Kinderen en veiligheid.............................................................................36
VEILIGHEID
01 Veiligheid
Veiligheidsgordels
01
18
Algemene informatie
G020104
Heupgordel uittrekken. De gordel moet laag
gedragen worden.
Remmen kan ernstige gevolgen hebben als de
veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let er
daarom op dat alle passagiers hun veiligheids-
gordel omhebben. Voor optimale bescherming
door de veiligheidsgordel is het van belang dat
de gordel goed tegen het lichaam ligt. Laat de
rugleuning niet te ver achteroverhellen. De vei-
ligheidsgordel biedt de beste bescherming bij
een normale rijhouding.
De veiligheidsgordel omdoen
–Trek de veiligheidsgordel langzaam uit en
maak deze vast door de borglip in de slui-
ting te steken. Een duidelijke “klik” geeft
aan dat de veiligheidsgordel vastzit.
Veiligheidsgordel losmaken
–Druk op de rode knop van de sluiting en
laat het oprolmechanisme de veiligheids-
gordel naar binnen trekken. Als de gordel
niet volledig wordt opgerold, moet u de
veiligheidsgordel handmatig zo ver terug-
rollen dat deze niet langer slap hangt.
De veiligheidsgordel is geblokkeerd en kan
niet verder worden uitgetrokken:
•
wanneer u de gordel te snel uittrekt
•
wanneer u remt of optrekt
•
als de auto sterk overhelt.
Let erop dat
•
u geen klemmen of andere accessoires
gebruikt waardoor u de veiligheidsgordel
niet strak langs uw lichaam kunt trekken
•
er geen slagen in de veiligheidsgordel zit-
ten en dat hij nergens achter blijft steken
•
de heupgordel laag moet zitten (niet over
de buik)
•
u de heupgordel over de heupen spant
door aan de diagonale schoudergordel te
trekken zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de bescherming
die de airbag bij een aanrijding biedt afne-
men waardoor u als klant ernstig letsel kunt
oplopen.
WAARSCHUWING
Elke veiligheidsgordel is bestemd ter
bescherming van slechts één persoon.
WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-
heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf te
repareren. Volvo adviseert u daarvoor con-
tact op te nemen met een erkende Volvo-
werkplaats. Als een veiligheidsgordel aan
grote krachten heeft blootgestaan zoals tij-
dens een aanrijding, moet u de veiligheids-
gordel in zijn geheel vervangen. De veilig-
heidsgordel kan een deel van zijn bescher-
mende eigenschappen hebben verloren,
zelfs als de veiligheidsgordel ogenschijnlijk
niet beschadigd is. Vervang de veiligheids-
gordel ook als deze versleten of beschadigd
is. De nieuwe veiligheidsgordel moet zijn
goedgekeurd en bedoeld voor montage op
dezelfde positie als de vervangen veilig-
heidsgordel.
01 Veiligheid
Veiligheidsgordels
01
19
WAARSCHUWING
De achterbank is bestemd voor maximaal
twee personen.
Veiligheidsgordel en zwangerschap
G020105
Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk dat
u de veiligheidsgordel draagt. Nog belangrijker
is het dat u de veiligheidsgordel dan op de
juiste manier draagt. De veiligheidsgordel moet
strak langs de schouder lopen, waarbij het dia-
gonale deel van de veiligheidsgordel tussen de
borsten en tegen de zijkant van de buik ligt.
Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel
moet vlak tegen de buitenkant van de boven-
benen liggen en zo ver mogelijk onder de buik
liggen. Het mag nooit over de buik omhoog
kunnen glijden. De veiligheidsgordel moet zo
strak mogelijk over het lichaam lopen zonder
onnodige speling. Controleer ook of de gordel
nergens gedraaid zit.
Naarmate de zwangerschap vordert moeten
zwangere bestuurders de stoel en het stuur
dusdanig verstellen dat ze de auto volledig
onder controle hebben (wat inhoudt dat ze met
gemak bij het stuur en de pedalen moeten kun-
nen komen). Streef ernaar de afstand tussen de
buik en het stuur zo groot mogelijk te maken.
Gordelwaarschuwing
G029652
Er gaan waarschuwingslampjes branden en er
worden geluidssignalen afgegeven wanneer
iemand de gordel niet draagt. Of er geluidssig-
nalen klinken, hangt af van de snelheid. De
waarschuwingslampjes zitten in de plafond-
console en op het instrumentenpaneel.
Het gordelwaarschuwingssysteem geldt niet
voor kinderzitjes.
Achterbank
De functie van de gordelwaarschuwing voor de
achterbank is tweeledig:
•
Aangeven welke veiligheidsgordels van de
achterbank er worden gebruikt. De mel-
ding verschijnt op het informatiedisplay bij
het gebruik van de veiligheidsgordels. De
melding verdwijnt automatisch na ca.
30 seconden rijden, maar kan ook hand-
matig worden verwijderd door op de knop
READ op de richtingaanwijzerhendel te
drukken.
•
Waarschuwen dat iemand op de achter-
bank de veiligheidsgordel heeft losgeno-
men. Er wordt gewaarschuwd met een
melding op het informatiedisplay in com-
binatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingslampje. De waarschuwing
stopt wanneer de veiligheidsgordel weer is
omgedaan, maar kan ook handmatig wor-
den bevestigd door op de knop READ te
drukken.
01 Veiligheid
Veiligheidsgordels
01
20
De melding op het informatiedisplay, die aan-
geeft welke veiligheidsgordels er gebruikt wor-
den, is altijd beschikbaar. Druk op de knop
READ om de opgeslagen meldingen te zien.
Bepaalde markten
Er gaat een waarschuwingslampje branden en
er worden geluidssignalen afgegeven wanneer
de bestuurder de gordel niet draagt. Op lage
snelheden klinkt de eerste 6 seconden lang een
geluidssignaal.
Gordelspanners
Alle veiligheidsgordels zijn uitgerust met gor-
delspanners. Dit is een mechanisme dat bij een
voldoende krachtige aanrijding de veiligheids-
gordel rond het lichaam spant. De veiligheids-
gordel kan de passagier daarmee beter in de
stoel gedrukt houden.
WAARSCHUWING
De gesp van de veiligheidsgordel aan pas-
sagierszijde nooit aanbrengen in de gordel-
sluiting aan bestuurderszijde. De gesp van
de veiligheidsgordel altijd aanbrengen in de
gordelsluiting aan de juiste zijde. De veilig-
heidsgordels nooit beschadigen en geen
vreemde voorwerpen aanbrengen in de gor-
delsluiting. De veiligheidsgordels en de gor-
delsluiting werken anders mogelijk niet naar
behoren tijdens een aanrijding. Er bestaat
gevaar voor ernstige verwondingen.
Gordelgeleider
G020106
Zowel de bestuurders- als de passagiersstoel is
voorzien van een gordelgeleider.
De gordelgeleider is een hulpmiddel dat de vei-
ligheidsgordels beter bereikbaar maakt. Neem
bij het in- en uitstappen van achterpassagiers
de veiligheidsgordel uit de gordelgeleider en
plaats deze achteraan op de gordelstang.
Breng de veiligheidsgordel daarna weer aan in
de gordelgeleider.
01 Veiligheid
Airbagsysteem
01
21
Waarschuwingslampje op
instrumentenpaneel
Het waarschuwingslampje op het instrumen-
tenpaneel gaat branden, wanneer u de trans-
pondersleutel naar sleutelstand I, II of III draait.
Het symbool dooft na ca. 6 seconden, wanneer
de regelmodule heeft vastgesteld dat het air-
bagsysteem geen storingen vertoont.
Behalve het brandende waarschu-
wingslampje verschijnt er, in die
gevallen waarin dat nodig is, een
melding op het display. Als het
waarschuwingslampje niet werkt,
gaat het waarschuwingsdrie-
hoekje branden en verschijnt er
SRS-AIRBAG SERVICE
VEREIST
of SRS-AIRBAG
SERVICE SPOED
op het display. Volvo advi-
seert u zo spoedig mogelijk contact op te
nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-
den korte tijd oplicht, betekent dit dat het
airbagsysteem niet naar behoren werkt. Het
lampje kan ook duiden op een storing in de
gordelspanners, het SIPS-, het SRS- of het
IC-systeem. Volvo adviseert u zo spoedig
mogelijk contact op te nemen met een
erkende Volvo-werkplaats.
01 Veiligheid
Airbags
01
22
Airbagsysteem
G020111
SRS-systeem, auto met het stuur links
Het SRS-systeem bestaat uit airbags en sen-
soren. Bij een voldoende krachtige aanrijding
reageren de sensoren, waarna één of meer air-
bags worden opgeblazen. Daarbij worden de
airbags warm. Om de klap op te vangen loopt
de airbag leeg wanneer de inzittende de airbag
raakt. Daarbij treedt er rookvorming in de auto
op. Dit is volkomen normaal. Het totale ver-
loop, van het opblazen tot het leeglopen van de
airbag, neemt enkele tienden van een seconde
in beslag.
WAARSCHUWING
Volvo adviseert u voor reparatie contact op
te nemen met een erkende Volvo-werk-
plaats. Verkeerde ingrepen in het airbag-
systeem kunnen aanleiding geven tot sto-
ringen in de werking met mogelijk ernstig
lichamelijk letsel tot gevolg.
