578243
24
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/25
Pagina verder
Handleiding Jupiter 3
NV VERMEIREN NV
Vermeirenplein 1/15 • 2920 Kalmthout
Telefoon: 00 32 3 620 20 20 • Fax: 00 32 3 666 48 94
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
2
Instructies voor de vakhandelaar:
Deze handleiding is deel van het product en dient bij iedere aflevering te worden geleverd.
1. Editie 2006
Alle rechten, inclusief vertaling, voorbehouden.
Niets uit deze handleiding mag geheel of gedeeltelijk in enige vorm (druk, fotokopie, microfilm of ieder ander
procé) zonder de schriftelijke toelating van de uitgever worden gereproduceerd of met behulp van elektronische
systemen worden verwerkt, gekopieerd of verspreid.
Vermeiren België, 2007
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
3
INHOUD
Hoofdstuk Pagina
Inhoud.......................................................................................................................................................... 3
Voorwoord ................................................................................................................................................... 4
Algemene instructies .................................................................................................................................. 4
Toepassingsgebied / Oneigenlijk gebruik ................................................................................................. 4
Voor uw veiligheid....................................................................................................................................... 5
EMV-instructies........................................................................................................................................... 6
Rij-instructies............................................................................................................................................... 7
Instappen.............................................................................................................................................. 7
Uitstappen ............................................................................................................................................ 7
Parkeren ............................................................................................................................................... 7
Eerste rit ............................................................................................................................................... 7
Achteruitrijden ...................................................................................................................................... 8
Hellingen............................................................................................................................................... 8
Dalingen................................................................................................................................................ 8
Onbegaanbaar terrein ......................................................................................................................... 8
Laden van de batterijen.............................................................................................................................. 9
Opslaan van de batterijen .......................................................................................................................... 10
Thermische zekering .................................................................................................................................. 10
Anti-tipping .................................................................................................................................................. 10
De Scooter transporteren........................................................................................................................... 11
Transport op hellingen................................................................................................................................ 11
Onderhoud .................................................................................................................................................. 11
Inspectie ...................................................................................................................................................... 12
Verzorging ................................................................................................................................................... 13
Desinfecteren .............................................................................................................................................. 14
Garantie....................................................................................................................................................... 14
Verklaring van overeenstemming .............................................................................................................. 14
Serviceplan ................................................................................................................................................. 15
Vestigingen ................................................................................................................................................. 16
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
5
Contractuur of schade aan de gewrichten (wanneer de beweging en evenwichtsfunctie beperkt is)
Evenwichtsstoornissen of cachexie
Dementie
Trauma’s met invloed op de cerebrale cortex
Bij het gebruik van een Elektro-Scooter moet eveneens rekening worden gehouden met
lichaamsgrootte en lichaamsgewicht
fysieke en psychische gesteldheid
woonomgeving en
omgeving
De Elektro-Scooter is in principe bedoeld voor gebruik op wandelpaden. Alleen de modellen met een
toelating tot het verkeer (snelheid hoger dan 6 km/u) mogen op wegen binnen de bebouwde kom
worden gebruikt. Het rijden op snelwegen en autosnelwegen is in ieder geval verboden.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van oneigenlijk gebruik.
VOOR UW VEILIGHEID
L Het meenemen van extra personen is verboden.
L Zet/schakel de startsleutel eerst uit voor u in- of uitstapt, voor u uw Scooter demonteert of wil
transporteren.
L Wanneer de stoel wordt getransporteerd, mogen geen personen worden vervoerd.
L Onderzoek het effect van een veranderd zwaartepunt op het gedrag van de Scooter (b.v.
hellingen, zijdelingse hellingen of hindernissen).
L Let er bij het opnemen van voorwerpen die zich voor, opzij of achter de Scooter bevinden, op
dat u niet te ver uit de Scooter leunt. Anders kan deze kantelen.
L Zet op hellingen de Scooter nooit in vrijloop.
L Rijd nooit achterwaarts op een helling.
L Verminder uw snelheid wanneer u een bocht neemt.
L Neem tijdens het rijden het stuur met beide handen vast.
L Laat uw benen/voeten tijdens de rit op de speciale steunen.
L U gebruikt de Scooter beter niet als het regent.
L Wanneer u de Scooter buiten parkeert of bewaart, moet u een afdekkap gebruiken die uw
Scooter beschermt tegen vocht.
L Bij een erg hoge luchtvochtigheid en kou kan het gebeuren dat de Scooter minder goed
presteert.
L Gebruik uw Scooter alleen voor de beschreven doeleinden. Vermijd b.v. om zonder remmen
tegen een hindernis (stoeprand, stootsteen) of van treden te rijden.
L Denk erom dat u op de openbare weg de verkeersregels dient na te leven. Houd ook rekening
met de andere weggebruikers.
L Net zoals voor andere voertuigen geldt dat u de Scooter niet mag gebruiken onder invloed van
alcohol of geneesmiddelen. Dit geldt ook voor verplaatsingen binnenshuis.
L Pas uw rijstijl bij ritten buiten de woning aan aan het weer en het verkeer.
L Zorg ervoor dat u in het donker goed zichtbaar bent. Draag lichte kleding of kleding met
reflectoren en zorg ervoor dat de reflectoren op de Scooter goed zichtbaar zijn.
L Controleer of de verlichting van uw Scooter niet door vuil of voorwerpen is afgedekt.
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
6
L Uw Scooter mag niet worden gebruikt als zitplaats in een personenwagen of andere
voertuigen.
L Let erop dat de banden voldoende profiel hebben.
L Let op met brandende voorwerpen, zoals sigaretten. De rug- en zittingbekleding kunnen vuur
vatten.
L Let erop dat de maximale belasting niet wordt overschreden.
