20
7 Bergmeerduiken
III UWATEC
®
Aladin
®
ONE
7.2 Decompressieduiken in bergmeren
Om te garanderen dat ook op grotere hoogte uw decompressie optimaal ver-
loopt, is de eerste decompressiestop die normaal op 3 meter ligt, verdeeld in
een 4 meter en een 2 meter stop in hoogtesectie 1, 2 en 3. De voorgeschreven
decompressiestops komen daarmee op 2, 4, 6 en 9 meter te liggen.
Als de atmosferische druk lager is dan 620 mbar (op een hoogte groter dan
4100 m boven zeeniveau), zal de
Aladin
®
ONE geen decompressiestatus bereke-
nen of weergeven (automatische gauge modus).
7.1
Hoogtesecties De
Aladin
®
ONE
meet iedere minuut de atmosferische druk, ook als het display uit-
geschakeld is. Als de computer een voldoende grote daling in de luchtdruk meet,
zal hij automatisch aangaan. Indien de computer een voldoende hoogtestijging
vaststelt, dan schakelt deze automatisch aan en geeft het hoogte symbool en de
aanpassingstijd (desaturatietijd) in de vorm van een grafiek weer, alsmede tijd die
verstreken is sinds de laatste wijziging van de hoogtesectie. De desaturatietijd die
op dat moment wordt weergegeven, is de tijd die uw lichaam nodig heeft om
zich aan te passen aan deze hoogte. Als u een duik maakt binnen deze aanpas
-
singstijd, wordt deze duik door de
Aladin
®
ONE
gezien als een herhalingsduik,
omdat u aan het desatureren bent.
Het gehele hoogtebereik is verdeeld in 5 secties, begrensd door een gegeven
barometerdruk. De 5 hoogtesecties overlappen elkaar door de natuurlijke variatie
in atmosferische druk. Als u aankomt bij een bergmeer, wordt de
hoogtesymbool
op het display verlicht om aan te geven de
Aladin
®
ONE
in de hoogtemodus staat.
Het werkelijke hoogtebereik kunt u zien nadat u de gegevens van de
Aladin
®
ONE
via SmartTRAK naar een pc heeft gedownload. Tussen zeeniveau en ongeveer
1000 meter hoogte wordt niets weergegeven. In het onderstaande schema ziet
u het bereik van de verschillende hoogtesecties: