veiligheidskussen
tussen het kinderzitje en het
dashboard.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
15–36 kg
(3–12 jaar)
Geïntegreerd kinderzitje met of
zonder rugleuning.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
Mogelijkheden:
Geïntegreerd kinderzitje met of
zonder rugleuning.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
Geïntegreerd kinderzitje.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03168
Geïntegreerd kinderzitje met of
zonder rugleuning.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
1.Voor informatie over activeren/deactiveren van airbag (SRS), zie pagina 20.
2.L: Geschikt voor speciale kinderzitjes (zie overzicht onder genoemde typegoedkeuring). Kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor één bepaald merk auto, voor
een beperkte groep merken, semi-universeel of universeel zijn.
V50 book w446.book Page 32 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
33
Veiligheid
ISOFIX-bevestigingssysteem
voor kinderzitjes (extra)
De buitenste zitplaatsen van de achterbank
zijn voorbereid voor het ISOFIX-bevestigings-
systeem voor kinderzitjes. Neem contact op
met uw erkende Volvo-dealer voor meer infor-
matie over veiligheidsuitrusting voor kinderen.
Geïntegreerde kinderzitjes
(extra)
De geïntegreerde kinderzitjes voor de
buitenste zitplaatsen van de achterbank van
Volvo zijn speciaal ontworpen om kinderen
optimale bescherming te bieden. In combi-
natie met de aanwezige veiligheidsgordels
zijn de kinderzitjes goedgekeurd voor
kinderen met een gewicht van 15 tot 36 kg.
WAARSCHUWING!
Breng nooit een kind aan in een kinderzitje
op de passagiersstoel als de airbag (SRS)
is geactiveerd.
Personen kleiner dan 140 cm mogen
nooit op de passagiersstoel plaatsnemen
als de airbag (SRS) is geactiveerd.
1
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor uw kind.
1.Voor informatie over activeren/deactiveren
van airbag (SRS), zie pagina 20.
V50 book w446.book Page 33 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
34
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Kinderzitje uitklappen
–Trek aan de handgreep zodat het kinder-
zitje omhoogkomt (1).
–Pak het zitje met beide handen vast en
duw het naar achteren (2).
–Druk het zo ver achteruit dat het
vergrendelt (3).
Zorg dat...
•de veiligheidsgordel goed strak langs het
lichaam van het kind loopt en nergens
slap hangt of verdraaid is en dat de gordel
goed over de schouder ligt
•de heupgordel laag over de heupen, het
bekken, loopt om maximale bescherming
te bieden
•de veiligheidsgordel niet tegen de nek van
het kind aankomt of onder de schouder
langs loopt
Stel de stand van de hoofdsteun zorgvuldig af
op de lengte van het kind.
Kinderzitje inklappen
–Trek aan de handgreep (1).
–Duw het kussen zo ver omlaag dat het
vastklikt (2).
N.B. Let erop dat u het geïntegreerde kinder-
zitje eerst moet inklappen voordat u de rugge-
deelten van de achterbank voorover kunt
klappen.
WAARSCHUWING!
Het kinderzitje moet in de vergrendelde
stand staan voordat u het kind in het zitje
aanbrengt.
WAARSCHUWING!
Als een geïntegreerd kinderzitje aan grote
krachten heeft blootgesteld, bijvoorbeeld
tijdens een aanrijding, moet u het geïnte-
greerde kinderzitje in zijn geheel
vervangen, dus ook de veiligheidsgordel,
inclusief de bouten. Ook al ziet het geïnte-
greerde kinderzitje er intact uit, kunnen er
toch beschermende eigenschappen
verloren zijn gegaan. Het moet ook
worden vervangen als het erg versleten is.
V50 book w446.book Page 34 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
35
Veiligheid
Geïntegreerd kinderzitje vervangen
Het is belangrijk dat het geïntegreerde kinder-
zitje goed is vastgezet. Laat het vervangen en
het eventueel repareren van het zitje daarom
over aan een erkende Volvo-werkplaats. Voer
geen wijzigingen of aanpassingen uit aan het
geïntegreerde kinderzitje.
Kinderzitje monteren
Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor kinderen
die afgestemd is op uw Volvo en uitvoerig
door Volvo getest is.
Bij het gebruik van andere op de markt
verkrijgbare producten is het belangrijk dat u
de bijgeleverde montagevoorschriften
zorgvuldig doorleest en nauwkeurig opvolgt.
•Zet de bevestigingsbanden van het
kinderzitje nooit vast aan de hendel
waarmee u de voorstoel in de lengte-
richting verstelt of aan veren, rails of
balken onder de stoel. Scherpe randen
kunnen de bevestigingsbanden
beschadigen.
•Laat de rugleuning van het kinderzitje
tegen het dashboard steunen. Dit geldt
voor auto’s zonder airbag aan passagiers-
zijde of auto’s waarvan de airbag is
gedeactiveerd.
•Plaats nooit een kinderzitje op de
voorstoel als de auto is uitgerust met een
geactiveerde
1
airbag aan passagiers-
zijde. Bij problemen tijdens de montage
van kinderveiligheidsproducten kunt u
contact opnemen met de fabrikant voor
nadere inlichtingen over de montage.
1.Voor informatie over geactiveerde/
gedeactiveerde airbag (SRS), zie
pagina 20.
V50 book w446.book Page 35 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
36
Veiligheid
V50 book w446.book Page 36 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
37
Instrumenten, schakelaars en bediening
Instrumentenpaneel38
Controle- en waarschuwingslampjes39
Informatiedisplay43
Elektrische aansluiting en schakelaars in middenconsole44
Verlichtingspaneel45
Linker stuurhendel47
Rechter stuurhendel49
Cruise control (extra)51
Toetsenblok op stuurwiel (extra)52
Stuurwielafstelling, alarmlichten53
Handrem, elektrische aansluiting54
Elektrisch bediende zijruiten55
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels58
Elektrisch bediend schuifdak (extra)61
Persoonlijke instellingen63
V50 book w446.book Page 37 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
38
Instrumenten, schakelaars en bediening
Instrumentenpaneel
1.Snelheidsmeter
2.Richtingaanwijzers, links
3.Waarschuwingslampjes
4.Informatiedisplay — Op het display
verschijnen informatieve teksten en
waarschuwingsmeldingen, de buiten-
temperatuur en de tijd. Wanneer de
temperatuur tussen –5°C en +2°C ligt,
verschijnt er een sneeuwvlokje op het
display. Het lampje wijst op het gevaar
voor gladheid. Als de auto heeft stilge-
staan, kan de buitentemperatuurmeter
een te hoge waarde aangeven.
5.Informatielampje
6.Richtingaanwijzers, rechts
7.Toerenteller — Deze geeft het motortoe-
rental aan in duizenden toeren per
minuut.
8.Controle- en informatielampjes
9.Brandstofmeter
10.Knop voor de dagteller — Wordt
gebruikt om korte afstanden te meten.
Door kort op de knop te drukken, kunt u
van dagteller T1 en T2 wisselen. Als u
de knop lang indrukt (meer dan
2 seconden), gaat de geactiveerde
dagteller op nul.
11.Display — Geeft de schakelstanden van
de automatische versnellingsbak, regen-
sensor, kilometerteller, dagteller en
Cruise control aan.
12.Grootlichtindicatie
13.Knop voor de klok — Draai aan de knop
om de tijd in te stellen.
14.Temperatuurmeter — De temperatuur-
meter van het koelsysteem van de motor.
Op het display verschijnt een melding,
als de temperatuur abnormaal hoog is
en de naald tot in het rode gebied
uitslaat. Let erop dat bijvoorbeeld extra
koplampen voor de luchtinlaat bij een
hoge buitentemperatuur en een zware
belasting van de motor het koelver-
mogen verminderen.
15.Controle- en waarschuwingslampjes
V50 book w446.book Page 38 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
39
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Functietest, lampjes
Alle controle- en waarschuwingslampjes
gaan branden wanneer u de contactsleutel
voor het starten in standII draait. De werking
van de lampjes wordt dan gecontroleerd. Alle
lampjes moeten weer uitgaan als de motor is
aangeslagen, behalve het lampje voor de
handrem. Dit gaat pas uit als de auto van de
handrem wordt gehaald.
Als de motor niet binnen vijf
seconden aanslaat, gaan alle
lampjes uit, behalve de lampjes
voor storingen in het uitlaatgas-
reinigingssysteem van de auto
en voor lage oliedruk.
Bepaalde lampjes hebben geen functie. Dit
hangt af van de uitrusting van de auto.