L Zorg ervoor dat luchtbanden voldoende bandendruk hebben (de juiste waarden staan vermeld
op de banden).
EMV-INSTRUCTIES
Elektromagnetische velden kunnen de werking van de stuurelektronica storen. Mogelijke gevolgen
zijn:
loszetten van de motorrem
zelfstandig rijden van de Scooter
ongewenste stuurbewegingen
Bij erg sterke of voortdurend storende velden kan de elektronica volledig worden gestoord en
onherroepelijk worden beschadigd.
Mogelijke stoorbronnen zijn:
draagbare zend- en ontvangstinstallaties (zender en ontvanger met gemonteerde antenne)
- intercom
- GSM/draadloze telefoon
- draagbare tv-, radio- en navigatiesystemen
- andere persoonlijke zendapparatuur
mobielen middenbereik zend- en ontvangstinstallaties (antenne buiten het voertuig)
- intercom (vast gemonteerd)
- Handsfree-instalalties (vast gemonteerd)
- Radio-, tv- en navigatiesystemen (vast gemonteerd)
zend- en ontvangstinstallaties voor lange afstand
- radio- en tv-torens
- installaties van radiozendamateurs
Andere huishoudelijke apparaten
- CD-speler
- Notebook
- Magnetron
- Cassetterecorder
- enz.
Van apparaten zoals scheerapparaten en haardrogers is geen invloed te verwachten. Toch hangt de
perfecte toestand van deze apparaten en hun kabels af van de beïnvloeding. Lees ook de
handleidingen van de betreffende fabrikanten.
Om de elektromagnetische storing te verminderen moet u rekening houden met deze instructies:
L Gebruik geen draagbare tv’s of radio’s in de directe buurt van uw Scooters zolang deze is
ingeschakeld.
L Gebruik geen intercom of GSM in de directe buurt van uw Scooters zolang deze is
ingeschakeld.
L Let in uw buurt op zendmasten en vermijd het gebruik van de Scooter in de omgeving van
dergelijke masten.
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
7
L Wanneer ongewenste omgevingen of remmanoeuvres optreden, moet u de Scooter
uitschakelen zodra u dit veilig kunt doen.
RIJ-INSTRUCTIES
INSTAPPEN
Wanneer u de Scooter voor het eerst gebruikt, moet u ervoor zorgen dat u op een vlakke ondergrond
staat. Alle wielen moeten de grond raken.
Steek de contactsleutel in en draai deze een kwartslag naar rechts (bij sommige modellen kan er ook
een AAN/UIT-schakelaar zijn controleer dit in de betreffende handboeken). Controleer of de
motorkoppeling is ingeschakeld. Controleer of de zitstoel op de juiste hoogte is ingesteld. Ga zitten en
controleer of beide armsteunen voor de onderarmen zijn vergrendeld of omlaaggeklapt en dat de stoel
vergrendeld is in de rijpositie.
Draai nu de snelheidsregelaar in de laagste stand (linksom) of zet de AAN/UIT-schakelaar op AAN.
Uw Scooter is nu klaar voor gebruik.
UITSTAPPEN
Voor u uitstapt, moet u de Scooter zo parkeren dat alle wielen tegelijk de grond raken.
Zet de contactsleutel op “UIT” (lampje gaat uit) of drukt op de AAN/UIT-schakelaar tot het ingebouwde
lampje uitgaat.
PARKEREN
Wanneer uw Scooter uitgeschakeld is, kunnen geen rij-opdrachten worden gegeven. De
elektromagnetische rem kan pas opnieuw worden uitgezet wanneer uw Scooter wordt ingeschakeld.
Parkeer uw Scooter altijd op bewaakte parkeerplaatsen of op een goed zichtbare plaats.
EERSTE RIT
Nadat u plaatsgenomen hebt op de Scooter en deze hebt gestart zoals hierboven beschreven, neemt
u met beide handen het T-stuur vast aan de handgrepen. Plaats de duimen aan de gashendel en duw
met de duim in de gewenste richting (bij deltasturen neemt u met beide handen het smalste deel van
het stuur vast en trekt u met de vingers of met slechts een vinger de snelheidshendel in de gewenste
richting):
RECHTER HAND = VOORWAARTS RIJDEN
LINKER HAND = ACHTERWAARTS RIJDEN
L Bij linkshandige personen kan dit systeem omgekeerd zijn.
Om te remmen laat u de rijhendel los zodat deze in neutrale stand gaat. Uw Scooter remt zacht af en
komt tot stilstand. Oefen het rijden en remmen zodat u het rijgedrag gewoon bent en leert inschatten
hoe uw Scooter reageert.
Om een bocht te nemen draait u het stuur met beide handen in de gewenste richting. De voorwielen
draaien en bepalen de richting van uw Scooter. Let er bij bochten altijd op dat er voldoende plaats is
om de bocht te nemen. Smalle doorgangen moeten zo worden genomen: rij eerst in een zo groot
mogelijke bocht naar de doorgang zodat u de smalle doorgang vrijwel recht kunt nemen. Denk erom
dat uw Scooter achteraan meestal breder is dan vooraan.
L Bij het rijden door bochten moet u uw snelheid duidelijk minderen.
Vermijd het schuin aanzetten van bochten. Door de bocht te “snijden” kunnen de achterwielen een
hindernis raken en zo de stabiliteit van de Scooter in het gedrang brengen.
L Maak u vertrouwd met de rijeigenschappen van de Scooter.
L Houd steeds voldoende zijdelingse afstand tot hoeken en hindernissen.
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
8
ACHTERWAARTS RIJDEN
Bij het achterwaarts rijden (LINKER HAND) moet u goed opletten. De snelheid bij het achterwaarts
rijden ligt weliswaar lager dan bij het voorwaarts rijden, toch adviseren wij u om bij het achterwaarts
rijden de snelheidsregelaar op minimum te zetten.