G020110
SRS-systeem, auto met het stuur rechts
N.B.
De reactie van de sensoren hangt af van de
ernst van de aanrijding en van het feit of de
veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde
of de passagierszijde vooraan wordt gedra-
gen of niet.
Het is dan ook mogelijk dat er bij ongeluk-
ken slechts één (of geen enkele) van de air-
bags wordt opgeblazen. Het SRS-systeem
registreert de botskracht waaraan de auto
blootstaat en stemt de activering van een of
meerdere airbags daarop af.
Ook de capaciteit van de airbags wordt
afgestemd op de botskracht waaraan de
auto blootstaat.
01 Veiligheid
Airbags
01
23
G020113
Positie van de airbag aan de passagierszijde in een
auto met het stuur links of rechts.
WAARSCHUWING
Plaats geen voorwerpen voor of boven op
het dashboard in het gebied waar de pas-
sagiersairbag is aangebracht.
Airbag aan de bestuurderszijde
Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordel aan
de bestuurderszijde ook een airbag in het
stuurwiel. Deze zit opgevouwen in het midden
van het stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien van
het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de bescherming
die de airbag bij een aanrijding biedt afne-
men waardoor u als klant ernstig letsel kunt
oplopen.
Airbag aan de passagierszijde
Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordels
aan de passagierszijde ook een airbag in het
stuurwiel. Deze zit opgevouwen in een ruimte
boven het dashboardkastje. Het paneel is
voorzien van het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING
Om de kans op letsel bij het opblazen van
de airbags te beperken, moeten de passa-
giers zo rechtop mogelijk zitten met hun
voeten op de vloer en hun rug tegen de rug-
leuning. De veiligheidsgordel moet goed
vastzitten.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen voorin, wanneer de
airbag aan die kant geactiveerd is.
1
Laat nooit iemand voor de passagierstoel
zitten of staan. Kinderen kleiner dan 1,40 m
mogen nooit op de passagiersstoel plaats-
nemen als de airbag geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
1
Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag, zie pagina 24.
01 Veiligheid
Airbag activeren/deactiveren*
01
24
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
PACOS deactiveren met sleutel*
Algemene informatie
De passagiersairbag (SRS) voorin kan gedeac-
tiveerd worden met een schakelaar als de auto
is uitgerust met PACOS (Passenger Airbag Cut
Off Switch). Zie de tekst onder het kopje Acti-
veren/deactiveren voor informatie over active-
ring/deactivering.
Schakelaar voor deactivering met sleutel
De schakelaar voor activering/deactivering van
de passagiersairbag, PACOS (Passenger Air-
bag Cut Off Switch) zit aan de passagierszijde
aan de zijkant van het dashboard en u kunt erbij
door het portier aan die kant te openen (zie
onder het kopje “Activeren/Deactiveren” ver-
derop).
Controleer of de schakelaar in de gewenste
stand staat. Volvo adviseert u het sleutelblad
te gebruiken om de stand te wijzigen.
Voor informatie over het sleutelblad, zie
pagina 131.
WAARSCHUWING
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
WAARSCHUWING
Als de auto is uitgerust met een airbag aan
de passagierszijde maar geen schakelaar
(PACOS) heeft, is de airbag altijd geacti-
veerd.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen op de passagiers-
stoel, als het brandende symbool
op
de plafondconsole aangeeft dat de passa-
giersairbag geactiveerd is. Het niet opvol-
gen van de bovenstaande aanbeveling kan
levensgevaarlijke situaties opleveren voor
het kind.
WAARSCHUWING
Laat geen passagier op de passagiersstoel
plaatsnemen als het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem op het instrumen-
tenpaneel oplicht terwijl de melding op de
plafondconsole aangeeft dat de airbag aan
die kant gedeactiveerd is. Dit duidt op een
ernstige storing. Volvo adviseert u zo spoe-
dig mogelijk een erkende Volvo-werkplaats
te bezoeken.
Activeren/deactiveren
Locatie van de schakelaar voor activering/deacti-
vering van de passagiersairbag.
De airbag is geactiveerd. Met de schake-
laar in deze stand kunnen kinderen groter
dan 1,40 m aan de passagierszijde op de
voorstoel zitten, maar kinderen in een kin-
derzitje of op een comfortkussen beslist
niet.
De airbag is gedeactiveerd. Met de scha-
kelaar in deze stand kunnen kinderen in
een kinderzitje of op een comfortkussen
aan de passagierszijde op de voorstoel zit-
ten, maar passagiers groter dan 1,40 m
beslist niet.
01 Veiligheid
Airbag activeren/deactiveren*
01
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
25
WAARSCHUWING
Geactiveerde airbag (passagiersstoel):
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen op de passagiers-
stoel, wanneer de airbag aan die kant geac-
tiveerd is. Laat evenmin personen die klei-
ner zijn dan 1,40 m op deze stoel plaatsne-
men.
Gedeactiveerde airbag (passagiersstoel):
Personen groter dan 1,40 m mogen nooit op
de passagiersstoel plaatsnemen, als de air-
bag gedeactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
Meldingen
G018346
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag aan de
passagierszijde gedeactiveerd is.
Een tekstmelding en een brandend symbool op
de plafondconsole geven aan dat de airbag
aan de passagierszijde gedeactiveerd is (zie
voorgaande afbeelding).
G018344
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag aan de
passagierszijde geactiveerd is.
Een waarschuwingssymbool op de plafond-
console geeft aan dat de passagiersairbag
voorin geactiveerd is (zie voorgaande afbeel-
ding).
01 Veiligheid
Airbag activeren/deactiveren*
01
26
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
N.B.
Bij het omdraaien van de transpondersleutel
naar sleutelstand II of III brandt ca. 6 secon-
den lang het waarschuwingssymbool voor
de airbags op het instrumentenpaneel, zie
pagina 21.
Daarna gaat de indicator op de plafondcon-
sole branden die de status van de passa-
giersairbag aangeeft. Voor meer informatie
over de verschillende sleutelstanden van
het contactslot (zie pagina 162).
01 Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
01
27
SIPS-airbag
G020118
Positie van de SIPS-airbags.
Bij een aanrijding in de zij wordt een groot deel
van de botskracht door het SIPS-systeem
(Side Impact Protection System) over balken,
stijlen, vloer, dak en andere delen van de car-
rosserie verdeeld. De SIPS-airbags aan de
bestuurders- en de passagierszijde bescher-
men de borstkas en vormen een belangrijk
onderdeel van het SIPS-systeem. De SIPS-air-
bags zijn aangebracht in de frames van de rug-
leuning van de voorstoelen.
WAARSCHUWING
•
Volvo adviseert u reparaties over te
laten aan een erkende Volvo-werk-
plaats. Verkeerde ingrepen in het SIPS-
airbagsysteem kunnen aanleiding
geven tot storingen in de werking met
mogelijk ernstig lichamelijk letsel tot
gevolg.
•
Plaats geen voorwerpen tussen de
stoelen en de portierpanelen, omdat dit
gebied binnen de actieradius van de
SIPS-airbag ligt.
•
Volvo adviseert u alleen stoelhoezen te
gebruiken die door Volvo zijn goedge-
keurd. Andere stoelhoezen kunnen de
SIPS-airbags in hun werking hinderen.
•
De SIPS-airbag vormt een aanvulling op
de veiligheidsgordel. Draag altijd de vei-
ligheidsgordel.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
De SIPS-airbags beïnvloeden de bescher-
mende werking van kinderzitje en/of comfort-
kussen niet negatief.
Het is mogelijk een kinderzitje/comfortkussen
op de voorstoel te plaatsen, als de auto aan de
passagierszijde niet is uitgerust met een geac-
tiveerde
1
airbag.
Positie
Bestuurdersplaats, auto met het stuur links.
1
Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS), zie pagina 24.
01 Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
01
28
Passagiersplaats, auto met het stuur links.
Het SIPS-systeem bestaat uit SIPS-airbags en
sensoren. Bij een voldoende krachtige aanrij-
ding reageren de sensoren, die op hun beurt
de gasgeneratoren activeren. De SIPS-airbags
worden vervolgens opgeblazen tussen de
inzittende en het portierpaneel. Daarmee van-
gen de SIPS-airbags de klap van de aanrijding
op voor de inzittende, waarna de airbags weer
leeglopen. De SIPS-airbag wordt normaal
gesproken alleen opgeblazen aan de kant van
de aanrijding.
01 Veiligheid
Opblaasgordijnen (DMIC)
01
29
Eigenschappen
G025424
De opblaasgordijnen (DMIC, Door Mounted
Inflatable Curtain) vormen een aanvulling op
het SIPS-systeem. Ze zitten verborgen achter
de binnenkant van het bestuurders- en het
passagiersportier. Het systeem beschermt
inzittenden voorin. De opblaasgordijnen wor-
den door sensoren geactiveerd, als de auto in
de zij wordt aangereden of als de auto het
risico loopt te kantelen. Bij activering worden
de opblaasgordijnen opgeblazen. Het systeem
helpt voorkomen dat de bestuurder en even-
tuele voorpassagiers bij een botsing met hun
hoofd tegen de binnenkant van de auto slaan.