Lampjes in het midden van het
dashboard
Het rode waarschuwingslampje
gaat branden wanneer er een
storing is geregistreerd die van
invloed kan zijn op de veiligheid
en/of de rijeigenschappen van de auto. Er
verschijnt tegelijkertijd een verklarende tekst
op het informatiedisplay. Het waarschuwings-
lampje brandt en de tekst is zichtbaar tot de
storing wordt verholpen.
Het waarschuwingslampje kan ook gaan
branden in combinatie met andere lampjes.
–Stop op een veilige plek. Rijd moet niet
verder met de auto.
–Lees de informatie op het informatie-
display.
–Verhelp het probleem aan de hand van de
aanwijzingen of neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
Als er een afwijking is in één van
de systemen in de auto, gaat het
gele informatielampje branden
en verschijnt er tekst op het
display. U verwijdert het bericht
met behulp van de READ-knop, zie
pagina 43. Het bericht verdwijnt automatisch
na 2 minuten.
Het gele informatielampje kan ook gaan
branden in combinatie met andere lampjes.
N.B. Wanneer de tekst "TIJD VOOR REG.
SERVICE" verschijnt, doet u het waarschu-
wingslampje uit en verwijdert u de tekst met
behulp van de READ-knop. Dit gebeurt
automatisch na 2 minuten.
V50 book w446.book Page 39 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
40
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Controlelampjes, linkerzijde
1. Storing in het
uitlaatgasreinigingssysteem van de
auto
Rijd de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats om het systeem
te laten controleren.
2. Storing in ABS
Als het lampje brandt, werkt het
systeem niet. Het normale
remsysteem van de auto werkt
dan nog wel, zij het zonder ABS-
regeling.
–Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
–Start de motor opnieuw.
–Als het lampje echter blijft branden, moet
u de auto naar een erkende Volvo-
werkplaats rijden om het ABS-systeem te
laten controleren.
3. Mistachterlicht
Dit lampje brandt wanneer u het
mistachterlicht hebt
ingeschakeld.
4. Stabiliteitssysteem STC of DSTC
Het knipperende lampje geeft aan
dat het stabiliteitssysteem werkt.
5. Geen functie
6. Voorgloeifunctie motor, diesel
Het lampje brandt als de motor
wordt voorverwarmd. De voorver-
warming start als de temperatuur
lager wordt dan –2 °C. De auto
kan worden gestart als het lampje
gedoofd is.
7. Laag peil in de brandstoftank
Als dit lampje gaat branden zit er
bij benzinemodellen nog
ongeveer 8 liter en bij dieselmo-
dellen nog 7 liter brandstof in de
tank.
Controlelampjes, rechterzijde
1. Controlelampje voor aanhanger
Het lampje knippert, wanneer u
de richtingaanwijzers op de auto
en de aanhanger gebruikt. Als het
lampje niet knippert, is één van de
lampen op de auto of de
aanhanger defect.
2. Handrem aangetrokken
Het lampje brandt ook als de
handrem één “tandje” wordt
aangetrokken. Controleer of de
hendel goed is aangetrokken.
V50 book w446.book Page 40 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
41
Instrumenten, schakelaars en bediening
3. Airbags – SRS
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht of blijft branden, is er een
storing in de gordelsluiting of in
het SRS-, SIPS- of IC-systeem
geregistreerd. Rijd de auto zo snel mogelijk
naar een erkende Volvo-werkplaats om het
systeem te laten controleren.
4. Te lage oliedruk
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht, is de druk van de
motorolie te laag. Zet de motor
onmiddellijk af en controleer het
motoroliepeil. Vul zo nodig olie bij. Als het
lampje oplicht terwijl het oliepeil in orde is,
moet u contact opnemen met een erkende
Volvo-werkplaats.
5. Gordelwaarschuwing
Het lampje brandt als de
bestuurder of de voorpassagier
geen veiligheidsgordel draagt of
als iemand op de achterbank de
gordel heeft losgenomen.
6. Dynamo laadt niet bij
Als het lampje tijdens het rijden
gaat branden, is er sprake van een
storing in het elektrische systeem.
Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
7. Storing in remsysteem
Als het lampje oplicht, kan het zijn
dat het remvloeistofpeil te laag is.
–Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en controleer het peil in het
remvloeistofreservoir. Zie pagina 164. Als
het peil lager is dan het MIN-streepje van
het remvloeistofreservoir, kunt u beter niet
verder rijden met de auto. Laat de auto
naar een erkende Volvo-werkplaats slepen
om het remsysteem te laten controleren.
Als de waarschuwingslampjes
voor het REMSYSTEEM en
ABS tegelijkertijd branden, kan
er een storing in de remkracht-
verdeling zijn opgetreden.
–Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
–Start de motor opnieuw.
•Rijd verder als beide lampjes uitgaan.
•Als de lampjes echter blijven branden,
moet u het peil in het remvloeistofreservoir
controleren. Zie pagina 164.
•Als de lampjes blijven branden ondanks
dat het peil van de remvloeistof in orde is,
moet u de auto uiterst voorzichtig naar
een erkende Volvo-werkplaats rijden om
het remsysteem te laten controleren.
•Als het peil lager is dan het MIN-streepje
van het remvloeistofreservoir kunt u beter
niet verder rijden met de auto. Laat de
auto naar een erkende Volvo-werkplaats
slepen om het remsysteem te laten
controleren.
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het
REMSYSTEEM en ABS tegelijkertijd
branden, bestaat het gevaar dat de achter-
trein bij krachtig remmen gaat slippen.
V50 book w446.book Page 41 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
42
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Waarschuwing, portieren niet
gesloten
Als een van de portieren, de motorkap
1
of de
achterklep niet goed afgesloten is, wordt u
daarop attent gemaakt.
Lage snelheid
Het informatielampje gaat
branden als de auto zich met een
snelheid van maximaal
ca.7 km/h voortbeweegt.
Tegelijkertijd verschijnt een van
de volgende meldingen op het display:
BESTUURDERSPORTIER OPEN,
PASSAGIERSPORTIER OPEN,
ACHTERPORTIER LINKS OPEN,
MOTORKAP OPEN of
ACHTERPORTIER RECHTS OPEN. Breng
de auto op een veilige plaats tot stilstand.
Sluit het portier of de achterklep dat/die
open is.
Hoge snelheid
Als de auto 7 km/h of sneller
rijdt, gaat het lampje branden en
wordt tegelijkertijd een van de
meldingen uit de vorige alinea
weergegeven.
Waarschuwing achterklep
Als de achterklep open is, gaat
het informatielampje branden en
op het display verschijnt
ACHTERKLEP OPEN.
1.Alleen auto’s met alarm.
V50 book w446.book Page 42 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
43
Instrumenten, schakelaars en bediening
Informatiedisplay
Meldingen
Wanneer er een waarschuwings- of controle-
lampje oplicht, verschijnt er tevens een
aanvullende melding op het informatiedisplay.
–Druk op de knop READ (A).
Blader met de knop READ de meldingen
door. Meldingen blijven in het geheugen
opgeslagen totdat u de onderliggende
storing hebt laten verhelpen.
N.B. Als er een waarschuwingsmelding
verschijnt als de boordcomputer wordt
gebruikt, moet u de melding lezen (druk op de
knop READ) voordat u de eerdere activiteit
kunt hervatten.
MeldingBetekenis
STOP AUTO Z.S.M.Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
ZET MOTOR UITBreng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
SERVICE SPOEDBreng uw auto meteen voor controle naar de werkplaats.
ZIE HANDLEIDINGLees het instructieboekje.
SERVICE VEREISTLaat uw auto zo spoedig mogelijk controleren.
TIJD VOOR REG. SERVICEHet is tijd voor een servicebeurt. Het moment hangt af van de afgelegde afstand, het aantal
maanden dat sinds de laatste servicebeurt is verstreken en het aantal draaiuren van de motor.
V50 book w446.book Page 43 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
44
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrische aansluiting en schakelaars in middenconsole
Elektrische aansluiting, DSTC-systeem, extra
uitrusting
12 V-aansluiting
U kunt de elektrische aansluiting voor
verschillende accessoires gebruiken die op
een spanning van 12 V werken, zoals een
mobiele telefoon of koelbox. U kunt maximaal
10 A via de aansluiting afnemen. De contact-
sleutel moet ten minste in stand I staan,
anders geeft de aansluiting geen stroom.
Aansteker (extra)
U activeert de aansteker door de knop in te
drukken. Wanneer de aansteker heet genoeg
is, veert de knop automatisch uit. Haal de
aansteker uit de opening en gebruik het
roodgloeiende deel om bijvoorbeeld een
sigaret mee aan te steken.
Stabiliteitssysteem STC of
DSTC
1
Het stabiliteitssysteem wordt telkens
wanneer u de auto start automatisch
geactiveerd.
Zo beperkt u de werking van het stabiliteits-
systeem:
–Houd de knop ten minste een halve
seconde ingedrukt.
