604144
2
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/512
Pagina verder
YARIS_F_WE_52D53E
Overzicht
Zoeken op afbeelding
1
Veiligheid en
beveiliging
Zorg ervoor dat u deze leest
2
Instrumenten-
paneel
Het aflezen van de meters en tellers, het interpreteren
van de verschillende waarschuwingslampjes en
indicatoren, enz.
3
Bediening van
elk onderdeel
Openen en sluiten van de portieren en ruiten, afstellen
vóór het rijden, enz.
4
Rijden
Handelingen en adviezen die voor het rijden moeten
worden opgevolgd
5
Audiosysteem
Bedienen van het audiosysteem
6
Voorzieningen in
het interieur
Gebruik van de voorzieningen in het interieur, enz.
7
Onderhoud en
verzorging
De zorg voor uw auto en onderhoudsprocedures
8
Bij problemen
Informatie over wat u moet doen bij een storing of
noodgeval
9
Specificaties
Specificaties, systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen, enz.
Trefwoordenlijst
Zoeken op symptoom
Alfabetisch zoeken
PZ49X-U0003-NL
INHOUDSOPGAVE
2
YARIS_F_WE_52D53E
Ter informatie .................................6
Over deze handleiding ...................8
Zoekmethoden ...............................9
Overzicht ......................................10
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden ...........26
Veilig rijden ..........................28
Veiligheidsgordels................30
Airbags.................................37
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbag ..................49
Veiligheidsinformatie
voor kinderen.....................52
Baby- of kinderzitjes ............53
Plaatsen van veiligheids-
systemen voor kinderen ....63
Belangrijke voorschriften
in verband met
uitlaatgassen .....................73
1-2. Antidiefstalsysteem
Startblokkering.....................74
Supervergrendeling .............79
2. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes .................82
Meters en tellers ..................88
Multi-informatiedisplay.........90
Informatie over
brandstofverbruik...............96
3-1. Informatie over sleutels
Sleutels ............................. 102
3-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
Portieren............................ 114
Achterklep ......................... 121
Smart entry-systeem
met startknop .................. 127
3-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen....................... 138
Achterstoelen .................... 142
Hoofdsteunen.................... 145
3-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel ........................... 147
Binnenspiegel.................... 149
Buitenspiegels................... 152
3-5. Openen en sluiten van
de ruiten
Elektrisch bedienbare
ruiten............................... 155
1
Veiligheid en beveiliging
2
Instrumentenpaneel
3
Bediening van
elk onderdeel
3
1
7
8
6
5
4
3
2
9
YARIS_F_WE_52D53E
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto.............160
Lading en bagage..............171
Rijden met een
aanhangwagen................173
4-2. Rijprocedures
Contactslot
(auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop) .....182
Startknop
(auto's met Smart entry-
systeem en startknop) .....185
Multidrive CVT ...................191
Handgeschakelde
transmissie ......................196
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................200
Parkeerrem........................201
4-3. Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Lichtschakelaar..................202
Schakelaar mistlampen .....208
Ruitenwissers en
-sproeier ..........................210
Achterruitenwisser en
-sproeier ..........................214
4-4. Tanken
Openen van de tankdop ....216
4-5. Gebruik van de
ondersteunende systemen
Cruise control.................... 220
Snelheidsbegrenzer .......... 224
Stop & Start-systeem ........ 228
Ondersteunende
systemen......................... 235
Roetfilter............................ 240
4-6. Rijtips
Rijden in de winter............. 242
5-1. Basishandelingen
Soorten audiosystemen .... 246
Stuurwieltoetsen
audiosysteem.................. 248
USB-aansluiting ................ 249
5-2. Gebruik van het audiosysteem
Optimaal gebruikmaken
van het audiosysteem..... 250
5-3. Gebruik van de radio
Radiobediening ................. 252
5-4. Afspelen van audio-CD's en
discs met MP3-/WMA-
bestanden
Bediening CD-speler......... 257
5-5. Gebruik van een extern
apparaat
Afspelen van bestanden
op een iPod..................... 266
Afspelen van bestanden
op een USB-geheugen ... 273
4
Rijden
5
Audiosysteem
INHOUDSOPGAVE
4
YARIS_F_WE_52D53E
6-1. Gebruik van het
airconditioningsysteem en
de achterruitverwarming
Handmatig bediende
airconditioning .................280
Automatische
airconditioning .................287
Extra verwarming...............295
Stoelverwarming................297
6-2. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting ...........299
Interieurverlichting.........299
Leeslampjes ..................300
6-3. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden ......301
Dashboardkastje............302
Bekerhouders................303
Fleshouders...................304
Extra opbergvak ............305
Voorzieningen in
de bagageruimte..............306
6-4. Overige voorzieningen
in het interieur
Overige voorzieningen
in het interieur..................309
Zonnekleppen................309
Make-upspiegels ...........309
Uitneembare asbak .......310
Aansteker ......................311
Accessoireaansluiting....312
Armsteun .......................313
Zonnescherm
panoramadak ................313
Handgrepen...................314
7-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen
van het exterieur ............. 316
Schoonmaken en
beschermen van
het interieur..................... 319
7-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften.. 322
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij zelf
uitvoeren van onderhoud
en controles .................... 325
Motorkap ........................... 328
Plaatsen van een
garagekrik ....................... 330
Motorruimte....................... 332
Banden.............................. 347
Bandenspanning ............... 360
Velgen............................... 362
Interieurfilter ...................... 365
Batterij afstandsbediening/
elektronische sleutel ....... 367
Controleren en vervangen
van zekeringen................ 370
Lampen ............................. 376
6
Voorzieningen in
het interieur
7
Onderhoud en verzorging
5
1
7
8
6
5
4
3
2
9
YARIS_F_WE_52D53E
8-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten ...........394
Als uw auto in geval van
nood tot stilstand
moet worden gebracht.....395
8-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept...........................397
Als u denkt dat er iets
mis is ...............................403
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
(alleen benzinemotor)......404
Als een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt ................................405
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met
reservewiel) .....................418
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met
bandenreparatieset) ........433
Als de motor niet wil
aanslaan..........................448
Als de selectiehendel niet uit
stand P kan worden gezet
(auto's met Multidrive
CVT) ................................450
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt
(auto's met Smart entry-
systeem en startknop) .....451
Als de accu leeg is.............453
Als de motor oververhit
raakt.................................458
Als u zonder brandstof komt te
staan en de motor afslaat
(alleen dieselmotor) ........ 462
Als de auto vast komt te
zitten ............................... 464
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil,
enz.)................................ 468
Informatie over brandstof .. 487
9-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen ...... 489
9-3. Te initialiseren onderdelen
Te initialiseren
onderdelen...................... 493
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen) ............. 496
Alfabetische index...................... 500
8
Bij problemen
9
Specificaties
Trefwoordenlijst
6
YARIS_F_WE_52D53E
Ter informatie
Dit handboekje is bestemd voor alle uitvoeringen van dit type auto; alle
mogelijke opties zijn in het handboekje opgenomen. Er zullen dan ook onge-
twijfeld onderwerpen worden beschreven die niet op uw auto van toepassing
zijn.
Alle specificaties in dit boekje waren actueel ten tijde van de druk. Toyota
streeft er doorlopend naar haar producten te perfectioneren en wij behouden
ons dan ook het recht voor tussentijdse wijzigingen in specificatie en uitvoe-
ring door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving.
Afhankelijk van de specificaties kan de in de afbeeldingen getoonde auto
afwijken van uw auto voor wat betreft de uitrusting.
Er is een grote hoeveelheid originele en niet-originele onderdelen en acces-
soires voor uw Toyota te verkrijgen. Als een origineel onderdeel of accessoire
uit de Toyota moet worden vervangen, raadt Toyota u aan om originele
Toyota-onderdelen en -accessoires te gebruiken. U kunt ook andere onder-
delen of accessoires van gelijkwaardige kwaliteit gebruiken. Toyota kan geen
garantie geven of betrouwbaarheid garanderen voor onderdelen en accessoi-
res die geen origineel Toyota-product zijn en ook niet voor het vervangen
door of monteren van dergelijke onderdelen. Bovendien is het mogelijk dat
schade aan of slechte prestaties van niet-originele Toyota-onderdelen of -
accessoires niet onder de garantie vallen.
De inbouw van een zend-/ontvanginstallatie in uw auto kan elektronische
systemen beïnvloeden, zoals:
(Sequentieel) multipoint brandstofinspuitsysteem
Cruise control-systeem (indien aanwezig)
Antiblokkeersysteem
SRS-airbagsysteem
Gordelspanner
Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking
tot de inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposi-
ties en montagevoorwaarden voor zend-/ontvanginstallaties is op verzoek
beschikbaar bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Handleiding
Accessoires, onderdelen en veranderingen aan uw Toyota
Inbouw van een zend-/ontvanginstallatie
7
YARIS_F_WE_52D53E
De airbags en de gordelspanners in uw Toyota bevatten explosieve chemica-
liën. Wanneer uw auto, om welke reden dan ook, wordt vernietigd, terwijl de
airbags en/of de gordelspanners nog intact zijn, kan tijdens de vernietiging
een ontploffing plaatsvinden en brand ontstaan. Laat daarom het airbagsys-
teem en de gordelspanners eerst verwijderen en afvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Vernietigen van uw Toyota
Uw auto is uitgerust met batterijen en/of accu's. Zorg ervoor dat deze
gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier worden
afgevoerd (richtlijn 2006/66/EG).
WAARSCHUWING
Algemene voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden
Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw auto als u alcohol of drugs
gebruikt hebt omdat deze middelen invloed kunnen hebben op de rijvaar-
digheid. Alcohol en bepaalde drugs vergroten de reactietijd, beïnvloeden
het beoordelingsvermogen en hebben een negatieve invloed op de coördi-
natie, waardoor aanrijdingen kunnen ontstaan met ernstig letsel als gevolg.
Defensief rijden: Rijd altijd defensief. Anticipeer op fouten die andere
bestuurders of voetgangers zouden kunnen maken omdat u hierdoor wel-
licht een ongeluk kunt voorkomen.
Afleiding van de bestuurder: Houd altijd uw volledige aandacht bij het ver-
keer. Alles wat de aandacht van de bestuurder kan afleiden, zoals het ver-
anderen van instellingen, telefoneren of lezen, kan leiden tot een aanrijding
waarbij u, de andere inzittenden van de auto of anderen ernstig letsel kun-
nen oplopen.
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot veiligheid van kin-
deren
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in
te schakelen. Ook kunnen kinderen zich bezeren als ze met de aansteker,
de elektrisch bedienbare ruiten, het zonnescherm van het panoramadak of
andere systemen in de auto spelen. Verder kan de temperatuur in de auto
zo hoog oplopen of zo ver dalen dat dat kinderen fataal kan worden.
8
YARIS_F_WE_52D53E
Over deze handleiding
WAARSCHUWING:
Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in ernstig letsel wanneer
de voorzorgsmaatregelen niet in acht worden genomen.
OPMERKING:
Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in schade of storingen
aan de auto of de uitrusting wanneer de voorzorgsmaatregelen
niet in acht worden genomen.
Geeft bedienings- of werkingsprocedures aan. Volg de
stappen in de aangegeven volgorde.
Geeft de handeling aan voor
het bedienen van schake-
laars en dergelijke (druk-
ken, draaien, enz.).
Geeft het resultaat van een
handeling aan (er wordt bij-
voorbeeld een klep ge-
opend).
Geeft het onderdeel of de
positie aan waarover uitleg
wordt gegeven.
Dit betekent dat er iets niet
mag worden gedaan of mag
gebeuren.
1
2
3
9
YARIS_F_WE_52D53E
Zoekmethoden
Zoeken op naam
Alfabetische index... Blz. 500
Zoeken op montagepositie
Overzicht................... Blz. 10
Zoeken op symptoom of
geluid
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen)
................................ Blz. 496
Zoeken op titel
Inhoudsopgave............ Blz. 2
10
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Overzicht
Exterieur
De illustratie geeft de situatie aan voor 5-deurs uitvoeringen en verschilt
uiterlijk mogelijk van de 3-deurs uitvoeringen.
Portieren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 114
Vergrendelen/ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 114
Openen/sluiten van de zijruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 155
Vergrendelen/ontgrendelen met de mechanische sleutel
*
1
.Blz. 451
Waarschuwingslampjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 408
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 121
Vergrendelen/ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 121
Waarschuwingslampjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 408
Buitenspiegels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 152
Verstellen van de spiegelhoek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 152
Inklappen van de spiegels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 153
Ontwasemen van de buitenspiegels
*
2
. . . . . . . . . . . . .Blz. 283, 291
1
2
3
11
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Ruitenwissers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 210, 214
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter. . . . . . . . . . . . .Blz. 242
Voorzorgsmaatregelen voor de wasstraat. . . . . . . . . . . . . . .Blz. 317
Tankdopklep. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 216
Tanken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 216
Brandstofsoort/inhoud brandstoftank. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 473
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 347
Bandenmaat/bandenspanning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 483
Winterbanden/sneeuwketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 243
Controleren/van plaats wisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 347
In geval van een lekke band . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 418
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 328
Openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 328
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 474
In geval van oververhitting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 458
Halogeenkoplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Mistlampen voor
*
2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 208
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 200
Rem-/achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Kentekenplaatverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Mistachterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 208
Achteruitrijlicht
De selectiehendel in stand R zetten . . . . . . . . . . . . . . Blz. 191, 196
Mistachterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 208
Achteruitrijlicht
De selectiehendel in stand R zetten . . . . . . . . . . . . . . Blz. 191, 196
4
5
6
7
Lampen voor verlichting buitenzijde tijdens rijden
(Vervangingsmethode: Blz. 376, wattage: Blz. 486)
*
1
: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
*
2
: Indien aanwezig
8
9
10
11
12
13
14
15
12
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Dashboard (auto's met linkse besturing)
Contactslot. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 182, 185
Starten van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 182, 185
Wijzigen van de standen van het contact . . . . . . . . . . .Blz. 183, 186
Noodstop van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 395
Wanneer de motor niet wil aanslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 448
Waarschuwingslampjes
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 415
Selectiehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 191, 196
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 191, 196
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 397
Als de selectiehendel niet in een andere stand kan
worden gezet
*
2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 450
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 88
Tellers aflezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 88
Waarschuwingslampjes/controlelampjes. . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 82
Als een waarschuwingslampje gaat branden . . . . . . . . . . . .Blz. 405
1
2
3
13
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 90
Parkeerrem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 201
Activeren/deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 201
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter. . . . . . . . . . . . .Blz. 243
Waarschuwingszoemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 405
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 200
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Koplampen/parkeerlichten voor/achterlichten . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Mistlampen voor
*
3
/mistachterlicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 208
Schakelaar ruitenwissers en -sproeier . . . . . . . . . . .Blz. 210, 214
Gebruik (voor) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 210
Gebruik (achter). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 214
Bijvullen van het sproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 345
Schakelaar alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 394
Ontgrendelingshendel motorkap. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 328
Ontgrendelingshendel stuurverstelling . . . . . . . . . . . . . .Blz. 147
Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 280, 287
Gebruik (handmatig bediende airconditioning) . . . . . . . . . . .Blz. 280
Gebruik (automatische airconditioning). . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 287
Achterruitverwarming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 283, 291
Audiosysteem
*
3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 246
Navigatie-/multimediasysteem
*
3, 4
*
1
: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
*
2
: Behalve handgeschakelde transmissie
*
3
: Indien aanwezig
*
4
: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
4
5
6
7
8
9
10
11
12
14
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Schakelaars (auto's met linkse besturing)
Schakelaars buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 152
Draaiknop koplampverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 204
Schakelaar extra verwarming
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 295
Resetknop bandenspanningswaarschuwings-
systeem
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 349
Blokkeerschakelaar ruitbediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 155
Schakelaar centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 118
Schakelaars ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 155
1
2
3
4
5
6
7
15
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Afstandsbediening audiosysteem
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 248
Paddle shift-schakelaars
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 193
Telefoonschakelaar
*
2
Schakelaar snelheidsbegrenzer*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 224
Cruise control-schakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 220
Toets SPORT
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 192
Uitschakeltoets Stop & Start-systeem
*
1
. . . . . . . . . . . . . .Blz. 229
Stoelverwarmingsschakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 297
Schakelaar VSC OFF
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 236
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
16
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Interieur (auto's met linkse besturing)
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 37
Vloermatten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 26
Voorstoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 138
Achterstoelen
*
2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 142
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 145
Veiligheidsgordels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 30
Vergrendelknoppen portier. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 118
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 303
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 314
1
2
3
4
5
6
7
8
9
17
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 149
Zonnekleppen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 309
Make-upspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 309
Interieurverlichting/leeslampjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 299
Zonnescherm panoramadak
*
2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 313
1
2
3
4
5
*
1
: Gebruik NOOIT een baby- of kinder-
zitje waarbij het kind achteruit kijkt op
een stoel met een INGESCHAKELDE
AIRBAG, omdat het KIND anders
ERNSTIG LETSEL kan oplopen als
de airbag wordt geactiveerd.
(Blz. 70)
*
2
: Indien aanwezig
18
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Dashboard (auto's met rechtse besturing)
Contactslot. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 182, 185
Starten van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 182, 185
Wijzigen van de standen van het contact . . . . . . . . . . .Blz. 183, 186
Noodstop van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 395
Wanneer de motor niet wil aanslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 448
Waarschuwingslampjes
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 415
Selectiehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 191, 196
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 191, 196
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 397
Als de selectiehendel niet in een andere stand kan
worden gezet
*
2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 450
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 88
Tellers aflezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 88
Waarschuwingslampjes/controlelampjes. . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 82
Als een waarschuwingslampje gaat branden . . . . . . . . . . . .Blz. 405
1
2
3
19
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 90
Parkeerrem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 201
Activeren/deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 201
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter. . . . . . . . . . . . .Blz. 243
Waarschuwingszoemer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 405
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 200
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Koplampen/parkeerlichten voor/achterlichten . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Mistlampen voor
*
3
/mistachterlicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 208
Schakelaar ruitenwissers en -sproeier . . . . . . . . . . .Blz. 210, 214
Gebruik (voor) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 210
Gebruik (achter). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 214
Bijvullen van het sproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 345
Schakelaar alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 394
Ontgrendelingshendel motorkap. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 328
Ontgrendelingshendel stuurverstelling . . . . . . . . . . . . . .Blz. 147
Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 280, 287
Gebruik (handmatig bediende airconditioning) . . . . . . . . . . .Blz. 280
Gebruik (automatische airconditioning). . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 287
Achterruitverwarming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 283, 291
Audiosysteem
*
3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 246
Navigatie-/multimediasysteem
*
3, 4
*
1
: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
*
2
: Behalve handgeschakelde transmissie
*
3
: Indien aanwezig
*
4
: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
4
5
6
7
8
9
10
11
12
20
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Schakelaars (auto's met rechtse besturing)
Schakelaars buitenspiegels*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 152
Draaiknop koplampverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 204
Resetknop bandenspanningswaarschuwings-
systeem
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 349
Blokkeerschakelaar ruitbediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 155
Schakelaar centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 118
Schakelaars ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 155
1
2
3
4
5
6
21
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Afstandsbediening audiosysteem
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 248
Paddle shift-schakelaars
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 193
Telefoonschakelaar
*
2
Schakelaar snelheidsbegrenzer*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 224
Cruise control-schakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 220
Toets SPORT
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 192
Uitschakeltoets Stop & Start-systeem
*
1
. . . . . . . . . . . . . .Blz. 229
Stoelverwarmingsschakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 297
Schakelaar VSC OFF
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 236
1
2
3
4
5
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
1
2
3
4
22
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Interieur (auto's met rechtse besturing)
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 37
Vloermatten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 26
Voorstoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 138
Achterstoelen
*
2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 142
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 145
Veiligheidsgordels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 30
Vergrendelknoppen portier. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 118
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 303
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 314
1
2
3
4
5
6
7
8
9
23
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 149
Zonnekleppen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 309
Make-upspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 309
Interieurverlichting/leeslampjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 299
Zonnescherm panoramadak
*
2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 313
1
2
3
4
5
*
1
: Gebruik NOOIT een baby- of kinder-
zitje waarbij het kind achteruit kijkt op
een stoel met een INGESCHAKELDE
AIRBAG, omdat het KIND anders
ERNSTIG LETSEL kan oplopen als
de airbag wordt geactiveerd.
(Blz. 70)
*
2
: Indien aanwezig
24
Overzicht
YARIS_F_WE_52D53E
25
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden ...........26
Veilig rijden ..........................28
Veiligheidsgordels................30
Airbags.................................37
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbag ..................49
Veiligheidsinformatie
voor kinderen.....................52
Baby- of kinderzitjes ............53
Plaatsen van veiligheids-
systemen voor kinderen ....63
Belangrijke voorschriften in
verband met
uitlaatgassen .....................73
1-2. Antidiefstalsysteem
Startblokkering.....................74
Supervergrendeling .............79
26
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Voordat u gaat rijden
Gebruik alleen vloermatten die speciaal zijn ontworpen voor auto's
van hetzelfde model en modeljaar als uw auto. Bevestig ze op de
juiste wijze op de vloerbedekking.
Steek de klemhaken (clips) in
de ringen in de vloermat.
Draai het bovenste hendeltje
van de klemhaken (clips) om de
vloermatten te bevestigen.
*: Breng de merktekens altijd in
lijn.
De vorm van de klemhaken (clips) wijkt mogelijk af van wat is aangegeven
in de afbeelding.
Vloermat
1
*
2
27
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen.
Als u dat niet doet, kan de vloermat van de bestuurder gaan schuiven, wat de
bediening van de pedalen tijdens het rijden kan hinderen. Hierdoor kan de
snelheid plotseling toenemen of kan het moeilijk worden de auto tot stilstand
te brengen, wat kan leiden tot een (ernstig) ongeval en mogelijk ernstig letsel.
Wanneer u de vloermat van de bestuurder plaatst
Gebruik geen vloermatten die zijn ontworpen voor auto's van een ander
model en/of modeljaar, zelfs niet als het gaat om originele Toyota-vloer-
matten.
Gebruik alleen vloermatten die zijn ontworpen voor de bestuurderszijde.
Zet de vloermat altijd vast met behulp van de meegeleverde haken (clips).
Leg nooit twee of meer vloermatten boven op elkaar.
Bevestig de vloermat niet met de onderzijde naar boven of in de verkeerde
richting.
Voordat u gaat rijden
Controleer of de vloermat stevig op de
juiste plaats is bevestigd met alle meeg-
eleverde klemhaken (clips). Voer deze
controle altijd uit nadat de vloer van de
auto is gereinigd.
Zet de motor uit, zet de selectiehendel
in stand P (Multidrive CVT) of in stand N
(handgeschakelde transmissie) en trap
elk pedaal volledig in om te controleren
of ze de vloermat niet raken.
28
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Veilig rijden
Pas de hoek van de rugleuning
zo aan dat u rechtop zit en u
niet voorover hoeft te leunen
om te kunnen sturen.
(Blz. 138)
Pas de zitting zo aan dat u de
pedalen helemaal kunt intrap-
pen en dat uw armen licht
gebogen zijn bij de elleboog
wanneer u het stuurwiel vast-
houdt. (Blz. 138, 147)
Vergrendel de hoofdsteun in de stand waarin het midden van de
hoofdsteun gelijk ligt met de bovenzijde van uw oren. (Blz. 145)
Draag de veiligheidsgordel op de juiste wijze. (Blz. 30)
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheids-
gordel dragen. (Blz. 30)
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is
om de veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te gebruiken.
(Blz. 53)
Om veilig te kunnen rijden, moet u vooraf de stoel in de juiste
positie zetten en de spiegels afstellen.
De juiste houding achter het stuur
1
2
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
3
4
29
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Zorg ervoor dat u de achterkant van uw auto goed kunt zien door de
binnen- en buitenspiegels op de juiste wijze af te stellen.
(Blz. 149, 152)
Afstellen van de spiegels
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de controle over de auto verliezen.
Plaats geen kussen tussen de bestuurder of voorpassagier en de rugleu-
ning.
Gebruik van een kussen kan ertoe leiden dat de zithouding niet correct is,
waardoor het effect van de veiligheidsgordel en de hoofdsteun in nega-
tieve zin kan worden beïnvloed.
Plaats geen voorwerpen onder de voorstoelen.
Voorwerpen onder de voorstoelen kunnen klem komen te zitten in de
stoelslede, waardoor de stoelen wellicht niet goed vergrendeld worden. Dit
kan leiden tot een ongeval en ook kan het stelmechanisme beschadigd
raken.
Neem, wanneer u lange afstanden rijdt, geregeld een pauze voordat u zich
moe begint te voelen.
Als u zich tijdens het rijden moe of slaperig voelt, moet u zichzelf niet
dwingen om verder te rijden, maar direct een pauze nemen.
30
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Veiligheidsgordels
Trek het schoudergedeelte zo
ver naar buiten dat de gordel
goed tegen de schouder aan
ligt en niet van de schouder af
glijdt of tegen de nek aan ligt.
Plaats het heupgedeelte van de
gordel zo laag mogelijk over de
heupen.
Stel de rugleuning af. Ga zo
rechtop mogelijk in de stoel zit-
ten met uw rug stevig tegen de
leuning.
Zorg ervoor dat de veiligheids-
gordel niet gedraaid zit.
Maak de veiligheidsgordel vast
door de gesp in de gordelslui-
ting te drukken totdat er een
klikkend geluid hoorbaar is.
De gordel kan worden losge-
maakt door de ontgrendelknop
in te drukken.
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veilig-
heidsgordel dragen.
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Vast- en losmaken van de veiligheidsgordel
Ontgrendel-
knop
1
2
31
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Duw tegen de gesp om hem los
te maken en trek de veiligheids-
gordel naar buiten.
Druk de gesp in de gordelslui-
ting in de volgorde gesp A en
gesp B totdat er een klikgeluid
hoorbaar is.
Gesp A, gordelsluiting A
Gesp B, gordelsluiting B
De middelste veiligheidsgordel achter vastmaken
1
Gesp A
Gesp B
Gordelsluiting B
Gordelsluiting A
2
1
2
32
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Gesp B kan worden losge-
maakt door de ontgrendelknop
in te drukken.
Steek om gesp A los te maken
gesp B, de sleutel of mechani-
sche sleutel (Blz. 104) in de
opening van de gordelsluiting.
Maak de veiligheidsgordel los en
laat deze langzaam oprollen.
Berg de gesp op zoals aange-
geven in de afbeelding.
Losmaken en opbergen middelste veiligheidsgordel achter
B
1
B
A
A
2
3
33
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
De gordelspanners helpen bij het
op hun plaats houden van de inzit-
tenden doordat ze de gordels snel
strak tegen het lichaam aantrek-
ken bij bepaalde soorten ernstige
frontale aanrijdingen.
De gordelspanners worden niet
geactiveerd bij lichtere frontale
aanrijdingen of aanrijdingen van
opzij, bij aanrijdingen van achte-
ren of wanneer de auto over de
kop slaat.
Blokkeerautomaat (ELR)
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel als u zeer krachtig remt of betrok-
ken raakt bij een aanrijding. De blokkeerautomaat kan ook in werking treden
als u te snel vooroverbuigt. Door rustig te bewegen kan de veiligheidsgordel
afrollen, zodat u vrij kunt bewegen.
Gebruik van veiligheidsgordels door kinderen
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in principe ontworpen voor gebruik
door volwassenen.
Gebruik een geschikt baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de
standaard gemonteerde veiligheidsgordel te gebruiken. (Blz. 53)
Als het kind groot genoeg is om de veiligheidsgordel op een juiste manier te
dragen, dient u de aanwijzingen voor het gebruik van de veiligheidsgordel
op te volgen. (Blz. 30)
Vervangen van de veiligheidsgordel als de gordelspanner geactiveerd is
geweest
Als de auto betrokken is bij meerdere aanrijdingen, wordt de gordelspanner
geactiveerd voor de eerste aanrijding, maar niet voor de tweede of voor vol-
gende aanrijdingen.
Wetgeving met betrekking tot veiligheidsgordels
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor veiligheidsgordels, neem
dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor het ver-
vangen of plaatsen van veiligheidsgordels.
Gordelspanners (voorstoelen)
34
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel bij
plotseling remmen, plotseling uitwijken of een aanrijding te beperken.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig
letsel.
Dragen van een veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat alle inzittenden de veiligheidsgordel dragen.
Draag de veiligheidsgordel altijd op de juiste manier.
Elke veiligheidsgordel mag maar door een persoon gebruikt worden.
Gebruik geen veiligheidsgordel voor twee personen tegelijk, ook niet als
de tweede persoon een kind is.
Toyota beveelt aan dat kinderen achterin plaatsnemen en altijd op de
juiste manier gebruikmaken van de veiligheidsgordels en het veiligheids-
systeem voor kinderen.
Laat om de juiste zitpositie in te stellen de rugleuning niet verder achter-
over hellen dan nodig is. De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als
de inzittenden rechtop en goed tegen de rugleuning zitten.
Draag de schoudergordel niet onder uw arm.
Draag de veiligheidsgordel altijd laag en goed aansluitend over uw heu-
pen.
Zwangere vrouwen
Win medisch advies in en draag de vei-
ligheidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 30)
Zwangere vrouwen moeten het heupge-
deelte van de veiligheidsgordel op
dezelfde manier dragen als de andere
inzittenden, zo laag mogelijk over het
bekken, de schoudergordel helemaal uit-
trekken over de schouder en ervoor zor-
gen dat de gordel niet over de buik loopt.
Als de veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze gedragen wordt, kan niet alleen de
zwangere vrouw zelf maar ook het onge-
boren kind ernstig letsel oplopen.
35
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Mensen met fysieke beperkingen
Win medisch advies in en draag de veiligheidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 30)
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgor-
del om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel
oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door
met een schaar.
Gordelspanners
Plaats geen voorwerpen, zoals een kussen, op de voorpassagiersstoel.
Het kan voorkomen dat de gordelspanner van de voorpassagiersstoel in
geval van een aanrijding niet wordt geactiveerd.
Het waarschuwingslampje SRS gaat branden als een gordelspanner is
geactiveerd. De veiligheidsgordel kan in dit geval niet meer worden
gebruikt en moet worden vervangen door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Beschadiging en slijtage van veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet beschadigd raken doordat de
riem, de gesp of de gordelsluiting bekneld raakt tussen het portier en de
carrosserie.
Controleer de veiligheidsgordels regelmatig. Let op beschadigingen, zoals
scheuren en rafels en op losse onderdelen. Gebruik een beschadigde vei-
ligheidsgordel niet, maar laat hem zo snel mogelijk vervangen. Een
beschadigde veiligheidsgordel kan de veiligheid van de desbetreffende
inzittende niet waarborgen.
Controleer of de gordel en de gesp vastzitten en of de gordel niet gedraaid
is.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als de veiligheidsgordel niet goed werkt.
Laat de stoel en de veiligheidsgordels na een ernstig ongeval altijd ver-
vangen, ook als er geen zichtbare schade kan worden vastgesteld.
Probeer de veiligheidsgordels niet zelf te plaatsen, verwijderen, wijzigen of
demonteren of af te voeren. Laat reparaties altijd uitvoeren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Als niet goed met de veilig-
heidsgordels wordt omgegaan, werken ze mogelijk niet correct.
36
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Gebruik van de middelste veiligheidsgordel achter
Laat niemand op de middelste achterstoel zitten als de achterstoel rechts
is neergeklapt, omdat de gordelsluiting van de middelste achterstoel dan
onder de neergeklapte rugleuning zit en niet kan worden gebruikt.
Gebruik de middelste gordel achter niet
als één van de gespen niet in de sluiting
is vergrendeld.
Het gebruik van slechts één van de
gespen kan bij een noodstop of een
aanrijding leiden tot ernstig letsel.
37
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Airbags
Airbags voor
Bestuurdersairbag/voorpassagiersairbag
Helpen het hoofd en de borst van de bestuurder en de voorpassa-
gier te beschermen tegen contact met onderdelen van het interieur
Knie-airbag voor de bestuurder (indien aanwezig)
Helpt de bestuurder te beschermen
Side airbags en curtain airbags
Side airbags
Helpen het bovenlichaam van de inzittenden vóór te beschermen
Curtain airbags (indien aanwezig)
Beschermen primair het hoofd van de inzittenden op de buitenste
zitplaatsen
De airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt bij
aanrijdingen onder bepaalde omstandigheden, die zouden kun-
nen leiden tot ernstig letsel voor de inzittenden. Ze werken
samen met de veiligheidsgordels om de kans op ernstig letsel te
beperken.
1
2
3
4
38
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
*
1
: 5-deurs uitvoeringen
*
2
: 3-deurs uitvoeringen
*
3
: Indien aanwezig
Onderdelen SRS-airbagsysteem
Gordelspanners en
spankrachtbegrenzers
Sensoren aanrijding opzij
(voor)
*
1
Side airbags
Curtain airbags
*
3
Sensoren aanrijding opzij
(achter)
*
3
Sensoren aanrijding opzij
(voorportier)
*
2
Bestuurdersairbag
Waarschuwingslampje SRS
Knie-airbag bestuurder*
3
Airbag-ECU
Sensor frontale aanrijding
Handmatig in-/uitschakelsys-
teem airbags
Voorpassagiersairbag
Controlelampje PASSENGER
AIR BAG
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
39
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierbo-
ven afgebeeld. Het SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de
airbag-ECU. Bij het activeren van de airbags zorgt een chemische
reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags snel
gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden
te helpen beperken.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordel op de juiste manier te dra-
gen.
De SRS-airbags zijn aanvullende middelen die samen met de veiligheids-
gordels gebruikt moeten worden.
De bestuurdersairbag wordt met een aanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de bestuurder zich
dicht bij de airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm;
door een afstand van minimaal 250 mm tot het stuurwiel aan te houden,
hanteert u een veilige marge. Dit is de afstand gemeten vanaf het midden
van het stuurwiel tot aan uw borstbeen. Als u nu minder dan 250 mm van
de airbag zit, kunt u uw zitpositie op verschillende manieren wijzigen:
Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen nog
goed kunnen worden bediend.
Zet de rugleuning iets achterover. Hoewel het een beetje afhankelijk is
van het ontwerp van de auto, kunnen de meeste bestuurders een
afstand van 250 mm tot het stuurwiel in acht nemen, ook al staat de
stoel in zijn voorste stand, door de rugleuning van de stoel iets naar
achteren te zetten. Als u door het achterover zetten van uw stoel de
weg niet goed meer kunt zien, kunt u een stevig, niet-glad kussen
gebruiken om hoger te zitten, of uw stoel hoger zetten wanneer uw auto
deze mogelijkheid biedt.
Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden. Hierdoor
wijst de airbag naar uw borst in plaats van uw hoofd en nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals hierboven aanbevolen, terwijl de
auto nog steeds goed bediend kan worden.
40
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
De SRS-voorpassagiersairbag wordt ook met een aanzienlijke kracht
opgeblazen waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de voor-
passagier zich dicht bij de airbag bevindt. De voorpassagiersstoel dient zo
ver mogelijk van de airbag af te staan, met de rugleuning rechtop.
Kinderen die niet (goed) op de stoel zitten en/of geen gordel dragen of de
gordel niet op de juiste manier dragen, kunnen letsel oplopen door een in
werking tredende airbag. Gebruik de veiligheidsgordels nooit voor baby's
of kleine kinderen. Gebruik hiervoor speciale baby- of kinderzitjes. Toyota
beveelt ten zeerste aan dat alle kinderen achterin plaatsnemen en de vei-
ligheidsgordels altijd op de juiste manier dragen. Op de achterstoelen zit-
ten kinderen veiliger dan op de voorpassagiersstoel. (Blz. 53)
Ga niet op het puntje van de stoel zitten
en leun niet op het dashboard.
Laat een kind niet op de voorpassa-
giersstoel staan of bij een voorpassa-
gier op schoot zitten.
Sta niet toe dat voorpassagiers voor-
werpen op hun knieën vasthouden.
41
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Auto's zonder curtain airbags: leun niet
tegen het voorportier.
Auto's met curtain airbags: Leun niet
tegen het portier, de dakstijl of de voor-,
midden- of achterstijl.
Laat niemand knielen op de passagiers-
stoel in de richting van het portier of
hoofd en handen buiten de auto steken.
Auto's zonder knie-airbag voor de
bestuurder: Bevestig niets aan en laat
niets rusten tegen componenten als het
dashboard of het stuurwielkussen.
Alles wat op deze componenten beves-
tigd is of er tegenaan rust, kan als een
projectiel worden gelanceerd als de
bestuurdersairbag en de voorpassa-
giersairbag geactiveerd worden.
Auto's met knie-airbag voor de bestuur-
der: Bevestig niets aan en laat niets rus-
ten tegen componenten als het
dashboard, het stuurwielkussen of het
onderste deel van het dashboard.
Alles wat op deze componenten beves-
tigd is of er tegenaan rust, kan als een
projectiel worden gelanceerd als de air-
bag voor de bestuurder, de airbag voor
de voorpassagier en de knie-airbag
voor de bestuurder geactiveerd worden.
42
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Auto's met curtain airbags: hang geen kleerhangers of andere harde voor-
werpen aan de kledinghaakjes. Dergelijke voorwerpen kunnen als een
projectiel gelanceerd worden en ernstig letsel veroorzaken wanneer de
curtain airbags geactiveerd worden.
Auto's met knie-airbag voor de bestuurder: Verwijder een eventueel aan-
wezige afdekking op de plaats waar de knie-airbag voor de bestuurder uit
het dashboard komt.
