727350
1
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/112
Pagina verder
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 1
PowerMaster-10 / PowerMaster-30
Installatiehandleiding
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ............................................................ 4
1.1 Systeem Eigenschappen .............................. 6
2. INSTALLATIE ....................................................... 9
2.1 Het kiezen van de plaats voor de montage . 9
2.2 PowerMaster-10 Installatie ......................... 10
2.1 Het openen van de Powermaster-10
centrale en de montage van de beugel ........ 10
2.2.2 Sluiten van de PowerMaster-10 centrale
...................................................................... 11
2.2.3 Stroom aansluiten ................................ 11
2.2.4 De telefoonlijn aansluiten .................... 12
2.2.5 Systeem planning en programmering . 13
2.2.6 Installatie van de GSM module ........... 13
2.2.7 PGM-5 Installatie ................................. 14
2.2.8 Bekabelde zones en de PGM uitgang
aansluiten ..................................................... 15
2.2.9 Stroom op het paneel aansluiten ......... 18
2.3 PowerMaster-30 Installatie ......................... 21
2.3.1 Het openen van de PowerMaster-30 en
de montage van de achter behuizing ........... 21
2.3.2 Het sluiten van de PowerMaster-30
centrale ......................................................... 22
2.3.3 Voedingskabel aansluiten ................... 22
2.3.4 De telefoonlijn aansluiten .................... 23
2.3.5 Systeem planning en programmering . 23
2.3.6 GSM Module Installatie ....................... 24
2.3.7 PGM-5 Installatie ................................. 24
2.3.8 Optionele DUAL RS-232 Module
Montage ........................................................ 26
2.3.9 Optionele Expansie module montage . 27
2.3.10 Netvoeding aansluiten ....................... 30
2.4 Jaarlijkse systeemcontrole ......................... 31
3. PROGRAMMERING ........................................... 32
3.1 Algemeen ...................................................... 32
3.1.1 Navigeren ............................................ 32
3.1.2 Geluiden .............................................. 32
3.2 De "Installatie Mode" openen en een menu
optie selecteren.................................................. 33
3.2.1 Het openen van de "Installatie Mode" via
"Gebruikstoestemming" ............................... 33
3.3 Installatie codes instellen .......................... 34
3.3.1 Identieke Installatie en Hoofdinstallatie
codes ........................................................... 35
3.4 Apparaten .................................................... 35
3.4.1 Apparaten menu opties ...................... 35
3.4.2 Nieuwe draadloze apparaten of bedrade
sensoren toevoegen (inleren) ...................... 36
3.4.3 Een apparaat wissen .......................... 42
3.4.4 Een apparaat wijzigen of herzien ....... 43
3.4.5 Een apparaat vervangen .................... 43
3.4.6 Standaard (default) waarden voor
apparaten instellen ...................................... 44
3.4.7 Configuratie versturen naar de PowerG
apparaten ..................................................... 45
3.5 Centrale ........................................................ 46
3.5.1 Algemeen – Centrale programmeer
stroomschema en menu opties ................... 46
3.5.2 Configureren van
Inschakelen/Uitschakelen en In-/Uitloop
Procedures ................................................... 47
3.5.3 Zone functies instellen ........................ 49
3.5.4 Configureren van alarmen en storingen
..................................................................... 50
3.5.5 Sirene functies instellen ...................... 52
3.5.6 Configureren van de hoorbare & visuele
gebruikersinterface ...................................... 53
3.5.7 Configureren van Storing en Supervisie
(Ontbrekend apparaat) ................................ 54
3.5.8 Configureren van diverse functies ...... 55
3.6 Communicatie ............................................. 56
3.6.1 Algemene richtlijnen – "Communicatie"
stroomschema en menu opties ...................... 56
3.6.2 Configureren van een PSTN (Vaste Lijn
of Telefoonlijn) aansluiting ........................... 59
3.6.3 Configureren van GSM-GPRS (IP) -
SMS Verbinding ........................................... 59
3.6.4 Configureren van doormeldingen aan
meldkamers ................................................. 62
3.6.5 Doormelding naar privé nummers ...... 68
3.6.6 Configureren van bewegingsmelders
met camera’s voor alarmverificatie ............. 68
3.6.7 Upload / Download autorisatie ............ 69
2 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.7 PGM Uitgang ................................................ 71
3.7.1 Algemeen ............................................ 71
3.7.2 Open collector standen ....................... 71
3.7.3 PGM apparaat instellen ....................... 72
3.7.4 Overdag tijden bepalen ....................... 72
3.8 Vrij programmeerbare namen .................... 75
3.8.1 Vrij programmeerbare zone namen .... 75
3.8.2 Spraak opnemen
................................ 75
3.8.3 Voice Box Mode .................................. 76
3.9 Testen ........................................................... 77
3.9.1 Algemene richtlijnen – "Testmode"
stroomschema en menu opties .................... 77
3.9.2 Draadloze apparaten testen ................ 78
3.9.3 GSM module testen ............................. 80
3.10 Gebruikersinstellingen .............................. 80
3.11 Fabriekswaarde .......................................... 80
3.11.1 Algemeen – "Fabriekswaarde" menu 80
3.11.2 Het resetten van fabriekswaarde ...... 81
3.12 Serienummer .............................................. 81
3.12.1 Algemeen – "Serienummer" menu .... 81
3.12.2 Het serienummer uitlezen ................. 81
3.13 Up/download starten ................................. 82
3.13.1 Algemeen – "UP/DOWNLOAD starten"
menu ............................................................. 82
3.13.2 Uitvoeren van een Server
Upload/Download ......................................... 82
3.14 Partities ....................................................... 83
3.14.1 Algemeen – "Partities" menu
............ 83
3.14.2 Partitie functie aan/uitzetten .............. 83
3.15 Het installatiemode menu verlaten .......... 83
4 PERIODIEKE TEST ............................................. 83
4.1 Algemene richtlijnen ...................................... 83
4.2 Een periodieke test uitvoeren ........................ 84
5. ONDERHOUD ..................................................... 86
5.1 Behandelen van systeem problemen ............ 86
5.2 Het systeem verwijderen ............................... 87
5.3 Back-up batterijpack vervangen .................... 88
5.4 Zekering vervangen ....................................... 88
5.5 Detectors vervangen/verplaatsen .................. 88
6 LOGBOEK BEKIJKEN ........................................ 89
6.1 Lezen van het logboek .................................. 89
6.2 Het logboek wissen en afsluiten ................... 89
APPENDIX A. Specificaties .................................. 90
A1. Functioneel ................................................. 90
A2. Draadloos .................................................... 91
A3. Elektrisch .................................................... 91
A4. Communicatie ............................................. 93
A5. Fysieke eigenschappen ............................. 93
A6. Randapparatuur en Accessoires .............. 93
BIJLAGE B. Installatie Menu overzicht .............. 94
BIJLAGE C. Werken met Partities ....................... 98
C1. Gebruikersinterface en werking ............... 98
C2. Gezamenlijke secties ................................. 98
BIJLAGE D. Detector Plaatsing & Zender
toewijzing ............................................................ 100
D1. Detector Plaatsing .................................... 100
D2. Keyfob zender lijst ................................... 102
D3. Paniekdrukker lijst ................................... 102
D4. Geen-alarm zenderlijst ............................. 102
BIJLAGE E. Event Codes ................................... 103
E1. Contact ID Event Codes ........................... 103
E2. SIA Event Codes ....................................... 104
E3. Uitleg van het Scancom meldingprotocol
.......................................................................... 104
BIJLAGE F. Verklarende woordenlijst .............. 105
BIJLAGE G. Standaard en Geprogrammeerde
Zone Definities ..................................................... 108
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 3
MEDEDELING VOOR DE MONTEUR
Deze handleiding behandelt de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 v1.3 en later. De meest recente
handleidingen kunt u downloaden vanaf de Visonic website http://www.visonic.com.
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 wordt geleverd met 2 handleidingen:
Installatiehandleiding (deze handleiding) - door de monteur te gebruiken bij installatie en configuratie.
Gebruikershandleiding -– ook door de monteur te gebruiken bij installatie en configuratie, maar ook voor de
hoofdgebruiker van het systeem na oplevering van de installatie. Geef deze handleiding door aan de
hoofdgebruiker van het systeem.
Daarbij wordt elk apparaat geleverd met de eigen installatie instructies (zowel de fysieke installatie als de
PowerMaster-10 / Powermaster-30 configuratie opties).
BIJLAGE D. Detector Plaatsing & helpen u een installatieplan voor te bereiden. Door het invullen van deze
tabellen wordt uw werk een stuk eenvoudiger en wordt verwarring voorkomen. Door het invullen van de
formulieren krijgt u ook voor deze toepassing een overzicht van de detectoren en handzenders.
Hoewel de tijd en datum eigenlijk door de gebruiker ingesteld dienen te worden, is het aan te raden om deze in
te stellen tijdens het programmeerproces. Toegang tot de “Gebruikersopties” voor de monteur is mogelijk van
het installatie menu of via het gebruikersmenu (zie Gebruikershandleiding hoofdstuk 6).
Wanneer u klaar bent met programmeren gaat u verder met de installatie instructies.
Bij PSTN systemen moet u controleren of het alarmsysteem de telefoonlijn kan gebruiken voor doormeldingen,
zelfs als zich een alarm voordoet wanneer de telefoonlijn in gebruik is. Ook andere diensten, zoals DSL, kunnen
op de telefoonlijn zijn aangesloten. Als een DSL dienst op de telefoonlijn aanwezig is, moet u een filter
installeren. Aanbevolen wordt het gebruik van de DSL alarmfilter, model Z-A431PJ31X van Excelsus
Technologies, of gelijkwaardig. Dit filter wordt aangesloten op het RJ-31X contact en maakt het melden van een
alarm mogelijk zonder het verbreken van de internet verbinding.
4 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
1. INLEIDING
De PowerMaster®-10 en PowerMaster®-30 zijn professionele, alles-in-een draadloze beveiligingssystemen
voor inbraakbeveiliging, branddetectie en veiligheidssituaties, gebaseerd op Visonic ’s revolutionaire PowerG™
twee-weg, Time Division Multiple Access (TDMA) en Frequency Hopping Spread Spectrum (FHSS) draadloze
technieken. Deze techniek biedt ongeëvenaarde zekerheid, een groot bereik en zeer lange levensduur van de
batterijen; de perfecte en gebruikersvriendelijke oplossing voor meldkamers en professionele installateurs.
Voornaamste voordelen en eigenschappen PowerG:
Twee-weg communicatie verzekert dat er geen alarmeringen kwijtraken en verlengt de levensduur van
de batterij doordat er geen onnodige her-transmissies uitgevoerd worden
Meerdere kanalen (tot maximaal 50) en frequentie hopping technologie voorkomt storing in draadloze
communicatie
Transmissie bereik (2000 m.) is veel groter dat de industriële standaard, wat zelfs in grote locaties en
installaties zonder repeaters mogelijk maakt
Botsingen van berichten worden voorkomen door het gebruik van dezelfde technologieën als in
WiMAX, GSM en Bluetooth gebruikt worden
Apparaten worden naar gelang de behoefte dynamisch gestart en gestopt door het gebruik van
beschikbare repeaters
Intelligent mechanisme maakt het mogelijk dat systemen naast of door elkaar bestaan, zonder elkaar
te storen.
Een korte keep-alive periode zorgt voor betrouwbare controle van pogingen tot vandalisme of storing
van het apparaat
Communicatie wordt beveiligd door het zich bewezen AES-128 versleuteling algoritme ter beveiliging
tegen geraffineerde indringers
5-8 jaar levensduur van de batterij voor alle randapparatuur.
Voornaamste voordelen en eigenschappen PowerMaster Systeem:
Alle voordelen van het PowerG systeem
Snelle en eenvoudige installatie en lokale diagnose mogelijkheden
Tot 3 partities*, bespaart kosten en zorgt ervoor dat ook meer ingewikkelde toepassingen beveiligd
kunnen worden.
Twee-weg spraak communicatie
Alle apparaten worden vanaf de centrale geconfigureerd – zonder hardware schakelaar en zonder het
opnieuw openen van de randapparatuur wanneer deze eenmaal gesloten zijn.
Een code van 7 cijfers op elk apparaat wordt gebruikt voor identificatie lokaal of op afstand.
Configuratie sjablonen maken het mogelijk de apparaten collectief, in plaats van individueel te
configureren.
Een speciale knop op elk apparaat voorkomt dat de RF activiteit de detectie procedures stoort.
Indicatie (optisch) van de kwaliteit van het draadloze signaal is zichtbaar op alle apparaten - stelt u in
staat om de ideale locatie voor de componenten te kiezen, zonder gebruik te maken van het
besturingspaneel tijdens de montage van de randapparatuur.
Een krachtig diagnostisch hulpprogramma geeft de kwaliteit van en plotselinge problemen met de RF
verbinding aan en controleert de in-house installatie.
Bekijk en/of wijzig de configuratie en de status van alle randapparatuur op afstand via de PC.
Initieer op afstand en met assistentie van iemand ter plekke een looptest.
Diagnostiek van de kwaliteit van het draadloze signaal voor alle randapparatuur op afstand - meting
van alle draadloze verbindingen en terugmelding.
Automatische sirene m.b.v. rookmelders (SirenNet)
Visuele verificatie via (PIR) camera’s mogelijk
Alles-in-een alarmsysteem met ingebouwde sirene en bedieningspaneel
Tot 2 bekabelde zones en vrij-programmeerbare PGM uitgang
Doormelding naar privé nummers en meldkamer door middel van gesproken berichten, SMS, digitale
communicatie, etc., over een vaste lijn, GSM lijn en met verschillende meldkamer protocols.
Device locator – assisteert bij het vinden van open of gestoorde componenten die op het LCD display
getoond worden.
Nieuw Guardbox zone type om het systeem na een alarm met een speciaal toegewezen
gebruikerscode uit te schakelen.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 5
Systeem architectuur:
6 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
1.1 Systeem Eigenschappen
Onderstaande tabel biedt een overzicht van de PowerMaster-10 / PowerMast-30 eigenschappen, met een korte
beschrijving van elke eigenschap en hoe deze te gebruiken.
Eigenschap
Beschrijving Verwijzing
Visuele alarm
verificatie
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 kan
worden gebruikt in combinatie met de Next
CAM PG2 PIR camera’s, voor een
nauwkeurige en visuele verificatie van een
alarmbericht door een meldkamer. De
meldkamer ontvangt een korte videoclip
indien er een inbraak-, brand- of paniekalarm
wordt doorgemeld, afhankelijk van de
instellingen.
Voor het instellen van de camera: zie
de installatie instructies van de Next CAM
PG2.
Om brand- en paniekalarm verificatie in
te stellen: zie sectie 3.6.6
Bewegingscamera voor video alarm
verificatie instellen.
Op verzoek
Het PowerMaster systeem kan beelden van
de Next CAM PG2 op verzoek van de
PowerManage server doorsturen. Beelden
worden doorgestuurd nav een commando
vanaf de meldkamer. Om de privacy van de
klant te waarborgen, kan het systeem worden
ingesteld zodat "On Demand" kijken alleen
tijdens specifieke inschakel-modes
Uitgeschakeld, Thuis en Weg Ingeschakeld)
en/of gedurende een specifieke periode na
een alarmmelding mogelijk is.
Om de On demand eigenschap in te
stellen: zie sectie 3.6.6
Bewegingscamera voor video alarm
verificatie instellen
Om beelden op te vragen en te
bekijken: zie de PowerManage
Gebruikershandleiding, hoofdstuk 5
Beelden bekijken en Gebeurtenissen
afhandelen.
Apparaten
Inleren
PowerG apparaten worden ingeleerd op de
centrale. De draadloze apparaten kunnen ook
van te voren ingeleerd worden, door het
PowerG ID nummer in te voeren( geplaatst op
de achterkant van het draadloze apparaat) en
vervolgens het component in de buurt van de
centrale te activeren. Hiermee kan het
draadloze apparaat al ingeleerd naar de klant
gestuurd worden.
De inleer procedure op de centrale
wordt uitgelegd in: sectie 3.4.2 Nieuwe
draadloze of bekabelde zenders
toevoegen (inleren).
Defaults Instellingen van de draadloze apparaten en
de bijbehorende reacties van de centrale
kunnen vanaf de centrale of vanaf een pc van
afstand geprogrammeerd worden.
Om instellingen van draadloze
apparaten vanaf de centrale te
programmeren: zie hoofdstuk 3
Programmering
Om instellingen van draadloze
apparaten van afstand te
programmeren: zie de PowerManage
handleiding, Hoofdstuk 3 Centrale
programmering en de Remote Programmer
PC handleiding, Hoofdstukken 6 en7.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 7
Testen van de
centrale en
randapparatuur
Alle draadloze apparaten in de installatie
kunnen getest worden, waarbij tevens
informatieve over de signaalsterke van ieder
component wordt getoond en verzameld.
Om de werking en signaalsterktes van
de draadloze zenders te testen: zie
sectie 3.9 Diagnose.
Looptesten
uitvoeren
Een looptest kan wekelijks of na een
alarmmelding uitgevoerd worden. De looptest
kan van afstand, met behulp van iemand in
de woning, uitgevoerd worden.
Om een looptest vanaf de centrale te
starten: zie Hoofdstuk 4 Periodieke test.
Om een looptest van afstand te
starten: zie de Remote Programmer PC
software Gebruikershandleiding,
Hoofdstuk 6 Data Details Tabellen.
Tot 3 partities
De partities functie stelt u in staat het
alarmsysteem in aparte secties te verdelen,
die ieder als een losstaand alarmsysteem kan
functioneren. Partities kunnen worden
gebruikt in installaties waar delen van het
pand gedeeld gebruikt worden, zoals een
thuiskantoor of winkel.
De partities functie is niet beschikbaar in alle
systemen en dient apart geactiveerd en
geprogrammeerd te worden.
Voor een uitleg van de partities functie:
zie bijlage C, werken met Partities en
Bijlage A in de Gebruikershandleiding.
Om de partities functie aan te zetten:
zie sectie 3.14 Partities.
Om een systeem met partities te
programmeren: zie sectie 3.4.2
draadloze of bekabelde zenders
toevoegen (inleren).
Twee-weg
spraak
communicatie

Het PowerMaster systeem biedt de
mogelijkheid voor twee-weg spraak
communicatie met meldkamers.
Om de tweeweg spraak functie in de
PowerMaster in te stellen: zie sectie
3.6.4 Meldingen naar de Meldkamer
programmeren.
Apparaten vanaf
de centrale
programmeren
Elk PowerG apparaat heeft zijn eigen
instellingen, welke vanaf de centrale in het
“APPARATEN” menu geprogrammeerd
kunnen worden.
Om de instellingen van het apparaat in
te stellen: zie de installatie instructies van
het betreffende apparaat.
Default apparaat
instellingen
De default (standaard) apparaat instellingen
kunnen naar eigen wens ingesteld worden,
zodat ieder nieuw ingeleerd draadloos
apparaat de standaard instellingen die u
wenst heeft. U kunt bepaalde standaard
instellingen voor een bepaalde groep
apparaten gebruiken en de standaard
instellingen voor een andere groep wijzigen.
Om de default instellingen van
draadloze apparaten te wijzigen: zie
sectie 3.4.6 Standaard apparaat
instellingen voor “Apparaat instellingen”.
SirenNet –
Automatische
Sirene functie
m.b.v.
rookmelders
De rookmelder is uitgerust met een sirene met
aparte geluiden voor inbraak, gas, water en
brand alarmen.
Om de SirenNet te gebruiken: zie de
SMD-426 PG2 / SMD-427 PG2 Installatie
instructies.
Alleen van toepassing op de PowerMaster-30

Alleen van toepassing op de PowerMaster-30 met spraakoptie
8 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Ingebouwde
sirene
De centrale is voorzien van een krachtige
sirene die afgaat in geval van alarm.
De bekabeling van de interne sirene
staat uitgelegd in: sectie 2.3.9 Optionele
expansie module monteren
Om de interne sirene aan of uit te
zetten: zie sectie 3.5.5 Sirene functie
instellen
Bekabelde zones
en PGM uitgang
De centrale heeft twee bekabelde ingangen:
een voor een bekabelde zone en een voor een
PGM programmeerbare schakelaar.
Om een bekabelde zone of PGM toe te
voegen: zie sectie 2.2.8 Bekabelde zone
of PGM toevoegen
Om de PGM uitgang te programmeren:
zie sectie 3.7 PGM uitgang
Doormelding
naar privé
nummers en
meldkamer
d.m.v. spraak
berichten, SMS
en protocols
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30
centrale kan worden geprogrammeerd om
diverse alarmberichten te versturen naar max.
4 privé nummers, 4 SMS telefoonnummer en
om een twee-weg spraakverbinding met de
meldkamer* op te bouwen.
Om GSM doormelding naar privé
nummers in te stellen: zie PowerMaster
Gebruikershandleiding, Hoofdstuk 6,
sectie C.11 Privé telefoonnummers en
SMS doormelding instellen
Om GSM of GPRS doormelding naar de
meldkamer in te stellen: zie sectie 3.6.4
Alarm doormelding naar meldkamers
instellen
Snelle installatie Het vinden van de meest optimale montage
locatie van een draadloze zender kan soms
een langdurig proces zijn, met veel heen en
weer geloop om de ontvangststerkte uit te
lezen. Met de PowerG apparaten hoeft u niet
meer naar de centrale te lopen omdat alle
componenten een ingebouwde
ontvangstindicator hebben. Hiermee wordt
het vinden van de optimale montage locatie
erg eenvoudig.
Om de meest ideale montage locatie van
de draadloze component, zie sectie 2.1
De montage locatie bepalen.
Component
zoeken
Zorgt ervoor dat het component wat in het
display getoond wordt, eenvoudig te vinden
is.
Voor uitleg van de Component zoeken
functie: zie PowerMaster Gebruikers-
handleiding, Hoofdstuk 2, PowerMaster
systeem bedienen.
Om de Component zoeken te
gebruiken bij het overbruggen van een
zone: zie PowerMaster Gebruikers-
handleiding, Hoofdstuk 6, sectie C.1
Overbrug schema instellen.
Om de Component zoeken te
gebruiken bij een periodieke test: zie
hoofdstuk 4 Periodieke test, of de
PowerMaster Gebruikershandleiding,
Hoofdstuk 9 Systeem testen.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 9
2. INSTALLATIE
2.1 Het kiezen van de juiste montage plek
Ter verzekering van de best mogelijke plaats voor het monteren van de PowerMaster-10 / PowerMaster-30
centrale, moeten de volgende punten in acht worden genomen:
Monteer het systeem ongeveer in het midden van de installatieplaats, tussen alle draadloze componenten.
Nabij een stopcontact en een telefoonverbinding (als PSTN gebruikt wordt).
Verwijderd bronnen van storing, zoals:
Elektrisch ruis en sterke elektromagnetische bronnen, zoals computers, televisie, licht dimmers, enz.
Grote metalen objecten (zoals metalen deuren en ijzeren kasten)
Let op: Houdt een afstand van tenminste 1 meter aan.
Contoleer dat het ontvangstniveau van het draadloos signaal van elke zender tijdens de Diagnostische test
van de PowerMaster-10/ PowerMaster-30 wordt getoond als “Sterk” of “Goed”.
Het akoestisch alarm dient in de THUIS modus overal gehoord te worden.
Draadloze magneetcontacten moeten in een verticale positie en zo hoog mogelijk op de deur of raam
bevestigd worden.
Draadloze detectors moeten op de juiste montagehoogte, zoals in de installatie instructies aangegeven,
worden geïnstalleerd.
Repeaters moeten hoog op de muur tussen de zenders en het besturingspaneel worden geplaatst.
WAARSCHUWING Om te voldoen aan de FCC en IC RF blootstelling vereisten, moet de centrale bij
normale werking op een afstand van tenminste 20 cm van alle personen worden geplaatst. De antennes die
voor dit product worden gebruikt, mogen zich niet bevinden of werken in samenhang met een andere antenne
of zender.
Apparatuur en bekabeling op de locatie van de klant
A
B
C
D
E
F
G
H
I
E
E
H
J
A. Network Service Provider voorzieningen F. Alarmering apparatuur
B. Telefoonlijn
G. Antwoordapparaat
C. Netwerk afbakeningpunt H. Niet gebruikt RJ-11 contact
D. RJ-31X contact
I. Fax apparaat
E. Telefoon
J. Computer
Let op: De REN wordt gebruikt ter bepaling van het aantal apparaten dat met een telefoonlijn verbonden kan
worden. Het resultaat van een overmatig aantal RENs op een telefoonlijn kan zijn dat de apparaten niet bellen als
er een binnenkomend gesprek is. In de meeste, maar niet in alle gebieden, mag het totaal aantal RENs niet hoger
zijn dan vijf (5.0). Om zeker te zijn van het aantal apparaten, dat met een lijn verbonden mag zijn, bepaald door het
totaal aantal RENs, raadpleeg de telefoonmaatschappij.
De monteur moet de lijnbezetting controleren. Ook andere diensten, zoals DSL, kunnen op de telefoonlijn zijn
aangesloten. Als een DSL dienst op de telefoonlijn aanwezig is, moet u een filter installeren. Aanbevolen wordt
het gebruik van DSL alarmfilter Z-A431PJ31X van Excelsus Technologies, of gelijkwaardig. Dit filter wordt
aangesloten op het RJ-31X contact en maakt het melden van een alarm mogelijk zonder het verbreken van de
internet verbinding.
10 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.2 PowerMaster-10 Installatie
Benodigd gereedschap: Kruiskop schroevendraaier #2.
De PowerMaster-10 montage procedure wordt in figuur 3.1 - 3.2 afgebeeld.
2.1 Het openen van de Powermaster-10 centrale en montage van de achter behuizing
4
3
5
1
A
B
A
A
Figuur 3.1 – Montage achterkant van de behuizing
Voor het monteren van de behuizing
A. Montage ondergrond
1. Draai de schroeven los
B. Achterkant behuizing
2. Verwijder de voorkant van de behuizing
3. Markeer 4 punten voor boorgaten
4. Boor 4 gaten en plaats de muurpluggen
5. Bevestig met 4 schroeven de achterkant van de
behuizing
WAARSCHUWING Wanneer de SIRENE & ZONE steekbare klemmen worden teruggeplaatst, moeten deze
zorgvuldig worden uitgelijnd met de pinnen in de PCB. Niet goed uitlijnen of de klemmen omgedraaid
terugplaatsen kan interne schade veroorzaken aan de PowerMaster-10 print !
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 11
2.2.2 Sluiten van de PowerMaster-10 centrale
Onderstaand wordt het sluiten van de centrale getoond.
1
Figuur 3.2 – Sluiten
Voor het sluiten van de
centrale
1. Sluit de voorkant van de
behuizing
2. Draai de schroeven goed vast
2.2.3 Stroom aansluiten
Sluit een tijdelijke voedingskabel aan op de PowerMaster-10 (zie figuur 3.3). U kunt ook de back-up batterij als
tijdelijke stroomvoorziening gebruiken, zoals in figuur 3.3 wordt getoond.
Negeer alle "storing" indicaties die betrekking hebben op het ontbreken van de netspanning, back-up batterij of
telefoonlijn.
Naleving Europese veiligheidsvoorschriften:
a. Het model moet in overeenstemming met de lokale elektrische eisen worden geïnstalleerd.
b. De zekeringen in de meterkast moeten gemakkelijk toegankelijk zijn.
c. De waarde van de zekering moet 16A of minder zijn.
d. De bekabeling van de AC netaansluiting heeft een diameter van minimaal 13 mm en maximaal 16 mm.
Zie figuur 4.3 “Voedingskabel aansluiting”.
1
2
Figuur 3.3 – Stroomvoorziening voor de centrale
Back-up Batterij plaatsen:
Sluit de batterypack aan zoals
getoond in figuur 3.3.
1. Plaats de batterij
2. Sluit de batterij aan
12 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.2.4 De telefoonlijn aansluiten
TELEFOON BEDRADING
Sluit de binnenkomende telefoonlijn aan op LINE en de telefoontoestel op SET (via gewenste kabel invoer).
Let op: De telefoonkabel mag niet langer zijn dan 3 meter.
A
B
C
A. SET
B. LINE
C. Telefoonlijn Israpunt
TELEFOON BEDRADING VOOR NOORD AMERIKA
RJ-31X
1
23
4
5
6
7
E
F
H
F
G
G
J
E
H
K
A
B
C
D
I
A. SET
G. Groen
B. LINE
H. Bruin
C. RJ-31X kabel I. RJ-31X contact
D. 8-positie RJ-31X plug J. Binnenkomende lijn
E. Grijs
K. Huistelefoons
F. Rood
Figuur 3.4 –Telefoon bedrading
Deze apparatuur is ontworpen om met het telefoonnetwerk verbonden te worden met een RJ11 connector, die voldoet
aan de ACTA Deel 68 regels en vereisten, en met een juist geïnstalleerde RJ31X connector. Zie voor bijzonderheden
onderstaande tekeningen.
In het geval dat een RJ31X niet beschikbaar is (raadpleeg uw telefoonbedrijf of een gekwalificeerde monteur),
moet de telefoonlijn eerst met de PowerMaster-10 verbonden worden en moet daarna de andere
telefoonapparatuur in huis aangesloten worden op de PowerMaster-10 “SET” poort.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 13
2.2.5 Systeem planning en programmering
Plannen loont – gebruik de tabellen in bijlagen BIJLAGE D. Detector Plaatsing & en BIJLAGE E. Event
Codes
aan het einde van deze handleiding voor het registreren van de voorgenomen plaats van elke detector,
de houder en de taak van elke zender.
Verzamel alle zenders en detectoren die in het systeem worden gebruikt en noteer elke overeenkomstig uw
plan van installatie.
Programmeer nu, voordat het wordt gemonteerd, het systeem zoals in de programmeersectie wordt
aangegeven.
2.2.6 Installatie van de GSM module
De interne GSM 350 PG2 module maakt het PowerMaster-10 systeem mogelijk te functioneren over een
GSM/GPRS mobiel netwerk (voor bijzonderheden, zie de GSM 350 PG2 installatie instructies).
De GSM ‘auto detectie’ eigenschap maakt het automatisch inleren van het GSM modem in het geheugen van
de PowerMaster-10 mogelijk. GSM ‘auto detectie’ wordt op één van twee manieren geactiveerd: Na een
sabotageherstel en na een reset (spanningsloos maken of het verlaten van het installatiemenu). Hierdoor zal de
PowerMaster-10 automatisch gaan scannen op de aanwezigheid van een GSM module op de GSM COM
poorten.
Indien tijdens de auto detectie geen GSM module wordt gevonden en het module wel eerder in de
PowerMaster-10 is ingeleerd, wordt het bericht “GSM niet aanwezig” getoond. Deze melding zal pas verdwijnen
als de gebruiker op de
knop drukt. De module wordt nu beschouwd als niet aanwezig en er zullen geen
GSM storing meldingen meer zijn.
Let op: Een bericht wordt alleen getoond als het PowerMaster-10 alarmeringssysteem is uitgeschakeld.
Steek de GSM -350 PG2 module in en bevestig het
zoals in figuur 3.5 wordt getoond.
A. GSM-350 PG2
B. Voorkant
A
B
Figuur 3.5 –Montage optionele GSM module
14 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Het plaatsen van de SIM-kaart in de GSM
module (zie figuur 3.6).
1. Schuif de simkaarthouder open
2. Til de simkaarthouder omhoog
3. Lijn de SIM-kaart in de houder uit (let op de
oriëntatie van de houder)
4. Schuif de SIM-kaart in de houder
5. Druk de houder naar beneden
6. Sluit de houder doordeze weer te schuiven
BELANGRIJK! De SIM-kaart niet plaatsen of
verwijderen als het besturingspaneel onder
stroom staat of als de batterij aanwezig is.
2
3
6
4
5
1
Figuur 3.6 – SIM-kaart plaatsen
2.2.7 PGM-5 Installatie
PGM-5 is een uitgang interface module, welke is ontworpen om alarm, storingen en status signalen aan externe
apparaten, zoals lange afstand radiozenders, CCTV-systemen, domotica systemen en LED signalering panelen
(voor meer bijzonderheden, zie de PGM-5 Installatie instructies) aan te bieden.
De PGM-5 is voorzien van 5 solid state relais contacten en is ontworpen als een plug-in module voor in de
PowerMaster-10 paneel.
Let op: De PGM-5 is alleen actief als de PGM-5 optie in de fabrieksinstellingen van het besturingspaneel is
ingeschakeld.
Waarschuwing! Bij het monteren van de PGM-5 module wordt sterk aanbevolen de kabel te leiden, zoals in
figuur 3.7 wordt getoond, om storing te voorkomen als deze te dicht bij de antennes van het besturingspaneel
liggen.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 15
B
A
C
D
E
F
A. Voorkant
B. Achterkant
C. PGM-5 module
D. 2 Schroeven voor het bevestigen van de PGM-5 module
E. Bandkabel
F. Bedrading
Figuur 3.7 – Montage PGM-5 module
2.2.8 Bekabelde zones en de PGM uitgang aansluiten
Benodigde gereedschappen: Kniptang en 3mm schroevendraaier.
De PowerMaster-10 montage procedure wordt in figuur 3.8 – 3.11 afgebeeld.
BEKABELING OVERZICHT
1
A
B
2
C
A. Kabel ingang opties
B. Achterkant behuizing
D. Kabelgeleiders
Voor het routeren van de kabel:
1. Verwijder de kabelinvoer afdekkingen voor kabels aan de linker- en/of rechterzijde en voer de vereiste
kabel(s) in.
2. Verwijder en gebruik als kabel trekontlastingsklem(men)
16 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3
4
Voor het routeren van de kabel (vervolg):
3. Plaats de klem (1 of 2) zoals getoond en draai ze dan op hun plaats vast.
4. Druk met een platte schroevendraaier voorzichtig zoals in de tekening getoond wordt. Controleer dat de klem
vergrendeld is (een klik wordt gehoord).
Figuur 3.8 – Kabel bedrading
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 17
PGM EN ZONE BEKABELING
2.2 k
A
B
C
D
E
F
A. PGM uitvoer
Vmax=30 vdc
Imax=100 mA
C. Apparaat
D. Externe elektriciteitsvoorziening 5 - 30VDC
E. Sabotage
B. Relais
F. Alarm
Let op: Gebruik geen andere elektriciteitskabel dan die door de fabrikant geleverd ( 3 m lang)
Figuur 3.9 – PGM & Zone bekabeling
18 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.2.9 Stroom op het paneel aansluiten
STROOM OP HET PANEEL AANSLUITEN
Sluit de stroomkabel aan en sluit de centrale zoals hieronder wordt getoond. Een lichtnet aansluiting moet zich
in de buurt van de apparatuur bevinden en eenvoudig toegankelijk zijn.