Denk erom dat bij het achterwaarts rijden de stuurbewegingen omgekeerd worden uitgevoerd en dat
uw Scooter meteen de in gewenste richting draait.
L Maak u vertrouwd met de rijeigenschappen van de Scooter.
L Bij het achterwaarts rijden altijd de laagste snelheid gebruiken.
L Kijk bij het achterwaarts rijden altijd achterom.
HELLINGEN
Let er bij het oprijden van hellingen op dat de maximale stijgingshoek van uw Scooter niet wordt
overschreden (zie „Technische gegevens“ in de betreffende handleidingen).
Rijd altijd recht op een helling en vermijd dat wielen loskomen van de grond (oprijden van hellingen,
opritten, enz.) omdat dan de Scooter kan kantelen. Omdat uw Scooter wordt aangedreven door een
differentieel, moeten beide aandrijfwielen steeds in contact blijven met de grond. Wanneer een
aandrijfwiel loskomt van de grond, is er om veiligheidsredenen geen krachtoverbrenging en kan de
Scooter niet verder rijden.
Wanneer u op een helling stopt omdat u de gashendel loslaat, is uw Scooter beveiligd tegen
onverhoeds wegrollen. Wanneer de gashendel in neutrale stand staat, wordt de motorrem geactiveerd.
Bij het verder rijden op de helling drukt u de gashendel zo ver mogelijk, zodat de Scooter voldoende
energie krijgt om verder te rijden. Uw Scooter zal de helling langzaam oprijden.
Wanneer de snelheid niet hoog genoeg is om de helling te nemen, draait u de snelheidsregelaar
hoger en probeert u opnieuw.
L Maak u vertrouwd met de rijeigenschappen van de Scooter.
L Zet op hellingen de Scooter nooit in vrijloop.
DALINGEN
Rij nooit op hellingen die uw Scooter niet kan nemen. Let ook op de maximale hellingen die zijn
vermeld in de betreffende handleidingen.
Rij altijd recht een helling op. Anders kunnen wielen loskomen van de grond (gevaar voor kantelen).
Wanneer een van de achterwielen loskomt, is er geen krachtoverbrenging meer en kan de Scooter
niet meer rijden.
Door het eigen gewicht van de Scooter ligt de snelheid bij dalingen hoger. Zet de snelheidsregelaar op
een lagere snelheid en pas uw snelheid aan de situatie aan.
Vermijd sterke bochten op dalende hellingen. Door het eigen gewicht van de Scooter kan deze opzij
loskomen van de grond en omvallen.
L Maak u vertrouwd met de rijeigenschappen van de Scooter.
L Vermijd scherpe bochten.
L Zet op hellingen de Scooter nooit in vrijloop.
ONBEGAANBAAR TERREIN
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
9
Wanneer uw Scooter voorzien is voor gebruik buitenshuis, kan u hem op onbegaanbaar terrein
gebruiken (gras, grind, kasseien, enz.). Houd er wel rekening mee dat op zand, modder, los grind, enz.
de Scooter minder goed kan presteren en zelfs helemaal niet meer rijden.
Let ook op de Technische gegevens” in de betreffende handleidingen. Wanneer u niet zeker bent dat
uw Scooter een bepaald terrein aankan, dient u dit terrein te vermijden.
LADEN VAN DE BATTERIJEN
De lampjes in de stuureenheid geven aan hoeveel capaciteit de batterijen nog hebben in rijdende
toestand.
U moet de batterijen dagelijks laden. Wanneer u dit niet doet, kan er vroegtijdige slijtage optreden bij
uw batterijen. Indien de capaciteit van de batterijen te laag is, schakelt de Scooter zichzelf uit. U moet
de Scooter meteen opladen met de bijgeleverde lader. Lees ook de instructies voor het laadapparaat
indien die van toepassing zijn.
1. Zet/schakel de contactsleutel UIT en neem deze uit het contact.
2. Draai de beschermklep van de laadbus (stuurkolom, bij UL7-4: batterijkit)
2a. Bij TE-777 NA / TE-787 NA: aansluiting laadstekker in het ladervak onder de zitting.
3. Steek de stekker van het laadapparaat in de laadbus van de Scooter.
4. Steek de netstekker van het laadapparaat in het stopcontact. Zet de AAN/UIT-schakelaar van
het laadapparaat aan (sommige modellen zijn niet voorzien van een AAN/UIT-schakelaar
het laadapparaat wordt ingeschakeld zodra de stekker in het stopcontact zit).
5. Het laadapparaat begint nu te laden en de LED (groen) brandt als teken dat het apparaat
bezig is met laden.
6. Na het laden wordt de LED blijvend groen. Dit betekent dat de batterijen volledig zijn geladen.
7. Zet het laadapparaat uit (indien geen AAN/UIT-schakelaar: trek de stekker uit het stopcontact).
8. Trek de stekker van het laadapparaat uit de laadbus van de Scooter. Uw Scooter is klaar voor
gebruik.
L Trek/Schakel altijd de contactsleutel uit wanneer u de batterijen wilt laden.
L Laad uw Scooter alleen zoals hier is beschreven
L De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van verkeerd laden.
L Gebruik alleen originele batterijen. Voor schade die ontstaat door het gebruik van andere, niet
door ons geleverde batterijen, geldt de garantie niet.
L Stel de batterijen niet bloot aan temperaturen onder Celsius en boven 50° Celsius.
L Wanneer de batterijen worden geopend, vervalt de aansprakelijkheid van de fabrikant en de
garantie.
Wanneer u uw Scooter gedurende langere tijd niet gaat gebruiken, dient u deze toch nog geregeld
aan te sluiten op het laadapparaat om de batterijen bij te laden en de Scooter bedrijfsklaar te houden.
