26
Inbouwinstrukties
Klapt u alstublieft
de bladzijde met
afbeeldingen open!
Inbouw en reparatie van
het toestel mag enkel door
de vakman worden uitge-
voerd. Vóór begin van de
werkzaamheden de inbouw-
instrukties zorgvuldig lezen
en opvolgen!
Afb. A toont de minimum
inbouwafmetingen voor stan-
daardinbouw. De maat
„B - 50 mm“ is de minimale
afstand voor een voldoende
circulatieluchtaanzuiging.
Bij gebruik van de deeltjesfil-
ter (voor uitbreiding achteraf)
bedraagt de minimale afstand
85 mm.
Afb. B toont de montage
met standaard voedingslucht-
toevoer (LE).
Afb. C, D + E tonen de alter-
natieve voedingslucht-toe-
voer (LE).
Toepassingsgebied
Dit toestel werd voor de in-
bouw in de binnenruimte van
woonwagens en caravans ge-
construeerd. Andere toepass-
ingen zijn enkel na rugge-
spraak met Truma mogelijk.
Vergunning
Conformiteitsverklaring:
De luchtconditionerer Truma-
Frostair 1700 voldoet aan de
wezenlijke eisen van de
EN 814-1, aan de veiligheids-
technische en milieurelevante
eisen van de EN 378-1, aan
de EMV-richtlijn
89/336/EWG, aan de laag-
spanningsrichtlijn 73/23/EWG
alsook aan de medegeldige
EG-richtlijnen en is bevoegd
het CE-teken te voeren.
EEG-typegoedkeuring:
e1 022801
Voorschriften
Iedere verandering van het
toestel of de toepassing van
reserveonderdelen en funktie-
bepalende toebehoren die
geen origineel Truma-onder-
delen zijn, alsook de veron-
achtzaming van inbouw- en
gebruiksinstrukties leidt tot
verval van de garantie alsook
tot wegval van garantie-
claims. Bovendien vervalt de
bedrijfsvergunning van het
toestel en daardoor in som-
mige landen ook de bedrijfs-
vergunning voor het voertuig.
Selektie van de
stelplaats
Het toestel dient principieel
zo te worden ingebouwd dat
het voor servicewerkzaamhe-
den steeds goed toegankelijk
is en gemakkelijk kan worden
in- en uitgebouwd.
Om een gelijkmatige
koeling van het voer-
tuig te bereiken, moet het air-
cotoestel mogelijk centraal
in een stuwkast of dergelijke
zo worden gemonteerd, dat
de luchtverdelingsbuizen op
verborgen plek, (b.v. in de
klerenkast) naar boven kun-
nen worden verlegd.
Het aircotoestel wordt op de
(voet-)bodem gemonteerd.
De ruimtelucht die gekoeld
dient te worden, wordt via
een extra luchtrooster in de
stuwkastwand (1 – speciale
toebehoren art.-nr. 40040-
29200) of via andere openin-
gen met een totale vlakte van
min. 300 cm
2
van het toestel
direkt aangezogen.
De circulerende lucht
wordt tijdens de wer-
king van het apparaat gerei-
nigd en gedroogd. Daarom
moet bij montage in de bui-
tenste stuwruimten (bijv. dub-
bele bodem) door passende
maatregelen worden gega-
randeerd dat de te koelen
lucht uit het interieur van het
voertuig wordt gezogen. De
aanzuiging van buitenlucht
kan de werking van de air-
conditioning uitermate nade-
lig beïnvloeden.
1. Ingesloten inbouwpatroon
in de voor de inbouw ge-
dachte stuwkast plaatsen en
de plaatsverhoudingen voor
de bodemopeningen controle-
ren.
De openingen in de
voertuigbodem moe-
ten vrij toegankelijk zijn en
mogen niet door erachter lig-
gende framedelen of dergelij-
ke worden verdekt!
2. Na de controle van de
plaatsverhoudingen het in-
bouwpatroon in de juiste
stand brengen, met plakband
fixeren en de bodem- of zij-
wandopening „LE“ voor de
voedingsluchttoevoer over-
eenkomstig met de plaatsver-
houdingen kenmerken.