Zie pagina 117 voor meer informatie.
Extra uitrusting
Ruimte voor extra schakelaars voor
ingebouwde uitrusting.
WAARSCHUWING!
Laat de plug altijd in de aansluiting zitten
als u deze niet gebruikt.
1.Extra in bepaalde landen
WAARSCHUWING!
Er kunnen wijzigingen optreden in de rijei-
genschappen van de auto, als de werking
van het stabiliteitssysteem wordt beperkt.
V50 book w446.book Page 44 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
45
Instrumenten, schakelaars en bediening
Verlichtingspaneel
1. Koplamphoogteverstelling
Met deze schakelaar stelt u de koplamp-
hoogte in. Dat is handig wanneer de auto
bijvoorbeeld zo zwaar beladen is, dat het van
invloed is op de hoogte van de koplampen.
•Normale koplamphoogte - draai het
kartelwiel omhoog (0).
•Verlaagde koplamphoogte - draai het
kartelwiel omlaag.
Auto’s met Bi-Xenon-lampen (extra) zijn
voorzien van een automatische koplamp-
hoogteverstelling.
2. Koplampen en stadslichten
Alle verlichting uit.
Auto’s met automatisch dimlicht
(bepaalde landen)
Het dimlicht gaat automatisch aan, wanneer u
de contactsleutel in de rijstand (II) draait en
kan niet worden uitgeschakeld. Het automa-
tische dimlicht kan worden uitgeschakeld
voor vertrek naar landen waar dit niet geschikt
is. Neem contact op met een erkende Volvo-
werkplaats. Bij het inschakelen van de
dimlicht gaan ook de stadslichten voor en de
verlichting achter, de kentekenplaatverlichting
en de instrumentenverlichting branden.
Stadslichten voor en verlichting achter
Stadslichten voor en verlichting
achter, kentekenplaatverlichting
en instrumentenverlichting.
Zie ook pagina 47.
Groot licht en dimlicht
Contactsleutel in stand II:
De koplampen (plus stadslichten
voor en verlichting achter, kente-
kenplaatverlichting en instrumen-
tenverlichting) branden.
N.B. U moet de verlichtingsdraaiknop in
stand II draaien, voordat u het groot licht kunt
inschakelen. Het is echter mogelijk om het
groot licht in alle standen te laten knipperen
zelfs als de sleutel niet in het contactslot
steekt. Zie ook pagina 47.
3. Instrumentenverlichting
Handmatige bediening:
•Fellere verlichting - draai het kartelwiel
omhoog.
•Zwakkere verlichting - draai het kartelwiel
omlaag.
Automatische bediening:
Om de leesbaarheid te verbeteren en stroom
te besparen, stemt een sensor de verlichting
van de instrumenten automatisch af op de
hoeveelheid licht.
Ter verbetering van de leesbaarheid wisselt
het display van de middenconsole al
naargelang de hoeveelheden licht van achter-
grond (licht of donker).
4. Mistlampen (extra)
Contactsleutel in stand II:
Druk op de knop. De mistlampen voor
branden samen met de stadslichten voor en
verlichting achter en het groot licht/dimlicht.
De LED in de knop brandt, wanneer u de
mistlampen hebt ingeschakeld.
V50 book w446.book Page 45 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
46
Instrumenten, schakelaars en bediening
Verlichtingspaneel
N.B. In sommige landen mag u geen dimlicht
of groot licht voeren in combinatie met
mistlampen voor.
5. Tankvulklep
Druk op de knop om de klep die de
tankvuldop afdekt te openen.
6. Mistachterlicht
Contactsleutel in stand II:
Druk op de knop om het mistachterlicht in te
schakelen. Het mistachterlicht brandt samen
met de mistlampen voor of het groot licht/
dimlicht. De LED in de knop en het lampje op
het instrumentenpaneel branden. Als de
mistlampen voor en het groot licht of dimlicht
worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld,
gaat het mistachterlicht uit. Druk op de knop
om het weer in te schakelen.
Verblinding
Vergeet niet het mistachterlicht uit te
schakelen als u een auto in uw achteruitkijk-
spiegel ziet. Alleen de laatste auto in een rij
auto’s mag het mistachterlicht ingeschakeld
hebben.
N.B. De regels voor het gebruik van de
mistlampen voor en achter verschillen van
land tot land.
V50 book w446.book Page 46 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
47
Instrumenten, schakelaars en bediening
Linker stuurhendel
Richtingaanwijzers,
verlichtingsdraaiknop en
grootlichtsignaal
Terugverende stand (1)
Bij het wisselen van rijstrook of inhalen duwt u
de hendel zo ver omhoog of omlaag dat deze
merkbaar weerstand biedt. De hendel keert in
de ruststand terug, wanneer u deze loslaat. De
richtingaanwijzers lichten driemaal op.
Normale bochten (2)
De richtingaanwijzers gaan knipperen,
wanneer u de hendel met het stuurwiel mee
beweegt. Wanneer u het stuurwiel na de
bocht weer terugdraait, worden de richtin-
gaanwijzers automatisch uitgeschakeld.
Grootlichtsignaal (3)
Haal de hendel naar u toe (totdat u een lichte
weerstand voelt). Het groot licht blijft
branden, totdat u de hendel weer loslaat.
Wisselen, groot licht en dimlicht (3)
Haal de hendel via de lichtsignaalstand naar
u toe en laat de hendel vervolgens weer los
om te wisselen tussen groot licht en dimlicht.
“Follow-Me-Home”-verlichting (3)
Doe het volgende, als u uw auto bij donker of
slechte verlichting verlaat:
–Neem de contactsleutel uit het
contactslot.
–Haal de stuurhendel naar u toe.
–Stap uit de auto.
–Vergrendel de portieren.
Het dimlicht, de stadslichten voor en
verlichting achter, de kentekenplaatverlichting
en de verlichting van de buitenspiegels (extra)
lichten vervolgens op. De lampen blijven 30,
60 of 90 seconden branden. In het menu
Instellingen van de auto op het display van de
middenconsole kunt u een passende inscha-
kelduur instellen. Zie pagina 65.
Boordcomputer
Bediening
Om toegang te krijgen tot de informatie in de
boordcomputer, moet u het kartelwieltje (B)
in stappen omhoog of omlaag draaien.
Wanneer u na het laatste menu nogmaals aan
het wieltje draait, keert u terug naar de
uitgangspositie.
N.B. Als er een waarschuwingsmelding
verschijnt terwijl de boordcomputer in gebruik
is, moet u de melding bevestigen. Doe dat
door op de knop READ (A) te drukken
waarna u naar de boordcomputerfunctie
terugkeert.
V50 book w446.book Page 47 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
48
Instrumenten, schakelaars en bediening
Linker stuurhendel
Functies
De boordcomputer toont de volgende infor-
matie:
•GEMIDDELDE SNELHEID
•SNELHEIDINMILESPERHOUR
1
•HUIDIG BRANDSTOFVERBRUIK
•GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK
•BEREIK TOT LEGE BRANDSTOFTANK
Gemiddelde snelheid
Wanneer u het contact uitschakelt, wordt de
gemiddelde snelheid opgeslagen om als
uitgangswaarde te dienen bij het vervolg van
de rit. U kunt de waarde met de knop
RESET (C) op nul stellen.
Snelheid in miles per hour
1
De huidige snelheid wordt weergegeven
in mph.
Huidig brandstofverbruik
Het huidige brandstofverbruik wordt eenmaal
per seconde berekend. De waarde op het
display wordt om de paar seconden bijge-
werkt. Wanneer de auto stilstaat, geeft het
display “----” aan.
Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik sinds de
laatste maal dat u de waarde op nul hebt
gezet (RESET). Als u het contact uitschakelt,
wordt het gemiddelde brandstofverbruik
opgeslagen. Het blijft bewaard, totdat u de
functie op nul stelt. Stel de waarde op nul met
de knop RESET (C).
N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen,
als u een standverwarming op brandstof hebt
gebruikt.
Bereik tot lege brandstoftank
De berekening is gebaseerd op het
gemiddeld brandstofverbruik gedurende de
laatste 30 km en de resterende hoeveelheid
brandstof. De uitkomst geeft de afstand aan
die bij benadering kan worden afgelegd met
de resterende hoeveelheid brandstof in de
tank. Wanneer de afstand kleiner is dan
20 km, geeft het display “----” aan.
N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen,
als u een standverwarming op brandstof hebt
gebruikt.
Op nul stellen
–Selecteer Gemiddelde snelheid of
Gemiddeld brandstofverbruik.
–Houd de knop RESET (C) ten minste vijf
seconden lang ingedrukt om de gemid-
delde snelheid en het gemiddelde brand-
stofverbruik gelijktijdig te resetten.