L Wanneer de batterijen langere tijd niet worden gebruikt, verliezen ze zelf langzaam hun lading
(diepontlading). Ze kunnen dan eventueel niet meer worden geladen met het bijgeleverde
laadapparaat. Laad de batterijen minstens alle 4 weken op, ook wanneer deze niet worden
gebruikt (afhankelijk van de aangeduide batterijstatus).
L Gebruik voor het opladen van de batterijen uitsluitend het bijgeleverde laadapparaat.
L De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van verkeerd laden.
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
10
L In ieder geval mag de laadcyclus niet worden onderbroken. Het laadapparaat geeft aan
wanneer de laadcyclus is voltooid (zie ook de handleiding van het laadapparaat).
OPBERGEN VAN DE BATTERIJEN
Wanneer u uw Scooter gedurende langere tijd niet gebruikt, kan deze aangesloten blijven aan de
lader. De lading wordt automatisch geregeld door de lader. Wanneer u de batterijen wil demonteren
en opbergen, dient u op het volgende te letten:
Kabelaansluitingen van de batterijpolen loskoppelen.
Minstens de pluspool dient te worden afgedekt met een poolkap.
Controleer dat bij het opbergen geen voorwerpen tussen de polen kunnen komen (gevaar voor
kortsluiting!).
Bewaar de batterijen op een droge, geventileerde plaats met een temperatuur van 5°C tot +40°C
(optimaal: +20°C).
Bescherm de contacten tegen corrosie.
Beveilig de batterijen tegen diep ontladen (zie het hoofdstuk „Laden van de batterijen“).
Voor meer informatie kunt u terecht bij de handelaar. Hij kan u ook meer informatie geven over het
opbergen en onderhouden van de batterijen.
L Wanneer de batterijen niet worden gebruikt, kunnen deze diep worden ontladen.
THERMISCHE ZEKERING
Om de motor te beveiligen tegen overbelasting is de Scooter voorzien van een thermische zekering
die automatisch het vermogen naar de motor onderbreekt omdat deze anders warm kan lopen en
daardoor sneller verslijt of defecten optreden. U vindt de thermische zekering in de uitsparing van de
achterste kunststof afdekking. Bij modellen zonder kunststof afdekking vindt u de thermische zekering
aan het batterijvak.
De thermische zekering kan worden geactiveerd wanneer stijgende of dalende hellingen worden
bereden die de vermelde maximumwaarden overschrijden. Ook bij een nominale belasting die hoger
is dan de maximum waarde kan de zekering doorslaan. Ook wanneer u probeert te rijden terwijl de
motorrem is geblokkeerd, kan de motor overbelast raken. De te respecteren waarden vindt u in het
hoofdstuk “Technische gegevens” van de betreffende handleidingen.
Om de Scooter opnieuw in gebruik te nemen, lost u de betreffende overbelasting op en wacht u tot de
motor is afgekoeld. Daarna drukt u de zekering voorzichtig in. Het systeem is nu weer klaar voor
gebruik.
ANTI-TIPPING
Bij enkele modellen is de anti-tipping standaard verbonden met het frame. Dit systeem kan dus niet
worden verwijderd. De anti-tipping dient voor uw veiligheid en voorkomt dat uw Scooter bij het nemen
van kleine hindernissen lager dan de maximum hindernishoogte – naar achteren kantelt.
Bij sommige modellen kan de anti-tipping worden verwijderd.
Verwijder de veiligheidsbout voor de anti-tipping.
Verwijder de anti-tipping.
Plaats de veiligheidsbout weer in de openingen van het frame zodat u deze niet verliest.
1
2
1 = veiligheidsbout
2 = anti-tipping
3 = achterframe
3
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
11
Voor het monteren van de anti-tipping gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
Verwijder de veiligheidsbout.
Schuif de anti-tipping in de eindbuis van het achterste frame (zowel linker als rechter achterframe)
tot de gaten op elkaar passen.
Draai de veiligheidsbout tot de aanslag vast.
L Voor iedere rit moet de anti-tipping zijn gemonteerd.
L U mag de anti-tipping nooit aan één kant tegelijk gebruiken.
TRANSPORT VAN DE SCOOTER
Voor het transporteren van de Scooter dient u op volgende punten te letten:
Voor het optillen dienen alle bewegende delen te worden gedemonteerd (korf, armsteunen, enz.).
Wanneer u de batterijen/het batterijvak verwijdert, is de stoel lichter en kunt u deze gemakkelijker
optillen.
Omdat gelbatterijen gesloten batterijsystemen zijn, kunt u deze voor het transport probleemloos
verwijderen.
L Til de Scooter uitsluitend op aan het vaste frame.
L Om schade te vermijden dienen alle losse onderdelen tijdens het transport te zijn verwijderd.
L Bij het monteren dient u erop te letten dat alle bouten weer vast zijn aangetrokken.
L Tijdens het transport mogen zich geen personen of voorwerpen onder de Scooter bevinden.
Anders loopt u kans op letsels of schade aan de Scooter.
L Tijdens het transport mogen zich geen personen of voorwerpen op de voetensteun of de
zitting bevinden.
TRANSPORT OP HELLINGEN
Wanneer u voor het nemen van hindernissen een helling wenst te gebruiken, dient u rekening te
houden met volgende tips.
Voor uw veiligheid dient u zich bij de fabrikant te informeren over de maximum belasting van de
betreffende helling. Neem hellingen met de laagst mogelijke snelheid. Volg ook de aanwijzingen in het
hoofdstuk “Eerste rit”.
Wanneer u door een begeleider wordt voortgeduwd, moet u er rekening mee houden dat door het
hoge gewicht van de Elektro-Scooter zelf, de scooter gemakkelijker kan achteruit rollen.