Gebruik geen accessoires op de stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags aanwezig zijn afdekken omdat dat een negatieve
invloed kan hebben op een juiste werking van de side airbags. Dergelijke
accessoires kunnen tot gevolg hebben dat de side airbags niet op de
juiste wijze geactiveerd worden, helemaal niet geactiveerd worden of per
ongeluk geactiveerd worden, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Auto's zonder curtain airbags: bevestig
niets aan gedeeltes zoals portier, voor-
ruit of portierruit.
Auto's met curtain airbags: bevestig
niets aan het portier, de voorruit, de por-
tierruit, de voor- en achterstijl, de dak-
stijl of de handgreep. (Behalve het label
voor de snelheidsbeperking Blz. 439)
Auto's met knie-airbag voor de bestuur-
der, maar zonder Smart entry-systeem
en startknop: Bevestig geen zware,
scherpe of harde voorwerpen zoals
sleutels of accessoires aan de contact-
sleutel. De voorwerpen kunnen het
opblazen van de knie-airbag voor de
bestuurder hinderen, of weggeslingerd
worden door de kracht waarmee de air-
bag wordt geactiveerd en gevaar ople-
veren.
43
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Sla niet, en oefen ook geen overmatige kracht uit, op onderdelen waarin
airbags aanwezig zijn.
Als dat wel gebeurt, kunnen er defecten aan de airbags ontstaan.
Raak onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat de SRS-air-
bags geactiveerd zijn omdat deze heet kunnen zijn.
Als u na het activeren van de SRS-airbags moeilijkheden met de ademha-
ling ondervindt, open dan een portier of ruit om frisse lucht binnen te laten
of verlaat de auto als u dat op een veilige manier kunt doen. Als er poeder-
deeltjes op uw huid zijn terechtgekomen, was deze er dan zo snel moge-
lijk af om huidirritatie te voorkomen.
Auto's zonder curtain airbags: als de delen van de auto waarin airbags
ondergebracht zijn, zoals het stuurwielkussen, beschadigd of gescheurd
zijn, laat deze dan vervangen door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Auto's met curtain airbags: als de delen van de auto waarin airbags onder-
gebracht zijn, zoals het stuurwielkussen en de bekleding van de voor- en
achterstijlen, beschadigd of gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wijzigingen aan en afvoeren van onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van onderstaande veranderingen uit zon-
der eerst een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te raadplegen. De
SRS-airbags kunnen defect raken of per ongeluk worden geactiveerd,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Plaatsing, verwijdering, demontage en reparatie van de airbags
Reparaties, wijzigingen, verwijderen of vervangen van het stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard, stoelen of stoelbekleding, voor-, midden-
en achterstijlen en het dak
Reparaties of wijzigingen aan het voorspatbord, de voorbumper of de zij-
kant van het passagierscompartiment
Plaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of lier
Aanpassing van de wielophanging van de auto
Plaatsen van elektronische apparatuur als een mobiele tweewegradio
(zend-/ontvanginstallatie) of CD-speler
44
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
Het contact met een geactiveerde SRS-airbag kan leiden tot kneuzingen en
schaafwonden.
Er is een luide knal hoorbaar en er komt wit poeder vrij.
Auto's zonder curtain airbags: gedurende enkele minuten na het activeren
van de airbags kunnen de onderdelen van de airbag (stuurwielnaaf, afdek-
kap van de airbag, opblaasmechanisme) en de voorstoelen nog heet zijn.
De airbag zelf kan ook heet zijn.
Auto's met curtain airbags: gedurende enkele minuten na het activeren van
de airbags kunnen de onderdelen (stuurwielnaaf, dashboard, voorstoelen,
delen van de voor- en achterstijlen en het dak) nog heet zijn. De airbag zelf
kan ook heet zijn.
De voorruit kan barsten.
Voorwaarden voor activering airbag (airbags voor)
De airbags vóór worden pas geactiveerd als een bepaalde drempelwaarde
wordt overschreden (vergelijkbaar met een frontale aanrijding met een snel-
heid van ongeveer 20 - 30 km/h tegen een voorwerp dat niet kan bewegen
of vervormen).
De drempelwaarde voor snelheid kan in de volgende situaties echter veel
hoger liggen:
Wanneer de auto iets raakt dat kan bewegen en/of vervormen, zoals een
geparkeerde auto of lantaarnpaal
Wanneer de auto betrokken raakt bij een ongeval waarbij de neus van de
auto onder een vrachtwagen terechtkomt
Afhankelijk van het type aanrijding is het mogelijk dat alleen de gordelspan-
ners worden geactiveerd.
Voorwaarden voor activering van de airbag (side airbags en curtain air-
bags [indien aanwezig])
De side airbags en curtain airbags worden pas geactiveerd als een bepaalde
drempelwaarde wordt overschreden (vergelijkbaar met ter plaatse van het
passagierscompartiment aangereden worden met een snelheid van ongeveer
20 - 30 km/h door een ongeveer 1.500 kg wegend voertuig, komend vanuit
een richting die haaks staat op de positie van de auto).
45
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Omstandigheden waarbij de SRS-airbags geactiveerd (opgeblazen) kun-
nen worden, anders dan bij een aanrijding
De SRS-airbags voor kunnen ook geactiveerd worden bij zware stoten tegen
de onderkant van de auto. Zie de afbeelding voor een aantal voorbeelden.
Soorten aanrijdingen waarbij de airbags soms niet geactiveerd worden
(airbags voor)
Het airbagsysteem vóór treedt over het algemeen niet in werking bij aanrijdin-
gen van opzij of van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een frontale
aanrijding op lage snelheid. Maar wanneer een aanrijding voldoende voor-
waartse deceleratie veroorzaakt, wordt de airbag mogelijk geactiveerd.
Raken van een stoeprand of een ander
hard voorwerp
In of over een diepe kuil rijden
Hard neerkomen
Aanrijding van opzij
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
46
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Soorten aanrijdingen waarbij de side airbags en de
curtain airbags [indien aanwezig] soms niet geactiveerd worden
De side airbags en curtain airbags treden mogelijk niet in werking bij aanrij-
dingen van opzij onder een bepaalde hoek of bij aanrijdingen van opzij waar-
bij het passagierscompartiment niet wordt geraakt.
De side airbags en curtain airbags treden over het algemeen niet in werking
bij aanrijdingen van voren of van achteren, als de auto over de kop slaat of bij
een aanrijding van opzij op lage snelheid.
Aanrijding van opzij waarbij het passa-
gierscompartiment niet wordt geraakt
Aanrijding van opzij onder een hoek
Aanrijding van voren
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
47
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Wanneer moet u contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige
In de volgende gevallen kan controle en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Nadat een of meer SRS-airbags zijn geactiveerd.
De voorzijde van de auto is beschadigd
of vervormd of de auto was betrokken bij
een aanrijding die niet van zodanige
aard was dat de airbags vóór werden
geactiveerd.
Bij schade aan een portier ten gevolge
van een aanrijding die niet van zodanige
aard was dat de side airbags en curtain
airbags (indien aanwezig) werden geac-
tiveerd.
Auto's zonder knie-airbag voor de be-
stuurder: Krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het middelste deel
van het stuurwiel of het dashboard bij de
voorpassagiersairbag.
Auto's met knie-airbag voor de bestuur-
der: Krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het middelste deel
van het stuurwiel of het dashboard bij de
afdekkap van de voorpassagiersairbag
of het onderste gedeelte van het instru-
mentenpaneel.
48
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Bij krassen, scheuren of andere bescha-
digingen aan de zijkant van de leuning
van een voorstoel met een side airbag.
Auto's met curtain airbags: bij krassen,
scheuren of andere beschadigingen in
het deel van de voorstijl, de achterstijl of
de daklijstbekleding met de curtain air-
bags.
49
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Handmatig in-/uitschakelsysteem airbag
Controlelampje PASSENGER
AIR BAG
Auto's zonder Smart Entry-sys-
teem en startknop
Het controlelampje gaat bran-
den als het airbagsysteem is
ingeschakeld (alleen als het
contact AAN staat).
Auto's met Smart Entry-sys-
teem en startknop
Het controlelampje gaat bran-
den als het airbagsysteem is
ingeschakeld (alleen als het
contact AAN staat).
Handmatig in-/uitschakelsys-
teem airbags
Met dit systeem kan de voorpassagiersairbag worden uitgescha-
keld.
Schakel deze airbags alleen uit als er een baby- of kinderzitje op
de voorpassagiersstoel gebruikt wordt.
1
2
50
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's zonder Smart Entry-sys-
teem en startknop
Steek de sleutel in de slotcilin-
der en zet de slotcilinder in
stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat bran-
den (alleen als het contact AAN
staat).
Auto's met Smart Entry-sys-
teem en startknop
Steek de mechanische sleutel in de slotcilinder en zet de slotcilin-
der in stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden (alleen als het contact AAN staat).
Informatie over controlelampje PASSENGER AIR BAG
Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing
in het systeem ontstaan. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
ON noch OFF gaat branden.
Het controlelampje reageert niet wanneer het handmatig in-/uitschakelsys-
teem voor de airbags van ON naar OFF wordt gezet.
Voorpassagiersairbag uitschakelen
51
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby- of kinderzitje altijd op een
achterstoel. Als de achterstoel niet kan worden gebruikt, mag de voorstoel
worden gebruikt zo lang het handmatig in-/uitschakelsysteem voor de air-
bags in stand OFF wordt gezet.
Als de airbag niet handmatig is uitgeschakeld, kan de kracht die met het
activeren (opblazen) van de airbag gepaard gaat, ernstig letsel veroorza-
ken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of het handmatig in-/uitschakelsysteem voor de airbags in stand
ON staat.
Als het systeem uitgeschakeld blijft, zal de airbag in geval van een aanrij-
ding niet worden geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
52
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Veiligheidsinformatie voor kinderen
U wordt aangeraden om kinderen op de achterstoelen te vervoeren
om te voorkomen dat ze per ongeluk tegen onderdelen aankomen,
zoals de selectiehendel, de ruitenwisserschakelaar, enz.
Gebruik het kinderslot van het achterportier of de blokkeerschake-
laar van de ruitbediening om te voorkomen dat kinderen de deur
openen tijdens het rijden of per ongeluk de elektrisch bedienbare
ruit openen.
Laat kleine kinderen geen onderdelen bedienen waarbij lichaams-
delen vast kunnen komen te zitten of bekneld kunnen raken, zoals
de elektrisch bedienbare ruiten, de motorkap, de achterklep, de
stoelen, enz.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht als er kinderen
in de auto aanwezig zijn.
Gebruik een geschikt baby- of kinderzitje tot het kind groot
genoeg is om de standaard gemonteerde veiligheidsgordel te
gebruiken.
WAARSCHUWING
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in
te schakelen. Verder kunnen kinderen zich bezeren als ze met de ruiten of
andere systemen in de auto spelen. Verder kan de temperatuur in de auto
zo hoog oplopen of zo ver dalen dat dat kinderen fataal kan worden.
53
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Baby- en kinderzitjes
Studies hebben uitgewezen dat het plaatsen van een baby- of kinder-
zitje op de achterstoel veel veiliger is dan op de voorpassagiersstoel.
Kies een baby- of kinderzitje dat past bij uw auto en dat geschikt is
voor de leeftijd en de lengte van het kind.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiks-
aanwijzing van de fabrikant van het zitje.
In deze handleiding vindt u algemene aanwijzingen. (Blz. 63)
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor baby- en kinderzit-
jes, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige voor het vervangen of plaatsen van het
baby- of kinderzitje.
Toyota raadt aan om een zitje te kiezen met het keurmerk
ECE R44.
Toyota raadt sterk aan gebruik te maken van baby- of kinderzit-
jes.
Punten om rekening mee te houden
54
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Het keurmerk ECE R44 maakt onderscheid tussen 5 groepen baby-
en kinderzitjes:
Groep 0: Minder dan 10 kg (0 - 9 maanden)
Groep 0
+
: Minder dan 13 kg (0 - 2 jaar)
Groep I: 9 - 18 kg (9 maanden - 4 jaar)
Groep II: 15 - 25 kg (4 - 7 jaar)
Groep III: 22 - 36 kg (6 jaar - 12 jaar)
In deze handleiding worden de volgende 3 veel gebruikte typen baby-
of kinderzitjes die kunnen worden vastgezet met de veiligheidsgordel
nader uitgelegd:
Soorten veiligheidssystemen voor kinderen
Babyzitje Kinderzitje
Komt overeen met groep 0 en 0
+
van ECE R44
Komt overeen met groep 0
+
en I
van ECE R44
Zitkussen
Komt overeen met groep II en III
van ECE R44
55
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- en kinderzitjes
in verschillende zitposities kunnen worden geplaatst.
Voorpassagiersstoel
AANWIJZING:
Bij auto's met een hendel voor de hoogteverstelling moet de zitting in
de hoogste stand worden gezet.
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
Voorpassagiersstoel
Aanbevolen baby- en
kinderzitjes
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbags
ON OFF
0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden)
X
Niet toegestaan
L
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGORDEL-
BEVESTIGING,
BASE PLATFORM
0
+
Minder dan 13 kg
(0 - 2 jaar)
X
Niet toegestaan
L
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGORDEL-
BEVESTIGING,
BASE PLATFORM
I
9 - 18 kg
(9 maanden -
4 jaar)
Tegen de
rijrichting in:
X
Niet toegestaan
UF
*
1
TOYOTA DUO+
In de rijrichting:
UF
*
1
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
UF
*
1
UF*
1
TOYOTA KID
TOYOTA KIDFIX
Gewichts-
groep
Zitposities
56
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Buitenste zitplaatsen achter
Rechts Links
Aanbevolen baby- en
kinderzitjes
0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden)
UU
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGORDEL-
BEVESTIGING,
BASE PLATFORM
0
+
Minder dan 13 kg
(0 - 2 jaar)
UU
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGORDEL-
BEVESTIGING,
BASE PLATFORM
I
9 - 18 kg
(9 maanden - 4 jaar)
U U TOYOTA DUO+
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
UU
TOYOTA KID
TOYOTA KIDFIX
Gewichtsgroep
Zitposities
57
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Middelste zitplaats achter
Verklaring van lettercodes in de tabel:
U: Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje dat is goedge-
keurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
UF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst “universeel” baby- of
kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichts-
groep.
L: Geschikt voor bepaalde kinderzitjes. Deze kinderzitjes kunnen
bedoeld zijn voor gebruik in een speciaal automodel of voor
beperkte of semi-universele categorieën.
X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.
*
1
: Zet de rugleuning van de voorstoel zo ver mogelijk rechtop. Zet
de zitting van de voorstoel helemaal naar achteren.
*
2
: Verwijder de hoofdsteun wanneer u een baby- of kinderzitje op
deze positie gebruikt.
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet ver-
krijgbaar buiten de EU. Controleer bij baby- of kinderzitjes die niet
worden genoemd in de tabel zorgvuldig of ze geschikt zijn voor
gebruik in deze auto. Raadpleeg hiervoor de fabrikant of de leveran-
cier van het baby- of kinderzitje.
Midden
Aanbevolen baby- en
kinderzitjes
0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden)
L
TOYOTA G 0+, BABYSAFE
TOYOTA G 0+, BABYSAFE PLUS
0
+
Minder dan 13 kg
(0 - 2 jaar)
L
TOYOTA G 0+, BABYSAFE
TOYOTA G 0+, BABYSAFE PLUS
I
9 - 18 kg
(9 maanden - 4 jaar)
L
*
2
TOYOTA DUO+
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
L
*
2
TOYOTA KID
TOYOTA KIDFIX
Gewichtsgroep
Zitposities
58
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- of kinderzitjes
geschikt zijn voor verschillende zitposities.
Geschiktheid baby- of kinderzitjes voor diverse zitposities
(met ISOfix-bevestigingssysteem)
Gewichts-
groep
Grootte-
klasse
Bevesti-
ging
ISOfix-posities
auto
Aanbevolen baby- en
kinderzitjes
Rechts Links
Reiswieg
F ISO/L1 X X
G ISO/L2 X X
(1) X X
Groep 0
Minder dan
10 kg
EISO/R1IL
*
1
IL*
1
TOYOTA G 0+, BABY-
SAFE PLUS met ISO-
FIX-BEVESTIGING,
BASE PLATFORM
(1) X X
Groep 0
+
Minder dan
13 kg
EISO/R1IL
*
1
IL*
1
TOYOTA G 0+, BABY-
SAFE PLUS met ISO-
FIX-BEVESTIGING,
BASE PLATFORM
DISO/R2X X
CISO/R3X X
(1) X X
Groep I
9 - 18 kg
DISO/R2X X
CISO/R3X X
BISO/F2IUF
*
2
IUF*
2
TOYOTA DUO+B1 ISO/F2X IUF*
2
IUF*
2
AISO/F3IUF*
2
IUF*
2
(1) X X
Groep II
15 - 25 kg
(1) X X
Groep III
22 - 36 kg
(1) X X
59
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
(1) Voor zitjes zonder ISO/XX grootteklasse-indeling (A - G) voor de
gewichtsgroep moet de fabrikant van de auto de voertuigspeci-
fieke ISOfix-baby- of kinderzitjes voor elke positie aangeven.
Verklaring van lettercodes in de tabel:
IUF: Geschikt voor een universeel, in de rijrichting geplaatst ISOfix
baby- of kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
IL: Geschikt voor een ISOfix-baby- of kinderzitje uit de categorie
“specifiek”, “beperkt” of “semi-universeel” dat is goedgekeurd
voor gebruik in dit type auto.
X: ISOfix-positie niet geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje in
deze gewichtsgroep en/of grootteklasse.
*
1
: Als het kinderzitje achter een voorstoel met hoogteverstelling is
geplaatst en de voorstoel onder de middelste hoogte wordt inge-
steld, zet dan de hoofdsteun van de voorstoel in de hoogste
stand.
*
2
: Verwijder de hoofdsteun wanneer u een baby- of kinderzitje op
deze positie gebruikt.
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet ver-
krijgbaar buiten de EU. Andere dan de in de tabel genoemde baby- en
kinderzitjes kunnen eveneens gebruikt worden nadat zorgvuldig
gecontroleerd is of ze geschikt zijn voor gebruik in uw auto.
60
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Als er een baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst
Kiezen van een geschikt baby- of kinderzitje
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de
veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te gebruiken.
Als het kind te groot is voor een baby- of kinderzitje, laat het dan plaatsne-
men op de achterstoel en gebruik de veiligheidsgordel van de auto.
(Blz. 30)
Als u een baby- of kinderzitje op de voor-
passagiersstoel moet gebruiken, moet u
deze stoel als volgt instellen:
Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop
Zet de stoel in de achterste stand
Zet de zitting in de hoogste stand (indien
aanwezig)
WAARSCHUWING
Gebruik van een baby- of kinderzitje
Het gebruik van een baby- of kinderzitje dat niet geschikt is voor deze auto
vormt geen goede bescherming voor het kind. Het kind kan dan (bij plotse-
ling remmen of bij een aanrijding) ernstig letsel oplopen.
Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
De meest effectieve bescherming van een kind tijdens een ongeval of bij
hard remmen, is het gebruik van een baby- of kinderzitje dat is afgestemd
op de grootte en het gewicht van het kind. Het vasthouden van een kind in
de armen is geen vervanging voor een baby- of kinderzitje. Bij een onge-
val kan een kind dan de voorruit raken of (als u geen veiligheidsgordel om
hebt) klem komen te zitten tussen u en het dashboard.
Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt zitje dat
past bij de lengte van het kind en dat achterin geplaatst is. In ongevallen-
statistieken is aangetoond dat kinderen minder verwondingen oplopen als
zij achterin zitten.
61
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
Gebruik nooit een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op
de passagiersstoel als het handmatige in-/uitschakelsysteem voor de air-
bags ON staat. (Blz. 49)
Bij een ongeval kan het kind letsel oplopen door de kracht waarmee de
voorpassagiersairbag wordt geactiveerd.
Plaats een in de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje alleen op de voor-
passagiersstoel als het niet anders kan. Plaats nooit een baby- of kinder-
zitje dat aan de bovenzijde vastgemaakt moeten worden, op de
voorpassagiersstoel, aangezien deze stoel niet van bovenste bevesti-
gingspunten is voorzien. Zet de rugleuning zo ver mogelijk omhoog en
naar achteren, omdat de voorpassagiersairbag met aanzienlijke snelheid
en kracht wordt geactiveerd. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan.
Auto's zonder curtain airbags: Laat een kind zijn of haar hoofd of enig
ander deel van het lichaam niet tegen het portier of het deel van de stoel
leunen ter plaatse van de positie van de side airbags, ook niet als het in
een baby- of kinderzitje zit. Anders kan het kind ernstig letsel oplopen als
bij een aanrijding de side airbags worden opgeblazen.
Auto's met curtain airbags: Laat een kind zijn of haar hoofd of enig ander
deel van het lichaam niet tegen het portier of het deel van de stoel, de
voor- en achterstijl of de dakstijl leunen ter plaatse van de positie van de
side airbags of de curtain airbags, ook niet als het in een baby- of kinder-
zitje zit. Anders kan het kind ernstig letsel oplopen als bij een aanrijding de
side airbags of de curtain airbags worden geactiveerd.
Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant en controleer na het plaatsen van het zitje of het stevig is beves-
tigd. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind bij hard remmen of uitwij-
ken of bij een aanrijding letsel oplopen.
62
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel
om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door
met een schaar.
Als het baby- of kinderzitje niet in gebruik is
Laat het baby- of kinderzitje goed vastzitten op de stoel, zelfs als het niet
wordt gebruikt. Plaats het baby- of kinderzitje niet los in het passagiers-
compartiment.
Als het zitje moet worden losgemaakt, verwijder het dan uit de auto of berg
het veilig op in de bagageruimte. Dit voorkomt dat inzittenden hierdoor bij
hard remmen of uitwijken of bij een aanrijding letsel oplopen.
63
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Plaatsen van veiligheidssystemen voor
kinderen
Veiligheidsgordels (bij een drie-
puntsveiligheidsgordel met blok-
keerautomaat (ELR) is een blok-
keerclip noodzakelijk)
ISOfix-bevestigingssysteem (ISO-
fix-zitje) (auto's met achterstoe-
len)
Voor de buitenste zitplaatsen ach-
ter zijn lage bevestigingspunten
aanwezig. (Labels geven aan waar
de bevestigingspunten zich in de
stoelen bevinden.)
Bevestigingssteunen (bovenste
gordel) (auto's met achterstoelen)
De buitenste zitplaatsen achter zijn
voorzien van een bevestigings-
steun.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het zitje. Zet het vei-
ligheidssysteem voor kinderen stevig vast op de zitplaatsen met
de veiligheidsgordel of het ISOfix-bevestigingssysteem. Zet het
baby- of kinderzitje indien nodig ook aan de bovenzijde vast.
64
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje
Plaats het zitje zodanig, dat
het kind naar achteren kijkt.
Voer de veiligheidsgordel
door het zitje en steek de
gesp in de gordelsluiting.
Controleer of de gordel niet
gedraaid is.
Plaats een blokkeerclip bij de
gesp van de schouder- en
heupgordel en haal de gordel
door de openingen van de
blokkeerclip. Maak de gordel
weer vast. Maak de gordel-
sluiting los als de gordel niet
goed strak getrokken is en
plaats de blokkeerclip weer.
Een baby- of kinderzitje plaatsen met behulp van een veilig-
heidsgordel
1
2
3
65
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
In de rijrichting geplaatst kinderzitje
Verwijder de hoofdsteun. (Blz. 145)
Plaats het baby- of kinder-
zitje zodanig op de stoel dat
het kind in de rijrichting kijkt.
Voer de veiligheidsgordel
door het baby- of kinderzitje
en steek de gesp in de gor-
delsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is.
Plaats een blokkeerclip bij de
gesp van de schouder- en
heupgordel en haal de gordel
door de openingen van de
blokkeerclip. Maak de gordel
weer vast. Maak de gordel
als deze niet goed strak
getrokken is weer los en
plaats de blokkeerclip weer.
1
2
3
4
66
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Zitkussen
Plaats het baby- of kinder-
zitje zodanig op de stoel dat
het kind in de rijrichting kijkt.
Plaats het kind op het zitkus-
sen. Zet het kind vast met de
veiligheidsgordel volgens de
aanwijzingen van de fabri-
kant en steek de gesp in de
gordelsluiting. Controleer of
de gordel niet gedraaid is.
Controleer of de schoudergordel goed over de schouder van het kind
loopt en het heupgedeelte zo laag mogelijk ligt. (Blz. 30)
Druk de ontgrendelknop op de
gordelsluiting in en laat de gordel
helemaal oprollen.
1
2
Verwijderen van een zitje dat is vastgezet met een veiligheids-
gordel
67
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Verwijder de hoofdsteun. (Blz. 145)
Maak de opening tussen de zitting en de rugleuning iets groter.
Bevestig de sluitingen aan de
stang.
Als het veiligheidssysteem voor
kinderen een lus aan de boven-
zijde heeft, moet deze worden
vastgezet aan de bevestigings-
steun.
Plaatsen met ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-zitje) (auto's
met achterstoelen)
1
2
3
68
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met bagageafdekking: Verwijder de bagageafdekking.
(Blz. 306)
Verwijder de hoofdsteun. (Blz. 145)
Maak het baby- of kinderzitje
vast met de veiligheidsgordel of
met het ISOfix-bevestigingssys-
teem.
Open het klepje van het boven-
ste bevestigingspunt, zet de
haak vast aan het bevestigings-
punt en trek de bovenste gordel
aan.
Controleer of de bovenste gordel
goed vastzit.
Auto's met bagageafdekking: Plaats de bagageafdekking weer
terug.
Wanneer u een baby- of kinderzitje plaatst met een veiligheidsgordel
Voor het plaatsen van een baby- of kinderzitje met een veiligheidsgordel is
een speciale blokkeerclip nodig. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
het baby- of kinderzitje. Als uw zitje niet over een blokkeerclip beschikt, kunt
u deze kopen bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige:
Blokkeerclip voor baby- of kinderzitje
(onderdeelnr. 73119-22010)
Zitjes met een gordel aan de bovenzijde (auto's met achterstoe-
len)
1
2
3
4
5
69
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Volg de aanwijzingen in de montagehandleiding van het baby- of kinderzitje
en zet het kinderzitje goed vast.
Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt vastgezet, kan het kind of een
andere passagier bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre of een aan-
rijding ernstig letsel oplopen.
Als het kinderzitje niet goed gemon-
teerd kan worden omdat de bestuur-
dersstoel in de weg zit, moet het
kinderzitje rechts achterin (auto's met
linkse besturing) of links achterin (auto's
met rechtse besturing) worden gemon-
teerd.
Verstel de voorpassagiersstoel zodanig
dat deze geen contact maakt met het
baby- of kinderzitje.
Als er een zitje waarin het kind met het
gezicht in de rijrichting zit op de passa-
giersstoel wordt geplaatst, moet de
stoel zo ver mogelijk naar achteren wor-
den geschoven.
Als dat niet gedaan wordt, kan er ern-
stig letsel ontstaan als de airbags geac-
tiveerd worden.
70
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Gebruik nooit een tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje op de pas-
sagiersstoel als het handmatig in-/uit-
schakelsysteem voor de airbags ON
staat. (Blz. 49)
In geval van een ongeluk kan de kracht
waarmee de voorpassagiersairbag
wordt opgeblazen ernstig letsel bij het
kind veroorzaken.
Een waarschuwingslabel op de zonne-
klep aan passagierszijde geeft aan dat
het niet is toegestaan om een tegen de
rijrichting in geplaatst baby- of kinder-
zitje op de voorpassagiersstoel te plaat-
sen.
In onderstaande afbeelding is het label
in detail te zien.
71
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor baby- en kinderzitjes,
neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige voor het vervangen of plaatsen van het baby- of kinderzitje.
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel
over het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet
langs de nek van het kind lopen maar mag ook niet van de schouder van
het kind vallen. Als de gordel niet goed over de schouder ligt, kan het kind
bij plotseling remmen of uitwijken of bij een aanrijding ernstig letsel oplo-
pen.
Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting is vergrendeld en of de vei-
ligheidsgordel niet gedraaid is.
Beweeg het baby- of kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en
naar achteren om te controleren of het goed is geplaatst.
Verstel de rugleuning niet meer nadat het baby- of kinderzitje is geplaatst.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant.
Plaats de hoofdsteun niet wanneer er een baby- of kinderzitje met een lus
aan de bovenzijde is geplaatst. De hoofdsteun kan de bovenste lus belem-
meren, waardoor het baby- of kinderzitje niet goed vastgezet kan worden.
Berg de verwijderde hoofdsteun op een veilige plaats op wanneer u een
baby- of kinderzitje op de achterstoel plaatst.
72
1-1. Voor een veilig gebruik
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Het correct vastzetten van het zitje aan de bevestigingspunten
Controleer bij het gebruik van de onderste bevestigingspunten of er geen
vreemde voorwerpen rond de bevestigingspunten aanwezig zijn en of de
gordel niet klem zit achter het baby- of kinderzitje. Controleer of het zitje
goed vastzit. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind of een andere pas-
sagier bij hard remmen of uitwijken of bij een aanrijding letsel oplopen.
Laat niemand plaatsnemen op de mid-
delste zitplaats als de rechter achter-
stoel voor een kinderzitje wordt
gebruikt. De werking van de veiligheids-
gordel kan verminderd zijn omdat deze
bijvoorbeeld te hoog geplaatst is of te
los zit, hetgeen bij plotseling remmen of
bij een aanrijding ernstig letsel kan ver-
oorzaken.
73
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Belangrijke voorschriften in verband met
uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten stoffen die schadelijk zijn bij inademing.
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevatten het schadelijke koolmonoxide (CO). Dit is een kleur-
loos en reukloos gas. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u deze voorschriften niet in acht neemt, kunnen er uitlaatgassen in de
auto terechtkomen waardoor de bestuurder duizelig kan worden en een onge-
val kan veroorzaken, of waardoor de gezondheid van de inzittenden ernstig
kan worden geschaad.
Belangrijke punten tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterklep gesloten is.
Als u uitlaatgassen ruikt in de auto, zelfs als de achterklep gesloten is,
moet u de ruiten openzetten en de auto zo snel mogelijk laten nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Tijdens het parkeren
Als de auto zich in een slecht geventileerde omgeving of een afgesloten
ruimte bevindt, zoals een garage, moet u de motor uitschakelen.
Laat de motor niet langdurig stationair draaien.
Als dat niet anders kan, parkeer de auto dan op een open plek en zorg
ervoor dat er geen uitlaatgassen in het interieur terecht kunnen komen.
Laat de motor niet draaien op een plaats waar sneeuw de afvoer van de
uitlaatgassen zou kunnen hinderen. Als zich sneeuw rond de auto
ophoopt terwijl de motor draait, kunnen uitlaatgassen zich verzamelen en
in de auto terechtkomen.
Uitlaatpijp
Het uitlaatsysteem dient regelmatig te worden gecontroleerd. Laat uw auto
nakijken en repareren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
bij gaten of scheuren als gevolg van corrosie of beschadigingen aan verbin-
dingsstukken, of bij een abnormaal geluid aan het uitlaatsysteem.
74
1-2. Antidiefstalsysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Startblokkering
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het systeem treedt in werking zodra de sleutel uit het contactslot
wordt verwijderd. Het systeem wordt uitgeschakeld zodra de geregis-
treerde sleutel in het contactslot is gestoken.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het systeem wordt ingeschakeld nadat het contact UIT is gezet. Het
systeem wordt uitgeschakeld nadat het contact in stand ACC of AAN
is gezet.
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt
Als de greep van de sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden
Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde transponderchip
van een andere auto wordt gehouden
De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transpon-
derchips die voorkomen dat de motor gestart kan worden met
een sleutel die niet in een eerder stadium geregistreerd is in de
boordcomputer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodiefstal te voorkomen, maar
absolute beveiliging tegen elke vorm van diefstal kan niet wor-
den gegarandeerd.
75
1-2. Antidiefstalsysteem
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Certificatie voor startblokkering (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
76
1-2. Antidiefstalsysteem
YARIS_F_WE_52D53E
77
1-2. Antidiefstalsysteem
1
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Certificatie voor startblokkering (auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop)
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is
beschikbaar op het volgende adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
78
1-2. Antidiefstalsysteem
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen kan
de werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
79
1
1-2. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
YARIS_F_WE_52D53E
Supervergrendeling
Auto's die met dit systeem zijn uit-
gerust, zijn voorzien van labels op
de ruiten van de beide voorportie-
ren.
Zet het contact UIT, laat alle passagiers uitstappen en controleer of
alle portieren zijn gesloten.
Gebruik van de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en
startknop):
Raak het sensorgedeelte van de buitenportiergreep binnen 5 secon-
den 2 keer aan.
Gebruik van de afstandsbediening:
Druk 2 keer binnen 5 seconden op .
: Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt voorkomen door het ontgren-
delen van de portieren zowel van buitenaf als van binnenuit
onmogelijk te maken.
Inschakelen van de supervergrendeling
80
1-2. Antidiefstalsysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Gebruik van de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en
startknop):
Houd een van de portiergrepen aan de buitenzijde vast of druk de ont-
grendelschakelaar van de achterklep omhoog.
Gebruik van de afstandsbediening:
Druk op de toets .
Inschakelen van de supervergrendeling
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregel in verband met de supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in als er zich nog personen in de auto
bevinden, omdat de portieren dan niet van binnenuit kunnen worden
geopend.
81
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
2. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes .................82
Meters en tellers ..................88
Multi-informatiedisplay.........90
Informatie over
brandstofverbruik...............96
82
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Waarschuwingslampjes en controlelampjes
De illustratie toont een instrumentenpaneel met een toerenteller en
verschilt mogelijk van het uiterlijk van de instrumentenpaneel zonder
een toerenteller.
De waarschuwingslampjes en controlelampjes op het instru-
mentenpaneel en middenpaneel informeren de bestuurder over
de status van de diverse systemen in de auto.
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende
afbeelding alle waarschuwingslampjes en controlelampjes bran-
dend afgebeeld.
83
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in
de aangegeven systemen van de auto.
Waarschuwingslampjes
*
1
Waarschuwingslampje
remsysteem
(Blz. 405)
*
2
(Geel)
Controlelampje
cruise control
(Blz. 407)
*
1
Laadstroomcontrole-
lampje (Blz. 405)
*
2
(Geel)
Controlelampje
snelheidsbegrenzer
(Blz. 407)
*
1
Waarschuwingslampje
lage oliedruk
(Blz. 406)
*
1, 2, 5
Controlelampje uitge-
schakeld Stop & Start-
systeem (Blz. 407)
*
1
(rood)
Waarschuwingslampje
hoge koelvloeistof-
temperatuur (Blz. 406)
*
1, 6
Waarschuwingslampje
brandstoffilter
(Blz. 407)
*
1
Motorcontrolelampje
(Blz. 406)
*
2, 8
Waarschuwingslampje
roetfiltersysteem
(Blz. 409)
*
1
Waarschuwingslampje
SRS (Blz. 406)
*
2, 3
(Geel)
Controlelampje Smart
entry-systeem met
startknop (Blz. 408)
*
1
Waarschuwingslampje
ABS (Blz. 406)
Waarschuwingslampje
open portier/achterklep
(Blz. 408)
*
1
Waarschuwingslampje
elektrische stuurbe-
krachtiging
(Blz. 407)
Waarschuwingslampje
laag brandstofniveau
(Blz. 408)
*
1, 2, 4
Controlelampje
Traction Control
(Blz. 407)
Controlelampje bestuur-
ders- en voorpassa-
giersgordel (Blz. 408)
84
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
*
1
: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat de
motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn. Er kan
een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden
of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
*
2
: Indien aanwezig
*
3
: Het lampje knippert geel om een storing aan te geven. Het groene lampje
knippert snel om aan te geven dat het stuurslot niet is ontgrendeld.
*
4
: Het lampje gaat branden om een storing aan te geven.
*
5
: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
*
6
: Dieselmotor
*
7
: Het lampje brandt in het centrale paneel.
*
8
: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat de
motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn.
*
2, 7
Waarschuwingslampjes
achterpassagiersgordels
(Blz. 408)
*
1, 6
Waarschuwingslampje
laag motoroliepeil
(Blz. 409)
*
2
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
(Blz. 409)
*
1, 6
Waarschuwingslampje
motorolie verversen
(Blz. 410)
85
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus
van de verschillende systemen van de auto.
Controlelampjes
Controlelampje
richtingaanwijzers
(Blz. 200)
*
5
Controlelampje SPORT
(Blz. 192)
Controlelampje
grootlicht (Blz. 203)
*
1, 7
Schakeladviesindicator
(Blz. 198)
Controlelampje
achterlicht (Blz. 202)
*
2
(Groen)
Controlelampje
cruise control
(Blz. 220)
*
2
Controlelampje
mistlampen voor
(Blz. 208)
*
2
Controlelampje SET
(Blz. 220)
Controlelampje
mistachterlicht
(Blz. 208)
*
2
(Groen)
Controlelampje
snelheidsbegrenzer
(Blz. 224)
*
2
(Groen)
Controlelampje
Smart entry-systeem met
startknop (Blz. 185)
*
1, 2
Controlelampje
Stop & Start-systeem
(Blz. 228)
*
3
(Blauw)
Controlelampje lage
koelvloeistoftemperatuur
*
1, 2
Controlelampje uitge-
schakeld Stop & Start-
systeem (Blz. 229)
*
4
Controlelampje
voorgloeien
(Blz. 182, 185)
*
1, 2, 8
Controlelampje Traction
Control (Blz. 236)
*
1, 5, 6
ECO-controlelampje
(Blz. 164)
*
1, 2
Controlelampje
TRC OFF (Blz. 236)
86
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
*
1
: Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat de
motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn. Er kan
een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden
of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat de
motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn. Er kan
een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden
of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
*
2
: Indien aanwezig
*
3
: Het controlelampje wordt blauw wanneer de koelvloeistoftemperatuur te
laag is.
