67
Voor het identificeren van de leidingen gaat u te werk als volgt:
- Schakel de ontvangereenheid in door indrukken van de
schakelaar „ON/OFF“ (13). De schakelaar klikt in, en op
het LED-display (1) wordt „00“ zichtbaar. De bedrijfsin-
dicatie „OP“ wordt zichtbaar.
- Druk op de „Remote”-eenheid op de bedrijfsschakelaar
(16). De bedrijfsindicatie „OP“ knippert.
- Verbindt de zwarte krokodillenklemmen (referen tie -
verbinding) met elkaar via een bekende verbinding
- Klem de krokodillenklemmen (19) van de remote-een-
heid op de te testen kabel. U kunt tot 16 leidingen per
meting aansluiten.
- Tast nu met de rode klem (14) d afzonderlijke geleiders
na elkaar af. De identificatie wordt zichtbaar op het
LED-display.
- Schakel na het meten de ontvanger- en de zendereenheid met de hand uit (schakelaar „ON/OFF“).
De leidingidentificatie kan bij alle geleidende en onderling geïsoleerde leidingen, kabels
en buizen worden gebruikt.
De max. leidingweerstand van de te controleren leiding mag max. 30 kOhm bedragen.
Als dit bedrag wordt overschreden, dan wordt de indicatie „00“ weergegeven.
REINIGING EN ONDERHOUD
Algemeen
Om de nauwkeurigheid van de multimeter over een langere periode te kunnen garanderen, moet het
apparaat jaarlijks worden geijkt.
Afgezien van een incidentele reinigingsbeurt en het vervangen van de batterij is het apparaat onder-
houdsvrij.
Het vervangen van de batterijen wordt hierna beschreven.
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat en de meetsnoe-
ren, b.v. op beschadiging van de behuizing of afknellen van de snoeren enz.
Reiniging
Gelieve volgende veiligheidsvoorschriften nauwgezet op te volgen voordat u het product reinigt:
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen, behalve wanneer dit
handmatig mogelijk is, kunnen spanningvoerende delen worden blootgelegd.
Vóór reiniging of reparatie moeten de aangesloten snoeren van het meetapparaat
en van alle meetobjecten worden gescheiden. Schakel de DMM uit.