54
Veiligheidsrichtlijnen
Bij schade, die is ontstaan door het niet in acht nemen van de bedieningshandlei-
ding, vervalt elke aanspraak op garantie! Voor gevolgschade, die daaruit resulteert,
zijn wij niet aansprakelijk.
Bij materiële schade of persoonlijk letsel die/dat door onjuist gebruik of het niet in
acht nemen van de veiligheidsrichtlijnen is veroorzaakt, zijn wij niet aansprakelijk. In
dergelijke gevallen vervalt elke aanspraak op garantie.
- Deze apparaten zijn conform EN61010, veiligheidsmaatregelen voor elektronische
meetapparatuur, gebouwd en dienen de fabriek in veiligheidstechnisch probleem-
loze toestand te verlaten. Om deze toestand te behouden en een veilige werking
veilig te stellen, dient de gebruiker de veiligheidsrichtlijnen en waarschuwingsaan-
wijzingen in acht te nemen, die in deze gebruiksaanwijzing staan.
Ꮨ
= Let op! Contactgevaarlijke spanningen! Levensgevaar!
ƽ
= Lees de gebruiksaanwijzing!
CAT III = Overspanningscategorie III voor metingen in de gebouwinstallatie
CAT IV = Overspanningscategorie IV voor metingen bij de bron van de
laagspanningsinstallatie
= veiligheidsklasse II (dubbele isolatie)
- Stroommetingen zijn alleen in stroomcircuits toegestaan die zelf met 20 A zijn
beveiligd en waarin geen spanningen groter dan 250 VAC resp. VDC aanwezig zijn
(250-V-zekering).
- De meetapparaten en de meetleidingen zijn niet beveiligd tegen lichtboogexplosies.
- Meetapparaten en accessoires horen niet thuis in handen van kinderen !
- In industriële inrichtingen moeten de ongevallenpreventievoorschriften voor elektrische
installaties en bedrijfsmiddelen van de betreffende bond in acht worden genomen.
- In scholen en opleidingsinrichtingen, hobby- en doe-het-zelf-werkplaatsen moet
op de omgang met meetapparatuur op verantwoordelijke wijze door geschoold
personeel toezicht worden gehouden.
- Wees zeer voorzichtig bij de omgang met spanningen groter dan 25 V wissel- (AC)
resp. groter dan 35 V gelijkspanning (DC). Reeds bij deze spanningen kunt u bij
aanraking van elektrische geleiders een levensbedreigende elektrische schok krij-
gen. Schakel derhalve om te beginnen de spanningsbron stroomloos, verbind het
meetapparaat met de aansluitingen van de te meten spanningsbron, stel op het
meetapparaat het vereiste spanningsmeetbereik in en schakel daarna de span-
ningsbron in. Schakel na beëindiging van de meting de spanningsbron stroomloos
en verwijder de meetdraden van de aansluitingen van de spanningsbron.
19
5 MHz ±(0,1%+3dgts) 0,001MHz
10 MHz ±(0,1%+3dgts) 0,01MHz
Empfindlichkeit größer oder gleich ca. 300 mVeff von 1 Hz bis 1 MHz
Empfindlichkeit größer oder gleich ca. 600 mVeff von 1 MHz bis 10 MHz
Temperatur- -40°C... 0°C ±(3,0%+4dgts) 1°C
messung 0°C......+400°C ±(1,0%+3dgts) 1°C
+400°C...+1000°C ±(2,0%+10dgts) 1°C
Temperaturmessung mit VC-840 möglich
C Maximale Eingangsgrößen
Spannungsmessung: max. 1000 VDC bzw. 750 VACrms
Strommessung: 20 A AC / DC im A-Bereich, max. 10 s lang mit einer
anschließenden Abkühlphase von mind. 15 Min., max.
250 VDC/VACrms, Überlastschutz:
Flinke 10-A-250-V-Sicherung
400mA AC/DC im mA-Bereich, max. 250 VDC/VACrms,
Überlastschutz: Flinke 0,5-A-250-V-Sicherung
Widerstandsmessung, Diodentest, Durchgangsprüfung, Frequenzmessung: max.
1000 Vpeak
Achtung!
Eine Überschreitung der max. zulässigen Eingangsgrößen führt zur Beschädi-
gung des Messgerätes bzw. unter ungünstigen Umständen zu einer Gefähr-
dung des Lebens des Benutzers.
In Umgebungen mit hoher elektrostatischen Entladung (± 4kV) kann es zu Störungen
beim Betrieb des Messgerätes führen. Bei Störungen (wirre Zeichen im Display usw.)
schalten Sie das Gerät aus und wieder ein (Reset). Vermeiden Sie einen Betrieb in
solchen Umgebungen.