1.Bepaalde landen
V50 book w446.book Page 48 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
49
Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
Ruitenwissers
A.Ruiten- en koplampsproeiers
B.Regensensor, aan/uit
C.Kartelwieltje
D.Ruitenwissers en -sproeier, achterklep
Ruitenwissers uitgeschakeld
De ruitenwissers zijn uitge-
schakeld als de hendel in stand0
staat.
Enkele slag
Beweeg de hendel omhoog om
een enkele slag te maken.
Intervalstand
U kunt het aantal slagen per
eenheid van tijd instellen. Draai
het kartelwieltje (C) omhoog
voor een korter interval tussen de slagen.
Draai het omlaag om het interval te verlengen.
Ononderbroken wissen
De wissers bewegen op
normale snelheid.
De wissers bewegen op hoge
snelheid.
Ruiten-/koplampsproeiers
U activeert de sproeiers van de voorruit en de
koplampen door de hendel naar het stuurwiel
toe te trekken. De wissers maken nog drie
slagen nadat u de hendel hebt losgelaten.
Hogedruksproeiers koplampen
(extra in bepaalde landen)
De hogedruksproeiers van de koplampen
verbruiken een grote hoeveelheid sproeier-
vloeistof. Om vloeistof te besparen, worden
de koplampen als volgt gesproeid:
Dimlicht ingeschakeld met de knop op het
verlichtingspaneel:
De eerste keer dat u de voorruit sproeit,
worden ook de koplampen gesproeid.
Vervolgens worden de koplampen iedere
vijfde sproeibeurt van de voorruit gesproeid,
zolang er maximaal tien minuten tussen de
eerste en vijfde sproeibeurt zit. Bij langere
intervallen worden de koplampen iedere keer
gesproeid.
Stadslichten voor en verlichting achter
ingeschakeld met de knop op het verlichting-
spaneel:
•Bi-Xenon-koplampen worden slechts
iedere vijfde sproeibeurt gesproeid,
ongeacht de tijd die is verstreken.
•Halogeenkoplampen worden niet
gesproeid.
De draaiknop op het verlichtingspaneel in
stand 0:
•Bi-Xenon-koplampen worden slechts
iedere vijfde sproeibeurt gesproeid,
ongeacht de tijd die is verstreken.
•Halogeenkoplampen worden niet
gesproeid.
V50 book w446.book Page 49 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
50
Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
Regensensor (extra)
De regensensor registreert de hoeveelheid
regen op de voorruit en zorgt ervoor dat de
ruitenwissers automatisch sneller of
langzamer beginnen te slaan. De gevoe-
ligheid van de regensensor is af te stellen met
het kartelwieltje (C).
Draai het kartelwieltje omhoog voor een
grotere gevoeligheid en omlaag voor een
geringere gevoeligheid (de wissers maken
een extra slag, als u het kartelwieltje
omhoogdraait).
Aan/Uit
Als u de regensensor activeert, moet de
contactsleutel ten minste in stand I staan en
de hendel van de ruitenwissers in stand 0.
U activeert u de regensensor door:
–op de knop (B) te drukken. Het symbool
voor de regensensor wordt op het
onderste display weergegeven.
U schakelt de regensensor op een van de
volgende manieren weer uit:
–druk op de knop (B)
–haal de hendel omlaag naar een ander
wisprogramma. Als u de hendel
omhoogduwt, blijft de regensensor actief.
De wissers maken een extra slag en keren
terug naar de regensensorstand, wanneer
u de hendel terug laat veren in stand 0.
De regensensor wordt automatisch uitge-
schakeld, wanneer u de sleutel uit het
contactslot neemt of vijf minuten nadat u de
auto van het contact hebt gezet.
Kartelwieltje
Met het kartelwieltje kunt u het aantal
wisslagen per eenheid van tijd instellen (als u
de intervalstand hebt geselecteerd) of de
gevoeligheid van de regensensor (als u de
regensensor hebt geactiveerd).
Ruitenwissers en -sproeier,
achterklep
Wanneer u de hendel naar voren haalt,
activeert u de ruitenwisser/-sproeier van de
achterklep. De ruitenwisser maakt na het
sproeien een extra slag. De knop aan het
uiteinde van de hendel is een schakelaar met
drie mogelijke standen:
Intervalstand:
•Druk het bovenste gedeelte van de
schakelaar in.
Normale snelheid:
•Druk het onderste gedeelte van de
schakelaar in.
Neutrale stand:
•Wisser/sproeier uitgeschakeld.
Achterste ruitenwisser, achteruitrijden
Als u de auto in de achteruitversnelling zet
terwijl de voorste ruitenwissers actief zijn, zal
de ruitenwisser van de achterklep de interval-
stand innemen. Als de ruitenwisser van de
achterklep echter al op normale snelheid
werkt, vindt er geen wijziging plaats.
De intervalfunctie tijdens het achteruitrijden
kunt u desgewenst uitschakelen. Neem
contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.
V50 book w446.book Page 50 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
51
Instrumenten, schakelaars en bediening
Cruise control (extra)
Inschakelen
De bedieningsorganen voor de Cruise
control vindt u links op het stuurwiel.
Gewenste snelheid instellen:
–Druk op de knop CRUISE. Op het instru-
mentenpaneel verschijnt de tekst
CRUISE.
–Druk lichtjes op + of — om de snelheid van
de auto vast te zetten. Op het instrumen-
tenpaneel verschijnt CRUISEON.
De Cruise control kan niet worden
ingeschakeld bij snelheden lager dan
30 km/h of hoger dan 200 km/h.
Snelheid verhogen of verlagen
–U kunt de snelheid verhogen of verlagen
door de knop + of — in te drukken. De
snelheid die de auto heeft op het moment
dat u de knop loslaat, zal vervolgens
worden geprogrammeerd.
Een korte druk (minder dan een halve
seconde) op + of — komt overeen met een
snelheidswijziging van 1 km/h of 1,6 km/h
1
.
N.B. Een tijdelijke verhoging van de snelheid
(korter dan een minuut) met het gaspedaal,
zoals bij het inhalen, is niet van invloed op de
instelling van de Cruise control. Als u het
gaspedaal loslaat, neemt de auto automatisch
de ingestelde snelheid weer aan.
Tijdelijk uitschakelen
–Druk op0 om de Cruise control tijdelijk uit
te schakelen. Op het instrumentenpaneel
verschijnt CRUISE. De eerder ingestelde
snelheid blijft na een tijdelijke uitscha-
keling in het geheugen opgeslagen.
De Cruise control wordt bovendien tijdelijk
uitgeschakeld, als:
•u het rempedaal of koppelingspedaal
bedient;
•de snelheid heuvelop lager wordt dan
25-30 km/h
1
;
•u de keuzehendel in stand N zet;
•als de wielen de neiging hebben te gaan
slippen of blokkeren;
•een tijdelijke snelheidsverhoging langer
dan een minuut heeft geduurd.
Snelheid hervatten
Druk op de knop om de eerder
ingestelde snelheid te
hervatten. Op het instrumenten-
paneel verschijnt CRUISE ON.
Uitschakelen
Druk op CRUISE om de Cruise control uit te
schakelen. CRUISE ON verdwijnt van het
instrumentenpaneel.
1.Afhankelijk van het motortype
V50 book w446.book Page 51 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
52
Instrumenten, schakelaars en bediening
Toetsenblok op stuurwiel (extra)
Met de vier toetsen onder aan het toetsenblok
op het stuurwiel kunt u zowel het audio-
systeem als de telefoon regelen. De functie
van de toetsen hangt af van het systeem dat u
geactiveerd hebt. Met het toetsenblok op het
stuur kunt u het volume regelen, een andere
zender of een ander nummer op een cd/md
selecteren.
Houd een van de pijltoetsen ingedrukt om
versneld voor- of achteruit te spoelen of een
bepaalde zender te zoeken.
Om instellingen voor het audiosysteem te
kunnen verrichten, moet de telefoon stand-by
staan.
De telefoon moet actief zijn om de telefoon-
functies met de pijltoetsen te kunnen
bedienen.
V50 book w446.book Page 52 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
53
Instrumenten, schakelaars en bediening
Stuurwielafstelling, alarmlichten
Stuurwielafstelling
U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in
de lengte verstellen.
–Trek de hendel naar u toe om het stuur vrij
te maken.
–Zet het stuurwiel vervolgens in de
gewenste stand.
–Duw de hendel vervolgens terug om het
stuurwiel in de nieuwe stand te blokkeren.
Als dit moeite kost, kunt u lichtjes op het
stuurwiel drukken en tegelijkertijd de
hendel naar terugduwen.
