13
Verzorging en onderhoud 6
atmoVIT 13
6 Verzorging en onderhoud
6.1 Verzorging
Reinig de bekleding van uw apparaat met een vochtige
doek en wat zeep. Gebruik geen schurende of
oplossende reinigingsmiddelen, die de bekleding of de
bedieningselementen uit kunststof kunnen beschadigen.
6.2 Inspectie/Onderhoud
Elke machine heeft na een bepaalde gebruikstijd
verzorging en onderhoud nodig om veilig en
betrouwbaar te blijven werken. Regelmatig onderhoud
creëert de voorwaarde voor een langdurig
operationaliteit, betrouwbaarheid en een lange
levensduur van uw Vaillant atmoVIT.
Een goed onderhouden verwarmingsapparaat werkt met
een beter rendement en is daardoor economischer.
Noodzakelijk voor de langdurige operationaliteit en
bedrijfsveiligheid, betrouwbaarheid en een lange
levensduur is een jaarlijkse inspectie/onderhoud van
het apparaat.
Gevaar!
Probeer nooit zelf onderhoudswerkzaamheden
of reparaties aan uw verwarmingsapparaat uit
te voeren. Belast daarmee een erkend
vakbedrijf. Wij raden aan om een
onderhoudscontract af te sluiten.
Nalatig onderhoud kan de bedrijfsveiligheid van
het apparaat beïnvloeden en materiële en
persoonlijke schade veroorzaken.
6.3 Indicatie onderhoudsbehoefte
De vakman kan in uw ketel een onderhoudsbehoefte-
indicatie instellen.
Indien deze functie geactiveerd is, verschijnt de indicatie
"SER" op het display van uw ketel zodra een
onderhoudsbeurt vereist is.
Breng bij het verschijnen van deze indicatie uw vakman
op de hoogte en laat het onderhoud uitvoeren.
Als deze functie niet geactiveerd is en er geen
onderhoudsaanwijzing wordt gegeven, dan moet uw
ketel minstens eenmaal per jaar worden onderhouden
(zie ook hoofdstuk 6.2).
6.4 Vuldruk van de installatie controleren
Voor een foutloze werking van de
verwarmingsinstallatie moet bij koude installatie de
wijzer aan de manometer tussen 0,75 en 2,0 bar vuldruk
staan.
Als hij beneden 0,75 bar staat, vul dan water bij.
Als de verwarmingsinstallatie zich uitstrekt over
meerdere verdiepingen, dan kunnen hogere waarden
voor de waterstand van de installatie aan de manometer
vereist zijn. Raadpleeg hiervoor uw vakbedrijf.
6.5 Apparaat/Verwarmingsinstallatie vullen
Opgelet!
Gebruik voor het vullen van de
verwarmingsinstallatie alleen schoon
leidingwater.
Het toevoegen van chemische middelen zoals
b.v. antivries- en corrosiebeschermende
middelen (inhibitoren) is niet toegestaan.
Voor het vullen en bijvullen van uw
verwarmingsinstallatie kunt u normaal gezien
leidingwater gebruiken. In uitzonderingsgevallen zijn er
echter waterkwaliteiten, die onder bepaalde
omstandigheden niet geschikt zijn voor het vullen van
de verwarmingsinstallatie (sterk corrosief of sterk
kalkhoudend water). Raadpleeg in dat geval uw erkend
vakbedrijf.
Gelieve om de verwarmingsinstallatie te vullen als volgt
te werk te gaan:
• Open alle thermostaatkranen van de installatie.
•Verbind de vul- en ledigingskraan van de installatie
met een vulslang met een aftapkraan voor koud water.
(Uw vakman moet u de vularmaturen aangewezen en
het vullen resp. ledigen van de installatie uitgelegd
hebben).
•Draai de vulkraan en de aftapkraan langzaam open en
vul zolang water bij tot de vereiste installatiedruk aan
de manometer wordt aangegeven.
• Sluit de aftapkraan.
•Ontlucht alle radiators.
•Controleer vervolgens nogmaals de vuldruk van de
installatie (evt. het vullen herhalen).
• Sluit de vulinrichting en verwijder de vulslang.
BE