L Let op de aangegeven maximale belasting voor hellingen.
L Voor letsels of schade aan de Scooter door de onoordeelkundige keuze van hellingen zijn wij
niet aansprakelijk.
ONDERHOUD
Net zoals ieder ander technisch product heeft uw Elektro-Scooter onderhoud nodig. De volgende
instructies beschrijven de maatregelen die u dient te nemen om lang te kunnen genieten van uw
Scooter.
VOOR IEDERE RIT
Controleer de banden op zichtbare schade en/of vervuiling. Verwijder het vuil. Dit kan immers
de grip van de banden nadelig beïnvloeden. Wanneer een band is beschadigd, laat u deze
best repareren door een erkende reparatiewerkplaats.
Controleer voor iedere rit of de motorrem goed werkt. Wanneer deze rem niet meer goed
functioneert, vraagt u advies aan de vakhandelaar.
Controleer of er voldoende lucht in de luchtbanden zit en pomp indien nodig lucht bij.
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
12
Controleer of alle schroefverbindingen goed zijn aangehaald.
Controleer of de koppeling van de motor is ingeschakeld en zet de elektronica aan. De
laadindicator geeft de resterende batterijcapaciteit weer. Wanneer de batterijen voldoende zijn
geladen voor de betreffende afstand, kunt u de rit beginnen.
CA. ALLE 8 WEKEN
Afhankelijk van de regelmaat waarmee u de scooter gebruikt, dient u volgende punten te
controleren:
1. Vuil onder het achterste chassis (verwijder vuil grondig omdat ander corrosie kan optreden
aan de connectoren).
2. Vuil/corrosie aan de batterijpolen (houd de polen altijd schoon omdat ander de batterij kan
worden beschadigd).
L Voor u de batterijpolen reinigt, dient u deze uit de poolstekker te trekken.
L Leg geen geleidende voorwerpen tussen de batterijpolen!
3. Schroefverbinding van bewegende, demonteerbare onderdelen
CA. ALLE 6 MAANDEN
Afhankelijk van de regelmaat waarmee u de scooter gebruikt, dient u volgende punten te
controleren:
1. Netheid
2. Algemene toestand
3. Functie van de wielen
Bij een te grote rolweerstand moeten de lagers van de stuurwielen worden gereinigd en
moet de bandendruk worden gecontroleerd..
4. Controleer volgende smeerpunten (nasmeren niet met smeermiddelen met vermelding
WD40):
a) wielassen
b) wiellagers
c) alle bewegende onderdelen
INSPECTIE
In principe adviseren wij een jaarlijkse inspectie en in ieder geval voor ieder nieuw gebruik. Deze
inspectie mag uitsluitend door bevoegde personen worden uitgevoerd. Volgende controles dienen te
worden uitgevoerd en gedocumenteerd:
Controle van de bekabeling (vooral: knellen, afslijting, sneden, zichtbare isolatie van de
binnenleidingen, zichtbare metaaldraden, knikpunten, uitbolling, kleurveranderingen van de
buitenste laag, brosse punten)
Visuele controle van het frame op plastische vervormingen en/of slijtage (basisframe,
zittingframe, rugframe, zijpanelen, motorophanging)
Elektrische leidingen veilig gelegd, zodat schuren, knellen en andere mechanische
belastingen onwaarschijnlijk zijn.
Visuele controle van alle behuizingen op schade. Schroeven moeten vast zitten, dichtingen
mogen geen zichtbare schade vertonen.
Meetproef van de aardleidingsweerstand (O) conform VDE 0702-1
Meetproef van de doorlekstroom (A) conform VDE 0702-1
Meetproef van de isolatieweerstand (MO) conform VDE 0702-1
Werking van de armsteunen (vergrendeling, belasting, vervorming, slijtage door belasting)
Werking van de aandrijvingen (controle uitvoeren tijdens een testrit geluid, snelheid,
soepelheid, enz.. Indien nodig: Meten van het opgenomen vermogen, eerst zonder last,
daarna met de nominale last, om zo eventuele slijtage van de motoren te kunnen meten via
de opgenomen stroom en de waarden te kunnen vergelijken met de waarden bij levering.
Controle van de toestand van de batterijen, bekledingen, slangen, banden.
Meetcontroles mogen uitsluitend worden uitgevoerd door personen die minstens voor de Scooter zijn
opgeleid en die minstens door een geschoold elektricien zijn onderwezen over de te gebruiken
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
13
controlemiddelen en controleprocedures. Alleen een geschoold elektricien mag de Scooter na de
meetcontroles of het onderhoud vrijgeven voor gebruik.
Laat het onderhoud alleen in het serviceplan opnemen wanneer minstens de hiervoor vermelde
profielen zijn gecontroleerd. Wanneer uw vakhandelaar op uw vraag geen onderhoud uitvoert, neemt
u best contact op met de fabrikant. Wij geven u graag het adres van een vakman in uw buurt.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade door onvoldoende of een gebrekkig onderhoud.
VERZORGING
Om uw Scooter er ook altijd verzorgd te laten uitzien, dient u de scooter regelmatig te verzorgen. Lees
ook deze instructies:
BEKLEDINGEN
Reinig de bekledingen met warm water. Bij hardnekkige vlekken kunt u de bekleding afwassen met
een gangbaar fijnwasmiddel. Vlekken kunt u verwijderen met een sponsje of een zachte borstel.
De stoffen bekleding is afwasbaar. Gebruik hiervoor een gewoon fijnwasmiddel en een vochtige doek.
L Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen, zoals oplosmiddelen, of harde borstels.
L Wij zijn niet aansprakelijk voor schade die ontstaat door het gebruik van ongeschikte
reinigingsmiddelen.
L Let erop dat u de stoffen bekledingen niet te vochtig maakt.