WAARSCHUWING: GEBRUIK GEEN LICHTNET AANSLUITING MET EEN MUURSCHAKELAAR.
Let op: Deze apparatuur moet worden geïnstalleerd in overeenstemming met Hoofdstuk 2 van de National Fire
Alarm Code, ANSI/NFPA 72, (National Fire Protection Association).
Sluit de voedingsadapter aan op de voedingsconnector.
Figuur 3.10 - Stroomkabel aansluiting
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 19
ELEKTRICITEITSKABEL ROUTERING
VOER DE STAPPEN 1, 2 EN 3 VAN TE VOREN UIT OP EEN WERKBANK
8
7
B
C D
E
2
3
5
1
4 6
A
1. Verwijder de plastic afdekplaatjes (wordt later
gebruikt)
7. Bevestig de trekontlasting van de stroomkabel
(weggenomen in stap 2)
2. Verwijder de trekontlassting (wordt later gebruikt) 8. Plaats de afdekplaat op de voedingsklemmen
3. Plaats de plastic afdekplaatjes (links of rechts, in
overeenstemming met de invoer van de bekabeling)
4. Verwijder de afdekplaat van de voedingsklemmen
A. Geschakelde voedingsmodule
B. Trekontlasting stroomkabel
C. Voor dunne kabel
D. Voor dikke kabel (omgedraaide klem)
E. Afdekplaat voedingsklemmen
5. Sluit de stroomkabel aan op de voedingsklemmen.
6. Plaats de plastic afdekkplaatjes op de kabel invoe
r
(weggenomen in stap 1)
Figuur 3.11
Stroomkabel bedrading
20 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
INTERNE STROOMVERBINDING
Figuur 3.12 – Interne voedingsskabel verbinding
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 21
2.3 PowerMaster-30 Installatie
Benodigd gereedschap: Kruiskop schroevendraaier #2.
De PowerMaster-30 montage procedure wordt in figuur 3.13 - 3.23 afgebeeld.
2.3.1 Het openen van de PowerMaster-30 en de montage van de achter behuizing
Figuur 3.13 – Montage achterkant van de behuizing
Voor het monteren van de behuizing:
A. Montage ondergrond
1. Draai de schroeven los
B. Achterkant behuizing
2. Verwijder de voorkant van de behuizing
3. Markeer 4 punten voor boorgaten
4. Boor 4 gaten en plaats de muurpluggen
5. Bevestig met 4 schroeven de achterkant van de
behuizing
22 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.3.2 Het sluiten van de PowerMaster-30 centrale
Hieronder wordt het sluiten van de centrale getoond.
Figuur 3.14 - Sluiten
Voor het sluiten van de centrale:
1. Sluit de diverse flatkabels tussen voor- en achterkant aan (tot 3 stuks, afhankelijk van de gekozen opties).
2. Sluit de centrale en schroef deze met 2 schroeven vast.
2.3.3 Voedingskabel aansluiten
Sluit een tijdelijke voedingskabel aan op de PowerMaster-30 (zie figuur 3.23 U kunt ook een back-up batterij
voor tijdelijke stroomvoorziening gebruiken, zoals in figuur 3.15 wordt getoond.
Negeer alle "storing" indicaties die betrekking hebben op het ontbreken van de netspanning, back-up batterij of van
de telefoonlijn.
Open het batterij compartiment (zie figuur 3.15).
Plaats vervolgens een 6 of 8 cellen batterij pack en
sluit de connector aan zoals getoond in figuur 3.15.
A. Voorkant
B. Batterij kabel
A
B
Figuur 3.15 – Batterij plaatsen
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 23
2.3.4 De telefoonlijn aansluiten
TELEFOON BEDRADING
Sluit de binnenkomende telefoonlijn aan op LINE en de telefoontoestel op SET (via gewenste kabel invoer).
Let op: De telefoonkabel mag niet langer zijn dan 3 meter.
.
A
B
C
A. LINE
B. SET
C. Telefoonlijn Israpunt
TELEFOON BEDRADING VOOR NOORD AMERIKA
RJ-31X
1
23
4
5
6
7
E
F
H
F
G
G
J
E
H
K
A
B
C
D
I
A. LINE
G. Groen
B. SET
H. Grijs
C. RJ-31X kabel
I. RJ-31X contact
D. 8-positie RJ-31X plug J. Binnenkomende lijn
E. Bruin
K. Huistelefoons
F. Rood
Figuur 3.16
Telefoon bedrading
Telefoon aansluiting in VS: De Line klemmen dienen aangesloten te worden op pinnen 2 en 5 van de
wandaansluiting.
Voor alle installaties geldt: Indien er een DSL aansluiting gebuikt wordt, dient de telefoonlijn door een DSL
filter gevoerd te worden (zie Bericht aan de Installateur op pagina 2 voor aanvullende informatie).
2.3.5 Systeem planning en programmering
Het loont zich te plannen – gebruik de tabellen in bijlagen A en B aan het einde van deze handleiding voor het
registreren van de voorgenomen plaats van elke detector, de houder en de taak van elke zender.
Verzamel alle zenders en detectoren die in het systeem worden gebruikt en noteer elke overeenkomstig uw
plan van installatie.
Programmeer nu, voordat het wordt gemonteerd, het systeem zoals in de programmeersectie wordt
aangegeven.
24 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.3.6 GSM Module Installatie
Steek de GSM-350 PG2 module in en bevestig het
zoals in figuur 3.17 wordt getoond.
A. GSM-350 PG2
B. Voorkant
BELANGRIJK! De SIM-kaart niet plaatsen of
verwijderen als het besturingspaneel onder stroom
staat of als de batterij aanwezig is.
B
A
Figuur 3.17 – Montage optionele GSM module
Het plaatsen van de SIM-kaart in de
GSM module (zie figuur 3.18).
1. Schuif de houder open
2. Til de houder omhoog
3. Lijn de SIM-kaart in de houder uit
(let op de oriëntatie van de
afdekking)
4. Schuif de SIM-kaart in de houder
5. Plaats de simkaarthouder weer
naar beneden
6. Schuif de simkaarthouder weer
dicht
BELANGRIJK! De SIM-kaart niet
plaatsen of verwijderen als het
besturingspaneel onder stroom staat
of als de batterij aanwezig is
2
3
6
4
5
1
Figuur 3.18 –
SIM-kaart plaatsen
2.3.7 PGM-5 Installatie
PGM-5 is een uitgang interface module, welke is ontworpen om alarmen, storingen en status signalen aan
externe apparaten, zoals lange afstand radiozenders, CCTV-systemen, domotica systemen en LED signalering
panelen (voor meer bijzonderheden, zie de PGM-5 Installatie instructies) aan te bieden.
De PGM-5 is voorzien van 5 solid state relais contacten en is ontworpen voor het gebruik als een plug-in interne
module in de PowerMaster-30.
Let op: De PGM-5 is alleen actief als de PGM-5 optie in de fabrieksinstellingen van het besturingspaneel is
ingeschakeld.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 25
Waarschuwing! Bij het monteren van de PGM-5 module wordt sterk aanbevolen de kabel te leiden, zoals in
figuur 3.18 wordt getoond, om storing te voorkomen als deze te dicht bij de antennes van het besturingspaneel
liggen.
D
C
E
F
A
B
A. Voorkant
B. Achterkant
C. PowerMaster-30 connector
D. PGM-5 Module
E. Bedrading
F. Bandkabel
Figuur 3.18 – Montage PGM-5 module
26 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.3.8 Optionele DUAL RS-232 Module Montage
De DUAL RS-232 is een optionele module die het mogelijk maakt om twee verbindingen gelijktijdig te hebben
draaien, zoals een lokale PC verbinding of GSM module.
De GSM unit zorgt ervoor dat de PowerMaster-30 over een GSM netwerk kan doormelden (zie de GSM module
installatie instructies voor aanvullende details betreffende de GSM unit).
1. Druk de DUAL RS-232 module in het
hiervoor gemarkeerde deel (zie Figuur
3.19) totdat u een klik hoort.
2. Sluit een lokale PC of de GMS unit aan op
een van de DUAL RS-232 connectoren,
zoals getoond in figuur 3.19.
A. DUAL RS-232 Module
B. Connector voor PC
C. Connector voor GSM of PC
D. Achter behuizing
B
A
C
D
Figuur 3.19 –Dual RS-232 Module montage
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 27
2.3.9 Optionele Expansie module montage
De Expansie module dient ervoor om een spraakbox, een externe sirene of flitser en twee bekabelde detectors
29 en 30* aan te kunnen sluiten.
De Expansiemodule biedt ook de mogelijkheid om een apparaat via de PGM (programmeerbare) uitgang aan te
sturen.
Monteer de Expansiemodule zoals getoond in figuur 3.20.
1. Druk de Expansiemodule naar beneden,
tussen de 2 clips.
2. Sluit de bandkabel van de Expansiemodule op
de connector op de voorkant van de centrale.
Let op! De zijde van de bandkabel inclusief
trekontlasting dient aan de centrale (voorkant)
aangesloten te worden. Sluit deze zijde niet op de
achterbehuizing aan!
A. 2 clips
B. Trekontlasting zijde
2
1
A
B
Figuur 3.20 –Expansiemodule monteren
28 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
ZONE 29
& SIRENE AANSLUITING
2.2 k
D
C
E
A
B
A. GND (Ov)
B. Sirene
C. Externe binnensirene (6-12VDC, max 150 mA)
D. Magneetcontact of ander contact (geen actieve
detector met voeding)
E. Alarmcontact (N.C.)
Figuur 3.21 – Zone 29
en Sirene aansluiting
De bekabelde zones 29 en 30 kunnen aan twee willekeurige twee zones van 01 tot 64 in de PowerMaster-30 centrale toegewezen
worden.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 29
OPTIONELE EXPANSIEMODULE, ZONES, SIRENE, AUDIO BOX EN BEKABELDE DETECTOREN
AANSLUITEN
A. Achterkant
B. Expansieprint
Notitie: De Expansiemodule is een optionele
module. Indien deze module niet geplaatst is,
dan wordt er een kleine klemmenstrook met 4
klemmen in de plaats hiervoor gebruikt (2
klemmen voor zone 29* en 2 klemmen voor de
interne binnensirene of flitser)
C. Binnensirene of flitser 6-12 VDC, 150 mA max.
D. Buitensirene MG441PDS of gelijkwaardige
sirene 12VDC 350 mA max.
E. Speakerphone aansluiting
F. Sluit de bekabelde detectoren aan zoals
getoond.
Notitie: Zones 29 en 30
worden door de
centrale met specifieke weerstandwaardes
gecontroleerd:
Normaal (geen alarm en geen sabotage): 2.2 k
Alarm situatie: 4.4 k
Sabotage situatie: Oneindige weerstand
G. Detector zonder sabotage schakelaar
H. Detector met sabotage schakelaar
I. PGM apparaat
Figuur 3.22 – Zone 29
en sirene aansluiten
Notities voor de bekabeling van de EXPANSIEMODULE:
* De Zone 29
/GND en Zone 30
/GND klemmen kunnen op een normally closed contact van een detector
aangesloten worden, een schakelaar of een drukknop, met een 2.2 K
weerstand over het alarmcontact.
De 12V klem kan worden gebruikt voor stroomafname (tot 36mA) indien nodig.
** De EXT klemmen kunnen worden gebruikt voor een buitensirene.
De INT klemmen kunnen worden geprogrammeerd als een “binnensirene” of “flitser” uitgang (zie
UITGANGEN PROGRAMMEREN).
De 12V en “GND” klemmen kunnen worden gebruikt voor het (continu) voeden van een sirene.
*** De 12V voeding naar de PGM uitgang is afgezekerd op 100 mA.
WAARSCHUWING! Let op bij het terugplaatsen van de klemmen dat deze recht op de pinnen op de printplaat
worden gezet. Scheef of verkeerd terugplaatsen kan de print van de Powermaster-30 beschadigen!
BELANGRIJK! De klemmen voor de binnen- en buitensirene INT en EXT zijn bedoeld voor 12 VDC sirenes.
Sluit geen luidspreker aan op de klemmen, anders zal deze beschadigen.
30 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.3.10 Netvoeding aansluiten
WAARSCHUWING GEBRUIK GEEN LICHTNET AANSLUITING MET EEN SCHAKELAAR.
Let op: Deze apparatuur moet worden geïnstalleerd in overeenstemming met Hoofdstuk 2 van de National Fire
Alarm Code, ANSI/NFPA 72, (National Fire Protection Association).
Sluit de stroomkabel aan en sluit de centrale zoals hieronder wordt getoond in figuur 3.23. Een lichtnet
aansluiting dient in de buurt te zijn van de apparatuur en moet eenvoudig toegankelijk zijn.
STROOMKABEL KLEM LOSMAKEN
Voer stappen 1 & 2 uit op een werkbank voor montage
1
2
1. Kabelinvoer dikke kabel: Trek één van de vier
kabelinvoer kapjes los.
2. Verwijder de trekontlasting voor gebruik in de
volgende stap.
NETVOEDING AANSLUITEN VOOR ALLE LANDEN BEHALVE VS
1. Voer de stroomkabel de behuizing in door één
van de kabelinvoeren (A). Leid de kabel naar de
geschakelde voeding (E) en sluit de twee draden
aan op de voedingsklemmen (F) met een
schroevendraaier. Draai de schroeven stevig
vast en controleer dat de draden goed vast
zitten! Zeker de voedingskabel met de
trekontlasting (B of C) en sluit het afdekkapje (D).
2. Sluit de voedingskabel vanaf de geschakelde
voeding (G) aan op de connector (H) in de
voorkant van de centrale.
A
. Kabel invoe
r
gaten
B. Voor dunne kabel
C. Voor dikke kabel (klem omdraaien)
D. Afdekkapje
E. Geschakelde voeding
F. Voeding klemmenstrook
G. Voedingskabel van de geschakelde voeding kabel
H. Voedingsconnector
(*) Leid geen kabels langs dit deel, anders sluit de
behuizing niet goed.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 31
NETVOEDING AANSLUITEN VOOR VS
Sluit de connector van de netadapter aan op de voedingaansluiting in de voorkant van de centrale.
Figuur 3.23 – Voeding aansluiten (VS)
2.4 Jaarlijkse systeemcontrole
Let op: Dit systeem moet tenminste eens per drie (3) jaar door een gekwalificeerde technicus worden
gecontroleerd (bij voorkeur eens per jaar).
De jaarlijkse controle is bedoeld om een juiste werking van het alarmeringssysteem te verzekeren door het
uitvoeren van de volgende controles:
Periodieke test
Systeem Inschakelen en uitschakelen
Er zijn geen storing berichten in het display te zien
De klok toont de juiste tijd
Meldingen: Het genereren van een alarm, dat aan de Meldkamer en/of aan privé telefoonnummers wordt
doorgegeven.
32 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3. PROGRAMMERING
3.1 Algemeen
Dit hoofdstuk legt de installatie programmering (configuratie) opties uit van uw PowerMaster-10/PowerMaster-30
systeem en hoe u de werking kan aanpassen aan uw specifieke behoeften en de vereisten van de eindgebruiker.
De PowerMaster-30 bevat een partitie* functie. De Partitie functie stelt u in staat tot drie onafhankelijk gebieden te
hebben met verschillende gebruikerscodes, ieder toegewezen aan elk deel. Een partitie kan ingeschakeld of
uitgeschakeld worden ongeacht de status van de andere partities binnen het systeem.
Tech Tip
:
Het is aan te raden de PowerMaster-10 / Powermaster-30 op een werkbank van te voren te programmeren
voordat u gaat installeren. Voeding kan worden verkregen van de back-up batterij of van het lichtnet.
3.1.1 Navigeren
De toetsen van het toetsenbord worden gebruikt om te navigeren en configureren tijdens het programmeren. De
volgende tabel voorziet een gedetailleerde beschrijving van de functie of het gebruik van elke toets.
Knop Betekenis Navigatie / Functie
VOLGENDE
om een stap verder te gaan in een menu.
TERUG
om een stap terug te gaan in een menu.
OK
om het relevante menu te openen of om gegevens of een actie te bevestigen.
THUIS (DEEL)
om een niveau terug te gaan in een menu of om naar de vorige insteloptie
terug te gaan
WEG (TOTAAL) om direct naar “OK = VERLATEN” te gaan.
UIT
om een instelling te annuleren of te verwijderen.
0 - 9
Numerieke toetsen om cijfers in te voeren waar nodig.
Om de opties binnen de menu’s van het bedieningspaneel te controleren en een optie te selecteren, drukt u
herhaaldelijk op de VOLGENDE
of TERUG toets tot de gewenste optie getoond wordt
(aangeduid als
in deze gids), druk dan op de OK toets om de gewenste optie te selecteren (ook
aangeduid als
in deze gids). Om terug te keren naar de vorige opties dient u herhaaldelijk op de THUIS
toets te drukken en, om uit het programmering menu te gaan, drukt u op de WEG toets.
Om de procedure verder te vergemakkelijken, heeft u maar twee basis toetsen nodig om het volledige
paneel te programmeren: De VOLGENDE
en de OK
toets. De toets scrolt door de
opties, en de toets selecteert de optie die u wilt. Als u dat kan onthouden, weet u hoe u het paneel
moet programmeren. Zo simpel is het.
3.1.2 Geluiden
De geluiden die u tijdens het programmeren hoort zijn:
Geluid Betekenis
Enkele pieptoon, wanneer een toets wordt ingedrukt
Dubbele pieptoon, system keert automatisch terug naar de GEREED modus (na time-out).
Driedubbele pieptoon, geeft een storing aan
Vrolijke melodie (- - - –––), geeft een succesvolle handeling aan.
Treurige melodie (–––––), geeft een mislukte handeling of afwijzing aan
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 33
U kunt het volume niveau van de klinkende pieptonen regelen door op de
toets op het toetsenbord te
drukken om het volume of de gehoorde pieptonen te verhogen, of door op de
toets te drukken om het
volume of de gehoorde pieptonen te verminderen.
3.2 De "Installatiemode" openen en een menu optie selecteren
Alle installatie menu opties zijn toegankelijk via de “Installatiemode” die normaal één van de hoofdopties op
het paneel menu is.
Om de “Installatie Mode” te openen en een Menu Optie te kiezen, gaat u verder als volgt:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Selecteer
"INSTALLATIEMODE"
Optie
[1] Voer de installatie code
in
[2]
Selecteer "Instal. Code" Optie
[3]
Zie
deel
Zie
deel
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
3.8
3.9
3.10
3.11
3.12
3.13
3.14
3.15
Ga naar
het
opgegeven
onderdeel
van de
optie die u
gekozen
heeft.
Als de
"Installatiemode"
niet getoond wordt,
raadpleeg dan deel
3.2.1
- Het openen van het "Installatiemode" menu
[1]
U heeft enkel toegang tot de "Installatiemode" wanneer het systeem uitgeschakeld is. Het beschreven
proces verwijst naar het geval waar “Gebruikerstoestemming” niet vereist is. Indien er een
“Gebruikstoestemming” vereist is, ga eerst naar de “Gebruikersopties” menu en vraag de Hoofdgebruiker
zijn code in te geven en scrol en selecteer de “Installatie menu” optie (laatste optie in het menu). Ga verder
naar Stap 2.
[2]
Als u uw Installatie code nummer nog niet veranderd heeft, gebruik dan de standaardinstellingen: 8888 voor
installateur en 9999 voor hoofdinstallateur.
[3]
U heeft nu het "Installatiemode" geopend. Scrol en selecteer de gewenste optie en ga verder naar het
overeenkomstige onderdeel in de gids (aangegeven aan de rechterkant van elke optie).
Gedetailleerd Installatie Menu overzicht
Een gedetailleerd overzicht van het Installatie Menu is te vinden in BIJLAGE B. Gedetailleerd Installatie Menu
overzicht.
3.2.1 Het openen van de "Installatie Mode" via "Gebruikstoestemming"
In bepaalde landen kunnen de reglementen een gebruikerstoestemming vereisen om wijzigingen in de
configuratie van het paneel aan te brengen. Om te voldoen aan deze reglementen, is de “Installatie Mode” optie
enkel toegankelijk via het “Gebruikersopties menu. De Hoofdgebruiker moet eerst het “Gebruiksopties”
menu openen en dan scrollen tot de “Installatie Menu” optie getoond wordt en dan kan de installateur verder
gaan zoals getoond in de tabel (zie ook
[1] in Stap 1 hierboven). Om het paneel te laten voldoen aan de
gebruiksvergunning eis – zie optie #91 “Gebr. toestemming” in onderdeel 3.5.8.
11:UP/DOWNL
07:TESTMODE
TOETS CODE:
06:VRIJE TEKST
05:UITGANGEN
04:COMMUNICATIE
03:CENTRALE
02:APPARATEN
01:INSTAL. CODE
<OK> = VERLATEN
12:PARTITIES
10:SERIENUMMER
09:FABRIEKSW.
08:GEBRUIKEROPT.
INSTALLATIEMODE
GEREED 00:00
34 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.3 Installatie codes instellen
Het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systeem biedt twee installatie autorisatieniveau ’s met aparte installatie
codes:
Hoofdinstallateur: De "Hoofdinstallateur" is bevoegd om toegang te hebben tot alle Installatie Menu en
submenu opties. De standaard code is: 9999 (*).
Installateur: De "Installateur" is bevoegd om toegang te hebben tot de meeste, maar niet alle Installatie
Menu en submenu opties. De standaard code is: 8888 (*).
Bewaker code: Laat een geautoriseerde bewaker enkel toe het bedieningspaneel in te schakelen / uit te
schakelen. De standaard code is: 0000 (*).
Het volgende kan uitsluitend met de hoofd installatiecode gedaan worden:
Hoofdinstallatiecode wijzigen.
Het definiëren van specifieke communicatie parameters - zie in onderdelen 3.6.1 en
3.6.4.
Het resetten van PowerMaster-10 / PowerMaster-30 parameters naar de standaard parameters – zie
in onderdeel 3.11.
Opmerking: Niet elk systeem bevat een Hoofdinstallateur code functie. In zulke systemen, heeft de Installateur
toegang tot alle Installatie Menu en submenu opties, hetzelfde als een Hoofdinstallateur.
(*)Verwacht wordt, dat u deze code slechts eenmaal, bij het initiële openen gebruikt, en deze vervangt
door een geheime code die u slechts kent
.
Om uw Hoofdinstallateur of Installateur opties te veranderen, ga verder als volgt
:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Selecteer "01:INSTAL
CODE" Optie
[1]
Selecteer
Hoofdinstallateur
of Installateur code
[2]
Geef de NIEUWE
Hoofdinstallateur of
Installateur code in
[3]
Naar Stap 2
Naar Stap 2
of
of
of
of
of
Instelling Installatie Codes
[1]
Open het Installatiemode en selecteer de "01:INSTAL. CODE" optie (zie onderdeel 3.2).
[2]
Selecteer de " NIEUWE HOOFD CODE", "NIEUWE INSTAL. CODE" of "BEWAKER CODE" optie. Het kan
zijn dat sommige panelen enkel de Installateur code en Bewaker Code optie hebben.
[3] Geef de nieuwe 4-cijferige Code in op de plaats van de knipperende cursor en druk dan op .
0
9.FABRIEKSWAARD
4
. COMMUNICATIE
H
OOFD. CODE:
9
99
INSTALLATIEMODE
N
IEUWE HOOFD. CODE
B
EWAKER
C
ODE:
0
00
0
1:INSTAL. CODE
B
EWAKER
C
ODE
INST. CODE:
8
88
N
IEUWE INSTAL.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 35
Opmerkingen:
1. Code "0000" is niet geldig voor Hoofd Installateur. Het wordt aangeraden deze ook NIET voor de
Installateur te gebruiken.
2. Waarschuwing! Gebruik altijd verschillende codes voor de Hoofdinstallateur, voor de
Installateur en voor de Gebruikers.
A. Indien de Hoofdinstallateur Code identiek is aan de installateur Code, zal het voor het paneel niet
mogelijk zijn de Hoofdinstallateur te herkennen. In dit geval moet u de Installateur code in een andere
code veranderen. Dit zal de Hoofdinstallateur code herbevestigen.
B. Indien een Gebruikerscode identiek is aan de Hoofdinstallateur of installateur codes, zal het voor
het systeem niet langer mogelijk zijn de Installateur code te herkennen. In dit geval moet u het
“Gebruikersinstellingen” menu openen en de Gebruikerscode in een andere code veranderen. Dit zal
de Installateur code weer actief maken.
3.3.1 Identieke Installatie en Hoofdinstallatie codes
Bij een 2 installatiecode systeem, kan de monteur zijn installatiecode per ongeluk veranderen in die van de
Hoofdinstallateur. In dat geval zal het systeem de wijziging accepteren om te voorkomen dat de monteur zich
realiseert wat de Hoofdinstallatie code is. De volgende keer dat de Hoofd Installateur zijn code gebruikt, zal hij
beschouwd worden als een installateur en niet als een hoofdinstallateur. In dat geval moet de Hoofdinstallateur
dit oplossen op een van de volgende manieren:
(a) Open het paneel met de Remote Programmer software toepassing en wijzig de Hoofdinstallatie code in een
die verschilt van de code van de gewone installateur.
(b) i) Wijzig de Installatiecode in een tijdelijke code, ii) verlaat de Installatie modus, iii) open opnieuw de
installatie mode met de Hoofdinstallatie code (de Hoofdinstallatie code zal nu geaccepteerd worden), iv)
wijzig de Hoofdinstallatie code in een andere code, v) en stel de installatie code weer terug (met andere
woorden: herstel de wijziging van de tijdelijke code), zodat de installateur het systeem kan blijven openen.
Het is ook mogelijk dat een gebruiker per ongeluk zijn gebruikerscode wijzigt in dezelfde code die al als
installatiecode of hoofdinstallatie code wordt gebruikt. In dat geval zal de installatiecode niet meer geldig zijn.
De installateur moet dan dezelfde procedure volgen als hierboven beschreven om deze storing op te lossen.
3.4 Apparaten
3.4.1 Apparaten menu opties
Het APPARATEN menu maakt het mogelijk nieuwe sensoren aan het systeem toe te voegen, hen te
configureren en te wissen indien nodig.
Volg de onderstaande instructies om een optie te kiezen. Bijkomende details en richtlijnen zijn voorzien in
onderdeel 3.2.
Scrol
en
selecteer
Optie
Gebruik Onderdeel
Gebruik om het apparaat toe te voegen en de werking te configureren
volgens uw voorkeur. In het geval van sensoren ook om zone naam
(locatie), zone type en bel werking te definiëren.
3.4.2
Gebruik om apparaten te wissen en hun configuratie te resetten. 3.4.3
Gebruik om de configuratie van het apparaat te herzien en/of te
veranderen.
3.4.4
Gebruik om slechte werkende apparaten te vervangen door nieuwe, en
daarbij automatisch de juiste instellingen over te nemen.
3.4.5
Gebruik om de standaard instellingen van de parameters van het
apparaat aan te passen aan uw persoonlijke voorkeur. Dit wordt
toegepast bij elke nieuw apparaat dat in het systeem geregistreerd wordt.
3.4.6
D
EF
A
ULT
S
V
ERVANG APPARAAT
W
IJZIG APPARATEN
A
PP. INLEREN
W
IS APPARATEN
02:APPARATEN
G
EWENSTE
O
PTI
E
INSTALLATIEMODE
36 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.4.2 Nieuwe draadloze apparaten of bedrade sensoren toevoegen (inleren)
Eén van de unieke functies van het PowerG netwerk is dat alle toestellen vanaf het PowerMaster-10 / PowerMaster-
30 paneel (en zelfs van afstand) geconfigureerd kunnen worden. Het is niet langer nodig om elke keer terug te lopen
naar de centrale, of op ladders te klimmen of toestellen te openen, alleen voor het veranderen van de PIR
gevoeligheid of andere instellingen. De PowerG apparaat kunnen ook van afstand ingeleerd worden met gebruik van
het apparaat ID code dat op elk apparaat wordt geleverd.
Zoals met Wi-Fi technologie, bestaat PowerG in verschillende protocol varianten (bijvoorbeeld: verschillende
kanalen). De gebruikte variant van het PowerG protocol, staat op de achterkant van elk PowerG apparaat.
De naam van de PowerG variant verschijnt in het formaat: FFF-M:DDD, waar FFF de frequentie band is en
M:DDD de “kanaal” binnen die frequentie band. PowerG toestellen zullen niet werken met panelen van een
andere variant (andere frequentie band of andere variant), en het scherm van het paneel zal een niet-
bruikbaar apparaat aantonen (zie de Nieuwe apparaten inleren tabel hieronder voor de mogelijke
storingsindicaties) indien u een apparaat probeert te registreren terwijl de PowerG variant van het toestel
verschilt van wat het paneel begrijpt. PowerG panelen kunnen echter meerdere smaken van PowerG protocol
tegelijkertijd begrijpen en ermee werken, zolang deze smaken binnen dezelfde frequentie band zitten.
Bijvoorbeeld, Panelen met smaak FFF-M: ANY kunnen werken met toestellen van elke DDD waarde, op
voorwaarde dat de FFF en M waarden van het toestel overstemmen met die van het paneel.
A. Het apparaat ID code en Registratie Procedures
Apparaat ID Code
Elk toestel in het PowerMaster systeem heeft een 7-cijferig ID code geprint op de sticker bij het toestel,
bijvoorbeeld 300-2963. De eerste 3 cijfers van dit ID code (d.w.z. “300”), zijn het Type nummer die het exacte
type of model van het apparaat aantonen (in dit geval een handzender model KF-234 PG2) terwijl de andere 4
cijfers een kort gecodeerd ID code zijn, gebruikt door het systeem om de specifieke handzender in het systeem
te herkennen. De volgende lijst geeft de Type nummers van verschillende toestellen die met het PowerMaster
systeem gebruikt worden.
Toestel Toestel Model Type Nummer
Deur/Raam Contact MC 302 PG2 100
PIR Bewegingssensor NEXT PG2 120
PIR Camera Next-CAM PG2 140
Rookdetector SMD-426 PG2 200
Handzender KF-234 PG2 300
Sensoren verbonden met bedrade ingangen van het
paneel
050
Gebruik van apparaat ID Registratie voor inleren op afstand
Het ID code is enkel een kort identificatie ID en omvat niet de volle identificatie informatie van het toestel. Het wordt
gebruikt om de apparaat te registreren in het paneel met gebruik van het toetsenbord of van afstand met gebruik van
een PC en de Remote Programming PC software. Na de registratie, wacht het PowerMaster paneel tot de
geregistreerde apparaten in het netwerk verschijnen om de registratie af te ronden. Wanneer er later een
geregistreerd apparaat aan het systeem toegevoegd wordt, activeert de gebruiker of installateur het apparaat in de
zoek Mode (zie “Pre-Registratie” procedure hieronder) waardoor het apparaat naar het paneel zoekt. Wanneer het
paneel een zoekend apparaat identificeert dat in het paneel geregistreerd staat, rond het paneel de registratie sessie
af door hun volledige identificatie informatie, de gecodeerde encryptie codes en netwerk parameters met het toestel uit
te wisselen.
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 geeft u twee verschillende methodes om een nieuw apparaat in te leren:
Volledig Inleren
Volledig inleren is een simpele procedure die ofwel op de plaats zelf of van afstand uitgevoerd kan worden. Met
gebruik van een Installatie Code, wordt het paneel in de Registratie Mode gezet (d.w.z. “Voeg een Nieuw Apparaat
toe” optie) en wanneer het paneel klaar is, moet u enkel het apparaat inleren met gebruik van de Registratie Toets op
het apparaat en de “Inleer Procedure” zoals in detail beschreven wordt in de instructies hieronder. Tijdens de
registratie wisselen het paneel en het apparaat hun volledige identificatie informatie, de gecodeerde encryptie codes
en netwerk parameters uit.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 37
Pre-Registratie (door ID Registratie)
De Pre-Registratie is een 2 fase procedure. In de 1
ste
fase registreert u het ID nummer van de apparaten in het
paneel en programmeert u de configuratie met behulp van het toetsenbord of van afstand met gebruik van de
Remote Programming PC software. In de 2
de
fase, wanneer er een geregistreerd apparaat aan het systeem
toegevoegd wordt, hoeft u enkel het apparaat te registreren met gebruik van de Inleertoets op het apparaat en de
“Inleer Procedure” net zoals u doet bij volledig inleren maar met de paneelbediening in de normale Mode (d.w.z.
het is niet nodig de Installatie Mode te openen). Het paneel rond dan de registratie procedure af, net als bij Volledig
inleren. Dit kan erg nuttig zijn voor het toevoegen van apparaten aan bestaande systemen zonder dat het nodig is
de monteurs te voorzien van de Installatie Code of toegang te verlenen aan de programmeer menu’s.
Niet vergeten! Indien de 2
de
fase van de pre-registratie niet compleet is, zal het systeem een “NIET VERB”
storing aangeven (d.w.z. een ingeleerd apparaat is “niet met een netwerk verbonden”) tot de 2
de
fase van alle
ingeleerd apparaten compleet is of tot zulke apparaten gewist zijn.
B. Apparaten Inleren
Tech Tip : Verzamel, alvorens te beginnen, alle apparaten die u wilt registreren en verzeker dat ze allemaal
voorzien zijn van batterijen.
Inleer Procedure
Raadpleeg de apparaat informatie in de Installatie Instructies van het apparaat, open het apparaat en
identificeer de Inleertoets. Gebruik voor handzenders en toetsenborden de AUX '' toets.
Volledig-Inleren Procedure (NU INLEREN)
Druk 2-5 seconden op de Inleer toets tot de LED op AAN scrolt en laat de toets dan los. De LED zal doven of kan nog
enkele seconden knipperen tot de registratie compleet is. Als de registratie succesvol afgerond is, klinkt de “Vrolijke
Melodie” van de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 en het LCD toont even en toont dan de
details van het apparaat – zie Stap 3 in de onderstaande tabel.
Pre-Registratie Procedure (Voer ID in.)
Voer het 7-cijferige ID code in dat geprint staat op de sticker die op het apparaat bevestigd is, en druk
om te bevestigen. Om een bekabelde sensor in de bekabelde zone te registreren, gebruik ID: 050-0001 of
050-0002.
Om een apparaat in te leren en te configureren, dient u de instructies in de volgende tabel te volgen (lees
aandachtig de “Aanvullende Informatie” voor elke stap volgens de aangegeven stap referenties [1] enz. –
zie tabel op het einde van dit onderdeel):
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Step 4
Stap 5
Selecteer "APP.
INLEREN" Optie
[1] Apparaat nu inleren of
voer de ID code van
het apparaat in
[2]
Selecteer een Zone
nummer
[3] Configureer zone &
apparaat
parameters
[4]
[5]
Ga
verder
naar
Deel B.
Zie [4]
1.Een Bedrade sensor wordt geregistreerd in de bedrade zone-ingang met gebruik van de Pre-
Registratie procedure en ID nummer 050-0001/050-0002.