Alarmlichten
Gebruik de alarmlichten (alle richtingaan-
wijzers knipperen), wanneer u de auto
noodgedwongen tot stilstand moet brengen
op een plaats waar deze gevaar of hinder voor
het verkeer kan opleveren. Druk op de knop
om de functie te activeren.
N.B. De regels voor het gebruik van de alarm-
lichten verschillen van land tot land.
WAARSCHUWING!
Stel het stuurwiel af, voordat u gaat rijden
en nooit tijdens het rijden. Controleer
voordat u wegrijdt, of het stuurwiel in de
gekozen stand geblokkeerd staat.
V50 book w446.book Page 53 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
54
Instrumenten, schakelaars en bediening
Handrem, elektrische aansluiting
Handrem (parkeerrem)
De hendel zit tussen de voorstoelen. De
handrem werkt op de achterwielen. Wanneer
u de handrem hebt aangetrokken, brandt het
waarschuwingslampje op het instrumenten-
paneel.
Het waarschuwingslampje brandt ook als u
de handrem slechts één “tandje” hebt aange-
trokken. Controleer of de hendel goed is
aangetrokken.
Haal de auto als volgt van de handrem:
–Trek de hendel iets omhoog en druk de
knop in. Duw de hendel omlaag en laat de
knop los.
Elektrische aansluiting achterin
U kunt de elektrische aansluiting voor
verschillende accessoires gebruiken, zoals
een mobiele telefoon of koelbox. De
aansluiting is bedoeld om 12 V af te nemen.
De maximale stroomsterkte is 10 A. De
contactsleutel moet ten minste in stand I
staan, anders geeft de aansluiting geen
stroom.
Aansteker (extra)
Druk op de aansteker om deze te activeren.
Wanneer de aansteker heet genoeg is, veert
de knop automatisch uit. Gebruik het
roodgloeiende deel om bijvoorbeeld een
sigaret mee aan te steken.
WAARSCHUWING!
Laat de plug altijd in de aansluiting zitten
als u deze niet gebruikt.
V50 book w446.book Page 54 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
55
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bediende zijruiten
Bediening
U kunt de zijruiten elektrisch bedienen met de
schakelaars op de armleuning van de
portieren. U kunt de zijruiten alleen bedienen,
wanneer de contactsleutel in stand I of II
staat. Ook wanneer de auto stilstaat en u de
contactsleutel uit het contact hebt gehaald,
kunt u de zijruiten nog steeds openen en
sluiten zolang u geen van de voorportieren
hebt geopend.
Zijruit openen:
–Druk het voorste deel van de schakelaar
omlaag.
Zijruit sluiten:
–Trek het voorste deel van de schakelaar
omhoog.
Afstandsbediening en knoppen voor
centrale vergrendeling
Met de afstandsbediening of de knoppen
voor de centrale vergrendeling kunt u alle
zijruiten automatisch openen en sluiten:
–Houd de vergrendelingsknop twee
seconden ingedrukt om de zijruiten te
openen of te sluiten.
Als u het openen/sluiten moet onderbreken:
–Druk nogmaals op de vergrendelingsknop.
A. Zijruiten voorportieren
B. Zijruiten achterportieren
Bestuurdersportier
Vanaf de bestuurdersstoel kunt u alle zijruiten
elektrisch bedienen.
U kunt de zijruiten in de voorportieren op twee
manieren openen en sluiten:
Handmatige bediening
–Druk een van de bedieningsknoppen (A)
of (B) voorzichtig omlaag of trek er één
voorzichtig omhoog. De elektrisch
bediende zijruiten komen steeds verder
omhoog of omlaag zolang u de
schakelaar bedient.
Automatische bediening
–Druk een van de bedieningsknoppen(A)
of (B) omlaag of trek er een omhoog en
laat deze vervolgens los. De zijruiten gaan
dan automatisch open of dicht. Als de
zijruiten door iets worden geblokkeerd,
wordt de op- of neergaande beweging
van de zijruiten afgebroken.
WAARSCHUWING!
Zorg er bij het sluiten van de zijruiten met de
afstandsbediening voor dat kinderen of
andere inzittenden niet met hun handen
bekneld kunnen raken.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto zitten:
Let er bij het verlaten van de auto op dat u
de stroomtoevoer naar de elektrisch
bediende zijruiten verbreekt door auto de
contactsleutel uit te nemen.
Zorg er bij het sluiten van de zijruiten voor
dat kinderen of andere inzittenden niet met
hun handen bekneld kunnen raken.
WAARSCHUWING!
Bij het sluiten van de achterste zijruiten
vanaf het bestuurdersportier:
Zorg er bij het sluiten van de zijruiten voor
dat achterpassagiers niet met hun handen
bekneld kunnen raken.
V50 book w446.book Page 55 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
56
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bediende zijruiten
Elektrisch bediende zijruiten blokkeren en
elektrisch bediend kinderslot
1
Elektrisch bediende zijruiten in
achterportieren blokkeren
De LED in de schakelaar brandt
De zijruiten in de achterportieren zijn alleen
vanaf het bestuurdersportier te bedienen.
N.B. Als de auto over een elektrisch bediend
kinderslot
1
op de achterportieren beschikt,
geeft de LED tevens aan of dit geactiveerd is.
De portieren kunnen dan niet vanaf de
binnenzijde worden geopend. Als het
elektrisch bediende kinderslot is geactiveerd,
verschijnt er een tekst op het display.
De LED in de schakelaar is uit
De zijruiten in de achterportieren zijn zowel
met de knoppen op de portieren als met de
knoppen op het bestuurdersportier te
bedienen.
Passagiersstoel, voor
Passagiersstoel, voor
Met de knop voor de elektrische bediening
van de ruit op het passagiersportier kunt u
alleen die ruit bedienen.
1.Extra
V50 book w446.book Page 56 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
57
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bediende zijruiten in
de achterportieren
De zijruiten in de achterportieren zijn zowel
met de schakelaars op de verschillende
achterportieren als met de schakelaar op het
bestuurdersportier te bedienen. Als de LED
brandt in de schakelaar voor blokkering van
de elektrische bediening van de achterste
zijruiten (op het bedieningspaneel op het
bestuurdersportier), zijn de zijruiten in de
achterportieren alleen vanaf het bestuurder-
sportier te bedienen. U kunt de zijruiten in de
achterportieren op dezelfde manier bedienen
als de zijruiten in de voorportieren.
V50 book w446.book Page 57 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
58
Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
Achteruitkijkspiegel
Antiverblindingsfunctie
1.Verblinding gaat u tegen met de hendel.
2.Normale stand.
3.Antiverblindingsstand. Te gebruiken als u
de koplampen van het achteropkomend
verkeer als hinderlijk ervaart.
Antiverblinding, autodimfunctie (extra)
Een sensor (4) aan de onderkant van de
spiegel neemt het invallend licht van achteren
waar en dimt de spiegel als de verlichting te fel
is. De gevoeligheid van deze functie kunt u bij
een erkende Volvo-werkplaats laten afstellen.
N.B. De afbeelding is een montage. De
spiegel is voorzien van een handmatige of
automatische antiverblindingsfunctie, nooit
allebei tegelijk.
Achteruitkijkspiegel met kompas
(extra in bepaalde landen)
In de rechter bovenhoek van de achteruitkijk-
spiegel zit een display waarop wordt aange-
geven in welke richting de voorkant van de
auto wijst. Er worden acht verschillende
richtingen met Engelse afkortingen weerge-
geven: N (Noord), NE (Noordoost), E (Oost),
SE (Zuidoost), S (Zuid), SW (Zuidwest),
W (West) en NW (Noordwest).
Kompas ijken
Het kompas moet in speciale gevallen
worden geijkt (instellen van windstreken). Als
ijking nodig is, verschijnt het teken C op het
display van de spiegel.
–Breng de auto op een groot en open
terrein tot stilstand.
–Start de motor.
–Houd knop (1) ten minste zes seconden
ingedrukt (gebruik bijvoorbeeld een pen).
Het teken C verschijnt opnieuw.
–Rijd langzaam een rondje met een
snelheid van hoogstens 10km/h totdat er
op het display een kompasrichting
verschijnt.
– De ijking is daarmee afgerond.
V50 book w446.book Page 58 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
59
Instrumenten, schakelaars en bediening
Magnetische zones
Zone aanpassen
De aarde is in 15 magnetische zones
verdeeld. Het kompas is afgesteld op het
geografische gebied waarin de auto werd
afgeleverd.
Selecteer als volgt een ander kompasgebied:
–Schakel het contact in.
–Houd knop (1) ten minste drie seconden
ingedrukt (gebruik bijvoorbeeld een pen).
Het cijfer voor het huidige gebied
verschijnt.
