Een begeleider kan de hoek van de zit en de rug gelijktijdig of onafhankelijk van elkaar verstellen.
Zorg ervoor dat de patiënt in de rolstoel zit wanneer de begeleider de ruginclinatie verstelt en dat
de rolstoel niet achterover kantelt.
Zitinclinatie:
1. Knijp de hendel (1) aan de linkse kant (zie label) tegen de handgreep om de
zitinclinatie te verstellen.
2. Trek/duw de zit in de gewenste positie (0° tot +21°), de gasdrukveer wordt in/uit
gedrukt.
3. Laat de hendel (1) los om de gasdrukveer te blokkeren.
Ruginclinatie:
1. Knijp de hendel (1) aan de rechterkant (zie label) tegen de handgreep om de
ruginclinatie te verstellen.
2. Trek/duw de hoek in de gewenste positie (0° tot +54°), de gasdrukveer wordt in/uit
gedrukt.
3. Laat de hendel (1) los om de gasdrukveer te blokkeren.
Als de rolstoel trommelremmen heeft, dan worden de
hendels (1) als remmen gebruikt; extra hendels (3) worden
gemonteerd om de rughoek en zitinclinatie te verstellen.
3.4.2 Hoogte van de armsteunen
De armleggers (3) kunnen versteld worden in 6 hoogteposities:
1. Draai de sterknop (45) tegen de klok in om los te maken.
2. Trek de sterknop uit om de binnenbuis van de armsteun (9) te
lossen.
3. Schuif de binnenbuis van de armsteun (9) omhoog/omlaag in
de bevestiging (46) tot de gewenste hoogte bereikt is. Zorg
ervoor dat de gaten in de binnen-/buitenbuizen overlappen.
4. Draai de sterknop (45) weer aan met de klok mee.
5. Herhaal dit voor de andere armsteun. Zorg ervoor dat beide
armsteunen stevig werden vastgezet.
Figuur 8 De hoogte van de armsteun aanpassen