111
j) DC-lusstroommeting „%“
Bij de industriële sensor- en stuurkabels dient de lusstroommeting voor het vaststellen van de diagnose
en het opsporen van het defect van de stroominterface, zoals bijv. bij SPS-sturingen of sensorsystemen.
Interfaces zijn gestandaardiseerd en werken met een spanning van 4 - 20 mA, bij een max. spanning van
24 V/DC. De DMM geeft dit bereik aan als een procentuele waarde van de lusstroom. Het meetbereik
gaat van 4 mA = 0% tot 20 mA = 100%.
Als de meetwaarde onder de 0% (4 mA) komt, verschijnt “LO”. Dit betekent een onderbreking resp. een
uitval van het interface.
Als de meetwaarde boven de 100% (20 mA) komt, verschijnt “HI”. Dit kan indien nodig uitsluitsel geven
over een defecte voeler of signaalomzetter.
Voor de aansluiting en na een meting moet de schakeling altijd vrij van stroom
geschakeld zijn.
Voor het meten gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik „Hz%“. Druk
op de toets „SELECT” om de meet functie om te schake-
len. Op het display verschijnt het symbool voor de DC-
lusstroometing in %. Door nogmaals op de knop te druk-
ken, wordt de eerste meetfunctie ingeschakeld.
- Steek de rode meetkabel in de mAµA%- meet bus. Het
zwarte meetsnoer stopt u in de COM-aansluiting.
- Sluit nu de beide meetsnoeren in serie aan met het meet-
object (stroomlus, sensorcircuit, enz.); de betrokken pola-
riteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele
meetwaarde op het display weergegeven.
Is er bij een stroommeting voor de meetwaarde een
“-”(min)-teken te zien, dan is de gemeten stroom
tegengesteld (of zijn de meetsnoeren verwisseld).
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.