–Druk herhaaldelijk op de knop totdat het
cijfer voor het gewenste geografische
gebied (1–15) verschijnt.
–Enkele seconden na het bladeren geeft
het display de kompasrichting weer aan.
Buitenspiegels
De schakelaars waarmee u de twee buiten-
spiegels bedient, vindt u voor op de
armleuning van het bestuurdersportier.
–Druk op knop L voor de buitenspiegel
links of opR voor de buitenspiegel rechts.
De LED in de knop brandt.
–U kunt de stand afstellen met het
hendeltje in het midden.
–Druk opnieuw op knop L of R. De LED
mag niet langer branden.
Elektrisch inklapbare buitenspiegels
(extra)
Kunt de buitenspiegels inklappen bij het
parkeren en als u op smalle wegen rijdt.
V50 book w446.book Page 59 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
60
Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
–Druk tegelijkertijd op de knoppenL en R.
–Laat ze na ongeveer een seconde los. De
spiegels stoppen automatisch, als ze
volledig zijn ingeklapt.
Spiegels uitklappen
–Druk tegelijkertijd op de knoppenL en R.
De spiegels stoppen automatisch, als ze
volledig zijn uitgeklapt.
In neutrale stand terugzetten
Spiegels die uit positie zijn geraakt door
invloeden van buitenaf, moeten in de neutrale
stand worden teruggezet zodat het elektrisch
in- en uitklappen weer werkt.
Ga als volgt te werk:
–Klap de spiegels in met behulp van de
knoppen L en R.
–Klap de spiegels weer uit met behulp van
de knoppen L en R. De spiegels staan
vervolgens weer in de neutrale stand.
“Approach”-verlichting en
“Follow-Me-Home”-verlichting
De lampen op de buitenspiegels gaan
branden als u de “Approach”-verlichting of de
“Follow-Me-Home”-verlichting selecteert.
Belangrijk!
Gebruik geen ijskrabber om de spiegels
van ijs te ontdoen. Er kunnen daarbij
krassen op het glas ontstaan. Gebruik
liever de ontdooier. Zie pagina 69.
WAARSCHUWING!
De spiegel aan bestuurderszijde is groot-
hoekig voor optimaal zicht. Voorwerpen
kunnen verder weg lijken dan ze in werke-
lijkheid zijn.
V50 book w446.book Page 60 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
61
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bediend schuifdak (extra)
Openingsstanden
De bedieningsknoppen voor het schuifdak
zitten aan het plafond. U kunt het schuifdak
kan in twee standen openen:
A.Ventilatiestand, achterkant omhoog
B.Schuifstand, achteruit/vooruit
De contactsleutel moet daarbij in standI ofII
staan.
1. Openen, automatisch
2. Openen, handmatig
3. Sluiten, handmatig
4. Sluiten, automatisch
5. Openen, ventilatiestand
6. Sluiten, ventilatiestand
Ventilatiestand
Openen:
–Duw de achterkant van de knop (5)
omhoog.
Sluiten:
–Trek de achterkant van de knop (6)
omlaag.
Vanuit ventilatiestand naar volledig geopend
schuifdak:
–Trek de knop achteruit naar de
eindstand (1) en laat hem los.
Schuifstand
Automatische bediening
Trek de knop voorbij het weerstandspunt(2)
in de achterste eindstand (1) of voorbij het
weerstandspunt (3) in de voorste
eindstand(4) en laat hem vervolgens los. Het
schuifdak opent of sluit volledig.
Handmatige bediening
Openen:
–Trek de knop achteruit naar het
weerstandspunt(2). Het schuifdak schuift
steeds verder open zolang u de knop in
deze stand vasthoudt.
Sluiten:
–Duw de knop vooruit naar het
weerstandspunt(3). Het schuifdak schuift
steeds verder dicht zolang u de knop in
deze stand vasthoudt.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto zitten:
Verbreek bij het verlaten van de auto de
stroomtoevoer naar het schuifdak door de
contactsleutel uit te nemen.
WAARSCHUWING!
De beveiliging tegen overbelasting van het
schuifdak werkt alleen bij automatisch
sluiten, niet bij handmatig sluiten.
V50 book w446.book Page 61 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
62
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bediend schuifdak (extra)
Met de afstandsbediening
of de knop voor de centrale
vergrendeling sluiten
Met de afstandsbediening of de knop voor de
centrale vergrendeling sluiten:
–Houd de vergrendelingsknop twee
seconden ingedrukt. Het schuifdak en de
zijruiten sluiten. De portieren worden
vergrendeld.
Als u het sluiten moet onderbreken:
–Druk nogmaals op de vergrende-
lingsknop.
Zonnescherm
Aan de binnenkant van het schuifdak zit een
handbediend zonnescherm. Het glijdt
automatisch naar achteren bij het openen van
het schuifdak. Pak de handgreep vast en
schuif het scherm naar voren om het te
sluiten.
Beveiliging tegen overbelasting
Het schuifdak is voorzien van een beveiliging
tegen overbelasting die wordt geactiveerd,
als het schuifdak door een voorwerp wordt
gehinderd. Het schuifdak komt dan tot
stilstand en keert vervolgens automatisch
terug naar de laatst gebruikte, geopende
stand.
WAARSCHUWING!
Zorg er bij het sluiten van het schuifdak met
de afstandsbediening voor dat kinderen of
andere inzittenden niet met hun handen
bekneld kunnen raken.
WAARSCHUWING!
De beveiliging tegen overbelasting van het
schuifdak werkt alleen bij automatisch
sluiten, niet bij handmatig sluiten.
Let er bij het sluiten van het schuifdak op dat
kinderen niet met hun handen bekneld
kunnen raken.
V50 book w446.book Page 62 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
63
Instrumenten, schakelaars en bediening
Persoonlijke instellingen
Bedieningspaneel
Mogelijke instellingen
Voor sommige functies in de auto zijn
persoonlijke instellingen mogelijk. Dit geldt
voor de sloten en de klimaatregelings- en
audiofuncties. Zie pagina 185 voor audio-
functies.
Bedieningspaneel
A.Display
B.MENU
C.EXIT
D.ENTER
E.Navigatie
Toepassing
De instellingen worden weergegeven op het
display (A).
Open het menu om instellingen te verrichten:
–Druk op de knop MENU (B).
–Blader bijvoorbeeld naar “Instellingen van
de auto” met behulp van de
navigatieknop (E).
–Druk op ENTER(D).
–Selecteer een optie met behulp van de
navigatieknop (E).
–Activeer uw keuze met ENTER.
Menu sluiten:
–Houd de knop EXIT (C) ongeveer
één seconde ingedrukt.
Klimaatinstellingen
Autom. blower afstellen
Op auto’s met elektronische klimaatregeling
(ECC) kunt u de ventilatorsnelheid in de
AUTO-stand instellen:
–U kunt kiezen uit Laag, Normaal en Hoog.
Timer recirculatie
Wanneer de timer actief is, wordt de lucht in
de auto afhankelijk van de buitentemperatuur
3 tot 12 minuten lang gerecirculeerd.
–Selecteer Aan/Uit als de recirculatietimer
actief moet zijn of niet.
Reset alles
De fabrieksinstellingen voor de klimaatrege-
lingsopties herstellen.
Instellingen van de auto
Auto is open, lampje
Als u de auto met de afstandsbediening
ontgrendelt, kunnen u de richtingaanwijzers
van de auto laten knipperen. De opties Aan/
Uit zijn mogelijk.
Auto is op slot, lampje
Als u de auto met de afstandsbediening
vergrendelt, kunt u de richtingaanwijzers laten
knipperen. De opties Aan/Uit zijn mogelijk.
Portieren autom op slot
Als de auto wegrijdt, worden de portieren en
de achterklep automatisch vergrendeld. De
opties Aan/Uit zijn mogelijk.
Portieren ontgrendelen
Er bestaan twee opties voor het ontgren-
delen:
V50 book w446.book Page 63 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
64
Instrumenten, schakelaars en bediening
Persoonlijke instellingen
•Alle portieren — alle portieren ontgren-
delen met één druk op de afstandsbe-
diening.
•1st chauffeur, dan rest — het bestuurder-
sportier ontgrendelen met één druk op de
afstandsbediening. Als u nog een keer
drukt, worden alle portieren ontgrendeld.
Op afstand openen
•Alle portieren - alle portieren tegelijkertijd
vergrendelen of ontgrendelen.
•Portieren aan één kant - voor- en achter-
portier aan dezelfde kant tegelijkertijd
ontgrendelen.
•Beide voorportieren - beide voorportieren
tegelijkertijd ontgrendelen.
•Eén voorportieren - een van de voorpor-
tieren (naar keuze) apart ontgrendelen.