*
4
: Dieselmotor
*
5
: Auto's met Multidrive CVT
*
6
: Het lampje gaat niet branden wanneer het systeem is uitgeschakeld.
*
7
: Auto's met handgeschakelde transmissie
*
8
: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
*
9
: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
*
1, 2
Controlelampje
VSC OFF (Blz. 237)
*
9
Controlelampje
PASSENGER AIR BAG
(Blz. 49)
87
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als een waarschuwingslampje van een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een veiligheidssysteem zoals het antiblokkeersysteem
en airbagsysteem niet gaat branden als u de motor start, kan het betekenen
dat deze systemen niet beschikbaar zijn om u te beschermen in geval van
een aanrijding, waardoor ernstig letsel zou kunnen ontstaan. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
als dit gebeurt.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor en onderdelen van de motor
Als het waarschuwingslampje voor een hoge koelvloeistoftemperatuur knip-
pert of gaat branden, is de motor mogelijk oververhit. Breng in dat geval de
auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand en controleer de
motor nadat deze volledig is afgekoeld. (Blz. 458)
88
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Meters en tellers
Toerenteller (indien aanwezig)
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut.
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan.
Brandstofmeter (indien aanwezig)
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank zit.
Knop wijzigen weergave
Blz. 91
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder een aantal gegevens met betrekking tot het rijden.
(Blz. 90)
Knoppen instellen tijd
Blz. 93
1
2
3
4
5
6
89
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
De helderheid van de dashboardverlichting (als de lichtschakelaar
aan is) kan worden gewijzigd.
Geef de dimmer van de dash-
boardverlichting weer door de
knop voor het wijzigen van de
weergave in te drukken.
(Blz. 91)
Houd vervolgens de knop inge-
drukt. Stel de helderheid in op het
gewenste niveau door de knop in
te drukken.
Tellers en display worden verlicht als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Dimmer dashboardverlichting
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor en onderdelen van de motor
Auto's met toerenteller: Laat de naald van de toerenteller niet in het rode
gebied komen dat het maximale toerental aangeeft.
90
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Multi-informatiedisplay
Klok (Blz. 93)
Weergave buitentemperatuur (Blz. 94)
Positie-indicator (Blz. 191)
Rij-informatie (Blz. 91)
Brandstofmeter
Op het multi-informatiedisplay wordt voor de bestuurder een
aantal gegevens, inclusief de klok, met betrekking tot het rijden
weergegeven.
Informatie op display
Type A Type B
Type C
1
2
3
4
5
91
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
.
De onderwerpen die worden
weergegeven, kunnen worden
gewijzigd door op de knop voor
het wijzigen van de weergave te
drukken.
Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met de auto gereden is.
Dagteller
Geeft de afstand weer die met de auto gereden is sinds de teller de
laatste keer op nul is gezet. Dagteller A en B kunnen onafhankelijk
van elkaar worden gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
Houd de toets langer dan 1 seconde ingedrukt om te resetten. Houd de
toets ingedrukt wanneer de dagteller wordt weergegeven om de dagteller
op 0 te zetten.
Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan die nog met de in de tank
aanwezige brandstof kan worden gereden.
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstof-
verbruik. Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gere-
den, afwijken van de weergegeven afstand.
Als er een kleine hoeveelheid brandstof wordt getankt, wordt de weer-
gave mogelijk niet bijgewerkt.
Zet wanneer u gaat tanken het contact UIT. Als er wordt getankt terwijl het
contact niet UIT staat, wordt het display mogelijk niet bijgewerkt.
Wijzigen van de weergave
Rijinformatie
92
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik weer.
De functie kan worden gereset door de knop langer dan een seconde in
te drukken als het gemiddelde brandstofverbruik wordt weergegeven.
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
Actueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofverbruik aan.
Het weergegeven actuele brandstofverbruik is een globale waarde.
Gemiddelde rijsnelheid
Geeft de gemiddelde rijsnelheid aan sinds de laatste keer dat de
motor is gestart.
Werkingsduur Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Geeft de tijd aan dat de motor is gestopt door werking van het Stop
& Start-systeem tijdens de huidige rit.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Van het contact AAN naar UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Van het contact AAN naar UIT.
Totale werkingsduur Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Geeft de totale tijd aan dat de motor is gestopt door werking van het
Stop & Start-systeem sinds het systeem voor het laatst is gereset.
Houd de knop ingedrukt om te resetten.
93
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Het ECO-controlelampje kan worden in- of uitgeschakeld door de
knop voor het wijzigen van de weergave in te drukken als het display
voor de persoonlijke voorkeursinstellingen van het ECO-controle-
lampje wordt weergegeven.
U kunt het display voor de persoonlijke voorkeursinstellingen van het ECO-
controlelampje wijzigen door de kilometerteller weer te geven en de knop
voor het wijzigen van de weergave ingedrukt te houden tot de weergave
wijzigt.
Druk na de voorkeursinstelling langer dan 2 seconden op de toets DISP om
terug te gaan naar de kilometerteller.
De klok kan worden ingesteld door op de toetsen te drukken.
Instellen van de uren
Instellen van de minuten
Persoonlijke voorkeursinstellingen ECO-controlelampje (indien
aanwezig)
Klok
1
2
94
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Het bereik van de temperatuurweergave ligt tussen -40°C en 50°C.
Display
In de volgende situaties wordt de juiste buitentemperatuur mogelijk
niet weergegeven of duurt het langer voordat het display wijzigt:
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt (lager dan 25
km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoor-
beeld bij het in- of uitrijden van een garage of tunnel)
Als  of E wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Bij het losnemen en aansluiten van de accukabels
De volgende gegevens worden gereset:
Actieradius
Gemiddeld brandstofverbruik
Totale werkingsduur Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Gemiddelde rijsnelheid
Gegevens klok
LCD-scherm
Op het display kunnen kleine vlekjes of lichte puntjes verschijnen. Dit ver-
schijnsel is kenmerkend voor LCD-schermen en u kunt het scherm zonder
problemen blijven gebruiken.
Weergave buitentemperatuur
95
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Waarschuwing bij het instellen van het display
Aangezien de motor tijdens het instellen van het display moet draaien, dient
de auto te worden geparkeerd op een plaats met voldoende ventilatie. In
een afgesloten ruimte, zoals een garage, kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO) bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
OPMERKING
Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het informa-
tiedisplay te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het display tra-
ger reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige vertraging
weergegeven.
96
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Informatie over brandstofverbruik
Navigatie-/multimediasysteem
Druk op de toets op het
navigatie-/multimediasysteem.
: Indien aanwezig
Informatie over het brandstofverbruik kan worden weergegeven
op het navigatie-/multimediasysteem.
Reisinformatie (navigatie-/multimediasysteem)
1
97
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Selecteer “Reisinformatie”.
De gemiddelde rijsnelheid
sinds het starten van de
motor.
Actieradius (Blz. 99)
Het brandstofverbruik gedu-
rende de laatste 15 minuten
De verstreken tijd sinds het
starten van de motor.
Resetten van de verbruiks-
gegevens
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het gemiddelde brandstofverbruik van de afgelopen 15 minuten
wordt door het gebruik van kleuren verdeeld in vorige gemiddelden
en gemiddelden sinds de laatste keer dat het contact AAN is gezet.
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale
waarde.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste 15 minuten wordt
door het gebruik van kleuren verdeeld in vorige gemiddelden en
gemiddelden sinds de laatste keer dat het contact AAN is gezet.
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale
waarde.
Deze afbeelding is slechts een voorbeeld.
2
1
2
3
4
5
98
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
Druk op de toets op het
navigatie-/multimediasysteem.
Selecteer “Historische gegevens”.
Het beste gemeten brand-
stofverbruik
Het vorige gemeten brand-
stofverbruik
Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstof-
verbruik bijwerken
De historische gegevens
resetten
De geschiedenis van het gemiddelde brandstofverbruik is door mid-
del van kleuren verdeeld in vorige gemiddelden en het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de gegevens de laatste keer zijn bijge-
werkt. Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een glo-
bale waarde.
Deze afbeelding is slechts een voorbeeld.
Historische gegevens (navigatie-/multimediasysteem)
1
2
1
2
3
4
5
99
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
De historische gegevens bijwerken
Werk het gemiddelde brandstofverbruik bij door “Updaten” te selecteren om
het actuele brandstofverbruik opnieuw te meten.
De gegevens resetten
De gegevens van het brandstofverbruik kunnen gewist worden door “Wissen”
te kiezen.
Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan die nog met de in de tank aanwe-
zige brandstof kan worden gereden.
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstofver-
bruik.
Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gereden, afwijken van
de weergegeven afstand.
100
2. Instrumentenpaneel
YARIS_F_WE_52D53E
101
3
Bediening van
elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
3-1. Informatie over sleutels
Sleutels..............................102
3-2. Openen, sluiten en vergren-
delen van de portieren
Portieren............................114
Achterklep..........................121
Smart entry-systeem
met startknop...................127
3-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen........................138
Achterstoelen.....................142
Hoofdsteunen ....................145
3-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel............................147
Binnenspiegel....................149
Buitenspiegels ...................152
3-5. Openen en sluiten van
de ruiten
Elektrisch
bedienbare ruiten.............155
102
3-1. Informatie over sleutels
YARIS_F_WE_52D53E
Sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels geleverd.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A)
Sleutels
Plaatje met sleutelnummer
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B)
Sleutel (met afstandsbediening)
Gebruik van de afstandsbediening
(Blz. 115)
Sleutel (zonder afstandsbedie-
ning)
Plaatje met sleutelnummer
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type C)
Sleutels
Gebruik van de afstandsbediening
(Blz. 115)
Plaatje met sleutelnummer
De sleutels
1
2
1
2
3
1
2
103
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Elektronische sleutels
Bedienen van het Smart entry-
systeem met startknop
(Blz. 127)
• Gebruik van de afstandsbedie-
ning (Blz. 115)
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Vergrendelen van alle portie-
ren (Blz. 115)
Ontgrendelen van alle portieren
(
Blz. 115)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen van alle portie-
ren (Blz. 115)
Ontgrendelen van alle portieren
(Blz. 115)
1
2
3
Afstandsbediening
1
2
1
2
104
3-1. Informatie over sleutels
YARIS_F_WE_52D53E
Druk op de knop om de sleutel te
openen.
Druk, om de sleutel op te bergen,
op de knop en klap de sleutel in.
Schuif het ontgrendelknopje opzij
om de mechanische sleutel uit de
elektronische sleutel te verwijde-
ren.
Bewaar de mechanische sleutel na
gebruik in de elektronische sleutel.
Zorg dat u de mechanische sleutel
en de elektronische sleutel bij u
hebt. Als de batterij van de elektro-
nische sleutel leeg is of de instap-
functie niet goed werkt, bent u op
de mechanische sleutel aangewe-
zen. (Blz. 451)
Als u uw sleutels verliest
Een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kan een nieuwe sleutel maken
met behulp van de andere originele sleutel en het sleutelnummer op uw
plaatje met sleutelnummer. Bewaar het plaatje met het sleutelnummer op een
veilige plaats buiten de auto.
Gebruik van de hoofdsleutel (auto's zonder Smart Entry-systeem
en startknop)
Gebruik van de mechanische sleutel (auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
105
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Aan boord van een vliegtuig
Druk aan boord van een vliegtuig nooit op de knoppen van de sleutel met
afstandsbediening. Zorg dat de toetsen niet per ongeluk kunnen worden inge-
drukt als de sleutel zich bijvoorbeeld in uw tas bevindt. Als op de toetsen van
de sleutel wordt gedrukt, kunnen er radiogolven worden uitgezonden die de
werking van de vliegtuigsystemen kunnen verstoren.
Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden
(afstandsbediening)
De afstandsbediening werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed:
Wanneer de batterij van de sleutel met afstandsbediening leeg is
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogol-
ven aanwezig zijn
U draagt een draagbare radio, mobiele telefoon of ander draadloos commu-
nicatiemiddel bij u
De elektronische sleutel wordt tegen een metalen voorwerp gehouden of is
ermee bedekt
Als er andere sleutels met afstandsbediening (die radiogolven uitzenden) in
de buurt gebruikt worden
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit worden
bevestigd
Levensduur sleutelbatterij
Als de afstandsbediening niet werkt, kan de batterij leeg zijn. Vervang de bat-
terij indien nodig.
106
3-1. Informatie over sleutels
YARIS_F_WE_52D53E
Levensduur batterij elektronische sleutel (auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop)
De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar.
Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto als
de motor wordt uitgezet. (Blz. 417)
Omdat de elektronische sleutel altijd radiogolven ontvangt, raakt de batterij
ook ontladen wanneer de elektronische sleutel niet wordt gebruikt. De vol-
gende verschijnselen geven aan dat de batterij van de elektronische sleutel
mogelijk ontladen is. Vervang de batterij indien nodig. (Blz. 367)
Het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening werkt
niet.
Het detectiegebied wordt kleiner.
Het LED-controlelampje in de sleutel gaat niet aan.
Houd, om de levensduur van de batterij niet nodeloos te bekorten, de elek-
tronische sleutel op een afstand van minimaal 1 m van de volgende elektri-
sche apparaten met een magnetisch veld:
Televisietoestellen
Computers
Mobiele telefoons, draadloze telefoons en batterijladers
Oplaadapparatuur voor draadloze en mobiele telefoons
Inductiekookplaten
Tafellampen
Vervangen van de batterij
Blz. 367
Bevestiging van het aantal geregistreerde sleutels (auto's met Smart
entry-systeem en startknop)
Het aantal al geregistreerde sleutels kan worden bevestigd. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als een verkeerde sleutel wordt gebruikt
Bij sommige uitvoeringen zal de slotcilinder vrij kunnen draaien.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijvoorbeeld van de afstandsbediening) kunnen worden
gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 490)
107
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Verklaring voor de afstandsbediening (auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop)
108
3-1. Informatie over sleutels
YARIS_F_WE_52D53E
109
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
110
3-1. Informatie over sleutels
YARIS_F_WE_52D53E
111
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
112
3-1. Informatie over sleutels
YARIS_F_WE_52D53E
113
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Beschadiging van de sleutel voorkomen
Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet bloot aan sterke schokken en buig
ze niet.
Stel de sleutels niet langdurig bloot aan hoge temperaturen.
Voorkom dat de sleutels nat worden en reinig ze niet in een ultrasoon rei-
nigingsbad of iets dergelijks.
Bevestig geen metaalhoudende of magnetische voorwerpen aan de sleu-
tels en houd de sleutels uit de buurt van dergelijke voorwerpen.
Haal de sleutels niet uit elkaar.
Bevestig geen stickers en dergelijke op de sleutel.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Houd de sleutels uit de
buurt van magnetische velden (bijvoorbeeld televisietoestellen, audiosys-
temen, inductiekookplaten en medische apparatuur zoals laagfrequente
therapeutische apparatuur).
De elektronische sleutel bij u dragen (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Houd de elektronische sleutel altijd ten minste 10 cm uit de buurt van inge-
schakelde elektrische apparaten. Radiogolven die worden uitgezonden
door elektrische apparaten die zich minder dan 10 cm van de elektronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de correcte werking van de sleutel hin-
deren.
Wat te doen bij een storing in het Smart entry-systeem met startknop of
bij andere problemen met betrekking tot de sleutels (auto's met Smart
entry-systeem en startknop)
Breng uw auto, inclusief alle elektronische sleutels die bij uw auto zijn gele-
verd, naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bij verlies van een elektronische sleutel (auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop)
Als de elektronische sleutel zoek blijft, wordt het risico aanzienlijk groter dat
de auto gestolen wordt. Ga onmiddellijk met alle overgebleven elektroni-
sche sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
114
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
Portieren
De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van de
instapfunctie, afstandsbediening, sleutel of schakelaars voor de cen-
trale vergrendeling.
Instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te
kunnen schakelen.
Pak de portiergreep vast om
de portieren te ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan
de achterzijde van de portier-
greep aanraakt.
De portieren en de achterklep
kunnen gedurende 3 seconden
na het vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
Raak de vergrendelsensor
(de uitholling aan de zijkant
van de portiergreep) aan om
de portieren te vergrendelen.
Van buitenaf ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
1
2
115
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Afstandsbediening (indien aanwezig)
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
1
2
1
2
116
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
Sleutels (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop)
Het vergrendelen en ontgrendelen van de portieren met behulp van
de sleutel gaat als volgt:
Bestuurdersportier
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Voorpassagiersportier (auto's met slotcilinder)
Vergrendelen van het portier
Ontgrendelen van het portier
Bedieningssignalen (auto's met instapfunctie of afstandsbediening)
De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn ver-
grendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
1
2
1
2
117
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Beveiligingsfunctie
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer automa-
tisch wordt vergrendeld.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na het ontgrendelen van de auto
een portier wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto
weer automatisch wordt vergrendeld. (Afhankelijk van de locatie van de elek-
tronische sleutel wordt echter mogelijk vastgesteld dat de sleutel in de auto
is. In dit geval blijft de auto mogelijk ontgrendeld.)
Wanneer het portier niet kan worden vergrendeld met de vergrendelsen-
sor (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Portierslotzoemer (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Als een portier niet volledig gesloten is, klinkt er constant een zoemer als
geprobeerd wordt de portieren te vergrendelen. Sluit het portier volledig om
de zoemer uit te schakelen en vergrendel de portieren opnieuw.
Als de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop) of de
afstandsbediening (indien aanwezig) niet goed werkt
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop: Gebruik de sleutel om de
portieren te vergrendelen en ontgrendelen. (Blz. 116)
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop: Gebruik de mechanische
sleutel om de portieren te vergrendelen en ontgrendelen. (Blz. 451)
Vervang de sleutelbatterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen
raakt. (Blz. 367)
Raak de vergrendelsensor aan met uw
duim.
118
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
Schakelaar centrale vergrendeling
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Vergrendelen van alle portie-
ren
Vergrendelknoppen portier
Vergrendelen van de portie-
ren
Ontgrendelen van de portie-
ren
De voorportieren kunnen wor-
den geopend door aan de bin-
nenportiergreep te trekken, ook
al staat de vergrendelknop in de
stand vergrendeld.
Van binnenuit ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
1
2
1
2
119
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Zet de vergrendelknop aan de binnenzijde in de vergrendelde
stand.
Sluit het portier met de portiergreep uitgetrokken.
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als de sleutel zich in het con-
tact bevindt.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als het contact in stand ACC
of AAN staat of als de elektronische sleutel zich nog in de auto
bevindt. De sleutel wordt echter mogelijk niet juist gesignaleerd waar-
door het portier wellicht wordt vergrendeld.
Het portier kan niet vanaf de bin-
nenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot is
geactiveerd.
Ontgrendelen
Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat kin-
deren per ongeluk de achterportie-
ren openen. Druk de schakelaars
op de portieren naar beneden om
de kindersloten te activeren.
Vergrendelen van de voorportieren van buitenaf zonder gebruik
te maken van een sleutel
Kindersloten achterportieren (alleen 5-deurs uitvoeringen)
1
2
1
2
120
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
Systeem voor ontgrendeling bij aanrijdingen
Als de auto aan een sterke schok wordt blootgesteld, worden alle portieren
ontgrendeld. Of het systeem in werking treedt, is afhankelijk van de kracht
van de schok.
Gebruik van de mechanische sleutel (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
De portieren kunnen ook worden vergrendeld en ontgrendeld met de mecha-
nische sleutel. (Blz. 451)
Omstandigheden die de werking van de afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop beïnvloeden
Blz. 105, 130
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (Blz. 115, 451)
WAARSCHUWING
Voorkomen van ongevallen
Neem bij het rijden met de auto de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
er per ongeluk een portier wordt geopend en dat er iemand uit de auto valt,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
Controleer of alle portieren volledig gesloten zijn.
Trek tijdens het rijden niet aan de portiergreep.
De portieren worden dan mogelijk geopend, waardoor passagiers uit de
auto kunnen vallen en ernstig letsel kunnen oplopen.
Wees vooral voorzichtig bij de voorportieren. Deze portieren kunnen zelfs
worden geopend als de vergrendelknoppen in de stand vergrendeld
staan.
Activeer de kindersloten op de achterportieren als er kinderen achter in de
auto vervoerd worden.
121
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Achterklep
Schakelaar centrale vergrendeling
Blz. 118
Instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te
kunnen schakelen.
Druk op de toets om de ach-
terklep te ontgrendelen.
De portieren kunnen gedurende
3 seconden na het vergrendelen
niet worden ontgrendeld.
Druk op de toets om de ach-
terklep te vergrendelen.
Afstandsbediening (indien aanwezig)
Blz. 115
De achterklep kan op de volgende manieren vergrendeld/ont-
grendeld en geopend worden.
Ontgrendelen en vergrendelen van de achterklep
1
2
122
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
Sleutels
Van de achterklep (auto's met achterklep met slotcilinder):
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Vergrendelen van alle portie-
ren
Van het bestuurdersportier: Blz. 116
Trek de achterklep omhoog terwijl
u de ontgrendelschakelaar van de
achterklep ingedrukt houdt.
De achterklep kan niet direct nadat
de ontgrendelschakelaar van de
achterklep is ingedrukt, worden
gesloten.
Laat de achterklep zakken met
behulp van de achterklepgreep en
druk de achterklep van buitenaf
naar beneden om deze te sluiten.
1
2
Openen van de achterklep vanaf de buitenzijde van de auto
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Sluiten van de achterklep
123
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Bedieningssignalen (auto's met instapfunctie of afstandsbediening)
Blz. 116
Beveiligingsfunctie
Blz. 117
Zoemer centrale vergrendeling (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Blz. 117
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat branden als de achterklep wordt geopend.
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (Blz. 115, 451)
Als de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop) of de
afstandsbediening (indien aanwezig) niet goed werkt
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop: Gebruik de sleutel om de
achterklep te vergrendelen en ontgrendelen. (Blz. 116)
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop: Gebruik de mechanische
sleutel om de achterklep te ontgrendelen. (Blz. 451)
Vervang de sleutelbatterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen
raakt. (Blz. 367)
124
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Voordat u gaat rijden
Controleer of de achterklep volledig gesloten is. Als de achterklep niet vol-
ledig is gesloten, kan deze tijdens het rijden onverwacht opengaan, objec-
ten raken en kunnen er voorwerpen of bagage uit de bagageruimte vallen,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
Laat kinderen niet in de bagageruimte spelen.
Als een kind per ongeluk in de bagageruimte wordt opgesloten, kan het
bevangen worden door de hitte of verwondingen oplopen.
Laat kinderen de achterklep niet openen of sluiten.
De achterklep kan mogelijk onverwachts opengaan of er kan een
lichaamsdeel bekneld raken.
Belangrijke punten tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterklep tijdens het rijden is gesloten.
Als de achterklep open blijft, kan deze tijdens het rijden voorwerpen raken
of kan er bagage uit de bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan
ontstaan.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. In het geval
van plotseling remmen of een aanrijding kunnen personen in de bagage-
ruimte ernstig letsel oplopen.
Bedienen van de achterklep
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verwijder sneeuw en ijs van de achterklep voordat u deze opent. Als u dat
niet doet, kan de achterklep na het openen plotseling weer dichtvallen.
Controleer voordat u de achterklep sluit goed of de omgeving veilig is.
125
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Zorg als er iemand dichtbij staat dat deze persoon veilig is en meld dat u
de achterklep gaat openen of sluiten.
Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van de achterklep bij sterke
wind, aangezien de achterklep als gevolg van sterke wind plotseling kan
bewegen.
Trek nooit aan de steun van de achterklepgasdemper om de achterklep te
sluiten en hang niets aan de steun van de gasdemper
Als dat wel gebeurt, kunnen uw handen bekneld raken of kan de gasdem-
per afbreken, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Als er op de achterklep een fietsendrager of een vergelijkbaar zwaar
onderdeel gemonteerd is, kan de achterklep na het openen plotseling
dichtvallen waardoor lichaamsdelen bekneld kunnen raken en letsel kan
optreden. Wij raden u aan om originele Toyota-onderdelen te gebruiken
wanneer u accessoires op de achterklep wilt monteren.
Als de achterklep niet helemaal wordt
geopend, kan deze plotseling dichtval-
len. Op een helling is het moeilijker om
de achterklep te openen of te sluiten
dan op een horizontale ondergrond. Let
dus op dat de achterklep niet plotseling
vanzelf open- of dichtgaat. Controleer
voordat u de bagageruimte gebruikt of
de achterklep volledig geopend en vei-
lig is.
Let bij het sluiten van de achterklep
goed op dat er geen vingers, enz.
bekneld raken.
Controleer na het sluiten van de achter-
klep altijd of deze goed gesloten is door
er even op te drukken. Als de achter-
klepgreep wordt gebruikt om de achter-
klep volledig te sluiten, kunnen uw
handen of armen bekneld raken.
126
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Achterklepgasdempers
De achterklep is voorzien van gasdempers die de achterklep op zijn plaats
houden.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunnen de gasdempers van de achterklep beschadigd raken, waar-
door deze niet meer werken.
Plaats uw handen nooit op de steun van de gasdemper en oefen hierop
nooit zijdelingse krachten uit.
Bevestig nooit stickers, kunststoffolie,
zelfklevende voorwerpen, enz. aan de
gasdemper.
Raak de binnenpoot van de gasdemper
nooit aan met handschoenen of andere
stoffen voorwerpen.
Bevestig alleen originele Toyota-acces-
soires aan de achterklep.
127
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Smart entry-systeem met startknop
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren (Blz. 114)
Vergrendelen en ontgrendelen van de achterklep (Blz. 121)
Starten en stoppen van de motor (Blz. 185)
Plaats van antenne
: Indien aanwezig
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de
elektronische sleutel bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. (De
bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.)
Antennes buiten het interieur
Antennes in het interieur
Antenne buiten de bagageruimte
1
2
3
128
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gesignaleerd)
Het systeem werkt als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt.
Alarmsignalen en waarschuwingen
Een combinatie van in en buiten de auto hoorbare alarmsignalen en waar-
schuwingslampjes zorgen ervoor dat diefstal van de auto en ongelukken door
een onjuiste bediening worden voorkomen. Neem afhankelijk van het waar-
schuwingslampje dat gaat branden de juiste maatregelen. (Blz. 415)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures
beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
Bij het vergrendelen of ontgrendelen
van de portieren
Het systeem kan worden bediend
als de elektronische sleutel zich bin-
nen ongeveer 0,7 m van een van de
portiergrepen van de voorportieren
of de achterklep bevindt. (Alleen de
portieren die de sleutel signaleren,
kunnen worden geopend of geslo-
ten.)
Bij het starten van de motor of het in
een andere stand zetten van het
contact
Alarm Situatie/actie
Het buiten de auto
hoorbare alarm klinkt
één keer gedurende 5
seconden
Er is geprobeerd de portieren te vergrendelen
met het Smart entry-systeem met startknop ter-
wijl de elektronische sleutel zich nog in de auto
bevond.
Neem de elektronische sleutel uit de auto
en vergrendel de portieren opnieuw.
Er werd geprobeerd de auto te vergrendelen
terwijl er nog een portier geopend was.
Sluit alle portieren en vergrendel ze
opnieuw.
Het alarm in de auto
klinkt 1 keer en het bui-
ten de auto hoorbare
alarm klinkt 1 keer
gedurende 5 seconden
Er is geprobeerd een van de voorportieren te ver-
grendelen door een portier te openen en de ver-
grendelknop aan de binnenzijde in de
vergrendelstand te zetten, en het portier vervol-
gens te sluiten door aan de buitenportiergreep te
trekken terwijl de elektronische sleutel zich nog in
de auto bevond.
Neem de elektronische sleutel uit de auto
en vergrendel de portieren opnieuw.
129
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
*: Alleen auto's met Multidrive CVT
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de accu leegraken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden.
De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op
een afstand van ongeveer 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer
niet gebruikt.
Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer
niet gebruikt is, kunnen de portieren alleen via het bestuurdersportier wor-
den ontgrendeld.
Pak in dat geval de greep van het bestuurdersportier vast of gebruik de
afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren te ontgrende-
len.
Het alarm in de auto
klinkt 1 keer en het bui-
ten de auto hoorbare
alarm klinkt 1 keer
gedurende 5 seconden
(bij sommige uitvoerin-
gen)
Er is geprobeerd de portieren te vergrendelen
zonder gebruik van het Smart entry-systeem met
startknop terwijl de elektronische sleutel zich nog
in de auto bevond.
Neem de elektronische sleutel uit de auto
en vergrendel de portieren opnieuw.
Het alarm in de auto
klinkt continu
Het contact werd in stand ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier geopend was (of het bestuur-
dersportier werd geopend terwijl het contact in
stand ACC stond).
Zet het contact UIT en sluit het bestuurders-
portier.
Het alarm in de auto
klinkt continu
*
Het bestuurdersportier werd geopend terwijl de
selectiehendel in een andere stand dan P stond
zonder dat het contact UIT werd gezet.
Zet de selectiehendel in stand P.
Alarm Situatie/actie
130
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden
Het Smart Key-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiogol-
ven. In de volgende situaties wordt de communicatie tussen de elektronische
sleutel en de auto mogelijk beïnvloed, waardoor het Smart entry-systeem met
startknop, de afstandsbediening en de startblokkering niet goed werken.
(Oplossingen: Blz. 451)
Wanneer de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogol-
ven aanwezig zijn
Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen voor-
werpen wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
Kaarten met aluminiumfolie
Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
Metalen portemonnees of tassen
Muntgeld
Metalen handwarmers
Media zoals CD's en DVD's
Als er andere sleutels met afstandsbediening (die radiogolven uitzenden) in
de buurt gebruikt worden
Als u de elektronische sleutel bij u draagt samen met de volgende appara-
ten die radiogolven uitzenden
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel bij u draagt
De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een andere auto
die radiogolven uitzendt
Computers of pda's
Digitale audioapparatuur
Draagbare spelcomputers
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit worden
bevestigd
Wanneer de elektronische sleutel in de buurt van een batterijlader of elek-
tronische apparaten wordt gehouden
Aanwijzingen voor de instapfunctie
Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist:
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of portiergreep, te
dicht bij de grond of te hoog als de portieren worden vergrendeld of ont-
grendeld.
De elektronische sleutel bevindt zich op het dashboard, de bagageafdek-
king (indien aanwezig) of de vloer, of in de portiervakken, het dashboard-
kastje, het opbergvakje in het dashboard of in of bij de voorste
bekerhouder wanneer de motor wordt gestart of het contact in een
andere stand wordt gezet.
131
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt van
de portiervakken liggen wanneer u de auto verlaat. Afhankelijk van de aan-
wezige radiogolven wordt door de antenne mogelijk waargenomen dat de
sleutel zich buiten de auto bevindt en wordt de auto vergrendeld, waardoor
de elektronische sleutel mogelijk in de auto wordt opgesloten.
Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt, kun-
nen de portieren door een willekeurige persoon worden vergrendeld en ont-
grendeld.
Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt, kan de motor
mogelijk gestart worden als de elektronische sleutel zich in de buurt van de
ruit bevindt.
De portieren worden mogelijk ontgrendeld als er een grote hoeveelheid
water op de portiergreep terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een zware regen-
bui of in een wasstraat wanneer de elektronische sleutel zich binnen het
detectiegebied bevindt. (De portieren zullen na ongeveer 30 seconden auto-
matisch weer vergrendeld worden als ze niet geopend en gesloten worden.)
Als u de portiergreep vastpakt terwijl u handschoenen draagt, worden de
portieren mogelijk niet ontgrendeld.
Als de afstandsbediening wordt gebruikt om de portieren te vergrendelen
terwijl de elektronische sleutel zich in de nabijheid van de auto bevindt,
bestaat de mogelijkheid dat de portieren niet ontgrendeld worden door de
instapfunctie. (Gebruik de afstandsbediening om de portieren te ontgrende-
len.)
Bij een plotselinge nadering van het detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of de portieren worden ontgrendeld voor-
dat u opnieuw aan de portiergreep trekt.
Aanwijzingen voor het vergrendelen van de portieren
Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt terwijl u handschoenen draagt,
kan de reactie van het systeem trager zijn of worden de portieren mogelijk
niet ontgrendeld. Trek de handschoenen uit en raak de vergrendelsensor
opnieuw aan.
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld
en ontgrendeld. Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de
auto als u de auto wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep tij-
dens het wassen van de auto nat wordt, klinkt er buiten de auto een zoemer.
Vergrendel alle portieren om het alarm uit te schakelen.
De vergrendelsensor werkt mogelijk niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
132
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
Aanwijzingen voor het ontgrendelen
Bij een plotselinge nadering van het detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of de portieren worden ontgrendeld voor-
dat u opnieuw aan de portiergreep trekt.
Als u de portiergreep vastpakt terwijl u handschoenen draagt, worden de
portieren mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw handschoenen uit en raak de
sensor aan de achterzijde van de greep opnieuw aan.
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld
en ontgrendeld. Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de
auto als u de auto wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Als er zich een andere elektronische sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het ontgrendelen van de portieren nadat een
portiergreep is vastgepakt, mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische sleutel niet
binnen een afstand van 2 meter van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop kan vooraf worden uitgeschakeld.
(Blz. 489)
Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het sys-
teem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronische sleutel
wordt bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet door het systeem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan per
ongeluk afgaan of de functie die voorkomt dat de portieren per ongeluk wor-
den vergrendeld, werkt wellicht niet.)
Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: gebruik de mechanische
sleutel. (Blz. 451)
Starten van de motor: Blz. 451
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (van bijvoorbeeld het Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 489)
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren:
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (Blz. 115, 451)
Starten van de motor en wijzigen van de standen van het contact:
Blz. 451
Uitzetten van de motor: Blz. 186
133
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is
beschikbaar op het volgende adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
134
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
135
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
136
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
YARIS_F_WE_52D53E
137
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
C
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplan-
teerde hartdefibrillatoren moeten voldoende afstand bewaren tot de anten-
nes van het Smart entry-systeem met startknop. (Blz. 127)
Radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Indien nodig kan de instapfunctie worden uitgeschakeld. Neem voor meer
informatie over bijvoorbeeld de frequentie van de radiogolven en de
momenten waarop deze worden uitgezonden, contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige. Raadpleeg vervolgens uw arts om na
te gaan of de instapfunctie mag worden gebruikt.
Gebruikers van elektrische medische apparatuur anders dan geïmplan-
teerde pacemakers, CRT-pacemakers en geïmplanteerde hartdefibrillato-
ren moeten contact opnemen met de fabrikant van deze producten om te
informeren of radiosignalen invloed uitoefenen op de werking van deze
apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van der-
gelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het uitschakelen van de instapfunctie.
138
3-3. Verstellen van de stoelen
YARIS_F_WE_52D53E
Voorstoelen
Hendel stoelpositieverstelling
Hendel rugleuningverstelling
Hendel hoogteverstelling
(indien aanwezig)
Ontgrendelingshendel rugleu-
ningverstelling
(alleen 3-deurs uitvoeringen)
Procedure voor het verstellen
1
2
3
4
139
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Instappen
Gebruik de ontgrendelingshendel van de rugleuningverstelling om
de toegang tot de achterstoelen te vergemakkelijken. Als de ont-
grendelingshendel van de rugleuningverstelling wordt gebruikt,
wordt de oorspronkelijke stand van de stoel opgeslagen. Op die
manier kan de stoel weer in de oorspronkelijke stand kan worden
teruggezet. Als echter de hendel van de rugleuningverstelling wordt
gebruikt, zal de stoel niet in de oorspronkelijke stand terugkeren.
Trek de ontgrendelingshendel
van de rugleuningverstelling
omhoog.
De rugleuning wordt naar voren
geklapt en de stoel wordt ont-
grendeld en kan worden ver-
schoven.
Beweeg de stoel helemaal naar
voren.
Uitstappen
Beweeg de ontgrendelingshen-
del van de rugleuningverstelling
of de hendel van de rugleuning-
verstelling omhoog.
De rugleuning wordt naar voren
geklapt en de stoel wordt ont-
grendeld en kan worden ver-
schoven.
Beweeg de stoel helemaal naar
voren.
Toegang tot de achterstoelen (alleen 3-deurs)
140
3-3. Verstellen van de stoelen
YARIS_F_WE_52D53E
Nadat de passagiers in de auto zijn gestapt (alleen 3-deurs)
Schuif de stoel naar achteren en klap de rugleuning omhoog. De stoel komt
weer terug in zijn oorspronkelijke positie en wordt automatisch vergrendeld.
Als de stoel niet in zijn oorspronkelijke positie kan worden teruggeschoven
omdat er onvoldoende ruimte is vanwege het feit dat er een passagier ach-
terin zit of er bagage achter de stoel staat, wordt de stoel in zijn huidige posi-
tie vergrendeld en wordt de geheugenfunctie gedeactiveerd.
Om de oorspronkelijke positie weer in te stellen moet de ontgrendelingshen-
del van de rugleuningverstelling omhoog worden getrokken nadat de bagage
verwijderd is of de passagier is uitgestapt of op de juiste manier is gaan zit-
ten, zodat de stoel weer in zijn oorspronkelijke positie kan worden terugge-
schoven. Als u de stoel met de hendel voor de stoelpositieverstelling echter
verder naar achteren schuift dan de oorspronkelijke positie, wordt deze
vorige positie overschreven.