Voor de activering van de opblaasgordijnen
maakt het niet uit of de hardtop nu open- of
dichtstaat.
G025425
WAARSCHUWING
Schroef of bevestig geen onderdelen op de
plafondbekleding of de zijpanelen van de
auto. Ze kunnen daarbij hun beschermende
werking verliezen. Volvo adviseert u uitslui-
tend originele Volvo-onderdelen, bestemd
voor montage op deze plaatsen, te gebrui-
ken.
WAARSCHUWING
Het opblaasgordijn vormt een aanvulling op
de veiligheidsgordel.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING
Er bestaat gevaar voor verwondingen als de
bestuurder of een eventuele voorpassagier
tegen het portierpaneel leunt bij activering
van de airbag. De airbag kan tevens zijn
beschermende werking verliezen.
01 Veiligheid
WHIPS-systeem
01
30
Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS
G020347
Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection
System) bestaat uit energieabsorberende rug-
leuningen en speciaal voor het systeem ont-
wikkelde hoofdsteunen voor de beide voor-
stoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij een
aanrijding van achteren, afhankelijk van de
hoek waaronder en de snelheid waarmee het
achteropkomende voertuig de auto raakt en de
materiaaleigenschappen van dat voertuig.
WAARSCHUWING
Het WHIPS-systeem vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordels. Draag altijd de vei-
ligheidsgordel.
Eigenschappen van de stoel
Als het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,
klappen de rugleuningen van de voorstoelen
naar achteren zodat de zithouding van de
bestuurder en de passagier op de voorstoelen
verandert. Zo wordt de kans op zogeheten whi-
plash-letsel beperkt.
WAARSCHUWING
Breng nooit zelf wijzigingen in de stoel of het
WHIPS-systeem aan en probeer ze nooit
zelf te repareren. Volvo adviseert u daarvoor
contact op te nemen met een erkende
Volvo-werkplaats.
WHIPS-systeem en kinderzitjes
Het WHIPS-systeem beïnvloedt de bescher-
mende werking van kinderzitje en/of comfort-
kussen niet negatief.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de
bestuurder en de voorpassagier zoveel moge-
lijk in het midden van de stoel plaatsnemen en
de afstand tussen het hoofd en de hoofdsteun
zo klein mogelijk houden.
01 Veiligheid
WHIPS-systeem
01
31
Zorg dat u de werking van het WHIPS-
systeem niet beïnvloedt
G020125
Plaats geen voorwerpen op de vloer achter de
bestuurders- of passagiersstoel die het WHIPS-
systeem kunnen hinderen.
WAARSCHUWING
Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen
het zitgedeelte van de achterbank en de
rugleuning van de voorstoelen. Let erop dat
u de werking van het WHIPS-systeem niet
beïnvloedt.
WAARSCHUWING
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote
krachten zoals bij een aanrijding van ach-
teren, moet u het WHIPS-systeem laten
controleren. Volvo adviseert u het te laten
controleren door een erkende Volvo-werk-
plaats.
Het WHIPS-systeem kan een deel van zijn
beschermende eigenschappen hebben ver-
loren, zelfs als de stoel ogenschijnlijk intact
is.
Volvo adviseert u contact op te nemen met
een erkende Volvo-werkplaats voor een
controle van het systeem, ook na een lichte
aanrijding van achteren.
01 Veiligheid
Roll-Over Protection System (ROPS)
01
32
ROPS-systeem
G020797
Rolbeugels in uitgeschoven stand.
Het ROPS-systeem bestaat uit sensoren en
stevige rolbeugels die achter de hoofdsteunen
voor de achterpassagiers zitten. Wanneer de
auto het risico loopt te kantelen of met vol-
doende kracht aan de achterkant wordt
geraakt, registreren de sensoren dit, waarna de
rolbeugels achter de hoofdsteunen voor de
achterpassagiers omhoogkomen. Het maakt
voor de activering van de rolbeugels niet uit of
de hardtop geopend of gesloten is.
Volvo adviseert u altijd contact op te nemen
met een erkende Volvo-werkplaats, als het
ROPS-systeem geactiveerd werd.
WAARSCHUWING
Verricht geen werkzaamheden aan het
ROPS-systeem.
Leg geen voorwerpen boven op het ROPS-
systeem of achter de hoofdsteunen voor de
achterpassagiers.
01 Veiligheid
Activering van de veiligheidssystemen
01
33
Activering van de systemen
SysteemActivering
Gordelspanners voorstoelenBij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij, van achteren en/of kantelen.
Gordelspanners achterbankBij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij en/of kantelen.
Airbags
Bij een frontale botsing.
A
SIPS-airbags
Bij een aanrijding in de zij
A
Opblaasgordijnen (DMIC)
Bij een aanrijding in de zij en/of kantelen
A
WHIPS-systeemBij aanrijdingen van achteren.
Roll-Over Protection System (ROPS)Bij kantelen en/of een aanrijding van achteren.
A
Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en het gewicht van het lichaam waarmee de
auto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed op de wijze van activering van de verschillende veiligheidssystemen in de auto.
Na activering van de airbags adviseren wij u het
volgende:
•
Laat de auto wegslepen. Volvo adviseert u
de te auto te laten wegslepen naar een
erkende Volvo-werkplaats. Rijd niet met
opgeblazen airbags.
•
Volvo adviseert u het vervangen van de
onderdelen van de veiligheidssystemen in
de auto over te laten aan een erkende
Volvo-werkplaats.
•
Neem altijd contact op met een arts.
N.B.
De airbags, het SIPS-systeem, het DMIC-
systeem, de gordelspanners en het ROPS-
systeem worden bij een botsing slechts
eenmaal geactiveerd.
WAARSCHUWING
De regeleenheid van het airbagsysteem zit
in de middenconsole. Als de middencon-
sole doorweekt geraakt is, moet u de accu-
kabels loskoppelen. Probeer de auto niet te
starten, omdat de airbags daarbij geacti-
veerd kunnen worden. Laat de auto weg-
slepen. Volvo adviseert u de te auto te laten
wegslepen naar een erkende Volvo-werk-
plaats.
01 Veiligheid
Activering van de veiligheidssystemen
01
34
WAARSCHUWING
Rijd nooit met opgeblazen airbags. Ze kun-
nen u bij het sturen danig in de weg zitten.
Ook de andere veiligheidssystemen kunnen
beschadigd zijn. Langdurige blootstelling
aan de rook- en stofdeeltjes die vrijkomen
bij het opblazen van de airbags kan oog- en
huidirritatie veroorzaken. Spoel bij irritatie
met koud water. De snelheid waarmee de
airbags/gordijnen worden opgeblazen kan
in combinatie met de toegepaste materialen
resulteren in schaaf- en brandwonden aan
de huid.
01 Veiligheid
Crash mode
01
35
Rijden na een aanrijding
G029042
Als de auto betrokken is geweest bij een aan-
rijding, kan de melding
CRASH MODE ZIE
HANDLEIDING
op het informatiedisplay ver-
schijnen. Dit betekent dat de functionaliteit van
de auto is verminderd. Crash mode is een vei-
ligheidsfunctie die in werking treedt wanneer
de aanrijding belangrijke onderdelen van de
auto zoals de brandstofleidingen, de sensoren
voor een van de veiligheidssystemen of het
remsysteem, kan hebben beschadigd.
Auto proberen te starten
Controleer eerst of er geen brandstof uit de
auto is gelopen. Er mag evenmin een brand-
stofgeur waarneembaar zijn.
Als alles normaal lijkt en u hebt vastgesteld dat
er geen brandstof lekt, kunt u proberen de
motor te starten.
Haal de transpondersleutel uit het contact en
steek hem er opnieuw in. De elektronica van de
auto probeert te resetten naar de normale
stand. Probeer vervolgens de auto te starten.
Als
CRASH MODE ZIE HANDLEIDING nog
steeds op het display staat, mag u niet met de
auto rijden en hem evenmin verslepen. Verbor-
gen schade kan de auto tijdens het rijden onbe-
stuurbaar maken, zelfs als het lijkt dat u nog
met de auto kunt rijden.
Auto verzetten
Als de melding NORMAL MODE wordt weer-
gegeven nadat de
CRASH MODE ZIE
HANDLEIDING
is gereset, mag u de auto
voorzichtig uit de huidige, gevaarlijke positie
verrijden. Verrijd de auto niet verder dan nodig.
WAARSCHUWING
Probeer nooit zelf de auto te repareren of de
elektronische onderdelen te resetten nadat
de auto in de aanrijdingsstand heeft
gestaan. Dit kan aanleiding geven tot letsel
of een slechte functie van de auto. Volvo
adviseert u de auto altijd in een erkende
Volvo-werkplaats te laten controleren en
naar
NORMAL MODE te laten resetten
nadat de melding
CRASH MODE ZIE
HANDLEIDING
is verschenen.
WAARSCHUWING
Probeer in geen geval de auto opnieuw te
starten, als u een brandstofgeur waarneemt
terwijl de melding
CRASH MODE ZIE
HANDLEIDING
getoond wordt. Verlaat de
auto onmiddellijk.