L Het gebruik van stoom- en hogedrukreinigers is verboden.
KUNSTSTOF ONDERDELEN
Behandel alle kunststof onderdelen van de Scooter met een gangbaar reinigingsmiddel voor kunststof.
Lees ook de speciale productinformatie.
COATING
Door de hoogwaardige oppervlaktebehandeling is een optimale corrosiebescherming gegarandeerd.
Wanneer de coating door krassen is beschadigd, kunt u dit repareren. Het regelmatig smeren van de
bewegende delen zorgt ervoor dat uw Scooter lang meegaat. (smeermiddelen met vermelding WD40
zijn verboden).
Voor de verchroomde onderdelen volstaat meestal schoonwrijven met een droge doek. Matte plekken
of moeilijk te verwijderen vuil kunt u het best verwijderen met een speciaal reinigingsmiddel voor
chroom.
Het lichtjes instrijken van de verchroomde stalen onderdelen met vaseline voorkomt dat het chroom
vroegtijdig mat wordt.
Uw Scooter is ontworpen voor jarenlang gebruik. Daarom adviseren wij de Scooter ieder jaar te laten
inspecteren door de vakhandelaar. In het hoofdstuk "Serviceplan" kunt u deze inspecties laten
documenteren.
L De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade/letsels als gevolg van onzorgvuldige verzorging.
ELEKTRONICA
U mag de sturing alleen met een licht vochtige doek en een klein beetje allesreiniger. Gebruik geen
schuurmiddelen of scherpe schoonmaakproducten (metaalsponsjes, borstels, enz.). Deze krassen
immers het oppervlak van de sturing.
L Controleer regelmatig of de connectoren niet zijn gecorrodeerd of beschadigd, omdat
daardoor de goede werking van de elektronica nadelig wordt beïnvloed.
L Voor iedere onderhoudsbeurt moeten de batterijen worden verwijderd omdat anders ongewild
stroomvloei optreedt.
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
14
DESINFECTEREN
Wanneer u uw Scooter wilt desinfecteren, moet u de instructies voor de betreffende
desinfecteeroplossingen volgen.
Het desinfecteren mag alleen worden uitgevoerd door opgeleid personeel (sanitaire medewerker)
omdat zij zijn opgeleid voor de werking van de desinfecteermiddelen en de invloed op het materiaal. In
principe kan alleen een schuur-/wisdesinfectie worden gebruikt.
De elektronische elementen verdienen bijzondere aandacht omdat deze vaak stekkers bevatten en
dus moeten worden beschermd tegen binnendringend vocht. Ook de kabelstekkers moeten worden
beschermd tegen binnendringend vocht.
L Draag gepaste beschermkledij. Het desinfecteermiddel kan bij contact met de huid irritaties
veroorzaken. Volg ook de aanwijzingen op de betreffende oplossingen.
L Het gebruik door onbevoegde personen gebeurt op eigen risico.
L De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade en letsels die het gevolg zijn van
onoordeelkundig gebruik van de ontsmetting.
Voor meer informatie over desinfecteren neemt u best contact op met de vakhandelaar.
Hij helpt u graag verder.
GARANTIE
Uittreksel uit de algemene verkoopsvoorwaarden:
(…)
5. De verjaringstermijn voor garantieaanspraken bedraagt 24 maanden op fabricage en constructiefouten
uitgezonderd werkuren. Batterijen 6 maanden uitgezonderd type Pluto Mini, Uranus en Venus 3 / Venus 4 (3
maanden)
(…)
Wij zijn niet aansprakelijk voor schade die ontstaat door constructieve wijzigingen aan onze producten, gebrekkig
onderhoud, gebrekkige of onoordeelkundige behandeling of bewaring of gebruik van niet-originele wisselstukken.
De garantie op slijtagedelen die onderhevig zijn aan een natuurlijke slijtage, is eveneens uitgesloten.
(…)
Handleiding SCOOTER
Versie: Oct-07
15
SERVICEPLAN
Model/Type:
Serienummer:
De Scooter is gecontroleerd:
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Stempel van de handelaar:
Datum :
Handleiding SCOOTER
Versie: Okt-07
Handleiding
NV VERMEIREN NV
Vermeirenplein 1/15 • 2920 Kalmthout
Telefoon: 00 32 3 620 20 20 • Fax: 00 32 3 666 48 94
Jupiter 3
Handleiding SCOOTER
Versie: Okt-07
STURING
Zet de sleutelschakelaar op AAN.
De batterij-indicator geeft de lading van de batterijen weer.
Zet de snelheidsregelaar op de gewenste rijsnelheid (de schaal 1-12 geeft een verhoging van de
snelheid aan, maar niet in km/u).
Duw de rijhendel met de duimen tegen de handgrepen, afhankelijk van de gewenste richting
(voorwaarts of achterwaarts).
U hoort de claxon wanneer u de drukknop activeert.
Voor de verlichting (vooraan en achteraan) bedient u de blauwe drukknop.
Voor de alarmknipperlichten bedient u de rode, driehoekige drukknop.
Voor het activeren van de richtingaanwijzers drukt u de tuimelschakelaar in de gewenste richting
(links = linker richtingaanwijzer, rechts = rechter richtingaanwijzer, neutrale stand =
richtingaanwijzers uit).
INSTELLEN VAN DE STUURKOLOM
Druk de vergrendeling (rood) in de richting van de gatenplaat. De blokkering van de
hoekverstelling van de stuurkolom wordt opgeheven.
Trek of duw de stuurkolom in de gewenste stand.
Om te vergrendelen trekt u de vergrendeling (rood) in uitgangspositie (ca. 90° m.b.t. de
gatenplaat).
De stuurkolom wordt met een hoorbare klik vergrendeld.
Controleer of de stuurkolom stevig vast zit.