Standaard
voedingsluchttoevoer
Normaliter vindt de toevoer
van de voedingslucht
(afb. B – LE) door de voer-
tuigbodem plaats.
Bij caravans dient het toestel
echter zo te worden ge-
plaatst, dat de voertuigframe
tussen de aanzuigopening en
opening voor verbruikte lucht
ligt.
Alternatieve
voedingsluchttoevoer
Indien het bodemfragment
(LE) op een belemmering
(b.v. chassis) stuit, kan als al-
ternatief de voedingslucht of
via een aanzuigkanaal (afb. C
– speciale toebehoren art.-nr.
40040-24700) of met een
max. 1 m lange flexibel aan-
zuigbuis (speciale toebehoren
art.-nr. 40040-29400) door de
voertuigzijwand (afb. D) of
door de voertuigbodem
(afb. E) plaatsvinden.
De alternatieve voedings-
luchttoevoer kan naar keuze
rechts, links of op de achter-
kant van het toestel worden
aangesloten.
De voedingslucht-afgang
(LA) vindt steeds door de
voertuigbodem plaats.
Montage van de
alternatieve
voedingslucht
Aanzuigkanaal
1. Het bij de aanzuigkanaal
(afb. C: 2) ingesloten inbouw-
patroon zo aan de van tevo-
ren gekozen zijde van de toe-
stelsjabloon plaatsen dat de
pijlen naar elkaar wijzen.
2. De opening in de bodem
(volgens inbouwsjabloon) uit-
zagen en vervolgens de snij-
vlakken bij de openingen in
de voertuigbodem voorzien
van tectyl.
Vóór het boren steeds op
erachter liggende resp.
verdekt verlegde kabels,
gasleidingen, chassisdelen
of dergelijke letten!
3. De deksel van het toestel
(3 – achterin of zijwaarts) los-
schroeven en de aanzuigka-
naal (2) met de voorhanden
schroeven aan het toestel be-
vestigen.
De aanzuigkanaal (2)
mag niet aanvullend
aan de voertuigbodem wor-
den vastgeschroefd omdat
motorgeluiden ongunstig
naar het voertuig kunnen
worden overgebracht.
Flexibel
voedingsluchttoevoer
Om te voorkomen dat
water in het apparaat
dringt, met name bij het was-
sen van het voertuig, moet
de toevoerbuis aflopend van
het apparaat naar de zijwand
van het voertuig worden ge-
legd.
1. Indien noodzakelijk het air-
cotoestel provisorisch in de
inbouwruimte zetten en de
openingen in de voertuigzij-
wand en in de voertuigbo-
dem kenmerken.
2. Het aircotoestel weer eruit
nemen en de opening
Ø 162 mm uitzagen. Vervol-
gens de snijvlakken bij de
openingen in de voertuigbo-
dem verzegelen met tectyl.
Vóór het boren steeds op
erachter liggende resp.
verdekt verlegde kabels,
gasleidingen, chassisdelen
of dergelijke letten!
3. De deksel van het toestel
(3 – achterin of zijwaarts) los-
schroeven en de aanzuigflens
(4) met de voorhanden schroe-
ven aan het toestel bevestigen.
4. De luchtaanzuigslang (5 –
max. lengte 1 m) aan één van
de zijden met duurzaam elas-
tisch carrosserie-afdichtmid-
del (geen silicone!) besmeren
en in de flens aan het buiten-
rooster (6) indraaien. Beide
samen van buiten door de
opening voeren en vast in het
toestel indraaien (desgewenst
kan de slang worden gekort)
tot het buitenrooster (6) af-
sluitend tot de buitenwand
staat.
5. Het buitenrooster (6) even-
eens met een duurzaam elas-
tisch carrosserie-afdichtmid-
del (geen silicone!) besmeren
en met 4 schroeven (7) be-
vestigen.
Inbouw van het
aircotoestel
1. Na keuze van de voedings-
luchttoevoer de bevestigings-
punten voor de hoeksteunen
(HW) en de zijdelingse beves-
tigingshoeken (9) voor de
spanbanden (8) kenmerken.
De hoeksteun (HW)
moet in rijrichting ge-
zien vóór het aircotoestel
worden bevestigd, om een