WAARSCHUWING
De auto mag niet worden weggesleept
zolang deze in de CRASH MODE staat. De
auto moet worden weggesleept. Volvo advi-
seert u de te auto te laten wegslepen naar
een erkende Volvo-werkplaats.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
36
Kinderen moeten comfortabel en veilig
kunnen zitten
Volvo adviseert u kinderen zo lang mogelijk te
vervoeren in een achterstevoren gemonteerd
kinderzitje (in ieder geval tot een leeftijd van
3–4 jaar) en daarna tot een leeftijd van 10 jaar
op/in een comfortkussen of een kinderzitje dat
in de rijrichting geplaatst is.
De plaats van het kind in de auto en de vereiste
uitrusting zijn afhankelijk van het gewicht en de
lengte van het kind (voor meer informatie, zie
pagina 38).
N.B.
De wettelijke bepalingen voor het vervoer
van kinderen in de auto verschillen van land
tot land. Ga na welke regels er in uw land
van kracht zijn.
Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen
altijd met de gordel goed om in de auto zitten.
Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot
zitten.
Volvo beschikt over kinderveiligheidsproduc-
ten (kinderzitjes, comfortkussen en bevesti-
gingsmaterialen) die speciaal voor uw auto zijn
ontwikkeld. Wanneer u voor kinderveiligheids-
producten van Volvo kiest schept u niet alleen
optimale voorwaarden voor een veilig vervoer
van uw kind(eren), u weet bovendien zeker dat
de producten passen en eenvoudig in het
gebruik zijn.
N.B.
Neem voor duidelijker instructies voor de
bevestiging van kinderveiligheidsproducten
contact op met de producent.
Kinderzitjes
G020128
Kinderzitjes en airbags gaan niet samen.
N.B.
Bij gebruik van andere op de markt verkrijg-
bare kinderveiligheidsproducten is het van
belang dat u de bijgeleverde montage-
instructies zorgvuldig doorleest en nauw-
keurig opvolgt.
WAARSCHUWING
Zet de bevestigingsband van het kinderzitje
niet aan de lengteverstelstang, veren of rails
en balken onder de stoel vast. Scherpe
randen kunnen de bevestigingsband
beschadigen.
Raadpleeg voor de juiste montage de mon-
tage-instructies bij het kinderzitje.
Positie van kinderzitjes
Het volgende kan worden gebruikt:
•
een kinderzitje/comfortkussen op de pas-
sagiersstoel, zolang de airbag aan de pas-
sagierszijde gedeactiveerd
1
is.
•
en of meer kinderzitjes/comfortkussen op
de achterbank.
Plaats kinderzitjes/comfortkussens altijd op de
achterbank als de airbag aan de passagiers-
zijde geactiveerd is. Als de airbag wordt geac-
1
Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag, zie pagina 24.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
37
tiveerd, kan een kind aan de passagierszijde
ernstig letsel oplopen.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen voorin, wanneer de
airbag aan die kant geactiveerd is
2
.
Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit
op de passagiersstoel voorin plaatsnemen,
als de airbag geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
WAARSCHUWING
Gebruik geen kinderzitjes met stalen beu-
gels of andere constructies die tegen de
ontgrendelingsknop van de gordelsluiting
kunnen aankomen. Dit om te voorkomen
dat de gordels plotseling losschieten.
Zorg dat het kinderzitje niet met de boven-
kant tegen de voorruit aankomt.
Sticker airbag
De sticker is zichtbaar bij het openen van het pas-
sagiersportier, zie afbeelding op pagina 24.
2
Voor informatie over het activeren/deactiveren van de airbag, zie pagina 24.
(Volvo Convertible Child Seat) – in rijrichting gemonteerd kin-
derzitje bevestigd met veiligheidsgordel.
Typegoedkeuring: E5 04191
(L)
Groep 2/3
15–36 kg
Volvo-comfortkussen met rugleuning (Volvo Booster Seat with
backrest).
Typegoedkeuring: E1 04301169
(UF)
Volvo-comfortkussen met rugleuning (Volvo Booster Seat with
backrest).
Typegoedkeuring: E1 04301169
(UF)
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
41
Gewicht
Voorstoel
A
Achterbank
Groep 2/3
15–36 kg
Kinderzitje met of zonder rugleuning (Booster Cushion with and
without backrest).
Typegoedkeuring: E5 03139
(UF)
Kinderzitje met of zonder rugleuning (Booster Cushion with and
without backrest).
Typegoedkeuring: E5 03139
(UF)
L: Geschikt voor specifieke kinderzitjes. Deze kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor een bepaald automerk, voor een beperkte groep merken of
semi-universeel zijn.
U: Geschikt voor kinderzitjes in deze gewichtscategorie met universele goedkeuring.
UF: Geschikt voor in rijrichting gemonteerde kinderzitjes in deze gewichtscategorie met universele goedkeuring.
A
Voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag, zie pagina 24.
B
Volvo adviseert u contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats om de bevestigingspunten te laten aanbrengen die nodig zijn voor het gebruik een achterstevoren gemonteerd kinderzitje
op de achterbank.
WAARSCHUWING
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een comfortkussen voorin, wanneer de
airbag aan die kant geactiveerd is
4
.
Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit
op de passagiersstoel voorin plaatsnemen,
als de airbag geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke situ-
aties opleveren.
4
Voor informatie over het activeren/deactiveren van de airbag, zie pagina 24.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
42
ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes
G020798
Achter de onderkant van de ruggedeelten op
de beide buitenste zitplaatsen van de achter-
bank gaan de bevestigingspunten voor het
ISOFIX-systeem schuil.
Symbolen op de bekleding van de ruggedeel-
ten (zie bovenstaande afbeelding) geven de
positie van deze bevestigingspunten aan.
Duw het zitgedeelte van de zitplaats omlaag
om bij de bevestigingspunten te komen.
Houd u altijd aan de montage-instructies van
de fabrikant, wanneer u een kinderzitje/baby-
zitje aan de ISOFIX-bevestigingspunten vast-
zet.
Afmetingscategorieën
Kinderzitjes kunnen net als auto’s verschil-
lende afmetingen hebben. Kinderzitjes passen
daardoor niet op alle zitplaatsen van de ver-
schillende modellen.
Voor kinderzitjes met een ISOFIX-bevesti-
gingssysteem zijn er daarom afmetingscate-
gorieën om gebruikers te helpen bij het kiezen
van het juiste kinderzitje (zie volgende tabel).
Afme-
tingscate-
gorie
Beschrijving
ANormale grootte, in rijrichting
gemonteerd kinderzitje
BBeperkte grootte (optie 1), in
rijrichting gemonteerd kinder-
zitje
B1Beperkte grootte (optie 2), in
rijrichting gemonteerd kinder-
zitje
CNormale grootte, achterste-
voren gemonteerd kinderzitje
Afme-
tingscate-
gorie
Beschrijving
DBeperkte grootte, achterste-
voren gemonteerd kinderzitje
EAchterstevoren gemonteerd
babyzitje
FOverdwars gemonteerd
babyzitje, links
GOverdwars gemonteerd
babyzitje, rechts
WAARSCHUWING
Plaats een kind nooit op de passagiersstoel
voorin, als de auto is uitgerust met een
geactiveerde airbag aan die kant.
N.B.
Als een ISOFIX-kinderzitje geen afmetings-
categorie heeft, dient uw model op de lijst
met auto’s te staan waarvoor het kinderzitje
zich leent.
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
43
N.B.
Volvo adviseert u contact op te nemen met
een Volvo-werkplaats over de ISOFIX-kin-
derzitjes die Volvo aanbeveelt.
Verschillende soorten ISOFIX-kinderzitjes
Type kinderzitjeGewichtAfmetingscategorieZitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje
VoorstoelBuitenste zitplaats achter-
bank
Babyzitje, overdwarsmax. 10 kgFXX
GXX
Babyzitje, achterstevorenmax. 10 kgEXOK
(IL)
Babyzitje, achterstevorenmax. 13 kgEXOK
(IL)
DX
OK
A
(IL)
CX
OK
A
(IL)
01 Veiligheid
Kinderen en veiligheid
01
44
Type kinderzitjeGewichtAfmetingscategorieZitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje
VoorstoelBuitenste zitplaats achter-
bank
Kinderzitje, achterstevoren9–18 kgDX
OK
A
(IL)
CX
OK
A
(IL)
Kinderzitje, in rijrichting9–18 kgBX
OK
B
(IUF)
B1X
OK
B
(IUF)
AX
OK
B
(IUF)
X: De ISOFIX-stand leent zich niet voor ISOFIX-kinderzitjes in deze gewichts- en/of afmetingscategorie.
IL: Geschikt voor specifieke ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor een bepaald automerk, voor een beperkte groep
merken of semi-universeel zijn.
IUF: Geschikt voor in rijrichting gemonteerd ISOFIX-kinderzitje met universele goedkeuring voor deze gewichtscategorie.
A
Om het baby-/kinderzitje op de achterbank te kunnen plaatsen dient de passagiersstoel voorin voor iets meer dan de helft naar voren te worden geschoven.
B
Volvo adviseert een achterstevoren gemonteerd kinderzitje voor deze categorie.