L De stuurkolom nooit verstellen terwijl u rijdt.
L Zet de Scooter uit voor u de verstellingen uitvoert.
1
1
1 = Stuurkolom
2 = Vergrendeling (rood)
3 = Gatenplaat
(vergrendeling voor hoek-
verstelling stuurkolom)
2
2
3
1
B
A
1 = Sleutelschakelaar
2 = Snelheidsregelaar
3 = Batterij-indicator
4 = Claxon (geel)
5 = Verlichting (blauw)
6 = Alarmknipperlicht (rood)
7 = Richtingaanwijzers
8 = Rijhendel (voorwaarts)
9 = Rijhendel (achterwaarts)
10 = Hendel voorwaart/achterwaarts
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Handleiding SCOOTER
Versie: Okt-07
VRIJLOOP
Zet de hendel van de motorvergrendeling op vrijloop (zie markering). Motor en aandrijving worden
van elkaar gescheiden. U kunt de Scooter nu duwen.
Zet de hendel van de motorvergrendeling op rijden. Motor en aandrijving worden met elkaar
verbonden. De Scooter kan nu alleen door de elektronica worden bestuurd.
L De vrijloop nooit activeren terwijl u rijdt.
L Het elektronisch rijden alleen met vergrendelde motor/aandrijving gebruiken omdat anders de
motor warm loopt.
ZIT
Afneembare zit (afb. D)
Trek de zithendel (rood) naar boven.
Trek de zit naar boven uit.
Vergrendelen van de zit (afb. D)
Om de zit te monteren gaat u omgekeerd te werk.
Plaats de zithouder op de zitgeleider en laat deze tot de aanslag laten zakken (dit gaat
gemakkelijker wanneer u de zit lichtjes heen en weer draait).
Wanneer de vergrendeling hoorbaar vastklikt, moet de zithendel (rood) horizontaal staan.
Wanneer deze nog is aangetrokken, is de zit niet goed vergrendeld.
Draaibare zit (afb. D)
Trek de zithendel (rood) naar boven.
Draai de zitting in de gewenste richting.
Laat de zithendel los. De zitting wordt telkens
na 90° vergrendeld.
Diepteverstelling (afb. D)
Trek de hendel van de zitdiepteverstelling naar boven.
Schuif de zit naar voren of naar achteren.
Laat de hendel los. De zitting wordt telkens in de gewenste stand vergrendeld.
C
Hendel
motorvergrendeling
Vrijloop
Rijden
1 = Zit
2 = Rail zitdiepte
3 = Hendel zitdiepteverstelling
4 = Zithouder
5 = Zitgeleider
6 = Zithendel (rood)
D
1
2
4
3
5
6
Handleiding SCOOTER
Versie: Okt-07
Hoogteverstelling (afb. E)
Draai de bevestigingsschroef van de zithoogteverstelling los.
Verwijder de veiligheidsbout.
Nu kunt u de zit hoger of lager instellen.
Breng de veiligheidsbout weer aan en vergrendel deze door het oog over het bouteinde te hangen.
Zo bent u zeker dat de bout veilig is aangebracht.
Draai daarna de instelschroef voor de zithoogte met de hand goed vast.
L De verstelling nooit uitvoeren terwijl u rijdt.
L Controleer of de zit stevig vast zit.
RUG
VARIANT 1: De rug kan tijdens het transport naar voren worden geklapt. Een vergrendeling of
activeringsmechanisme is niet nodig.
VARIANT 2: Bij uitrusting met andere zittingen (comfortzit, kapiteinzit, enz.) is een kiphefboom opzij
van de rugleuning aangebracht (overgang naar de zitbekleding). Wanneer u deze
omlaag duwt, wordt de rugleuning vrijgegeven en kan deze naar voren worden geklapt.
Bij VARIANT 2 is de zit uitgerust met een in de hoogte verstelbare hoofdsteun.
E
1
2
4
3
1 = Zitgeleider
2 = Glijbuis hoogteverstelling
3 = Bevestigingsschroef zithoogte
4 = Veiligheidsbout
F
1 = Zitmodule
2 = Kiphefboom
3 = Hoofdsteun
1
2
3
Handleiding SCOOTER
Versie: Okt-07
Duw de borgplaat lichtjes naar de hoofdsteun.
Zet de hoofdsteun in de gewenste stand.
Laat de borgplaat weer los.
De hoofdsteun klikt hoorbaar vast.
L De verstellingen nooit uitvoeren terwijl u rijdt.
ARMSTEUNEN
De armsteunen kunnen aan de zitbreedte worden aangepast.
Maak de borgschroef onder de zit los.
Trek de volledige armsteun in de gewenste stand.
Draai de borgschroef met de hand goed vast.
L Trek de armsteun niet te ver uit, zodat
er voldoende plaats blijft om de
borgschroef stevig en veilig vast te
klemmen.
De armsteunbekleding kan naar achteren worden weggeklapt.
L De verstelling nooit uitvoeren terwijl u
rijdt.
H
I
G
1 = Borgplaat
1
Handleiding SCOOTER
Versie: Okt-07
BANDEN WISSELEN
Wanneer u de buitenbanden of binnenbanden wil wisselen, vindt u hieronder enkele tips:
Voor het verwijderen van de buitenband laat u eerst alle lucht uit de binnenband. Schuif een
bandenlichter tussen de buitenband en de velg en duw de bandenlichter langzaam en voorzichtig naar
onder. Daardoor wordt de buitenband over de velgrand getrokken. Wanneer u dan met de
bandenlichter langs de rand van de velg gaat, springt de buitenband uit de velg. De buitenband en de
binnenband kunnen nu gemakkelijk van de velg worden genomen.
L Voor u de band verwijdert, moet alle lucht uit de binnenband zijn.