2.Handzender registratie kan ook door de gebruiker uitgevoerd worden (via GEBRUIKERSOPTIES
menu).
3.Draadloze detectoren kunnen geregistreerd worden in zones 01-30 (PowerMaster-10) / 01-64
(PowerMaster-30).
4.Omwille van de hoge veiligheidscodering die gebruikt wordt, kunnen PowerG apparaten (inclusief
handzenders) niet op meer dan één systeem gebruikt worden.
5.Bedrade magneetcontacten of elk ander contact kunnen geregistreerd worden in elke zone van de
PowerMaster-10 en elke van 2 zones in de PowerMaster-30.
6.Lees aandachtig de "Aanvullende informatie" voor elke stap volgens de aangegeven stap
referenties [1]
enz.zie tabel op het einde van dit onderdeel.
Z10:DEURBEL
ID CODE:XXX-XXXX
NU INLEREN of
Z10:ZONE TYPE
Z10:LOCATIE
ID: 120-1254
Z01:Bewegingsmel
02:APPARATEN
A
PP. INGELEERD
38 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Zie Inleren
& Pre-Registratie
Procedures hierboven
Zie [5]
C. Configureren van de Zonenaam, Zone Type, Deurbel optie en Apparaat Parameters
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Stap 9
Stap 10
Open Locatie Menu [6] Selecteer de locatie
naam
(zie onderstaande lijst)
[7] Open Zone Type
[8] Selecteer Zone
Type
(zie onderstaande
lijst)
[9]
Ga verder
naar Stap
11.
Stap 11
Stap 12
Stap 13
Stap 14
Stap 15
Open
Deurbel Menu
[11]
Selecteer deurbel optie
[12]
Open Partitie
Menu
[13]
Selecteer partitie
opties
[14]
Ga
verder
naar
Stap 16.
Stap 16
Stap 17
Stap 18
Open Apparaat
Default Menu
[13] Configureer
Apparaat Defaults
[14]
Ga
verder of
Stop
Raadpleeg apparaat
gegevensblad in de
apparaat Installatie
Instructies voor
specifieke configuratie
instructies.
Zie [14].
Om
verder te
gaan –
Zie
[5]
1. Een lijst van de fabriek standaarden is te vinden in BIJLAGE G. Standaard en Geprogrammeerde Zone
Definities. U mag de blanco kolommen zelf voor u begint invullen en verder gaan met programmeren
volgens uw eigen lijst.
2. Stappen 6 tot 12 zijn enkel toepasbaar op sensoren.
WIJZIG APP.
V
OLGENDE APP.
Z
1
0
:
D
EFAULTS
APP. INLEREN
ID: 120-1254
Z
0
5
:
B
ewegingsmel
Z
10:DEURBEL
DEURBEL UIT
DEURBEL MELODIE
Z
10:PARTITIES
Z01:P1
P2 P3
Z10:DEFAULTS
5. INTERIEUR
1. VERTRAAGD 1
Z10: ZONE TYPE
KEUKEN
VOORDEUR
Z10: LOCATIE
<OK> = VERLATEN
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 39
Zonenaam lijst
Nr. Locatie Naam Nr. Locatie Naam Nr. Locatie Naam Nr. Locatie Naam
01 Zolder 09 Eetkamer 17 Hal 25 Werkplaats
02 Achterdeur 10 Beneden 18 Keuken 26 Tuin
03 Kelder 11 Noodoproep 19 Bijkeuken 27 VRIJE ZONE 1
04 Badkamer 12 Brand 20 Woonkamer 28 VRIJE ZONE 2
05 Slaapkamer 2 13 Voordeur 21 Meterkast 29 VRIJE ZONE 3
06 Kinderkamer 14 Garage 22 Slaapkamer 1 30 VRIJE ZONE 4
07 Kast 15 Garagedeur 23 Kantoor 31 VRIJE ZONE 5
08 Overloop 16 Logeerkamer 24 Boven
Zone Type Lijst
Nr. Zone Type Omschrijving
01 Vertraagd 1
Gebruikt voor Raam/Deur magneetcontacten en bewegingsmelders die uw
toegangsdeur naar het huis beschermen. Geeft u genoeg tijd om het pand te
verlaten nadat u het systeem aanzet en om het pand binnen te gaan en het systeem
af te zetten voordat het alarm afgaat. Om de Uitloop en Inloop1 vertragingen te
configureren, zie onderdelen 3.5.1 & 3.5.2 – Installatie menu
opties 01 en 03.
()
02 Vertraagd 2
Hetzelfde als Vertraagd 1 maar laat toe een andere ingang vertraging te definiëren.
Soms gebruikt voor ingangen dichter bij het paneel. Om de Uitloop en Inloop 2
vertragingen te configureren, zie onderdelen 3.5.1 & 3.5.2 – Installatiemode
opties 02 en 03.
()
03 Inter-Omtrek
Gebruikt voor Deur/Raam magneetcontacten en bewegingsmelders die
toegangsdeuren naar woongebieden waar u vrij wenst te bewegen terwijl het
systeem THUIS is ingeschakeld, te beschermen. Werkt als een “Vertraagde” zone
wanneer het systeem THUIS is ingeschakeld en als een “Omtrek-volg” zone
wanneer het systeem WEG is ingeschakeld.
04 Inter-Volg
Gebruikt voor Deur/Raam magneetcontacten en bewegingsmelders die de route
tussen de toegangsdeur en het controle paneel beschermen. Deze zone wordt
tijdelijk genegeerd door het alarm systeem tijdens de in-/uitloop vertragingsperiodes,
geeft anders onmiddellijk alarm.
()
05 Interieur
Gebruikt voor Deur/Raam contacten, Bewegings- en glasbraak melders
geïnstalleerd in woongebieden die enkel wanneer het alarm WEG ingeschakeld is,
beschermd moeten worden, maar niet beschermd wanneer het systeem THUIS is
ingeschakeld. Indien geactiveerd geeft dit onmiddellijk alarm.
06 Omtrek zone
Gebruikt voor alle types sensoren die de perimeter van het pand beschermen
wanneer het systeem WEG en THUIS ingeschakeld is. Indien geactiveerd geeft dit
onmiddellijk alarm.
07 Omtrek -Volg
Gebruikt voor alle types sensoren die de perimeter van het pand beschermen maar
tijdelijk door het alarm systeem genegeerd worden tijden in-/uitloop
vertragingsperiodes, geven anders onmiddellijk alarm.
()
0
3.CENTRALE
0
3.CENTRALE
40 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
08 24-uur Stil
Gebruikt om alarm gebeurtenissen van sensoren (of handmatig geactiveerde
toetsen) aan de meldkamer of privé telefoons (zoals geprogrammeerd) te
rapporteren, zonder de sirenes te activeren. 24 uur actief.
09 24-uur Luid
Gebruikt om alarm gebeurtenissen van sensoren (of handmatig geactiveerde
toetsen) aan de meldkamer of privé telefoons (zoals geprogrammeerd) te
rapporteren en ook een hoorbaar sirene alarm te geven. 24 uur actief.
10 Noodoproep
Gebruikt voor hangers en andere nood-sensoren en activators om een Nood oproep
aan de meldkamer of privé telefoons (zoals geprogrammeerd) te beginnen.
11 Sleutelschakelaar
Een sleutelschakelaarzone is een zone die gebruikt kan worden om het systeem
door een bedrade PowerG detector of een PowerG magneetcontact die op een zone
ingeleerd is, in- of uit te schakelen. Aanvullend, kan het alarmsysteem
in/uitgeschakeld worden door een sleutelschakelaar indien aangesloten op de
bedrade zones.
12 Geen-Alarm
Gebruikt voor niet-alarm toepassingen. Bijvoorbeeld sensoren die enkel voor
deurbel, afstandsbediening, domotica enz. gebruikt worden. Niet geldig voor PIR
camera’s.
17 Guard Key box
Een Guard Key zone is een 24u Zone. Daar de Guard Key box een bedrade unit is,
wordt de installatie gedaan met een bedrade PowerG detector die in de muur te
vinden is, waar de Guard Key box geïnstalleerd is.
()
Deze Zone Types zijn vooral nuttig wanneer u een systeem in- en uitschakelt van binnen in het
beschermde pand. Indien u het systeem van buitenaf in- en uitschakelt (zonder een sensor te activeren),
zoals met gebruik van een handzender, wordt het aangeraden de andere Zone Types te gebruiken.
- Nieuwe apparaten toevoegen
[1]
Open het Installatiemode, selecteer de "02. APPARATEN" optie (zie onderdeel 3.2) en selecteer dan de
"APPARAAT INLEREN" optie.
Apparaat Inleren
[2]
Indien inleren succesvol is afgerond verschijnt er op het scherm “APPARAAT INGELEERD” (of “ID
geaccepteerd”) en toont het scherm vervolgens de details van het apparaat – zie [3]. Echter, indien de
registratie mislukt, zal het scherm u de reden van falen aangeven, bijvoorbeeld: “REEDS INGELEERD”,
“GEEN APP. AANWEZ”, “FOUTE ID Nr.” of “GEEN VRIJE LOCATIE”.
[3]
Het scherm toont de details van het apparaat en het eerst beschikbare vrije Zone nummer, bijvoorbeeld:
“Z01: Bewegingsmelder > ID Nr. 120-1254” (of “H01:Keyfob / S01: Sirene enz. afhankelijk van het type
van het ingeleerde apparaat).
Indien u het apparaat aan een ander zone nummer wenst toe te kennen, bijvoorbeeld, “Zone 05”, klik dan
op de toets tot er op het scherm "Z05:Bewegingsmelders" verschijnt, of type het zone
nummer in en druk dan op om te bevestigen.
[4]
Selecteer de configuratie optie die u wenst, d.w.z. Zonenaam, Zone Type, Deurbel en Partities
(Instellingen) en ga verder naar deel B om het apparaat te configureren. Aan het einde van elk van de 4
configuratie opties, zal de wizard u automatisch naar de volgende configuratie optie brengen.
U kunt ook de configuratie van alle parameters stuk voor stuk nakijken door herhaaldelijk op de
toets te drukken.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 41
[5]
Na het afronden van de configuratie van het apparaat brengt de wizard u naar het "Volgende Stap" menu
met de volgende 3 opties:
Brengt u terug naar Stap 2 om het volgende apparaat in te leren.
Brengt u terug naar het begin van Stap 4 ("Locatie") om verdere veranderingen aan
het apparaat aan te brengen, indien nodig.
Sluit de inleer procedure en gaat terug naar Stap 1, "Apparaten" menu.
Locatie (zonenaam) instellen:
[6]
Indien u de Zone (naam) instelling wenst te herzien of veranderen, drukt op de toets, of scrol naar
de volgende optie.
[7]
Wanneer u het Locatie menu opent, toont het scherm de standaard Locatie (Zonenaam) of indien
veranderd, de huidig geselecteerde Locatie (gemarkeerd met ). Indien u de Locatie wenst te veranderen,
scrol dan door de verschillende zonenamen heen en selecteer de naam die u wenst (bijvoorbeeld,
Woonkamer, Keuken enz.). – zie "Locatie Lijst" hierboven. De lijst bevat 26 vaste locatie namen plus 5
vrije tekst namen die kunnen gedefinieerd worden met gebruik van de optie in het
Installatie menu. Zie onderdeel 3.8.
Opmerking: Er kan een snellere procedure gebruikt worden; door het intoetsen van het 2-cijferige
nummer van de Locatie naam getoond in de Locatielijst hierboven, die u dadelijk naar de
overeenkomstige locatie naam brengt.
(
) Een lijst van fabriek standaard locaties per zone wordt gegeven in BIJLAGE E. Gebeurtenis Codes.
Zone Type instelling:
[8]
Indien u de Zone Type wil herzien of veranderen, druk dan op de toets, scrol anders naar de
volgende optie.
[9]
Het zone type bepaalt hoe het systeem alarmen en andere signalen die uit het apparaat gezonden worden,
hanteert. Bij het registreren van een nieuwe sensor moet u direct de juiste zone type kiezen. De lijst van
beschikbare Zone Types en de uitleg voor elk zone type wordt hierboven gegeven.
Bij het openen van het menu, toont het scherm de standaard () of het voorheen gekozen Zone Type
(gemarkeerd met ). Indien u het Zone Type wil veranderen, scrol dan door het Zone Type menu en kies
het gewenste Zone Type (bijvoorbeeld, Vertraagd 1, Interieur enz.). –zie bovenstaande tabel.
Opmerking: Er kan een snellere procedure gebruikt worden; door het intoetsen van het 2-cijferige
serienummer of het Zone Type getoond in de Zone Type Lijst hierboven, die u dadelijk naar het
overeenkomstige zone type brengt.
(
) Een lijst van fabriek standaard Zone Types per zone wordt gegeven in BIJLAGE E. Event Codes.
Deurbel instelling:
[11]
Alle zones zijn standaard ingesteld op Deurbel UIT. Als u het apparaat wenst te configureren om het paneel
een deurbel melodie te laten klinken (wanneer het alarmsysteem uitgeschakeld is) in, druk dan op de
toets, scrol anders naar de volgende optie.
[12]
Kies tussen “Deurbel UIT”, “Deurbel melodie” en “Deurbel Z-naam”*. Bij “Deurbel melodie” laat het
bedieningspaneel een deurbel melodie horen, wanneer de sensor geactiveerd wordt. Bij “Deurbel Z-
naam” laat het bedieningspaneel de zone naam horen, wanneer de sensor geactiveerd wordt. De deurbel
werkt enkel wanneer het systeem is uitgeschakeld.
Partitie instelling
:
Opmerking: Het "PARTITIES" menu verschijnt enkel indien de Partitie functie ingeschakeld is op het
controle paneel (zie onderdeel 3.14).
0
6. VRIJ
E
TEKST
V
ERLAAT INLEREN
W
IJZIG APPARAAT
V
OLGENDE APP.
42 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
[13]
Bij het openen van het menu, toont het scherm de standaard Partitie selectie (gemarkeerd met ).
[14]
Gebruik de toetsen , , op het toetsenbord om de status van de Partities P1, P2 en P3
te veranderen.
Apparaat Defaults:
[16]
Indien u de Defaults (instellingen) van apparaten wenst te herzien of veranderen, druk dan op de
toets, of scrol anders naar de volgende optie – zie [5].
[17]
Elk apparaat heeft zijn eigen specifieke set van parameters die geconfigureerd kunnen worden volgens
uw voorkeur. De details van alle apparaat parameters worden op hun gegevensblad gegeven. De
standaard van de apparaat parameters kan ook geconfigureerd worden zoals uitgelegd in onderdeel
3.4.6. Om het apparaat te configureren, raadpleeg de installatie instructies van het apparaat.
3.4.3 Een apparaat wissen
Doe het volgende om een apparaat te wissen:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap
5
Selecteer "WIS
APPARATEN" Optie
[1] Selecteer het apparaat
soort
[2]
Selecteer het juiste
apparaat dat u wenst
te wissen
[3] Om een apparaat te
wissen: druk op de
toets
[4]
Naar
Stap
2
Een apparaat wissen
[1]
Open het Installatiemode, selecteer de "02. APPARATEN" optie (zie onderdeel 3.2) en selecteer dan de
"WIS APPARATEN" optie.
[2] Selecteer de soort apparaat dat u wenst te wissen: "MAGNEETCONTACT", "BEWEGINGSMELDER",
"GLASBREUKMELDER.", "ROOKMELDER", "CO DETECTOR", "GAS DETECTOR", “WATERMELDER",
"TEMPERATUUR SENSOR", “SCHOK SENSOR”, "BEKABELDE DET.", "PROX-TAG", "KEYFOBS",
"KEYPADS", "SIRENES" en "REPEATERS". Bijvoorbeeld, "BEWEGINGSMELDER".
[3] Scrol door de Apparaat soorten, herken (door zone en/of ID code) het juiste apparaat dat u wenst te
vervangen, bijvoorbeeld: "Z01: Bewegingsmelder > ID Nr. 120-1254" en druk op de toets.
[4]
Op het scherm verschijnt . Om het apparaat te wissen, druk op de (UIT) toets.
<
OFF> = WISSEN
<OFF> = WISSEN
ID No. 120
-
1254
Z01:BEWEGINGSM. BEWEGINGSMELD.
MAGNEETCONT.
WIS APPARATEN
02.APPARATEN
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 43
3.4.4 Een apparaat wijzigen of herzien
Om de parameters van het apparaat te wijzigen of te herzien, ga als volgt verder:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Selecteer "WIJZIG
APPARATEN" Optie
[1]
Selecteer het apparaat
soort
[2]
Selecteer het juiste
apparaat dat u wenst
te wijzigen
[3]
Selecteer de
Parameter die u wenst
te wijzigen
[4]
Wijzig de
Parameter
Zie [4]
Wanneer
klaar
naar
Stap 3
Een apparaat wijzigen of herzien
[1]
Open het Installatiemode, selecteer de "02. APPARATEN" optie (zie onderdeel 3.2) en selecteer dan de
"WIJZIG APPARATEN" optie.
[2] Selecteer de soort apparaat dat u wenst te wijzigen of herzien d.w.z. "MAGNEETCONTACT ",
"BEWEGINGSMELDER", "GLASBREUKMELDER.", “SCHOK SENSOR”, "ROOKMELDER", "CO
DETECTOR", "GAS DETECTOR", "WATERMELDER", "TEMPERATUUR SENSOR", "BEKABELDE
DETECTOR", "KEYFOBS", “KEYPADS” en "SIRENES". Bijvoorbeeld, "BEWEGINGSMELDER".
[3] Scrol door de Apparaat soort, selecteer (door zone en/of ID nummer) het juiste apparaat dat u wenst te
wijzigen of herzien, bijvoorbeeld:
"Z10: Bewegingsmelder > ID Nr. 140-1737".
[4] Vanaf hier is het proces hetzelfde als het configuratie proces dat volgt op de registratie van dat apparaat. Om
verder te gaan, raadpleeg Onderdeel 3.4.2 “Een Nieuw Draadloos Apparaat Toevoegen” Deel B Stap 6.
Wanneer gedaan, zal het scherm het volgende apparaat van datzelfde type (d.w.z. “Bewegingsmelder”)
tonen.
3.4.5 Een apparaat vervangen
Gebruik deze optie om een defect apparaat dat in het systeem geregistreerd staat, te vervangen door een ander
apparaat van hetzelfde Type nummer (d.w.z. dezelfde eerste 3 cijfers van het ID nummer – zie onderdeel
3.4.2.A) terwijl dezelfde configuratie van het originele apparaat behouden wordt. Het is niet nodig het defecte
apparaat te wissen of het nieuwe apparaat te herconfigureren. Eenmaal geregistreerd, zal het nieuwe apparaat
automatisch geconfigureerd worden met dezelfde configuratie als het defecte (vervangen) apparaat.
Ga als volgt te werk om een apparaat te vervangen:
Z10:DEFAULTS
Z10:DEURBEL
Z10:ZONE TYPE
Z10:LOCATIE
ID No. 140-1737
Z10:BEWEGINGSM. BEWEGINGSMELD. WIJZIG APPARATEN
MAGNEETCONT. 02.APPARATEN
44 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Selecteer "VERVANG
APPARAAT" Optie
[1]
Selecteer de
respectievelijke
apparaat soort
[2]
Selecteer het juiste
apparaat dat u wenst
te vervangen
[3]
Registreer het nieuwe
apparaat
[4]
Zie
[4].
Wanneer
gedaan
naar
Stap 2
Een apparaat vervangen
[1]
Open het Installatiemode, selecteer de "02.APPARATEN" optie (zie onderdeel 3.2) en selecteer dan de
"VERVANG APPARAAT" optie.
[2] Selecteer de respectievelijke soort apparaat dat u wenst te vervangen "MAGNEETCONTACT ",
"BEWEGINGSMELDER", "GLASBREUKMELDER.", “SCHOK SENSOR”, "ROOKMELDER", "CO
DETECTOR", "GAS DETECTOR", "WATERMELDER", "TEMPERATUUR SENSOR", "BEKABELDE
DETECTOR", "KEYFOBS", “KEYPADSen "SIRENES". Bijvoorbeeld, "KEYFOBS".
[3] Scrol door de Apparaat soort, herken (door zone en/of ID nummer) het juiste apparaat dat u wenst te
vervangen, bijvoorbeeld: "K03: Keyfob > ID Nr. 300-0307".
[4] Vanaf hier is het proces hetzelfde als het registratieproces van een nieuw apparaat. Om verder te gaan,
raadpleeg Onderdeel 3.4.2. “Een Draadloos Apparaat Toevoegen” Deel A Stap 2.
Als u probeert een nieuw apparaat van een ander type dan het vervangen apparaat te registreren, zal de
PowerMaster-10 / PowerMaster-30 het nieuwe apparaat afkeuren en op het scherm zal
komen te staan. Wanneer gedaan, zal het scherm het volgende apparaat van
hetzelfde type tonen (d.w.z. "Keyfob").
3.4.6 Standaard (defaults) instellingen voor apparaten instellen
Tijdens de inleer procedure wordt elk nieuw apparaat geconfigureerd met Standaard Parameters die het
functioneren bepalen, zoals “alarm LED” (aan of uit), “gevoeligheid” (Hoog of Laag) enz. Zoals afgebeeld in
onderdeel 3.4.2, kunnen deze parameters gewijzigd worden tijdens het inleren, of later zoals uitgelegd in
onderdeel 3.4.4.
Voor maximaal gemak en tijdsbesparing biedt de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 u de optie om de gebruikte
Defaults (standaardwaarden) in te stellen die tijdens registratie worden gebruikt. Nieuwe apparaten die
ingeleerd worden zullen automatisch geconfigureerd worden met de standaardwaarden die u wilt, zonder dat
het nodig is de configuratie van elk nieuw geregistreerd apparaat te wijzigen. U kunt een bepaalde set van
standaardwaarden gebruiken per soort apparaat en dan andere standaardwaarden voor een andere soort
apparaat veranderen.
BELANGRIJK! Apparaten die al in het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systeem geregistreerd waren
volgens de standaardwaarden die destijds golden zullen niet beïnvloed worden door de nieuwe standaard
instellingen.
Ga als volgt verder om de standaard waarden van een apparaat soort te definiëren:
V
ERKEERDE APP.
GEEF ID:300-XXXX
NU INLEREN of
ID No. 300-0307
H03:Keyfob KEYFOBS VERVANG APPARAAT
MAGNEETCONT. 02.APPARATEN
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 45
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Selecteer
"DEFAULTS" Optie
[1] Selecteer de
respectievelijke
apparaat soort
[2]
Selecteer de Defaults
(standaardwaarden)
[3] Selecteer de nieuwe
Default Instelling
[4]
[5]
Zie [5]
Wanneer
gedaan
naar
Stap 3
Standaardwaarden veranderen
[1]
Open het Installatie Menu, selecteer de "02.APPARATEN” optie (zie onderdeel 3.2) en selecteer dan de
"DEFAULT" optie.
[2] Selecteer de respectievelijke Groep van het apparaat waarvan u de standaardwaarden wenst te definiëren
d.w.z. "MAGNEETCONTACT", "BEWEGINGSMELDER", "ROOKMELDER", "TEMPERATUUR SENSOR", "KEYFOBS",
"KEYPADS" en "SIRENES". Bijvoorbeeld, "BEWEGINGSMELDER".
[3] Scrol door de parameter lijst van de Apparaat soorten en selecteer de Default die u wenst te veranderen,
bijvoorbeeld: “Gevoeligheid”.
De lijst combineert de parameters van alle apparaten in de groep, bijv. de parameters van alle type
Bewegingsmelders.
[4] In het voorbeeld, was de bestaande standaard instelling van de “Gevoeligheid” voor ingeleerde
bewegingsmelders “Lage Gevoeligheid” (gemarkeerd met ). Om te veranderen naar “Hoge Gevoeligheid”,
scrol in het menu door tot er op het scherm “Hoge Gevoeligheid” verschijnt en drukt dan op de toets.
De nieuwe standaardwaarde voor de gevoeligheid van nieuw ingeleerde Bewegingsmelders zal vanaf nu
“Hoge Gevoeligheid” zijn.
[5] De nieuwe standaard heeft geen invloed op bewegingsmelders die al ingeleerd waren voor de verandering
gemaakt werd maar enkel op nieuwe bewegingsmelders die in de PowerMaster-10 / PowerMaster-30
ingeleerd worden nadat de verandering uitgevoerd werd.
3.4.7 Configuratie versturen naar de PowerG apparaten
Bij het sluiten van de “Installatiemode” communiceert het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 paneel met alle
apparaten in het systeem en update de apparaten met de veranderingen die in hun “Apparaat Instellingen”
configuratie uitgevoerd werden. Tijdens de update periode toont het scherm waarbij het
nummer (bijvoorbeeld, 018) het aftellen van de resterende apparaten die nog geüpdate moeten worden
(bijvoorbeeld, 18 apparaten op het scherm).
A
PP.
U
PDATE
N
0
18
HOGE Gevoeligh.
LAGE Gevoeligh.
BAT SPAAR BIJ UIT
GEVOELIGHEID
ALARM LED BEWEGINGSMELD. DEFAULTS
MAGNEETCONT. 02.APPARATEN
46 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.5 Centrale
3.5.1 Algemeen – Centrale programmeer stroomschema en menu opties
Het CENTRALE menu geeft toegang tot instellingen die de werking van de centrale configureren naar eigen
inzicht. Het CENTRALE menu voorziet u van diverse configureerbare functies en parameters verdeeld in
verschillende groepen, die elk bepaalde aspecten van de systeem acties behandelen (zie gedetailleerde lijst in
Stap-2 van onderstaand schema):
Groep Beschrijving van Groep Functies en Parameters Onderdeel
Inschakelen &
Uitschakelen
Bevat functies en parameters verwant aan Inschakelen en Uitschakelen
van het systeem en de Uitloop en Inloop vertragingen.
3.5.2
Zone Gedrag
Bevat functies en parameters verwant aan de werking van de zones. 3.5.3
Alarmen &
Storingen
Bevat functies en parameters verwant aan het initiëren, annuleren en
rapporteren van Alarmen en Probleem gebeurtenissen.
3.5.4
Sirenes
Bevat functies en parameters van alle sirenes in het systeem.
3.5.5
Gebruikersinterface
Bevat functies en parameters verwant aan de functionaliteit van de
hoorbare en visuele indicaties van het paneel.
3.5.6
Jamming &
Supervisie
Bevat functies en parameters verwant aan het opsporen en rapporteren
van RF Storingen en apparaat Toezicht (missend apparaat)
gebeurtenissen.
3.5.7
Diverse
Bevat een variëteit van andere configureerbare functies en parameters
verwant aan het systeem.
3.5.8
Om het menu te openen en een optie te selecteren en configureren, ga als volgt verder:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Selecteer
"CENTRALE" optie
[1]
Selecteer de "Centrale" Parameter die u wenst te configureren [2] Configureer
de optie
[3]
Zie
par.
Zie
par.
Zie
par.
3.5.2
3.5.4
3.5.6
3.5.3
3.5.7
Ga naar het
aangewezen
Groep
Onderdeel
van de optie
die u
gekozen
heeft.
3.5.5
Wanneer
gedaan
naar Stap
0
3.CENTRALE
61:JAM DETECTIE
62:SUPERVISIE
63:NIET GEREED
64:SUPERV. ALARM
55:VERLICHTING
56:SCREENSAVER
51:IN/UIT TOON
52:STOR. BUZZER
53:GEHEUGEN
54:KEYFOB L-BAT.
43:INT. SIRENE
33:INACTIVITEIT
34:SAB. OPTIES
35:230V UITVAL
36:ALARM BEVEST.
37:ALARM VERTR.
38:ALARM HERST.
39:ALARM RESET
32:DWANG
31:PANIEK ALARM
22:DUO ZONE
21:AUTORESET
08:UITSCH. OPTIE
07:KINDZENDER
06:OVERBRUGGEN
05:DIRECT INSCH.
04:UITLOOPMODE
03:UITLOOPTIJD
02:VERTRAAGD 2
01:VERTRAAGD 1
03.CENTRALE
INSTALLATIEMODE
Zone
Gedrag
Sirenes en
flitser
Jamming &
Supervisie
Gebruikers
Interface
Alarmen &
Storingen
In- en
Uitschakelen
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 47
2
3.5.8
Openen van het "Centrale" Menu
Om een optie te kiezen:
[1]
Open het "Installatiemode" menu en selecteer de "03.CENTRALE" optie (zie onderdeel 3.2).
[2]
Selecteer de optie die u wenst te configureren of scrol en selecteer de optie, bijvoorbeeld: "45: FLITSTIJD" in de
"Sirenes" groep.
Opmerking: Een snellere procedure kan gebruikt worden door het 2-cijferige serie Nr. van de Optie
aangeduid in het optiescherm zoals getoond op het schema, in te toetsen, bijvoorbeeld "46" voor "46:SIR
BY LYNFT", wat u onmiddellijk naar die optie brengt.
[3] Raadpleeg, om verder te gaan, het onderdeel aangegeven in Stap 2 voor het Groep Onderdeel van de
geselecteerde optie, bijvoorbeeld onderdeel 3.5.5. voor de “Sirenes” groep, en zoek de optie die u wenste
te configureren (bijvoorbeeld "46:SIR BY LYNFT"). Na het configureren van de geselecteerde parameter
gaat het scherm terug naar stap 2.
Om de instelling te veranderen:
Bij het openen van de geselecteerde optie, toont het scherm de huidige (of voorheen geselecteerde) instelling
gemarkeerd met ().
Indien u deze configuratie wenst te veranderen, scrol in het "Optie instellingen" menu en selecteer de
instelling die u wenst en druk op om te bevestigen. Wanneer gedaan brengt het scherm u terug naar
Stap 2.
3.5.2 Configureren van Inschakelen/Uitschakelen en In-/Uitloop Procedures
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde beschrijving van elke optie en zijn configuratie instellingen. Om
een optie te selecteren en zijn configuratie te veranderen – zie onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Twee verschillende inloopvertragingen laten de gebruiker toe een beschermde plaats
binnen te lopen (terwijl het systeem aan staat) via specifieke toegangsdeuren en routes
zonder een alarm te veroorzaken.
Na het binnenkomen, moet de gebruiker de centrale uitschakelen voordat de
inloopvertraging verloopt. Trage waarschuwingspiepjes beginnen te klinken zodra de
deur geopend wordt, tot de laatste 10 seconden van de vertraging, waarbij het tempo
van de piepjes toeneemt. De “Vertraagd 1” en “Vertraagd 2” opties laten u toe de tijd
lengte van deze vertragingen te programmeren.
Optie instellingen: 00 seconden; 15 seconden (standaard voor inloop vertraging 2); 30
seconden (standaard voor inloop vertraging 1); 45 seconden; 60 seconden; 3 minuten
en 4 minuten.
Opmerkingen:
Om te voldoen aan de UL vereisten, mag de inloopvertraging niet langer
zijn dan 15 sec.
Om te voldoen aan de CP-01 vereisten, mogen er geen "00s" en "15s"
vertragingen gebruikt worden.
Om te voldoen aan de EN vereisten, mag de inloopvertraging niet langer
zijn dan 45 sec.
0
2:
V
ERTRAAGD 2
0
1: VERTRAAGD 1
92:BATTERIJ TYPE
91:GEBR.TOESTEM
44:SIRENETIJD
45:FLITSTIJD
46:SIR. BY LYNFT
Diverse
48 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Een Uitloopvertraging laat de gebruiker toe het systeem in te schakelen en de
beschermde plaats te verlaten via specifieke routes en toegangsdeuren zonder een
alarm te veroorzaken. Trage waarschuwingspiepjes beginnen te klinken zodra er
ingeschakeld is, tot de laatste 10 seconden van de vertraging, waarin het tempo van het
piepen toeneemt. De “Uitlooptijd” optie laat het programmeren van de tijd lengte van
de uitloopvertraging toe.
Optie instellingen: 30 seconden; 60 seconden (standaard); 90 seconden; 2 minuten,
3 minuten en 4 minuten.
Opmerkingen:
Om te voldoen aan de UL vereisten, mag de uitloopvertraging niet langer
zijn dan 2 minuten.
Om te voldoen aan de CP-01 vereisten, mag de "30s" vertraging niet
gebruikt worden.
De "Uitlooptijd" kan verder aangepast worden volgens uw verkozen uitlooproute. De
PowerMaster-10/ Powermaster-30 geeft u de volgende “Uitloopmode” opties:
A: "normaal" - De uitloopvertraging is precies zoals gedefinieerd.
B: "opnieuw" - De uitloopvertraging herstart wanneer de deur opnieuw geopend wordt
tijdens de uitloopvertraging. Het herstarten van de uitloopvertraging is handig
wanneer de gebruiker onmiddellijk na het buitengaan terug binnenkomt om iets te
halen wat hij achtergelaten heeft.
C: "laatste deur" - De uitloopvertraging verloopt (eindigt) automatisch wanneer de exit
deur gesloten is zelfs als de gedefinieerde uitloopvertraging tijd niet volledig was.
Optie instellingen: normaal (standaard); opnieuw en laatste deur.
Definieer of de gebruiker wel of niet toegelaten wordt om DIRECT inschakelen te
gebruiken of niet. Als direct inschakeling is ingeschakeld, vraagt de centrale geen
gebruikerscode voordat het systeem ingeschakeld wordt.
Optie instellingen: Dir. Insch. UIT (standaard) en Dir. Insch. AAN (standaard in VS).
Definieer of de gebruiker wel of niet toegestaan is individuele zones handmatig te
overbruggen, of dat het systeem automatisch open zones overbrugt (d.w.z. “geforceerd
aan”). Indien een zone open is en "geforceerd aan" niet toegestaan is, mag het
systeem niet ingeschakeld worden en zal er “NIET GEREED” worden getoond. Indien
"geen overbruggen" geselecteerd wordt, is noch handmatig omzeilen noch geforceerd
inschakelen toegestaan, wat betekent dat alle zones gesloten moeten zijn voor dat er
ingeschakeld kan worden.
Optie instellingen: geen overbruggen (standaard); geforceerd AAN en handmatig
overbruggen (standaard in USA).
Opmerkingen:
Om overeen te stemmen met de EN vereisten, moet er " handmatig
overbruggen " of " geforceerd inschakelen " geselecteerd worden.
De optie " geforceerd inschakelen " is niet toepasbaar in de UK.
0
6:OVERBRUGGEN
0
5:DIRECT INSCH.
0
4:UITLOOPMODE
0
3:UITLOOPTIJD
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 49
Hier bepaalt u of het systeem in de “Kindzender” Mode ingeschakeld kan worden. Als
het systeem op deze manier ingeschakeld is, zal er een “Kindzender” boodschap
gerapporteerd worden door een stem (PowerMaster-30) of SMS bericht aan de
gebruikers (zie opmerking) bij het uitschakelen van het systeem door een “Kindzender
gebruiker” (gebruikers 5-8 of handzenders 5-8 van een PowerMaster-10 systeem /
gebruikers 23-32 of handzenders 23-32 in het PowerMaster-30 systeem). Deze Mode is
handig wanneer ouders op hun werk geïnformeerd willen worden over de terugkeer van
hun kind van school.