01 Veiligheid
01
45
46
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Overzicht auto’s met het stuur links.......................................................48
Overzicht auto’s met het stuur rechts.....................................................50
Bedieningspaneel op bestuurdersportier................................................52
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Zithouding, handmatig bedienbare
stoel
De bestuurders- en passagiersstoel kunnen
worden ingesteld voor een optimale zit- en rij-
houding.
Vooruit/achteruit, de hendel omhoogtillen
om de juiste afstand tot het stuurwiel en de
pedalen in te stellen. Controleer of de stoel
na het bijstellen in de nieuwe stand geblok-
keerd staat.
Voorkant zitting (bestuurdersstoel en pas-
sagiersstoel*) hoger/lager zetten,
omhoog-/omlaagpompen.
Stoel hoger/lager zetten, omhoog-/
omlaagpompen.
Lendensteun wijzigen
1
, aan de knop
draaien.
Hellingshoek rugleuning wijzigen – aan de
knop draaien.
Bedieningspaneel voor elektrisch bedien-
bare stoel*.
Hendel (2) is niet op alle stoelmodellen aanwe-
zig.
WAARSCHUWING
Zet de bestuurdersstoel in de juiste stand en
stel de veiligheidsgordel af (zie pagina 18)
voordat u gaat rijden en nooit tijdens het rij-
den.
Controleer of de stoel in zijn stand vergren-
deld staat.
N.B.
De veiligheidsgordel bij het omdoen vanon-
der bij de gordelgeleider omhooghalen, niet
vanboven bij de schouder omlaag.
Zithouding, elektrisch bedienbare
stoel*
G020199
Tot enige tijd nadat u het portier met de trans-
pondersleutel hebt ontgrendeld blijft het
mogelijk de stoel te verstellen, ook al steekt er
geen sleutel in het contactslot. Het is altijd
mogelijk de stoel te verstellen in sleutelstand I
of II.
Voorkant zitting omhoog/omlaag
Stoel vooruit/achteruit
Stoel omhoog/omlaag
Hellingshoek rugleuning
1
Geldt ook voor een elektrisch bedienbare stoel.
04 Interieur
Voorstoelen
04
107
Er wordt een beveiliging tegen overbelasting
geactiveerd, als een van de stoelen wordt
geblokkeerd. Als dit het geval is, moet u het
contact uitschakelen en enige tijd wachten
voordat u de stoel opnieuw probeert te ver-
stellen. U kunt slechts één verstelfunctie van
de stoel tegelijk activeren.
Geheugenfunctie
G020200
Knoppen voor geheugenfunctie.
Instelling vastleggen
1.Stel de stoel en de buitenspiegels in.
2.
Houd de knop M ingedrukt, terwijl u knop
1, 2 of 3 indrukt.
Stoel in vastgelegde stand zetten
Druk op een van de geheugenknoppen 1–3,
totdat de stoel en de buitenspiegels tot stil-
stand komen. Bij het loslaten van de knop zal
de instelling van de stoel onmiddellijk worden
beëindigd.
Noodstop
Als de stoel per ongeluk in beweging komt,
kunt u op een van de instellings- of geheugen-
knoppen van de stoel drukken om de stoel tot
stilstand te brengen.
WAARSCHUWING
Beknellingsgevaar! Laat kinderen niet met
de schakelaars spelen.
Zorg dat er geen voorwerpen voor, achter of
onder de stoel liggen tijdens het verstellen.
Zorg er tevens voor dat geen van de ach-
terpassagiers bekneld kan raken.
Geheugenfunctie van
transpondersleutel
In alle transpondersleutels kunnen bestuur-
dersstoel- en buitenspiegelinstellingen
2
voor
verschillende bestuurders worden opgesla-
gen. Ga als volgt te werk:
•
Stel de stoel naar wens in.
•
Vergrendel de auto door de vergrendel-
knop op de gebruikelijke transpondersleu-
tel in te drukken. Daarmee liggen de stoel-
en buitenspiegelposities opgeslagen in het
geheugen van de transpondersleutel
3
.
•
Ontgrendel de auto (door op de ontgren-
delknop op dezelfde transpondersleutel te
drukken) en open het bestuurdersportier.
De bestuurdersstoel en de buitenspiegels
nemen automatisch de posities in die in het
geheugen van de transpondersleutel zijn
opgeslagen (als de stand van de stoel na
vergrendeling van de auto werd gewijzigd).
2
Alleen als de auto is uitgerust met een elektrisch bedienbare bestuurdersstoel met geheugen en elektrisch inklapbare buitenspiegels.
3
Deze instelling is niet van invloed op de instellingen die zijn opgeslagen met de geheugenfunctie voor de elektrisch bediende stoel.
04 Interieur
Voorstoelen
04
108
Achterinstap
Handgreep voor omklappen rugleuning
Knop voor langsverschuiving elektrisch
bedienbare stoel
N.B.
Zorg dat er niemand op de stoel zit, wanneer
deze ten behoeve van de achterinstap naar
voren schuift.
N.B.
Zet de stoel lager alvorens deze naar voren
te duwen – anders bestaat het gevaar dat
de hoofdsteun tegen de zonneklep aan-
komt.
Handmatig bedienbare stoel
Stoel naar voren duwen:
Neem de veiligheidsgordel van de gordel-
geleider, zie ook pagina 20.
Til de handgreep omhoog.
Klap de rugleuning voorover en duw de
stoel naar voren.
04 Interieur
Voorstoelen
04
``
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
109
Stoel naar achteren duwen:
Duw de stoel naar achteren.
2.Stel de positie van de stoel in lengterichting
in.
3.Zet de rugleuning weer rechtop.
4.Plaats de veiligheidsgordel op de gordel-
geleider terug.
Als de stoel, nadat deze naar achteren gescho-
ven werd, niet in dezelfde stand is teruggeko-
men als vóór de achterinstap, doe dan het vol-
gende:
1.Neem plaats op de stoel.
2.Til de handgreep (1), zie pagina 106,
omhoog en duw de stoel tot in de achterste
eindstand.
3.Duw, terwijl u de handgreep omhoog-
houdt, de stoel tot in de gewenste stand
naar voren en laat de handgreep weer los.
Elektrisch bedienbare stoel*
Stoel naar voren duwen:
Neem de veiligheidsgordel van de gordel-
geleider, zie ook pagina 20.
Til de handgreep omhoog.
Klap de rugleuning tot in de geblokkeerde
stand naar voren.
04 Interieur
Voorstoelen
04
110
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Houd de voorkant van de knop ingedrukt.
Als de stoel hoger afgesteld staat, zakt
deze automatisch tot in de laagste stand
omlaag om te voorkomen dat de hoofd-
steun tegen de zonneklep aankomt.
Stoel naar achteren duwen:
Til de handgreep omhoog en klap de rug-
leuning weer rechtop.
Houd de achterkant van de knop inge-
drukt.
3.Plaats de veiligheidsgordel op de gordel-
geleider terug.
N.B.
Alleen wanneer de rugleuning omgeklapt is,
kan de stoel maximaal (+6 cm) naar voren
worden geschoven om achterpassagiers
makkelijker te laten in- en uitstappen. Als u
de rugleuning weer rechtop zet terwijl de
stoel zo ver mogelijk naar voren staat,
schuift de stoel na enkele seconden auto-
matisch 6 cm naar achteren.
WAARSCHUWING
Controleer of de rugleuning goed rechtop
staat door tegen de hoofdsteun te duwen en
eraan te trekken.
Laat de veiligheidsgordel aan de passagiers-
zijde tijdens het rijden op de gordelgeleider zit-
ten, ook al zit er niemand op deze stoel.
Inlegmatten*
Volvo biedt inlegmatten die speciaal voor de
auto vervaardigd zijn.
WAARSCHUWING
Controleer voordat u wegrijdt of de inlegmat
voor de bestuurdersstoel goed ligt en aan
de pennen vastzit zodat hij niet naast of
onder de pedalen klem kan komen te zitten.
04 Interieur
Elektrisch bedienbare hardtop
04
111
Voorwaarden voor bediening hardtop
•
Geen voorwerpen op de hoedenplank.
•
Geen sneeuw, ijs of losse voorwerpen op
de hardtop of op het kofferdeksel.
•
De hardtop is droog.
•
Er is 2,0 m aan vrije hoogte (A) boven de
auto en 0,2 m van de achterbumper tot aan
obstakels achter de auto (B).
•
Omgevingstemperatuur –10 °C of hoger.
•
Bagagewand dicht, zie pagina 123.
•
Kofferdeksel gesloten.
•
Stilstaande auto, rempedaal ingedrukt.
Als u de aanwijzingen op de volgende pagina’s
niet opvolgt, is schade aan het openings- en
sluitingsmechanisme van de hardtop niet uit te
sluiten.
Volvo adviseert tevens het volgende:
•
Vlakke ondergrond.
•
Uitvoering van de hardtopbediening in één
vloeiende beweging.
•
Motor loopt stationair.
A
B
G020800
BELANGRIJK
Water op de hardtop kan bij het openen van
de hardtop de kofferbak en het interieur
inlopen.
WAARSCHUWING
Tussen de bewegende delen van de hard-
top of het kofferdeksel kunnen mensen (kin-
deren!) of voorwerpen bekneld raken.
•
Bedien de hardtop daarom onder toe-
zicht.
