105
☞
Via de toets “Hz%” (11) kan de weergave naar frequentie (Hz) en pulslengte (ù%) worden
omgeschakeld. Met elke keer drukken, schakelt u de functie om. Autorange wordt gedeac-
tiveerd. Dit maakt de controle van een mogelijke bromsignaal (overgeladen frequentie) moge-
lijk. Bij een zuivere gelijkstroom is de frequentie en %-aanduiding “nul”. Zonder meetsignaal
kunnen spookwaarden worden weergegeven. Deze verdwijnen van zodra een gelijkstroom
wordt gemeten.
V
oor het meten van wisselstroom “AAC” gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie “A”.
In de tabel kunnen de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken bekeken worden.
Selecteer een meetbereik en de bijbehorende meetbussen. Op het scherm verschijnt “DC”
Meetfunctie Meetbereik Meetbussen
µA <4000 µA COM + µAmA
mA 4mA– 399 mA COM + µAmA
A 400 mA– 10 A COM + 10A
- Steek de rode meetkabel in de µA/mA- of 10A-meetbussen Het zwarte meetsnoer stopt u in de
COM-aansluiting.
- Druk op de toets “MODE” om naar het AC-meetbereik om te schakelen. Op het display verschijnt
“AC”. Door nogmaals op de knop te drukken, wordt weer overgeschakeld enz.
- Maak nu met de beide meetstiften in serie contact met het meetobject (stroomkring, schakeling,
enz.). De meetwaarde wordt op het display weergegeven. Het aansluitprincipe komt overeen met de
DC-meting.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
☞
Via de toets “Hz%” (11) kan de weergave naar frequentie (Hz) en pulslengte (ù%) worden
omgeschakeld. Met elke keer drukken, schakelt u de functie om. Autorange wordt gedeac-
tiveerd.