Opmerking: Om het rapporteren toe te laten, moet u het systeem configureren om “alrt”
gebeurtenissen te rapporteren aan Privé gebruikers (Kindzender behoort tot de
“waarschuwingen” groep van gebeurtenissen). Raadpleeg onderdeel 3.6.4
optie in beide "PRIVE BELLEN" & SMS DOORMELDING" menu’s.
Optie instellingen: Kindzender UIT (standaard) en Kindzender AAN.
Bepaalde voorschriften vereisen dat wanneer het systeem ingeschakeld is in de WEG
(Totaal ingeschakeld) mode, het niet van buiten het huis uitgeschakeld kan worden
(zoals met keyfob) voordat het beschermde pand is betreden en er een vertraagde zone
geactiveerd is. Voor deze eis, geeft de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 u de volgende
opties om het systeem uit te schakelen:
A: "altijd".
B: Bij inloopvertraging enkel bij gebruik van een keyfob (“inloop keyfob”).
C: Bij inloopvertraging enkel door een code met gebruik van PowerMaster-10 /
PowerMaster-30 toetsenbord (“inloop tot bp”).
D: Bij ingangsvertraging met gebruik van keyfob of code met gebruik van een PowerMaster-10 /
PowerMaster-30 paneel toetsenbord (“inloop alles”).
Optie instellingen: altijd (standaard); inloop keyfob; inloop tot bp en inloop alles.
3.5.3 Zone functies instellen
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde beschrijving van elke optie en de mogelijke opties. Om een optie
te selecteren en zijn configuratie te veranderen – raadpleeg onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Hier bepaalt u het aantal keren dat het voor een zone toegelaten is alarm te veroorzaken
binnen een enkel inschakelings/uitschakelingsperiode (inclusief sabotage & stroomuitval
gebeurtenissen van detectoren, enz.). Indien het aantal alarmen van een specifieke zone
hoger is dan het geprogrammeerde aantal, zal de centrale de zone automatisch
overbruggen om steeds terugkerend sirene lawaai en hinder door meldingen aan de
Meldkamer, te voorkomen. De zone zal weer geactiveerd worden na uitschakeling, of 48
uur na het overbruggen (indien het systeem ingeschakeld blijft).
Optie instellingen: max. 1x (standaard); max 2x (standaard in USA); max 3x en geen
autoreset.
M
ELDINGEN
0
7:KINDZENDER
0
8:UITSCH. OPTIE
2
1:AUTORESET
50 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Duo zone is een functie die gebruikt wordt om valse alarmen tegen te gaan – een alarm
zal enkel geactiveerd worden wanneer twee aangrenzende zones (zone duos)
geschonden worden binnen een tijdsinterval van 30 seconden.
Deze functie is enkel actief wanneer het systeem WEG ingeschakeld is en enkel met
betrekking tot de volgende zone koppels: 18+19, 20+21, 22+23, 24+25, 26+27 in
PowerMaster-10 systeem / 40+41, 42+43, 44+45, 46+47, 48+49, 50+51, 52+53, 54+55,
56+57, 58+59, 60+61, 62+63 in PowerMaster-30 systeem.
Hier bepaalt u of de duo zones actief of inactief zullen zijn.
Optie instellingen: Duo zone UIT (standaard) en Duo zone AAN.
Opmerkingen:
1. Indien één van de twee duo zones overbrugd wordt (zie onderdeel
3.5.2), zal de overblijvende zone onafhankelijk functioneren.
2. Het wordt aangeraden dat duo zones enkel zones zijn die gebruikt
worden voor inbraak d.w.z. “Zone Types”: Interieur-volg, Interieur,
Omtrek en Omtrek- volg.
Belangrijk! Definieer “kruiszones” niet aan andere zone types zoals
Brand, Noodtoestand, 24u luid, 24u stil enz.
3.5.4 Configureren van alarmen en storingen
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde beschrijving van elke optie en de mogelijke instellingen. Om een
optie te selecteren en zijn configuratie te veranderen – raadplaag onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Bepaal of de gebruiker al dan niet is toegestaan een Paniekalarm via het
bedieningspaneel te activeren (door gelijktijdig de twee “Paniek Toetsen” in te drukken)
of via een keyfob (door gelijktijdig de “Weg” + “Thuis” toetsen in te drukken) en of het
alarm “stil” zal zijn (d.w.z. enkel rapporteren van de gebeurtenis) of ook luid (d.w.z. de
sirenes zullen ook af gaan)
Optie instellingen: luid paniek (standaard); stil paniek en paniek uit.
Een dwang (duress) alarm melding kan naar de meldkamer verzonden worden indien de
gebruiker gedwongen wordt het systeem onder bedreiging uit te schakelen. Om een
duress melding te starten, moet de gebruiker het systeem uitschakelen met behulp van
een dwang code (2580 standaard). Hier kunt u de dwang code veranderen of “0000”
programmeren om de dwang functie uit te schakelen.
Om de code te veranderen, voer de nieuwe 4-cijferige code in of de code 0000 om de
dwang functie uit te schakelen, druk vervolgens op .
Opmerkingen:
1. Het systeem laat niet toe een dwang code te programmeren die
hetzelfde is als een bestaande gebruikerscode.
2. Dwang code is niet van toepassing in de UK.
Als geen enkele toegewezen sensor tenminste eenmaal binnen de gedefinieerde
tijdsinterval beweging detecteert in interieur zones, wordt er een “inactiviteit melding”
verzonden.
Hier bepaalt u het tijdsinterval om het gebrek aan beweging te controleren.
Optie instellingen: uit (standaard); na: 3 uur; na 6 uur; na 12 uur; na 24 uur; na 48 uur
en na 72 uur.
3
3:INACTIVITEIT
3
2:DWANG
3
1:PANIEKALARM
2
2:DUO ZONE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 51
Hier bepaalt u of de sabotageschakelaar bescherming van alle sensoren of andere
randapparaten (behalve de centrale) Actief of Niet-Actief zijn.
Optie instellingen: zone sab. AAN (standaard) en zone sab. UIT.
Waarschuwing! Indien u "zone sab. UIT" selecteert, wees er dan van bewust dat er
geen alarm melding verstuurd wordt in geval van sabotage van sensoren en
randapparatuur van het systeem.
Om storende meldingen in geval van korte onderbrekingen van de netspanning te
vermijden, rapporteert het systeem de netspanning storing pas als de netspanning niet
hersteld wordt binnen een vooraf bepaalde tijdsvertraging. Hier bepaalt u de
tijdsvertraging tussen het wegvallen van de netvoeding en het rapporteren van de
storing.
Optie instellingen: na 5 minuten (standaard), na 30 minuten, na 60 minuten of na 180
minuten.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, mag de tijdsvertraging niet langer zijn
dan 60 min.
Indien twee opeenvolgende alarm gebeurtenissen plaats vinden binnen een specifiek
tijdsinterval, kan het systeem geconfigureerd worden zodat de tweede alarm gebeurtenis
als een “geverifiveerd alarm” gerapporteerd wordt (zie onderdeel 3.6.4. optie 61). Hier
kunt u deze functie activeren en het respectievelijke tijdsinterval instellen.
Optie instellingen: uit (standaard in USA); 30 minuten; 45 minuten; 60 minuten
(standaard); of 90 minuten
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 kan geconfigureerd worden om bij een alarm een
“Alarm vertraging” te starten. Indien de gebruiker het systeem binnen de vertraginstijd
uitschakelt, wordt het alarm afgebroken (niet van toepassing op alarmen door BRAND,
24U STIL en NOODTOESTAND zones) en wordt er niet doorgemeld. Tijdens deze
tijdsvertraging, geeft de buzzer een waarschuwingspiep maar de sirene blijft inactief en
het alarm wordt niet gerapporteerd. Hier kunt u deze functie activeren en de “alarm
vertraging” interval selecteren.
Optie instellingen: 00 seconden (standaard in USA); 15 seconden; 30 seconden
(standaard); 45 seconden; 60 seconden; 2 minuten; 3 minuten en 4 minuten.
Opmerking:
Om te voldoen aan de UL of CP-01 eisen, mag de alarmvertraging niet
langer zijn dan 45 sec.
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 kan geconfigureerd worden om een “Alarm
Herstel” tijdsinterval te bieden, dat begint zodra er een alarm aan de Meldkamer gemeld
wordt. Indien de gebruiker het systeem uitschakelt binnen deze “alarm herstel” tijd, wordt
er een “alarm herstel” bericht naar de Meldkamer gezonden die aantoont dat het alarm
door de gebruiker geannuleerd werd. Hier kunt u deze functie activeren en de “Alarm
Herstel” periode selecteren.
Optie instellingen: uit (standaard in USA); 1 minuut, 5 minuten (standaard); 15
minuten; 60 minuten en 4 uur.
Opmerking: Om te voldoen aan de CP-01 eisen, mag de "1 minuut" optie niet gebruikt
worden.
3
8:ALARM HERSTEL
3
7:ALARM VERTR.
3
6:
A
LARM BEVEST.
3
5:230V UITVAL
3
4:SAB. OPTIES
52 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Bepaalde reglementen (zoals in de UK) vereisen dat na een alarm gebeurtenis het
systeem niet opnieuw ingeschakeld kan worden alvorens het door een installateur
nagekeken en gereset wordt. Om te voldoen aan deze eis, geeft de PowerMaster-10 u
de volgende opties voor het resetten van de alarmgebeurtenis en het resetten van het
systeem:
A: Door de gebruiker zoals gewoonlijk (gebruiker reset).
B: Door de installateur, door de "Installatie Mode" te openen en te sluiten of door van
afstand in het systeem te gaan via de telefoon met gebruik van de Installateur Code
(monteur reset). Om via de telefoon in het systeem te gaan, zie de
Gebruikershandleiding, Hoofdstuk 5 – "Bediening van afstand met de telefoon" en
gebruik de installateurscode in plaats van de gebruikers code.
Optie instellingen: gebruiker reset (standaard) en monteur reset.
Opmerking: Deze functie is niet van toepassing in de USA.
3.5.5 Sirene functies instellen
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde omschrijving van elke optie en de mogelijke opties. Om een optie
te selecteren en zijn configuratie te veranderen – raadpleeg onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Bepaal of de interne sirene van de centrale bij alarm zal klinken (AAN) of stil zal blijven
(UIT).
Optie instellingen: AAN (standaard) en UIT.
Hier kunt u de tijdsduur dat de sirenes zullen klinken bij een alarm bepalen. De sirene
stopt automatisch zodra de “Sirenetijd” afloopt of wanneer het systeem uitgeschakeld
wordt.
Optie instellingen: 1 minuut; 3 minuten; 4 minuten (standaard); 8 minuten; 10
minuten; 15 minuten en 20 minuten
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, mag de "Sirenetijd" niet langer zijn
dan 15 minuten.
Hier kunt u de tijd bepalen dat de flitser zal flitsen na een alarm.
Optie instellingen: 5 minuten; 10 minuten, 20 minuten (standaard); 40 minuten en 60
minuten
Bepaal of de sirene geactiveerd zal worden indien de analoge (PSTN) telefoonlijn
wegvalt en het systeem ingeschakeld is.
Optie instellingen: uit (standaard) of aan.
4
6:SIR. BY LYNFT
4
5:FLITSTIJD
4
4:SIRENETIJD
4
3:INT. SIREN
E
3
9:ALARM RESET
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 53
3.5.6 Configureren van de hoorbare & visuele gebruikersinterface
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde beschrijving van elke optie en de mogelijke instellingen. Om een
optie te selecteren en zijn configuratie te veranderen – raadpleeg onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Met Partities
uitgeschakeld
!!!!
Hier bepaalt u of het paneel de in-/uitloop waarschuwingstonen zal laten klinken tijdens
de in-/ en uitloop vertragingen of niet. Een bijkomende optie is de waarschuwingspiepjes
enkel uit te zetten wanneer het systeem “THUIS” ingeschakeld is.
Optie instellingen: AAN (standaard), UIT thuis (standaard in VS), UIT uitloop thuis en UIT.
Opmerking: Wanneer de uitgangspiepjes UIT staan, zal de vrolijke (succes) melodie
nog altijd klinken tegen het einde van een uitgangsvertraging.
Het volume niveau van de uitgang / ingang piepjes kunnen aangepast worden door op
de toets op het toetsenbord te drukken om het volume te doen toenemen, of door
op de toets te drukken om het volume te doen afnemen.
Met Partities
ingeschakeld
Hier bepaalt u of het paneel de in-/uitloop waarschuwingstonen zal laten klinken tijdens
de in-/ en uitloop vertragingen of niet. Een bijkomende optie is de waarschuwingspiepjes
enkel uit te zetten wanneer het systeem “THUIS” ingeschakeld is.
Het scherm toont: Def:P1
P2 P3
De druktoetsen
, , en geven een selectie van de overeenkomstige
verdelingen. Door herhaaldelijk op elke knop te drukken, zal er gewisseld worden tussen
elke optie.
Optie instellingen: (piepjes inschakelen), H (UIT wanneer thuis) en (piepjes
uitschakelen).
Opmerking: Wanneer de uitgangspiepjes UIT staan, zal de vrolijke (succes) melodie
nog altijd klinken tegen het einde van een uitgangsvertraging.
Het volume niveau van de uitgang / ingang piepjes kunnen aangepast worden door op
de toets op het toetsenbord te drukken om het volume te doen toenemen, of door
op de toets te drukken om het volume te doen afnemen.
Bij storingen laat het paneel een reeks van 3 korte herinneringspiepjes horen, eens per
minuut. Hier bepaalt u of u deze herinneringspiepjes wil inschakelen of uitschakelen of
ze enkel ’s nachts wil uitschakelen. De “nacht” uren zijn in de fabriek bepaald maar zijn
meestal van 20u tot 7u.
Optie instellingen: AAN (standaard in VS); UIT bij nacht (standaard) en UIT.
Bepaal of de gebruiker al dan niet een “Geheugen” melding krijgt na een alarm.
Optie instellingen: AAN (standaard) en UIT.
Hier kunt u de “Lage Batterij bevestigen” optie, waarbij een aparte handeling bij
inschakelen met een keyfob met een bijna lege batterij gevraagd wordt, activeren of
deactiveren. Zie de Gebruikershandleiding, Hoofdstuk 6 voor meer informatie.
Optie instellingen: UIT (standaard) – bevestiging niet nodig; AAN – bevestiging vereist.
Hier bepaalt u of de achtergrondverlichting van het paneel ten allen tijde zal aanblijven
of enkel zal aanspringen wanneer er een toets ingedrukt wordt en binnen 10 seconden
weer zal uitgaan als er geen toets wordt aangeraakt.
Optie instellingen: LCD altijd AAN en UIT na 10 sec (standaard).
Alleen van toepassing op de PowerMaster-30
5
5:VERLICHTING
5
4:KEYFOB L. BAT
5
3:
G
EHEUGEN
5
1:IN/UIT TOON
5
1:IN/UIT TOON
5
2:
S
TOR. BUZZER
54 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Met Partities
uitgeschakeld
Bepaalde reglementen vereisen dat de systeem status niet aan ongeautoriseerde
personen getoond mag worden. De screensaver optie (indien ingeschakeld) vervangt de
status op het LCD scherm met de woorden “PowerMaster-10” / “PowerMaster-30” indien
er gedurende meer dan 30 seconden geen toets ingedrukt wordt.
Hier kunt u de Screensaver optie activeren en bepalen of de status op het LCD scherm
zal hervatten na elke toetsaanslag (uit met Toets) of door het ingeven van een code
(uit met Code). Indien uit met Toets wordt gekozen, zal het eerste indrukken van een
willekeurige toets (behalve Brand en Noodtoestand) het status scherm tonen en de
tweede druk zal de toets functie uitvoeren. Met betrekking tot de Brand en Noodtoestand
toetsen, zal de eerste toets druk het status scherm voortbrengen en ook de Brand /
Noodtoestand functie uitvoeren. Zie Gebruikershandleiding Hoofdstuk 1 “Screensaver”
voor verdere informatie.
Optie instellingen: UIT (standaard); uit met code en uit met toets.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, moet "text met code" geselecteerd
worden.
Met Partities
ingeschakeld
Bepaalde reglementen vereisen dat het systeem status scherm niet aan
ongeautoriseerde personen getoond mag worden. De screensaver optie (indien
ingeschakeld) vervangt het status scherm bij het “PowerMaster-10” / “PowerMaster-30”
scherm indien er gedurende meer dan 30 seconden geen toets ingedrukt wordt.
Hier kunt u de Screensaver optie activeren en bepalen of het status scherm zal
hervatten na elke toetsaanslag (text met Toets) of door het ingeven van een code (text
met Code). Indien text met Toets wordt gekozen, zal het eerste indrukken van een
willekeurige toets (behalve Brand en Noodtoestand) het status scherm tonen en de
tweede druk zal de toets functie uitvoeren. Met betrekking tot de Brand en
Noodtoestand toetsen, zal de eerste toets druk het status scherm voortbrengen en ook
de Brand / Noodtoestand functie uitvoeren.
U kunt ook bepalen dat, indien er gedurende meer dan 30 seconden geen toets wordt
ingedrukt, de datum en tijd op het scherm verschijnen. U kunt bepalen dat het normale
scherm zal terugkeren na op de
toets te drukken, gevolgd door het ingeven van
de gebruikerscode (Tijd - met Code) of na het drukken op eender welke toets (Tijd -
met Toets).
Zie Gebruikershandleiding Hoofdstuk 1 “Screensaver” voor verdere informatie.
Optie instellingen: UIT (standaard); Text - met code; Text - met Toets; Tijd - met Code;
Tijd - met Toets.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, moet "text door code" geselecteerd
worden.
3.5.7 Configureren van Storing en Supervisie (Ontbrekend apparaat)
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde beschrijving van elke optie en de mogelijke Optie instellingen. Om
een optie te selecteren en zijn instelling (configuratie) te veranderen – raadpleeg onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Hier bepaalt u of een storing (voortdurend storende transmissies op het radio netwerk)
gedetecteerd en gerapporteerd zullen worden of niet. Indien een van de storing detectie
opties geselecteerd wordt, zal het systeem inschakelen in storingstoestand, niet toelaten.
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 voorziet verschillende storing detectie en
rapportage opties om te voldoen aan de volgende normen:
Optie Standaard Detectie en Rapportage gebeuren wanneer:
UL 20/20 USA Er is voortdurend een storing van 20 seconden
Alleen van toepassing op de PowerMaster-30
5
6:SCREENSAVER
6
1:JAM DETECTIE
5
6
:SCREENSAVER
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 55
Optie Standaard Detectie en Rapportage gebeuren wanneer:
EN 30/60 Europa Er is een storing van 30 seconden cumulatief binnen
60 seconden
Klasse 6
(30/60)
Britse
Norm
Zoals EN (30/60) maar de gebeurtenis zal enkel
gerapporteerd worden als de duur van de storing
langer is dan 5 minuten.
geen (standaard) Geen storing detectie en rapportage.
Opmerkingen:
Om te voldoen aan de UL vereisten, dient "UL 20/20" geselecteerd te
worden.
Om te voldoen aan de EN vereisten, dient "EN 30/60" geselecteerd te
worden.
Om te voldoen aan de UK Klasse-6 vereisten, dient " klasse 6
(30/60)" geselecteerd te worden.
Hier bepaalt u het tijdsinterval voor ontvangst van de supervisie (keep alive) signalen
van de verschillende draadloze melders. Als er een apparaat niet tenminste eenmaal
binnen het geselecteerde tijdsinterval rapporteert, wordt er een “VERMIST”
waarschuwing doorgemeld.
Optie instellingen: 1 uur; 2 uur; 4 uur; 8 uur; 12 uur (standaard) en s.visie uit.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, moet er 1 uur of 2 uur geselecteerd
worden.
Hier kunt u configureren of er in het geval van een supervisie probleem (d.w.z.
apparaat is “VERMIST” – zie (62:SUPERVISIE) het systeem zal blijven werken als
normaal of de systeem status “Niet Gereed” zal zijn zolang de supervisie problemen
zich voordoen.
Optie instellingen: normaal (standaard) en bij supervisie.
"EN normen" vereisen dat indien er zich een supervisie (apparaat ontbreekt) of
storing probleem voordoet tijdens de WEG inschakeling, de sirene af zal gaan en de
gebeurtenis als een sabotage gebeurtenis zal gerapporteerd worden. Hier
configureert u of het systeem zich volgens de EN standaard of anders zal gedragen.
Optie instellingen: anders (standaard) of EN standaard.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten moet de “EN standaard” geselecteerd
worden.
3.5.8 Configureren van diverse functies
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde omschrijving van elke optie en de mogelijke instellingen. Om een
optie te selecteren en zijn configuratie te veranderen – raadpleeg onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Gebruikerstoestemming laat u bepalen dat toegang tot het INSTALLATIE MODE
toestemming vereist is van de gebruiker. Indien u ingeschakeld selecteert, zal de
installateur enkel toegang hebben tot het systeem via het gebruikersmenu nadat de
gebruikerscode ingegeven werd (zie onderdeel 3.2).
Optie instellingen: uit (standaard) of aan (standaard in UK).
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, moet "aan" geselecteerd worden.
9
1:GEBR.TOESTEM
6
4:SUPERV. ALARM
6
3:NIET GEREED
6
2:SUPERVISIE
56 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Hier bepaalt u welk type accu (batterypack) in het systeem wordt toegepast om de juiste
laadstroom te bepalen.
Optie instellingen: 7.2V NiMH (standaard) of 9.6V NiMH (standaard in UK).
3.6 Communicatie
3.6.1 Algemene richtlijnen – "Communicatie" stroomschema en menu opties
Het COMMUNICATIE menu laat u toe de communicatie en het rapporteren van een alarm, problemen en andere
systeem gebeurtenissen te configureren en aan te passen om toezicht te houden op bedrijven of privé gebruikers
volgens de lokale eisen en uw persoonlijke voorkeuren. De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 biedt een grote
verscheidenheid aan communicatie middelen, waaronder telefoon PSTN vaste lijn, GSM, GPRS of SMS en IP via
breedband internetverbinding.
Het menu bevat verschillende submenu die elk een groep van functies en parameters,
die verwant zijn aan de communicatie en het rapporteren als volgt, behandelen (zie gedetailleerde lijst in Stap-3
van onderstaand schema):
Optie Omschrijving van optie functies en parameters Onderdeel
Functies en parameters over de PSTN telefoon lijn van de PowerMaster-
10 / PowerMaster-30.
3.6.2
Functies en parameters over de GSM of GPRS verbinding van het
PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systeem.
3.6.3
Functies en parameters over het doormelden van gebeurtenissen aan de
meldkamer via PSTN, GSM, GPRS of IP.
3.6.4
Functies en parameters over het doormelden van event boodschappen
aan Privé Gebruikers via PSTN of GSM (SMS).
3.6.5
Functies en parameters van de PIR-CAM Bewegingsmelders die
toegepast worden voor Video Alarm Verificatie en het doorsturen van
videobeelden aan meldkamers en andere abonnees op afstand via e-mail
en/of MMS netwerk.
3.6.6
Verbindingsinformatie, toegangsmogelijkheden en codes van de
Upload/Download procedures via PSTN of GPRS.
3.6.7
Om het menu te openen, een optie te selecteren en te configureren, doe het volgende:
0
4.COMMUNICATIE
6
:UP/DOWNL.
5
:PIR
-
C
AM
4
:PRIVE MELDING
3
:PAC MELDING
2
:GSM/GPRS/SMS
1:PSTN
0
4.COMMUNICATIE
9
2:BATTERIJ TYPE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 57
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap
4
Selecteer
"COMMUNICATIE"
[1] Selecteer
Communicatie
Submenu optie
[2]
Selecteer de "Communicatie" Parameter die
u wenst te configureren
[3]
[4]
Zie
deel
3.6.2
3.6.3
()Deze opties zijn
enkel beschikbaar voor
de "Hoofd
Installateur"
3.6.4
3.6.5
Zie ook
Gebruik
ershan
dl
Hfdstk.
4
Onderd
eel
C.10
65:2-WEG SPRAAK
BEVESTIGING
1e SMS NUMMER
M
ELDINGEN
SMS DOORMELDING
GSM/GPRS
PSTN
64:SYST.
63:ZONE HERSTEL
62:ALARM HERSTEL
61:VERIFICATIE
53:LIJNUITVAL
52:TEST TIJDSTIP
51:TEST CYCLUS
47:GSM POGINGEN
46:PSTN POGINGEN
ALIVE MELDING
GPRS ALTIJD AAN
NETWERK ROAMING
GPRS PASSWORD
S
IM PINCODE
S
PRAAK<
-
>
PRIVE
BELPOGINGEN
4e PRIVE TEL. NR.
3e PRIVE TEL. NR.
2e PRIVE TEL. NR.
1e PRIVE TEL. NR.
M
ELDINGEN
PRIVE BELLEN
01:MELDINGEN
02:1e DOORMELD
03:2e DOORMELD
04:3e DOORMELD
05:DUBBEL MELD
11:AANSLUITNR. 1
12:AANSLUITNR. 2
16:PAC TEL. 1
17:PAC TEL. 2
21:IP ONTVR. 1
22:IP ONTVR. 2
26:SMS ONTVR. 1
27:SMS ONTVR. 2
41:PROTOCOL
G
PRS MELDING
GSM MELDING
S
MS MELDING
GPRS APN
G
PRS USERNAME
KIESMETHODE
BUITENLIJN NR
KENGETAL
4:PRIVE MELDING
3: PAC MELDING
2
:GSM/GPRS/SMS
1:PSTN 04.COMMUNICATIE
INSTALLATIEMODE
4e SMS NUMMER
3e SMS NUMMER
2e SMS NUMMER
58 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap
4
Selecteer
"COMMUNICATIE"
[1]
Selecteer
Communicatie
Submenu optie
[2]
Selecteer de "Communicatie" Parameter die
u wenst te configureren
[3]
[4]
3.6.6
3.6.7
Openen van het "Communicatie" Menu
Om een optie te selecteren:
[1]
Open het Installatiemode en selecteer de "04.COMMUNICATIE" optie (zie onderdeel 3.2).
[2]
Selecteer het submenu optie die u nodig heeft, bijvoorbeeld: "3: PAC MELDING".
[3]
Selecteer de parameter die u wenst te configureren bijvoorbeeld: "11:AANSLUITNR 1"
[4] Ga, om verder te gaan, naar het onderdeel van de geselecteerde submenu optie, bijvoorbeeld onderdeel
3.6.4. voor het "3:PAC MELDING" submenu, en zoek naar de optie die u wenst te configureren (bijv.
"11:AANSLUITNR 1”). Na het configureren van de geselecteerde parameter gaat het scherm terug naar
stap 3.
Om de configuratie van de geselecteerde optie te veranderen:
Bij het openen van de geselecteerde optie, toont het scherm de standaard (of voorheen geselecteerde)
instelling gemarkeerd met ().
Indien u de configuratie wenst te veranderen, scrol dan door het "Optie instellingen" menu, selecteer
de instelling die u wenst en druk op om te bevestigen. Als u dit gedaan heeft brengt het scherm u
terug naar Stap 3.
UL/DL TEL.NR.
ID NR. 2
ID NR. 1
TEL.NR. SIMKAART
GPRS UP/DOWNL.
ALARMTYPE /FOTO
FOTO VERZ.TIJD
F
OTO OP VERZOEK
UPLOAD OPTIE
INST. DL CODE
HOOFD DL CODE
AFST. BEDIENEN
PSTN UP/DOWNL.
4e MMS-NR
3e MMS-NR
2
e MMS
-
N
R
1e MMS-NR
4e E-MAIL ADDR.
3e E-MAIL ADDR.
2e E-MAIL ADDR.
1e E-MAIL ADDR.
V
ERSTUUR FOTO’S
6:UP/DOWNLOAD
5
:PIR CAM
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 59
3.6.2 Configureren van een PSTN (Vaste Lijn of Telefoonlijn) aansluiting
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systemen bevatten een telefoonkiezer voor het doormelden aan
meldkamers met gebruik van diverse Alarm protocols (zie onderdeel 3.6.4 optie 41) en aan Privé Telefoons (zie
onderdeel 3.6.5
"Doormelding naar Privé nummers"). Hier configureert u de nodige parameters betreffende de
PSTN telefoon lijn.
Scrol
en
selecteer
Open het menu om een optie te configureren, selecteer de optie die u wenst te
configureren (zie de richtlijnen hierboven en in onderdeel 3.6.1) en raadpleeg dan de tabel hieronder die u
voorziet van gedetailleerde uitleg en configuratie instructies voor elke optie.
Optie Configuratie instructies
In sommige oudere PSTN netwerken, is het mogelijk dat er niet gekozen kan worden
van de centrale naar andere PSTN telefoonnummers (zoals meldkamers of privé
telefoons), indien het gekozen nummer een kengetal bevat dat identiek is aan het
kengetal van het paneel (d.w.z. beide het paneel en de andere nummers hebben
hetzelfde PSTN kengetal).
Als u hetzelfde probleem tegenkomt met het PSTN netwerk waar het paneel mee
verbonden is, moet u hier het kengetal van de PSTN telefoonlijn, waarmee het paneel
verbonden is, ingeven (tot 4 cijfers) zodat de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 het
kengetal van het gekozen nummer zal overslaan, wanneer er andere PSTN
telefoonnummers die met hetzelfde kengetal geprogrammeerd, gekozen worden. N.B.
Deze optie is voor Nederland niet van toepassing.
Hier geeft u het voorvoegsel in (indien nodig) zodat het systeem toegang krijgt tot een
buitenlijn.
Hier bepaalt u de kiesmethode gebruikt door de PSTN kiezer of het PowerMaster-10 /
PowerMaster-30 bedieningspaneel.
Optie instellingen: Puls of Toon (dtmf) (standaard).
3.6.3 Configureren van GSM-GPRS (IP) - SMS Verbinding
De GSM/GPRS module is geschikt om te communiceren met de meldkamer ontvanger via GPRS, GSM spraak
(analoog) of SMS Kanalen.
Voor elke optie kan apart de doormelding worden ingeschakeld of uitgeschakeld. Als alle opties ingeschakeld zijn,
zal de GSM/GPRS module altijd eerst GPRS proberen. Indien dit mislukt, zal het de GSM spraak proberen. Indien
dit mislukt, zal het elke andere mogelijke methode proberen (PSTN Breedband) en pas dan zal het SMS proberen.
Het uitschakelen van een van de GSM kanalen zal ervoor zorgen dat de module een andere volgorde gebruikt dan
degene hierboven beschreven.
Scrol
en
selecteer
Open het menu om een optie te configureren, selecteer de optie die u wenst te
configureren (zie richtlijnen hierboven en in onderdeel 3.6.1) en raadpleeg dan de onderstaande tabel die u
voorziet van gedetailleerde uitleg en configuratie instructies voor elke optie.
2
:GSM/GPRS/SMS
2
:GSM/GPRS/SMS
G
ewenste optie
0
4.COMMUNICATIE
K
IESMETHODE
B
UITENLIJN NR
K
ENGETAL
1:PSTN
1:PSTN
G
ewenste optie
0
4.COMMUNICATIE
60 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Optie Configuratie instructies
Hier bepaalt u of systeem gebeurtenissen worden doorgemeld aan de PowerManage
ontvanger van een Meldkamer via het GPRS (IP) Kanaal. Voor verdere informatie zie
onderdeel 3.6.4 opties 21 & 22.
Optie instellingen: uit (standaard); aan.
Hier bepaalt u of systeem gebeurtenissen worden doorgemeld aan een ontvanger in de
Meldkamer middels een protocol via het GSM spraak (analoog) kanaal. Voor verdere
informatie zie onderdeel 3.6.4 optie 41.
Optie instellingen: uit (standaard); aan.
Hier bepaalt u of systeem gebeurtenissen worden doorgemeld aan een SMS ontvanger
in de Meldkamers via het SMS Kanaal. Voor verdere informatie zie onderdeel 3.6.4
opties 26 & 27.
Optie instellingen: uit (standaard); aan.
Hier geeft u de naam in van het APN Toegangspunt gebruikt voor de internet
instellingen voor de GPRS (tot 40 karakters).
Opmerking: Gebruik de “String editor” op het einde van dit onderdeel, om een APN
Acces point in te geven.
Hier voert u de Gebruikersnaam van de APN voor GPRS communicatie in (tot 30
karakters).
Opmerking: Gebruik de “String editor” op het einde van dit onderdeel, om de
Gebruikersnaam in te geven.
Hier geeft u de PIN code of de SIM kaart, geïnstalleerd in de GSM, module in (tot 16
numerieke karakters)
Opmerking: Gebruik het numerieke toetsenbord, om de numerieke PIN code in te
geven.
Hier geeft u het Paswoord in van de APN gebruikt voor GPRS communicatie (tot 16
karakters).
Opmerking: Gebruik de “String editor” op het einde van dit onderdeel, om het
Paswoord in te geven.
Hier forceert u de SIM kaart om enkel zijn “eigen netwerk” te gebruiken en zorgt ervoor
dat hij niet kan roamen op andere netwerken in het geval dat het eigen netwerk niet
gevonden kan worden.
Optie instellingen: niet toegestaan (standaard); toegestaan.
N
ETWERK
R
OAMING
G
PRS PASSWORD
S
IM PINCODE
G
PRS USERNAME
G
PRS APN
S
MS MELDING
G
SM MELDING
G
PRS MELDING
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 61
Hier kunt u bepalen of de centrale voortdurend verbonden zal blijven (“Altijd AAN”) via
GPRS communicatie, of afgesloten wordt na elke doormelding.
Optie instellingen: uitgeschakeld (standaard); gebruik.
Sommige GSM Service providers hebben de neiging om de GSM verbinding af te
sluiten indien de gebruiker geen gesprekken heeft gepleegd gedurende de laatste 28
dagen. Om te voorkomen dat de GSM verbinding afgesloten wordt, kan u het systeem
configureren om elke 28 dagen een “keep alive” test boodschap te zenden naar ofwel
het eerste SMS nummer (indien dit bestaat) ofwel het eerste privé telefoonnummer.
Optie instellingen: Uit (standaard) of Test 28 dagen.
PowerMaster-10 / PowerMaster-30 String Editor
Toets String Editor Functie
Cursor verplaatsen van links naar rechts. Ingedrukt houden voor versnelde verplaatsing.
Cursor verplaatsen van rechts naar links. Ingedrukt houden voor versnelde verplaatsing.
Cursor verplaatsen naar einde (rechts) van ingevoerde tekst en toont de laatste 16 tekens van de
string.