141
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Wanneer de positie van de stoel wordt versteld
Let er bij het verstellen van de positie van de stoel op dat de stoel de ove-
rige inzittenden van de auto niet raakt, omdat deze hierdoor wellicht letsel
zouden kunnen oplopen.
Houd uw handen niet onder de stoel of in de buurt van bewegende onder-
delen om letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden bekneld kunnen raken in het stoelmecha-
nisme.
Stoelen verstellen
Let erop dat de stoel geen passagiers of bagage raakt.
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door-
schuift, is het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan
strikt noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover staat, kan bij een aanrijding het heup-
gedeelte over uw heupen heen schuiven, waardoor er te veel kracht op uw
buik wordt uitgeoefend of kan de schoudergordel in contact komen met uw
nek, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de stoelen niet tijdens het rijden, aangezien de stoelen dan onver-
wachts kunnen bewegen. Daardoor kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
Controleer na het verstellen of de stoel goed is vergrendeld.
Zorg ervoor dat nooit iemand de ontgrendelingshendel aanraakt tijdens
het rijden.
Zorg, als er iemand in de buurt is, dat deze persoon niet te dicht bij de rug-
leuning staat en meld dat u de stoel gaat verschuiven.
Nadat de rugleuning weer is opgeklapt
Controleer of de rugleuning goed is vergrendeld door de rugleuning voor-
uit en achteruit te duwen. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatre-
gelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
142
3-3. Verstellen van de stoelen
YARIS_F_WE_52D53E
Achterstoelen
Berg de gordelsluitingen van de
achterstoelen op zoals aange-
geven.
Berg de veiligheidsgordels op.
Midden: Blz. 32
Buitenste: Steek de gespen in
de gesphouders om te voorko-
men dat de gordels in de weg
zitten.
Zet de hoofdsteunen in de laag-
ste stand.
: Indien aanwezig
De rugleuningen van de achterstoelen kunnen worden neerge-
klapt.
Rugleuningen achter neerklappen
1
2
3
143
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Trek de ontgrendelingshendel
van de rugleuning naar u toe en
klap de rugleuning neer.
De delen van de rugleuning kun-
nen afzonderlijk worden neerge-
klapt.
4
WAARSCHUWING
Bij het neerklappen van de rugleuningen van de achterstoelen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Klap de rugleuningen niet omlaag tijdens het rijden.
Breng de auto op een vlakke ondergrond tot stilstand, activeer de parkeer-
rem en zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of N (handge-
schakelde transmissie).
Laat geen personen op de neergeklapte rugleuning of in de bagageruimte
zitten tijdens het rijden.
Laat kinderen niet in de bagageruimte komen.
Laat niemand op de middelste achterstoel zitten als de achterstoel rechts
is neergeklapt, omdat de gordelsluiting van de middelste achterstoel dan
onder de neergeklapte rugleuning zit en niet kan worden gebruikt.
Zorg ervoor dat uw hand niet klem komt te zitten bij het neerklappen van
de rugleuningen van de achterstoelen.
De voorstoelen kunnen, afhankelijk van hun positie, het neerklappen van
de rugleuningen van de achterstoelen belemmeren. Zet de voorstoel in
dat geval in een andere positie.
144
3-3. Verstellen van de stoelen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Nadat de rugleuning van de achterstoel rechtop is gezet
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Controleer of de gordels niet gedraaid zijn of vastzitten in de rugleuning.
OPMERKING
Opbergen van de veiligheidsgordels
Berg de veiligheidsgordels altijd op voor u de rugleuningen van de achter-
stoelen neerklapt.
Controleer of de rugleuning goed ver-
grendeld is door de rugleuning voor-
zichtig naar voren en naar achteren te
drukken.
Als de rugleuning niet goed vergrendeld
is, is de rode markering zichtbaar op de
ontgrendelingshendel van de rugleu-
ningverstelling. Zorg dat het rode merk-
teken niet zichtbaar is.
145
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Hoofdsteunen
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en
houd daarbij de ontgrendelknop
ingedrukt.
Verwijderen van de hoofdsteunen van de voorstoelen en middelste zit-
plaats achter
Verwijderen van de hoofdsteun van de middelste zitplaats achter
Alle zitplaatsen zijn voorzien van een hoofdsteun.
Afstellen van de hoofdsteunen
Ontgrendelknop
1
2
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop ingedrukt.
Trek aan de ontgrendelingshendel en
klap de rugleuning omlaag tot de positie
waarin de hoofdsteunen verwijderd kun-
nen worden.
1
146
3-3. Verstellen van de stoelen
YARIS_F_WE_52D53E
Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen
Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen van de achterstoelen
Zet de hoofdsteunen voor gebruik altijd minimaal in de op een na laagste
stand.
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop ingedrukt.
Stel de hoofdsteunen zo in dat het midden
van de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk
bij de bovenzijde van uw oren bevindt.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de hoofdsteunen de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Plaats de hoofdsteunen altijd op de bijbehorende stoel.
Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
Druk de hoofdsteunen na het plaatsen naar beneden om te controleren of
ze goed geborgd zijn.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
2
147
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Stuurwiel
Houd het stuurwiel vast en druk
de hendel omlaag.
Zet het stuurwiel in de ideale
positie door het in horizontale
en verticale richting te bewe-
gen.
Trek na de verstelling de hendel
omhoog om het stuurwiel te bor-
gen.
Druk op of vlak bij het merkteken
om te claxonneren.
Procedure voor het verstellen
1
2
Claxon
148
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
Na het afstellen van het stuurwiel
Controleer of het stuurwiel goed vergrendeld is.
Anders kan het stuurwiel plotseling bewegen, wat kan leiden tot ongevallen
en ernstig letsel.
149
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan worden afgestemd op uw hou-
ding achter het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspie-
gel af door de spiegel omhoog of
omlaag te bewegen.
De positie van de binnenspiegel kan worden afgesteld zodat de
bestuurder voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de binnenspiegel (auto's met bin-
nenspiegel met automatische antiverblindingsstand)
150
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met binnenspiegel met handmatig bediende antiverblin-
dingsstand
Verblinding door de koplampen van achteropkomend verkeer kan
worden beperkt door de lip te verstellen.
Normale stand
Antiverblindingsstand
Auto's met binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt automatisch gereduceerd op
basis van de helderheid van de koplampen van achteropkomend ver-
keer.
De modus voor de automatische
antiverblindingsstand wijzigen
AAN/UIT
Wanneer de automatische antiver-
blindingsstand is ingeschakeld,
brandt het controlelampje.
Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop:
De functie wordt iedere keer wan-
neer het contact AAN wordt gezet
ingeschakeld. Druk op de toets om
de functie uit te schakelen. (Het
controlelampje gaat ook uit.)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
De functie wordt iedere keer wanneer het contact AAN wordt gezet inge-
schakeld. Druk op de toets om de functie uit te schakelen. (Het controle-
lampje gaat ook uit.)
Antiverblindingsstand
1
2
Controlelampje
151
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Voorkom een onjuiste werking van de sensoren (auto's met binnenspie-
gel met automatische antiverblindingsstand)
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
152
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
YARIS_F_WE_52D53E
Buitenspiegels
Handmatig verstelbaar type
Kantel de spiegel omhoog,
omlaag, naar links of rechts door
op het spiegeloppervlak te duwen.
Elektrisch verstelbaar type
Druk op de schakelaar om een
buitenspiegel te selecteren.
Links
Rechts
Verstel de buitenspiegel met de
schakelaar.
Omhoog
Rechts
Omlaag
Links
Procedure voor het verstellen
1
1
2
2
1
2
3
4
153
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Type met handmatige bediening
Klap de buitenspiegel naar de
achterzijde van de auto in.
Elektrische verstelling
Druk op de schakelaar om de
spiegels weg te klappen
Druk nogmaals op de schakelaar
om de buitenspiegels in de oor-
spronkelijke stand terug te zetten.
De buitenspiegels worden automa-
tisch weg- of uitgeklapt wanneer
de portieren worden ver- of ont-
grendeld.
De spiegelhoek kan worden versteld wanneer (elektrisch verstelbaar
type)
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Als de spiegels beslagen zijn (auto's met buitenspiegelverwarming)
De buitenspiegels kunnen worden ontwasemd met de spiegelverwarming.
Door de achterruitverwarming in te schakelen wordt de buitenspiegelverwar-
ming ingeschakeld. (Blz. 283, 291)
Inklappen van de spiegels
154
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Belangrijke punten tijdens het rijden
Neem tijdens het rijden de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Verstel de spiegels niet tijdens het rijden.
Rijd niet met de auto als de spiegels zijn ingeklapt.
Beide buitenspiegels dienen in de normale stand te staan en goed te zijn
ingesteld alvorens met de auto wordt gereden.
Wanneer een spiegel wordt versteld (elektrisch verstelbaar type)
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld raakt tussen de bewegende spiegel
en het spiegelhuis om letsel en storingen te voorkomen.
Wanneer de spiegelverwarming ingeschakeld is (auto's met buiten-
spiegelverwarming)
Raak het oppervlak van de spiegels niet aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.
155
3-5. Openen en sluiten van de ruiten
YARIS_F_WE_52D53E
Elektrisch bedienbare ruiten
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de schakelaars.
Bedienen van de schakelaar beweegt de ruiten als volgt:
Sluiten
One-touch sluiten (alleen ruit
bestuurdersportier)
*
Openen
One-touch openen
(alleen ruit
bestuurdersportier)
*
*
: De ruit stopt in een tussenstand
door de schakelaar in de andere
richting te bewegen.
Druk de schakelaar in om de
schakelaars voor de ruiten van de
passagiers te blokkeren.
Gebruik deze schakelaar om te
voorkomen dat kinderen per onge-
luk een ruit openen of sluiten.
Openen en sluiten
1
2
3
4
Blokkeerschakelaar ruitbediening
156
3-5. Openen en sluiten van de ruiten
YARIS_F_WE_52D53E
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen bediend worden als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Bedienen van de elektrisch bedienbare ruiten nadat het contact UIT is
gezet
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand ACC
of UIT is gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze kunnen ech-
ter niet meer worden bediend als een van de voorportieren wordt geopend.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand ACC
of UIT is gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze kunnen ech-
ter niet meer worden bediend als een van de voorportieren wordt geopend.
Klembeveiliging (alleen ruit bestuurdersportier)
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt tussen de ruit en het ruitframe,
stopt de beweging van de ruit en wordt de ruit weer iets geopend.
157
3-5. Openen en sluiten van de ruiten
3
Bediening van elk onderdeel
YARIS_F_WE_52D53E
Als de elektrisch bedienbare ruit niet normaal sluit
Als de klembeveiliging niet goed werkt en een ruit niet kan worden gesloten,
voer dan de volgende handelingen uit met de schakelaar ruitbediening van
het bestuurdersportier.
Nadat de auto is stilgezet, kan de ruit worden gesloten door de schakelaar
van de ruitbediening ingedrukt te houden in de one-touch sluitpositie terwijl
het contact AAN is gezet.
Als de ruit zelfs na het uitvoeren van de bovenstaande stap nog steeds niet
kan worden gesloten, initialiseert u de functie via de volgende procedure.
Houd de schakelaar voor de ruitbediening in de one-touch sluitpositie.
Blijf, nadat de ruit is gesloten, de schakelaar gedurende 6 seconden
ingedrukt houden.
Houd de schakelaar ruitbediening in de one-touch openpositie. Blijf,
nadat de ruit volledig is geopend, de schakelaar gedurende 2 seconden
ingedrukt houden.
Houd de schakelaar ruitbediening weer in de one-touch sluitpositie. Blijf,
nadat de ruit is gesloten, de schakelaar gedurende 2 seconden ingedrukt
houden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als u de schakelaar hebt losgelaten
terwijl de ruit nog in beweging was.
Als de ruit ook na het op de juiste wijze uitvoeren van bovenstaande proce-
dure sluit, maar vervolgens weer iets opent, laat dan uw auto controleren
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
1
2
3
158
3-5. Openen en sluiten van de ruiten
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Sluiten van de ruiten
De bestuurder is verantwoordelijk voor de bediening van de elektrisch
bedienbare ruiten, ook voor die van de passagiers. Laat, om onbedoelde
bediening, met name door kinderen, te voorkomen, de elektrisch bedien-
bare ruiten niet door kinderen bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruit. Wanneer er een kind in de auto zit,
verdient het aanbeveling om de blokkeerschakelaar voor de ruitbediening
te gebruiken. (Blz. 155)
Controleer of geen van de inzittenden een hand of ander lichaamsdeel
naar buiten steekt dat bekneld zou kunnen raken als de ruiten bediend
worden.
Wanneer u uit de auto stapt, zet dan het contact UIT en neem de sleutel
en het kind met u mee. Anders kan het kind de auto mogelijk onbedoeld,
uit kattenkwaad enz., bedienen, wat tot een ongeval kan leiden.
Klembeveiliging (alleen ruit bestuurdersportier)
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als de ruit bijna gesloten
is.
159
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto ............160
Lading en bagage..............171
Rijden met een
aanhangwagen................173
4-2. Rijprocedures
Contactslot
(auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop) .....182
Startknop
(auto's met Smart entry-
systeem en startknop) .....185
Multidrive CVT...................191
Handgeschakelde
transmissie ......................196
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................200
Parkeerrem........................201
4-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar..................202
Schakelaar mistlampen .....208
Ruitenwissers en
-sproeier ..........................210
Achterruitenwisser en
-sproeier ..........................214
4-4. Tanken
Openen van de tankdop ....216
4-5. Gebruik van de onder-
steunende systemen
Cruise control.....................220
Snelheidsbegrenzer...........224
Stop & Start-systeem.........228
Ondersteunende
systemen .........................235
Roetfilter ............................240
4-6. Rijtips
Rijden in de winter .............242
160
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Rijden met de auto
Blz. 182, 185
Auto's met Multidrive CVT
Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D.
(Blz. 191)
Ontgrendel de parkeerrem. (Blz. 201)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam het gas-
pedaal in om de auto in beweging te brengen.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Zet met ingetrapt koppelingspedaal de selectiehendel in de 1e ver-
snelling. (Blz. 196)
Ontgrendel de parkeerrem. (Blz. 201)
Laat het koppelingspedaal geleidelijk opkomen. Trap tegelijkertijd
het gaspedaal langzaam in om de auto in beweging te brengen.
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures:
Starten van de motor
Rijden
1
2
3
1
2
3
161
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met Multidrive CVT
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Auto's met Stop & Start-systeem: Als het Stop & Start-systeem is ingescha-
keld, wordt de motor uitgeschakeld bij het intrappen van het rempedaal.
(Blz. 228)
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P als er gedurende langere tijd wordt
gestopt. (Blz. 191)
Auto's met handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppelingspedaal het rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Als de auto gedurende langere tijd stilstaat, zet dan de selectiehendel in
stand N. (Blz. 196)
Auto's met Stop & Start-systeem: Als het Stop & Start-systeem is ingescha-
keld, wordt de motor uitgeschakeld als de selectiehendel in stand N wordt
gezet en het koppelingspedaal wordt losgelaten. (Blz. 228)
Auto's met Multidrive CVT
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 201)
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 191)
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact
UIT om de motor uit te schakelen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Druk op de startknop
om de motor uit te schakelen.
Vergrendel de portieren nadat u hebt gecontroleerd of u de elektro-
nische sleutel bij u hebt.
Tot stilstand brengen van de auto
Parkeren van de auto
1
2
1
2
1
2
3
4
5
162
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppelingspedaal het rempedaal in.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 201)
Zet de selectiehendel in stand N. (Blz. 196)
Zet de auto bij het parkeren op een helling in de 1e versnelling of de ach-
teruit en plaats indien nodig wielblokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact
UIT om de motor uit te schakelen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Druk op de startknop
om de motor uit te schakelen.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de sleutel
bij u hebt.
Auto's met Multidrive CVT
Activeer de parkeerrem terwijl u het rempedaal intrapt en zet de
selectiehendel vervolgens in stand D.
Laat het rempedaal opkomen en trap het gaspedaal geleidelijk in.
Ontgrendel de parkeerrem.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Houd de parkeerrem geactiveerd, trap het koppelingspedaal in en
zet de selectiehendel in de 1e versnelling.
Trap het gaspedaal in en laat tegelijkertijd het koppelingspedaal
geleidelijk opkomen.
Deactiveer de parkeerrem.
Wegrijden op een helling
1
2
3
4
5
1
2
3
1
2
3
163
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Rijden in de regen
Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Motortoerental tijdens het rijden (auto's met Multidrive CVT)
In de volgende gevallen kan het motortoerental tijdens het rijden te hoog
oplopen. Dit is het gevolg van automatisch op- of terugschakelen, al naar
gelang de rijomstandigheden. Het duidt niet op plotseling accelereren.
Het systeem signaleert dat de auto een helling op of af rijdt
Als het gaspedaal wordt losgelaten
Als het rempedaal is ingetrapt en de sportmodus is geselecteerd
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
De eerste 1.000 km:
Rijd niet met extreem hoge snelheden.
Vermijd plotseling sterk accelereren.
Rijd niet langdurig in een lage versnelling.
Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
164
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Stationair draaien vóór uitzetten van de dieselmotor
Laat de motor stationair draaien direct na het rijden met hoge snelheden of
oprijden van een helling om schade aan de turbo te voorkomen.
Milieubewust rijden (auto's met Multidrive CVT)
De sportmodus is ingesteld.
De paddle shift-schakelaar wordt bediend terwijl de selectiehendel in stand
D staat.
De rijsnelheid is 130 km/h of hoger.
Het ECO-controlelampje kan worden in- en uitgeschakeld. (Blz. 93)
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(Blz. 487)
Rijomstandigheden Stationair draaien
Normaal stadsgebruik Niet nodig
Rijden met
hoge snelheid
Constante snelheid van ongeveer
80 km/h
Ongeveer
20 seconden
Constante snelheid van ongeveer
100 km/h
Ongeveer
1 minuut
Rijden op een steile helling of rijden met een con-
stante snelheid van 100 km/h of meer (rijden op
een circuit, enz.)
Ongeveer
2 minuten
Tijdens milieuvriendelijk accelereren
(ECO-rijden) gaat het ECO-controle-
lampje branden. Wanneer het gaspedaal
ver wordt ingetrapt en wanneer de auto
tot stilstand wordt gebracht, gaat het con-
trolelampje uit.
In de volgende gevallen werkt het ECO-
controlelampje niet:
De selectiehendel staat in een andere
stand dan D.
165
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd bij auto's met Multidrive CVT het rempedaal altijd ingetrapt als de
auto stilstaat en de motor draait. Dit voorkomt kruipen van de auto.
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het gaspedaal intrapt, zal
de auto onverwacht accelereren, wat een ongeval tot gevolg kan heb-
ben.
Bij het achteruitrijden draait u wellicht uw lichaam, waardoor het bedie-
nen van de pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de pedalen altijd goed
kunt bedienen.
Zorg dat u altijd in de juiste houding achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u rem- en gaspedaal goed bedienen.
Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het rempedaal
met uw linkervoet intrapt, kan in een noodgeval uw reactie vertraagd
worden, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Rijd niet met de auto over brandbare materialen en parkeer de auto ook
niet in de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen kunnen zeer heet worden. Deze
hete onderdelen kunnen brand veroorzaken als er licht ontvlambaar mate-
riaal aanwezig is.
Zet de motor niet uit tijdens het rijden. Door de motor tijdens het rijden uit
te zetten, verliest u niet de controle over het stuurwiel of de remmen, maar
werkt de bekrachtiging van deze systemen niet meer. Hierdoor zal het
remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval de
auto aan de kant zodra dit veilig kan.
In geval van nood echter, bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op de nor-
male manier tot stilstand kan worden gebracht: Blz. 395
Rem bij het afdalen van een steile helling af op de motor (terugschakelen)
om snelheid te verminderen.
Het continu gebruiken van de remmen kan leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (Blz. 191, 196)
Verstel het stuurwiel, de stoel of de binnen- of buitenspiegel niet tijdens
het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen.
Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere lichaams-
delen binnen de auto houden.
166
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Rijden op een glad wegdek
Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de banden hun
grip verliezen, met controleverlies tot gevolg.
Door plotseling accelereren, afremmen op de motor als gevolg van scha-
kelen of wijzigingen in het motortoerental kan de auto in een slip raken.
Trap na het rijden door een plas het rempedaal lichtjes in om ervoor te zor-
gen dat de remmen goed werken. Door natte remblokken kan de remwer-
king afnemen. Remmen die aan één kant van de auto nat zijn en niet goed
werken, kunnen de besturing bemoeilijken.
Bedienen van de selectiehendel
Laat bij auto's met Multidrive CVT de auto niet achteruit rollen als de voor-
uitversnelling is ingeschakeld of vooruit rollen terwijl de selectiehendel in
stand R staat.
Als dat wel gebeurt, kan de motor afslaan of kan de remwerking of de
besturing in negatieve zin worden beïnvloed, waardoor een ongeval of
schade aan de auto kan ontstaan.
Auto's met Multidrive CVT: Zet de selectiehendel nooit in stand P terwijl de
auto nog rijdt.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het vooruitrijden niet in stand R.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het achteruitrijden niet in stand D (Multidrive
CVT) of de 1e versnelling (handgeschakelde transmissie).
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N. Als u dat wel doet,
wordt de verbinding tussen de motor en de transmissie verbroken. Als de
transmissie in stand N staat, is afremmen op de motor niet mogelijk.
Zet bij auto's met Multidrive CVT de selectiehendel niet in een andere
stand als het gaspedaal is ingetrapt. Als de selectiehendel in een andere
stand dan P of N wordt gezet, kan de auto onverwacht snel accelereren,
waardoor een aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
167
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als u een piepend of krassend geluid hoort (remblokslijtage-indicato-
ren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig vervangen
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De remschijven kunnen beschadigd raken als de remblokken niet op tijd
vervangen worden.
Het rijden met een auto waarvan de remblokken en/of de remschijven de
slijtagelimiet overschreden hebben, is gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
Laat de motor niet met te veel toeren draaien.
Als de transmissie in een andere stand dan P (Multidrive CVT) of N staat,
kan de auto onverwachts accelereren, waardoor er een aanrijding kan ont-
staan.
Voorkom bij auto's met Multidrive CVT het ontstaan van ongelukken door
het wegrollen van de auto en houd het rempedaal altijd ingetrapt als de
motor draait. Activeer indien nodig de parkeerrem.
Voorkom voor- of achteruit wegrijden van de auto bij stoppen op een hel-
ling: trap altijd het rempedaal in en activeer de parkeerrem indien nodig.
Voorkom dat de motor met een te hoog toerental draait.
Als de motor met een hoog toerental draait terwijl de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken, hetgeen brand kan veroorzaken als er
brandbaar materiaal aanwezig is.
Als de auto geparkeerd is
Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken frisdrank in de auto
liggen als deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
Een aansteker of spuitbus kan gas gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
De temperatuur in de auto kan zo hoog oplopen dat kunststof brillengla-
zen en kunststof monturen kunnen vervormen of barsten.
Blikjes frisdrank kunnen openbarsten, waardoor de inhoud in het interi-
eur terechtkomt. Bovendien kan de vloeistof kortsluiting in de elektri-
sche componenten veroorzaken.
Laat geen aanstekers achter in de auto. Als een aansteker in het dash-
boardkastje of op de vloer ligt, kan deze per ongeluk gaan branden als er
bagage wordt geplaatst of een stoel wordt afgesteld en brand veroorza-
ken.
168
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Plak geen parkeerschijven op de voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op het instrumentenpaneel of dashboard.
Deze parkeerschijven of reservoirs kunnen als een lens werken en brand
veroorzaken in de auto.
Laat geen portier of ruit open als het gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een zil-
verkleurige folie. Weerkaatst zonlicht kan van het glas een lens maken en
brand veroorzaken.
Activeer bij auto's met Multidrive CVT altijd de parkeerrem, zet de selectie-
hendel in stand P, zet de motor uit en sluit de auto af.
Laat de auto niet onbeheerd achter met draaiende motor.
Raak de uitlaatpijp niet aan als de motor draait en ook niet net na het uit-
zetten van de motor.
Anders kunt u brandwonden oplopen.
Als u even gaat slapen in de auto
Zet de motor altijd uit. Anders zou u per ongeluk de selectiehendel kunnen
verplaatsen of het gaspedaal in kunnen trappen, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan of de motor oververhit zou kunnen raken en brand kan
ontstaan. Verder kunnen uitlaatgassen in een slecht geventileerde omge-
ving in de auto terechtkomen, hetgeen zeer schadelijk kan zijn voor de
gezondheid.
Bij het remmen
Rijd voorzichtiger wanneer de remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat zijn en bovendien kan vocht
ertoe leiden dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de
andere kant. Ook de werking van de parkeerrem kan door vocht in nega-
tieve zin beïnvloed worden.
Rijd niet te dicht achter een andere auto als de rembekrachtiging niet
werkt en vermijd afdalingen en scherpe bochten die krachtig afremmen
noodzakelijk maken.
In dit geval kan de auto nog wel worden afgeremd, maar moet er een gro-
tere kracht op het rempedaal worden uitgeoefend. De remweg zal ook lan-
ger zijn. Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
Rem niet “pompend” als de motor afgeslagen is.
Elke keer dat het rempedaal wordt ingetrapt, wordt er weer een gedeelte
van de reserveremdruk verbruikt.
Het remsysteem bestaat uit twee afzonderlijke hydraulische systemen: als
een van de beide systemen uitvalt, werkt het andere systeem nog wel. In
dat geval moet het rempedaal krachtiger worden ingetrapt dan gewoonlijk
en neemt ook de remweg toe.
Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
169
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Tijdens het rijden
Auto's met Multidrive CVT
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het motorvermogen mogelijk af.
Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn plaats te
houden en trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal gelijktij-
dig in.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het motorvermogen mogelijk af.
Schakel alleen een andere versnelling in als het koppelingspedaal hele-
maal is ingetrapt. Laat na het schakelen het koppelingspedaal geleidelijk
opkomen. Anders kunnen de koppeling en de transmissie beschadigd
raken.
Let op het volgende om te voorkomen dat de koppeling beschadigd raakt.
Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal rusten.
Dit kan problemen met de koppeling veroorzaken.
Gebruik voor het wegrijden alleen de 1e versnelling.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling stil te laten staan.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Zet de selectiehendel niet in stand R terwijl de auto nog rijdt. Anders kun-
nen de koppeling en de transmissie beschadigd raken.
Bij het parkeren van de auto (auto's met Multidrive CVT)
Zet de selectiehendel altijd in stand P. Anders kan de auto onverwachts
accelereren als het gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt.
170
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Vermijd schade aan onderdelen van de auto
Draai het stuurwiel niet gedurende langere tijd in een van beide richtingen
tegen de aanslag aan.
Hierdoor kan schade aan de stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
Rijd zo langzaam mogelijk over oneffenheden in de weg om schade aan
de wielen, de onderzijde van de auto, enz. te vermijden.
Alleen dieselmotor: Laat na het rijden met hoge snelheden of het oprijden
van een helling de motor stationair draaien. Zet de motor pas af als de
turbo is afgekoeld.
Anders kan de turbo beschadigd raken.
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot de onderstaande situaties.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk in om de
auto tot stilstand te brengen.
Het kan moeilijk zijn om de auto onder controle te houden.
De auto kan abnormale geluiden maken of trillen.
De auto kan abnormaal gaan overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het geval van een lekke band
(Blz. 418)
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d. zijn overstroomd. Indien u dat
toch doet, kan de auto hierdoor ernstig worden beschadigd.
Motor slaat af
Kortsluiting in elektrische componenten
Motorschade door onderdompeling in water
Na het rijden op een overstroomde weg moet het volgende worden nageke-
ken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige:
Remwerking
Peil en kwaliteit van motorolie, transmissievloeistof, enz.
Smering van de lagers en de wielophanging (indien mogelijk) en de wer-
king van alle koppelingen, lagers, enz.
171
4
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laad-
vermogen en belading zorgvuldig door:
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de bagageruimte vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
Jerrycans met benzine
Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van goederen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
de pedalen niet goed kunnen worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de bestuurder of passagiers door voor-
werpen geraakt worden, wat een ongeval kan veroorzaken.
Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagageruimte.
Stapel bagage in de bagageruimte nooit hoger dan de rugleuningen.
Leg geen lading of bagage op de volgende plaatsen:
In de voetenruimte bij de bestuurder
Op de voorpassagiersstoel of de achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
Op de bagageafdekking
Op het instrumentenpaneel
Op het dashboard
Berg alle voorwerpen op in het passagierscompartiment.
Auto's met achterstoelen: Plaats als u de achterstoelen neerklapt geen
lange voorwerpen direct achter de voorstoelen.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. De bagage-
ruimte is niet ontworpen om personen te vervoeren. Personen dienen
plaats te nemen op een zitplaats en een gordel op de juiste manier om te
doen. Anders neemt de kans op ernstig letsel bij plotseling remmen of uit-
wijken en bij een ongeval sterk toe.
172
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Lading en gewichtsverdeling
Overlaad uw auto niet.
Verdeel de belading altijd gelijkmatig.
Een slechte gewichtsverdeling kan de bestuurbaarheid of remwerking van
de auto nadelig beïnvloeden, met ongevallen of ernstig letsel tot gevolg.
173
4
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Rijden met een aanhangwagen
Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare aanhangwagengewicht, het
maximaal toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de maximaal toe-
laatbare asbelasting (MPAC), en de maximaal toelaatbare kogel-
druk voordat u met een aanhangwagen gaat rijden. (Blz. 468)
Trekhaak/trekhaak met afneembare kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van een originele Toyota trek-
haak/afneembare trekhaak voor uw auto. Ook andere geschikte en
kwalitatief vergelijkbare trekhaken mogen worden gebruikt.
Uw auto is in eerste instantie ontworpen voor het vervoer van
personen. Het rijden met een aanhangwagen zal een negatief
effect hebben op de rijeigenschappen, prestaties, remvermogen,
duurzaamheid en het brandstofverbruik. Met name bij het rijden
met een aanhangwagen hangen uw veiligheid en comfort af van
de juiste uitrusting en een voorzichtig rijgedrag. Voor uw veilig-
heid en die van anderen, mag de aanhangwagen niet te zwaar
worden beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een aanhangwagen en
houd u aan de voorschriften die gelden voor de aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade die ontstaat bij het
bedrijfsmatig rijden met een aanhangwagen.
Raadpleeg voordat u met een aanhangwagen gaat rijden eerst
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie. In sommige landen zijn er namelijk wettelijke
voorschriften voor het rijden met aanhangwagens.
174
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Totaal gewicht van de aanhangwagen en de maximaal toege-
stane kogeldruk
Totaal aanhangwagenge-
wicht
Het gewicht van de aanhang-
wagen plus het gewicht van
de lading mag het maximale
aanhangwagengewicht niet
overschrijden. Het is gevaar-
lijk om dit gewicht te over-
schrijden.
(Blz. 468)
Als u met een aanhangwa-
gen rijdt, raden wij u aan een
stabilisator te gebruiken (om
slingeren te voorkomen).
Maximaal toegestane kogel-
druk
Belaad de aanhangwagen zo dat de kogeldruk hoger is dan
25 kg of 4% van het maximale aanhangwagengewicht. Laat de
kogeldruk de aangegeven waarde niet overschrijden.
(Blz. 468)
Belangrijke punten met betrekking tot het beladen van een aan-
hangwagen
1
2
175
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Informatielabel (typeplaatje)
Type A
Maximaal toelaatbaar voer-
tuiggewicht
Maximale toelaatbare achter-
asbelasting
Type B
Maximaal toelaatbaar voer-
tuiggewicht
Maximale toelaatbare achter-
asbelasting
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht
Auto's uit categorie M1*
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, bagage, trek-
haak, auto en kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuigge-
wicht niet met meer dan 100 kg overschrijden. Het is gevaarlijk om
dit gewicht te overschrijden.
Auto's uit categorie N1*
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, bagage, trek-
haak, auto en kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuigge-
wicht niet overschrijden. Het is gevaarlijk om deze waarde te
overschrijden.
1
2
1
2
176
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Maximale toelaatbare achterasbelasting
Auto's uit categorie M1*
De achterasbelasting mag de maximaal toelaatbare asbelasting
niet met meer dan 15% overschrijden. Het is gevaarlijk om dit
gewicht te overschrijden.
Auto's uit categorie N1*
De achterasbelasting mag de maximaal toelaatbare asbelasting
niet overschrijden. Het is gevaarlijk om dit gewicht te overschrijden.
Het maximale aanhangwagengewicht is bepaald bij tests op zeeni-
veau. Houd er rekening mee dat het motorvermogen en het maxi-
male aanhangwagengewicht op grotere hoogten lager zijn.
*: Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING
Als de limiet voor het maximaal toelaatbare voertuiggewicht of de
maximale asbelasting overschreden is (auto's uit categorie M1
*)
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval,
met ernstig letsel tot gevolg.
Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2
of bar, 3 psi).
Rijd niet harder dan de wettelijke limiet voor auto's met een aanhangwa-
gen of 100 km/h, waarbij de laagste limiet moet worden aangehouden.
177
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
434 mm
434 mm
655 mm
602 mm
468 mm
313 mm
397 mm
26,2 mm
*: Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht en standaard bandenmaat
Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Montagepositie* voor de trekhaak/afneembare trekhaak
1
2
3
4
5
6
7
8
178
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Informatie over banden
Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2
of bar, 3 psi) als er
een aanhangwagen getrokken wordt. (Blz. 483)
Verhoog de bandenspanning van de aanhangwagen tot de waarde die de
fabrikant van de aanhangwagen opgeeft voor de combinatie van aanhang-
wagengewicht en belading.
Verlichting
Controleer elke keer als u een aanhangwagen aankoppelt of de richtingaan-
wijzers en de remlichten goed werken. Rechtstreeks aansluiten van de
bedrading op de auto kan schade aan het elektrisch systeem veroorzaken en
ertoe leiden dat de verlichting niet meer correct functioneert
Inrijden
Toyota raadt het rijden met een aanhangwagen af gedurende de eerste 800
km als er onderdelen van de aandrijflijn van de auto vervangen zijn.
Veiligheidscontroles voor het rijden met een aanhangwagen
Controleer of de maximale kogeldruk voor de trekhaak/trekhaak met
afneembare kogel niet overschreden wordt. Houd er rekening mee dat het
gewicht van de aanhangwagen moet worden opgeteld bij het gewicht van
de auto. Controleer ook of het totale gewicht van de auto binnen het maxi-
maal toegestane gewicht blijft. (Blz. 174)
Controleer of de lading op de aanhangwagen goed vastgezet is.
Maak, indien u het achteropkomend verkeer niet goed kunt zien met de
standaard buitenspiegels, gebruik van extra buitenspiegels. Stel de armen
van deze extra spiegels aan beide zijden zo af dat ze altijd maximaal zicht
bieden op de weg achter u.
Onderhoud
Als met de auto regelmatig met een aanhangwagen wordt gereden, moet er
vaker onderhoud worden uitgevoerd omdat de auto zwaarder belast wordt
dan bij het rijden zonder aanhangwagen.
Draai nadat er ongeveer 1.000 km met een aanhangwagen is gereden alle
bouten van de trekhaak nogmaals vast.
179
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
De auto zal anders aanvoelen als u met een aanhangwagen rijdt.
Neem de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om een onge-
val en ernstig letsel te voorkomen:
Controleer de elektrische aansluiting tussen de aanhangwa-
gen en de auto
Breng de auto tot stilstand na een korte afstand gereden te hebben
en controleer, net als voor het wegrijden, of de verlichting van de
aanhangwagen werkt.
Oefen het rijden met een aanhangwagen
Oefen het rijden met een aanhangwagen in een omgeving zon-
der of met weinig verkeer, zodat u leert hoe de combinatie aan-
voelt bij het keren, stoppen en achteruitrijden.
Houd tijdens het achteruitrijden het stuurwiel stevig vast en draai
het stuurwiel rechtsom om de aanhangwagen naar links te stu-
ren en linksom om de aanhangwagen naar rechts te sturen. Ver-
draai het stuur niet te veel tegelijk om stuurfouten te voorkomen.
Laat iemand u bij het achteruitrijden begeleiden om de kans op
een ongeval te beperken.
Vergroten van de afstand tot de voorligger
Bij een snelheid van 10 km/h moet de afstand tot uw voorligger
minimaal gelijk zijn aan de totale lengte van uw auto en de aan-
hangwagen. Voorkom plotselinge remmanoeuvres die tot een slip
zouden kunnen leiden. Als de auto in een slip raakt, zou u de con-
trole over de auto kunnen verliezen. De kans hierop is vooral aan-
wezig tijdens het rijden op een nat of glad wegdek.
OPMERKING
Als de achterbumperversterking van aluminium is
Controleer of het stalen deel van de trekhaak niet direct in contact komt met
het aluminium.
Als staal en aluminium met elkaar in contact komen, ontstaat er een reactie
die te vergelijken is met corrosie, waardoor het desbetreffende gedeelte
verzwakt wordt en er schade kan ontstaan. Breng daarom op het contact-
vlak een roestwerend middel aan.
Advies
180
4-1. Voordat u gaat rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Acceleratie/stuurcommando's/bochtengedrag
In te krappe bochten kan de aanhangwagen de auto raken. Redu-
ceer uw snelheid voordat u een bocht nadert en neem bochten met
een zodanige snelheid dat plotseling remmen niet nodig is.
