WIELEN EN BANDEN
350
Noodreparatieset voor banden -
reparatieresultaat controleren
Wanneer een band gerepareerd is met de nood-
reparatieset, Temporary Mobility Kit (TMK), moet
na zo'n 3 kilometer rijden een tweede controle
plaatsvinden.
Bandenspanning controleren
Neem de noodreparatieset voor banden erbij. De
compressor moet uitstaan.
1. Draai het ventieldopje van de band los.
Neem de luchtslang erbij en schroef de
ventielaansluiting ervan tot aan de aanslag
vast over de draadwindingen van het band-
ventiel.
2. Lees de bandenspanning van de manometer
af.
•
Als de bandenspanning lager is dan
1,3 bar
5
, werd de band onvoldoende afge-
dicht. Beëindig in dat geval de rit. Neem
contact op met een erkende Volvo-werk-
plaats.
•
Als de bandenspanning hoger is dan 1,3
bar
5
, moet u de band oppompen tot de
spanning die staat aangegeven in de ban-
denspanningstabel, zie Banden - goedge-
keurde bandenspanning (p. 429).
•
Laat lucht uit de band ontsnappen, als de
bandenspanning te hoog is.
3. Als de band moet worden opgepompt:
1. Sluit de voedingskabel aan op de dichtst-
bijzijnde 12V-aansluiting en start de auto.
2. Schakel de compressor in en pomp de
band op tot de vermelde spanning in de
bandenspanningstabel.
3. Schakel de compressor uit.
4. Koppel de noodreparatieset voor banden los,
plaats de beschermdop op de luchtslang,
vouw de luchtslang op en plaats deze in de
daarvoor bestemde uitsparing.
WAARSCHUWING
Draai de bus niet los, aangezien deze een
blokkering heeft om lekkage te voorkomen.
5. Plaats het ventieldopje terug op de band.
N.B.
•
Plaats na het oppompen van een band
altijd het ventieldopje terug om schade aan
het ventiel door grind, vuil e.d. te voorko-
men.
•
Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen
ventieldopjes kunnen roesten en zijn moei-
lijk los te draaien.
N.B.
Vervang de bus met afdichtmiddel en de
slang na gebruik. Volvo adviseert u het ver-
vangen over te laten aan een erkende Volvo-
werkplaats.
5
1 bar = 100 kPa.