Omhoog scrollen van de alfanumerieke en symbolen. Ingedrukt houden voor versneld
scrollen.
Zie onderin deze tabel voor de volgorde van de symbolen.
Omlaag scrollen van de alfanumerieke en symbolen. Ingedrukt houden voor versneld scrollen.
Zie onderin deze tabel voor de volgorde van de symbolen.
Hoofdletter (A,B,C…Z) of kleine letter (a,b,c…z) keuze
Wis één karakter per keer.
Wis de huidige invoer rechts van de cursor.
Opslaan en verder naar volgend menu.
Ga één menu punt terug, zonder huidige veranderingen op te slaan
Scrolt direct naar "<OK> = VERLATEN" zonder de huidige veranderingen op te slaan.
Volgorde Alfanumerieke/symbool volgorde: a/A, b/B….z/Z; 0,1,2…9; ! # % & ' * + - / = ^ @ . _ ?
A
LIVE MELDING
G
PRS ALTIJD AAN
62 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.6.4 Configureren van doormeldingen aan meldkamers
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 centrale is ontworpen om alarmen, waarschuwingen, problemen en andere
gebeurtenissen en boodschappen aan twee meldkamers PAC1 en PAC2 door te melden, via PSTN telefoonlijn,
GSM spraak (analoog) GPRS (IP) & SMS of Breedband IP communicatie kanalen. In dit onderdeel kunt u alle
parameters en functies, vereist voor het doormelden van deze events aan de Meldkamers configureren en
definiëren, zoals:
De gebeurtenissen doorgemeld aan elk van de twee Meldkamers PAC1 en PAC2 en overeenkomstige
back-ups.
De communicatie middelen (kanaal) gebruikt voor het rapporteren en de back-up middelen (kanaal) in geval
van falen.
De klantennummer(s) van de klant (abonnee) die aan elke meldkamer gerapporteerd moet worden.
De telefoonnummers, IP adressen en SMS nummers en protocols van de overeenkomstige alarm
ontvangers bij de twee Meldkamers PAC1 en PAC2 en het aantal belpogingen in geval van falen.
De communicatie automatisch testen en de communicatiestoring meldingen.
Het doormelden van bepaalde systeem functie events zoals “Alarm bevestiging”, “Alarm vertraging”, “Alarm
Herstel” en “Alarm reset".
Scrol
en
selecteer
Open het menu om een optie te configureren, selecteer de optie die u wenst te
configureren (zie richtlijnen hierboven en in onderdeel 3.6.1) en raadpleeg dan de onderstaande tabel die u
voorziet van gedetailleerde uitleg en configuratie instructies voor elke optie.
Optie Configuratie instructies
Hier kunt u bepalen welke gebeurtenissen (d.w.z. Alarmen (alrm); In-/Uitschakeling
(o/c); Waarschuwingen (alrt); Onderhoud en Storingen) aan de Meldkamers
doorgemeld zullen worden. Door gebrek aan ruimte op het scherm, worden de
afkortingen alrm, alrt, o/c en alle (d.w.z. alle gebeurtenissen) gebruikt.
Het min (-) symbool betekent "minder/behalve" d.w.z. alle(-alrt) betekent alle
gebeurtenissen behalve waarschuwingen.
De asterisk () is een scheidingsteken tussen gebeurtenissen gerapporteerd aan
Meldkamer 1 (PAC1) en gebeurtenissen gerapporteerd aan Meldkamer 2 (PAC2).
Voor gedetailleerde en meer volledige uitleg zie het "Gebeurtenis doormelding
Schema" aan het einde van dit onderdeel.
Optie
instellingen:
all-o/c back-up
(standaard)
all-o/co/c Geen rapportage
all all all(-alrt)alrt all back-up
all-o/call-o/c alrmall(-alrm)
Opmerking: Alarm gebeurtenissen (
alrm
) hebben de hoogste prioriteit en
Waarschuwing gebeurtenissen hebben de laagste prioriteit.
Als het systeem ook met een GSM module is uitgerust, moet u definiëren welke van de
communicatie kanalen (d.w.z. GSM of PSTN) het systeem als hoofdkanaal zal
gebruiken (d.w.z. 1
ste
prioriteit) voor het rapporteren van gebeurtenissen aan
Meldkamers, en indien het hoofdkanaal faalt, welke kanalen zullen gebruikt worden als
de 2
de
en 3
de
doormeld optie.
0
3:2E DOORMELD
0
2:1E DOORMELD
0
1:MELDINGEN
3
:PAC MELDING
G
ewenste optie
3
:PAC MELDING
0
4.COMMUNICATIE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 63
Open de “1
e
DOORMELD optie.” optie en definieer welke van de communicatie kanalen
het systeem zal gebruiken als primair kanaal. Indien u ook back-up rapportage kanalen
wenst te definiëren, open dan de “2
e
DOORMELD optie” en “3
e
DOORMELD optie”
opties en definieer hen ook.
Optie instellingen: uitgeschakeld (standaard); GSM en PSTN.
Belangrijk:
Enkel geselecteerde communicatie kanalen zullen gebruikt worden door
het systeem om gebeurtenis boodschappen te rapporteren aan
Meldkamers. Indien er geen geselecteerd wordt, zal het rapporteren
aan meldkamers uitgeschakeld worden.
Opmerking:
Wanneer GSM kanaal geselecteerd is, zullen de prioriteiten binnen de
GSM GPRS (IP) kanaal eerst zijn, dan GSM spraak kanaal en als laatste
SMS kanaal mits deze kanalen ingeschakeld werden in onderdeel 3.6.3.
Hier bepaalt u of gebeurtenissen al dan niet gerapporteerd worden met zowel PSTN als
GSM.
Optie instellingen: uitgeschakeld (standaard) en PSTN & GSM.
Hier geeft u het respectievelijk 1
e
aansluit (abonnee) nummer in (11:AANSLUITNR. 1)
dat het alarmsysteem aan de 1
e
meldkamer (aangeduid als ONTVR. 1) zal identificeren,
en een 2
e
aansluit (abonnee) nummer (12:AANSLUITNR. 2) dat het systeem aan de 2
e
meldkamer (aangeduid als ONTVR. 2) zal identificeren. Elk van de aansluitnummers
bestaat uit 6 hexadecimale cijfers.
Enkel
Hoofdinstallateur
Geef de 1
e
en 2
e
aansluitnummers in op hun overeenkomstige locaties. Om
Hexadecimale cijfers in te geven, gebruik de volgende tabel:
Ingeven van Hexadecimale Cijfers
Cijfer 0…..9 A B C D E F
Toets
0…..9 [#]
[0] [#]
[1] [#]
[2] [#]
[3] [#]
[4] [#]
[5]
Enkel
Hoofdinstallateur
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 kan geprogrammeerd worden om meldingen,
gedefinieerd in de Meldingen optie (optie 01) door te melden naar twee meldontvangers
via de PSTN telefoonlijn en/of het GSM analoog spraakkanaal (indien uitgerust met
GSM module), met gebruik van standaard PSTN alarm protocols (d.w.z. SIA, Contact-
ID en Scancom). Het protocol wordt gedefinieerd in de “Protocol” optie (optie 41).
Hier voert u de twee telefoonnummers in van meldontvanger 1 in de 1
e
Meldkamer (16:
PAC TEL. 1) en meldontvanger 2 in de 2
e
Meldkamer (17: PAC TEL. 2).
Geef de telefoonnummers in van meldontvanger 1 en meldontvanger 2 (inclusief
netnummer – maximaal 16 cijfers). Zie onderstaande tabel voor verdere
programmeerinformatie.
Opmerking: Indien het netnummer van de meldontvanger gelijk is aan het eigen
netnummer, kunnen er in sommige gevallen problemen ontstaan. Zie
onderdeel 3.6.2 voor meer informatie.
0
4:3E DOORMELD
K
ENGETAL
1
7
:PAC TEL. 2
16:PAC TEL. 1
12:AANSLUITNR. 2
11:AANSLUITNR. 1
0
5:DUBBEL MELDEN
64 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Hex.cijfer Toets
volgorde
Code
betekenis
A [#]
[0] Alleen geldig aan het begin van een nummer - kiezer wacht 10
seconden of wacht op een kiestoon en belt, ongeacht welke
eerst komt.
D [#]
[3] Alleen geldig aan het begin van een nummer - kiezer wacht 5
seconden op een kiestoon en hangt op als geen kiestoon is.
E [#]
[4] Alleen geldig in het midden van het nummer– de kiezer wacht 5
seconden.
In onderdeel 3.6.3. staat beschreven hoe de cursor verplaatst wordt en hoe
karakters gewist worden.
Indien uitgerust met de GSM-350 of PowerLink PG2 (Breedband) modules, kan de
PowerMaster-10 / PowerMaster-30 geprogrammeerd worden om meldingen,
gedefinieerd in de Meldingen optie (optie 01), door te melden aan twee Visonic IP
PowerManage Ontvangers. IP doormelding kan uitgevoerd worden via het GPRS (IP)
kanaal met gebruik van SIA IP protocol of via een PowerLink (Breedband) IP kanaal
met gebruik van SIA IP of het Visonic PowerNet protocol.
Hier kunt u de twee IP adressen van IP Ontvanger 1 van de 1
e
Meldkamer (21:IP
ONTVR. 1) en IP Ontvanger 2 van de 2
e
Meldkamer (22:IP ONTVR. 2), ingeven.
Enkel
Hoofdinstallateur
Vul de IP adressen (000.000.000.000) van IP Ontvanger 1 en IP Ontvanger 2 in.
Indien uitgerust met een GSM-350 module, kan de PowerMaster-10 / PowerMaster-30
geprogrammeerd worden om meldingen, gedefinieerd in Meldingen optie (optie 01)
door te melden naar twee SMS Ontvangers, via het GSM SMS kanaal met een speciaal
tekst format. Voor verdere details in verband met het SMS tekst format, gelieve contact
op te nemen met uw lokale distributeur.
Hier vult u de twee telefoonnummers in van SMS Ontvanger 1 van de 1
e
Meldkamer
(26:SMS ONTVR. 1) en SMS Ontvanger 2 van de 2
e
Meldkamer (27:SMS ONTVR. 2)
in.
Enkel
Hoofdinstallateur
Vul de telefoonnummers in van SMS Ontvanger 1 en SMS Ontvanger 2 op hun
(inclusief netnummer – maximaal 16 cijfers).
Opmerking: Om het internationale voorvoegsel in te geven () bij het 1
st
cijfer – toets
[#]
[1].
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 kan geprogrammeerd worden om de meldingen,
gedefinieerd in de Meldingen optie (optie 01) door te melden naar twee meldontvangers
via de PSTN telefoonlijn en/of het GSM analoog spraakkanaal (indien uitgerust met
GSM-350 module), met gebruik van standaard PSTN alarm protocols (d.w.z. SIA,
Contact-ID en Scancom).
Hier kiest u welk protocol het systeem zal gebruiken voor het doormelden aan de twee
meldontvangers PAC TEL. 1 en PAC TEL. 2. De Event Codes gebruikt voor het
rapporteren in elk van de beschikbare protocols worden gespecificeerd in BIJLAGE E.
Event Codes.
Verzeker dat de ontvangers gebruikt door de Meldkamers van de toepasbare modellen,
hieronder weergegeven, zijn, en dat de gebruikte ontvanger het protocol dat u
selecteert kan ontvangen.
4
1:PROTOCOL
2
7:SMS ONTVR. 2
2
6:SMS ONTVR. 1
2
2:IP ONTVR. 2
2
1:IP ONTVR.1
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 65
Toepasbare meldontvangers:
Osborne-Hoffman model 2000; Ademco Model 685; FBII Model CP220; Radionics
Model D6500; Sur-Gard Model SG-MLR2-DG, Alphatronics RC-4000/4001/4100 en
Silent Knight Model 9500
Enkel
Hoofdinstallateur
Optie instellingen: SIA (standaard); Scancom; SIA text en Contact ID.
Hier bepaalt u hoe vaak het systeem een alarm melding aan het meldkamernummer
probeert door te melden.
Optie instellingen: 2 pogingen; 4 pogingen (standaard); 8 pogingen; 12 pogingen en
16 pogingen.
Hier bepaalt u hoe vaak het systeem een alarm melding aan het meldkamernummer
probeert door te melden via een draadloze (GPRS, GSM en SMS) verbinding.
Optie instellingen: 2 pogingen; 4 pogingen (standaard); 8 pogingen; 12 pogingen en
16 pogingen.
Om goede communicatie via de PSTN telefoonlijn te verifiëren, kan de PowerMaster-10
/ PowerMaster-30 geconfigureerd worden om via de PSTN lijn testmeldingen naar de
Meldkamer te sturen bij vooraf bepaalde tijdsintervallen. Hier kunt u de testmeldingen
inschakelen en het tijdsinterval tussen twee opeenvolgende testen bepalen. De
rapportage tijd wordt ingesteld in optie 51.
Optie instellingen: test UIT (standaard); Test 1 dag; Test 2 dagen; Test 5 dagen; Test
7 dagen; Test 14 dagen; Test 30 dagen en Test 5 h.
Hier kunt u de exacte tijd tijdens de dag instellen, waarop de testmelding (indien
ingeschakeld in optie 51) naar de Meldkamer zal gestuurd worden.
Geef het gewenste tijdstip van de testmelding in.
Opmerking: Indien het AM/PM format gebruikt wordt, kan u het "AM" cijfer instellen met
de toets en het "PM" cijfer met de toets.
(Terugkeren)
Bepaal of een storing in een van de communicatie kanalen ( PSTN of GSM/GPRS) al
dan niet doorgemeld zal worden en de tijdsvertraging tussen detectie van het falen en
het rapporteren van de storing aan de Meldkamer. Een storing (d.w.z. “tel lijn storing” of
“GSM lijn storing” zal opgeslagen worden in het event log.
Om in te stellen:
Druk op om het sub menu te openen en rol, selecteer en
configureer dan het gewenste communicatie kanaal.
Wanneer u klaar bent, druk dan op
om terug te keren.
Optie instellingen "PSTN": direct melden (standaard); na 5 minuten; na 30 minuten;
na 60 minuten; na 180 minuten en niet melden.
Optie instellingen "GSM/GPRS": na 2 minuten; na 5 minuten; na 15 minuten; na 30
minuten en niet melden (standaard).
G
SM/GPRS
P
STN
5
3: LIJNUITVAL
G
SM/GPRS
P
STN
5
3: LIJNUITVAL
5
2:
T
E
S
T TI
J
DSTIP
5
1:TESTCYCLUS
4
7:GSM POGINGEN
4
6:PSTN POGINGEN
66 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Bepaal of het systeem een “geverifiveerd alarm” zal doormelden d.w.z. indien 2
opeenvolgende alarmen plaatsvinden binnen een specifiek tijdsinterval, op voorwaarde
dat de functie geactiveerd werd – zie onderdeel 3.5.4 optie 36.
Enkel
Hoofdinstallateur
Optie instellingen: niet melden (standaard); wel+overbrug (zie onderstaande
opmerking) en ingeschakeld.
Opmerking: "wel+overbrug" zou geselecteerd moeten worden wanneer DD243 Annex
B (UK norm) vereist is. Volgens DD243 MOET de alarmerende detector OVERBUGD
WORDEN en de meldkamer geïnformeerd worden dat de Detector/zone overbrugd werd,
als een detector, die het beginnen van een bevestigingstimer veroorzaakt, nog steeds een
alarm geeft op het einde van de bevestigingstimer en er tegen dan nog geen tweede
alarm (bevestigingsalarm) geweest is.
Een veel voorkomende oorzaak voor valse alarmen is dat een gebruiker het pand niet
verlaten heeft voordat de uitlooptijd afgelopen is en een vals alarm veroorzaakt. In zulke
gevallen is het belangrijk uw meldkamer te informeren dat het alarm voorgevallen is kort
nadat het systeem ingeschakeld werd (deze gebeurtenis wordt ook wel “Recent
closure”).
Hier kunt u de “recent closure” melding, dat naar de Meldkamer wordt gestuurd indien
er een alarm voorkomt binnen 2 minuten na het aflopen van de uitgangsvertraging,
inschakelen.
Optie instellingen: uit (standaard) en aan
Sommige meldkamers vereisen dat er na een alarm in een specifieke zone, het
systeem ook meldt wanneer deze zone weer hersteld naar normaal.
Hier bepaalt u of een zone herstel doorgemeld wordt of niet.
Optie instellingen: wel melden (standaard) en niet melden
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 kan geprogrammeerd worden om een “Systeem
Inactief” melding (CID event 654) door te melden aan de meldkamer indien het systeem
niet gebruikt wordt (d.w.z. ingeschakeld) gedurende een vooraf bepaalde periode.
Hier kunt u de functie inschakelen en de periode bepalen.
Optie instellingen: uitgeschakeld (standaard); na 7 dagen; na 14 dagen; na 30
dagen; en na 90 dagen.
(Terug)
Hier kunt u de twee-weg spraak instellingen van de PowerMaster-30 configureren, als
volgt:
PAC 2W Code: Hier bepaalt u of het systeem een twee-weg spraak code naar de
meldkamer stuurt (om de meldkamer van data communicatie naar spraakcommunicatie
status te laten veranderen) door het gebruik van vooraf geselecteerde SIA of Contact-
ID codes.
PAC <--> 2W SPRAAK: Hier selecteert u de time-out voor 2-weg spraakcommunicatie met
meldkamers, of staat u de meldkamer toe terug te bellen en een 2-weg spraaksessie te starten.
Deze optie is enkel toepasbaar na het doormelden van een event aan de Meldkamer
Allen van toepassing op PowerMaster-30 met spraak optie
M
IC NIVEAU
T
ERUGBELTIJD
P
AC<
-
>
2W SPR
P
AC 2W CODE
6
5:2
-
W
EG SPRAAK
6
4:SYS. INACTIEF
6
3:ZONE HERSTEL
6
2:ALARM HERSTEL
6
1:VE
R
IFICATIE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 67
Terugbeltijd: Hier bepaalt u de periode dat een Meldkamer een 2-weg spraaksessie
met de PowerMaster-30 kan starten (na 1 beltoon), als:
A. Alarm type boodschap ontvangen werd door de Meldkamer.
B. Terugbel functie geselecteerd werd [zie “PAC <--> 2W SPRAAK” submenu
hierboven].
Microfoon niveau: Hier selecteert u het omgevings geluidsniveau van de installatie.
Als het een relatief lawaaierige omgeving is, stel het in op Hoog (standaard instelling).
Als het een erg stille omgeving is, stel het in op Laag.
Om te configureren:
Druk op om het submenu te openen en rol, selecteer en
configureer dan het communicatie kanaal dat u wenst d.w.z.
. Wanneer u klaar bent, druk dan
op
om terug te keren.
Optie instellingen: niet melden (standaard); en wel melden.
Optie instellingen: spraak uit (standaard); tijd 10 s; tijd 45 s; tijd 60 s; tijd 90 s; tijd 2
m; en bel terug.
Opmerking: Als "bel terug" geselecteerd is, zou u "Geen rapportage" moeten
selecteren voor privé telefoonnummers (optie: MELDINGEN), anders zal de Meldkamer
trachten communicatie met de PowerMaster-30 op te zetten (na een gebeurtenis) op de
normale manier (en niet na één keer overgaan).
Optie instellingen: 1 minuut (standaard); 3 minuten; 5 minuten; en 10 minuten.
Optie instellingen: laag (standaard); en hoog.
Event doormelding
Om het configureren van de alarmdoormelding aan meldkamers te vergemakkelijken, worden de event
meldingen verdeeld in vijf Event Groepen zoals beschreven in de onderstaande tabel. Vanwege gebrek aan
ruimte op het scherm, worden de volgende afkortingen gebruikt: alrm, alrt, o/c en all (d.w.z. alle
gebeurtenissen) – zie onderstaande tabel.
Groep Afkorting Gemelde events
Alarmen
alrm
Brand, Inbraak, Paniek en Sabotage
Open/dicht
o/c
WEG (Totaal) inschakeling, THUIS (Deel) inschakeling, Uitschakeling
Waarschuwingen
alrt
Geen-activiteit, Noodoproep, Kindzender
Onderhoud - Lage-batterij spanning, AC-fout
Storing - Alle overige storingsmeldingen, zoals Supervisie, Jamming,
Communicatie storing, enz.
Opmerking: de"Alarmen" groep heeft de hoogste prioriteit en de "Alerts" groep heeft de laagste prioriteit.
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 laat u ook toe te selecteren welke event groepen aan elk van de twee
meldkamers doorgemeld zullen worden. De onderstaande tabel beschrijft de beschikbare melding opties. Het
min (-) symbool betekent “maar/minder/behalve” bijv. All (-alrt) betekent alle events behalve waarschuwingen.
De asterisk (
) is een scheidingsteken tussen events meldingen gerapporteerd aan Meldkamer 1 (PAC1) en
events meldingen gerapporteerd aan Meldkamer 2 (PAC2).
Toepassing Naar Meldkamer 1 Naar Meldkamer 2
all * back-up Alles Alles als Meldkamer 1 niet antwoord
all -o/c * back-up Alles behalve in/ uitschakel Alles behalve in/ uitschakel als Meldkamer 1
niet reageert
all * all Alles Alles
all-o/c * all -o/c Alles behalve in/ uitschakel Alles behalve in/ uitschakel
all –o/c * o/c Alles behalve in/ uitschakel Open/Dicht
all (–alrt) * alrt Alles behalve waarschuwingen Waarschuwingen
M
IC NIVEAU
T
ERUGBELTIJD
P
AC<
-
>
2W SPR
P
AC 2W CODE
M
IC. NIVEAU
T
ERUGBELTIJD
P
AC<
-
>
2W SPR
P
AC 2W CODE
6
5:
2
-
W
EG SPRAAK
68 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Toepassing Naar Meldkamer 1 Naar Meldkamer 2
"
a
lrm
*
a
ll (
a
lrm)" Alarmen Alles behalve alarmen
"
g
een
r
apportage" Niets Niets
Let op: “Alles" betekent dat alle 5 groepen zijn gemeld en ook storing berichten – sensor / systeem lage
batterijspanning, sensor inactiviteit, stroomuitval, blokkade, communicatiefout, etc.
3.6.5 Doormelding naar privé nummers
Het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systeem kan geprogrammeerd worden om verschillende event
meldingen te sturen zoals alarm, inschakeling of storing events, aan vier privé telefoon nummers met gebruik
van hoorbare signalen of, als er een GSM optie geïnstalleerd is, naar 4 SMS telefoon nummers. Deze
meldingen kunnen ofwel in plaats van of aanvullend op de meldkamer meldingen, geprogrammeerd worden. In
dit onderdeel configureert u:
De specifieke gebeurtenissen die u wenst dat het systeem doormeldt.
Het 1
e
, 2
e
, 3
e
, en 4
e
privé telefoonnummer en SMS nummers van de privé gebruikers.
Het aantal belpogingen, twee-weg spraak communicatie* en de bevestigingsmethode: een enkele
bevestiging of een bevestiging van ieder telefoonnummer wordt vereist.
Om een optie te selecteren en configureren, volg de onderstaande instructies. Zie onderdeel 3.6.1 voor het
instellen van de opties.
Scrol
en
selecteer
De configuratie en gedetailleerde beschrijving van de opties wordt uitgelegd in de
Gebruikershandleiding, Hoofdstuk 6 onderdeel C.11 en zal daarom hier niet herhaald worden. De gedetailleerde
menu en submenu opties worden getoond in onderdeel 3.6.1 hierboven.
3.6.6 Configureren van bewegingsmelders met camera’s voor
alarmverificatie
Indien uitgerust met een GSM/GPRS module, kan de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 communiceren met
meldkamers (uitgerust met een Visonic PowerManage server) via het GPRS netwerk en kunnen er
videobeelden door bewegingscamera’s (modellen Next PIR-CAM PG2 & Next-K9 PIR-CAM PG2) naar de
meldkamer verstuurd worden. De meldkamer kan de videobeelden gebruiken voor het verifiëren van een
inbraakalarm. Het systeem kan ook geconfigureerd worden om beelden door te sturen indien er Niet-Inbraak
alarmen voorvallen (Brand, Dwang, Nood en Paniek). De server kan dan de beelden doorsturen naar de
computer van de meldkamer, naar 4 remote computers via e-mail en/of 4 mobiele telefoons via MMS beelden.
Hiernaast, kan de meldkamer via de PowerManage software inloggen op de centrale en live videobeelden
opvragen. Om de privacy van de klant te beschermen, kan de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 ingesteld
worden om deze “Verstuur op verzoek” functie alleen toe te staan tijdens specifieke systeem modi
(uitgeschakeld, thuis ingeschakeld en weg ingeschakeld) en alleen tijdens een specifieke tijdsinterval volgend
op een alarm.
In dit onderdeel kunt u ook de vier e-mail adressen en mobiele telefoonnummers, waar de beelden naar
doorgestuurd zullen worden, programmeren, en de parameters van het “Verstuur op verzoek” configureren
volgens de wensen van uw klant.
Scrol
en
selecteer
Om een optie te configureren, open het menu, selecteer de optie die u wenst te
configureren (zie richtlijn hierboven en in onderdeel 3.6.1) en raadpleeg dan de onderstaande tabel voor
gedetailleerde uitleg van elke optie.
5
:PIR CAM
G
ewenste optie
5
:PIR CAM
0
4.COMMUNICATIE
4
:PRIVE MELDING
G
ewenste optie
4
:PRIVE MELDING
0
4.COMMUNICATIE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 69
Optie Configuratie instructies
Hier kunt u de vier e-mail adressen en/of vier mobiele telefoonnummers ingeven waar
de PowerManage server de videobeelden van de bewegingscamera’s naar doorstuurt.
Om te programmeren:
Druk op om het submenu te openen en selecteer en
programmeer dan elk van de vier e-mail adressen en dan elk van de vier mobiele
telefoonnummers. Wanneer u klaar bent, druk dan op
om terug te keren.
Geef de 1
e
, 2
e
, 3
e
en 4
e
e-mail adressen op (zie onderstaande opmerking) en geef
vervolgens de 1
e
, 2
e
, 3
e
en 4
e
mobiele telefoonnummers op(1
ste
MMS NR. enz.).
Opmerking: Om de e-mail adressen in te geven, de cursor te bewegen en de cijfers
te wissen, gebruikt u de "String editor" toetsen zoals beschreven in de tabel op het
einde van onderdeel 3.6.3.
Hier kunt u de “Foto op verzoek” functie inschakelen en bepalen tijdens welke systeem
status de “Verstuur op verzoek” functie toegestaan is. In de volgende optie “FOTO
VERZENDTIJD” kunt u bepalen wanneer de “On demand” functie beschikbaar is.
Optie instellingen: Uitgeschakeld (standaard); altijd; bij geheel aan; bij deel aan; bij
deel & geheel; bij uit & geheel; bij uit & deel; bij uitgeschakeld.
“FOTO
VERZENDTIJD” menu
verschijnt alleen als er
een andere optie
dan ”Uitgeschakeld” in
“VERSTUUR OP
VERZOEK.”
geselecteerd is
Als de “Verstuur op verzoek” functie in de vorige optie ingeschakeld is, kunt u hier
verder bepalen of “Verstuur op verzoek” op elk moment mogelijk is of enkel beperkt
wordt tot een specifiek tijdsinterval na een alarm.
Optie instellingen: Altijd (standaard); Alarm + 5 min; Alarm + 15 min; Alarm + 1 uur
Hier bepaalt u of het systeem ook camerabeelden zal doorsturen wanneer er zich
alarmen voordoen die geen “Inbraak” zijn (d.w.z. Brand, Dwang, Nood en Paniek).
Optie instellingen: Aan (standaard); Uit.
3.6.7 Upload / Download autorisatie
Met gebruik van een PC, kan de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 ofwel lokaal ofwel van afstand
geconfigureerd worden via een PSTN telefoonlijn of via GPRS communicatie.
Lokaal programmeren kan uitgevoerd worden door de computer rechtstreeks aan de seriële poort van het
paneel te verbinden en met gebruik van de Remote Programmer PC Software.
Programmering van Afstand via PSTN kan uitgevoerd worden met gebruik van een modem en dezelfde
software. De modem belt naar de centrale en legt verbinding via PSTN. Wanneer er een verbinding gelegd is,
heeft de installateur of Hoofdinstallateur toegang tot het paneel met behulp van de (Hoofd of Inst.) DL codes die
in het menu geprogrammeerd zijn – zie onderstaande tabel. Raadpleeg voor verdere
informatie de "PowerMaster Remote Programming Software Gebruikershandleiding".
P
STN
U
P/DOWN
L
A
LARMTYPE /FOTO
F
OTO VERZENDTIJ
D
F
OTO
O
P VER
Z
OEK
V
ERSTUUR FOTO’S
4
e MMS
N
R.
3
e MM
S
NR.
2
e MMS NR.
1e MMS NR.
4
e
E
-
M
AIL ADDR
3
e
E
-
M
AIL ADDR
2
e
E
-
M
AIL ADDR
1e E
-
M
AIL ADDR
V
ERSTUUR FOTO’
S
70 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Programmering van Afstand via GPRS wordt uitgevoerd via een Visonic PowerManage server en de Remote
Programming PC software. De PowerManage server zendt een SMS boodschap van een GSM modem naar het
Sim kaart nummer van het Paneel. Het paneel controleert of nummer van de SMS zender gelijk is aan één van
de twee ID nummers 1 of 2 die in het menu geprogrammeerd zijn (zie onderstaande
tabel). Vervolgens start het paneel een GPRS verbinding met IP Ontvanger 1 of 2 (zoals geconfigureerd in
onderdeel 3.6.4 opties 21 & 22). Wanneer er een verbinding gelegd is, kan de installateur de upload/download
procedure uitvoeren via de beveiligde GPRS verbinding. Raadpleeg voor verdere informatie de PowerManage
Gebruikershandleiding.
In dit onderdeel kunt u de toegangsrechten (autorisatiecode ’s en identificatie) configureren en de functionaliteit
van de upload/download procedures via PSTN en GPRS kanalen bepalen.
Scrol
en selecteer
Open het menu om een optie te configureren, selecteer de optie die u wenst te
configureren (zie bovenstaande richtlijnen en onderdeel 3.6.1) en raadpleeg dan onderstaande tabel voor
gedetailleerde uitleg van iedere optie.
Optie Configuratie instructies
Hier kunt u de Upload/Download functionaliteit via PSTN configureren. De functionaliteit
wordt bepaald via een submenu van de PSTN UP/DOWNLOAD optie zoals hieronder
getoond.
Om te programmeren:
Druk op om het submenu te openen en selecteer en
configureer dan elk van de vijf submenu opties zoals hieronder getoond. Wanneer u klaar
bent, druk dan op
om terug te keren.
Hier schakelt u de toegang op afstand van het systeem in of uit. Indien uitgeschakeld,
is het systeem niet toegankelijk van afstand waardoor de Upload/Download en de
Bediening van Afstand via PSTN of GSM functies onmogelijk worden. (zie Hoofdstuk-5
in de Gebruikershandleiding – Bediening op Afstand via Telefoon).
Optie instellingen: Tel. Toegang AAN (standaard); Tel. Toegang UIT.
Hier bepaalt u de 4-cijferige PIN code die de Hoofdinstallateur toestaat toegang te hebben
tot het systeem van afstand en gegevens te uploaden of downloaden in het PowerMaster-
10/30 paneel.
Geef de 4-cijferige Hoofdinstallateur download code in ("0000" is geen geldige code en
mag niet gebruikt worden).
Hier bepaalt u de 4-cijferige PIN code die de Installateur toestaat toegang te hebben tot het
systeem van afstand en gegevens te uploaden of downloaden in het PowerMaster-10/30
paneel.
Geef de 4-cijferige Installateur download code in ("0000" is geen geldige code en mag
niet gebruikt worden).
Opmerking: De installateur kan via UL/DL enkel de opties waartoe hij bevoegd is
configureren, gelijk aan de opties op de centrale zelf.
(Terugkeren)
Hier bepaalt u of het downloaden/uploaden enkel uitgevoerd kan worden in
Uitgeschakelde Mode of in alle modi (d.w.z. Weg, Thuis & Uitgeschakeld)
Optie instellingen: altijd (standaard) of in dagstand.
U
pload optie
INST DL CODE
H
O
O
F
D
DL CODE
AFST. BEDIENEN
P
STN
U
P
/DOWN
L
P
STN
U
P/DOWN
L
6
:UP/DOWNLOAD
G
ewenste optie
6
:UP/DOWNLOAD
0
4.COMMUNICATIE
G
PRS
U
P
/
DOWN
L
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 71
Hier configureert u de Upload/Download via GPRS functies. De functionaliteit wordt
bepaald via een submenu van de GPRS UP/DOWNLOAD optie zoals hieronder
getoond.
Om te programmeren:
Druk op om het submenu te openen en selecteer en
configureer dan elk van de drie submenu opties zoals hieronder getoond. Als u klaar bent,
druk dan op
om terug te keren.
Hier vult u het PowerMaster SIM kaart telefoonnummer in. De PowerManage server in de
meldkamer zendt een SMS boodschap naar dit nummer wanneer het nodig is dat het paneel
terugbelt naar de PowerManage server via GPRS om het upload/download proces te starten.
Geef het SIM kaart telefoonnummer van de GSM module van het paneel in.
Hier geeft u het telefoonnummer in waarmee Meldkamer 1 (PAC1) een SMS boodschap
zal sturen naar de centrale om het Up/Download proces te beginnen. Indien het nummer
van de zender overeenkomt met het hier geprogrammeerde nummer, zal de PowerMaster
terugbellen naar het PowerManage server “IP ONTVR. 1” IP adres, zoals geconfigureerd
in onderdeel 3.6.4. optie 21.
Voer het nummer van de SMS zender van meldkamer 1 in
Opmerking: Nummer 1 moet tenminste 6 cijfers bevatten anders zal het proces niet
werken.
(Terugkeren)
Hier geeft u het telefoonnummer in waarmee Meldkamer 2 (PAC1) een SMS boodschap
zal sturen naar de centrale om het Up/Download proces te beginnen. Indien het nummer
van de zender overeenkomt met het hier geprogrammeerde nummer, zal de PowerMaster
terugbellen naar het PowerManage server “IP ONTVR. 2” IP adres, zoals geconfigureerd
in onderdeel 3.6.4. optie 22.
Voer het nummer van de SMS zender van meldkamer 2 in
Opmerking: Nummer 2 moet tenminste 6 cijfers bevatten anders zal het proces niet
werken.
3.7 PGM Uitgang
3.7.1 Algemeen
Het menu stelt u in staat de voorwaarden van de PGM (programmeerbare) uitgang te
programmeren en de opties voor de interne sirene en flitser uitgang te programmeren.
Scrol
en
selecteer
Open het menu om een optie te configureren, selecteer de optie die u wenst te configureren
en raadpleeg dan onderstaande tabel voor gedetailleerde uitleg van elke optie.
