89
f) Diodetest
ƽ
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik
- Druk bij de VC270 en de VC290 op de toets “SELECT” om de meet-
functie om te schakelen. Op het display verschijnt het diodesymbool.
Door nogmaals op de knop te drukken, wordt de volgende meetfunctie
ingeschakeld.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus (7), het zwarte in de COM-
aansluiting (8).
- Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetpunten met
elkaar te verbinden. Nu moet zich een waarde van ca. 0 V instellen.
- Verbind nu de beide meetpunten met het meetobject (diode).
- Op het display wordt de doorlaatspanning „Uf“ in volt (V) weergegeven.
Als „OL“ verschijnt, wordt de diode in sperrichting (Ur) gemeten of is de
diode defect (onderbreking). Voer ter controle een meting door met
omgekeerde polariteit.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en schakel de DMM uit.
g) Doorgangsmeting
ƽ
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik resp.
- Druk bij de VC270 en de VC290 2x op de toets “SELECT” om de meet-
functie om te schakelen. Op het display verschijnt het symbool door de
doorgangsmeting. Door nogmaals op de knop te drukken, wordt de eers-
te meetfunctie ingeschakeld.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus (7), het zwarte in de COM-
aansluiting (8).
- Als doorgang wordt een meetwaarde < 10 ohm herkend; hierbij klinkt
een pieptoon.
- Zodra “OL” (voor overflow = overflow) op het display verschijnt, heeft u
het meetbereik overschreden of is het meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en schakel
de DMM uit.