“Approach”-verlichting
U kunt de tijd aangegeven die de verlichting
moet branden bij een druk op de knop voor
“Approach”-verlichting op de afstandsbe-
diening. U kunt de volgende opties
selecteren: 30/60/90 seconden.
“Follow-Me-Home”-verlichting
U kunt de tijd aangeven dat de verlichting van
de auto moet branden, als u de linker stuur-
hendel naar achteren trekt na het uitnemen
van de contactsleutel. U kunt de volgende
opties selecteren: 30/60/90 seconden.
Informatie
•Het VIN-nummer (Vehicle Identification
Number) is het unieke identificatienummer
van de auto.
•Aantal sleutels. Hier wordt het aantal
sleutels weergegeven dat voor de auto
geregistreerd is.
V50 book w446.book Page 64 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
65
Klimaatregeling
Algemene informatie over de klimaatregeling66
Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C68
Elektronische klimaatregeling, ECC (extra)70
Luchtverdeling73
Standverwarming op brandstof (extra)74
V50 book w446.book Page 65 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
66
Klimaatregeling
Algemene informatie over de klimaatregeling
Airconditioning
De klimaatregeling koelt of verwarmt de lucht
in de passagiersruimte en ontdoet deze van
vocht. De auto is voorzien van een
handmatige klimaatregeling met aircondi-
tioning (AC) of een automatische klimaatre-
geling (ECC).
N.B. U kunt de airconditioning uitschakelen.
Voor optimale luchtkwaliteit in de passagiers-
ruimte en om te voorkomen dat de ruiten
beslaan, moet u de airconditioning altijd aan
laten staan (ook bij lage temperaturen
van 0–15 °C).
Beslagen ruiten
Poets de binnenzijde van de ruiten schoon
om te voorkomen dat ze beslaan. Gebruik een
normaal poetsmiddel voor glaswerk.
Sneeuw en ijs
Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor de
klimaatregeling (het rooster tussen de
motorkap en de voorruit).
Storingen opsporen
Uw erkende Volvo-werkplaats beschikt over
de juiste uitrusting en instrumenten voor het
opsporen van storingen en het uitvoeren van
reparaties aan de klimaatregeling. Laat
controle- en reparatiewerkzaamheden over
aan gekwalificeerd personeel.
Koudemiddel
De airconditioning maakt gebruik van het
koudemiddel R134a. Het bevat geen chloor,
waardoor het koudemiddel onschadelijk voor
de ozonlaag is. Gebruik bij het bijvullen/
verversen van koudemiddel alleen R134a.
Laat dergelijke werkzaamheden over aan een
erkende Volvo-werkplaats.
Interieurfilter
Alle lucht die de passagiersruimte
binnenkomt wordt gereinigd door een filter.
U moet het filter regelmatig vervangen.
Raadpleeg het Onderhoudsprogramma van
Volvo voor het aanbevolen vervangingsin-
terval. In zeer sterk verontreinigde gebieden
kan het zijn dat u het filter vaker moet
vervangen.
N.B. Er bestaan twee verschillende soorten
interieurfilters. Let erop dat u het juiste filter
aanbrengt.
Display
Er zit een display boven het klimaatregelings-
paneel. Hier worden de door u ingevoerde
klimaatinstellingen weergegeven.
Persoonlijke instellingen
U kunt twee functies van het klimaatregelings-
systeem naar wens instellen:
•De ventilatorsnelheid in de stand AUTO
(geldt alleen voor auto’s met ECC).
•De door de timer geregelde recirculatie
van de lucht in de passagiersruimte.
Zie pagina 63 voor meer informatie over het
verrichten van instellingen.
V50 book w446.book Page 66 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
67
Klimaatregeling
Blaasmonden in dashboard
A. Open
B. Dicht
C. Luchtstroom naar links of rechts
D. Luchtstroom omhoog of omlaag.
Richt de buitenste blaasmonden op de
zijramen om ze te ontwasemen.
Bij koud weer: Sluit de middelste blaas-
monden om de temperatuur in de auto zo
comfortabel mogelijk te houden en de
zijruiten optimaal te ontwasemen.
ECC (extra)
Werkelijke temperatuur
De ingestelde temperatuur komt overeen met
de gevoelstemperatuur op basis van de
heersende omstandigheden in en rond de
auto wat de luchtsnelheid, de luchtvochtig-
heidsgraad, de ingestraalde warmte
enz. betreft.
Positie van de sensoren:
•De zonnesensor zit boven op het
dashboard.
•De interieurtemperatuursensor zit achter
het bedieningspaneel van de
klimaatregeling.
N.B. Dek de sensoren niet met kleding of
andere voorwerpen af.
Zijruiten en schuifdak
Voor een goede werking van de aircondi-
tioning moet u de zijruiten en een eventueel
schuifdak gesloten houden.
Optrekken
Wanneer u volgas optrekt, wordt de aircondi-
tioning tijdelijk uitgeschakeld. De temperatuur
kan dan korte tijd iets oplopen.
Condensatie
In warme weersomstandigheden kan er ter
hoogte van de airconditioning een plasje
water onder de auto ontstaan. Dit is volkomen
normaal.
V50 book w446.book Page 67 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
68
Klimaatregeling
Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C
Bedieningspaneel
1.Ventilator
2.Recirculatie
3.Ontdooier
4.Luchtverdeling
5.AC, Aan/Uit
6.Stoelverwarming linkerzijde
7.Stoelverwarming rechterzijde
8.Elektrische achterruit- en
buitenspiegelverwarming
9.Temperatuur
Functies
Ventilator
Verhoog of verlaag de venti-
latorsnelheid door aan de
knop te draaien.
Als u de knop linksom hebt
gedraaid en de ventilatorin-
dicatie op het display
gedoofd is, zijn de ventilator en de aircondi-
tioning uitgeschakeld. Het display geeft het
ventilatorlampje en OFF weer.
Recirculatie
De recirculatie houdt vieze
lucht, uitlaatgassen en
dergelijke buiten. De lucht in
de passagiersruimte wordt
dan gerecirculeerd. Er komt
geen lucht van buiten de
auto in wanneer deze functie geactiveerd is.
Bij gebruik van de recirculatie (in combinatie
met de airconditioning) wordt de lucht in de
passagiersruimte bij warm weer sneller
afgekoeld. Als de lucht in de auto te lang
recirculeert, kan de binnenzijde van de ruiten
beslaan.
V50 book w446.book Page 68 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
69
Klimaatregeling
Timer
Met de timerfunctie beperkt u (wanneer de
recirculatiefunctie geselecteerd is) de kans
op ijs, beslagen ruiten en een slechte lucht-
kwaliteit. Zie het onderdeel Persoonlijke
instellingen,pagina 63, om deze functie in- of
uit te schakelen. Wanneer u de Ontdooier(3)
selecteert, wordt de recirculatie altijd
uitgeschakeld.
Ontdooier
U gebruikt de ontdooier om
de voorruit en de zijruiten
snel te ontwasemen en te
ontdooien.
•Er stroomt dan op hoge snelheid lucht
naar de ruiten.
•Wanneer de ontdooier actief is, brandt de
LED in de ontdooierknop. De aircondi-
tioning wordt automatisch dusdanig
afgeregeld, dat de binnenkomende lucht
zoveel mogelijk van vocht ontdaan wordt.
•De lucht wordt niet gerecirculeerd.
Luchtverdeling
Door op de knoppen voor de
luchtverdeling te drukken,
kunt u de luchtstroom naar
wens verdelen over de
ruiten, de passagiersruimte
en de vloer.
Een lampje op het display boven het bedie-
ningspaneel van de klimaatregeling en een
brandende LED in de bijbehorende knop
geven aan welke functie u hebt geselecteerd.
Zie de tabel op pagina 73.
AC, Aan/Uit
ON: Airconditioning aan.
OFF: Airconditioning uit. Als
de Ontdooier(3) actief is, is
de airconditioning altijd
ingeschakeld.
Elektrisch verwarmde voorstoelen
(extra in bepaalde landen)
Doe het volgende om de
voorstoel te verwarmen:
–Hoog verwarmingsniveau
Eenmaal op de knop drukken, beide
LED’s branden.
–Laag verwarmingsniveau
Tweemaal op de knop drukken, één
LED brandt.
–Verwarming uit
Driemaal op de knop drukken, geen van
de LED’s brandt.
Elektrische achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Gebruik de elektrische
verwarming om de achterruit
en de buitenspiegels snel te
ontwasemen en te
ontdooien.
Met één druk op de knop
schakelt u de gelijktijdige verwarming van de
achterruit en de buitenspiegels in. Een
brandende LED in de knop geeft aan dat de
functie actief is. De verwarming van de buiten-
spiegels wordt na ca.6minuten automatisch
uitgeschakeld; die van de achterruit na
ca. 12 minuten.