3.7.2 Open collector standen
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 heeft een open collector uitgang (laag indien geactiveerd) voor sturingen:
AAN stand (naar aarde getrokken) = 0
UIT stand: Geen pullup = zwevend
Met pullup naar Vcc = 1
P
GM APPAR.
0
1
P
GM APPARAAT 01
P
GM DEVICES
0
5.UITGANGE
N
0
5:UITGANGEN
ID NR. 2
ID NR. 1
TEL.NR.
G
PRS
U
P
/
DOWN
L
G
PRS
U
P
/
DOWN
L
72 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.7.3 PGM apparaat instellen
Hier bepaalt u onder welke condities de PGM uitgang geactiveerd zal worden.
3.7.4 Blokkeringstijd (bijv. overdag) bepalen
betekent
scrol
en
selecteer
Selecteer het menu om overdag-tijden in te geven waarbij het PGM apparaat uit blijft, ook
wanneer de gekoppelde sensoren geactiveerd worden.
Gebruik deze optie om de overdag-tijden in te geven, waarbij het PGM apparaat uit
blijft, zelfs wanneer de gekoppelde sensoren geactiveerd worden.
Optie instellingen: Start (overdag)tijd; Stop (overdag)tijd
Scrol
en
selecteer
Open het menu om een optie te configureren, selecteer de optie die u wenst te configureren
en raadpleeg dan onderstaande tabel voor gedetailleerde uitleg van elke optie.
Optie Configuratie instructies
Gebruik om de PGM uitgang te activeren bij het Weg inschakelen.
Optie instellingen: nee (standaard); aanschakelen; uitschakelen; puls en
toggle. [1]
Gebruik om de PGM uitgang te activeren bij Thuis inschakelen.
Optie instellingen: nee (standaard); aanschakelen; uitschakelen; puls en
toggle. [1]
Gebruik om de PGM uitgang te activeren bij het Uitschakelen.
Optie instellingen: nee (standaard); aanschakelen; uitschakelen; puls en
toggle. [1]
Gebruik om de PGM uitgang te activeren bij het registreren van een alarm in het
geheugen. De uitgang zal terugkeren naar de normale stand bij het wissen van het
geheugen.
Optie instellingen: nee (standaard); aanschakelen; uitschakelen; puls en
toggle. [1]
Gebruik om de PGM uitgang te activeren tijdens de in- en uitloop vertragingen.
Optie instellingen: nee (standaard); aanschakelen; uitschakelen; puls en
toggle. [1]
Gebruik om de PGM uitgang te activeren bij het drukken op de AUX() toets van de
keyfobs die geconfigureerd werden om de PGM uitvoer te activeren. Raadpleeg voor
verdere details, de configuratie instructies van de AUX () toets of de installatie
instructies van de keyfob zenders.
Optie instellingen: nee (standaard); aanschakelen; uitschakelen; puls en
toggle. [1]
P
GM APPAR.
0
1
PGM APPAR. 01
PGM DEVICES
0
5.UITGANGE
stop – UU:MM
s
tart
U
U:MM
P
GM:
P
GM: DOOR KEYFOB
P
GM: UITLOOPTIJD
P
GM: BIJ ALARM
P
GM: BIJ U ITSCH.
P
GM: BIJ DEEL IN
P
GM: BIJ GEHEEL
BLOKKER
INGST
B
LOKKERINGST.
PGM DEVICES
0
5.UITGANGE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 73
Bepaal om de PGM uitvoer te activeren bij activatie van max. 3 sensoren (zones) van
het systeem, ongeacht of het systeem ingeschakeld of uitgeschakeld is.
Om te configureren:
Druk om het submenu te openen en selecteer dan de
Zone A. B of C die u wenst te programmeren, bijvoorbeeld "Zone A". Indien de zone
hier al voor ingesteld werd, toont het scherm het huidige zonenummer (Z:xx) en
indien niet, zal het zonenummer blanco zijn (:- -). Druk op
om het zonenummer
te configureren zodat de cursor onder het eerste cijfer verschijnt. Geef het
Zonenummer in (2 cijfers) waarmee u de PGM uitgang wenst te activeren en druk op
om te bevestigen. Indien u nog een sensor wenst toe te voegen, selecteer dan
een van de twee andere opties ("Zone B" en "Zone C") en herhaal bovenstaand
proces.
Indien u klaar bent, druk dan op
om terug te keren.
Optie instellingen: nee (standaard); aanschakelen; uitschakelen; puls en
toggle. [1]
Opmerking: Indien u toggle selecteert, zal de PGM uitgang geactiveerd worden
door één van deze zones en zal de uitgang bij de volgende activering weer
gedeactiveerd worden.
Bepaal om de PGM uitgang te activeren bij een PSTN telefoonlijn storing.
Optie instellingen: bij lijnfout NEE (standaard); bij lijnfout JA.
Bepaal de PGM uitgang pulstijd. Deze waarde is hetzelfde voor alle gebeurtenissen
(bij GEHEEL, bij DEEL IN, bij UITSCHAKELING enz.) waarbij “activeer PULS”
geselecteerd is.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Selecteer "PGM
DEVICES" optie
[1] Selecteer "PGM
APPARAAT 01" of
"BLOKKERINGSTIJD"
[2]
Selecteer een Mode
om te configureren
[3] Selecteer de nieuwe
instelling
[4]
[5] [6]
Ga terug
naar
stap 3.
Zie [4]
Zone C:_-- _
Zone B:_-- _
Zone A:_-- _
PGM: DOOR ZONE
toggle
Puls
uitschakelen
aanschakelen
nee
PGM:DOOR KEYFOB
PGM: UITLOOPTIJD
PGM: BIJ ALARM
P
GM: BIJ
PGM: BIJ DEEL IN
PGM: BIJ GEHEEL PGM APPARAAT 01
P
GM DEVICES
0
5:UITGANGEN
PULSTIJD 4m
PULSTIJD 2m
P
ULSTIJD 30s
PULSTIJD 2s
P
GM: PULSTIJD
BIJ LIJNFT JA
B
IJ LIJNFT NEE
P
GM: BIJ
P
GM: DOOR ZONE
Zone C :--_ _
Zone B :--_ _
Zone A :--_ _
P
GM: D
O
OR ZONE
74 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
[7]
[8]
Openen van het "PGM uitgang" menu
Om een Optie te Selecteren:
[1]
Open het Installatiemode en selecteer de optie (zie onderdeel 3.2).
[2]
Selecteer de submenu optie die u nodig heeft, bijvoorbeeld: .
[3]
Selecteer de parameter die u wenst te configureren, bijvoorbeeld:
[4] Om verder te gaan, ga naar het Onderdeel van de geselecteerde submenu optie en zoek naar de optie die
u wenst te configureren. Na het instellen van de geselecteerde parameter gaat het scherm terug naar stap
3.
[5] De "toggle" optie instelling is enkel beschikbaar voor "PGM: DOOR KEYFOB".
[6] Selecteer "aanschakelen" om het PGM apparaat te activeren, Selecteer “uitschakelen” om het PGM
apparaat te deactiveren.
[7] De pulstijd optie zal van kracht worden wanneer voor de optie “PULS” wordt gekozen.
[8] Selecteer "start" / "stop" en geef de gewenste tijd in.
Om de Configuratie van de geselecteerde optie te veranderen:
Bij het openen van de geselecteerde optie, toont het scherm de huidige instelling gemarkeerd met ().
Indien u de configuratie wenst te veranderen, scrol dan met door het menu en selecteer de
gewenste instelling en druk op om te bevestigen. Wanneer u klaar bent zal het scherm u terug
brengen naar Stap 3.
PGM: BIJ ALARM
PGM APPARAAT 01
0
5:UITGANGEN
stop – UU:MM
start – UU:MM
BLOKKERINGSTIJD
P
ULSTIJD 4m
P
ULSTIJD 2m
P
ULSTIJD 30s
P
ULSTIJD 2s
P
GM: PULSTIJD
B
IJ LIJNFT JA
B
I LIJNFT NEE
P
GM: BIJ LYNFT
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 75
3.8 Vrij programmeerbare namen
3.8.1 Vrij programmeerbare zone namen
Tijdens het inleren van de draadloze componenten bepaalt u ook de locatie (zonenaam), om aan te geven waar
het apparaat geïnstalleerd wordt. De locatie (zonenaam) wordt geselecteerd uit een locatie lijst van 26 vooraf
bepaalde namen en 5 vrij programmeerbare namen (Vrije naam 1 tot 5) – zie Onderdeel 3.4.2 Stappen 6-7 en
de locatie lijst in onderdeel 3.4.2.
Hier kunt u de 5 programmeerbare zonenamen bepalen om ze bij het inleren te gebruiken in plaats van de
“Vrije zonenaam 1” tot “Vrije zonenaam 5” namen in de locatie lijst.
Volg de onderstaande instructies om de vrij programmeerbare zonenamen te definiëren. Aanvullende details
zijn te vinden in onderdeel 3.2.
Scrol
en
selecteer
Open het menu (zie hierboven), om de vrije zonenaam te programmerenen raadpleeg
vervolgens onderstaande tabel voor uitleg en instructies.
Optie Configuratie instructies
Hier kunt u de vijf Vrije zonenamen programmeren. Deze vervangen de “Vrije
zonenaam 1” tot “Vrije zonenaam 5” namen in de Zonelijst in Onderdeel 3.4.2.
Om te programmeren:
Druk op om het submenu te openen en selecteer dan
de naam # die u wenst te programmeren, bijvoorbeeld "VRIJE ZONENAAM 1". Het
scherm toont de huidige zone naam, bijvoorbeeld "Vrije zonenaam 1". Druk op
om de naam te veranderen, zodat de cursor onder het eerste karakter verschijnt.
Geef de juiste zone naam in, en druk op het op
om te bevestigen.
Druk op
om terug te keren, wanneer u klaar bent.
Opmerking: Gebruik de “Tekst editor” op het einde van onderdeel 3.6.3 om de zone
naam in te geven.
3.8.2 Spraak opnemen
Deze functie laat u toe korte spraakberichten op te nemen voor de huis identiteit, gebruikersnamen en voor de
aangepaste zone namen.
Volg de onderstaande instructies voor de opname procedure. Aanvullende details zijn te vinden in onderdeel
3.2.
Scrol
en
selecteer
Druk op het menu om de gewebste optie te selecteren, selecteer de optie en raapleeg
onderstaande tabel voor gedetailleerde uitleg voor elke optie geeft.
Alleen van toepassing op de PowerMaster-30
S
PRAAK OPNAME
S
PRAAK OPNAME
0
6.VRIJE TEKST
INSTALLATIE
V
RIJE ZONENAAM
VRIJE Z-NAAM 5
V
RIJE Z
-
N
AAM 4
VRIJE Z-NAAM 3
VRIJE Z-NAAM 2
VRIJE Z-NAAM 1
V
RIJE ZONENAAM
V
RIJE ZONENAAM
V
RIJE ZONENAAM
0
6.VRIJE TEKS
T
INSTALLATIE
76 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Optie Instructies
Hier kunt u het bericht opnemen wat automatisch wordt aangekondigd wanneer
gebeurtenissen gerapporteerd worden aan privé telefoons.
Wanneer u in bent, druk dan op
om de opname
procedure te starten.
Druk voortdurend op de
knop om uw boodschap op te nemen;
verschijnt kortstondig en verandert dan in
(De vierkante vakjes verdwijnen langzaam, een voor een, tot
het einde van de opname tijd).
Aan het einde van het opname proces, zal het paneel het volgende tonen:
Laat vervolgens de
toets los.
Opmerking: Druk op de
toets om het opgenomen bericht af te spelen
Om naar de volgende opname optie te gaan; vanuit het menu, druk op .
Optie Instructies
Hier kunt u tien gebruikersnamen opnemen en hen toewijzen aan gebruikers 23-32.
In geval van een gebeurtenis, zal de relevante gebruikersnaam toegevoegd worden
aan de boodschap die via de telefoon gerapporteerd zal worden.
Neem gebruikersnamen voor 23-32 op; de procedure is gelijk aan de “HUIS
IDENTITEIT” opname procedure hierboven beschreven.
Klik op
om te navigeren tussen gebruikersnaam nummers.
Hier kunt u de spraakteksten van de vijf vrij programmeerbare zonenamen 1 – 5
opnemen (bijvoorbeeld, Woonkamer, Bibliotheek, enz.), en het aan specifieke zones
toewijzen. Deze namen zijn nuttig als geen enkele van de 26 vaste zone namen
geschikt zijn worden voor een bepaalde zone. Wanneer u klaar bent, druk dan op
om terug te keren.
Neem de vijf spraakteksten 1-5 op; de procedure is gelijk aan de “HUIS IDENTITEIT”
opname procedure hierboven beschreven.
Klik op
om tussen de zonenummers te navigeren.
3.8.3 Voice Box Mode
Deze functie bepaalt of tweeweg communicatie via een externe speakerphone, via de centrale, of via beide
moet klinken.
Volg onderstaande instructies, om de tweeweg communicatie in te stellen. Aanvullende details zijn te vinden in
onderdeel 3.2.
Scrol
en
selecteer
Open het menu, selecteer de gewenste optie en raadpleeg dan onderstaande tabel voor
uitleg.
Twee-weg spraak communicatie via de externe speakerphone (“ALLEEN XTRN
SPEAKER”), via de centrale (“GEEN XTRN SPEAKER”), of via beide (“BEIDE”) zal
klinken.
Optie instellingen: GEEN XTRN SPEAKER (standaard); ALLEEN XTRN
SPEAKER en BEIDE
Alleen van toepassing op de PowerMaster-30
G
EEN XTRN SPEAK
E
XTERNE SPEAKER
E
XTERNE SPEAKER
0
6.VRIJE TEKST
INSTALLATIE
Z
ONE NAAM 1
G
EBRUIKER 23
H
UIS IDENTITEIT
S
PREEK NU

B
ERICHT OPNAME
H
UIS IDENTITEIT
H
UIS IDENTI
T
EIT
O
PNAME
B
EEINDIG
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 77
3.9 Testen
3.9.1 Algemene richtlijnen – "Testmode" stroomschema en menu opties
Het TESTMODE menu stelt u in staat het systeem te testen en een goede werking van uw PowerMaster paneel,
de draadloze apparaten eraan verbonden en de communicatie (GSM/GPRS) modules, te controleren.
BELANGRIJK! Tijdens de installatie dient een goede ontvangst van de draadloze componenten gerealiseerd te
worden en ook bij onderhoudstesten dient de ontvangst evenals goed te zijn. Een apparaat mag niet
geïnstalleerd worden op een plaats waar de signaalsterkte “zwak” is. Indien u een “zwakke” signaalsterkte
van een apparaat krijgt, dient u het te verplaatsen en opnieuw te testen tot er een “goede” of “sterke”
signaalsterkte ontvangen wordt.
Het diagnostiek proces wordt hieronder getoond.
Het menu bevat verschillende submenu opties, die elke een groep van programmeerbare
functies en opties instellen (zie gedetailleerde lijst in Stap-3 van onderstaand schema):
Optie Beschrijving van de opties Onderdeel
Beschrijft hoe de apparaten die zijn gekoppeld aan het PowerMaster
paneel getest moeten worden en hoe de status van de apparaten en RF
signaal status bekeken moet worden. U kunt alle apparaten testen, een
enkel apparaat testen, status van apparaten bekijken en de RF signaal
status bekijken.
4.8.2
Beschrijft hoe de GSM/GPRS communicatie getest wordt. 4.8.3
Om het menu te openen en een optie te selecteren en configureren, doe het volgende:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap
4
Selecteer [1] Selecteer Testmode
Submenu optie
[2] Selecteer de diagnose optie die u wilt uitvoeren [3]
[4]
Zie
sectie
4.8.2
4.8.3
GPRS CONN. TEST
Repeaters
PIR melders
MagneetcontacteTEST 1 APPARAAT
TOON RF STATUS
TOON ALLE APP.
T
EST ALLE APP.
D
L. APPARATEN
0
7.
T
ESTMODE
INSTALLATIE
0
7
.
T
ESTMODE
0
7.TESTMODE
G
PRS CONN. TEST
D
L. APPARATEN
0
7.TESTMODE
78 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Het "Communicatie" menu openen
Om een optie te Selecteren:
[1]
Open het Installatiemode en selecteer de optie (zie onderdeel 4.2).
[2]
Selecteer de submenu optie die u nodig heeft, bijvoorbeeld: .
[3]
Selecteer de diagnostiek functie die u wenst uit te voeren, bijvoorbeeld: .
Om de instelling van een optie te veranderen:
Bij het openen van de geselecteerde optie, toont het scherm de huidige instelling gemarkeerd met ().
Indien u die configuratie wenst te veranderen, rol dan door het "Optie instellingen" menu en selecteer
de instelling die u wenst en druk op om te bevestigen. Wanneer u hiermee klaar bent zal het scherm u
terug brengen naar Stap 3.
3.9.2 Draadloze apparaten testen
De PowerMaster centrale stelt u in staat draadloze apparaten, gekoppeld aan het paneel, te testen. U kunt alle
apparaten testen, een specifiek apparaat testen, de status van het apparaat tonen en de RF signaal status
bekijken.
Scrol
en
selecteer
Open het menu, selecteer de optie die u wenst uit te voeren en raadpleeg dan
onderstaande tabel voor gedetailleerde uitleg van elke optie.
Optie Instructies
Hier kunt u alle apparaten automatisch testen.
Druk wanneer in het scherm staat, op
om te starten met
de test.
De apparaten worden getest in de volgende volgorde: vaste componenten, keyfobs
en handzenders.
Op het einde van het test proces, zal het paneel het volgende tonen:
. Druk op
om de status van het apparaat te zien.
Opmerking: Raadpleeg het onderdeel voor verdere informatie
over de status van het apparaat.
Door tijdens het test proces op een willekeurige toets te drukken, zullen de volgende
opties beschikbaar worden:
1. Druk op
om naar de juiste soort apparaat te scrollen. Bijvoorbeeld, van
detectie componenten naar keyfobs.
2. Druk op
om verder te gaan met het test proces.
3. Druk op
om het test proces te verlaten.
Wanneer het systeem de zenders (keyfobs en handzenders) begint te testen, wordt
dit in het display getoond, bijv. “TEST KEYFOB 01”. Druk dan op een willekeurige
toets van de betreffende zender (keyfob of handzender), om de test te beginnen.
T
OON ALLE APP.
T
OON ALLE APP.
T
EST ALLE APP.
T
EST ALLE APP.
D
L. APP
A
RATEN
G
ewenste optie
D
L. APP
A
RATEN
0
7.TESTMODE
T
EST ALLE
A
PP.
D
L. APP
A
RATEN
0
7.TESTMODE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 79
Hier kunt u een specifiek apparaat dat u wenst te testen selecteren
(magneetcontacten, bewegingsmelders, glasbreuk sensoren, rookmelders, CO
melders, Gas melders, water melders, temperatuur sensoren, Keyfob zenders,
bedieningspanelen, sirenes of repeaters).
Druk op
om het submenu te openen en gebruik om
door de apparaat families te rollen. Druk op
om het
submenu te openen. Bijvoorbeeld: .
Het volgende scherm zal verschijnen:
Waar Zxx het zonenummer van het apparaat aanduidt.
Als er geen apparaat is, zal het volgende scherm verschijnen: .
Druk op
om het geselecteerde apparaat te testen. Het volgende scherm zal
verschijnen: .
Voer een looptest uit om de detectoren / sensoren te testen. Om een Keyfob of
handzender te testen, druk op een willekeurige toets van de betreffende draagbare
zender, wanneer de betreffende zender in het scherm verschijnt: “TEST KEYFOB
01”.
Op het einde van het test proces, zal het paneel de RF status van het apparaat laten
zien:
Opmerking: Raadpleeg het onderdeel voor verdere informatie
over de status van het apparaat.
Hier kunt u de status van het apparaat zien.
Opmerking: Deze optie is enkel beschikbaar nadat het test proces is uitgevoerd.
Druk op
om de status van het apparaat te zien.
Het volgende scherm zal verschijnen:
* De signaal sterkte indicaties zijn als volgt: "STERK"; GOED"; "ZWAK"; "1-WEG" (de
communicatie is nu slechts 1-weg, of, de "NU" communicatie test heeft gefaald);
"GEEN." (geen communicatie); "GEEN TST" (resultaten worden getoond zonder een
uitgevoerde test); "GEEN NET" (apparaat is voorgeregistreerd – nog niet gekoppeld);
"GEEN" (handzender 24u resultaat); of "VROEG" (resultaat van de laatste 24u
zonder statistieken).
Gebruik
om verder te scrollen naar de volgende apparaat familie.
Hier ziet u enkel de apparaten die RF problemen hebben.
Opmerking: Deze optie is enkel beschikbaar nadat het test proces is uitgevoerd.
Druk op
om de status van het apparaat te zien.
Het volgende scherm zal verschijnen:
* De signaal sterkte indicaties zijn als volgt: "ZWAK"; "1-WEG" (de communicatie is
nu slechts 1-weg, of, de "NU" communicatie test heeft gefaald); "GEEN." (geen
communicatie); "GEEN TST" (resultaten worden getoond zonder een uitgevoerde
test); "GEEN NET" (apparaat is voorgeregistreerd – nog niet gekoppeld); "GEEN"
(handzender 24u resultaat); of "VROEG" (resultaat van de laatste 24u zonder
statistieken).
Gebruik
om verder te scrollen naar de volgende apparaat familie.
Zxx: NU: <status>*
Zxx: 24hr: <status>*
T
OON RF STATUS
Zxx: NU: <status>*
Zxx: 24u: <status>*
T
OON ALLE APP.
T
OON ALLE APP.
Zxx: NU: <status>* Zxx: 24u: <status>*
T
ESTEN Zxx NNN
G
EEN APP. AANWEZ
< LOCATIE > Zxx:<app. soort>
BEWEGINGSM.
< APP. SOORT >
TEST 1 APPARAAT
GLASBREUKM.
BEWEGINGSM.
MAGNEETCONT.
T
EST 1 APPARAAT
80 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.9.3 GSM module testen
De PowerMaster stelt u ook in staat om de GSM module geïntegreerd in het paneel te testen.
Betekent
scrol
En
selecteer
Open het menu om de GSM communicatie test te openen, en druk op om de test te
starten. Na voltooiing van de test, zal de PowerMaster10 / PowerMaster-30 het test resultaat tonen.
De onderstaande GSM/ GPRS meldingen worden getoond:
Melding Beschrijving
Unit is OK GSM / GPRS functioneert correct.
GSM comm. fout Het systeem kan niet met de GSM/GPRS module communiceren
Pincode fout Ontbrekende of verkeerde PIN code.
(Alleen als SIM-kaart PIN-code optie aanstaat.)
GSM net. fout Aanmelden in het lokale GSM netwerk is niet gelukt.
SIM-kaart fout SIM-kaart niet geïnstalleerd of een fout met SIM-kaart.
Geen GSM net Registratie met lokaal GSM netwerk gefaald.
Geen GPRS dienst SIM-kaart ondersteunt geen GPRS mogelijkheden.
GPRS conn. faalt Lokaal GPRS netwerk is niet beschikbaar of verkeerde instelling bij GPRS APN,
gebruikersnaam en/of wachtwoord.
IP ontvr. faalt
IPMP ontvanger wordt niet bereikt – Controleer het Server IP adres
Geen IP-adres Server IP #1 en #2 zijn niet geconfigureerd.
Geen APN APN is niet geconfigureerd.
SIM geblokkeerd Nadat 3 keer een verkeerde PIN-code is ingevoerd, wordt de SIM-kaart geblokkeerd.
Om de blokkering op te heffen moet een PUK-code ingevoerd worden. De
PowerMaster-10 kan geen PUK-code invoeren.
Weigering server
De IPMP ontvanger weigert de aanmelding. Controleer of het system is aangemeld bij
de IPMP server.
3.10 Gebruikersinstellingen
Het GEBRUIKERSINSTELLINGEN menu geeft u toegang naar de gebruikersinstellingen die ook via het
gewone gebruiker programmering menu beschikbaar zijn.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor gedetailleerde procedures.
Opgelet! Indien het systeem uw installatiecode niet herkent nadat de gebruikerscodes geprogrammeerd
werden, toont dit aan dat u een gebruikerscode geprogrammeerd heeft die identiek is aan uw
installatiecode. Indien dit gebeurt, open dan het gebruikersmenu en verander de code die identiek is aan
uw installatie code. Dit zal uw installatiecode weer geldig maken.
3.11 Fabriekswaarde
3.11.1 Algemeen – "Fabriekswaarde" menu
Het FABRIEKSWAARDE menu stelt u in staat de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 instellingen te resetten naar
de fabrieksinstellingen. Neem contact op met de Visonic dealer voor een overzicht van de gebruikte standaard
instellingen van de PowerMaster-10 / PowerMaster-30.
G
PRS CONN. TEST
G
PRS CONN.
T
EST
0
7.TESTMODE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 81
3.11.2 Het resetten van fabriekswaarde
Om de PowerMaster terug te zetten naar de fabrieksinstellingen, doe het volgende:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Selecteer "09:
FABRIEKSWAARDE"
menu
[1] Selecteer "<OK>” om
te herstellen”
[2] Voer de Installatie
Code in
[3] Het resetten naar
fabrieksinstellingen
wordt uitgevoerd
[4]
Het herstellen van Fabriekswaarden
[1]
Open het Installatiemode menu en selecteer het "09:FABRIEKSWAARDE" menu (zie onderdeel 3.2).
[2] Als "<OK> = herstel" verschijnt, druk dan op .
[3] Geef de Installatiecode in.
Opmerking: Voor PowerMaster-10 / PowerMaster-30 met twee installatie codes (INSTALLATIE code en HOOFD
INSTALLATIE code), laat enkel de hoofd installatie code toe om de fabriekswaarden functie uit te voeren
[4] Dit is een kort scherm waarna de fabrieksinstellingen zijn teruggezet.
3.12 Serienummer
3.12.1 Algemeen – "Serienummer" menu
Het SERIENUMMER menu laat u het serie nummer en de soft- en hardware versies van de centrale zien, voor
ondersteuning en service doeleinden.
3.12.2 Het serienummer uitlezen
Doe het volgende om het serienummer uit te lezen:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Selecteer "10:SERIENUMMER"
menu
[1] Het paneel toont het serie
nummer van het systeem
[2]
naar stap 1
Het serienummer lezen
[1]
Open het Installatiemode menu en selecteer het "10:SERIENUMMER" menu (zie onderdeel 3.2).
[2] Het eerste scherm van het paneel is het serie nummer van het systeem. Bij elke druk op de toets,
zal het bedieningspaneel de volgende informatie tonen, respectievelijk:
Paneel HW versie: De versie van de hardware van het paneel
Paneel SW versie: De versie van de software van het paneel
De versie van het LCD scherm
De versie van de modem
Alleen voor PowerMaster-30
PYTHON:

Paneel ID: 100005
JS700421 v1.0.01
JS701950 K13.013
0907030000.
10:SERIENUMMER
WACHTEN AUB…
CODE:
<OK>=HERSTEL
0
9:FABRIEKSWAA
82 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.13 Up/download starten
3.13.1 Algemeen – "UP/DOWNLOAD starten" menu
Let op: Deze optie wordt alleen gebruikt tijdens de installatie van panelen en is uitsluitend geschikt voor
meldkamers die zijn ingericht met deze functionaliteit.
Het "UP/DOWNLOAD." menu laat de installateur toe een oproep naar de upload/download server te starten. De
server upload de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 configuratie naar zijn database en kan de vooraf
geprogrammeerde parameters naar de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 downloaden.
3.13.2 Uitvoeren van een Server Upload/Download
Om een server upload/download uit te voeren, ga verder als volgt:
Step 1
Step 2
Stap 3
Selecteer
"11:UP/DOWNLOAD."
menu
[1]
naar stap 1
Uitvoeren van Server Upload/Download
[1]
Open het Installatiemode en selecteer het "11:UP/DOWNL." menu (zie onderdeel 3.2).
[2] Na het drukken op de toets, zal een van de volgende boodschappen op het scherm verschijnen:
"COMMUNICEERT" – Als het UL/DL server telefoonnummer al geprogrammeerd is (zie onderdeel 3.6.4
"Configureren van doormelden naar meldkamers"), zal het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 scherm
"COMMUNICEERT" tonen gedurende het inbellen.
"TEL.NR. ONTBREEKT" – Als het UL/DL server telefoonnummer niet geprogrammeerd is (zie onderdeel
4.6.4 " Configureren van doormelden naar meldkamers "), zal het PowerMaster-10 / PowerMaster-30
scherm "TEL.NR. ONTBREEKT" tonen, wat voor ongeveer 30 sec getoond wordt en gevolgd wordt door
een treurige (mislukt) melodie.
"DOWNLOADEN" – Indien de verbinding tussen de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 centrale en de
upload/download server is gelegd, zal het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 scherm "DOWNLOADEN"
tonen tijdens het inbellen.
"BELPOGING FOUT" – Indien de communicatie tussen de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 centrale en
de upload/download server mislukt is, zal het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 scherm "BELPOGING
FOUT" tonen, wat voor ongeveer 30 sec getoond wordt en gevolgd wordt door een treurige (mislukt)
melodie.
"DOWNLOAD OK" – Nadat het download/upload proces succesvol voltooid is, zal het PowerMaster-10 /
PowerMaster-30 scherm "DOWNLOAD OK" tonen, wat voor ongeveer 30 sec getoond wordt en gevolgd
wordt door een vrolijke (succes) melodie.
"DOWNLOAD FOUT" - Indien er wel communicatie tussen de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 centrale
en de upload/download server heeft plaatsgevonden, maar het download/upload proces is mislukt, zal het
PowerMaster-10 / PowerMaster-30 scherm "DOWNLOAD GEFAALD" tonen, wat voor ongeveer 30 sec
getoond wordt en gevolgd wordt door een treurige (mislukt) melodie.
COMMUNICEERT..
11:UP/DOWNL.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 83
3.14 Partities
3.14.1 Algemeen – "Partities" menu
Deze mode zet de partitie functie op de PowerMaster-30 centrale aan of uit. De partitie functie stelt u in staat het
systeem in maximaal drie onafhankelijk controleerbare gebieden te verdelen. Gebruikerscodes worden toegekend
aan elke partitie of een gebruikerscode wordt toegekend aan alle partities om toegang tot elk gebied te limiteren of
controleren. Een partitie kan ook ingeschakeld of uitgeschakeld worden, ongeacht de status van de andere partities
binnen het systeem. Wanneer de partitie functie uitgeschakeld is, zullen zones, gebruikerscodes en functies
hetzelfde werken als in een gewone PowerMaster-30 centrale. Wanneer de partitie functie ingeschakeld is, worden
menu schermen veranderd om de partitie functie erin op te nemen.
3.14.2 Partitie functie aan/uitzetten
Om de Partitie functie in te schakelen of uit te schakelen, doe het volgende:
Stap 1
Stap 1
Stap 3
Selecteer "12:PARTITIES" menu [1] Selecteer "12:PARTITIES" menu [2]
naar stap 1
– Partities Inschakelen / uitschakelen
[1]
Open het Installatiemode menu en selecteer het "12:PARTITIES" menu (zie onderdeel 3.2).
[2] Selecteer uit "Niet actief" (standaard) of "Actief".
3.15 Het installatiemode menu verlaten
Doe het volgende om het installatiemenu te verlaten:
Om het "INSTALLATIEMODE" te verlaten, ga naar boven in het menu door
herhaaldelijk op de
toets te drukken tot er [<OK>=VERLATEN] op het
scherm verschijnt of gebruik de sneltoets: druk eenmaal op de
toets die
u onmiddellijk naar het exit scherm brengt [<OK>=VERLATEN].
of
Wanneer er [<OK>=VERLATEN] op het scherm verschijnt, druk dan op
Het systeem sluit het “INSTALLATIEMODE" menu en keert terug naar de
normale uitgeschakelde status waarbij het GEREED scherm getoond wordt.
4 PERIODIEKE TEST
4.1 Algemene richtlijnen
Deze mode geeft u de middelen om een periodieke test uit te voeren, via het TESTMODE menu. Aanbevolen
wordt om tenminste eenmaal per week en na een alarm gebeurtenis een test uit te voeren.
Wanneer u wordt gevraagd een “periodieke test” uit te voeren, voer dan een looptest uit om de detectoren /
sensoren (behalve Sirenes en Temperatuur sensoren) te controleren. Wanneer een detector/sensor wordt
geactiveerd om een alarm te geven dan wordt de zonenaam, zonenummer en het RF ontvangst niveau,
aangeduid (bijvoorbeeld, “Badkamer”, “Z19 sterk”) en de zoemer zal klinken om de ontvangststerkte aan te
geven (1 of 3). Elke apparaat dient getest te worden volgens de installatiehandleiding van het apparaat.
Alleen van toepassing op de PowerMaster-30
GEREED 12:00
<OK>=VERLATEN
Willekeurig
N
IET ACTIEF
12:PARTITIES
84 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Om het menu te openen en een periodieke test uit te voeren, doe het volgende:
Stap 1
Stap 2
[1] Selecteer de test die u wilt
uitvoeren [2]
(geef de installatie
/ hoofd code in)
Openen van het "Testmode" menu
Om een Optie te selecteren:
[1]
Open het menu met gebruik van uw installatie of hoofd gebruikerscode.
[2]
Selecteer de uit te voeren test, bijvoorbeeld: en druk dan op .
4.2 Een periodieke test uitvoeren
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 biedt vier aparte periodieke testopties:
Sirene test: Elke sirene van het systeem wordt automatisch gedurende 3 seconden geactiveerd (buitensirenes
met laag volume).
Temperatuur Sensor test: Wanneer temperatuur sensoren aan het systeem gekoppeld zijn, toont het display
de temperatuur van elke zone in graden Celsius of Fahrenheit.
Test alle apparaten: Alle apparaten worden automatisch getest, één na één.
Test 1 apparaat: Elk van de andere apparaten in het systeem wordt door de installateur geactiveerd en het
scherm toont aan welke apparaten nog niet getest werden. Een “ik ben het” aanduiding helpt de nog niet
geteste apparaten te identificeren indien nodig. Een teller in het display geeft ook weer hoeveel apparaten nog
niet getest zijn.
Scrol
en
selecteer
Let erop dat het systeem bij het uitvoeren van een periodieke test uitgeschakeld is, open dan het
menu met gebruik van uw installatiecode (standaard 8888) of hoofd gebruikerscode
(standaard 9999).
Optie Instructies
Met deze functie kunt u de sirenes testen.
