• Oneven bandenslijtage op een van de banden;
• Schokkerige bewegingen;
• De rolstoel buigt af naar één kant;
• Beschadigde of kapotte wielmontages;
• De rolstoel start niet op (defecte zekering);
• De rolstoel staat aan maar beweegt niet, zie §4.3.1.
4.3.1 Overbelastingsbeveiliging
Om de motor te beschermen tegen overbelasting, wordt de motor automatisch uitgeschakeld in
de volgende situaties:
• Het op-/afrijden van hellingen die de maximale hellingshoek overschrijden, zoals aangeduid
in hoofdstuk 5.
• De nominale belasting overschrijdt de maximumwaarde.
Om de rolstoel opnieuw te gebruiken: zet de joystick in neutrale positie, verwijder de overbelasting
en wacht tot de motor afgekoeld is.
4.4 Verwachte levensduur
De scooter is ontworpen voor een gemiddelde levensduur van 5 jaar. De levensduur zal
toenemen of afnemen afhankelijk van de gebruiksfrequentie, rijomstandigheden en onderhoud.
4.5 Hergebruik
Voor ieder hergebruik dient de rolstoel te worden onderhouden, gedesinfecteerd en
geïnspecteerd volgens de aanwijzingen in §4.1 en §4.2.
4.6 Beëindiging van gebruik
Op het einde van de levensduur moet u de rolstoel vernietigen volgens de lokale milieuwetgeving.
De beste manier om dit te doen, is de rolstoel te demonteren om het vervoer van de recycleerbare
onderdelen te vergemakkelijken.