•
Zie de sticker op de bagagewand.
•
Laat kinderen niet met de bedienings-
knoppen spelen.
•
Laat de hardtop niet langer dan nodig in
een tussenpositie stilstaan.
WAARSCHUWING
Transpondersleutel nooit in de auto achter-
laten als er kinderen alleen in de auto zitten.
04 Interieur
Elektrisch bedienbare hardtop
04
112
Afdekking
G020801
Wanneer de hardtop openstaat is de ruimte
tussen de hoofdsteunen van de achterbank en
het kofferdeksel afgedekt met een afdekking
(zie bovenstaande afbeelding).
BELANGRIJK
Gebruik de afdekking niet om lading of per-
sonen op te vervoeren, omdat de afdekking
daarbij beschadigd kan raken.
Hardtop openen en sluiten
G018351
Sluit hardtop
Open hardtop
1.
Draai de transpondersleutel naar stand II.
De voorkeur gaat uit om de motor te star-
ten!
2.Trap op het rempedaal.
3.Houd de linker knop (1) ingedrukt om de
hardtop te sluiten of de rechter knop (2) om
de hardtop te openen.
Let tijdens het bedienen van de hardtop op
eventuele meldingen op het informatiedisplay.
Eventueel gesloten ruiten
zakken ca. 10 centimeter omlaag. Alle ruiten
komen na afloop van de hardtopbediening
weer omhoog.
Laat de knop los, wanneer er een signaal klinkt
en de melding
DAK DICHT of DAK OPEN op
het informatiedisplay verschijnt.
WAARSCHUWING
Trek nooit aan de ontkoppelingskabel voor
het hydraulische systeem die onder het zit-
gedeelte van de achterbank zit. Alleen ser-
vicemonteurs mogen gebruik maken van de
ontkoppelingsfunctie van het hydraulisch
systeem.
Consequenties van het gebruik:
•
groot gevaar voor beknelling,
•
ongecontroleerde beweging/opening
van de elektrisch bedienbare hardtop of
het kofferdeksel,
•
mogelijke schade aan de onderdelen
van de hardtop.
Zorg ervoor dat aan de voorwaarden is vol-
daan voordat u de hardtop bedient.
Tekst op informatiedisplay
Bepaalde meldingen gelden ook voor Load
Assist, zie pagina 123.
04 Interieur
Elektrisch bedienbare hardtop
04
113
•
DRUK OP REM VOOR
DAKBEDIENING
– Trap eerst op het rem-
pedaal om de hardtop te kunnen bedienen.
•
KOFFERBAK DICHT VOOR WERKING
DAK
– Het kofferdeksel staat niet dicht.
Sluit het kofferdeksel.
•
KOFFERBAKDEKSEL HELEMAAL
OPENEN
– Open het kofferdeksel geheel.
•
KOFFERBAK APART DICHT VOOR
DAK
– De bagagewand staat niet dicht.
Sluit de bagagewand, zie pagina 123.
•
ACCUSPANN. LAAG VOOR WERKING
DAK
– De accuspanning is te gering. U
kunt de hardtop alleen sluiten. Laad de
accu op door bijvoorbeeld de motor te
starten en probeer opnieuw.
•
DAK NIET OP SLOT – De hardtop werd
niet goed geopend of gesloten. Probeer de
hardtop opnieuw te openen of te sluiten.
•
DAK IN LASTHULP POSITIE – De hard-
top werd omhooggebracht door de functie
Load Assist. Breng de hardtop omlaag, zie
pagina 123.
•
TEMP. BEPERKT WERKING DAK - Het
bedieningssysteem voor de hardtop is
ofwel oververhit of de buitentemperatuur is
lager dan –10 °C. Als de hardtop oververhit
is, moet u ca. 5 minuten wachten totdat de
melding is verdwenen en het daarna
opnieuw proberen.
Meldingen bij storingen in de hardtop
Bij storingen in de hardtop kunnen er twee mel-
dingen op het informatiedisplay verschijnen:
•
STORING DAK SERVICE VEREIST – Het
is niet mogelijk de hardtop te bedienen. Er
zijn servicewerkzaamheden door een
erkende Volvo-werkplaats vereist.
•
STORING DAK ZIE HANDLEIDING – Er
gelden speciale aanwijzingen voor bedie-
ning van de hardtop of Load Assist. Er zijn
servicewerkzaamheden door een erkende
Volvo-werkplaats vereist.
Bijzondere bedieningsinstructies bij
storingen in de hardtop
Als de melding STORING DAK ZIE
HANDLEIDING
op het informatiedisplay ver-
schijnt, valt de hardtop niet op de normale
manier te bedienen.
N.B.
Eenmaal gesloten kunt u de hardtop niet
meer openen.
BELANGRIJK
Om de hardtop bij een storing in de hard-
topbediening te kunnen sluiten moet u
nauwkeurig controleren of er is voldaan aan
de voorwaarden voor bediening van de
hardtop (zie pagina 111). Zelfs als er aan de
voorwaarden is voldaan, bestaat er een
aanzienlijk gevaar voor materiële schade.
1.Houd de sluitingsknop ingedrukt totdat de
melding
STORING DAK ZIE
HANDLEIDING
op het display verschijnt.
Laat de knop vervolgens los.
2.Druk opnieuw op de sluitingsknop. Houd
de knop minstens 30 seconden lang inge-
drukt totdat de hardtop en het kofferdeksel
zijn gesloten. Let op eventuele fouten die
schade aan de auto kunnen veroorzaken.
Tijdens het sluiten klinkt van begin tot einde
een geluidssignaal.
04 Interieur
Elektrisch bedienbare hardtop
04
114
WAARSCHUWING
Trek nooit aan de ontkoppelingskabel voor
het hydraulische systeem die onder het zit-
gedeelte van de achterbank zit. Alleen ser-
vicemonteurs mogen gebruik maken van de
ontkoppelingsfunctie van het hydraulisch
systeem.
Consequenties van het gebruik:
•
groot gevaar voor beknelling,
•
ongecontroleerde beweging/opening
van de elektrisch bedienbare hardtop of
het kofferdeksel,
•
mogelijke schade aan de onderdelen
van de hardtop.
Reparaties mogen alleen door een erkende
Volvo-werkplaats worden uitgevoerd.
Ingrepen in het hardtopsysteem kunnen
storingen in de werking veroorzaken en lei-
den tot ernstig letsel.
04 Interieur
Windscherm*
04
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
115
Algemene informatie
G020804
Om bij het rijden met een geopende hardtop de
turbulentie in het interieur te verminderen kunt
u gebruik maken van het windscherm.
Windscherm aanbrengen
1.Klap het vierdelige scherm tot op de volle
breedte uit en duw de borging in.
2.Duw het windscherm dusdanig onder de
hoofdsteunen dat het op de bovenkant van
het ruggedeelte rust.
3.Duw de borghendels in de houders op de
zijpanelen in totdat u een klikt hoort.
4.Klap het opstaande deel van het wind-
scherm omhoog.
N.B.
Wees voorzichtig met de bekleding.
U gebruikt de ritssluitingen van het wind-
scherm om bagage op de achterbank te ver-
voeren of deze te verwijderen.
WAARSCHUWING
Controleer of het windscherm goed vastzit.
Het kan anders loskomen bij uitwijkma-
noeuvres e.d. en persoonlijk letsel of mate-
riële schade veroorzaken.
WAARSCHUWING
Bij gebruik van het windscherm mag u geen
achterpassagiers vervoeren.
Bewaar het scherm in de opbergzak en leg
deze op de vloer van de kofferbak.
04 Interieur
Interieurverlichting
04
116
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Leeslampjes voorin en
interieurverlichting
G020805
Knoppen op plafondconsole voor bediening lees-
lampjes voorin en interieurverlichting.
Leeslampje linksvoor, aan/uit
Interieurverlichting
Leeslampje rechtsvoor, aan/uit
Alle lampjes in het interieur kunnen worden
ingeschakeld in sleutelstand I en II en ook wan-
neer de motor loopt. De verlichting kan ook
worden ingeschakeld binnen 30 minuten
nadat:
•
de motor afgezet is en de transponder-
sleutel in stand 0 is gezet
•
de auto ontgrendeld is zonder dat de motor
is gestart.
Plafondverlichting
De leeslampjes worden in- en uitgeschakeld
met een druk op de bijbehorende knoppen op
de plafondconsole.
Verlichting achterin
G020806
In of uit te schakelen met een druk op de knop.
Instapverlichting
De instapverlichting (alsmede de interieurver-
lichting) wordt in- en uitgeschakeld bij het ope-
nen c.q. sluiten van een portier.
Make-upspiegel*
G020210
Het lampje gaat automatisch aan of uit, wan-
neer u het klepje optilt c.q. sluit.
Verlichting dashboardkastje
De verlichting in het dashboardkastje wordt in-
en uitgeschakeld bij het openen en sluiten van
de klep van het kastje.
04 Interieur
Interieurverlichting
04
117
Automatische verlichting
Met de knop (2), zie pagina 116, kunt u drie
verlichtingsstanden selecteren voor de verlich-
ting in het interieur:
•
Uit – rechterkant (met opschrift 0) inge-
drukt, automatische bediening interieur-
verlichting uitgeschakeld.