Druk op
om de sirene test te starten. Onmiddellijk nadat u op gedrukt
heeft, zouden alle 4 LED’s op het paneel moeten oplichten (LED test). Op het scherm
staat nu . Dit geeft het aantal gekoppelde sirenes aan die nog
niet getest zijn. Eerst klinkt de paneel sirene gedurende 3 seconden, waarna het
PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systeem automatisch de procedure zal herhalen
voor de volgende geregistreerde sirene in het systeem, tot alle sirenes getest zijn. U
moet luisteren naar de geluiden van de sirenes en er op letten dat alle sirenes geluid
geven.
Wanneer alle sirenes getest werden, verschijnt er op het
scherm. Druk op de
of op de toets om de test te bevestigen.
E
INDE SIRENE TST
S
IRENE N
S
IRENE TEST
T
ESTMODE
G
ewenste optie
T
ESTMODE
G
EREED
T
EMPERAT. TEST
T
ESTMODE
T
EST 1 APP.
TEST ALLE APP.
TEMPERAT. TEST
SIRENE TEST
T
ESTMODE
G
EREED
T
ESTMODE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 85
Deze functie toont de temperatuurwaardes van de temperatuur zone(s).
Om de temperatuur van de zones op het display te tonen, druk op ·. Het display toont
de temperatuur van elke zone. Het scherm wisselt tussen de temperatuur, het
sensornummer en de sensor locatie, bijv.:
verandert in verandert in
. Klik herhaaldelijk op de
toets om de temperatuur van
elke temperatuur zone te bekijken.
Wanneer de temperatuur waardes van alle zones getoond zijn, verschijnt er
op het scherm. Druk op de of de toets om de
test te bevestigen en ga dan verder naar de volgende stap om de andere apparaten te
testen.
Hier kunt u alle apparaten in één procedure testen. [1]
Druk op
om de test te starten, als in het display staat.
Het display toont nu . "N" staat voor het aantal gekoppelde
apparaten die nog niet getest zijn. Dit aantal daalt automatisch één cijfer voor ieder
getest apparaat.
Wanneer het scherm verschijnt, voer dan een looptest uit om
de detectoren / sensoren te testen of druk op een willekeurige toets van de
betreffende handzenders om deze te testen.
Nadat een apparaat geactiveerd is, verschijnt er "Zxx ACTIEF" op het display en de
indicator daalt één cijfer.
Op
drukken tijdens het test proces zal details van ieder apparaat dat nog niet
getest werd, tonen. Het display toont het apparaat nummer, gevolgd door het
apparaat type (bijvoorbeeld, Magneetcontact, Bewegingsmelder of Handzender),
gevolgd door de locatie van het apparaat. In dit stadium, zal het indrukken van een
van de volgende toetsen de volgende opties openen:
Druk op
om details te zien van het volgende niet geteste apparaat. [2]
Druk op
om het test proces te verlaten.
Tijdens het testen, kunt u ook de signaal sterkte van elk apparaat nakijken,
(raadpleeg de Installatie instructies van het apparaat voor verdere details).
Nadat alle apparaten getest zijn, verschijnt er in het display.
Hier kunt u een specifiek apparaat selecteren dat u wenst te testen
(magneetcontacten, bewegingsmelders, glasbreukmelders, rookmelders, CO
melders, water melders, bedrade sensoren, keyfobs of bedieningspanelen).
Druk op
om het submenu te openen en gebruik om
door de apparaat families te scrollen. Druk op
om het
submenu te openen. Bijvoorbeeld: .
Het volgende scherm zal verschijnen:
Waarbij Zxx het zonenummer van het apparaat aantoont.
Indien er geen apparaat is, zal het volgende scherm verschijnen:
.
Druk op
om het geselecteerde apparaat te testen. Het volgende scherm zal
verschijnen: .
Voer een looptest uit om detectoren / sensoren te testen of druk op een willekeurige
toets van een handzender apparaat.
Z01 GEACTIVEER.
ONBEKEND APP.
< locatie > Zxx:<app. naam>
BEWEGINGSMEL,
< app. soort >
TEST 1 APPARAAT
GLASBREUKMEL.
BEWEGINGSMEL.
MAGNEETCONT.
T
EST 1 APPARAAT
E
INDE APP. TEST
N
IET ACTIEF NNN
N
IET ACTIEF NNN
T
EST ALLE APP.
T
EST ALLE APP.
E
INDE APP. TEST
L
ogeerkamer
Z
01:Temp. sensor
Z
01 24.5
C
T
E
MPERAT. TEST
86 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
5. ONDERHOUD
5.1 Behandelen van systeem problemen
Storing Wat betekent het Oplossing
1-W Comm. Het systeem kan het
apparaat niet configureren
of beheersen.
Batterij consumptie neemt
toe.
i) Controleer dat het apparaat werkelijk aanwezig is.
ii) Controleer het scherm op problemen van het
apparaat, bijv. lage batterijspanning.
iii) Gebruik de testmode om de RF status te
controleren van nu en de afgelopen 24 uur.
iv) Open de behuizing van het apparaat en vervang
de batterij of druk op de sabotage schakelaar.
v) Installeer het apparaat op een andere plaats.
vi) Vervang het apparaat.
NIET VERBOND Een apparaat is niet (juist)
geïnstalleerd, of het kan na
installatie geen verbinding
maken met het systeem.
i) Controleer dat het apparaat werkelijk aanwezig is.
ii) Gebruik de testmode om de RF status te
controleren van nu en de afgelopen 24 uur.
iii) Open de behuizing van het apparaat en vervang
de batterij of druk op de sabotage schakelaar.
iv) Leer het apparaat opnieuw in.
VERMIST/SUPERVISIE Een apparaat of detector
heeft zich al een tijd niet
gemeld bij het systeem.
i) Controleer dat het apparaat werkelijk aanwezig is.
ii) Controleer het scherm op problemen van het
apparaat, bijv. lage batterijspanning.
iii) Gebruik de testmode om de RF status te
controleren van nu en de afgelopen 24 uur.
iv) Vervang de batterij.
v) Vervang het apparaat.
JAMMING Een radiofrequentie is
ontdekt, dat het
communicatiekanaal van
de sensors en het systeem
blokkeert.
Zoek de bron van de storing door het in het huis 2
minuten uitschakelen van draadloze apparatuur
(draadloze telefoons, draadloze koptelefoons, enz.)
en daarna controleren of de storing voortduurt.
Gebruik de testmode om de RF status te controleren
van nu en de afgelopen 24 uur.
LAGE BATTERIJ De batterij in een sensor,
keyfob of draadloze
afstandsbediening is aan
vervanging toe.
i) Voor door elektriciteit aangedreven apparaten,
controleer of de stroom beschikbaar is en sluit het
apparaat aan.
ii) Vervang de batterij.
REINIGEN De brandmelder moet
worden schoongemaakt
Gebruik een stofzuiger voor het regelmatig reinigen
van de lucht inlaatwegen van de detector om deze
stofvrij te houden.
Tijdens het testen, kunt u ook de signaal sterkte van elk apparaat bekijken,
(raadpleeg de Installatie instructies van het apparaat voor verdere details).
Op het einde van het test proces, zal het paneel terugkeren naar:
.
Periodieke Test
[1]
Met uitzondering van sirenes en de temperatuur sensoren.
[2]
Na het bekijken van alle niet geteste apparaten zal er "<OK> = EINDE" in het display verschijnen. U kunt nu
een van de volgende dingen doen: druk op om de test procedure af te breken; druk op om de test
procedure verder te zetten; of druk op om de test procedure te verlaten.
T
EST 1 APP.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 87
Storing Wat betekent het Oplossing
GAS STORING Gas detector storing Gas detector: Verbreek de verbinding en sluit daarna
de netspanning weer aan
CO Gas detector: Vervang de detector
SIRENE 230V FOUT De sirene heeft geen
netvoeding
Controleer dat de netspanning juist is aangesloten
230V UITVAL De centrale heeft geen
netvoeding
Controleer dat de netspanning juist is aangesloten
GSM NET FOUT De GSM module kan geen
contact krijgen met het
mobiele netwerk.
i) Verplaats het systeem en de GSM module naar
een andere locatie.
ii) Open en sluit het installatiemode
iii) Verbreek de verbinding van de GSM eenheid en
installeer deze opnieuw
iv) Vervang de SIM-kaart
v) Vervang de GSM module
GSM RSSI LAAG De GSM module heeft een
zwak GSM signaal
gedetecteerd.
Verplaats de centrale en GSM module naar een
andere locatie.
NETSPANNING UITVAL De netspanning is afwezig
en het systeem werkt op
batterijen.
Controleer dat de netspanning juist is aangesloten
COMM STORING Er kon geen bericht naar de
Meldkamer of naar het
privé nummer verstuurd
worden (of het bericht was
verstuurd maar niet
bevestigd).
i) Controleer de telefoonkabel verbinding
ii) Controleer dat het juiste telefoonnummer gebeld is.
iii) Bel de Meldkamer om te controleren of meldingen
ontvangen zijn.
CPU LAGE
BATTERIJSPANNING
De batterijspanning in het
systeem is laag en moet
vervangen worden (zie
Hoofdstuk 7 – De batterij
vervangen).
i) Controleer of de netspanning van het systeem
aanwezig is.
ii) Als de storing meer dan 72 uur bestaat, vervang
het batterijpack
CPU SABOTAGE Het systeem is fysiek
gesaboteerd, of de
afdekking is geopend of het
is van de muur gehaald.
Het systeem is niet goed gesloten. Open het systeem
en sluit het daarna.
ZEKERING FOUT De PGM zekering is
doorgebrand of overbelast.
Controleer dat de belasting overeenkomt met wat in
de specificaties is aangegeven.
LIJNFOUT Er is een storing van de
telefoonkabel
i) Neem de hoorn van de haak en luister of de
gesprekstoon gehoord wordt
ii) Controleer de telefoonverbinding met het systeem
5.2 Het systeem verwijderen
A. Verwijder de schroeven waarmee het frontpaneel aan de achterkant vastzit, zie Figuur 3.1 (PowerMaster-10)
/ 3.13 (PowerMaster-30).
B. Verwijder de 4 schroeven waarmee de achterkant op de montage ondergrond vast zit (zie figuur 3.1 –
PowerMaster-10 of figuur 3.13 – PowerMaster-30) en verwijder het systeem van de muur
88 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
5.3 Back-up batterijpack vervangen
Het vervangen en het plaatsen van een nieuw batterijpack is gelijk, zie Figuur 3.3 (PowerMaster-10) / 3.15
(PowerMaster-30).
Met een nieuw batterijpack, bij een juiste plaatsing en na het vastzetten van de batterijdeksel, zal de STORING
indicator verdwijnen. Maar het “GEHEUGEN” bericht zal nu knipperen in het display (dat wordt door het
“sabotage” alarm veroorzaakt bij het openen van het batterijpack compartiment). Wis dit door het systeem weer
in en uit te schakelen.
5.4 Zekering vervangen
De PowerMaster-10 heeft een interne zekering (de PowerMaster-30 heeft twee interne zekeringen) die
automatisch herstellen. Daarom hoeft deze niet vervangen te worden.
Als er kortsluiting of overbelasting is, grijpt de zekering automatisch in. Nadat de kortsluiting of overbelasting is
opgeheven, herstelt de zekering zich weer automatisch en staat de stroom weer toe door het circuit te gaan
5.5 Detectors vervangen/verplaatsen
Indien bij onderhoud een detector wordt vervangen of verplaatst dient u altijd een volledige detector test te doen
volgens sectie 4.
Belangrijk! Een “zwak” signaal is niet acceptabel, zoals aan het einde van de introductie van de testprocedure
is meegedeeld.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 89
6 LOGBOEK BEKIJKEN
Events worden in het logboek opgeslagen. U kunt het logboek openen en de meldingen één voor één bekijken.
Als het logboek vol raakt, wordt de oudste event bij registratie van een nieuw event, verwijderd.
Bij elke melding wordt de datum en tijd weergegeven.
De gebeurtenissen in het logboek worden in chronologische volgorde getoond – het begint bij de nieuwste event
en gaat door tot de oudste. Het historisch overzicht wordt geopend door te klikken op de
knop en niet via
het installatiemenu. Het lees- en verwijderproces van het logboek wordt hieronder getoond.
6.1 Lezen van het logboek
1.
Terwijl het systeem zich in de normale werkmodus bevindt, druk op de
toets.
2.
Voer de huidige installatie code in
3.
Het laatste gebeurtenis wordt getoond.
Het gebeurtenis wordt getoond in twee delen, bijvoorbeeld, "Z13 alarm"
en dan "09/02/10 3:37 P".
4.
Druk herhaaldelijk op de
knop voor het bladeren door de lijst
van gebeurtenissen.
Door herhaaldelijk te klikken op de knop op enig moment in de
procedure brengt u met elke klik een niveau hoger. Het klikken op de
knop brengt u naar
<OK> = VERLATEN
”.
6.2 Het logboek wissen en afsluiten
5.
Van ergens binnen het logboek, druk op de
knop.
Let op: Dit is alleen van toepassing als de installatiecode is ingevoerd.
6.
Klik nu op de
of knoppen en u gaat naar “
<OK> =
VERLATEN
” zonder het verwijderen van het logboek. Het klikken op de
knop brengt u naar “LOGBOEK WISSEN”.
7.
8.
Het systeem wist het logboek en gaat terug in de normale werkmodus.
Door herhaaldelijk te klikken op de knop op enig moment in de
procedure brengt u met elke klik een niveau hoger. Het klikken op de
knop brengt u naar “<OK> = VERLATEN”.
G
EREED 00:00
<
OK>=VERLATEN
<
OFF>=Wissen
L
OGBOEK WISSEN
Z
13 alarm
Z
13 alarm
0
9/02/10 3:37 P
Z
13 alarm
L
OGBOEK
T
OETS CODE:
G
EREED 00:00
90 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
APPENDIX A. Specificaties
A1. Functioneel
PowerMaster-10 PowerMaster-30
Zone nummers
30 draadloze zones, 1 bekabelde zone. 64 draadloze zones,2 bekabelde zones).
Vereisten bekabelde
zone
2,2 kE.O.L. weerstand (max.
weerstand van kabels 220 
2,2 kE.O.L. weerstand (max.
weerstand van kabels 220 
Installatie en
Gebruikers codes
1 hoofdinstallatie (9999 standaard)*
1 installatie (8888 standaard)*
1 hoofdgebruiker nr. 1
(1111 standaard)
Gebruikers nrs. 2 - 8
* Codes mogen niet identiek zijn
1 hoofdinstallatie (9999 standaard)*
1 installatie (8888 standaard)*
1 hoofdgebruiker,nr. 1
(1111 standaard)
Gebruikers nrs. 2 - 48
* Codes mogen niet identiek zijn
Controle
voorzieningen
- Integraal keypad, draadloze keyfobs en
keypads
- SMS opdrachten via optionele
GSM/GPRS module.
- Controle via telefoon.
Let op: Voor SIA CP-01 naleving, dient
er een externe sirene gebruikt te worden
bij het gebruik van KF-234 PG2.
- Integraal keypad, draadloze keyfobs en
keypads
- SMS opdrachten via optionele
GSM/GPRS module.
- Controle via telefoon.
Display
LCD enkele rij, 16 grote karakters met
backlight.
LCD enkele rij, 16 grote karakters met
backlight.
Inschakel modes
WEG, THUIS, WEG-DIRECT, THUIS-
DIRECT, KINDZENDER,
GEFORCEERD, OVERBRUGGEN.
WEG, THUIS, WEG-DIRECT, THUIS-
DIRECT, KINDZENDER,
GEFORCEERD, OVERBRUGGEN.
Alarmtypes
Stil alarm, persoonlijk noodalarm,
inbraakalarm, gas alarm, brandalarm en
water alarm.
Stil alarm, persoonlijk noodalarm,
inbraakalarm, gas alarm, brandalarm en
water alarm.
Sirene signalen
Continu (inbraak / 24 uur / paniek);
drievoudige puls – korte pauze -
drievoudige puls... (brand); viervoudige
puls – lange pauze – viervoudige puls
(gas); lange puls – lange pauze – lange
puls (water).
Continu (inbraak / 24 uur / paniek);
drievoudige puls – korte pauze -
drievoudige puls... (brand); viervoudige
puls – lange pauze – viervoudige puls
(gas); lange puls – lange pauze – lange
puls (water).
Sirene (bel) time-out
Programmeerbaar (4 min. standaard) Programmeerbaar (4 min. standaard)
Geluidsopbrengst
interne sirene
Tenminste 85 dBA op 3 m Tenminste 85 dBA op 3 m
Supervisie
Programmeerbaar tijdsbestek voor
inactiviteitalarm
Programmeerbaar tijdsbestek voor
inactiviteitalarm
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 91
Speciale functies
- Deurbel zones
- Diagnostische test en event logboek.
- Lokaal en Telefonisch programmeren,
GSM /GPRS verbindingen.
- Hulp inroepen door gebruik van een
noodzender.
- Inactiviteitmelding van ouderen en
lichamelijk gehandicapten.
- Deurbel zones
- Diagnostische test en event logboek.
- Lokaal en Telefonisch programmeren,
GSM /GPRS verbindingen.
- Hulp inroepen door gebruik van een
noodzender.
- Inactiviteitmelding van ouderen en
lichamelijk gehandicapten.
- Berichtenmachine (opnemen en
afspelen)
- Tweeweg spraak communicatie
Gegevensraadpleging
Alarm geheugen, storing, historisch
overzicht
Alarm geheugen, storing, historisch
overzicht
Realtime klok (RTC)
De centrale houdt tijd en datum bij en toont
deze. Deze eigenschap wordt ook gebruikt
in het historisch overzicht om datum en tijd
van elk event te geven
De centrale houdt tijd en datum bij en toont
deze. Deze eigenschap wordt ook gebruikt
in het historisch overzicht om datum en tijd
van elk event te geven
Batterijtest
Elke 10 seconden Elke 10 seconden
A2. Draadloos
PowerMaster-10 PowerMaster-30
RF Netwerk
PowerG – 2-weg gesynchroniseerd
frequentie hopping (TDMA / FHSS)
PowerG – 2-weg gesynchroniseerd
frequentie hopping (TDMA / FHSS)
Frequentiebanden
(MHz)
433 – 434 868 - 869 912 - 919 433 – 434 868 - 869 912 - 919
Hopping
frequenties
8 4 50 8 4 50
Regio
Wereldwijd Europa
Noord
Amerika en
geselecteerde
landen
Wereldwijd Europa
Noord
Amerika en
geselecteerde
landen
Versleuteling
AES-128 AES-128
A3. Elektrisch
PowerMaster-10 PowerMaster-30
Externe AC/AC
adapter
Europa: 230VAC 50Hz invoer, 9VAC
700mA uitvoer.
USA: 120VAC 60Hz invoer, 9VAC
1.000mA uitvoer.
Niet beschikbaar
Externe AC/DC
adapter
- Externe (wandmontage) geschakelde
voeding 100VAC tot 240VAC, 50/60Hz,
0.5A / 12.5 VDC, 1,6A
Interne AC/DC
Interne geschakelde voeding:
Invoer: 100-240V AC, 0.12 A Max.
Uitvoer: 7.5V DC, 1.2A Max.
Interne geschakelde voeding:
invoer: 100-240VAC, 0.5A
Uitvoer: 12.5 VDC, 1.6A.
Stroomverbruik
Ongeveer 70 mA stand-by, 1200 mA bij
volledige belasting.
Ongeveer 40 mA stand-by, 1400 mA bij
volledige belasting.
Lage batterij
Ondergrens
4.8 V 7.2 V (6-cell battery pack)
9.6 V (8-cell battery pack)
92 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Back-up
batterijen
44.8V 1300 mAh, oplaadbare NiMH
batterijen, p/n GP130AAM4YMX,
gefabriceerd door GP of gelijkwaardig
Waarschuwing! Explosiegevaar als de
batterij door een onjuist type wordt
vervangen. Gebruikte batterijen moeten
overeenkomstig de instructies van de
fabrikant worden weggegooid.
Let op: Voor naleving met UL standaarden
moeten de back-up batterijen een
levensduur hebben van meer dan 24 uur
en voor naleving met CE standaarden
meer dan 12 uur.
Backup Batterij Opties:
Backup
p
eriode
Maximaal stroomverbruik van
externe componenten (1)
1300 mAh
6 Batterij
Pak (2)
1800 mAh
8-Batterij
Pak (3)
2200 mAh
8-Batterij
Pak (4)
4u 210mA 300mA 380mA
8u 90mA 160 mA 200mA
12u 45mA 90 mA 120 mA
24u 0mA 25 mA 45mA
36u (geen
backup)
5mA 15mA
48u (geen
backup)
(geen
backup)
0mA
1 Alle componenten die op de 12V en
GND klemmen van de PowerMaster-30
aangesloten zijn, inclusief de interne
GSM en proximity lezer.
2 7.2V 1300 mAh, oplaadbaar NiMH
batterij pak, p/n GP130AAH6BMX,
geproduceerd door GP.
3 9.6V 1800 mAh, oplaadbaar NiMH
batterij pak, p/n GP180AAH8BMX,
geproduceerd door GP.
4 9.6V 2200 mAh, oplaadbaar NiMH
batterij pak (op aanvraag).
Waarschuwing! Explosiegevaar als de
batterij door een onjuist type wordt
vervangen. Gebruikte batterijen moeten
overeenkomstig de instructies van de
fabrikant worden weggegooid.
Let op: Voor naleving met UL standaarden
moeten de back-up batterijen een
levensduur hebben van meer dan 24 uur
en voor naleving met CE standaarden
meer dan 12 uur.
Oplaadtijd
80 % ( 13 uur) 80 % ( 30 uur) voor alle batterij types
Optionele back-up
batterijen
4.8V 2200 mAh, oplaadbare NiMH
batterijen, p/n GP230AAHC4YMX,
gefabriceerd door GP
Zie de “backup batterij” tabel hierboven.
Oplaadtijd
(optionele back-
up batterijen)
80 % ( 24 uur)
Niet van toepassing
Totaal
stroomverbruik
bekabelde
detectors (som)
Niet van toepassing 36* mA max.
Stroomverbruik
buitensirene
(EXT)
Niet van toepassing 450* mA max @ 12.5 VDC wanneer de
centrale door netspanning gevoed wordt
(10.5 V DC in standby mode)
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 93
Stroomverbruik
binnensirene
(INT)
Niet van toepassing 450* mA max @ 12.5 VDC wanneer de
centrale door netspanning gevoed wordt
(10.5 V DC in standby mode)
* De totale stroomafname van de
PowerMaster-30 uitgangen (INT, EXT
sirenes, PGM uitgang en detectors)
mag niet meer dan 550 mA bedragen.
PGM
Huidige verbinding naar centrale GND 100
mA max.
Max. externe DC voltage +30 VDC
Huidige verbinding naar centrale GND 100
mA max.
Max. externe DC voltage +15 VDC
Overbelasting /
kortsluit
bescherming
Niet van toepassing Alle uitgangen zijn gezekerd door een
automatische zekering.
A4. Communicatie
PowerMaster-10 PowerMaster-30
Communicatie
PSTN; GSM; GPRS; IP (voor toekomstig
gebruik)
PSTN; GSM; GPRS; IP (voor toekomstig
gebruik)
Ingebouwde modem
300 baud, Bell 103 protocol 300 baud, Bell 103 protocol
Gegevensuitwisseling
naar lokale computer
Via RS232 seriële poort Via RS232 seriële poort
Doormelding
2 Meldkamernummers, 4 privé telefoons 2 Meldkamernummers, 4 privé telefoons
Protocol
SIA, Contact ID, Scancom, SIA IP,
Visonic PowerNet.
SIA, Contact ID, Scancom, SIA IP,
Visonic PowerNet.
Pulssnelheid
10, 20, 33 en 40 pps - programmeerbaar 10, 20, 33 en 40 pps - programmeerbaar
Bericht naar privé
nummers
Toon Toon of spraak
Bel detectie
De eenheid ondersteunt geen bel
detectie zonder de aanwezigheid van DC
voltage op de telefoonlijn.
De eenheid ondersteunt geen bel
detectie zonder de aanwezigheid van DC
voltage op de telefoonlijn
A5. Fysieke eigenschappen
PowerMaster-10 PowerMaster-30
Werktemperatuur
Bereik
-10°C tot 49°C -10°C tot 49°C
Opslagtemperatuur
Bereik
-20°C tot 60°C -20°C tot 60°C
Vochtigheid
85% relatieve vochtigheid, @ 30°C 85% relatieve vochtigheid, @ 30°C
Afmetingen
196 x 180 x 55 mm (7-5/8 x 7 x 2 in.) 266 x 206 x 63 mm (10-7/16 x 8-18 x 2-1/2
in.)
Gewicht
658 g (incl. batterij) 1.44Kg (incl. batterij)
Kleur
Wit Wit
A6. Randapparatuur en Accessoires
PowerMaster-10 PowerMaster-30
Modules
GSM/GPRS, IP (toekomstig gebruik) GSM/GPRS, IP (toekomstig gebruik)
Overige
draadloze
componenten
30 detectors, 8 keyfobs, 8 keypads, 2
sirenes, 4 repeaters, 8 proximity tags
64 detectors, 32 keyfobs, 32 keypads, 8
sirenes, 4 repeaters, 32 proximity tags
94 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Draadloze
componenten en
randapparatuur
(*):
(*) Visonic
ontwikkelt continu
aanvullende
draadloze
componenten,
welke in
2011/2012
beschikbaar zijn.
Magneetcontact: MC-302 PG2
Bewegingsdetectors: Next PG2; Next K9
PG2
PIR Camera Detectors: Next CAM PG2;
Next CAM-k9 PG2
Rookmelder: SMD-426 PG2/ SMD-427
PG2
GSM Module: GSM-350 PG2
Keyfob: KF-234 PG2
Keypad: KP-140 PG2/KP-141 PG2 (met
proximity tag)
Binnensirene: SR-720 PG2
Buitensirene: SR-730 PG2
Repeater: RP-600 PG2
Magneetcontact: MC-302 PG2
Bewegingsdetectors: Next PG2; Next K9
PG2
PIR Camera Detectors: Next CAM PG2;
Next CAM-k9 PG2
Rookmelder: SMD-426 PG2/ SMD-427
PG2
GSM Module: GSM-350 PG2
Keyfob: KF-234 PG2
Keypad: KP-140 PG2/KP-141 PG2 (met
proximity tag)
Binnensirene: SR-720 PG2
Buitensirene: SR-730 PG2
Repeater: RP-600 PG2
BIJLAGE B. Installatie Menu overzicht
“Installatiemenu openen en een menu optie selecteren
Stap 1 Stap 2 Stap 3
Selecteer de “INSTALLATIE
MODE” optie
Voer de Installatiecode in
Selecteer de "Installatie Menu" optie
Zie sectie 3.2
Zie
sectie
Zie
sectie
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
3.8
3.9
3.10
3.11
3.12
3.13
3.14
3.15
Flow-Chart installatie menu
Stap 3 Stap 4
Selecteer de "Installatie Menu"
optie
Selecteer de gewenste optie
Zie
sectie
Zie
sectie
Zie
sectie
3.3
3.3
3.4.2
3.4.3
3.4.4
3.4.5
3.4.6
D
EFAULTS
V
ERVANG APPARAAT
W
IJZIG APPARATEN
W
IS APPARATEN
A
PP. INLEREN
0
2.APPARATEN
INSTAL.
C
ODE
H
OOFD CODE
0
1.INSTAL. CODE
C
ODE:
INSTALLATIEMODE
<
OK>=VERLATEN
12:PARTITIES
11:UP/DOWNL.
10:SERIENUMMER
0
9:FABRIEKSW.
0
8:GEBRUIKERSOPT
0
7:TESTMODE
0
6:VRIJE TEKST
0
5:UITGANGEN
0
4:COMMUNICATIE
0
3:CENTRALE
0
2:APPARATEN
0
1:INSTAL. CODE
G
EREED 00:00
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 95
3.5.2
3.5.3
3.5.4
3.5.5
3.5.6
3.5.7
3.5.8
3.6.2
3.6.3
3.6.3
A
LIVE MELDING
G
PRS ALTIJD AAN
N
ETWERK ROAMING
G
PRS PASSWO
R
D
S
IM PINCODE
G
PRS USERNAME
G
PRS APN
S
MS MELDING
G
SM MELDING
G
PRS MELDING
2
:GSM/GPRS/SMS
K
IESMETHODE
B
UITENLIJN NR
K
ENGETAL
1:PSTN
0
4.
C
OMMUNICATIE
9
2:BAT.
9
1:GEBR.TOESTEM
DIVERSE
6
4:SUPERV. ALARM
6
3:NIE
T
GEREED
6
2:SUPERVISIE
6
1:JAM DETECTIE
JAMMING EN
SUPERVISIE
5
6:SCREENSAVER
5
5:VERLICHTING
5
4: KEYFOB L
-
B
AT
5
3:GEHEUGEN
5
2:STOR. BUZZER
5
1:IN/UIT TOON
GEBRUIKER
INTERFACE
4
6:SIR. BY LYNFT
4
5:FLITSTIJD
4
4:SIRENETIJD
4
3:INT. SIRENE
SIRENES
3
9:ALARM RES
E
T
3
8: ALARM HERST.
3
7:ALARM VERTR.
3
6:ALARM BEVEST.
3
5:230V UITVAL
3
4:SAB. OPTIES
3
3:INACTIVITEIT
3
2:DWANG
3
1:PANIEK ALARM
ALARMEN EN
STORINGEN
2
2:DUO ZONE
2
1:AUTO RESET
ZONE
GEDRAG
0
8:
U
ITSCH.OPTIE
0
7:KINDZENDER
0
6:OVERBRUGGEN
0
5:DIRECT INSH.
0
4:UITLOOPMODE
0
3:UITLOOPTIJD
0
2:VERTRAAGD 2
0
1:VERTRAAGD 1
IN-/ UIT-
SCHAKELEN
0
3.
C
ENTRALE
96 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
() Deze opties zijn
alleen toegankelijk voor
de “Hoofdinstallatie
code”.
3.6.4
3.6.4
3.6.5
3.6.5
3.6.6
3.6.6
3.6.7
3.6.7
ID NR. 2
ID NR. 1
TEL.NR. SIMKAART
G
PRS
U
P/DOWNL
U
L/DL TEL. NR.
U
PLOAD OPTIE
INST. DL CODE
H
OOFD DL CODE
A
FST.
P
STN
U
P/DO
W
N
L
6
:UP/DOWNLOAD
A
LARMTYPE/FOTO
F
OTO VERZ.TIJD
V
ERSTUUR OP VER
4
e
M
MS
-
N
R
3
e
M
MS
-
N
R
2
e
M
MS
-
N
R
1
e
M
MS
-
N
R
4
e
E
-
M
AIL
3
e
E
-
M
AIL
2
e
E
-
M
AIL
1
e
E
-
M
AIL
V
ERSTUUR FOTO’
S
5
:
P
IR.CAM
4
e SMS NUMMER
3
e SMS NUMMER
2
e SMS NUMMER
1e SMS NUMMER
M
ELDINGEN
S
MS MELDING
B
EVESTIGING
S
PRAAK<
-
KIESPOGINGEN
4
e PRIVE TEL.
3
e PRIVE TEL.
2
e PRIVE TEL.
1e PRIVE TEL
M
ELDINGEN
P
RIVE MELDING
4
:PRIVE MELDING
6
5:2
-
W
EG SPRA
A
K
6
4:SYST.INACTIEF
6
3:ZONE HERSTEL
6
2:ALARM HERSTEL
6
1:VERIFICATIE
G
SM/GPRS
P
STN
5
3:LIJNUITVAL
5
2:TEST TIJDSTIP
5
1:TEST CYCLUS
4
7:GSM POGING
4
6:PSTN POGING
4
1:PROTOCOL
2
7:SMS ONTVR. 2
2
6:SMS ONTVR. 1
2
2:IP ON
T
VR. 2
2
1:IP ONTVR. 1
17:PAC TEL. 2
16:PAC TEL. 1
12:AANSLUITNR. 2
11:AANSLUITNR. 1
0
5:DUBBEL MELDEN
0
4:3E DOORMELD
0
3:2E DOORMELD
0
2:1E DOORMELD
0
1:MELDINGEN
3
:PAC MELDING
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 97
3.7
3.8
3.8
3.9
C.4
C.5
C.6
C.7
C.8
C.9
C.10
C.11
C.12
C.13
Zie Gebruikershandleiding – Hoofdstuk 6 secties C.4 tot C.13
3.11
4.12
3.13
3.14
3.15
<
O
K
>=VERLATEN
12.PARTITIES
11.UP/DOWNL.
10.SERIENUMMER
0
9.FABRIEKSWAARD
S
CHAKELKLOK
S
QUAWK
P
RIVE MELDING
A
UTO INSCH. TIJD
A
UTO INSCHAK.
D
ATUM
INSTELLEN
T
IJD
INSTELLEN
K
EYFOBS
P
ROX
-
T
AGS
G
EBR
U
IKERS
C
ODES
0
8.GEBRUIKERSOPT
G
PRS CONN. TEST
D
L. APPARATEN
0
7.TESTMODE
E
XTERNE SPEAKER
S
PRAAK OPNEMEN
Z
ONENAAM 5
Z
ONENAAM 4
Z
ONENAAM 3
Z
ONENAAM 2
Z
ONENAAM 1
V
RIJE ZONENAAM
0
6.VRIJE TEKST
B
LOKKERINGSTIJD
P
GM: PULSTIJD
P
GM:
B
IJ
L
I
J
NFOUT
P
GM: DOOR
Z
ONE
P
GM: DOOR KEYF
O
B
P
GM: UITLOOPTIJD
P
GM: BIJ ALARM
P
GM: BIJ
P
GM: BIJ DEEL IN
P
GM: BIJ GEHEEL
P
GM APPARAAT 01
P
GM DEVICES
0
5.UITGANGEN
98 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
BIJLAGE C. Werken met Partities
Uw PowerMaster-30 systeem biedt de mogelijkheid om het alarmsysteem in drie aparte secties te verdelen. Deze
Partities functie is erg handig als het systeem gebruikt wordt door verschillende eigenaars, of wanneer aparte delen
van het alarmsysteem in- en uitgeschakeld dienen te worden (denk hierbij aan kantoor aan huis, een aparte
schuur, enz.) Wanneer de partitie functie wordt gebruikt, wordt elke zone, elke gebruikerscode en veel van de
systeemopties aan één of meerdere van de drie secties toegewezen.
Notitie: Indien de Partities mode niet is ingeschakeld, dan werken alle zones, gebruikerscodes en opties van de
PowerMaster-30 als een regulier systeem. Wanneer de Partities mode wordt ingeschakeld, dan worden alle zones,
gebruikerscodes en opties automatisch toegewezen aan Sectie 1.
C1. Gebruikersinterface en werking
In de Gebruikershandleiding van de PowerMaster-30, Bijlage A Partities, staat een uitgebreide uitleg over de
gebruikersinterface (In-Uitschakelen, sirenes, Tonen functie, keyfobs en keypads werking, enz.), bij gebruik van de
Partitie Mode.
