7.2 Aansluitingen
Aansluiting aan tapwaterzijde van de Vitotrans 222 (toebehoren) in combinatie met een Vitocell 100-L
(aansluiting volgens DIN 1988)
A
Aftappunten (warm water)
B
Circulatieleiding
C
Circulatiepomp
D
Terugslagklep, veerbelast
E
Zichtbaar uiteinde van de uitblaasleiding
F
Veiligheidsklep
G
Afsluitklep
H
Debietregelklep
K
Manometeraansluiting
L
Terugstroomblokkering
M
Aftap
N
Koud water
O
Tapwaterfilter
P
Drukregelaar
R
Terugstroomblokkering/buisscheider
S
Membraandrukexpansievat, geschikt voor tapwater
T
Vitotrans 222
Aanwijzing
■ De leidingen na de Vitotrans 222 (in stromingsrichting) mogen niet
verzinkt worden uitgevoerd.
■ De koudwateraansluiting met een T-stuk met rechte doorgang
naar de koudwateraansluiting van de Vitocell 100-L maken. De
koudwateraansluiting op de Vitotrans 222 enkel in de aftakking
van het T-stuk maken.
■ De veiligheidsklep aan de onderkant van de Vitotrans 222 ver-
vangt niet de veiligheidsklep van de veiligheidsgroep volgens
DIN 1988.
Tot de veiligheidsgroep volgens DIN1988 behoren:
■ Afsluitkleppen
■ Aftapkraan
■ Drukregelaar
De inbouw is nodig als de druk in het leidingennet op de aansluit-
plaats 80 % van de aanspreekdruk van de veiligheidsklep over-
schrijdt.
De drukregelaar wordt het beste achter de watermeterinstallatie
ingebouwd. Daardoor heersen in de gehele tapwaterinstallatie
praktisch dezelfde drukverhoudingen en de installatie wordt tegen
overdruk en drukstoten beschermd.
Volgens DIN 4109 mag de rustdruk van de watertoevoerinstallatie
na verdeling naar de etages voor de armaturen niet meer dan
5 bar (0,5 MPa) bedragen.
■ Veiligheidsklep
De installatie moet als bescherming tegen overdruk zijn uitgerust
met een goedgekeurde membraanveiligheidsklep.
Toegest. werkdruk: 10 bar (1 MPa).
De aansluitdiameter van de veiligheidsklep moet bedragen:
– bij 500 tot 1000 l boilerinhoud min. R ¾ (DN20), max. verwar-
mingsvermogen 150 kW
– meer dan 1000 tot 5000 l boilerinhoud minstens R 1 (DN 25),
maximaal verwarmingsvermogen 250 kW.
De veiligheidsklep in de koudwaterleiding plaatsen. Deze mag niet
van de warmwaterboiler kunnen worden afgesloten. Vernauwingen
in de leiding tussen de veiligheidsklep en de warmwaterboiler zijn
niet toegestaan. De uitblaasleiding van de veiligheidsklep mag niet
afgesloten worden. Uittredend water moet zonder gevaar en zicht-
baar in een afvoersysteem worden afgevoerd. In de buurt van de
uitblaasleiding van de veiligheidsklep, en het meest praktisch op
de veiligheidsklep zelf, moet een bordje worden aangebracht met
de tekst:
”Tijdens het verwarmen kan om veiligheidsredenen water uit de
uitblaasleiding komen! Niet afsluiten!”
De veiligheidsklep moet boven de warmwaterboiler worden
gemonteerd.
■ Terugstroomblokkering
Voorkomt dat installatiewater en opgewarmd water terugstroomt
naar de koudwaterleiding en in het tapwaterleidingssysteem.
■ Drukmeter (manometer)
Er is een aansluiting voorzien voor een drukmeettoestel.
Installatie — boilerlaadsysteem
(vervolg)
46
VIESMANN
Tapwateropwarming
7
5418 440 B/fl