Belangrijke punten met betrekking tot het aansnijden van
bochten
De wielen van de aanhangwagen maken een krappere bocht dan
de wielen van de auto. Snijd bochten daarom ruimer aan dan u zou
doen als u niet met een aanhangwagen rijdt.
Belangrijke punten met betrekking tot de stabiliteit
Een slecht wegdek en krachtige zijwind zullen de wegligging en het
rijgedrag beïnvloeden. Ook bij het inhalen van bussen of grote
vrachtwagens of het ingehaald worden door dergelijke voertuigen,
kunnen de aanhangwagen en de auto gaan slingeren. Kijk bij het
rijden langs dergelijke voertuigen veelvuldig in uw spiegels. Vermin-
der vaart door voorzichtig het rempedaal in te trappen zodra u ziet
dat de aanhangwagen gaat slingeren. Houd tijdens het remmen het
stuurwiel altijd in de rechtuitstand.
Passeren van andere auto's
Houd rekening met de totale lengte van uw auto en de aanhangwa-
gen en zorg ervoor dat er voldoende tussenafstand is voordat u van
rijstrook verandert.
Informatie over de transmissie
Auto's met Multidrive CVT
Zet, om efficiënt op de motor af te remmen de transmissie niet in
stand D. De selectiehendel moet in stand 4 van stand M staan.
(Blz. 191)
Auto's met handgeschakelde transmissie
Zet, om efficiënt op de motor af te remmen de transmissie niet in de
5e of 6e versnelling (auto's met handgeschakelde transmissie met
6 versnellingen). (Blz. 196)
181
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Als de motor oververhit raakt
Het rijden met een aanhangwagen op een lange helling bij buiten-
temperaturen hoger dan 30C kan ertoe leiden dat de motor over-
verhit raakt. Schakel als het waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur knippert of gaat branden direct de aircon-
ditioning uit en breng de auto op een veilige plaats tot stilstand.
(Blz. 458)
Bij het parkeren
Plaats altijd wielblokken onder de wielen van de auto en de aan-
hangwagen. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in
stand P bij auto's met Multidrive CVT of in stand 1 of R bij auto's
met handgeschakelde transmissie.
WAARSCHUWING
Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk op. Anders kunnen zich ongevallen
voordoen die tot ernstig letsel kunnen leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden met een aanhangwagen
Controleer bij het rijden met een aanhangwagen of de maximaal toege-
stane gewichten niet worden overschreden. (Blz. 174)
Rijsnelheid bij het rijden met een aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor het rijden met een aanhangwagen
niet.
Voor het afrijden van een lange helling
Minder snelheid en schakel terug. Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of gedurende een langere periode ach-
tereen in.
Hierdoor kan het remsysteem oververhit raken of kan de remwerking terug-
lopen.
Ongelukken of letsel voorkomen
Auto's met cruise control: Gebruik de cruise control niet als achter de auto
een aanhangwagen is gekoppeld.
Auto's met compact reservewiel: Rijd niet met een aanhangwagen wan-
neer het compacte reservewiel onder uw auto is gemonteerd.
Auto's met bandenreparatieset: Rijd niet met een aanhangwagen wanneer
een band is gemonteerd die is gerepareerd met de bandenreparatieset.
182
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
Contactslot (auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop)
Benzinemotor
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of N
(handgeschakelde transmissie) staat.
Trap het rempedaal (Multidrive CVT) of koppelingspedaal (handge-
schakelde transmissie) stevig in.
Zet het contact in stand START en start de motor.
Dieselmotor
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Trap het koppelingspedaal stevig in.
Zet het contact AAN.
Het controlelampje gaat branden.
Als het controlelampje uitgaat, zet dan het contact in stand
START om de motor te starten.
Starten van de motor
1
2
3
4
1
2
3
4
5
183
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
UIT
Het stuurwiel is geblokkeerd en de
sleutel kan worden verwijderd.
(Auto's met Multidrive CVT: de
sleutel kan alleen worden verwij-
derd als de selectiehendel in stand
P staat.)
ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
AAN
Alle elektrische componenten kun-
nen worden gebruikt.
START
Motor starten.
Het contact van stand ACC naar UIT zetten
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of N (handgeschakelde
transmissie). (Blz. 191, 196)
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 74)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wijzigen van de standen van het contact
1
2
3
4
Druk de sleutel dieper in het slot en
draai deze naar UIT.
1
2
184
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Waarschuwingssysteem sleutel in contactslot
Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl het contact in stand ACC of
UIT staat, klinkt er een zoemer die u helpt herinneren dat u de sleutel moet
verwijderen.
Soms kan de sleutel bij het starten moei-
lijk vanuit UIT worden gedraaid. Draai het
stuurwiel enigszins naar links of naar
rechts om het stuurslot te ontgrendelen.
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gas-
pedaal in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Zet het contact nooit UIT. Als in een noodgeval de motor moet worden uit-
gezet terwijl de auto nog rijdt, zet dan het contact in stand ACC. Als de
motor wordt uitgeschakeld tijdens het rijden kan een ongeluk het gevolg
zijn. (Blz. 395)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan
wanneer de motor niet draait.
Bij het starten van de motor
Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden onafgebroken werken.
Anders kunnen de startmotor en de bedrading oververhit raken.
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmid-
dellijk controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
185
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Startknop (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of N
(handgeschakelde transmissie) staat.
Trap het rempedaal (Multidrive CVT) of koppelingspedaal (handge-
schakelde transmissie) stevig in.
Het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop (groen)
gaat branden.
Als het controlelampje niet gaat branden, kan de motor niet worden
gestart.
Druk op de startknop.
De motor wordt gestart totdat hij
aanslaat, waarbij elke startpoging
maximaal 30 seconden duurt.
Houd het rempedaal (Multidrive
CVT) of koppelingspedaal (hand-
geschakelde transmissie) inge-
trapt tot de motor goed draait.
Alleen dieselmotor: Het controle-
lampje gaat branden. De
motor start zodra het controle-
lampje is gedoofd.
De motor kan in elke stand van het
contact worden gestart.
Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u een elektroni-
sche sleutel bij u hebt, wordt de motor gestart of de stand van
het contact veranderd.
Starten van de motor
1
2
3
4
186
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
Breng de auto tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of N (handge-
schakelde transmissie).
Activeer de parkeerrem. (Blz. 201)
Druk op de startknop.
Laat het rempedaal (Multidrive CVT) of koppelingspedaal (handge-
schakelde transmissie) los en controleer of het controlelampje van
het Smart entry-systeem met startknop (groen) uit is.
De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken zon-
der het rempedaal (Multidrive CVT) of het koppelingspedaal (handge-
schakelde transmissie) in te trappen. (De stand verandert iedere keer
dat op de knop wordt gedrukt.)
UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Het controlelampje van het Smart
entry-systeem met startknop
(groen) is uit.
Stand ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
Het controlelampje van het Smart
entry-systeem met startknop
(groen) knippert langzaam.
AAN
Alle elektrische componenten kun-
nen worden gebruikt.
Het controlelampje van het Smart
entry-systeem met startknop
(groen) knippert langzaam.
*: Auto's met Multidrive CVT: Als de selectiehendel in een andere stand dan
stand P staat als de motor uit gezet wordt, gaat het contact naar stand
ACC en niet UIT.
Uitzetten van de motor
Wijzigen van de standen van het contact
1
2
3
4
5
187
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Als de motor wordt uitgezet terwijl de selectiehendel in een andere
stand dan P staat, wordt de stand van het contact ACC, niet UIT. Voer
de volgende procedure uit om het contact UIT te zetten:
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Zet de selectiehendel in stand P.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem met
startknop (groen) langzaam knippert en druk de startknop vervol-
gens eenmaal in.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem met
startknop (groen) uit is.
Auto power off-functie
Auto's met Multidrive CVT
Als het contact gedurende meer dan een uur in stand ACC of AAN heeft
gestaan (zonder dat de motor draait) met de selectiehendel in stand P,
schakelt het systeem het contact automatisch UIT. Deze functie kan echter
niet geheel uitsluiten dat de accu ontladen kan raken. Laat het contact niet
gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan zonder dat de motor
draait.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Als het contact gedurende meer dan een uur in de stand ACC of AAN heeft
gestaan (terwijl de motor is uitgeschakeld), schakelt het systeem het con-
tact automatisch UIT. Deze functie kan echter niet geheel uitsluiten dat de
accu ontladen kan raken. Laat het contact niet gedurende langere tijd in
stand ACC of AAN staan zonder dat de motor draait.
Levensduur batterij elektronische sleutel
Blz. 106
Omstandigheden die de werking van het systeem kunnen beïnvloeden
Blz. 130
Aanwijzingen voor de instapfunctie
Blz. 130
Uitschakelen van de motor met een selectiehendel in een ander
stand dan stand P (Multidrive CVT)
1
2
3
4
188
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 74)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Stuurslot
Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten,
wordt het stuurwiel geblokkeerd door de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op
de startknop drukt, wordt het stuurslot automatisch weer uitgeschakeld.
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Druk op de startknop terwijl u het stuurwiel naar links en rechts draait.
Oververhitting van de stuurslotmotor voorkomen
Om te voorkomen dat de stuurslotmotor oververhit raakt, kan het voorkomen
dat de werking van de stuurslotmotor wordt onderbroken als de motor in een
korte tijd herhaaldelijk wordt gestart en uitgezet. Wacht in dat geval met het
starten of uitzetten van de motor. Na ongeveer 10 seconden zal de stuurslot-
motor weer functioneren.
Als er een storing is in het systeem
Blz. 408
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 367
Controleer bij auto's met Multidrive CVT
of de selectiehendel goed in stand P
staat. Mogelijk kan de motor niet worden
gestart als de selectiehendel niet in
stand P staat. Het controlelampje van
het Smart entry-systeem met startknop
(groen) gaat snel knipperen.
Het controlelampje van het Smart entry-
systeem met startknop (groen) gaat snel
knipperen.
Auto's met Multidrive CVT
Controleer of de selectiehendel in stand P
is gezet.
Druk op de startknop terwijl u het stuur-
wiel naar links en rechts draait.
Auto's met handgeschakelde transmis-
sie
189
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Bediening van de startknop
Eén keer kort en stevig indrukken van de startknop is voldoende om deze te
bedienen. Als de startknop niet op de juiste manier wordt bediend, kan het
voorkomen dat de motor niet start of dat de stand van het contact niet veran-
dert. U hoeft de startknop niet ingedrukt te houden.
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 490
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gas-
pedaal in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als zich een storing voordoet in de motor terwijl de auto rijdt, vergrendel of
open de portieren dan niet totdat de auto veilig en volledig tot stilstand is
gekomen. Als onder deze omstandigheden het stuurslot wordt geactiveerd,
kan dit leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Uitzetten van de motor in noodgevallen
Als u in noodgevallen de motor tijdens het rijden af wilt zetten, houd dan de
startknop gedurende ten minste 3 seconden ingedrukt of druk hem ten min-
ste driemaal achter elkaar kort in. (Blz. 395)
Bedien de startknop tijdens het rijden echter uitsluitend in noodgevallen.
Door het contact tijdens het rijden UIT te zetten, verliest u niet de controle
over het stuurwiel of de remmen, maar werkt de bekrachtiging van deze
systemen niet meer. Hierdoor zal het remmen en sturen veel zwaarder
gaan dan normaal. Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
190
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan
zonder dat de motor draait.
Als het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop (groen)
brandt, is het contact niet UIT. Controleer voordat u uitstapt altijd of het
contact UIT is.
Zet bij auto's met Multidrive CVT de motor niet uit als de selectiehendel in
een andere stand dan P staat. Als de motor wordt uitgezet terwijl de selec-
tiehendel in een andere stand staat, wordt het contact niet UIT, maar in
stand ACC gezet. Als het contact in stand ACC blijft staan, kan de accu
ontladen raken.
Bij het starten van de motor
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmid-
dellijk controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een probleem met de startknop
Wanneer u merkt dat de bediening van de startknop niet helemaal gaat
zoals u gewend bent, bijvoorbeeld als de startknop bij het indrukken niet
goed terugkomt, kan dit duiden op een defect.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
191
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Multidrive CVT
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en zet de
selectiehendel in een andere stand.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt tus-
sen stand P en D.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en zet de
selectiehendel in een andere stand.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt tus-
sen stand P en D.
: Indien aanwezig
Schakelen
192
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
*
1
: Zet de selectiehendel onder normale rijomstandigheden in stand D voor
een zo laag mogelijk brandstofverbruik en een zo laag mogelijke geluids-
productie.
*
2
: U kunt met de paddle shift-schakelaars een versnelling selecteren om de
motorremwerking te regelen.
Druk op de schakelaar.
Voor snelle acceleratie en rijden in
bergachtige gebieden.
Het controlelampje SPORT gaat
branden.
Druk nogmaals op deze schake-
laar om terug te gaan naar de nor-
male modus.
Gebruik van de schakelstand
Schakelstand Functie
P Parkeren van de auto of starten van de motor
R Achteruit
N Neutraalstand
D
Normaal rijden*
1
of rijden met tijdelijke
schakelstapselectie
*
2
M
Sequentiële shiftmatic-sportmodus met
7 versnellingen (Blz. 193)
Selecteren van een rijmodus
193
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Zet de selectiehendel in stand M en bedien de selectiehendel of de
paddle shift-schakelaar.
Opschakelen
Terugschakelen
Telkens wanneer de selectiehen-
del of een paddle shift-schakelaar
wordt bediend, wordt één versnel-
ling op- of teruggeschakeld.
De geselecteerde versnelling, van
1 tot en met 7, wordt weergege-
ven in het multi-informatiedisplay.
De schakelstappen worden echter zelfs in stand M automatisch gewij-
zigd als het motortoerental te hoog of te laag is.
Schakelfuncties
Voor het afremmen op de motor kunt u uit 7 niveaus kiezen.
Een lagere versnelling geeft een grotere remkracht dan een
hogere versnelling en het toerental wordt ook hoger.
Schakelen in de sequentiële shiftmatic-sportmodus met 7 ver-
snellingen
1
2
194
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
Bedien de paddle shift-schakelaars - en + om tijdelijk handmatig een
versnelling in te schakelen. De versnelling kan worden geselecteerd
door de paddle shift-schakelaars - en + te bedienen. U kunt met de
paddle shift-schakelaars een versnelling selecteren om de motorrem-
werking te regelen.
Opschakelen
Terugschakelen
Telkens wanneer een paddle shift-
schakelaar wordt bediend, wordt
één versnelling op- of terugge-
schakeld.
De geselecteerde versnelling, van
1 tot en met 7, wordt weergege-
ven in het multi-informatiedisplay
De schakelstappen worden echter zelfs in stand D automatisch gewij-
zigd als de snelheid te hoog of te laag is.
Schakelfuncties
Blz. 193
Blokkering van het tijdelijk inschakelen van versnellingen in stand D
Onder de volgende omstandigheden wordt het tijdelijk inschakelen van ver-
snellingen in stand D geblokkeerd:
Als de auto tot stilstand komt
Als het gaspedaal in één versnelling langer dan een bepaalde periode wordt
ingedrukt
Wanneer de paddle shift-schakelaar + gedurende een bepaalde periode
wordt ingedrukt
Wanneer met cruise control wordt gereden (indien aanwezig)
Ook wanneer de volgende handelingen worden uitgevoerd met als doel op de
motor af te remmen, wordt er niet op de motor afgeremd omdat de cruise
control niet wordt uitgeschakeld.
Terugschakelen naar 6, 5 of 4 tijdens het rijden in stand D of in de
sequentiële shiftmatic-sportmodus met 7 versnellingen. (Blz. 193)
Als tijdens het rijden in stand D de SPORT-modus wordt ingeschakeld.
(Blz. 192)
Tijdelijk handmatig schakelen in stand D
1
2
195
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Wanneer de auto tot stilstand komt terwijl met de selectiehendel stand M
is geselecteerd
Zodra de auto tot stilstand is gekomen, zal de transmissie terugschakelen
naar M1.
Vervolgens zal de auto in stand M1 beginnen te rijden.
Wanneer de auto tot stilstand is gekomen, wordt de transmissie in M1 gezet.
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan P gezet kan worden
Blz. 450
Als het controlelampje M knippert of er piepsignalen klinken nadat de
selectiehendel in stand M is gezet
Dit duidt mogelijk op een storing in de Multidrive CVT. Laat uw auto direct
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(In deze situatie werkt de transmissie alsof de selectiehendel in stand D
staat.)
Waarschuwingszoemer bij beperking terugschakelmogelijkheid (auto's
met sequentieel shiftmatic-sportmodus met 7 versnellingen)
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijgedrag niet in negatieve zin te beïn-
vloeden, kan er onder bepaalde omstandigheden beperkt worden terugge-
schakeld. Onder sommige omstandigheden kan er helemaal niet worden
teruggeschakeld met de selectiehendel of paddle shift-schakelaars. (Er klinkt
tweemaal een zoemer.)
WAARSCHUWING
Rijden op een glad wegdek
Niet abrupt accelereren of schakelen.
Door plotseling afremmen op de motor kan de auto in een slip raken het-
geen een ongeluk kan veroorzaken.
196
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
Handgeschakelde transmissie
Transmissie met 5 versnellingen
Trap het koppelingspedaal vóór het bedienen van de selectiehendel
helemaal in en laat het langzaam opkomen.
Als het inschakelen van de achteruitversnelling moeilijk gaat, zet dan de
selectiehendel in stand N, laat de koppeling even opkomen en probeer het
dan opnieuw.
: Indien aanwezig
Schakelen
197
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Transmissie met 6 versnellingen
Trap het koppelingspedaal vóór het bedienen van de selectiehendel
helemaal in en laat het langzaam opkomen.
Trek om de selectiehendel in de
achteruit te zetten de ring onder
de selectiehendelknop omhoog.
Selectiehendel in achteruit zetten (transmissie met 6 versnellin-
gen)
198
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
De schakeladviesindicator dient om het brandstofverbruik en de uit-
laatgasemissie te verlagen binnen de grenzen van het motorvermo-
gen.
Opschakelen
Terugschakelen
Display schakeladviesindicator
De schakeladviesindicator wordt mogelijk niet weergegeven wanneer uw
voet op het koppelingspedaal rust.
Maximale snelheden voor terugschakelen
Schakel niet terug bij hogere snelheden dan in onderstaande tabel zijn aan-
gegeven om te voorkomen dat de motor met een te hoog toerental gaat
draaien.
km/h (mph)
Schakeladviesindicator
1
2
Schakelstand
Maximale snelheid
1KR-FE motor 1NR-FE motor 1ND-TV motor
1 45 (28) 46 (29) 43 (27)
2 84 (52) 85 (53) 80 (50)
3 123 (76) 124 (77) 117 (73)
4 157 (98) 158 (98) 158 (98)
199
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Display schakeladviesindicator
Uit veiligheidsoverwegingen dient de bestuurder niet uitsluitend op het dis-
play te kijken. Raadpleeg het display alleen wanneer dit veilig kan en reke-
ning houdend met de wegcondities en de verkeersomstandigheden. Anders
kan zich een ongeval voordoen.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de transmissie met 6 versnellingen
Trek de ring onder de pookknop alleen omhoog om de achteruitversnelling
in te schakelen.
Schakel de achteruitversnelling alleen in nadat de auto volledig tot stil-
stand is gekomen.
Zet de selectiehendel niet in stand R
zonder eerst het koppelingspedaal in te
trappen.
200
4-2. Rijprocedures
YARIS_F_WE_52D53E
Richtingaanwijzerschakelaar
Rechts afslaan
Rijstrookwisseling naar rechts
(houd de schakelaar halver-
wege ingedrukt)
De richtingaanwijzers rechts blijven
knipperen totdat u de hendel weer
loslaat.
Rijstrookwisseling naar links
(houd schakelaar halverwege
ingedrukt)
De richtingaanwijzers links blijven
knipperen totdat u de hendel weer
loslaat.
Links afslaan
De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Als het controlelampje sneller knippert dan normaal
Controleer of er een lamp van de richtingaanwijzer voor of achter is doorge-
brand.
Bedieningsinstructies
1
2
3
4
201
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Parkeerrem
Activeer de parkeerrem door de
parkeerremhendel helemaal
aan te trekken terwijl u het rem-
pedaal intrapt.
Deactiveer de parkeerrem door
de hendel iets omhoog te trek-
ken en deze dan volledig naar
beneden te drukken terwijl u de
knop op de hendel ingedrukt
houdt.
Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem
Blz. 405
Gebruik in de winter
Blz. 243
Bedieningsinstructies
1
2
OPMERKING
Voordat u gaat rijden
Deactiveer de parkeerrem.
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is geactiveerd, kunnen de onderde-
len van het remsysteem oververhit raken, waardoor de remprestaties in
negatieve zin kunnen worden beïnvloed en het remsysteem sneller slijt.
202
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F_WE_52D53E
Lichtschakelaar
Draai aan het uiteinde van de hendel om de verlichting als volgt in te
schakelen:
Uit
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kenteken-
plaat- en dashboardver-
lichting gaan branden.
De koplampen en alle hier-
boven genoemde lichten
gaan branden.
Auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop: De
koplampen, de parkeer-
lichten voor, enz. gaan
automatisch aan en uit (als
het contact AAN staat).
Auto's met Smart entry-
systeem met startknop: De
koplampen, de parkeer-
lichten voor, enz. gaan
automatisch aan en uit
(wanneer het contact AAN
staat).
De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden
bediend.
Bedieningsinstructies
1
2
3
4
(indien
aanwezig)
203
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Druk bij ingeschakelde koplam-
pen de hendel van u af om het
grootlicht in te schakelen.
Door de hendel weer in de midden-
stand te zetten, wordt het grootlicht
weer uitgeschakeld.
Trek de hendel naar u toe en
laat deze meteen weer los om
één keer met het grootlicht te
knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de koplampen in- of uitgeschakeld.
Dankzij dit systeem kunnen de dimlichten gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het contact UIT wordt gezet.
Trek nadat u het contact UIT hebt
gezet de hendel naar u toe en laat
hem los terwijl de lichtschakelaar
in de stand of staat.
Trek de hendel naar u toe en laat
hem weer los om de verlichting uit
te schakelen.
Inschakelen van grootlicht
1
2
Follow Me Home-systeem
204
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F_WE_52D53E
De koplamphoogte kan worden afgestemd op het aantal passagiers in
de auto en de mate van belading.
Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Voertuigcategorie M1*
Draaiknop koplampverstelling
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
Verhogen van de koplamp-
hoogte
Verlagen van de koplamp-
hoogte
Verhogen van de koplamp-
hoogte
Verlagen van de koplamp-
hoogte
1
2
1
2
Beladingstoestand Stand bedieningsschakelaar
Bestuurder alleen 0
Bestuurder en voorpassagier 0
Bestuurder, voorpassagier en achter-
passagier
1,5
Maximaal aantal passagiers 1,5
Maximaal aantal passagiers en maxi-
male belading in bagageruimte
2,5
Bestuurder en maximale belading in de
bagageruimte
4
205
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Voertuigcategorie N1*
*
: Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Dagrijverlichting
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld wanneer de parkeerrem wordt
gedeactiveerd, als de motor is gestart. (Deze verlichting wordt echter gedimd
wanneer de lichtschakelaar handmatig wordt bediend of als het automatische
koplampsysteem de achterlichten inschakelt.) Dagrijverlichting is niet ontwor-
pen voor gebruik in het donker.
Sensor koplampregeling (indien aanwezig)
Beladingstoestand Stand bedieningsschakelaar
Bestuurder alleen 0
Bestuurder en maximale belading in de
bagageruimte
4
De werking van de sensor kan in nega-
tieve zin beïnvloed worden als er iets over
de sensor heen geplaatst wordt of als er
iets op de ruit wordt aangebracht waar-
door de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist functio-
neert.
206
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F_WE_52D53E
Automatisch uitschakelsysteem verlichting (indien aanwezig)
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Als de lichtschakelaar in de stand
of staat: De koplampen en
mistlampen voor worden automatisch uitgeschakeld als het contact UIT
wordt gezet.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand staat: De koplampen en alle
andere lichten worden automatisch uitgeschakeld wanneer het contact UIT
wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de licht-
schakelaar eenmaal in de stand UIT en daarna weer in stand of .
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Als de lichtschakelaar in de stand
of staat: De koplampen en
mistlampen voor worden automatisch uitgeschakeld als het contact UIT
wordt gezet.
Als de lichtschakelaar in de stand staat: De koplampen en alle andere
lichten worden automatisch uitgeschakeld als het contact UIT wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de licht-
schakelaar een keer in stand UIT en daarna weer in stand
of .
Zoemer verlichting
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Er klinkt een zoemer wanneer de sleutel uit het contactslot is genomen en het
bestuurdersportier wordt geopend terwijl de verlichting is ingeschakeld.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Er klinkt een zoemer als het contact UIT wordt gezet en het bestuurderspor-
tier wordt geopend terwijl de verlichting is ingeschakeld.
207
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Energiebesparende functie
Onder de volgende omstandigheden gaan de koplampen en overige verlich-
ting na 20 minuten automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt:
De koplampen en/of achterlichten branden.
De lichtschakelaar staat in stand of .
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Het contact wordt UIT
gezet.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Het contact wordt UIT gezet.
Deze functie wordt onder de volgende omstandigheden uitgeschakeld:
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Als het contact AAN wordt
gezet.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Als het contact AAN wordt
gezet.
Wanneer de lichtschakelaar wordt bediend.
Wanneer een portier wordt geopend of gesloten.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 489)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
208
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F_WE_52D53E
Schakelaar mistlampen
Schakelaar mistachterlicht
Schakelt de mistachterlich-
ten uit
Schakelt de mistachterlich-
ten in
Als de schakelaarring los
wordt gelaten, keert de ring
terug naar de stand .
Door de schakelaarring nog-
maals te draaien, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
De mistlampen zorgen voor uitstekend zicht bij ongunstige
rijomstandigheden, zoals bij regen of mist.
Bedieningsinstructies
1
2
209
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Schakelaar mistlampen voor/mistachterlicht (indien aanwezig)
Schakelt de mistlampen
voor en het mistachterlicht
uit
Schakelt de mistlampen
voor in
Schakelt de mistlampen
voor en het mistachterlicht
in
Als de schakelaarring los
wordt gelaten, keert de ring
terug naar de stand
.
Door de schakelaarring nog-
maals te draaien, worden
alleen de mistlampen achter
uitgeschakeld.
Mistlampen kunnen worden gebruikt als
Auto's met schakelaar mistachterlicht
De koplampen worden ingeschakeld.
Auto's met schakelaar mistlampen voor en mistachterlicht
Mistlampen voor: De koplampen of parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: De mistlampen voor zijn ingeschakeld.
1
2
3
210
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F_WE_52D53E
Ruitenwissers en -sproeier
Bedien de hendel als volgt om de ruitenwissers te bedienen.
Ruitenwissers met intervalstand
Uit
Intervalstand
Lage snelheid ruitenwis-
sers
Hoge snelheid ruitenwis-
sers
Enkele slag
Gelijktijdig inschakelen ruiten-
sproeiers en ruitenwissers
De ruitenwisser maakt automatisch
een aantal wisbewegingen nadat
de sproeier in werking is getreden.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
1
2
3
4
5
6
211
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Ruitenwisser met regensensor
Als wordt geselecteerd, beginnen de ruitenwissers automatisch
te wissen als de sensor signaleert dat het regent. De wissnelheid
wordt automatisch afgestemd op de hoeveelheid neerslag en de rij-
snelheid.
Als is geselecteerd, kan de gevoeligheid van de sensor als
volgt worden afgesteld door aan de schakelaarring te draaien:
Uit
Stand AUTO
Lage snelheid ruitenwis-
sers
Hoge snelheid ruitenwis-
sers
Enkele slag
Verhoogt de gevoeligheid
Verlaagt de gevoeligheid
1
2
3
4
5
6
7
212
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F_WE_52D53E
Gelijktijdig inschakelen ruiten-
sproeiers en ruitenwissers
De ruitenwisser maakt automa-
tisch een aantal wisbewegingen
nadat de sproeier in werking is
getreden.
(Na enkele slagen volgt een
pauze en maken de wissers
nog een slag om de laatste
druppels te verwijderen.)
De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Regensensor (auto's met ruitenwisser met regensensor)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Als de ruitenwisserscha-
kelaar in de stand wordt gezet terwijl het contact AAN staat, werken
de ruitenwissers één keer om aan te geven dat de stand AUTO is geacti-
veerd.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Als de ruitenwisserschake-
laar in de stand wordt gezet terwijl het contact AAN staat, werken de
ruitenwissers één keer om aan te geven dat de stand AUTO is geactiveerd.
8
De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de voor-
ruit valt of als er insecten o.i.d. op de
voorruit zitten.
213
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Wanneer de sensorgevoeligheidsring in de stand AUTO naar een hoge
gevoeligheid wordt gedraaid, werken de ruitenwissers één keer om aan te
geven dat de gevoeligheid is verhoogd.
Als de temperatuur van de regensensor 90°C of hoger is, of -15°C of lager,
werkt de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschakelaar
in dat geval in een andere modus dan AUTO.
Als er geen vloeistof uit de ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en contro-
leer als dat het geval is of de sproeierkop niet verstopt is.
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO (auto's met ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers kunnen onverwachts in werking treden als de sensor
wordt aangeraakt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl
de ruitenwissers in de stand AUTO staan. Let erop dat uw vingers, enz. niet
bekneld raken als de ruitenwissers in werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloei-
stof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit
warm is. De vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht
belemmeren. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet omdat hierdoor de voorruit beschadigd kan
worden.
Als er geen ruitensproeiervloeistof uit de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd naar u toe getrokken houdt, kan de
sproeierpomp beschadigd raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Laat in dat geval uw auto echter wel zo snel mogelijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken
met een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
214
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
YARIS_F_WE_52D53E
Achterruitenwisser en -sproeier
Draai aan het uiteinde van de schakelaar om de achterruitenwisser en
-sproeier in te schakelen
Uit
Intervalstand
Normale stand ruitenwis-
sers
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwis-
sers
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwis-
sers
De ruitenwisser maakt auto-
matisch een aantal wisbewe-
gingen nadat de sproeier in
werking is getreden.
De achterruitenwisser en -sproeier kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en contro-
leer, als dat het geval is, of de sproeierkop niet verstopt is.
: Indien aanwezig
Bedieningsinstructies
1
2
3
4
5
215
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Als het sproeierreservoir leeg is
Bedien de schakelaar niet omdat anders de sproeierpomp oververhit kan
raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Laat in dat geval uw auto echter wel zo snel mogelijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken
met een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
216
4-4. Tanken
YARIS_F_WE_52D53E
Openen van de tankdop
Sluit alle portieren en ruiten en zet het contact UIT.
Controleer de brandstofsoort.
Brandstofsoorten
Benzinemotor
EU:
Loodvrije benzine conform de Europese norm EN228, research-octaangetal
(RON) 95 of hoger.
Behalve EU:
Loodvrije benzine met een RON (research-octaangetal) van 95 of hoger
Dieselmotor
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese norm EN590
Behalve EU:
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 50 ppm of minder en een cetaan-
getal van 48 of hoger
Gebruik van benzine vermengd met ethanol in een benzinemotor
Toyota staat het gebruik van benzine vermengd met ethanol toe wanneer de
hoeveelheid ethanol maximaal 10% bedraagt. Zorg dat het gebruikte ben-
zine/ethanol-mengsel een octaangetal heeft dat overeenkomt met het boven-
staande.
Gebruik van FAME-biodiesel in een dieselmotor
EU: Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty Acid Methyl Ester) (biodiesel) die
wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof met een hoog
FAME-gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen wordt het brandstofsys-
teem beschadigd. Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Behalve EU: Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty Acid Methyl Ester) (bio-
diesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof met
een hoog FAME-gehalte. Uw auto is geschikt voor dieselbrandstof met
maximaal 5% biodiesel FAME (B5). Bij het gebruik van brandstof met meer
dan 5% FAME (B5) wordt het brandstofsysteem beschadigd. Zorg ervoor
dat u brandstof tankt met de juiste specificaties en de vereiste kwaliteit.
Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Voer de volgende stappen uit om de tankdop te openen:
Voor het tanken
217
4-4. Tanken
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in
acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Raak na het verlaten van de auto en voor het openen van de tankdop een
ongeverfd metalen oppervlak aan om eventuele statische elektriciteit af te
voeren. Het is belangrijk om statische elektriciteit af te voeren voordat u
gaat tanken, omdat vonken als gevolg van statische elektriciteit brandstof-
dampen tot ontbranding kunnen brengen.
Pak de tankdop bij de greep vast en draai hem langzaam los.
Tijdens het losdraaien van de tankdop kan er een sissend geluid hoorbaar
zijn. Wacht tot het geluid verdwenen is alvorens de tankdop te verwijde-
ren. Bij hoge buitentemperaturen kan er brandstof uit de vulpijp spuiten.
Zorg ervoor dat er niemand die de eventueel aanwezige statische elektrici-
teit van zijn lichaam niet heeft afgevoerd, in de buurt van een niet afgeslo-
ten brandstoftank komt.
Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die schadelijk zijn als ze ingeademd worden.
Rook niet tijdens het tanken.
Als u dat wel doet, kan er brand ontstaan.
Keer niet naar de auto terug als u statisch geladen bent.
Statische elektriciteit kan vonkvorming en daarmee brand veroorzaken.
Bij het tanken
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat de
brandstoftank overstroomt:
Plaats het vulpistool nauwkeurig in de vulpijp.
Stop met het vullen van de tank wanneer het vulpistool automatisch uit
klikt.
Vul de brandstoftank niet tot de rand.
218
4-4. Tanken
YARIS_F_WE_52D53E
Trek de ontgrendeling van de
tankdopklep omhoog.
Draai de tankdop langzaam
open.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto ontstaan, zoals het slecht functioneren van
het emissieregelsysteem of beschadiging van de onderdelen van het brand-
stofsysteem of van de lak.
Openen van de tankdop
1
2
219
4-4. Tanken
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Draai na het tanken van brandstof
de tankdop tot u een klik hoort.
Als u de dop loslaat, zal hij iets in
de andere richting draaien.
Sluiten van de tankdop
WAARSCHUWING
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele Toyota-tankdop voor uw auto. Anders kan er
brand ontstaan of kunnen zich andere ongevallen voordoen, wat kan leiden
tot ernstig letsel.
220
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Cruise control
Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastgehou-
den zonder dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt.
Controlelampjes
Cruise control-schakelaar
Druk op de toets ON-OFF om
de cruise control in te schake-
len.
Het controlelampje cruise control
(groen) gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om de
snelheid in te stellen.
Het controlelampje SET zal gaan
branden.
De rijsnelheid op het moment dat
de schakelaar wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid.
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
Instellen van de rijsnelheid
1
2
221
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijne afstelling: Beweeg de hendel
kort in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel
in de gewenste richting gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of ver-
laagd totdat de hendel wordt losgelaten
Door de hendel naar u toe te
trekken wordt de constante-
snelheidsregeling uitgescha-
keld.
De snelheidsregeling wordt ook uit-
geschakeld als het rempedaal of
het koppelingspedaal (alleen hand-
geschakelde transmissie) wordt
ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
drukken wordt de constante-
snelheidsregeling hervat.
Hervatten van de cruise control is mogelijk vanaf een rijsnelheid van onge-
veer 40 km/h of meer.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsregeling
1
2
222
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
De cruise control kan worden gebruikt als
Auto's met Multidrive CVT
De selectiehendel in stand D of in stand 4 of hoger van M staat.
Stand 4 of hoger is geselecteerd met de paddle shift.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 40 km/h.
Auto's met handgeschakelde transmissie
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 40 km/h.
Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat
de auto weer rijden met de ingestelde snelheid.
De ingestelde snelheid kan zelfs worden verhoogd zonder de cruise control
uit te schakelen, door eerst naar de gewenste snelheid te accelereren en
vervolgens de hendel omlaag te drukken om de nieuwe snelheid in te stel-
len.
Automatisch uitschakelen van cruise control
De cruise control stopt onder de volgende omstandigheden met het in stand
houden van de rijsnelheid:
De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16 km/h onder de geprogram-
meerde rijsnelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
Actuele rijsnelheid is lager dan ongeveer 40 km/h.
De VSC is geactiveerd (indien aanwezig).
Snelheidsbegrenzer is geactiveerd (indien aanwezig).
Als het controlelampje cruise control geel gaat branden
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de toets om het systeem in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct
na het activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het
cruise control-systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
223
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Onbedoeld inschakelen van de cruise control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt
gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snel-
heid overschrijden.
Tijdens het slepen in een noodgeval
224
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Snelheidsbegrenzer
Er kan een gewenste maximumsnelheid worden ingesteld met de
cruise control-schakelaar. De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
Display
Controlelampje (groen)
Schakelaar snelheidsbegrenzer
Druk op de schakelaar om de
snelheidsbegrenzer in te scha-
kelen.
Het controlelampje van de snel-
heidsbegrenzer (groen) gaat bran-
den.
Druk opnieuw op de schakelaar
om de snelheidsbegrenzer uit te
schakelen.
: Indien aanwezig
Overzicht van de functie
1
2
1
3
Instellen van de rijsnelheid
1
225
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om de
snelheid in te stellen.
De rijsnelheid op het moment dat
de schakelaar wordt losgelaten,
wordt de ingestelde snelheid.
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijne afstelling: Beweeg de hendel
kort in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel
in de gewenste richting gedrukt.
Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend
wordt.
Ruime afstelling: Ongeveer 8 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de
hendel wordt vastgehouden.
Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
Fijnafstelling: Ongeveer 1 km/h, telkens als de hendel wordt bediend.