C2. Gezamenlijke secties
Gezamenlijke secties zijn delen van de installatie die door meerdere secties gebruikt worden. Afhankelijk van de
locatie kunnen er meerdere gezamenlijke secties zijn. Een gezamenlijke sectie is niet gelijk aan een reguliere
sectie; een gezamenlijke sectie kan niet direct woorden in-/uitgeschakeld. Een gezamenlijke sectie wordt
gecreëerd zodra een zone aan 2 of 3 secties wordt geprogrammeerd. Denk bijvoorbeeld aan een gezamenlijke
entree in een verzamelgebouw. In tabel A1 wordt uitgelegd hoe de verschillende zonetypes in een gezamenlijke
sectie reageren.
Tabel A1 – Zone betekenis voor gezamenlijke secties
Zone types bij
gezamenlijke secties
Reactie
Omtrek Zone is actief zodra ALLE toegewezen secties als WEG (Totaal) of THUIS (Deel)
zijn ingeschakeld.
Indien één van de toegewezen secties van de zone is uitgeschakeld, wordt een
alarmmelding van deze zone genegeerd.
Vertraagde zones
Vertraagde zones zullen de inloopvertraging NIET starten indien een van de
toegewezen secties nog uitgeschakeld is. Het wordt daarom niet aanbevolen om
vertraagde zones aan een gezamenlijke sectie toe te wijzen.
Omtrek-Volg zones Zone is actief zodra ALLE toegewezen secties als WEG (Totaal) of THUIS (Deel)
zijn ingeschakeld.
Indien één van de toegewezen secties van de zone is uitgeschakeld, wordt een
alarmmelding van deze zone genegeerd.
Indien een van de toegewezen secties in een in- of uitloopvertraging stand is (en
de overige toegewezen secties zijn ingeschakeld), zal de zone als Omtrek-Volg
zone voor deze sectie reageren. De zone zal geen alarm voor een van de andere
ingeschakelde secties veroorzaken.
Interieur
Zone is actief zodra ALLE toegewezen secties als WEG (Totaal) zijn
ingeschakeld.
Indien één van de toegewezen secties van de zone is uitgeschakeld, of als
THUIS (Deel) is ingeschakeld, wordt een alarmmelding van deze zone
genegeerd.
Refers to PowerMaster-30 only
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 99
Zone types bij
gezamenlijke secties
Reactie
Interieur-Volg zones
Zone is actief zodra ALLE toegewezen secties als WEG (Totaal) zijn
ingeschakeld.
Indien één van de toegewezen secties van de zone is uitgeschakeld, of als
THUIS (deel) is ingeschakeld, wordt een alarmmelding van deze zone genegeerd.
Indien een van de toegewezen secties in een in- of uitloopvertraging stand is (en
de overige toegewezen secties zijn ingeschakeld), zal de zone als Interieur-Volg
zone voor deze sectie reageren. De zone zal geen alarm voor een van de andere
ingeschakelde secties veroorzaken.
Thuis / Vertraagd
Zone werkt als een Omtrek-Volg zone als alle toegewezen secties als WEG
(Totaal) zijn ingeschakeld.
Zone werkt als een Vertraagd zone als tenminste één van de toegewezen secties
als THUIS (Deel) is ingeschakeld.
Wordt genegeerd indien één van de toegewezen secties is uitgeschakeld.
Noodtoestand
Brand
Water
Gas
Temperatuur
24-uur stil
24-uur luid
Geen-alarm
Altijd ingeschakeld.
100 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
BIJLAGE D. Detector Plaatsing & Zender toewijzing
D1. Detector Plaatsing
Zone
Nr.
Zone type Sensor locatie of zender taak
(bij geen-alarm of noodtoestand zones)
Deurbel
(Ja / Nee)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 101
Zone
Nr.
Zone type Sensor locatie of zender taak
(bij geen-alarm of noodtoestand zones)
Deurbel
(Ja / Nee)
40.
41.
42.
43.
44.
45.
46.
47.
48.
49.
50.
51.
52.
53.
54.
55.
56.
57.
58.
59.
60.
61.
62.
63.
64.
Zone Types: 1 = Vertraagd 1
2 = Vertraagd 2
3 = Thuis Vertraagd
4 = Interieur volg
5 = Interieur
6 = Omtrek
7 = Omtrek Volg
8 = 24 uur Stil
9 = 24 uur Luid
10 = Noodtoestand
11 =
Sleutelschakelaar
12 = Geen-Alarm
17 = Guard Key box.
Zone Locaties: Noteer de geplande locatie van iedere detector. Bij het programmeren kunt u een van de 26
beschikbare locaties kiezen (plus 5 vrij programmeerbare zonenamen die u kunt toevoegen - zie Zone
apparaten definiëren).
Notitie: Er is één bekabelde zone beschikbaar in de PowerMaster-10 en 2 bekabelde zones in de
PowerMaster-30.
102 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
D2. Keyfob zender lijst
Zender Data AUX toets functies
Nr. Type Houder Sla uitloopvertraging over of “direct”
inschakelen
1
Geef de gewenste functie aan (indien
gebruikt)
2
3
4
5
6
Uitloopvertraging overslaan
7
Inschakelen “direct”
8
D3. Paniekdrukker lijst
Tx # Zender Type Toegewezen aan zone Gebruiker
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
D4. Geen-alarm zenderlijst
Tx # Zendertype Toegewezen aan
zone
Gebruiker Functie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 103
BIJLAGE E. Event Codes
E1. Contact ID Event Codes
Code Betekenis
Code Definition
101
Noodoproep
350 Communicatie storin
g
110
Brand
351
Communicatie storing
114
Temperatuur te hoog
373
Brand detector storing
120
Paniek
380
Detector maskering
121
Dwangmelding
380 Hitte alarm
122
Stil
380 Flitser storin
g
123
Luid
381
Inactief event
131
Omtrek
383
Sabotage sensor
132
Interieur
384
RF lage batterij
134
Inloop/Uitloop
393
Brandmelder schoonmaken
137
Sabotage/CP
401
O/C door gebruiker
139
Inbraak gecontroleerd
403
Auto inschakelen
151
Gas alarm
406
Annuleren
152 Vriezer alarm 408
Snel inschakelen
153 Bevroren alarm 426
Deur open
154 Water alarm 441
Thuis ingeschakeld
158 Te heet alarm 454
Sluitfout
159 Te koud alarm 455
Inschakelfout
180
Gas storing
456
Gedeeltelijk inschakelen
301
Netspanning storing
459
Uitloopfout
302
Lage systeembatterij
570
Overbrugging
311
Batterij losgekoppeld
602
Periodiek testrapport
313
Monteur reset
607
Looptest modus
321
Bel
641
Senioren Alarm
344
RF ontvanger blokkering detectie
104 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
E2. SIA Event Codes
Code Betekenis
Code Definition
AR
Netsp. herstel
KJ Flitser storin
g
herstel
AT
Storing netspanning
LR
Telefoonlijn herstel
B
A
Inbraak alarm
LT
Telefoonlijn storing
BB
Inbraak overbrugging
OP
Opening Rapport
BC
Inbraak annuleren
OT
Inschakelen mislukt
BR
Inbraak herstel
P
A
Paniek alarm
BT
Inbraak storing / blokkering
PR Paniek alarm herstel
BV
Inbraak geverifieerd
Q
A
Hulpoproep
BZ
Inactief event
RN
Monteur reset
CF
Geforceerde sluiting
RP
Automatische test
CG Thuis inschakelin
g
RX
Handmatige test
CG Versneld Thuis event RY
Handmatige test afsluiten
CI
Sluiten mislukt
T
A
Sabotage alarm
CL
Sluiten rapport
TR
Sabotage herstel
CL Versneld We
g
event UJ Detector maskerin
g
herstel
CP
Auto inschakelen
YM S
y
steem batteri
j
niet aan
g
esloten
CR
Uitloopfout
UT
Detector maskering
E
A
Open deur
W
A
Water alarm
F
A
Brandalarm
WR
Water alarm herstel
FT
Brand detector schoon
X
R
Sensor batterij herstel
FJ
Brand detector storing
X
T
Sensor batterij storing
FR
Brand herstel
YM
G
A
Gas alarm
YR
Systeem batterij herstel
GR
Gas alarm herstel
YT
Systeem batterij storing / geen verbinding
GT
Gas storing
YX
Service noodzakelijk
GJ
Gas storing herstel
Z
A
Vriezer alarm
H
A
Dwangmelding
ZH Vriezer alarm herstel
K
A
Temperatuur te hoog/te laag
ZJ Vriezer alarm herstel
KH Te koud/ te heet herstel ZT Vriezer alarm
KT Flitser storin
g
E3. Uitleg van het Scancom meldingprotocol
Het SCANCOM data bestaat uit 13 decimale
cijfers verdeeld in 4 groepen, van links naar
rechts, zoals rechts is aangegeven.
Elk kanaal is verbonden met een van de hierna
volgende specifieke meldingen:
1e "C": Brand
2e "C": Overval
3e "C": Inbraak
4e "C": Open/Dicht
5e "C": Alarm herstel
6e "C": Noodoproep
7e "C": Tweede alarm
8e "C": Storingsmeldingen
aaaa cccc cccc s
Account
Code
Channels
1 - 4
Channels
5 - 8
System Status:
no trouble,
test, low battery
The digit in this position conveys
the status of channel 1
The digit in this position conveys
the status of channel 8
Scancom Data Format
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 105
BIJLAGE F. Verklarende woordenlijst
Hieronder is een alfabetische woordenlijst. Schuingedrukte termen worden ook apart beschreven.
Afbreekperiode: als een alarm afgaat wordt eerst gedurende een beperkte periode de interne zoemer
geactiveerd die als afbreekperiode door de monteur is ingesteld. Als u per ongeluk een alarm doet afgaan, kunt
u het systeem binnen de afbreekperiode uitschakelen voordat de sirenes gaan luiden en het alarm wordt
gerapporteerd aan de beantwoordingapparaten op afstand.
Alarm: Er zijn 2 soorten alarmen:
Luid alarm – de interne en externe sirenes klinken contant en het controlepaneel meldt de gebeurtenis
telefonisch.
Stil alarm - de sirenes klinken niet, maar het controlepaneel meldt de gebeurtenis wel telefonisch.
Een alarm wordt veroorzaakt door:
Een beweging die door een bewegingsdetector is gedetecteerd
Een statusverandering die door een magnetische contactdetector is gedetecteerd – een gesloten raam of
deur wordt geopend
Rook wordt gedetecteerd door een rookdetector
Er is sabotage aan één van de detectors
Tegelijkertijd op twee noodknoppen te drukken (paniek)
Beantwoording op afstand: Een responder kan een professionele service provider zijn waar de huiseigenaar of
bedrijfseigenaar zich op inschrijft (een Meldkamer) of een familierelatie/vriend die toestemt om op het beveiligde
pand te letten tijdens de afwezigheid van zijn bewoners. Het systeem rapporteert telefonisch de gebeurtenissen
naar beide responders
Besturingspaneel: Het besturingspaneel is een elektronische schakelkast met het elektronische circuit en de
microprocessor die het alarmsysteem aansturen. Het verzamelt informatie van verschillende sensoren, verwerkt
deze en zal op verschillende manieren hierop reageren. Het bevat ook de gebruikersinterface -
bedieningstoetsen, het numerieke keypad, display, sounder en speaker.
Communicators: Heeft betrekking op communicatiekanaal, bijvoorbeeld GSM module.
Detector: Het apparaat dat een alarm verstuurt, dat communiceert met het bedieningspaneel (bijv. een
bewegingsmelder of een rookmelder).
Deurbelzones: Hiermee kunt u activiteiten in het beveiligde gebied nagaan als het alarmsysteem in de
uitgeschakelde status is. Als een belzone wordt “verstoord” gaat de zoemer twee keer af. De zoemer gaat niet
af als de zone weer vrij komt (terug naar de normale status). Bewoners kunnen deze functie gebruiken om
bezoekers aan te kondigen of om op kinderen te letten. Bedrijven kunnen deze optie gebruiken als klanten het
bedrijf binnenkomen of als personeel beperkte gebieden betreden.
Let op: uw monteur zal nooit een 24-uur zone of een brandzone als belzone instellen, daar beide zonetypes
een alarm doen afgaan als het systeem in de uitgeschakelde status is.
Hoewel er meerdere zones als belzones zijn ingesteld, kunt u de belfunctie ook inschakelen of uitschakelen.
Direct: u kunt het systeem programmeren op WEG-DIRECT of THUIS-DIRECT, hierdoor annuleert u de
inloopvertraging voor alle vertragingzones tijdens één inschakelingperiode.
U kunt bijvoorbeeld het controlepaneel in de THUIS-DIRECT modus inschakelen en in het beveiligde gebied
blijven. Alleen de omtrek beveiliging is actief en als u niet verwacht dat iemand onverwachts binnenkomt terwijl
het systeem is geactiveerd, is alarmering bij binnenkomst door de voordeur een goede beveiliging.
Om het systeem uit te schakelen zonder een alarm te veroorzaken, gebruikt u uw afstandsbediening
toetsenpaneel (dat gewoonlijk toegankelijk is zonder dat een omtrekzone wordt verstoord) of gebruik een keyfob
zender.
Draadloze bewegingsmelder: een passieve infrarode bewegingsensor en een draadloze PowerG zender in
gedeelde behuizing. Nadat beweging is gedetecteerd, verzend de detector zijn ID code en een “alarm” signaal en
meerdere status signalen naar het systeem. Na de verzending is het in de stand-by status om bewegingen te
detecteren.
Draadloos magneetcontact: Een magneetcontact en een draadloze PowerG zender in een gedeelde behuizing. De
detector wordt op deuren en ramen gemonteerd om veranderingen te detecteren (van gesloten naar open en
omgekeerd). Nadat is gedetecteerd dat een deur of raam open staat, verzend de detector zijn ID code en een “alarm”
signaal en meerdere status signalen naar het controlepaneel.
Als het controlepaneel niet is ingeschakeld zal deze het alarm systeem als “niet gereed voor inschakeling”
beschouwen totdat het een “herstel” signaal van dezelfde detector krijgt.
106 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Draadloze rookmelder: Een gewone rookmelder en een draadloze PowerG zender in een gedeelde behuizing.
Nadat rook is gedetecteerd, verzend de detector zijn ID code en een alarmsignaal en meerdere status signalen naar
het controlepaneel. Daar de rookdetector aan een speciale brandzone is gekoppeld, wordt een rookalarm geslagen.
Geassocieerd: Heeft betrekking op apparaten.
Gebruikerscodes: De PowerMaster-10/ PowerMaster-30 is ontworpen om uw opdrachten uit te voeren,
aangenomen dat zij door een geldige veiligheidstoegangscode worden voorafgegaan.
Onbevoegde personen die deze code niet kennen en proberen om het systeem uit te schakelen zullen hierin
niet slagen. Er zijn echter bepaalde handelingen die zonder een gebruikerscode kunnen worden uitgevoerd
daar zij niet het veiligheidsniveau van het alarmsysteem in gevaar brengen.
Geen alarmzone: Uw monteur kan ook zones toewijzen die niet voor alarm bestemd zijn. Een
bewegingdetector die in een donkere trap is geïnstalleerd kan bijvoorbeeld automatisch het licht aandoen als
iemand deze donkere trap oploopt. Een ander voorbeeld is een miniatuur draadloze zender, gekoppeld aan een
zone die het openingsmechanisme van een hek bediend.
Geforceerde inschakeling: Als één van de systeem zones is geforceerd (open), kan het alarmsysteem niet
worden ingeschakeld. Een manier om deze storing op te lossen is de oorzaak van de zonestoring te vinden en
te verwijderen (deuren en ramen sluiten). Een andere manier om dit op te lossen is een geforceerde
inschakeling een automatische deactivering van zones die nog steeds verstoord zijn totdat de
uitloopvertraging is afgelopen. Overbrugde zones zijn niet beveiligd tijdens de inschakelperiode. Zelfs als zij zijn
hersteld naar normaal (gesloten), overbrugde zones blijven onbeveiligd totdat systeem is uitgeschakeld.
Toestemming voor “geforceerd inschakelen” wordt door de monteur geweigerd als hij het systeem
programmeert.
Herstel: Als een detector van de alarmstatus naar de gewone stand-by status overgaat is hij “hersteld”.
Een bewegingdetector herstelt automatisch nadat een beweging is gedetecteerd en is gelijk weer in staat om te
detecteren. Deze vorm van “herstel” wordt niet gerapporteerd naar de responders op afstand,
Een magnetische contactdetector herstelt alleen als de beveiligde deur of raam wordt gesloten. Deze vorm van
“herstel” wordt wel gerapporteerd naar de responders op afstand.
Inschakelen: het alarmsysteem inschakelen is een actie waarbij een alarm afgaat als een zone wordt
“gestoord” door een beweging of bij het openen van een deur of raam. Het controlepaneel kan zijn ingeschakeld
in verschillende modi (zie WEG, THUIS, DIRECT en HUISSLEUTEL).
Kindzender: De Kindzender modus is een speciale inschakelmodus waarin "huissleutel gebruikers" een
"huissleutelbericht" genereren naar een telefoon of een pieper als zij het systeem uitschakelen.
Als bijvoorbeeld ouders zeker willen zijn dat hun kind uit school is teruggekomen en het systeem heeft
uitgeschakeld. Kindzender inschakeling is alleen mogelijk als het systeem in de WEG modus is ingeschakeld.
Locatie: Het toewijzen van een benoemde locatie aan een apparaat (bijv. Garage, Voordeur, enz.).
Sensor: Het meetelement: Pyroelectrische sensor, photo-diode, microfoon, optische rooksensor enz.
Signaalsterkte: De kwaliteit van de communicatielink tussen het component en het systeem.
Versneld inschakelen: Inschakeling zonder een gebruikerscode. Het systeem vraagt niet naar uw
gebruikerscode als u één van de inschakelingknoppen indrukt. Toestemming om deze inschakelingmethode te
gebruiken wordt door de monteur gegeven of geweigerd bij het programmeren van het systeem.
Standaard instellingen: Instellingen die van toepassing zijn voor een bepaalde groep apparaten.
Status: WEG, THUIS, WEG-DIRECT, THUIS-DIRECT, KINDZENDER, GEFORCEERD, OVERBRUGGEN.
Status: Netspanning uitval, lage batterij, storing, enz.
THUIS: Deze alarmsituatie wordt gebruikt als de bewoners in het beveiligde pand zijn. Een klassiek voorbeeld is
bijv. als de familie zich voorbereid om te gaan slapen. Met de THUIS inschakeling zijn omtrekzones beveiligd
maar de interieur zones niet. Hierdoor worden bewegingen in de interieur zones door het controlepaneel
genegeerd, maar de verstoring van een omtrekzone zal alarm slaan.
Toegewezen: Heeft betrekking op zones.
Uitschakelen: Het tegenovergestelde van inschakelen – een actie waarbij het controlepaneel naar de normale
stand-by status wordt hersteld. In deze status doen alleen een brand en 24-uur zones een alarm afgaan als
deze worden verstoord, een “paniek alarm” kan ook afgaan.
Verstoorde zone: Een zone die in staat van alarm is (dit kan zijn veroorzaakt door een open venster of door
een beweging in het bereik van een bewegingsdetector). Een verstoorde zone wordt als “niet veilig” beschouwd.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 107
WEG: dit alarmtype wordt ingeschakeld als er niemand in het beveiligde gebied is. Alle zones, interieur en
omtrek zijn beveiligd.
Zone: een zone is een gebied in het beveiligde pand dat onder supervisie van een specifieke detector staat.
Tijdens programmering, stelt de monteur het controlepaneel in staat om het ID van de detectors te leren en
deze naar gewenste zone te koppelen. Daar de zone wordt onderscheiden volgens het nummer en de naam,
kan het systeem de zonestatus aan de gebruiker en alle door de zonedetector gerapporteerde gebeurtenissen
in zijn geheugen rapporteren. Directe en vertragingszones worden alleen “bewaakt” als het controlepaneel is
ingeschakeld, andere (24-uur) zones worden “bewaakt” indien het systeem wel of niet ingeschakeld is.
Zone type Het zonetype bepaalt hoe het systeem alarmeringen en andere signalen die door het apparaat
gezonden worden, afhandelt.
108 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
BIJLAGE G. Standaard en Geprogrammeerde Zone Definities
Zone Zone Type Locatie Deurbel (melodie)
Nr. Standaard Geprogr. Standaard Geprogr. Locatie of UIT) (*)
1
Vertraagd 1
Voordeur
2
Vertraagd 1
Garage
3
Vertraagd 2
Garagedeur
4
Omtrek
Achterdeur
5
Omtrek
Kinderkamer
6
Interieur
Kantoor
7
Interieur
Eetkamer
8
Omtrek
Eetkamer
9
Omtrek
Keuken
10
Omtrek
Woonkamer
11
Interieur
Woonkamer
12
Interieur
Slaapkamer
13
Omtrek
Slaapkamer
14
Omtrek
Logeerkamer
15
Interieur
Slaapkamer 1
16
Omtrek
Slaapkamer 1
17
Omtrek
Bijkeuken
18
Omtrek
Badkamer
19
Omtrek
Kelder
20
24U Luid
Brand
21
24U Luid
Brand
22
Noodoproep
Noodoproep
23
Noodoproep
Noodoproep
24
24U Stil
Kelder
25
24U Stil
Kantoor
26
24U Luid
Zolder
27
24U Luid
Overloop
28
Geen alarm
Tuin
29
Geen alarm
Hal
30
Geen alarm
Werkplaats
* Opmerking: Alle zones zijn standaard Deurbel-Uit. Voer uw eigen keuze in de laatste kolommen en
programmeer overeenkomstig.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 109
BIJLAGE H. Nalevingverklaring
Visonic Group verklaart hierbij dat de centrale eenheden en hulpstukken van de PowerG series zodanig zijn
ontworpen dat zij voldoen aan:
V.S. standaarden: USA: (FCC) CFR 47 deel 15 en deel 68
Canadese standaarden: RSS 210
Europese CE standaarden
De PowerMaster-10/ PowerMaster-30 is compatibel met de RTTE vereisten - Richtlijn 1999/5/EC van het
Europees Parlement en van de Raad van 9 maart 1999.
In overeenstemming met de Europese standaard EN50131-1, is de veiligheidskwalificatie 2 - laag tot middelmatig
risico" voor zowel de PowerMaster-10 als PowerMaster-30. De omgevingsclassificatie is II - "algemeen
binnenshuis" en het type stroomvoorziening is A. EN 50131-6.
Gecertificeerd door de Nederlandse test en certificatie instelling Telefication B.V.
GSM standaarden:
Europa: Voldoet aan CE standaarden 3GPP TS 51.010-1, EN 301 511, EN301489-7
USA: CFR 47 deel 22 (GSM850) en deel 24 (GSM 1900).
Industriële verklaring Canada
Dit product voldoet aan de toepasbare Industriële technische specificaties van Canada /Le présent materiel est conforme aux
specifications techniques appliables d’Industrie Canada.
De Ringer Equivalence Number is een indicatie van het maximum aantal apparaten dat toegestaan is met een telefoon
interface verbonden te zijn. De terminering van een interface kan bestaan uit een combinatie van apparaten, slechts onderwerp
van de vereisten dat de som van de RENs van alle apparaten het aantal 5 niet overschrijdt./L’indice d’équivalence de la
sonnerie (IES) sert à indiquer le nombre maximal de terminaux qui peuvent être raccordés à une interface téléphonique. La
terminaison d’une interface peut consister en une combinaison quelconque de dispositifs, à la seule condition que la somme
d’indices d’équivalence de la sonnerie de tous les dispositifs n’excède pas 5.
De Ringer Equivalence Number (REN) voor de apparatuur van dit terminal is 0.3B.
Dit apparaat voldoet aan de FCC Rules Part 15 en aan de Industriële Canada licentie vrijstelling RSS standaard(en). De
werking is afhankelijk van twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke verhindering veroorzaken en (2) Dit
apparaat moet elke verhindering accepteren, ook die verhindering die een ongewenst effect kan veroorzaken.
Het apparaat is getest en in overeenstemming bevonden met de beperkingen voor een digitaal apparaat van Class B,
conform Deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden dienen om een redelijke bescherming te bieden tegen
schadelijke storing in een particuliere installatie. Door deze apparatuur wordt radiofrequentie-energie gegenereerd,
gebruikt en mogelijk uitgestraald en indien niet geïnstalleerd en gebruikt volgens de instructies, zou het schadelijke
storing kunnen veroorzaken voor radiocommunicatie.
Er is echter geen garantie dat in een bepaalde installatie geen storing zal optreden. Mocht het apparaat storing veroorzaken,
hetgeen kan worden vastgesteld wanneer de apparatuur uit en aan wordt gezet, dan kunt u met de volgende maatregelen
trachten de storing te verhelpen:
Verander de positie van de ontvangstantenne.
Zet de apparatuur en het ontvangende apparaat verder bij elkaar vandaan.
Sluit de apparatuur niet aan op hetzelfde stopcontact als het ontvangende apparaat.
Raadpleeg de dealer of een ervaren radio-/tv-technicus.
WAARSCHUWING Wijzigingen of aanpassingen aan deze eenheid aangebracht die niet uitdrukkelijk door de partij die
verantwoordelijk is voor de naleving zijn goedgekeurd kunnen de mogelijkheid van de gebruiker om de apparatuur te gebruiken
ongeldig maken.
De technische documentatie, zoals vereist door de European Conformity Assessment procedure wordt bewaard in:
UNIT 6 MADINGLEY COURT CHIPPENHAM DRIVE KINGSTON MILTON KEYNES MK10 0BZ. TEL.: +44
(
0
)
845 0755800 FAX: +44
(
0
)
845 0755801
W.E.E.E. Product Recyclage Verklaring
Neem contact op met de firma waar U het toestel hebt aangekocht om informatie te bekomen betreffende de recyclage van dit product.
Indien U dit product vervangt en niet laat herstellen moet U er zich van verzekeren dat dit gemeld werd bij Uw leverancier. Dit product mag
niet weggeworpen worden bij het huishoudelijk afval.
Directief 2002/96/EC Elektrische en elektronische toestellen
110 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 111
112 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
GARANTIE
Visonic Limited (de “Fabrikant") garandeert uitsluitend aan de oorspronkelijke koper (de
“Koper”) dat alleen dit product ("het Product") vrij is van defecten in materiaal en
vakkundigheid bij normaal gebruik en onderhoud, over een periode van twaalf (12) maanden
vanaf de datum van levering door de Fabrikant.
Deze Garantie geldt uitsluitend op voorwaarde dat het Product correct werd geïnstalleerd,
onderhouden en bediend bij normaal gebruik conform de aanbevolen installatie- en
bedieningsinstructies van de Fabrikant. Deze Garantie is niet van toepassing op producten die
omwille van een andere reden, te bepalen door de Fabrikant, defect zijn, zoals een verkeerde
installatie, het niet volgen van de aanbevolen installatie- en gebruiksinstructies, verwaarlozing,
sabotage, misbruik of vandalisme, ongeval, wijzigingen aan het product, of reparatie door
anderen dan de Fabrikant.
De Fabrikant houdt niet voor dat dit Product niet gecompromitteerd en/of misleid kan worden
of dat het Product elk overlijden, persoonlijke en/of lichamelijke verwonding en/of schade aan
eigendommen als resultaat van een inbraak, diefstal, brand of andere gebeurtenis kan
voorkomen of dat het Product in alle gevallen een adequate waarschuwing of bescherming zal
geven. Een goed geïnstalleerd en onderhouden product vermindert enkel het risico van
dergelijke gebeurtenissen zonder waarschuwing, maar het is geen verzekering of garantie dat
een dergelijke gebeurtenis niet zal plaatsvinden.
DEZE GARANTIE IS EXCLUSIEF EN UITDRUKKELIJK IN PLAATS VAN ALLE ANDERE
SCHRIFTELIJKE OF MONDELINGE GARANTIES, VERPLICHTINGEN OF
AANSPRAKELIJKHEDEN, UITDRUKKELIJK AANGEGEVEN OF GEÏMPLICEERD,
INCLUSIEF ENIGE GARANTIE VAN VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN
BIJZONDER DOEL OF ANDERS. IN GEEN GEVAL ZAL DE FABRIKANT JEGENS IEMAND
AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIGE GEVOLG- OF INCIDENTELE SCHADE DOOR
SCHENDING VAN DEZE GARANTIE OF ENIGE ANDERE GARANTIES, ZOALS
BOVENVERMELD.
IN GEEN ENKEL GEVAL ZAL DE FABRIKANT AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIGE
SCHADE, INBEGREPEN ZONDER BEPERKING, VOOR SPECIALE, INDIRECTE,
ONVOORZIENE, RESULTERENDE, OF STRAFRECHTELIJKE SCHADE OF VERLIES,
SCHADE OF KOSTEN, MET INBEGRIP VAN HET VERLIES VAN HET GEBRUIK,
WINSTEN, OPBRENGSTEN, OF GOODWILL, RECHTSTREEKS OF ONRECHTSTREEKS
VOORTVLOEIEND UIT DE ONMOGELIJKHEID VAN HET PRODUCT GEBRUIK TE
MAKEN, OF VOOR HET VERLIES OF DE VERNIETIGING VAN ANDERE EIGENDOMMEN
OF ENIGE ANDERE REDEN, ZELFS INDIEN DE FABRIKANT OP DE HOOGTE WERD
GESTELD VAN DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE.
DE FABRIKANT IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR OVERLIJDEN, PERSOONLIJKE EN/OF
LICHAMELIJKE VERWONDING EN/OF SCHADE AAN EIGENDOM OF ANDER VERLIES,
HETZIJ DIRECT, INDIRECT, INCIDENTEEL, OF GEVOLGSCHADE, OF ANDERZIJDS,
GEBASEERD OP EEN BEWERING DAT HET PRODUCT NIET GOED ZOU HEBBEN
GEFUNCTIONEERD.
Nochtans, indien de Fabrikant direct of indirect aansprakelijk wordt gehouden voor enig
verlies of schade onder deze beperkte waarborg, DAN ZAL DE MAXIMALE (EVENTUELE)
AANSPRAKELIJKHEID VAN DE FABRIKANT IN GEEN GEVAL DE AANKOOPPRIJS
VAN HET PRODUCT OVERSCHRIJDEN, dat als vereffende schade vastgesteld zal
worden en niet als een straf en het zal het volledige en enige rechtsmiddel zijn tegen de
Fabrikant.
Door aanvaarding van de levering van het Product, stemt de Koper in met de genoemde
verkoopsvoorwaarden en garantie en bevestigt hij/zij dat hij/zij hiervan op de hoogte werd
gesteld.
Sommige rechtsgebieden staan de uitsluiting of beperking van incidentele of gevolgschade
niet toe, bijgevolg gelden deze beperkingen mogelijk niet onder bepaalde omstandigheden.
De Fabrikant is in geen geval aansprakelijk voor het niet naar verwachting presteren van het
Product als het gevolg van sabotage en/of de verstoring van de telecommunicatie of
elektronische apparatuur of programma’s.
De verplichtingen van de Fabrikant zullen onder deze Garantie beperkt worden tot het
repareren en/of vervangen, door hem te bepalen, van het defecte product of enig deel
daarvan. Een herstel en/of vervanging verlengt de oorspronkelijke Garantieperiode niet. De
Fabrikant is niet verantwoordelijk voor demonterings- en/of herinstallatiekosten. Om van
deze Garantie gebruik te kunnen maken, dient het Product met een vooruitbetaalde en
verzekerde zending teruggestuurd te worden aan de Fabrikant. Alle verzend- en
verzekeringskosten vallen onder de verantwoordelijkheid van de Koper en worden niet
opgenomen in deze Garantie.
Deze garantie zal niet gewijzigd, aangepast of verlengd worden, en de Fabrikant machtigt
niemand om in zijn opdracht deze garantie te wijzigen, aan te passen of te verlengen. Deze
garantie is alleen van toepassing op het Product. Alle producten, accessoires of hulpstukken
van anderen die in samenwerking met het Product gebruikt worden, inclusief de batterijen,
zullen slechts gedekt worden door hun eigen eventuele garantie. De Fabrikant is niet
aansprakelijk voor enige directe, indirecte, incidentele, gevolg- of andere schade of verlies,
die veroorzaakt is door een defect van het Product ten gevolge van producten, accessoires
of hulpstukken van anderen, inclusief batterijen die in samenwerking met de Producten
gebruikt zijn. Deze Garantie is exclusief bedoeld voor de oorspronkelijke Koper en is niet
overdraagbaar.
Deze Garantie geldt als aanvulling en heeft geen invloed op uw juridische rechten. Elke
bepaling in deze garantie die in strijd is met de Wetgeving in de staat of het land waar het
Product wordt geleverd, is niet van toepassing.
Waarschuwing: De gebruiker dient de installatie- en gebruiksinstructies van de Fabrikant
op te volgen en onder andere het Product en het hele systeem minstens eenmaal per week
te testen. Bovendien dient de gebruiker alle noodzakelijke voorzorgsmaatregelen te treffen
voor zijn/haar veiligheid en de bescherming van zijn/haar eigendom.
1/08
VISONIC LTD. (ISRAEL): P.O.B 22020 TEL-AVIV 61220 ISRAEL. PHONE: (972-3) 645-6789, FAX: (972-3) 645-6788
VISONIC INC. (U.S.A.): 65 WEST DUDLEY TOWN ROAD, BLOOMFIELD CT. 06002-1376. PHONE: (860) 243-0833, (800)
223-0020 FAX: (860) 242-8094
VISONIC LTD. (UK): UNIT 6 MADINGLEY COURT CHIPPENHAM DRIVE KINGSTON MILTON KEYNES MK10 0BZ.
TEL.: +44(0)845 0755800 FAX: +44(0)845 0755801 PRODUCT SUPPORT: +44(0)845 755802
VISONIC GMBH (D): KIRCHFELDSTR. 118, D-42015 DÜSSELDORF, GERMANY, FAX (0211) 60069619
Email: info-dach@visonic.com
VISONIC IBERICA: ISLA DE PALMA, 32 NAVE 7, POLÍGONO INDUSTRIAL NORTE, 28700 SAN SEBASTIÁN DE
LOS REYES, (MADRID), ESPAÑA. TEL (34) 91659-3120, FAX (34) 91663-8468.
www.visonic-iberica.es
INTERNET: www.visonic.com
VISONIC LTD. 2012 POWERMASTER-10/30 Installer's Guide D-303745 Rev 0 (01/12) Translated from D-303222 Rev. 0
1

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Visonic PowerMaster-30 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Visonic PowerMaster-30 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 5,23 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Visonic PowerMaster-30

Visonic PowerMaster-30 Gebruiksaanwijzing - Nederlands - 72 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info