•
Neutrale stand – automatische verlichting
ingeschakeld. De dimfunctie is actief.
•
Aan – linkerkant ingedrukt, interieurverlich-
ting brandt.
Neutrale stand
Met de knop (2) in de neutrale stand wordt de
interieurverlichting als volgt automatisch in- en
uitgeschakeld.
De interieurverlichting wordt ingeschakeld en
blijft 30 seconden lang branden, als:
•
u de auto met de transpondersleutel ont-
grendelt;
•
u de motor hebt afgezet en de transpon-
dersleutel naar stand 0. hebt gedraaid.
De interieurverlichting dooft, wanneer:
•
u de motor start
•
de auto wordt vergrendelt met een sleutel
of transpondersleutel.
De interieurverlichting gaat aan en blijft 5 minu-
ten lang branden, wanneer een van de portie-
ren openstaat.
Als u een bepaalde verlichtingsfunctie hand-
matig inschakelt, zal deze na 5 minuten auto-
matisch worden uitgeschakeld.
04 Interieur
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte
04
118
Opbergmogelijkheden
04 Interieur
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte
04
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
119
Opbergvak in portierpaneel.
Kledinghaak (alleen voor de lichtere kle-
dingstukken).
Opbergvak aan de voorkant van de voor-
stoelzittingen.
Parkeerkaarthouder
Dashboardkastje
Opbergvak achter middenconsole
Bekerhouder (met schuifklepje*)
Tunnelvak (bijvoorbeeld voor cd’s)
Bekerhouder (met schuifklepje*)
Opbergvak in zijpaneel achterin.
Opbergvak aan de achterkant van de voor-
stoelen.
WAARSCHUWING
Zorg dat er geen harde, scherpe of zware
voorwerpen in de weg liggen of uitsteken
om te voorkomen dat ze verwondingen ver-
oorzaken bij een krachtige remmanoeuvre.
Maak grote en zware voorwerpen altijd vast
met een van de veiligheidsgordels of een
bagageband.
Dashboardkastje
G024208
Hier kunt u bijvoorbeeld het instructieboekje en
eventuele kaarten opbergen. Er zijn ook hou-
ders voor parkeergeld, pennen en tankkaarten.
Het dashboardkastje kan handmatig worden
vergrendeld met behulp van het afneembare
sleutelblad van de transpondersleutel. Meer
informatie staat op pagina 131.
Kledinghaak
De hoofdsteun van de passagiersstoel is voor-
zien van een kledinghaak. Hang alleen lichtere
kledingstukken aan deze haak.
04 Interieur
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte
04
120
Opbergvak in portierpaneel
G030407
U kunt het opbergvak openen door het onder
aan de voorkant op te tillen en sluiten door
lichte druk aan te brengen op de bovenkant
ervan.
Opbergvak in zijpaneel achterin
G020807
U kunt het opbergvak openen en sluiten door
in het midden van de bovenkant ervan lichte
druk aan te brengen.
Opbergvak onder de armsteun voorin
G018371
Onder de armsteun zit een opbergvak. In de
deelbare armsteun zit tevens een kleiner
opbergvak. Druk op de kleine knop en licht de
armsteun op om het ondiepe opbergvak te
openen. Druk op de grote knop en licht de
armsteun op om het diepere opbergvak te ope-
nen.
04 Interieur
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte
04
``
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
121
G026704
Het diepe vak biedt plaats aan 10 cd-hoesjes
van standaardformaat. Om 10 hoesjes te kun-
nen opbergen dient u ze met de korte kant
omlaag aan te brengen.
Bekerhouder in middenconsole
G018372
In het vakje onder het schuifklepje kan een
dubbele bekerhouder worden aangebracht.
Wanneer u de bekerhouder verwijdert, kunt u
andere spullen in het vakje opbergen. Licht
daarvoor de bekerhouder aan de achterkant,
bij de uitsparing, op.
Breng bij het aanbrengen van de bekerhouder
eerst de twee stuurnokken aan in de twee uit-
sparingen voor in het vakje en duw daarna de
achterkant van de bekerhouder omlaag.
De bekerhouder kan niet worden verwijderd bij
auto’s met een alarmsysteem met bewegings-
melder*.
Bewaar geen parkeergeld, sleutels en soortge-
lijke metalen voorwerpen in de bekerhouder,
omdat dergelijke voorwerpen ertoe kunnen lei-
den dat het alarm* ten onrechte afgaat, zie
pagina 144.
Sluit het schuifklepje door het aan de voorkant
beet te pakken en naar voren toe dicht te schui-
ven.
Opbergvak achter de handremhendel
G019624
Wanneer de auto geen knoppen heeft voor
Park Assist en BLIS, zie pagina 174 en 177, is
de ruimte voor de ontbrekende knoppen te
benutten als opbergvak.
04 Interieur
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte
04
122
WAARSCHUWING
Eventuele voorwerpen in dit opbergvak
mogen een aangetrokken handremhendel
niet in de weg zitten.
04 Interieur
Kofferbak
04
123
Bagagewand
G020845
De bagagewand heeft tot doel de hoeveelheid
bagage in de kofferbak dusdanig te beperken
dat de hardtop ongehinderd kan bewegen. Let
erop dat de bagagewand goed gesloten wordt
en links en rechts stevig vergrendeld wordt.
BELANGRIJK
Plaats geen voorwerpen boven op of naast
de bagagewand wanneer deze gesloten is.
Plaats de bagage niet dusdanig dat deze
uitsteekt boven de gesloten bagagewand.
G020847
Sticker op bagagewand.
N.B.
Bij een te grote hoeveelheid lading in de
kofferbak kan de bagagewand niet gesloten
worden. In dat geval kan de hardtop even-
min worden geopend.
Load Assist
G020848
Knop om de hardtop omhoog en omlaag te bren-
gen.
Een geopende hardtop ligt opgevouwen in de
kofferbak. Met de knop (zie bovenstaande
afbeelding) kunt u de hardtop omhoog- en
omlaagbrengen om zo gemakkelijker in en uit
te laden. Bij Load Assist worden de normale
hardtopbewegingen in beperkte mate uitge-
voerd. De meldingen op het informatiedisplay
over de bediening van de hardtop gelden
daarom ook voor Load Assist, zie pagina 112.
04 Interieur
Kofferbak
04
124
WAARSCHUWING
Personen of voorwerpen die de hardtop tij-
dens het omhoog- of omlaagbrengen in de
weg zitten lopen het risico bekneld te raken.
Load Assist gebruiken
Met een druk op de knop kunt u het omhoog-/
omlaagbrengen van de hardtop starten of
stopzetten. Het kan enige seconden duren
voordat de hardtop in beweging komt. Als er
een geluidssignaal klinkt bij het indrukken van
de knop en de hardtop niet beweegt, moet u
de melding op het informatiedisplay lezen.
1.Druk op de knop om de hardtop omhoog
te brengen.
2.Til de bagagewand op en breng deze in de
kofferbak aan.
3.Klap de bagagewand na het inladen weer
omlaag.
4.Druk op de knop om de hardtop omlaag te
brengen.
N.B.
Bij een te geringe accuspanning kunt u de
hardtop alleen omlaagbrengen.
Load Assist gebruiken bij storingen in de
hardtop
Als de melding STORING DAK ZIE
HANDLEIDING
op het informatiedisplay
staat, kunt u de hardtop alleen omlaagbren-
gen.
1.
Controleer of de melding
STORING DAK
ZIE HANDLEIDING
op het display staat.
2.Houd de knop ca. 5 seconden lang inge-
drukt. Houd de knop ingedrukt terwijl de
hardtop omlaagkomt.
Tijdens het omlaagbrengen klinkt van begin tot
einde een geluidssignaal.
BELANGRIJK
Zorg dat de bagagewand helemaal open-
staat voordat u de hardtop omhoogbrengt.
Wanneer de hardtop is uitgeklapt bij gebruik
van Load Assist of als de beweging van de
hardtop werd onderbroken doordat er twee-
maal op de knop werd gedrukt, mag u het
kofferdeksel niet sluiten. Het is namelijk
mogelijk dat er schade aan en storingen in
het systeem ontstaan.
Laat de hardtop tot in de laagste stand
omlaagzakken, wacht enkele seconden en
sluit daarna het kofferdeksel.
Verankeringsogen
G020850
Er zitten vier of meer verankeringsogen in de
kofferbak om sjorbanden of touwen aan te
bevestigen. Bijpassende sjorbanden zijn ver-
krijgbaar bij de erkende Volvo-werkplaats.
04 Interieur
Kofferbak
04
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
125
Elektrische aansluiting in kofferbak
Open het klepje om bij de elektrische aanslui-
ting te komen. De aansluiting werkt onafhan-
kelijk van de stand van het contactslot.
BELANGRIJK
Max. 10 A (120 W).
N.B.
Denk eraan dat als de elektrische aanslui-
ting word gebruikt als de motor uit is, de
startaccu van de auto kan ontladen.
N.B.
De compressor voor provisorische banden-
reparatie is door Volvo getest en goedge-
keurd. Voor informatie over het gebruik van
de aanbevolen provisorische bandenrepa-
ratie (TMK) van Volvo, zie pagina 208.
