In scholen, opleidingscentra, hobbyruimten en werkplaatsen moet
door geschoold personeel voldoende toezicht worden gehouden op
de bediening van meetapparaten.
Zorg bij elke spanningsmeting dat het meetapparaat zich binnen het
stroommeetbereik bevindt.
De spanning tussen het meetapparaat en de aarde mag niet hoger
zijn dan 600 VDC/AC in de overspanningscategorie III.
Voor elke wisseling van het meetbereik moeten de meetstiften van
het meetobject worden verwijderd.
Wees vooral voorzichtig bij de omgang met spanningen >25 V wissel-
(AC) resp. >35 V gelijkspanning (DC)! Reeds bij deze spanningen kunt
u door het aanraken van elektrische geleiders een levensgevaarlijke
elektrische schok krijgen.
Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetdraden op
beschadiging(en). Voer in geen geval metingen uit als de bescher-
mende isolatie beschadigd (gescheurd, verwijderd enz.) is.
Om een elektrische schok te voorkomen, moet u erop letten dat u de
te meten aansluitingen/meetpunten tijdens de meting niet aanraakt,
ook niet indirect. Boven de voelbare handgreepmarkeringen (8) op
de meetstiften mag tijdens het meten niet worden vastgehouden.
Gebruik de multimeter nooit kort voor, tijdens, of kort na een
onweersbui (blikseminslag! / energierijke overspanningen!). Zorg dat
uw handen, schoenen, kleding, de grond, het meetapparaat resp.
de meetdraden, schakelingen en schakeldelen, enz. absoluut droog
zijn.
85