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de
hendel wordt vastgehouden.
2
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
226
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als u de hendel naar u toe trekt,
wordt de snelheidsbegrenzer
uitgeschakeld.
Als u de hendel omhoog duwt,
wordt de snelheidsbegrenzer
hervat.
De snelheidsbegrenzer kan worden gebruikt als
De snelheidsbegrenzer kan bij elke snelheid worden ingesteld. Als de snel-
heidsbegrenzer echter wordt ingesteld wanneer de rijsnelheid lager is dan 30
km/h, wordt de snelheidsbegrenzer ingesteld op 30 km/h.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
In de volgende situatie overschrijdt de rijsnelheid de ingestelde snelheid en
gaan de karakters op het multi-informatiedisplay knipperen:
Automatisch uitschakelen van snelheidsbegrenzing
De ingestelde snelheid wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de cruise
control geactiveerd wordt.
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsbegrenzer
1
2
Wanneer u het gaspedaal volledig
intrapt
Wanneer u bergaf rijdt
227
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Om onbedoeld inschakelen van de snelheidsbegrenzer te vermijden
Schakel de snelheidsbegrenzer met de schakelaar uit wanneer u de snel-
heidsbegrenzer niet gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Op door regen, ijs of sneeuw gladde wegen
Op steile hellingen
Wanneer uw auto een aanhangwagen trekt
228
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Stop & Start-systeem
Auto's met Multidrive CVT
Trap terwijl u in de stand D of M rijdt het rempedaal volledig in en
breng de auto tot stilstand.
De motor wordt uitgezet en het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem gaat branden.
Wanneer de selectiehendel in
stand N of P staat, blijft de motor
uitgeschakeld terwijl het rempe-
daal niet wordt ingetrapt.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Breng de auto tot stilstand terwijl het koppelingspedaal geheel inge-
trapt is.
Zet vervolgens de selectiehendel in stand N.
Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgezet en het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem gaat branden.
: Indien aanwezig
Het Stop & Start-systeem schakelt de motor uit en start deze
weer overeenkomstig de bediening van het rempedaal en de
selectiehendel (Multidrive CVT) of het koppelingspedaal (hand-
geschakelde transmissie) om de auto tot stilstand te brengen en
weer te starten.
Uitzetten van de motor
1
2
1
2
229
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met Multidrive CVT
Laat het rempedaal los. Trap wanneer de selectiehendel in stand N of
P staat het rempedaal in en zet de selectiehendel in stand D of M.
De motor wordt weer gestart. Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem dooft.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Controleer of de selectiehendel in stand N staat en trap het koppe-
lingspedaal in.
De motor wordt weer gestart. Het controlelampje van het Stop & Start-sys-
teem dooft. (In dit geval wordt de motor niet uitgezet als het koppelingspe-
daal wordt losgelaten.)
Druk op de uitschakeltoets van
het Stop & Start-systeem om het
Stop & Start-systeem uit te scha-
kelen.
Het controlelampje van het Stop &
Start-systeem zal gaan branden.
De motor zal niet elke keer worden
uitgeschakeld bij het tot stilstand
komen en intrappen van het rem-
pedaal (Multidrive CVT) of koppe-
lingspedaal (handgeschakelde
transmissie) (Blz. 228).
Druk nogmaals op de toets om het
Stop & Start-systeem weer in te
schakelen.
Opnieuw starten van de motor
Uitschakelen van het Stop & Start-systeem
230
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem wordt
gedrukt terwijl de auto stilstaat
Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem, kunt u de
motor weer starten door op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem te drukken.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld), zal de motor
niet worden uitgezet.
Als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld en op de uitscha-
keltoets van het Stop & Start-systeem wordt gedrukt, wordt het
systeem weer ingeschakeld, maar zal de motor blijven draaien.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is ingeschakeld), zal de motor
worden uitgezet.
Voorwaarden voor inschakelen van systeem
Het Stop & Start-systeem werkt als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
De motor is op bedrijfstemperatuur.
De laadtoestand van de accu is voldoende.
Het bestuurdersportier is gesloten.
De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.
De motorkap is gesloten.
Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
Auto's met Multidrive CVT: Het rempedaal wordt stevig ingetrapt.
Auto's met Multidrive CVT: De selectiehendel staat niet in stand R.
Auto's met handgeschakelde transmissie: Het koppelingspedaal wordt
niet ingetrapt.
Auto's met handgeschakelde transmissie: De selectiehendel staat in
stand N.
Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk niet uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem. Dit wijst niet op een storing van het
Stop & Start-systeem.
De temperatuur van de koelvloeistof of van de transmissievloeistof is te
laag of te hoog.
De buitentemperatuur is zeer laag.
De airconditioning wordt gebruikt wanneer de buitentemperatuur hoog of
laag is.
De airconditioning wordt gebruikt om het interieur af te koelen als de tem-
peratuur in het interieur extreem hoog is, bijvoorbeeld nadat de auto in de
brandende zon stond geparkeerd.
Auto's met automatische airconditioning: De voorruitverwarming wordt
gebruikt.
231
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
De accu is niet voldoende opgeladen of wordt opgeladen.
Door verkeersdrukte of andere omstandigheden komt de auto veelvuldig
tot stilstand, waardoor de hoeveelheid tijd dat de motor is uitgezet door
het Stop & Start-systeem extreem oploopt.
De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
De motorkap wordt geopend.
De auto staat stil op een steile helling.
Het vacuüm van de rembekrachtiger is te laag.
Er wordt een grote hoeveelheid elektriciteit verbruikt.
Op grote hoogte.
Als de bovenstaande omstandigheden zich niet meer voordoen, zal het Stop
& Start-systeem de volgende keer dat de auto tot stilstand komt de motor
weer uitzetten en starten.
Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk zelfs gestart
zonder dat het rempedaal (Multidrive CVT) wordt losgelaten of het koppe-
lingspedaal (handgeschakelde transmissie) wordt ingetrapt.
Het rempedaal wordt pompend of diep ingetrapt.
De airconditioning wordt ingeschakeld.
Auto's met automatische airconditioning: De voorruitverwarming is inge-
schakeld.
De laadtoestand van de accu is onvoldoende.
De auto begint te rollen op een helling.
Auto's met Multidrive CVT: De motorkap wordt geopend terwijl de selec-
tiehendel in stand N of P staat.
Auto's met Multidrive CVT: De selectiehendel wordt in een andere stand
dan N of P gezet.
Het gaspedaal wordt ingetrapt.
Er wordt een grote hoeveelheid elektriciteit verbruikt.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt.
In de volgende gevallen kan het langer duren voordat het Stop & Start-sys-
teem wordt ingeschakeld:
De accu is ontladen.
De accupolen zijn losgenomen en weer aangesloten nadat de accu is
vervangen, enz.
De koelvloeistoftemperatuur is laag.
Automatisch opnieuw inschakelen van het Stop & Start-systeem
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Zelfs als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld met de uitschakeltoets
van het Stop & Start-systeem, zal het systeem automatisch weer worden
ingeschakeld als de motor weer wordt gestart nadat het contact UIT is gezet.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Zelfs als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld met de uitschakeltoets
van het Stop & Start-systeem, zal het systeem automatisch weer worden
ingeschakeld als de motor weer wordt gestart nadat het contact UIT is gezet.
232
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Beveiliging van het Stop & Start-systeem
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Als het volume van het audiosysteem hoog staat, kan het audiosysteem auto-
matisch worden uitgeschakeld zodat er voldoende vermogen behouden blijft
voor de werking van het Stop en Start-systeem.
Zet als dit gebeurt het contact UIT en vervolgens in stand ACC of AAN om
het audiosysteem weer in te schakelen.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Als het volume van het audiosysteem hoog staat, kan het audiosysteem auto-
matisch worden uitgeschakeld zodat er voldoende vermogen behouden blijft
voor de werking van het Stop en Start-systeem.
Zet als dit gebeurt het contact UIT en vervolgens in stand ACC of AAN om
het audiosysteem weer in te schakelen.
Motorkap
Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem en de motorkap wordt
geopend, kan de motor niet worden gestart door het Stop & Start-systeem of
de automatische startfunctie van de motor. Start de motor door het contactslot
of de startknop te bedienen. (Blz. 182, 185)
Auto's met Multidrive CVT: Als de motorkap wordt geopend terwijl de motor
door het Stop & Start-systeem is uitgezet en de selectiehendel in stand N of P
staat, wordt de motor weer gestart.
Gebruik van het Stop & Start-systeem
Gebruik het Stop & Start-systeem wanneer de auto tijdelijk wordt stilgezet, bij-
voorbeeld bij verkeerslichten of kruispunten. Zet de motor volledig uit wan-
neer de auto voor langere tijd wordt stilgezet.
Waarschuwingszoemer Stop & Start-systeem
Als de motor door het Stop & Start-systeem wordt uitgeschakeld en een van
de volgende handelingen wordt uitgevoerd, zal er een zoemer klinken en zal
het controlelampje van het Stop & Start-systeem gaan knipperen (Multidrive
CVT) of zal er een zoemer klinken (handgeschakelde transmissie). Dit geeft
aan dat de motor alleen is uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem en
niet helemaal is uitgezet.
Auto's met Multidrive CVT
Het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de selectiehendel in stand D
of M staat.
Auto's met handgeschakelde transmissie
De selectiehendel wordt als het koppelingspedaal niet is ingetrapt in een
andere stand dan stand N gezet.
233
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Als het controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem blijft knippe-
ren
Er is mogelijk een storing in het Stop & Start-systeem aanwezig. Neem con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de voorruit is beslagen terwijl de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem
Auto's met automatische airconditioning
Schakel de voorruitverwarming in. (De motor wordt gestart door de automa-
tische startfunctie van de motor.) (Blz. 291)
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Auto's met Multidrive CVT:
Start de motor door het rempedaal los te laten (wanneer de selectiehendel
in stand D of M staat) of trap het rempedaal in en zet de selectiehendel in
stand D of M (wanneer de selectiehendel in stand N of P staat)
(Blz. 229), of door op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem te
drukken, en zet de draaiknop voor de keuze van de uitstroomopening in
stand . (Blz. 282)
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Start de motor door het koppelingspedaal in te trappen (Blz. 229) of door
op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem te drukken, en zet de
draaiknop voor de keuze van de uitstroomopening in stand .
(Blz. 282)
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om het systeem uit te schakelen.
Weergave werkingsduur Stop & Start-systeem en totale werkingsduur
Stop & Start-systeem
Blz. 92
Vervangen van batterij
De geplaatste batterij is speciaal voor het Stop & Start-systeem. De batterij
mag alleen worden vervangen door een soortgelijk type.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
234
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als het Stop & Start-systeem is ingeschakeld
Houd de selectiehendel in stand N (handgeschakelde transmissie) en
bedien het rempedaal of de parkeerrem als de motor is uitgezet door het
Stop & Start-systeem (het controlelampje Stop & Start brandt).
Anders kan de auto onverwacht in beweging komen als de motor wordt
gestart door de automatische startfunctie, waardoor een ongeval kan ont-
staan.
Verlaat de auto niet als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem
(zolang het controlelampje Stop & Start brandt).
Anders kan de auto onverwacht in beweging komen als de motor wordt
gestart door de automatische startfunctie, waardoor een ongeval kan ont-
staan.
Zorg ervoor dat de motor niet wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem
als de auto zich in een slecht geventileerde ruimte bevindt. Anders kan de
motor worden gestart door de automatische startfunctie, waardoor er uit-
laatgassen in de auto terecht kunnen komen die zeer schadelijk kunnen
zijn voor de gezondheid.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
In onderstaande gevallen werkt het Stop & Start-systeem mogelijk niet
goed. Laat uw auto in dat geval zo snel mogelijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordel van de bestuurder en
voorpassagier knippert, terwijl de veiligheidsgordel van de bestuurder is
vastgemaakt.
Zelfs wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is vastgemaakt,
blijft het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordel van de bestuurder
en voorpassagier uit.
Zelfs wanneer het bestuurdersportier gesloten is, gaat het waarschu-
wingslampje open portier/achterklep branden of de interieurverlichting
gaat branden terwijl de schakelaar in de stand DOOR staat.
Zelfs wanneer het bestuurdersportier open is, gaat het waarschuwings-
lampje open portier/achterklep niet branden of de interieurverlichting gaat
niet branden terwijl de schakelaar in de stand DOOR staat.
235
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Ondersteunende systemen
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen bij plotseling rem-
men of remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt
als het systeem oordeelt dat er sprake is van een noodstop
Vehicle Stability Control (VSC) (indien aanwezig)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwijkma-
noeuvres en het maken van bochten op een glad wegdek
TRC (Traction Control) (indien aanwezig)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat
de aandrijvende wielen gaan doorslippen bij het wegrijden met de
auto of bij het accelereren op gladde wegen
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om de benodigde kracht voor
het ronddraaien van het stuurwiel te verminderen
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt ingetrapt, gaan de alarmknip-
perlichten automatisch knipperen om het achteropkomende ver-
keer te waarschuwen.
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren
is uw auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch
in werking treden als de omstandigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit aanvullende systemen zijn en ver-
trouw niet in al te sterke mate op deze systemen als u de auto
bedient.
236
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Het controlelampje Traction Con-
trol knippert wanneer het TRC-/
VSC-systeem in werking is.
Als u met uw auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, kan het
TRC-systeem het aandrijfvermogen van de motor naar de wielen
beperken. Door op de schakelaar VSC OFF te drukken om het sys-
teem uit te schakelen, is het makkelijker voor u om de auto vrij te
maken door te “schommelen”.
Schakel de TRC uit door de
schakelaar VSC OFF snel in te
drukken en weer los te laten.
Het controlelampje TRC OFF
gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om
het systeem weer in te schake-
len.
Als het TRC-/VSC-systeem in werking is
Uitschakelen van het TRC-systeem
237
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd de schakelaar VSC OFF meer dan 3 seconden ingedrukt, terwijl de
auto stilstaat, om de TRC en VSC uit te schakelen.
De controlelampjes TRC OFF en VSC OFF gaan branden.
Druk nogmaals op de toets om het systeem weer in te schakelen.
Wanneer het controlelampje TRC OFF zelfs gaat branden als de toets
VSC OFF niet is ingedrukt
De TRC kan niet worden bediend. Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Bijgeluiden en trillingen veroorzaakt door het ABS, de Brake Assist, de
TRC en de VSC
Het is mogelijk dat u tijdens het starten van de motor of bij het wegrijden een
geluid in de motorruimte hoort wanneer het rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een storing in een van deze systemen.
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande syste-
men in werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing.
Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrich-
ting.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektro-
motor hoorbaar zijn.
Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Automatisch opnieuw inschakelen van de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitgeschakeld, worden deze automatisch
opnieuw ingeschakeld in de volgende situaties:
Wanneer het contact UIT wordt gezet
Als alleen het TRC-systeem wordt uitgeschakeld, wordt de TRC weer inge-
schakeld zodra de rijsnelheid toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem is uitgeschakeld, worden deze niet
automatisch weer ingeschakeld als de rijsnelheid toeneemt.
Beperkte bekrachtiging door EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-systeem wordt gereduceerd om het
systeem tegen oververhitting te beschermen als er gedurende langere tijd
veel stuurbewegingen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing zwaar
aanvoelen. Probeer als dat het geval is minder frequent te sturen of breng de
auto tot stilstand en zet de motor UIT. Het EPS-systeem moet binnen 10
minuten weer normaal werken.
238
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Voorwaarden voor werking noodstopsignaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan, werkt het noodstopsig-
naal:
De alarmknipperlichten zijn uit.
De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
Het rempedaal wordt op zo'n manier ingetrapt dat het systeem op basis van
de deceleratie van de auto oordeelt dat het om een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
De alarmknipperlichten worden ingeschakeld.
Het rempedaal wordt losgelaten.
Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat.
WAARSCHUWING
Het antiblokkeersysteem werkt niet effectief als
De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld ver-
sleten banden op een weg die bedekt is met sneeuw).
Er sprake is van aquaplaning bij hoge snelheid op een nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw voorligger, met name in de volgende geval-
len:
Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
Als wordt gereden met sneeuwkettingen
Als wordt gereden op slechte wegen
Als er gereden wordt over wegen met putdeksels of andere grote oneffen-
heden
De Traction Control werkt niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht
op de weg niet onder alle omstandigheden gerealiseerd kan worden, zelfs
niet als de TRC in werking is.
Rijd voorzichtig met de auto onder omstandigheden waarbij de stabiliteit en
de aandrijfkracht verloren kunnen gaan.
239
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Als het Vehicle Stability Control-systeem (VSC) geactiveerd is
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorzichtig. Roeke-
loos rijgedrag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig als het
controlelampje knippert.
Als het TRC/VSC-systeem is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van het wegdek
aan. Schakel de TRC en de VSC alleen in geval van nood uit, aangezien
deze systemen zorgdragen voor de voertuigstabiliteit en het aandrijfvermo-
gen.
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde merk zijn en
hetzelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer verder of alle ban-
den de aanbevolen spanning hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem werken niet goed als er verschillende
banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het vervangen van de wielen of banden.
Omgaan met banden en wielophanging
Problemen met de banden of wijzigingen aan de wielophanging hebben
een negatief effect op de ondersteunende systemen en kunnen een storing
veroorzaken.
240
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
YARIS_F_WE_52D53E
Roetfilter
Het roetfilter wordt indien nodig gereinigd, afhankelijk van de rijom-
standigheden.
Het roetfiltersysteem heeft de volgende eigenschappen:
Het stationair toerental neemt tijdens het reinigen toe
De geur van de uitlaatgassen verandert
Wanneer de motor wordt gestart, wordt tijdens het reinigen mogelijk
witte stoom (waterdamp) uitgestoten
Mogelijk zal de acceleratie tijdens het reinigen verslechteren
Olie verversen
Blz. 335
: Indien aanwezig
Als er zich een vooraf bepaalde hoeveelheid afzetting in het filter
bevindt, wordt het filter automatisch gereinigd.
Reinigen van het roetfilter
Eigenschappen
241
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Uitlaatpijp
Raak de uitlaatpijp tijdens het reinigen niet aan, aangezien de uitlaatpijp en
de uitlaatgassen erg warm kunnen worden. Zorg dat er zich geen personen
of ontvlambare materialen in de buurt van de uitlaatpijp bevinden wanneer
de auto stilstaat.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan brandwonden of
brand veroorzaken.
OPMERKING
Storingen in het roetfiltersysteem voorkomen
Gebruik geen andere brandstof dan het aangegeven type brandstof
Gebruik geen andere motorolie dan het aanbevolen type motorolie
Breng geen wijzigingen aan de uitlaatpijp aan
242
4-6. Rijtips
YARIS_F_WE_52D53E
Rijden in de winter
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn voor winterse omstandighe-
den.
Motorolie
Koelvloeistof
Ruitensproeiervloeistof
Laat de toestand van de accu controleren door een monteur.
Laat winterbanden onder uw auto monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de voorwielen aan.
Zorg ervoor dat alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde merk
zijn en een niet veel van elkaar verschillend slijtagepatroon hebben. Zorg
er ook voor dat de sneeuwkettingen bij het formaat van de banden passen.
Voer, afhankelijk van de omstandigheden, de volgende handelingen
uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet met kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze vastgevroren zijn. Giet warm water
over het bevroren gedeelte om het ijs te laten smelten. Veeg het
water direct weg om te voorkomen dat het bevriest.
Verwijder de eventueel aanwezige sneeuw van de luchtinlaten voor
de voorruit om zeker te kunnen zijn van een juiste werking van de
aanjager van het airconditioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of sneeuwophopingen op de ver-
lichting aan de buitenzijde, op het dak, op het chassis, rond de ban-
den of op de remmen, en verwijder deze indien dat het geval is.
Verwijder sneeuw en modder van de onderzijde van uw schoenen
voordat u in de auto stapt.
Tref voor het aanbreken van de winter de noodzakelijke voorbe-
reidingen en voer de benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag
altijd aan de actuele weersomstandigheden aan.
Voorbereiding voor de winter
Voordat u met de auto gaat rijden
243
4-6. Rijtips
4
Rijden
YARIS_F_WE_52D53E
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd afstand tot uw voorganger en
pas de snelheid aan aan de conditie van de weg.
Parkeer de auto en zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT),
de eerste versnelling of R (handgeschakelde transmissie), maar acti-
veer de parkeerrem niet. De parkeerrem kan vastvriezen en bij het
deactiveren niet vrij komen. Blokkeer de wielen indien nodig, om weg-
glijden of kruipen te voorkomen.
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting
Behalve 175/65R14 banden:
diameter 3 mm
175/65R14 banden:
diameter 4 mm
Dwarsketting
Behalve 175/65R14 banden:
diameter 4 mm
175/65R14 banden:
diameter 5 mm
De wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen
verschilt per land en per soort weg. Stel u op de hoogte van deze
voorschriften alvorens sneeuwkettingen te monteren.
Tijdens het rijden
Bij het parkeren
Keuze van sneeuwkettingen
1
2
Wetgeving met betrekking tot gebruik van sneeuwkettingen
244
4-6. Rijtips
YARIS_F_WE_52D53E
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het monteren en verwij-
deren van sneeuwkettingen:
Monteer en verwijder de sneeuwkettingen op een veilige locatie.
Monteer de sneeuwkettingen uitsluitend op de voorwielen. Gebruik geen
sneeuwkettingen om de achterwielen.
Plaats de sneeuwkettingen zo strak mogelijk om de voorwielen. Zet de
sneeuwkettingen na 0,5 1,0 km opnieuw vast.
Monteer de sneeuwkettingen volgens de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Verwijder de eventueel aanwezige wieldoppen voordat u de sneeuwkettin-
gen monteert, om beschadigingen te voorkomen. (Blz. 423)
WAARSCHUWING
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Gebruik winterbanden met de voorgeschreven maat.
Zorg ervoor dat de bandenspanning aan de specificatie voldoet.
Rijd niet harder dan de toegestane snelheid of harder dan de snelheidsli-
miet die geldt voor de gebruikte winterbanden.
Monteer winterbanden op alle wielen.
Gebruik geen banden met verschillende slijtagepatronen.
Rijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig letsel het gevolg zijn.
Rijd niet harder dan de maximaal toegestane snelheid voor de gebruikte
sneeuwkettingen of niet harder dan 50 km/h, afhankelijk van welke snel-
heid de laagste is.
Vermijd het rijden over slechte wegdekken en over gaten.
Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en
schakelhandelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
Minder uw snelheid alvorens een bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar blijft.
245
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
5-1. Basishandelingen
Soorten audiosystemen.....246
Stuurwieltoetsen
audiosysteem ..................248
USB-aansluiting.................249
5-2. Gebruik van het
audiosysteem
Optimaal gebruikmaken
van het audiosysteem......250
5-3. Gebruik van de radio
Bediening radio..................252
5-4. Afspelen van audio-CD's
en discs met MP3-/WMA-
bestanden
Bediening CD-speler..........257
5-5. Gebruik van een extern
apparaat
Afspelen van bestanden
op een iPod .....................266
Afspelen van bestanden
op een USB-geheugen....273
246
5-1. Basishandelingen
YARIS_F_WE_52D53E
Soorten audiosystemen
Auto's met navigatie-/multimediasysteem
Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem
voor meer informatie indien uw auto is uitgerust met een navigatie-/
multimediasysteem.
: Indien aanwezig
247
5-1. Basishandelingen
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's zonder navigatie-/multimediasysteem
CD-speler met AM/FM-radio
Onderstaande afbeelding heeft betrekking op auto's met linkse bestu-
ring. Voor auto's met rechtse besturing is de positie van de knoppen
omgekeerd.
Gebruik van mobiele telefoons
Mobiele telefoons kunnen storingen veroorzaken die hoorbaar zijn via de
luidsprekers als het audiosysteem ingeschakeld is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het audiosysteem niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
Voorkomen van schade aan het audiosysteem
Mors geen drank of andere vloeistof over het audiosysteem.
248
5-1. Basishandelingen
YARIS_F_WE_52D53E
Stuurwieltoetsen audiosysteem
Volumetoets:
Indrukken: verhogen/verla-
gen van het volume
Ingedrukt houden: blijft het
volume verhogen/verlagen
Radio geselecteerd:
Indrukken: selecteren van
een radiozender
Ingedrukt houden: omhoog/
omlaag zoeken
CD-, MP3/WMA-disc-, iPod- of USB-modus:
Indrukken: selecteren van een nummer/bestand/muziekstuk
Ingedrukt houden: selecteren van een map of album (MP3/
WMA-disc, iPod of USB)
Toets MODE
Indrukken: inschakelen van het systeem, selecteren van een
audiobron
Ingedrukt houden: het geluid van de actuele weergave wordt
gedempt of de actuele weergave wordt onderbroken.
Houd de toets nogmaals ingedrukt om het dempen of onderbre-
ken ongedaan te maken.
: Indien aanwezig
Sommige functies van het audiosysteem kunnen worden
bediend met behulp van de toetsen op het stuurwiel.
De werking kan verschillen afhankelijk van het type audio- of
navigatiesysteem. Raadpleeg de handleiding van het audio- of
navigatiesysteem voor meer informatie.
Bedienen van het audiosysteem met de stuurwieltoetsen
1
2
WAARSCHUWING
Beperk de kans op ongevallen
Neem bij het bedienen van de toetsen op het stuurwiel de nodige voorzich-
tigheid in acht.
3
249
5
5-1. Basishandelingen
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
USB-aansluiting
iPod
Open het afdekkapje en sluit
een iPod aan met behulp van
een iPod-kabel.
Als de iPod niet is ingeschakeld,
schakel deze dan alsnog in.
USB-geheugen
Open het afdekkapje en sluit het USB-geheugen aan.
Als het USB-geheugen niet is ingeschakeld, schakel dit dan alsnog in.
Draagbare audiospeler
Open het afdekkapje en sluit de draagbare audiospeler aan.
Als de draagbare audiospeler niet is ingeschakeld, schakel deze dan
alsnog in.
: Indien aanwezig
Sluit een iPod, USB-geheugen of draagbare audiospeler aan op
de USB-aansluiting zoals hieronder aangegeven. Druk op
om de “iPod” of “USB” te selecteren.
Aansluiten met behulp van de USB-aansluiting
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Sluit geen apparaat aan en bedien het apparaat niet.
250
5-2. Gebruik van het audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Optimaal gebruikmaken van het
audiosysteem
Weergeven van de actuele
modus
Wijzigen van de volgende
instellingen
Geluidskwaliteit en balans
(Blz. 251)
Voor een optimaal geluid kun-
nen de geluidskwaliteit en
balans worden gewijzigd.
Automatische geluidsrege-
ling aan/uit (Blz. 251)
Selecteren van de modus
Wijzigen van geluidskwaliteitsinstellingen
Druk op .
Draai aan om “Sound Setting” (geluidsinstelling) te selec-
teren.
Druk op .
Draai naar de gewenste stand.
BASS, TREBLE, FADER, BALANCE of ASL
Druk op .
: Indien aanwezig
De geluidskwaliteit (hoge tonen/bas) en balans kunnen worden
afgesteld.
STO51AP005
1
2
3
Gebruik van toonregeling en geluidsverdeling
1
2
3
4
5
251
5-2. Gebruik van het audiosysteem
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Instellen van de geluidskwaliteit
Door aan te draaien kan het niveau worden geregeld.
*: De geluidskwaliteit wordt in elke audioweergave afzonderlijk afgesteld.
Instellen van de automatische geluidsregeling (ASL)
Als ASL is geselecteerd, kan de hoeveelheid ASL in de volgorde
LOW, MID en HIGH worden gewijzigd door naar rechts te
draaien.
Door naar links te draaien, schakelt u de ASL uit.
ASL past het volume en de toonregeling automatisch aan op basis van
de rijsnelheid.
Instelling
geluids-
kwaliteit
Weergege-
ven modus
Niveau
Naar links
draaien
Naar rechts
draaien
Lage tonen* BASS -5 - 5
Laag Hoog
Hoge tonen* TREBLE -5 - 5
Balans
volume
voor/achter
FADER R7 tot F7
Verhogen
volume
achter
Verhogen
volume voor
Balans
links/rechts
BALANCE L7 - R7
Verhogen
volume links
Verhogen
volume
rechts
252
5-3. Gebruik van de radio
YARIS_F_WE_52D53E
Radiobediening
: Indien aanwezig
Kies AM of FM om naar de radio te luisteren.
AAN/UIT
Volume
Voorkeuzetoetsen
Instellen AF/regiocode/TA
Afstellen frequentie of
selecteren van items
Terugtoets
Toets AM/FM
Weergeven zenderlijst
Zoeken van frequentie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
253
5-3. Gebruik van de radio
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Stem af op een gewenste zender door de knop te verdraaien
of op het gedeelte of van te drukken.
Houd de toets (van [1] tot [6]) waaronder u de zender
wilt opslaan ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
Bijwerken van de zenderlijst
Druk op .
De zenderlijst wordt weergegeven.
Druk op (UPDATE) om de lijst bij te werken.
Tijdens het zoeken wordt “Updating” (bijwerken) weergegeven. Vervol-
gens worden op het display de beschikbare zenders weergegeven.
Druk op om het bijwerken te onderbreken.
Selecteren van een zender in de zenderlijst
Druk op .
De zenderlijst wordt weergegeven.
Draai om een zender te selecteren.
Druk op om op de zender af te stemmen.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Vastleggen van voorkeuzezenders
Gebruik van de zenderlijst
1
2
1
2
1
2
3
254
5-3. Gebruik van de radio
YARIS_F_WE_52D53E
Met deze functie kan uw radio zenders ontvangen.
Luisteren naar radiozenders van hetzelfde netwerk
Druk op .
Draai naar RADIO en druk op .
Draai afhankelijk van de gewenste stand naar FM AF of
“Region code” (regiocode).
Druk op om ON (aan) of OFF (uit) te selecteren.
Stand FM AF ON: De radiozender van hetzelfde netwerk
met de sterkste ontvangst wordt geselec-
teerd.
Stand regiocode ON: De radiozender van hetzelfde netwerk
met de sterkste ontvangst die hetzelfde
programma uitzendt, wordt geselecteerd.
RDS (Radio Data Systeem)
1
2
3
3
4
255
5-3. Gebruik van de radio
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Verkeersinformatie
Druk op .
Draai naar RADIO en druk op .
Draai naar de stand FM TA.
Druk op om ON (aan) of OFF (uit) te selecteren.
Stand TP: Het systeem schakelt automatisch over naar een zender
waarop verkeersinformatie wordt meegestuurd zodra
deze informatie wordt ontvangen.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer terugge-
schakeld naar de zender waarop was afgestemd.
Stand TA: Het systeem schakelt automatisch over naar een zender
waarop verkeersinformatie wordt meegestuurd zodra
deze informatie wordt ontvangen. In stand FM wordt de
geluidsweergave onderbroken als verkeersinformatie
wordt uitgezonden.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer terugge-
schakeld naar de zender waarop was afgestemd.
1
2
3
3
4
256
5-3. Gebruik van de radio
YARIS_F_WE_52D53E
EON-systeem (Enhanced Other Network) (voor de ontvangst van ver-
keersmeldingen)
Als de RDS-zender (met EON-gegevens) waar u naar luistert geen verkeers-
informatie meestuurt en het audiosysteem in stand TA (verkeersmelding)
staat, schakelt het systeem automatisch over naar een zender van de EON
AF-lijst zodra het uitzenden van de verkeersinformatie begint.
Als de accu is losgenomen
De opgeslagen voorkeuzezenders worden gewist.
Ontvangstgevoeligheid
Het is niet altijd mogelijk radiosignalen perfect te ontvangen vanwege de
steeds wisselende positie van de antenne, verschillen in signaalsterkte en
de aanwezigheid van objecten in de omgeving als treinen, zendstations,
enz.
De radioantenne is bevestigd op de achterzijde van het dak. De antenne
kan van de voet worden verwijderd door deze te draaien.
Digital Audio Broadcast (DAB) radio
De optionele radioantenne en ontvanger zijn noodzakelijk voor het gebruik
van de Digital Audio Broadcast (DAB) radio.
OPMERKING
Verwijder de antenne onder de volgende omstandigheden om bescha-
diging te voorkomen:
Als de auto in een garage het plafond raakt.
Als het dak wordt afgedekt.
257
5
5-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA-bestanden
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Bediening CD-speler
Plaats een disc.
: Indien aanwezig
Plaats een disc in de speler of druk op om een disc af te
spelen.
AAN/UIT
Volume
Uitwerpen van disc
Herhalen
Afspelen in willekeurige volg-
orde
Selecteren van een muziek-
stuk/bestand of weergeven
van tekst
Selecteren van een map
Terugtoets
Afspelen
Weergeven van muziekstuk-
ken-/mappenlijst
Selecteren van een muziek-
stuk, versneld vooruit- of
terugspoelen
Laden van CD's of discs met MP3- en WMA-bestanden
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
258
5-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA-bestanden
YARIS_F_WE_52D53E
Druk op en verwijder de disc.
Een muziekstuk selecteren
Draai aan of druk op om naar het vorige of op van
om naar het volgende muziekstuk te gaan totdat het gewenste
nummer op het display wordt weergegeven.
Selecteren van een muziekstuk uit een afspeellijst
Druk op .
De afspeellijst wordt weergegeven.
Draai aan en druk op om een muziekstuk te selecteren.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weer-
gave.
Vooruit-/terugspoelen van muziekstukken
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Herhalen
Druk op (RPT).
Het huidige muziekstuk wordt herhaaldelijk afgespeeld tot weer op
(RPT) wordt gedrukt.
Afspelen in willekeurige volgorde
Druk op (RDM).
De muziekstukken worden in willekeurige volgorde afgespeeld tot weer
op (RDM) wordt gedrukt.
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en titel van de CD worden
op het display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Uitwerpen van CD's of discs met MP3- en WMA-bestanden
Gebruik van de CD-speler
1
2
259
5-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA-bestanden
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Selecteren van één map per keer
Druk op of van de toets om de gewenste map te selecte-
ren.
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op .
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai en druk op om een map en bestand te selecteren.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Druk op om dit menu te verlaten.
Terugkeren naar de eerste map
Houd ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
Selecteren van bestanden
Draai aan de knop of druk op of van de toets om
het gewenste bestand te selecteren.
Vooruit-/terugspoelen van bestanden
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Herhalen
Wanneer (RPT) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Bestand herhalen  Map herhalen
* UIT.
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volg-
orde) is geselecteerd
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de
volgende volgorde:
Map in willekeurige volgorde
afspelen Disc in willekeurige volgorde afspelen Uit.
Afspelen van discs met MP3- en WMA-bestanden
1
2
260
5-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA-bestanden
YARIS_F_WE_52D53E
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel (alleen MP3)
worden op het display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Display
Er kunnen maximaal 24 karakters worden weergegeven.
Of de informatie wordt weergegeven en de manier waarop deze wordt weer-
gegeven is afhankelijk van de gegevens op de disc.
Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en
onderneem de juiste acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto
dan naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Melding Oorzaak Correctieprocedures
CD CHECK
(controleer CD)
De disc is vuil of
beschadigd.
De disc is onderste-
boven geplaatst.
Reinig de disc.
Plaats de disc op de
juiste wijze.
ERROR (fout)
Er zit een storing in het
systeem.
Verwijder de disc.
WAIT (wachten)
Het afspelen wordt af-
gebroken vanwege de
hoge temperatuur in de
speler.
Wacht enige tijd en druk
op de toets .
Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige als de
CD nog steeds niet afge-
speeld kan worden.
NO SUPPORT
(geen ondersteu-
ning)
Er staan geen MP3/
WMA-bestanden op de
CD.
Verwijder de disc.
261
5-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA-bestanden
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, kras-
sen, vuil of beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
CD's met een kopieerbeveiliging kunnen mogelijk niet worden afgespeeld.
Beschermingsfunctie CD-speler
Om de interne componenten in de CD-speler te beschermen, wordt het
afspelen automatisch onderbroken als er een defect wordt gesignaleerd.
Als een disc gedurende langere tijd in de CD-speler blijft zitten of als de
disc gedeeltelijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De disc kan beschadigd raken waardoor deze niet meer goed kan worden
afgespeeld.
Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER3) is een audiocompressieformaat van Microsoft.
Door gebruik te maken van MP3-compressie kunnen bestanden worden
gecomprimeerd tot ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner
dan bestanden van het MP3-formaat.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaarden en aan de
media/formaten waarmee de opgenomen bestanden kunnen worden afge-
speeld.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaarden
MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 LAYER3: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22,05, 24 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 160, 192, 224, 256, 320 (kbps)
MPEG2 LSF LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 144, 160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaalsstereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
262
5-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA-bestanden
YARIS_F_WE_52D53E
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaarden
WMA versie 7, 8, 9
Compatibele samplingfrequenties
32, 44,1, 48 (kHz)
Compatibele bitrates (alleen compatibel met 2-kanaalsweergave)
Versie 7, 8: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192 (kbps)
Versie 9: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192, 256, 320 (kbps)
Compatibele media
De media die kunnen worden gebruikt voor de weergave van MP3- en
WMA-bestanden zijn CD-R's en CD-RW's.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhankelijk
van de eigenschappen van de CD. Weergave is in sommige gevallen niet
mogelijk of de speler kan overslaan als er krassen of vingerafdrukken op de
disc aanwezig zijn.
Compatibele disc-formaten
De volgende disc-formaten kunnen worden gebruikt.
Disc-formaten: CD-ROM Mode 1 en Mode 2
CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en Form 2
Bestandsformaten: ISO9660 level 1, level 2, (Romeo, Joliet)
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, kun-
nen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de
bestandsnamen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden
weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaarden en beperkingen betrekking hebben
zijn als volgt.