L Bij oneigenlijk gebruik kan de velg worden beschadigd. Laat deze procedure bij voorkeur
uitvoeren door een vakhandelaar.
Voor u een nieuwe band monteert, dient u rekening te houden met het volgende:
Controleer het velgbed en de binnenkant van de band op vreemde voorwerpen en reinig indien nodig.
Controleer de toestand van het velgbed, vooral in de buurt van de ventielopening. Gebruik alleen
originele wisselstukken. De garantie geldt niet voor schade die wordt veroorzaakt door wisselstukken
die geen originele wisselstukken zijn. Neem contact op met de vakhandelaar.
Montage:
Leg de binnenband zonder lucht rond de velg. Let
erop dat het ventiel door de ventielopening van de
velg steekt.
Neem de buitenband en druk deze beginnend
achter het ventiel over de velgrand. Pomp de
binnenband lichtjes op tot hij een ronde vorm
aanneemt en leg deze in de band.
Wanneer de binnenband rondom zonder plooien in de
buitenband ligt (als er plooien zijn: een beetje lucht
aflaten), dan monteert u de bovenkant van de band
te beginnen tegenover het ventiel voorzichtig met
beide handen op het ventiel.
Controleer rondom en aan beide zijden of de binnenband niet tussen de bandhiel en velg is geklemd.
Schuif het ventiel lichtjes terug en trek het weer uit zodat de band goed is gepositioneerd in de buurt
van het ventiel.
Om de band correct op te pompen pompt u eerst lucht tot de band nog goed met de duim kan worden
ingedrukt. Wanneer de controlelijn aan weerszijden van de band dezelfde afstand tot de velgrand
Handleiding SCOOTER
Versie: Okt-07
aangeeft, is de band correct gecentreerd. Wanneer dit niet het geval is, dient u de lucht weer af te
laten en de band opnieuw uit te lijnen. Pomp de band nu op tot de maximale bedrijfsdruk (let op de
vuldruk!) en draai de kap op het ventiel.
L Let erop dat bij de montage geen voorwerpen of lichaamsdelen tussen de band en de
velgrand gekneld raken. Dit kan immers schade en letsels veroorzaken.
L Een correcte montage kan alleen worden gegarandeerd in de vakhandel. Bij werkzaamheden
die niet zijn uitgevoerd door de vakhandel, vervalt de garantie.
L Let bij het oppompen van de banden steeds op de correcte vuldruk. Deze waarde kunt u
aflezen op de band.
L Gebruik voor het oppompen uitsluitend geschikte pompen met een afleesschaal in bar. Voor
schade die ontstaat door het gebruik van pompen die niet door de fabrikant worden
bijgeleverd, vervalt de garantie.
DEMONTAGE / MONTAGE
Naast de zitting en armsteunen kan ook het chassis worden gedemonteerd. Lees ook de volgende
instructies:
Schakel de Scooter uit.
Verwijder de zit (zie het hoofdstuk “Zit”).
Neem de achterste kunststof afdekking langs voor weg (bevestigd met klittenband).
L Houd er rekening mee dat de kabels voor de verlichting achteraan aan de kunststof afdekking
zijn bevestigd. Trek de stekkers los voor u de kunststof afdekking volledig verwijdert.
Maak alle batterijstekkers (niet de poolaansluitingen) en alle kabelverbindingen los.
Maak de klittenband los waarmee de batterijen zijn bevestigd.
Verwijder de batterijen.
Het volgende schema toont u de verbinding tussen het chassis vooraan en achteraan (afb. K):
Verwijder de veiligheidsbout.
Maak het voor- en achterframe van elkaar los.
Voor het monteren dient u deze instructies te volgen (afb. K):
Schuif de steunen van het voor- en achterframe zo in elkaar dat de openingen van de
veiligheidsbout overeenkomen.
Steek de veiligheidsbout tot de aanslag door de openingen van de steunen.
Maak alle kabelstekkers tussen het voor- en achterframe vast (stekkers met dezelfde kleur horen
samen).
Plaats de batterijen en sluit de batterijstekkers aan (stekkers met dezelfde kleur horen samen).
Zet de batterijen vast met klittenband zodat de batterijen ook tijdens het rijden niet kunnen
bewegen.
J
Handleiding SCOOTER
Versie: Okt-07
L Zet de Scooter voor het demoneren altijd uit.
L Let er bij het monteren/demonteren op dat u geen kabels knelt.
STORINGEN OPLOSSEN
Deze lijst kan u helpen bij het oplossen van problemen met uw Scooter.
Storing
Oorzaak
Na het starten rijdt de Scooter niet.
Geen batterij-indicatie.
Sleutel niet ingestoken/ingeschakeld.
Batterijstekkers niet aangesloten (batterijen
hebben geen contact).
Thermische zekering gesprongen.
Batterijen defect (diep ontladen).
Bedieningseenheid defect.
Elektronicabox defect
Kabelboom defect.
Na het starten rijdt de Scooter niet.
Batterij-indicator geeft te weinig capaciteit aan.
Motor/aandrijving in vrijloop.
Potentiometer van de rijtoets defect/los.
Magneetrem defect.
Motor defect.
Elektronicabox defect
Thermische zekering gesprongen.
Motor wordt overbelast (zie „Technische
gegevens“).
Thermische zekering defect.
Batterijen kunnen niet worden geladen.
Batterijen niet correct aangesloten.
AAN/UIT-schakelaar van het batterijvak niet
ingeschakeld.
Laadbus defect.
Verkeerd laadapparaat.
Laadapparaat defect.
K
1
2
3
1 = Frame achteraan
2 = Frame vooraan
3 = Veiligheidsbout
24

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Vermeiren Jupiter 3 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Vermeiren Jupiter 3 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 1,37 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info