Doorsteekluik
G021037
Om lange en lichte voorwerpen te kunnen ver-
voeren is er voorzien in een doorsteekluik. Het
gaat schuil achter het middenpaneel
1
in het
ruggedeelte van de achterbank.
Maximumlengte: 2 m en maximumgewicht:
25 kg. Het doorsteekluik is van twee kanten te
openen: via het middenpaneel en via de kof-
ferbak.
Middelste ruggedeelte achterbank
openen
–Trek aan het riempje dat aan de bovenkant
van het middelste ruggedeelte zit om bij
het luik te komen.
Middelste ruggedeelte achterbank
sluiten
1.Plaats het middelste ruggedeelte terug met
de onderkant eerst.
2.Klap het middelste ruggedeelte in en duw
het vast totdat u een klikgeluid hoort.
Luik in kofferbak
Als de auto is uitgerust met een skizak* moet
de ritssluiting van de zak vanuit de passagiers-
ruimte worden geopend.
–Duw de knoppen in de twee openingen van
het luik naar elkaar toe en open het luik.
1
De set voor noodreparatie van banden, de EHBO-kit en het sleepoog liggen opgeborgen in het middenpaneel van het ruggedeelte van de achterbank. Voor auto’s met een reservewiel*, zie
pagina 204.
04 Interieur
Kofferbak
04
126
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Lange voorwerpen vastzetten met
veiligheidsgordel
Lange voorwerpen zoals ski’s moet u vastzet-
ten met de veiligheidsgordels van de achter-
bank.
–Haal de veiligheidsgordel een slag om de
ski’s heen en steek de gesp op de gebrui-
kelijke manier in de gordelsluiting.
Als de auto is uitgerust met een skizak* moet u
de gordel door de handgreep ervan halen.
WAARSCHUWING
Zet de motor af en trek de handrem aan bij
het in- en uitladen van lange voorwerpen.
Vergeet niet dat een voorwerp met een
gewicht van 20 kg tijdens een frontale bot-
sing bij een snelheid van 50 km/h zich kan
gedragen als een voorwerp met een gewicht
van 1000 kg. Zorg dat u de bagage altijd
goed verankert. Bij krachtig remmen kan de
bagage namelijk gaan schuiven en inzitten-
den verwonden.
04 Interieur
04
127
128
*Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Transpondersleutel met sleutelblad......................................................130
Door Volvo aanbevolen koelvloeistof aangelengd met 50 % water
A
, zie verpak-
king. Thermostaat opent bij:90 °C
D3 en D48,5
KoudemiddelAirconditioning
B
R134a (HFC134a)
Olie: PAG
11 Specificaties
Vloeistoffen en smeermiddelen
11
301
VloeistofSysteemHoeveelheid
(liter)
Aanbevolen kwaliteit
RemvloeistofRemsysteem0,6DOT 4+
Stuurbekrachti-
gingsvloeistof
Stuurbekrachtiging1,0–1,2WSS M2C204-A of een vergelijkbaar product met dezelfde specificatie.
Ruitensproeier-
vloeistof
alle6,5Door Volvo aanbevolen sproeiervloeistof, met antivries bij koud weer en onder het
vriespunt.
BrandstofBenzinemotorca. 62Benzine: zie pagina 154
Dieselmotorca. 60Diesel: zie pagina 155
A
De waterkwaliteit dient te voldoen aan de norm STD 1285,1.
B
De hoeveelheid koudemiddel verschilt per motortype. Voor de juiste informatie adviseert Volvo u contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
11 Specificaties
Brandstof
11
302
CO
2
-uitstoot en brandstofverbruik
T532814,01566,72199,4
D32107,91224,61545,9
D32308,71345,11696,4
D42017,71264,81545,9
D42308,71345,11696,4
Uitleg
gram/km
liter/100 km
Stadsverkeer
Snelwegrit
Combinatierit
Brandstofverbruik en uitstoot van
kooldioxide
De brandstofverbruiks- en emissiewaarden in
de bovenstaande tabel zijn gebaseerd op spe-
ciale EU-rijcycli
1
, die gelden voor een auto met
rijklaar gewicht in standaarduitvoering zonder
extra uitrusting. Afhankelijk van de uitrusting
1
De officiële brandstofverbruikscijfers zijn gebaseerd op twee gestandaardiseerde rijcycli in laboratoriummilieu (“EU-rijcycli”) conform de EU-richtlijn 80/1268/EEC (Euro 4), EU Regulation no 692/2008
(Euro 5) alsmede UN ECE Regulation no 101. Deze richtlijnen bevatten informatie over de rijcycli stadsverkeer en snelwegrit. - Stadsverkeer – de meting begint met een koude start van de motor.
Het betreft hier een gesimuleerde rit. - Snelwegrit - de auto moet optrekken en afremmen bij snelheden van 0–120 km/h. Het betreft hier een gesimuleerde rit. De waarde voor combinatierit, die in
de tabel staat, is zoals wettelijk bepaald werd een combinatie van een stadsrit en een snelwegrit. CO
2
-uitstoot - om de uitstoot van kooldioxide te berekenen tijdens de twee rijcycli worden alle
uitlaatgassen opgevangen. Deze worden vervolgens geanalyseerd en leiden tot de gespecificeerde waarde voor de CO
2
-uitstoot.
11 Specificaties
Brandstof
11
303
neemt het autogewicht toe. Dit alsook de mate
van belading van de auto zorgt voor een ver-
hoging van het brandstofverbruik en de uit-
stoot van kooldioxide.
Er zijn meerdere oorzaken aan te geven voor
een verhoogd brandstofverbruik ten opzichte
van de tabelwaarden. Daarbij valt te denken
aan factoren als:
•
Uw rijstijl.
•
De grotere rolweerstand als u kiest voor
grotere wielen dan de standaardwielen op
de basisuitvoering van het model.
•
De grotere luchtweerstand bij hogere snel-
heden.
•
De brandstofkwaliteit, de weg- en ver-
keersomstandigheden, de weersgesteld-
heid en de staat van de auto.
Ook wanneer u slechts enkele van de hier
genoemde tips opvolgt, is al een aanzienlijk
lager brandstofverbruik mogelijk. Raadpleeg
voor meer informatie de richtlijnen waar eerder
aan gerefereerd werd
1
.
Er zijn grote afwijkingen in het brandstofver-
bruik mogelijk bij een vergelijking met de EU-
rijcycli
1
die gehanteerd worden bij certificering
van de auto en waarop de verbruikscijfers in de
tabel gebaseerd zijn.
Waar u op moet letten
Tips voor de bestuurder om het brandstofver-
bruik te beperken:
•
Rijd rustig en voorkom onnodig optrekken
en krachtig remmen.
•
Houd de juiste bandenspanning aan en
controleer regelmatig of dat nog steeds zo
is – houd voor de beste resultaten de zoge-
heten ECO-bandenspanning aan, zie de
bandenspanningstabel op pagina 304.
•
De bandenkeuze is mogelijk van invloed op
het brandstofverbruik – informeer bij uw
dealer naar passende banden.
Voor meer informatie en tips zie pagina 13 en
150.
Zie pagina 154 voor meer algemene informatie
over brandstof.
1
De officiële brandstofverbruikscijfers zijn gebaseerd op twee gestandaardiseerde rijcycli in laboratoriummilieu (“EU-rijcycli”) conform de EU-richtlijn 80/1268/EEC (Euro 4), EU Regulation no 692/2008
(Euro 5) alsmede UN ECE Regulation no 101. Deze richtlijnen bevatten informatie over de rijcycli stadsverkeer en snelwegrit. - Stadsverkeer – de meting begint met een koude start van de motor.
Het betreft hier een gesimuleerde rit. - Snelwegrit - de auto moet optrekken en afremmen bij snelheden van 0–120 km/h. Het betreft hier een gesimuleerde rit. De waarde voor combinatierit, die in
de tabel staat, is zoals wettelijk bepaald werd een combinatie van een stadsrit en een snelwegrit. CO
2
-uitstoot - om de uitstoot van kooldioxide te berekenen tijdens de twee rijcycli worden alle
uitlaatgassen opgevangen. Deze worden vervolgens geanalyseerd en leiden tot de gespecificeerde waarde voor de CO
Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.
Product:
Spelregels forum
Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:
lees eerst de handleiding door;
controleer of uw vraag al eerder door iemand anders is gesteld;
probeer uw vraag zo duidelijk mogelijk te stellen;
heeft u een probleem en al geprobeerd om dit op te lossen, vermeld dit erbij aub;
heeft u een oplossing gekregen van een bezoeker dan horen wij dat graag in dit forum;
wilt u een reactie geven op een vraag of antwoord, gebruik dan niet dit formulier maar klik op de knop 'reageer op deze vraag';
uw vraag wordt direct op de website gezet; vermijd daarom persoonlijke gegevens in te vullen;
Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.
Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.
Abonneren
Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Volvo C70 - 2013 bij:
nieuwe vragen en antwoorden
nieuwe handleidingen
U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.
Ontvang uw handleiding per email
Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Volvo C70 - 2013 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.
De handleiding is 8,14 mb groot.
U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.
Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email
Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.
Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.
Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken
U heeft geen emailadres opgegeven
Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.
Uw vraag is op deze pagina toegevoegd
Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.