Maximale mapstructuur: 8 niveaus
Maximale lengte van mapnamen/bestandsnamen: 32 karakters
Maximaal aantal mappen: 192 (inclusief de root)
Maximaal aantal bestanden per disc: 255
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en
die kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of
.wma.
Multi-sessies
Omdat het audiosysteem geschikt is voor het afspelen van multi-sessieop-
namen, kunnen er discs worden afgespeeld met MP3- en WMA-bestanden.
Alleen de eerste sessie kan echter worden afgespeeld.
263
5-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA-bestanden
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het muziekstuk, de naam van de artiest, enz.
op te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3 ID3-
tags. (Het aantal karakters is gebaseerd op ID3 versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest op te
nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Als er een disc met MP3- of WMA-bestanden in de speler wordt geplaatst,
worden eerst alle bestanden op de disc gecontroleerd. Als deze controle
voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afgespeeld. Om de
bestandscontrole niet langer te laten duren dan nodig is, adviseren wij u
geen andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op de disc op te
nemen en geen onnodige mappen te creëren.
Als op discs een combinatie staat van audiogegevens en MP3- of WMA-
gegevens, kunnen alleen audiogegevens worden afgespeeld.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere
bestanden dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden niet juist
herkend worden en worden afgespeeld als MP3- en WMA-bestanden. Dit
kan leiden tot storende geluiden en schade aan de luidsprekers.
Afspelen
Om een MP3-bestand met constante geluidskwaliteit af te spelen, advi-
seren wij de opnames te maken met een vaste bitrate van 128 kbps en
een samplingfrequentie van of 44,1 kHz.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhanke-
lijk van de eigenschappen van de disc.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3- en
WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van deze
software kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het begin
van de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kan afspelen
zelfs helemaal niet mogelijk zijn.
• Als er andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op een disc
staan, kan het langer duren voordat de bestanden op de disc herkend
worden en in sommige gevallen kan de disc wellicht helemaal niet wor-
den afgespeeld.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handelsmer-
ken van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
264
5-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA-bestanden
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Verklaring voor de CD-speler
Dit product is een klasse I laserproduct.
Verwijder nooit de kap van de speler en probeer de speler nooit zelf te
repareren. Laat reparaties uitvoeren door deskundig personeel.
Laserstralen: niet schadelijk
265
5-4. Afspelen van audio-CD's en discs met MP3-/WMA-bestanden
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Discs en adapters die niet kunnen worden gebruikt
Gebruik de volgende discs niet.
Gebruik ook geen 8 cm disc-adapters, DualDiscs of printbare discs.
Hierdoor kan de speler beschadigd raken en/of kan het plaatsen/verwijde-
ren van de disc bemoeilijkt worden.
Discs met een andere diameter dan 12 cm.
Inferieure of vervormde discs.
Discs met een transparant of lichtdoorlatend opnamegedeelte.
Discs waar tape, stickers of CD-R-labels op geplakt zijn of discs waarvan
het label heeft losgelaten
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de speler
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan leiden tot ernstige
beschadiging van de discs of van de speler zelf.
Plaats niets anders in de opening dan discs.
Probeer de speler niet met olie te smeren.
Stel discs niet bloot aan direct zonlicht.
Probeer de speler niet uit elkaar te nemen.
266
5-5. Gebruik van een extern apparaat
YARIS_F_WE_52D53E
Afspelen van bestanden op een iPod
Blz. 249
: Indien aanwezig
Door een iPod aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit de
luidsprekers van de auto. Druk op tot “iPod” verschijnt.
Aansluiten van een iPod
Bedieningspaneel
AAN/UIT
Volume
iPod-menu
Herhalen
Afspelen in willekeurige
volgorde
Een iPod-menu/muziekstuk
selecteren of tekst weergeven
Terugtoets
Afspelen
Overzicht van muziekstukken
weergeven
Selecteren van een muziek-
stuk, vooruit of terugspoelen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
267
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Druk op (MENU) om het iPod-menu te selecteren.
Door rechtsom te draaien verandert de afspeelmodus als
volgt:
Playlists (afspeellijsten)  Artists (artiesten)  Albums  Songs
(muziekstukken) Podcasts Genres Composers (componis-
ten) Audiobooks (audioboeken)
Druk op de toets om de gewenste afspeelfunctie te selecte-
ren.
Lijst afspeelmodus
Selecteren van een afspeelmodus
1
2
3
Afspeel-
modus
Eerste
selectie
Tweede
selectie
Derde
selectie
Vierde
selectie
Playlists
Selectie
afspeellijsten
Selectie
muziekstuk-
ken
- -
Artists
Selectie
artiesten
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
-
Albums
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
- -
Songs
Selectie
muziekstuk-
ken
- - -
Podcasts
Selectie
podcasts
Selectie
afleveringen
- -
Genres
Selectie
genres
Selectie
artiesten
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
Composers
Selectie
componisten
Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
-
Audiobooks
Selectie
audioboeken
- - -
268
5-5. Gebruik van een extern apparaat
YARIS_F_WE_52D53E
Kiezen van een lijst
Draai aan de knop om de eerste selectielijst weer te
geven.
Druk op om het gewenste item te selecteren.
Door op de knop te drukken, wordt de tweede selectielijst weer-
gegeven.
Herhaal deze procedure om de gewenste optie te selecteren.
Druk op om terug te keren naar de vorige selectielijst.
Draai aan de knop of druk op of van de toets om het
gewenste muziekstuk te selecteren.
Druk op .
Het overzicht van de muziekstukken wordt weergegeven.
Draai aan om een muziekstuk te selecteren.
Druk op om het muziekstuk af te spelen.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Druk op (RPT).
Druk opnieuw op (RPT) om de functie te annuleren.
Muziekstukken selecteren
Selecteren van een muziekstuk in het overzicht
Versneld vooruit-/terugspoelen van muziekstukken
Herhalen
1
2
3
1
2
3
269
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de vol-
gende volgorde:
Muziekstuk in
willekeurige volgorde album in willekeurige volgorde UIT.
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel worden op het
display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Druk op om het iPod-menu weer te geven.
Door te draaien, veranderen de geluidsinstellingen.
(Blz. 250)
Informatie over iPod
“Made for iPod” (gemaakt voor iPod) en “Made for iPhone” (gemaakt voor
iPhone) houden in dat een elektronisch accessoire speciaal is ontworpen
voor de iPod respectievelijk iPhone en dat de ontwikkelaar garandeert dat
het product aan de prestatienormen van Apple voldoet.
Apple kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de werking van dit
apparaat of de mate waarin dit apparaat voldoet aan de eisen voor veilig-
heid en regelgeving. Let erop dat het gebruik van dit accessoire in combina-
tie met een iPod of iPhone de werking van de afstandsbediening negatief
kan beïnvloeden.
iPod is een handelsmerk van Apple Inc., geregistreerd in de VS en in
andere landen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Overschakelen naar een andere weergave
Regelen van de geluidskwaliteit en de balans van het volume
1
2
270
5-5. Gebruik van een extern apparaat
YARIS_F_WE_52D53E
iPod-functies
Wanneer een iPod is aangesloten en de audiobron wordt gewijzigd in iPod-
modus, gaat de iPod verder met het laatst afgespeelde bestand.
Afhankelijk van de iPod die op het systeem is aangesloten, zijn bepaalde
functies mogelijk niet beschikbaar. Als een functie niet beschikbaar is van-
wege een storing (in tegenstelling tot een systeemspecificatie), kan het hel-
pen om het apparaat even los te koppelen en weer aan te sluiten.
Als de iPod is aangesloten op het systeem, kan de iPod niet meer op de
normale wijze worden bediend. In dat geval moeten de bedieningselemen-
ten van het audiosysteem van de auto worden gebruikt.
Als de batterijspanning van de iPod erg laag is, werkt de iPod wellicht niet.
In dat geval moet de iPod eerst worden opgeladen.
Ondersteunde modellen (Blz. 271)
iPod-problemen
Om de meeste problemen tijdens het gebruik van uw iPod te verhelpen, kunt
u de iPod losnemen van de iPod-aansluiting in de auto en het apparaat reset-
ten.
Raadpleeg voor het resetten van uw iPod de handleiding van de iPod.
Display
Blz. 260
Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en
onderneem de juiste acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto
dan naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Melding Oorzaak/correctieprocedures
ERROR (fout)
Dit geeft aan dat er een probleem is met de
iPod of de aansluiting ervan.
NO SONGS
(geen muziekstukken)
Dit geeft aan dat de iPod geen audio-opna-
mes bevat.
NO PLAYLIST
(geen afspeellijst)
Dit geeft aan dat sommige beschikbare
muziekstukken niet kunnen worden gevon-
den in de geselecteerde afspeellijst.
UPDATE YOUR IPOD
(update uw iPod)
Dit geeft aan dat de versie van de iPod niet
compatibel is. Actualiseer uw iPod-software
naar de nieuwste versie.
271
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Compatibele modellen
Afhankelijk van de verschillen tussen modellen, software-versies, enz., zijn
sommige van de genoemde modellen mogelijk niet compatibel met dit sys-
teem.
iPods van de 4e generatie en eerdere modellen zijn niet compatibel met dit
systeem.
iPod mini, iPod shuffle en iPod photo zijn niet compatibel met dit systeem.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben, zijn
als volgt:
Maximaal aantal lijsten in apparaat: 9.999
Maximaal aantal muziekstukken in apparaat: 65.535
Maximaal aantal muziekstukken per lijst: 65.535
Uitvoering Generatie Software-versie
iPod 5e generatie Versie 1.3.0 of hoger
iPod nano
1e generatie Versie 1.3.1 of hoger
2e generatie Versie 1.1.3 of hoger
3e generatie Versie 1.1.3 of hoger
4e generatie Versie 1.0.4 of hoger
5e generatie Versie 1.0.1 of hoger
iPod touch
1e generatie Versie 3.1.2 of hoger
2e generatie Versie 3.1.2 of hoger
Eind 2009 (8 GB) Versie 3.1.2 of hoger
Eind 2009 (32 GB/64 GB) Versie 3.1.2 of hoger
iPod classic
1e generatie Versie 1.1.2 of hoger
2e generatie (120 GB) Versie 2.0.1 of hoger
Eind 2009 (160 GB) Versie 2.0.3 of hoger
iPhone
1e generatie (iPhone) Versie 3.1.2 of hoger
2e generatie (iPhone 3G) Versie 3.1.2 of hoger
3e generatie (iPhone 3GS) Versie 3.1.2 of hoger
4e generatie (iPhone 4) Versie 4.0.0 of hoger
272
5-5. Gebruik van een extern apparaat
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Sluit de iPod niet aan en bedien deze niet.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de iPod
Laat uw iPod niet achter in de auto. De temperatuur in de auto kan hoog
oplopen, waardoor de iPod beschadigd kan raken.
Druk niet op de iPod en oefen geen onnodige druk erop uit terwijl het
apparaat aangesloten is, aangezien dit de iPod of de aansluiting ervan
kan beschadigen.
Plaats geen vreemde voorwerpen in de opening, aangezien dit de iPod of
de aansluiting ervan kan beschadigen.
273
5
5-5. Gebruik van een extern apparaat
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Afspelen van bestanden op een
USB-geheugen
Blz. 249
: Indien aanwezig
Door een USB-geheugen aan te sluiten, kunt u genieten van
muziek uit de luidsprekers van de auto. Druk herhaaldelijk op
tot USB verschijnt.
Aansluiten van een USB-geheugen
Bedieningspaneel
AAN/UIT
Volume
Herhalen
Afspelen in willekeurige volg-
orde
Selecteren van een bestand of
weergeven van tekst
Selecteren van een map
Terugtoets
Afspelen
Weergeven overzicht mappen
Selecteren van een bestand,
versneld vooruit- of terugspoe-
len
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
274
5-5. Gebruik van een extern apparaat
YARIS_F_WE_52D53E
Selecteren van één map per keer
Druk op of van de toets om de gewenste map te selecte-
ren.
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op .
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai en druk op om een map en bestand te selecteren.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Druk op om dit menu te verlaten.
Terugkeren naar de eerste map
Houd ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
Draai aan de knop of druk op of van de toets om het
gewenste bestand te selecteren.
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Wanneer (RPT) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de vol-
gende volgorde:
Bestand herhalen  Map herhalen
* UIT.
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volgorde)
is geselecteerd
Selecteren van een map
Selecteren van bestanden
Vooruit-/terugspoelen van bestanden
Herhalen
1
2
275
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de vol-
gende volgorde:
Map in willekeurige
volgorde afspelen Disc in willekeurige volgorde afspelen Uit.
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel (alleen MP3)
worden op het display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Functies USB-geheugen
Afhankelijk van het type USB-geheugen dat op het systeem is aangesloten,
kan het apparaat zelf mogelijk niet worden bediend en zijn bepaalde func-
ties mogelijk niet beschikbaar. Als het apparaat niet kan worden bediend of
als een functie niet beschikbaar is vanwege een storing (in tegenstelling tot
een systeemspecificatie), kan het helpen om het apparaat even los te kop-
pelen en weer aan te sluiten.
Formatteer het geheugen als het USB-geheugen nog steeds niet werkt
nadat het apparaat is losgekoppeld en weer is aangesloten.
Display
Blz. 260
Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en
onderneem de juiste acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto
dan naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Afspelen in willekeurige volgorde
Overschakelen naar een andere weergave
Melding Oorzaak/correctieprocedures
ERROR (fout)
Dit geeft aan dat er een probleem is met het
USB-geheugen of de aansluiting ervan.
NO MUSIC (geen muziek)
Dit geeft aan dat er geen MP3/WMA-bestan-
den in het USB-geheugen staan.
276
5-5. Gebruik van een extern apparaat
YARIS_F_WE_52D53E
USB-geheugen
Compatibele apparaten
USB-geheugen dat kan worden gebruikt voor het afspelen van MP3- en
WMA-bestanden
Compatibele apparaatformaten
De volgende apparaatformaten kunnen worden gebruikt:
USB-communicatieformaten: USB2.0 FS (12 mbps)
Bestandsformaten: FAT12/16/32 (Windows)
Klasse: massaopslag
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, kun-
nen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de bestands-
namen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben,
zijn als volgt:
Maximale mapstructuur: 8 niveaus
Maximaal aantal mappen in een apparaat: 999 (inclusief de root)
Maximaal aantal bestanden in een apparaat: 9.999
Maximaal aantal bestanden per map: 255
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER 3) is een standaard audiocompressieformaat.
Met deze MP3-techniek kunnen bestanden worden gecomprimeerd tot
ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van
Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner
dan bestanden van het MP3-formaat.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaards en aan de
media/formaten waarmee bestanden zijn opgenomen.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaarden
MP3 (MPEG1 AUDIO LAYERII, III, MPEG2 AUDIO LAYERII, III, MPEG2.5)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 AUDIO LAYERII, III: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 AUDIO LAYERII, III: 16, 22,05, 24 (kHz)
MPEG2.5: 8, 11,025, 12 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 AUDIO LAYERII, III: 32-320 (kbps)
MPEG2 AUDIO LAYERII, III: 32-160 (kbps)
MPEG2.5: 32-160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaalsstereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
277
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
YARIS_F_WE_52D53E
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaarden
WMA versie 9
Compatibele samplingfrequenties
HIGH PROFILE 32, 44,1, 48 kHz
Compatibele bitrates
HIGH PROFILE 32-320 (kbps, VBR)
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en
die kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of
.wma.
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het muziekstuk, de naam van de artiest, enz.
op te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3, 2.4
ID3-tags. (Het aantal karakters is gebaseerd op ID3 versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest op te
nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Wanneer er een apparaat met MP3- of WMA-bestanden is aangesloten,
worden eerst alle bestanden op het USB-geheugen gecontroleerd. Als
deze controle voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afge-
speeld. Om de bestandscontrole niet langer te laten duren dan nodig is,
adviseren wij u geen andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden in
het USB-geheugen op te nemen en geen onnodige mappen te creëren.
Als een USB-geheugen is aangesloten en de audiobron is gewijzigd naar
afspeelmodus voor USB, zal het USB-geheugen beginnen met het afspe-
len van het eerste bestand in de eerste map. Als hetzelfde apparaat
wordt verwijderd en weer aangesloten (en de inhoud ervan niet is veran-
derd), zal het USB-geheugen het afspelen hervatten vanaf het punt waar
de speler is geëindigd.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere
bestanden dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden worden
overslagen (en niet worden afgespeeld).
278
5-5. Gebruik van een extern apparaat
YARIS_F_WE_52D53E
Afspelen
Om MP3-bestanden met constante geluidskwaliteit af te spelen, advise-
ren wij de opnames te maken met een vaste bitrate van ten minste 128
kbps en een samplingfrequentie van 44,1 kHz.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3- en
WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van deze
software kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het begin
van de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kan afspelen
zelfs helemaal niet mogelijk zijn.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handelsmer-
ken van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Sluit het USB-geheugen niet aan en bedien dit niet.
OPMERKING
Als het dashboardkastje niet volledig gesloten kan worden
Afhankelijk van de vorm en het formaat van het USB-geheugen dat op het
systeem is aangesloten, is het mogelijk dat het dashboardkastje niet goed
gesloten kan worden. Probeer in dat geval niet het dashboardkastje met
kracht te sluiten; het USB-geheugen of de aansluiting kan daardoor
beschadigd raken. Verwijder het USB-geheugen en gebruik een USB-
geheugen met een andere vorm en formaat, zodat het dashboardkastje wel
volledig gesloten kan worden.
Voorkomen van schade aan USB-geheugen
Laat het USB-geheugen niet in de auto achter. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor de speler beschadigd kan raken.
Druk niet op het USB-geheugen en oefen geen onnodige druk hierop uit
terwijl het geheugen is aangesloten, aangezien dit het USB-geheugen of
de aansluiting ervan kan beschadigen.
Plaats geen vreemde voorwerpen in de opening, aangezien dit het USB-
geheugen of de aansluiting ervan kan beschadigen.
279
6
Voorzieningen in
het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
6-1. Gebruik van de
airconditioning en de
achterruitverwarming
Handmatig bediende
airconditioning .................280
Automatische
airconditioning .................287
Extra verwarming...............295
Stoelverwarming................297
6-2. Gebruik van de interieur-
verlichting
Overzicht
interieurverlichting ...........299
Interieurverlichting.........299
Leeslampjes ..................300
6-3. Gebruik van de opberg-
mogelijkheden
Overzicht van opberg-
mogelijkheden .................301
Dashboardkastje ...........302
Bekerhouders................303
Fleshouders...................304
Extra opbergvak ............305
Voorzieningen in
de bagageruimte..............306
6-4. Gebruik van de overige
voorzieningen in het
interieur
Overige voorzieningen in
het interieur......................309
Zonnekleppen................309
Make-upspiegels ...........309
Uitneembare asbak .......310
Aansteker ......................311
Accessoireaansluiting....312
Armsteun.......................313
Zonnescherm
panoramadak ................313
Handgrepen...................314
280
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
Handmatig bediende airconditioning
Onderstaande afbeelding heeft betrekking op auto's met linkse bestu-
ring. Voor auto's met rechtse besturing is de positie van de
(draai)knoppen omgekeerd.
: Indien aanwezig
Bedieningspaneel airconditioning
Draaiknop uitstroomopening
Draaiknop luchttoevoer
Draaiknop temperatuurrege-
ling
Schakelaar achterruitverwar-
ming/schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming
(indien aanwezig)
Draaiknop aanjagersnelheid
Toets koel- en ontvochtigings-
functie aan/uit (indien aanwe-
zig)
1
2
3
4
5
6
281
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Auto's zonder de toets
Draai de knop voor de temperatuurregeling rechtsom om de tempe-
ratuur te verhogen.
Auto's met de toets
Draai de draaiknop voor de temperatuurregeling rechtsom (warm)
of linksom (koel) om de temperatuurinstelling aan te passen.
Als niet is ingedrukt, blaast het systeem lucht met de omgevings-
temperatuur of verwarmde lucht in het interieur.
Instellen van de aanjagersnelheid
Om de aanjagersnelheid aan te passen draait u de knop voor de
aanjagersnelheid rechtsom (hoger) of linksom (lager).
Door de knop naar “0” te draaien wordt de aanjager uitgeschakeld.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Draai de knop voor de uit-
stroomopening in de gewenste
stand om de uitstroomope-
ningen te selecteren.
Met de standen voor de uit-
stroomopeningen kan ook een
verfijnde afstelling worden gese-
lecteerd.
Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voe-
ten
Er stroomt lucht naar de
voeten
Er stroomt lucht naar de voeten en de voorruitverwarming is in
werking
De voorruitverwarming is in werking
1
2
3
4
5
282
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
Overige functies
Overschakelen tussen de buitenluchtmodus en de recirculatie-
modus (Blz. 282)
Ontwasemen van de voorruit (Blz. 282)
Ontwasemen van de achterruit en de buitenspiegels (Blz. 283)
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Draai de draaiknop voor de luchttoevoer.
Selecteer om naar de recirculatiemodus te schakelen.
Selecteer om naar de buitenluchtmodus te schakelen.
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten
voor te ontwasemen.
Draai de knop voor de uitstroomopening in stand .
Zet, wanneer de recirculatiemodus is ingeschakeld, de draaiknop voor
de luchttoevoer in de buitenluchtmodus.
Voer dienovereenkomstig de volgende handelingen uit:
Draai aan de knop voor de aanjagersnelheid om de aanjager-
snelheid aan te passen.
Draai de draaiknop voor de temperatuurregeling om de tempera-
tuur te wijzigen.
Auto's met toets : Als de ontvochtigingsfunctie niet werkt,
druk dan op de toets om de ontvochtigingsfunctie in te schake-
len.
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zij-
ruiten sneller te ontwasemen.
Overige functies
283
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
Auto's met achterruitverwarming
De achterruitverwarming wordt gebruikt om de achterruit te ontwa-
semen.
Druk op .
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automa-
tisch uitgeschakeld.
Auto's met achterruitverwarming en buitenspiegelverwarming
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de
achterruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op .
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automa-
tisch uitgeschakeld.
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselec-
teerde luchtcirculatiemodus.
: Op sommige uitvoerin-
gen
Afstellen van de stand en de mate van opening van de uit-
stroomopeningen
Uitstroomopeningen midden voor
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of
beneden.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of
te sluiten.
Uitstroomopeningen
1
2
284
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
Uitstroomopeningen voor
Richt de luchtstroom naar links
of rechts, boven of beneden.
Openen van de uitstroom-
opening.
Sluiten van de uitstroomope-
ning.
Beslaan van de ruiten
Auto's met toets : De ruiten zullen gemakkelijk beslaan als de lucht-
vochtigheid in de auto hoog is. Wanneer wordt ingeschakeld, wordt de
lucht die via de uitstroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de voor-
ruit efficiënt ontwasemd.
Auto's met toets : Als u uitschakelt, zullen de ruiten mogelijk snel-
ler beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Luchttoevoer
Zet bij het rijden op stoffige wegen, zoals in tunnels, of in druk verkeer de
draaiknop voor de luchttoevoer in de recirculatiemodus. Zo wordt voorkomen
dat er buitenlucht de auto instroomt. Wanneer tijdens het koelen de recircula-
tiemodus wordt ingeschakeld, wordt ook het interieur van de auto effectief
gekoeld.
1
2
285
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Wanneer het controlelampje in uit zichzelf dooft (auto's met de
toets )
Druk op om de koel- en ontvochtigingsfunctie uit en weer in te schake-
len. Er kan een storing aanwezig zijn in de airconditioning als het controle-
lampje weer dooft. Schakel de airconditioning uit en laat het systeem
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer de buitentemperatuur tot bijna 0C daalt (auto's met de
toets )
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk niet, ook niet als op wordt
gedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
Zet de airconditioning in de buitenluchtmodus om frisse lucht binnen te
laten.
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben
dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te zet-
ten voordat u de motor uitschakelt.
Er komt een geur vrij uit de airconditioning doordat het Stop & Start-sys-
teem in werking is (auto's met Stop & Start-systeem)
Als de motor wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem, kan een muffe
geur vrijkomen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Interieurfilter
Blz. 365
286
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Zet de draaiknop voor het selecteren van de uitstroomopening niet in de
stand tijdens het koelen bij extreem vochtig weer. Het verschil tussen
de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt belemmerd.
Wanneer de buitenspiegelverwarming is ingeschakeld (indien aanwe-
zig)
Raak het glas van de buitenspiegels niet aan omdat dit heet kan zijn.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
287
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Automatische airconditioning
: Indien aanwezig
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjager-
snelheid worden automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur.
Bedieningspaneel airconditioning
Toets koel- en ontvochtigings-
functie aan/uit
Draaiknop temperatuurrege-
ling links
Weergave temperatuur links
Weergave aanjagersnelheid
Weergave uitstroomope-
ningen
Weergave temperatuur rechts
Draaiknop temperatuurrege-
ling rechts
Toets voorruitverwarming
Schakelaar achterruitverwar-
ming/schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming
(indien aanwezig)
Voorkeuzetoets uitstroomope-
ning
Toets OFF
Toets aanjagersnelheid
Toets AUTO
Luchttoevoertoets
Toets gescheiden bediening
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
288
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai de draaiknop voor de
temperatuurregeling rechtsom
of linksom om de temperatuur-
instelling aan te passen.
Als niet is ingedrukt,
blaast het systeem lucht met de
omgevingstemperatuur of ver-
warmde lucht in het interieur.
Afzonderlijk instellen van de temperatuur voor de bestuurder
en voor de voorpassagier (DUAL-modus)
Voer een van de volgende procedures uit om de DUAL-modus in te
schakelen:
Druk op .
Wijzig de ingestelde temperatuur aan passagierszijde.
Als de DUAL-modus is ingeschakeld, gaat het controlelampje branden.
Druk nogmaals op de toets om de DUAL-modus uit te schakelen.
289
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Instellen van de aanjagersnelheid
Druk op van om de aanjagersnelheid te verhogen.
Druk op van om de aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op om de aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op om de uit-
stroomopeningen te wijzigen.
Iedere keer dat er op de toets
wordt gedrukt, worden er andere
uitstroomopeningen geselec-
teerd.
Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voe-
ten
Er stroomt lucht naar de
voeten
Er stroomt lucht naar de voeten en de voorruitverwarming is in
werking.
Overige functies
Overschakelen tussen de buitenluchtmodus en de recirculatie-
modus (Blz. 290)
Ontwasemen van de voorruit (Blz. 291)
Ontwasemen van de achterruit en de buitenspiegels (Blz. 291)
1
2
3
4
290
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
Druk op .
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnel-
heid worden automatisch geregeld op basis van de gekozen tem-
peratuur.
Wijzig de ingestelde temperatuur.
Druk op de toets om de procedure te beëindigen.
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselec-
teerde luchtcirculatiemodus.
: Op sommige uitvoerin-
gen
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer dat er op de toets wordt gedrukt, worden er andere uit-
stroomopeningen geselecteerd.
Als de recirculatiemodus is ingeschakeld, gaat het controlelampje bran-
den.
Gebruiken van de automatische modus
Uitstroomopeningen
1
2
3
Overige functies
291
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten
voor te ontwasemen.
Druk op .
De ontvochtigingsfunctie werkt en de aanjagersnelheid neemt toe.
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, de luchttoevoertoets in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zij-
ruiten sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op om terug te
keren naar de vorige modus.
Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
Auto's met achterruitverwarming
De achterruitverwarming wordt gebruikt om de achterruit te ontwa-
semen.
Druk op .
De achterruitverwarming wordt na een tijdje automatisch uitgeschakeld.
Auto's met achterruitverwarming en buitenspiegelverwarming
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de
achterruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op .
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automa-
tisch uitgeschakeld.
292
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
Afstellen van de stand en de mate van opening van de uit-
stroomopeningen
Uitstroomopeningen midden voor
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of
beneden.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of
te sluiten.
Uitstroomopeningen voor
Richt de luchtstroom naar links
of rechts, boven of beneden.
Openen van de uitstroom-
opening.
Sluiten van de uitstroomope-
ning.
1
2
1
2
293
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Gebruiken van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van
kan de aanjager even worden uitgescha-
keld tot er voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
Beslaan van de ruiten
Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is, zullen de ruiten gemakke-
lijk beslaan. Wanneer wordt ingeschakeld, wordt de lucht die via de
uitstroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de voorruit efficiënt ont-
wasemd.
Als u uitschakelt zullen de ruiten mogelijk sneller beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
Zet bij het rijden op stoffige wegen, zoals in tunnels, of in druk verkeer de
luchttoevoertoets in de recirculatiemodus. Zo wordt voorkomen dat er bui-
tenlucht de auto in stroomt. Wanneer tijdens het koelen de recirculatiemo-
dus wordt ingeschakeld, wordt ook het interieur van de auto effectief
gekoeld.
Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/recirculatiemodus automatisch inge-
schakeld afhankelijk van de ingestelde temperatuur of de temperatuur in de
auto.
Wanneer de buitentemperatuur tot bijna 0C daalt
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk niet, ook niet als op wordt
gedrukt.
Wanneer het controlelampje in uit zichzelf uitgaat
Druk op om de koel- en ontvochtigingsfunctie uit en weer in te schake-
len. Er kan een storing aanwezig zijn in de airconditioning als het controle-
lampje weer dooft. Schakel de airconditioning uit en laat het systeem
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
294
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
Geuren ventilatie en airconditioning
Zet de airconditioning in de buitenluchtmodus om frisse lucht binnen te
laten.
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben
dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te
zetten voordat u de motor uitschakelt.
Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager even vertraagd direct
nadat de airconditioning in de stand AUTO wordt ingeschakeld.
De airconditioning blijft in werking als de motor is uitgezet door het Stop
& Start-systeem (auto's met Stop & Start-systeem)
Als de motor wordt afgezet doordat het Stop & Start-systeem in werking is,
worden de koel-, verwarmings- en ontvochtigingsfuncties uitgeschakeld en
blaast het systeem alleen lucht die op kamertemperatuur is. Druk op de uit-
schakeltoets van het Stop & Start-systeem en gebruik het Stop & Start-sys-
teem niet om te voorkomen dat de airconditioning wordt uitgeschakeld.
Er komt een geur vrij uit de airconditioning doordat het Stop & Start-sys-
teem in werking is (auto's met Stop & Start-systeem)
Als de motor wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem, kan een muffe
geur vrijkomen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Interieurfilter
Blz. 365
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het
verschil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit
zorgt ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
Wanneer de buitenspiegelverwarming is ingeschakeld (indien aanwe-
zig)
Raak het glas van de buitenspiegels niet aan omdat dit heet kan zijn.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
295
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Extra verwarming
Schakelt de extra verwarming in/
uit
De extra verwarming gaat onge-
veer 25 seconden na het indrukken
van de toets werken, en het duurt
nog ongeveer 85 seconden voor-
dat hij volledig is opgewarmd.
De extra verwarming kan worden bediend als
De motor draait.
Normale verschijnselen bij werking van de extra verwarming
De volgende omstandigheden duiden niet op een storing:
Als de extra verwarming in- of uitgeschakeld wordt, kan enige witte rook of
een lichte geur vrijkomen uit de onder de vloer geplaatste uitlaat.
Bij het gebruik onder extreem koude omstandigheden kan tevens wat con-
dens uit de uitlaat komen.
Het is mogelijk dat gedurende 2 minuten nadat de extra verwarming is uit-
geschakeld in de motorruimte een geluid hoorbaar is.
Nadat de verwarming is uitgeschakeld
Het verdient aanbeveling om de extra verwarming niet binnen 10 minuten
opnieuw in te schakelen nadat u deze uitgeschakeld hebt. Anders kan de
extra verwarming geluid maken wanneer deze werkt.
Bij het tanken
De motor moet zijn afgezet. Wanneer u de motor afzet, wordt de extra ver-
warming uitgeschakeld.
: Indien aanwezig
Deze zorgt ervoor dat het interieur van de auto warm blijft onder
koude omstandigheden.
Extra verwarming
296
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Brandwonden of schade aan uw auto voorkomen
OPMERKING
Schade aan de auto voorkomen
Schakel de extra verwarming niet herhaaldelijk in en uit binnen een tijdsin-
terval van 5 minuten omdat dat de levensduur kan verkorten. Zet de toets
van de extra verwarming uit als de motor vaak opnieuw gestart wordt
(zoals bij bezorgingen).
Voer geen veranderingen uit aan de extra verwarming zonder eerst een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te raadplegen. Dit kan lei-
den tot storingen aan de verwarming of tot brand.
Mors geen water of andere vloeistoffen op het verwarmingselement en de
brandstofpomp van de verwarming. Dit kan storingen aan de verwarming
veroorzaken.
Houd de in- en uitlaat van de verwarming vrij van water, sneeuw, ijs, mod-
der, enz. Wanneer deze verstopt raken, kan de verwarming niet meer
goed werken.
Als u iets ongewoons opvalt, zoals een vloeistoflek, rook of een slechte
werking, schakel dan de extra verwarming uit en laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Raak de verwarming en de uitlaat niet
aan omdat deze heet zijn. U zou zich
kunnen branden.
Houd brandbare materialen zoals
brandstof weg van de verwarming en de
uitlaat. Anders kan brand ontstaan.
297
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Stoelverwarming
Inschakelen van de stoelver-
warming links voor
Inschakelen van de stoelver-
warming rechts voor
Het controlelampje gaat branden.
De stoelverwarming kan worden gebruikt als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Indien niet in gebruik
Schakel de stoelverwarming uit.
: Indien aanwezig
Bedieningsinstructies
1
2
298
6-1. Gebruik van het airconditioningsysteem en de achterruitverwarming
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Verbranding
Wees voorzichtig als onderstaande personen op een stoel met stoelver-
warming plaatsnemen om te voorkomen dat ze zich branden:
Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten
Personen met een gevoelige huid
Personen die oververmoeid zijn
Personen die alcohol hebben gedronken of personen die rustgevende
medicijnen (slaapmiddel, middel tegen verkoudheid, enz.) hebben
gebruikt
Bedek de stoel niet als de stoelverwarming in gebruik is.
Als de stoelverwarming in gebruik is en de stoel bedekt is met een deken
of kussen, kan de temperatuur van de stoel te hoog oplopen, waardoor
oververhitting kan ontstaan.
Gebruik de stoelverwarming niet langer dan noodzakelijk is. Als dit toch
gebeurt, kan dit leiden tot lichte brandwonden of oververhitting.
OPMERKING
Beschadiging van de stoelverwarming voorkomen
Plaats geen zware voorwerpen met een ongelijkmatig oppervlak op de stoel
en leg geen scherpe voorwerpen (naalden, punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de accu
Zet de stoelverwarming uit als de motor niet draait.
299
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Overzicht interieurverlichting
Uit
Stand DOOR
Aan
Interieurverlichting (Blz. 299)
Leeslampjes (Blz. 300)
Voetenruimteverlichting (indien aanwezig)
Startknopverlichting (auto's met Smart Entry-systeem en start-
knop)
Interieurverlichting
1
2
3
4
1
2
3
300
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
YARIS_F_WE_52D53E
Aan
Uit
Instapverlichting
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de stand
van het contact, afhankelijk van de vraag of de portieren vergrendeld/ont-
grendeld zijn, en of de portieren open/gesloten zijn.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
De verschillende lampjes in het interieur worden automatisch in- en uitge-
schakeld, afhankelijk van de stand van het contact, de aanwezigheid van de
elektronische sleutel, het vergrendeld/ontgrendeld zijn van de portieren en
het geopend/gesloten zijn van de portieren.
Voorkomen dat de accu te ver ontladen raakt
De volgende verlichting wordt na 20 minuten automatisch uitgeschakeld:
Interieurverlichting/leeslampjes
Bagageruimteverlichting
Voetenruimteverlichting
Als de startknopverlichting blijft branden wanneer het portier niet volledig is
gesloten, wordt deze verlichting na 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt voordat de verlichting uitgaat) kun-
nen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 489)
Leeslampjes
1
2
301
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Overzicht van opbergmogelijkheden
Dashboardkastje (Blz. 302)
Bekerhouders (Blz. 303)
Fleshouders (Blz. 304)
Extra opbergvak (Blz. 305)
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de opbergvakken moeten worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen in de opbergvakken liggen. Als
u dat wel doet, kan dat bij hoge temperaturen leiden tot het volgende:
Brillen kunnen vervormen als de temperatuur in de auto te hoog oploopt of
barsten als ze in contact komen met andere voorwerpen.
Aanstekers en spuitbussen kunnen exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen aanstekers vlam vatten en kunnen spuit-
bussen gas gaan lekken, waardoor brand kan ontstaan.
1
2
3
4
302
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
YARIS_F_WE_52D53E
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Gebruik van de uitstroomopening in het dashboardkastje (indien aanwe-
zig)
Dashboardkastje
Lucht afkomstig van de airconditioning
kan naar het dashboardkastje worden
geleid door de opening te regelen.
Openen
Sluiten
De lucht heeft dezelfde temperatuur als
de lucht die uit de uitstroomopening opzij
aan passagierszijde stroomt.
Bewaar geen bederfelijke producten in
het dashboardkastje.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan
letsel ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door het open dash-
boardkastje of door items in het dashboardkastje.
1
2
303
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Voor
Achter
Bekerhouders
WAARSCHUWING
Voorwerpen die niet in de bekerhouders mogen worden geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders dan bekers of blikjes. Andere voor-
werpen kunnen bij een aanrijding of sterk afremmen naar buiten worden
geslingerd en letsel veroorzaken.