Temperatuur
Met deze knop kunt u koele
of warme lucht selecteren
voor zowel de bestuurders-
als de passagierszijde.
V50 book w446.book Page 69 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
70
Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (extra)
Bedieningspaneel
1.AUTO
2.Ventilator
3.Recirculatie/“Interior Air Quality System”
4.Ontdooier
5.Luchtverdeling
6.AC, Aan/Uit (ON/OFF)
7.Elektrische stoelverwarming, links
8.Elektrische stoelverwarming, rechts
9.Elektrische achterruit- en
buitenspiegelverwarming
10.Temperatuur
Functies
AUTO
Bij activering van de AUTO-
functie wordt de klimaatre-
geling automatisch
dusdanig ingesteld dat de
gewenste temperatuur
wordt bereikt. De automa-
tische functie regelt de verwarming, de
airconditioning, de ventilatorsnelheid, de
recirculatie en de luchtverdeling. Als u een of
meer handmatige functies selecteert, worden
de overige functies nog steeds automatisch
geregeld. Alle handmatige instellingen
worden uitgeschakeld, wanneer u de AUTO-
functie activeert. Op het display verschijnt
AUTOM. KLIMAAT.
Ventilator
U kunt de snelheid waarmee
de ventilator draait verhogen
of verlagen door aan de
knop te draaien. De ventila-
torsnelheid wordt automa-
tisch geregeld, als u AUTO
selecteert. De eerder ingestelde ventilator-
snelheid wordt dan genegeerd.
N.B. Als u de knop zo ver linksom draait dat
de ventilatorindicatie op het display uitgaat,
zijn de ventilator en de airconditioning uitge-
schakeld. Het display geeft het ventilator-
lampje en OFF weer.
V50 book w446.book Page 70 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
71
Klimaatregeling
Recirculatie
Deze functie kan worden
ingeschakeld als u vieze
lucht, uitlaatgassen en
dergelijke buiten wilt
houden. De lucht in de
passagiersruimte wordt dan
gerecirculeerd. Er komt met andere woorden
geen lucht van buiten de auto in, wanneer
deze functie actief is. Als de lucht in de auto
te lang recirculeert, kan de binnenzijde van de
ruiten beslaan.
Timer
Met de timerfunctie beperkt u (wanneer de
recirculatiefunctie geselecteerd is), de kans
op ijs, beslagen ruiten en een slechte lucht-
kwaliteit. Zie Persoonlijke instellingen,
pagina 63 voor het in- of uitschakelen van
deze functie.
N.B. Wanneer u de Ontdooier(4) selecteert,
wordt de recirculatie altijd uitgeschakeld.
“Interior Air Quality System” (extra)
(dezelfde knop als de recir-
culatie)
Het “Interior Air Quality
System” bestaat uit een
combifilter met “Air Quality
Sensor”. Het combifilter
ontdoet de binnenkomende lucht van gassen
en stofdeeltjes en beperkt zo hinderlijke
geurtjes en verontreinigingen in de passa-
giersruimte. De “Air Quality Sensor” meet de
concentratie van verontreinigingen in de
buitenlucht. Wanneer de sensor een
verhoogde concentratie meet, wordt de
luchtinlaat afgesloten en wordt de lucht in de
passagiersruimte gerecirculeerd. Wanneer
de “Air Quality Sensor” actief is, brandt de
groene LED (A) in de knop.
“Air Quality Sensor” activeren:
•Druk op de knop AUTO (1) om de “Air
Quality Sensor” te activeren (normale
instelling).
Of:
Selecteer één van de volgende drie functies
door verschillende malen op de recircula-
tieknop te drukken.
•De “Air Quality Sensor” is actief –
diode (A) brandt.
•De recirculatie is niet actief (tenzij dit
nodig is voor koeling bij warm weer) –
geen van de LED’s brandt.
•De recirculatie is actief – LED (M) brandt.
Let erop dat:
•U de “Air Quality Sensor” het beste altijd
ingeschakeld moet laten staan.
•Er bij koud weer beperkingen voor de
recirculatiefunctie gelden om te
voorkomen dat de ruiten beslaan.
•U de “Air Quality Sensor” moet uitscha-
kelen, als de ruiten beslaan.
•U beter ook de ontdooier voor de voorruit,
achterruit en zijruiten kunt inschakelen,
wanneer de ruiten beslaan.
Ontdooier
U gebruikt de ontdooier om
de voorruit en de zijruiten
snel te ontwasemen en te
ontdooien. Er stroomt dan
op hoge snelheid lucht naar
de ruiten. Wanneer de
functie actief is, brandt de LED in de
ontdooierknop. De airconditioning wordt
automatisch dusdanig afgeregeld, dat de
binnenkomende lucht zoveel mogelijk van
vocht ontdaan wordt. De lucht wordt niet
gerecirculeerd.
Luchtverdeling
Door op de knoppen voor de
luchtverdeling te drukken,
kunt u de luchtstroom naar
wens verdelen over de
ruiten, de passagiersruimte
en de vloer.
Een lampje op het display boven het bedie-
ningspaneel van de klimaatregeling en een
brandende LED in de bijbehorende knop
geven aan welke functie u hebt geselecteerd.
Zie de tabel op pagina 73.
V50 book w446.book Page 71 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
72
Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (extra)
AC— Aan/Uit (ON/OFF)
Wanneer de LED bij ON
brandt, wordt de aircondi-
tioning automatisch
geregeld. De binnenko-
mende lucht wordt dan
automatisch afgekoeld en
van vocht ontdaan. De airconditioning is
uitgeschakeld als de LED bij OFF brandt. De
overige functies worden nog steeds automa
tisch geregeld. Wanneer u de Ontdooier (4)
geselecteerd hebt, wordt de airconditioning
ingesteld op maximale ontvochtiging.
Elektrisch verwarmde voorstoelen
(extra in bepaalde landen)
Doe het volgende om de
voorstoel te verwarmen:
–Hoog verwarmingsniveau:
Eenmaal op de knop drukken - beide
LED’s branden.
–Laag verwarmingsniveau:
Tweemaal op de knop drukken - één LED
brandt.
–Verwarming uit:
Driemaal op de knop drukken - geen van
de LED’s brandt.
Elektrische achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Gebruik de elektrische
verwarming om de achterruit
en de buitenspiegels snel te
ontwasemen en te
ontdooien.
Met één druk op de knop
schakelt u gelijktijdig de verwarming van de
achterruit en van de buitenspiegels in. Een
brandende LED in de knop geeft aan dat de
functie actief is. De verwarming van de buiten-
spiegels wordt na ca.6minuten automatisch
uitgeschakeld; die van de achterruit na
ca. 12 minuten.
Temperatuurknop
Met deze knop kunt u de
temperatuur aan de
bestuurders- en passagiers-
zijde onafhankelijk van elkaar
worden instellen.
Met een druk op de knop,
activeert u slechts één zijde geactiveerd.
Wanneer u de knop nogmaals indrukt,
activeert u de andere zijde. Bij driemaal
indrukken zijn beide zijden weer geactiveerd.
De LED in de knop en het display boven het
klimaatregelingspaneel geven aan welke zijde
actief is.
Bij het starten van de motor wordt de laatst
verrichte instelling hervat.
N.B. Let erop dat de passagiersruimte niet
sneller warm of koud wordt, wanneer u een
hoger of lagere temperatuur kiest dan de
gewenste.
V50 book w446.book Page 72 Thursday, September 9, 2004 4:42 PM
Waar zit de zekering van een volvo v50 van de sigaretten aansteker,en hoe kan je de melding van een servicebeurt resetten. Bij voorbaat dank
Gesteld op 1-3-2020 om 18:27
Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.
Product:
Spelregels forum
Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:
lees eerst de handleiding door;
controleer of uw vraag al eerder door iemand anders is gesteld;
probeer uw vraag zo duidelijk mogelijk te stellen;
heeft u een probleem en al geprobeerd om dit op te lossen, vermeld dit erbij aub;
heeft u een oplossing gekregen van een bezoeker dan horen wij dat graag in dit forum;
wilt u een reactie geven op een vraag of antwoord, gebruik dan niet dit formulier maar klik op de knop 'reageer op deze vraag';
uw vraag wordt direct op de website gezet; vermijd daarom persoonlijke gegevens in te vullen;
Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.
Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.
Abonneren
Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Volvo V50 - 2005 bij:
nieuwe vragen en antwoorden
nieuwe handleidingen
U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.
Ontvang uw handleiding per email
Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Volvo V50 - 2005 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.
De handleiding is 8,4 mb groot.
U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.
Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email
Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.
Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.
Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken
U heeft geen emailadres opgegeven
Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.
Uw vraag is op deze pagina toegevoegd
Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.