Dek indien mogelijk warme dranken die in de bekerhouders staan af om
verbranding te voorkomen.
304
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
YARIS_F_WE_52D53E
Bij gebruik van de fleshouders
Bij het opbergen van een fles, dient de dop erop te worden gedraaid.
De fles kan mogelijk niet worden opgeborgen als gevolg van de grootte of
vorm ervan.
Fleshouders
WAARSCHUWING
Voorwerpen die niet in de fleshouders mogen worden geplaatst
Zet niets anders dan flessen in de fleshouders.
Andere voorwerpen kunnen bij een aanrijding of sterk afremmen naar bui-
ten worden geslingerd en letsel veroorzaken.
OPMERKING
Zaken die niet in de fleshouders kunnen worden geplaatst
Plaats alleen afgesloten flessen in de fleshouder. Plaats geen flessen zon-
der dop of glazen of papieren bekers met vloeistof. De inhoud kan gemorst
worden en het glas kan breken.
305
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Extra opbergvak
Type A Type B
Open de klep.
Type C
WAARSCHUWING
Aandachtspunten tijdens het rijden (type B)
Houd de extra opbergvakken gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken
kan letsel ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door een open-
staand extra opbergvak of door items die erin zijn opgeborgen.
306
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
YARIS_F_WE_52D53E
Voorzieningen in de bagageruimte
De bagageafdekking kan worden verwijderd aan de hand van onder-
staande procedure:
Neem de koordjes los en plaats
de bagageafdekking terug in de
horizontale positie.
Trek de bagageafdekking om-
hoog en trek hem naar u toe om
hem te verwijderen.
Bagageafdekking (indien aanwezig)
1
2
307
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Afstellen hoogte afdekplaat
Hoogste stand
Laagste stand
De laagste stand kan worden
gebruikt wanneer de afdekplaat
op de afdekking van de bagage-
ruimtevloer is geplaatst.
Verwijderen van de afdekplaat
Trek de afdekplaat omhoog en
trek hem naar u toe om hem te
verwijderen.
Afdekplaat (indien aanwezig)
1
2
WAARSCHUWING
Bedienen van de afdekplaat
Plaats niets op de afdekplaat wanneer u de afdekplaat bedient. Anders kun-
nen uw vingers bekneld raken of kan een ongeval ontstaan met letsel als
gevolg.
308
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
YARIS_F_WE_52D53E
Trek de afdekplaat en de afdek-
king van de bagageruimtevloer
omhoog.
Extra opbergvak (indien aanwezig)
309
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Overige voorzieningen in het interieur
Klap de zonneklep omlaag om
deze in de vooruitgerichte
stand te zetten.
Klap de zonneklep omlaag,
maak de klep los en draai deze
naar de zijkant om de zonne-
klep in de zijdelingse stand te
zetten.
Open de klep.
Make-upverlichting (indien aanwezig)
Zonnekleppen
1
2
Make-upspiegels
Schakelt de verlichting in
Schakelt de verlichting uit
1
2
310
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Make-upverlichting kan worden gebruikt als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
De asbak kan in een bekerhouder
worden geplaatst. (Blz. 303)
OPMERKING
Voorkomen dat de accu ontladen raakt (auto's met make-upverlichting)
Laat de make-upverlichting niet gedurende langere tijd branden bij een niet-
draaiende motor.
Uitneembare asbak (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
Indien niet in gebruik
Houd de asbak gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan een onge-
val ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door de open asbak of
door as die uit de asbak vliegt.
Voorkomen van brand
Zorg ervoor dat lucifers en sigaretten volledig gedoofd zijn voordat u ze in
de asbak stopt en controleer of de asbak geheel gesloten is.
Stop geen papier of ander brandbaar materiaal in de asbak.
311
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Druk de aansteker naar binnen.
Als de aansteker gereed is voor
gebruik, springt hij naar buiten.
De aansteker kan worden gebruikt als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Aansteker (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
Voorkomen van verbranding en brand
Raak de metalen delen van de aansteker niet aan.
Houd de aansteker niet ingedrukt als deze reeds gloeit. Hierdoor kan hij
oververhit raken, waardoor brand kan ontstaan.
Steek niets anders dan de geleverde aansteker in de houder. Anders kan
de houder vervormd raken en de aansteker naar buiten springen of moei-
lijk te verwijderen zijn.
312
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Gebruik deze als voeding voor elektronische voorwerpen die minder
dan 12 V/10 A verbruiken (stroomverbruik van 120 W).
Open het deksel.
De accessoireaansluitingen kunnen worden gebruikt als
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Accessoireaansluiting (indien aanwezig)
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje als de aansluiting niet in
gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de accessoireaansluiting terecht-
komen, kunnen kortsluiting veroorzaken.
Voorkomen van ontlading van de accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
313
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
6
Voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Klap de armsteun omlaag om
deze te kunnen gebruiken.
Het zonnescherm van het panoramadak kan met de hand worden
geopend en gesloten.
Openen van het zonnescherm van het panoramadak
Door de borglippen in te druk-
ken wordt het zonnescherm
ontgrendeld en kan het zonne-
scherm worden geopend.
Sluiten van het zonnescherm van het panoramadak
Trek aan de borglippen om het
zonnescherm te sluiten en te
vergrendelen.
Armsteun (indien aanwezig)
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de armsteun
Plaats geen al te zware last op de armsteun.
Zonnescherm panoramadak
314
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
YARIS_F_WE_52D53E
Een handgreep aan het dak kan
ter ondersteuning van uw lichaam
worden gebruikt wanneer u zit.
Handgrepen
WAARSCHUWING
Handgreep
Gebruik de handgreep niet bij het in- of uitstappen of bij het opstaan vanaf
uw zitplaats.
Hierdoor kan de handgreep beschadigen of kunt u struikelen, waardoor u
letsel kunt oplopen.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de handgreep en belast de greep niet
overmatig.
315
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
7-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen
van het exterieur..............316
Schoonmaken en
beschermen van
het interieur .....................319
7-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften ..322
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
het zelf uitvoeren van
onderhoud en controles...325
Motorkap............................328
Plaatsen van een
garagekrik........................330
Motorruimte........................332
Banden ..............................347
Bandenspanning................360
Velgen................................362
Interieurfilter.......................365
Batterij afstandsbediening/
elektronische sleutel........367
Controleren en vervangen
van zekeringen ................370
Lampen..............................376
316
7-1. Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Reinigen en beschermen van het exterieur
Spoel de auto van boven naar beneden af met schoon water en
spoel vuil en stof uit de wielkasten en van de onderkant van de
auto.
Was de auto met een spons of een zachte doek (bijv. een zeem-
lap).
Verwijder hardnekkige vlekken met een autowasmiddel en spoel
grondig af met water.
Veeg overtollig water weg.
Wanneer het water niet meer in druppels op de lak blijft liggen,
moet de auto opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosserie is afgekoeld.
Wassen in de wasstraat
Zorg ervoor dat de buitenspiegels zijn ingeklapt en verwijder de antenne
voordat u van een autowasstraat gebruikmaakt. Begin met wassen vanaf de
voorzijde van de auto. Vergeet niet vóór het rijden de antenne weer te plaat-
sen en de buitenspiegels uit te klappen.
Sommige borstels in wasstraten kunnen krassen veroorzaken, waardoor de
lak van uw auto wordt beschadigd.
In sommige automatische wasstraten wordt de achterspoiler (indien aanwe-
zig) mogelijk niet gereinigd. Ook bestaat er mogelijk een verhoogde kans op
schade aan de auto.
Hogedrukreinigers
Zorg ervoor dat de sproeiers van de wasstraat zich zo ver mogelijk bij de
randen van de ruiten en de portieren, en bij het derde remlicht vandaan
bevinden.
Controleer voordat u de wasstraat gebruikt of de tankdopklep van uw auto
goed gesloten is.
Bij gebruik van een wasstraat (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
bereik bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de auto als u de
auto wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte
staat te houden:
317
7-1. Onderhoud en verzorging
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Lichtmetalen velgen (indien aanwezig)
Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel. Gebruik geen
harde borstels of schuurmiddelen. Gebruik geen sterke of bijtende oplos-
middelen.
Gebruik hetzelfde neutrale reinigingsmiddel en dezelfde was als die
gebruikt wordt voor de carrosserie.
Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen als de velgen, bijvoorbeeld na
een lange rit bij warm weer, nog warm zijn.
Spoel het reinigingsmiddel op de velgen direct na het gebruik af.
Zorg er, om de glans van de wielen te behouden, voor dat er geen heet
water (bijvoorbeeld van een stoomreiniger) direct op komt.
Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.
WAARSCHUWING
Bij het schoonmaken van de voorruit (auto's met ruitenwisser met
regensensor)
Wanneer het bovenste deel van de voorruit waar de regensensor is
geplaatst met de hand wordt aangeraakt
Wanneer een natte doek of iets dergelijks in de buurt van de regensensor
wordt gehouden
Als iets tegen de voorruit stoot
Als u het regensensorhuis aanraakt of als iets in aanraking komt met de
regensensor
Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de motorruimte komt. Anders kan er brand in
elektrische componenten, enz. ontstaan.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de uitlaatpijpen
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaatpijpen heet worden.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaatpijpen niet aan totdat deze vol-
doende zijn afgekoeld, aangezien het aanraken van een hete uitlaatpijp
brandwonden kan veroorzaken.
Zet de ruitenwisserschakelaar in de
stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO staat, kunnen de ruitenwis-
sers in de volgende gevallen onverwacht
in werking treden. Hierdoor kunnen uw
handen bekneld raken en kunt u ernstig
letsel oplopen, en hierdoor kunnen de
ruitenwisserbladen beschadigd raken.
318
7-1. Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.) voorkomen
Was de auto zo spoedig mogelijk:
Na het rijden in een kustgebied
Na het rijden over gepekelde wegen
Als er zich teer of boomsappen op de lak bevinden
Als er zich dode insecten, insecten- of vogelpoep op de lak bevinden
Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeel-
tjes of chemische stoffen
Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
Als er brandstof op de lak is gemorst
Laat krassen of steenslagschade onmiddellijk repareren.
Verwijder vuil van de velgen en berg ze op een droge plaats op om te
voorkomen dat de velgen tijdens de opslag gaan corroderen.
Schoonmaken van de verlichting aan de buitenzijde
Was deze met de nodige voorzichtigheid. Gebruik geen organische oplos-
middelen en borstel ze ook niet af met een harde borstel.
Deze kunnen de verlichting beschadigen.
Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
Voorzorgsmaatregelen bij het plaatsen en verwijderen van de antenne
Controleer voordat u gaat rijden of de antenne geplaatst is.
Zorg ervoor dat als de antenne wordt verwijderd, bijvoorbeeld voordat de
auto door een wasstraat wordt gereden, de antenne op een geschikte
plaats wordt opgeborgen zodat deze niet wegraakt. Plaats voor u wegrijdt
de antenne weer in de oorspronkelijke positie.
Bij gebruik van een autowasserette (auto's met ruitenwissers met
regensensor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO staat, kunnen de ruitenwis-
sers in werking treden waardoor de ruitenwisserbladen beschadigd kunnen
raken.
Voorkomen van beschadiging van de antenne
Verwijder de antenne onder de volgende omstandigheden:
Als de antenne het plafond dreigt te raken in een garage en dergelijke
Als de auto wordt afgedekt door een afdekhoes
319
7-1. Onderhoud en verzorging
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Schoonmaken en beschermen van het
interieur
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water gedompelde doek.
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
Veeg overtollig vuil en stof weg met een zachte doek die is bevoch-
tigd met een verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met maximaal 5% wolreinigingsmiddel.
Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
Veeg daarna het resterende vocht van het leder af met een droge,
schone doek. Laat de lederen bekleding drogen in een geventi-
leerde ruimte in de schaduw.
Verwijder los vuil met een stofzuiger.
Maak vinyl bekleding schoon met een spons of zachte doek met
een mild sop.
Laat het sop enkele minuten inwerken. Verwijder het vuil en veeg
het sop weg met een schone, droge doek.
Voer het volgende uit om het interieur van uw auto te bescher-
men en in perfecte staat te houden:
Beschermen van het interieur
Schoonmaken van lederen bekleding
Schoonmaken van vinyl bekleding
320
7-1. Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Onderhoud van lederen bekleding
Om het leder in een goede conditie te houden, raadt Toyota u aan het twee
keer per jaar schoon te maken.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op schuimbasis in de handel verkrijg-
baar. Gebruik een spons of een borstel om het schuim op de vloerbedekking
aan te brengen. Wrijf met elkaar overlappende cirkels. Gebruik geen water.
Veeg vuile oppervlakken schoon en laat ze drogen. Het beste resultaat wordt
verkregen als de vloerbedekking zo droog mogelijk wordt gehouden.
Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met een mild sop, lauw water en een
doek of spons. Controleer de gordels tijdens het schoonmaken op abnormale
slijtage, rafels en scheuren.
WAARSCHUWING
Water in de auto
Mors geen vloeistof in het interieur van de auto.
Anders kunnen de elektrische onderdelen en dergelijke defect raken of
vlam vatten.
Voorkom dat onderdelen of de bedrading van het airbagsysteem in het
interieur nat worden. (Blz. 38)
Een elektrische storing kan ervoor zorgen dat de airbags worden geacti-
veerd of niet op de juiste wijze werken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
Reinigen van het interieur (met name het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard kan in de voorruit wor-
den weerkaatst; hierdoor kan het gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een ernstig ongeval tot gevolg kan hebben.
321
7-1. Onderhoud en verzorging
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
Gebruik de volgende reinigingsmiddelen niet, omdat ze verkleuring van
het interieur of strepen en beschadigingen van gelakte oppervlakken kun-
nen veroorzaken:
Behalve de stoelen: Organische reinigingsmiddelen zoals wasbenzine
en terpentine, alkalische of zuurhoudende middelen, textielverf en
bleekmiddel
Stoelen: Alkalische en zuurhoudende middelen, zoals thinner, wasben-
zine en alcohol
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard of andere gelakte
delen van het interieur kunnen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van lederen bekleding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om beschadiging en
vroegtijdige slijtage van lederen bekleding te voorkomen:
Verwijder stof en vuil onmiddellijk van de bekleding.
Stel de auto niet langdurig bloot aan direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
Leg geen vinyl of plastic voorwerpen of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge temperaturen in het interieur mogelijk
aan het leer vast blijven kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet met water.
Water dat in contact komt met elektrische onderdelen boven of onder de
vloerbedekking, kan schade aan de verschillende systemen van de auto
veroorzaken, bijvoorbeeld aan het audiosysteem. Water kan bovendien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
Schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit
Maak de achterruit niet schoon met een ruitenreiniger; een dergelijk mid-
del kan de verwarmingsdraden beschadigen. Veeg de ruit voorzichtig
schoon met een doek en lauw water. Maak de ruit in horizontale richting
schoon, evenwijdig aan de verwarmingsdraden.
Voorkom beschadiging van de verwarmingsdraden.
322
7-2. Onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Onderhoudsvoorschriften
Laat het onderhoud aan uw auto uitvoeren volgens het onderhouds-
schema.
Zie het onderhouds- en garantieboekje voor het onderhoudsschema.
Kan de bestuurder zelf onderhoud en controles uitvoeren?
Als u een beetje technisch inzicht en wat eenvoudig gereedschap hebt,
zijn veel onderhoudswerkzaamheden en reparaties zelf uit te voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor bepaalde werkzaamheden speciaal
gereedschap en kennis benodigd zijn. Dit soort werkzaamheden kunt u
beter overlaten aan een deskundig monteur. Zelfs als u een ervaren doe-
het-zelfmonteur bent, raden wij u aan om reparaties en onderhoud door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige uit te laten voeren. Een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur houdt de onderhoudshisto-
rie van uw Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit werkzaamheden moet
laten uitvoeren die onder de garantie vallen. Indien u de onderhoudswerk-
zaamheden door een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige dan een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur laat
uitvoeren, raden wij u aan te vragen of de onderhoudshistorie kan worden
bijgehouden.
Om veilig en economisch te kunnen rijden is het van essentieel
belang dat uw auto goed verzorgd en onderhouden wordt.
Toyota raadt u aan uw auto als volgt te onderhouden:
Periodiek onderhoud
Zelf uit te voeren onderhoud
323
7-2. Onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Waar naar toe voor goed onderhoud?
Om uw auto in de best mogelijke staat te houden, raadt Toyota u aan om alle
reparaties en onderhoudswerkzaamheden te laten uitvoeren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Laat door de garantie gedekte
reparaties en servicewerkzaamheden uitvoeren door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur, die originele Toyota-onderdelen gebruikt. Er
kunnen ook voordelen aan zitten om niet door de garantie gedekte reparaties
en servicewerkzaamheden te laten uitvoeren door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur, omdat die u met zijn expertise kan helpen eventu-
ele problemen met uw auto op te lossen.
Uw erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voert alle onderhoudswerk-
zaamheden aan uw auto betrouwbaar en tegen zo laag mogelijke kosten uit,
dankzij zijn ervaring met Toyota's.
Wanneer moet uw auto worden gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de prestaties en geluiden en op zichtbare
tekenen die erop wijzen dat onderhoud noodzakelijk is. Een paar belangrijke
aanwijzingen zijn:
Overslaande, haperende of pingelende motor
Een merkbaar verlies aan trekkracht
Vreemde motorgeluiden
Sporen van lekkage onder de auto (na gebruik van de airconditioning is
waterlekkage echter normaal)
Verandering in het uitlaatgeluid (dit kan wijzen op een zeer gevaarlijk kool-
monoxidelek. Rijd met alle ruiten open en laat het uitlaatsysteem onmiddel-
lijk controleren).
Abnormaal zachte banden; ongewoon veel bandengepiep bij het nemen
van bochten; ongelijkmatige bandenslijtage
De auto trekt naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke weg
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegingen van
de wielophanging
Verlies van remkracht; sponzig aanvoelend rempedaal of koppelingspedaal
(auto's met handgeschakelde transmissie); het pedaal kan bijna tot op de
vloer worden ingetrapt; scheeftrekken van de auto bij remmen.
Motortemperatuur voortdurend hoger dan normaal
Als u een van deze zaken merkt, laat dan uw auto zo snel mogelijk nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Mogelijk moet uw auto
afgesteld of gerepareerd worden.
324
7-2. Onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Wanneer uw auto niet volgens de voorschriften is onderhouden
Onjuist onderhoud kan ernstige schade aan de auto en ernstig letsel ver-
oorzaken.
Omgaan met de accu
Accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood. Een
loodvergiftiging kan een hersenbeschadiging veroorzaken. Was daarom na
werkzaamheden altijd uw handen. (Blz. 342)
325
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Voorzorgsmaatregelen bij het zelf
uitvoeren van onderhoud en controles
Als u controles en onderhoudswerkzaamheden uitvoert, dient u
dit precies te doen zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Onderwerp Benodigdheden
Toestand accu
(Blz. 342)
Warm water Zuiveringszout •Vet
Universele sleutel (voor de bouten van de accuka-
bels)
Gedestilleerd water
Koelvloeistof-
niveau
(Blz. 340)
Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig
product
Toyota Super Long Life koelvloeistof is voorgemixt
met 50% koelvloeistof en 50% gedestilleerd water.
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van koelvloei-
stof)
Motoroliepeil
(Blz. 335)
Originele Toyota-motorolie of gelijkwaardig
Doek of poetspapier
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van motorolie)
Zekeringen
(Blz. 370)
Zekering met dezelfde stroomsterkte als de oor-
spronkelijke zekering
Lampen
(Blz. 376)
Lamp met hetzelfde nummer en vermogen als het
oorspronkelijke exemplaar
Kruiskopschroevendraaier
Sleufkopschroeven-
draaier
Sleutel
Radiateur,
condensor en
intercooler
(Blz. 341)
Bandenspanning
(Blz. 360)
Bandenspanningsmeter
Compressor
Ruitensproeier-
vloeistof
(Blz. 345)
Water of ruitensproeiervloeistof met antivries (voor
gebruik onder winterse omstandigheden)
• Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van ruiten-
sproeiervloeistof)
326
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
In de motorruimte bevinden zich onderdelen en vloeistoffen die plotseling
kunnen bewegen, heet worden of onder elektrische spanning staan. Neem
onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen.
Tijdens werkzaamheden onder de motorkap
Houd handen, kleding en gereedschap uit de buurt van de draaiende ven-
tilator en de aandrijfriem.
Raak de motor, de radiateur, het uitlaatspruitstuk en dergelijke niet aan als
de motor heet is. De olie en andere vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
Laat geen brandbare voorwerpen, zoals een stuk papier of een doek, ach-
ter in de motorruimte.
Niet roken en geen vonken of open vuur bij brandstof op de accu. De
brandstof- en accudampen zijn licht ontvlambaar.
Wees uiterst voorzichtig als u aan de accu werkt. De accu bevat namelijk
het giftige en corrosieve zwavelzuur.
Wees voorzichtig, want remvloeistof is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken beschadigen. Als u remvloeistof op uw han-
den of in uw ogen krijgt, spoel ze dan onmiddellijk met schoon water.
Raadpleeg een arts als u last blijft houden.
Werkzaamheden bij de elektrische koelventilator of de radiateur
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloeistof-
temperatuur te hoog wordt. (Blz. 341)
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloeistof-
temperatuur te hoog wordt. (Blz. 341)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof, enz.
327
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot overmatige motorslijtage door vuil in
de inlaatlucht.
Als het vloeistofniveau te laag of te hoog is
Het is normaal dat het remvloeistofniveau iets lager wordt door slijtage van
de remblokken of door een hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
328
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Motorkap
Trek de ontgrendelingshendel
naar u toe.
De motorkap zal iets omhoog
springen.
Trek de veiligheidshaak om-
hoog en open de motorkap.
De motorkap kan worden open-
gehouden door de steun in de
opening van de kap te zetten.
Ontgrendelen van de motorkap vanuit het interieur.
1
2
3
329
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Controle voor het rijden
Controleer of de motorkap goed dicht en vergrendeld is.
Als de motorkap niet goed vergrendeld is, kan hij tijdens het rijden onver-
wachts opengaan, waardoor een ongeval kan ontstaan met mogelijk ernstig
letsel tot gevolg.
Bij het openen van de motorkap
Gebruik de steun om de motorkap geopend te houden en controleer of de
steun goed geplaatst is. Op een helling blijft de motorkap misschien open
staan zonder steun, maar het gevaar is dat de kap onverwacht dichtvalt.
OPMERKING
Bij het sluiten van de motorkap
Let erop de steun in het klemmetje te drukken alvorens de motorkap te slui-
ten. Als de motorkap wordt gesloten zonder dat de steun goed is vastgezet,
kan de motorkap verbogen raken.
330
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Plaatsen van een garagekrik
Voor
Achter
Volg bij het gebruik van een garagekrik altijd de bij de krik gele-
verde handleiding en wees voorzichtig.
Krik de auto uitsluitend op met de garagekrik onder een van de
aangegeven kriksteunpunten. Als de auto wordt opgekrikt, ter-
wijl de krik niet goed is geplaatst, kan de auto beschadigd raken
of van de krik vallen en ernstig letsel veroorzaken.
331
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Bij het opkrikken van uw auto
Krik de auto niet op bij de wielophanging.
De wielophanging kan beschadigd raken.
332
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Motorruimte
1KR-FE motor
Zekeringenkasten (Blz. 370)
Oliepeilstok
(Blz. 335)
Motorolievuldop
(Blz. 337)
Accu (Blz. 342)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 340)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 341)
Radiateur (Blz. 341)
Sproeierreservoir (Blz. 345)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
333
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
1NR-FE motor
Zekeringenkasten (Blz. 370)
Motorolievuldop
(Blz. 337)
Oliepeilstok
(Blz. 335)
Accu (Blz. 342)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 340)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 341)
Radiateur (Blz. 341)
Sproeierreservoir (Blz. 345)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
334
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
1ND-TV motor
D
Zekeringenkasten (Blz. 370)
Motorolievuldop
(Blz. 337)
Oliepeilstok
(Blz. 335)
Brandstoffilter (Blz. 346)
Accu (Blz. 342)
Intercooler (Blz. 341)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 341)
Radiateur (Blz. 341)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 340)
Sproeierreservoir (Blz. 345)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
335
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok bij bedrijfswarme,
afgezette motor.
Controle van motorolie
Plaats de auto op een vlakke ondergrond. Wacht, nadat de motor
op bedrijfstemperatuur is gekomen en is afgezet, minstens 5
minuten om de olie de gelegenheid te geven naar het carter
terug te stromen.
Trek de peilstok uit de motor terwijl u een doek onder het uiteinde
houdt.
Veeg de peilstok met een schone doek af.
Steek de peilstok helemaal terug in de houder.
Motorolie
1
2
1KR-FE motor 1NR-FE motor
1ND-TV motor
3
4
336
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Trek de peilstok uit de motor en controleer het oliepeil terwijl u
een doek onder het uiteinde houdt.
Laag
Normaal
Te hoog
De vorm van de peilstok is afhankelijk van de uitvoering van de
auto en het motortype.
Veeg de peilstok af en steek deze helemaal terug in de houder.
5
1
2
3
Platte peilstok Ronde peilstok
6
337
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Motorolie bijvullen
Als het oliepeil onder het onderste merkteken of er net boven ligt,
moet u olie bijvullen van het type zoals hierna is vermeld, of van
hetzelfde type als waarmee de motor eerder werd gevuld.
Controleer welke kwaliteit motorolie wordt voorgeschreven en leg
de benodigdheden voor het bijvullen klaar.
Verwijder de olievuldop door deze linksom te draaien.
Giet beetje voor beetje motorolie in de vulopening en controleer
ondertussen het oliepeil steeds door middel van de peilstok.
Plaats de olievuldop door deze rechtsom te draaien.
1KR-FE motor 1NR-FE motor
1ND-TV motor
Keuze motorolie Blz. 474
Oliehoeveelheid
(minimaal maximaal)
1KR-FE motor
1,3 l (1,4 qt., 1,1 Imp.qt.)
1NR-FE en 1ND-TV motoren
1,5 l (1,6 qt., 1,3 Imp.qt.)
Onderwerp Schone trechter
1
2
3
338
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Olieverbruik
Er kan tijdens het rijden een bepaalde hoeveelheid olie worden verbruikt. In
de volgende situaties verbruikt de motor mogelijk meer olie en kan het nodig
zijn om tussen twee onderhoudsbeurten olie bij te vullen.
Als de motor nog nieuw is, bijvoorbeeld direct na aanschaf van de auto of
nadat de motor is vervangen
Als een lagere kwaliteit motorolie of motorolie met een verkeerde viscositeit
wordt gebruikt
Bij het rijden met hoge motortoerentallen, met een zwaar beladen auto, met
een aanhangwagen (behalve Zuid-Afrika) of bij veelvuldig optrekken en
afremmen.
Als de motor langdurig stationair draait, of bij veelvuldig rijden in druk ver-
keer
Na het verversen van de motorolie (alleen dieselmotor)
Het indicatiesysteem motorolie verversen moet worden gereset. Ga als volgt
te werk:
Schakel over op dagteller A op het display terwijl de motor draait.
(Blz. 91)
Zet het contact UIT.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Houd de knop voor het wijzigen van de weergave (Blz. 91) ingedrukt
en zet het contact AAN (maar start de motor niet, anders wordt de reset-
modus afgebroken). Houd de toets ingedrukt tot de dagteller 000000
aangeeft.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Houd de toets voor het wijzigen van de weergave (Blz. 91) ingedrukt
en zet het contact AAN (maar start de motor niet, anders wordt de reset-
modus afgebroken). Houd de toets ingedrukt tot de dagteller 000000
aangeeft.
1
2
3
339
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
*: Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om na
te gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
WAARSCHUWING
Afgewerkte motorolie
Afgewerkte motorolie bevat schadelijke stoffen die huidaandoeningen
zoals ontsteking of huidkanker kunnen veroorzaken. Wees daarom voor-
zichtig en vermijd langdurig en herhaaldelijk contact met de huid. Verwij-
der afgewerkte motorolie door goed met water en zeep te wassen.
Voer afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters op een veilige en accep-
tabele manier af. Gooi afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters nooit
weg in de vuilnisbak, in het riool of zomaar ergens.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige, tank-
station of een automaterialenzaak voor meer informatie over recycling of
afvoeren.
Houd motorolie buiten het bereik van kinderen.
OPMERKING
Ernstige schade aan de motor voorkomen
Controleer regelmatig het oliepeil.
Bij het olie verversen of bijvullen
Let erop dat er geen motorolie op onderdelen van de auto terechtkomt.
Vul nooit te veel olie bij, anders kan de motor beschadigd raken.
Controleer na het olie verversen altijd het oliepeil met de peilstok.
Controleer of de olievuldop goed is vastgedraaid.
Motorolie (auto's met roetfiltersysteem
*)
Als u andere motorolie dan ACEA C2 gebruikt, kan de katalysator bescha-
digd raken.
340
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen
de streepjes FULL en LOW van het reservoir bevindt.
Dop reservoir
Streepje FULL
Streepje LOW
Als het niveau zich op of onder het onderste streepje (LOW) bevindt,
moet koelvloeistof worden bijgevuld tot aan het bovenste streepje
(FULL). (Blz. 458)
Selectie van koelvloeistof
Gebruik alleen Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig product.
Toyota Super Long Life Coolant is een mengsel van 50% koelvloeistof en
50% gedemineraliseerd water. (Minimumtemperatuur: -35C)
Neem voor meer informatie over koelvloeistof contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als het koelvloeistofniveau korte tijd na het bijvullen weer is gezakt
Controleer de radiateur, de slangen, de doppen van het koelvloeistofreser-
voir, de aftapkraan en de waterpomp visueel.
Als u geen lek kunt vinden, laat dan een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige de druk op de dop nakijken en controleren op lekkages in het koel-
systeem.
Koelvloeistof
Benzinemotor Dieselmotor
1
2
3
341
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Controleer de radiateur, condensor en intercooler en verwijder even-
tueel vuil.
Als een van bovenstaande onderdelen extreem vuil is of als u niet
zeker bent van de staat ervan, laat dan uw auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Verwijder nooit de radiateurdop (benzinemotor) of de dop van het koelvloei-
stofreservoir (dieselmotor).
Als het koelsysteem nog onder druk staat, kan hete koelvloeistof uit de vul-
opening spuiten en brandwonden of ander letsel veroorzaken.
OPMERKING
Bij het bijvullen van koelvloeistof
Gebruik geen onverdunde antivries of alleen water. Een goede mengver-
houding van water en antivries zorgt voor een goede smering, corrosiebe-
scherming en koeling. Lees altijd de informatie op het etiket van de antivries
of koelvloeistof.
Als er koelvloeistof wordt gemorst bij het vullen
Verwijder de koelvloeistof met veel water om te voorkomen dat het de lak of
onderdelen aantast.
Radiateur, condensor en intercooler
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Raak om brandwonden te voorkomen de radiateur, de condensor en de
intercooler niet aan, aangezien deze heet kunnen zijn.
342
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Controleer de accu als volgt.
Waarschuwingssymbolen
De betekenis van de waarschuwingssymbolen aan de bovenzijde
van de accu is als volgt:
Buitenkant van de accu
Controleer de accu op gecorrodeerde en loszittende klemmen,
scheuren en een loszittende bevestigingsbeugel.
Accupolen
Klembeugel
Accu
Niet roken, geen open
vuur, geen vonken
Accuzuur
Draag een veiligheidsbril
Lees de gebruiks-
aanwijzing
Buiten bereik van
kinderen houden
Explosief gas
1
2
343
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen van de accu
Tijdens het opladen van de accu ontstaat een licht ontvlambare en explosieve
waterstof. Let daarom voorafgaand aan het opladen op het volgende:
Als de accu in de auto is gemonteerd, moet voorafgaand aan het opladen
de massakabel worden losgenomen.
Controleer of de acculader tijdens het aansluiten en losnemen van de accu-
klemmen is uitgeschakeld.
Na het opladen/aansluiten van de accu (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Nadat de accu losgenomen is geweest, is het wellicht niet meteen mogelijk
om de portieren met het Smart entry-systeem met startknop te ontgrende-
len. Gebruik in dat geval de afstandsbediening of de mechanische sleutel
om de portieren te vergrendelen of ontgrendelen.
Start de motor met het contact in stand ACC. De auto kan mogelijk niet wor-
den gestart als het contact UIT staat. De motor werkt vanaf de tweede
poging echter normaal.
De stand van het contact wordt door de auto opgeslagen. Als de accu weer
wordt aangesloten, keert het contact terug naar de stand die was geselec-
teerd voordat de accu werd losgenomen. Zet de motor af voordat u de accu
losneemt. Wees extra voorzichtig als niet bekend is wat de stand van het
contact was voordat de accu leeg raakte.
Neem, als de motor na meerdere pogingen nog niet start, contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Chemicaliën in de accu
Accuzuur is giftig en bijtend en kan het ontstaan van een licht ontvlambare
en explosieve waterstof veroorzaken. Neem bij werkzaamheden bij of aan
de accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te
voorkomen:
Veroorzaak geen vonken met gereedschap.
Rook nooit en steek nooit een lucifer of een aansteker aan bij de accu.
Voorkom dat ogen, huid of kleren in contact komen met de elektrolyt.
Adem of slik nooit elektrolyt in.
Gebruik een veiligheidsbril als u bij de accu bezig bent.
Laat kinderen niet in de buurt spelen als u met de accu bezig bent.
344
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Een veilige plaats voor het opladen van de accu
Laad de accu altijd op in een open ruimte. Laad de accu niet op in een
garage of in een afgesloten ruimte waar onvoldoende ventilatie is.
Procedure voor het opladen van de accu
Laad de accu alleen op met een druppellader (5 A of minder). Het opladen
van een accu met een snellader kan een explosie veroorzaken.
Noodmaatregelen met betrekking tot elektrolyt
Als er elektrolyt in uw ogen terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten met water en schakel direct medische
hulp in. Blijf zo mogelijk water met een spons of doek op de ogen deppen,
terwijl u naar een arts of het ziekenhuis gaat.
Als er elektrolyt op uw huid terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel water. Als het pijn doet of brandt, roept u
meteen medische hulp in.
Als er elektrolyt op uw kleding terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op uw huid terechtkomen. Trek de kleding
waar deze op is terechtgekomen uit en handel indien nodig zoals hierbo-
ven beschreven.
Als u per ongeluk elektrolyt binnenkrijgt
Drink zo veel mogelijk water of melk. Schakel zo snel mogelijk medische
hulp in.
OPMERKING
Bij het opladen van de accu
Probeer de accu nooit op te laden bij draaiende motor. Controleer ook of
alle accessoires zijn uitgeschakeld.
345
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Als het ruitensproeiervloeistofni-
veau onder het streepje FULL
staat, moet ruitensproeiervloei-
stof worden bijgevuld tot aan het
streepje FULL.
Sproeierreservoir
WAARSCHUWING
Bij het bijvullen van ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als de motor draait of nog niet is afge-
koeld. Ruitensproeiervloeistof bevat alcohol en kan vlam vatten als het bij-
voorbeeld op hete motoronderdelen wordt gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries in plaats van ruitensproeiervloei-
stof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw auto worden aangetast.
Verdunnen van ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien nodig met water.
Raadpleeg de op het etiket van de ruitensproeiervloeistoffles aangegeven
temperaturen voor de juiste mengverhouding.
346
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
U kunt het brandstoffilter zelf aftappen. Maar omdat dit lastig is, advi-
seren wij u het brandstoffilter te laten aftappen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als u het brand-
stoffilter toch zelf wilt aftappen.
Het water in het brandstoffilter moet worden afgetapt voordat het
waarschuwingslampje van het brandstoffilter gaat branden.
(
Blz. 407)
Zet het contact UIT.
Plaats een klein bakje onder de aftapplug om het water en de
brandstof in op te vangen.
Draai de aftapplug linksom,
ongeveer 2 - 2,5 slag.
Beweeg de pompknop tot er
brandstof uit de aftapplug komt.
Draai de aftapplug na het aftappen met de hand vast.
Brandstof (dieselmotor)
1
2
3
4
5
347
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Banden
Nieuw loopvlak
Slijtage-indicator
Versleten loopvlak
De plaats van de slijtage-indicato-
ren wordt aangegeven met de tekst
TWI of op de wang van de band.
Controleer de staat en de banden-
spanning van het reservewiel ook
als het niet gebruikt wordt.
Wissel de banden zoals aangegeven in de afbeelding.
Vervang of verwissel banden afhankelijk van het onderhouds-
schema en het slijtagepatroon.
Controleren van de banden
1
2
3
Wisselen van banden
Auto's met een reserveband
van een ander type of auto's
met een bandenreparatieset
Auto's met een reserveband
van hetzelfde type als de
gemonteerde banden
Voor
Voor
348
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Toyota beveelt aan om de banden ongeveer elke 10.000 km van
plaats te wisselen om een gelijkmatig slijtagepatroon en een langere
levensduur van de banden te verkrijgen.
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwingssys-
teem dat gebruik maakt van bandenspanningssensoren en -zenders
om een lage bandenspanning te signaleren voordat deze tot proble-
men leidt.
Als de bandenspanning onder een bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder door middel van een waarschuwingslampje gewaar-
schuwd. (Blz. 409)
Bij het vervangen van banden of velgen moeten de bandenspan-
ningssensoren en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders geplaatst wor-
den, moeten de identificatiecodes van deze componenten worden
geregistreerd in de ECU van het bandenspanningswaarschuwings-
systeem en moet het bandenspanningswaarschuwingssysteem wor-
den geïnitialiseerd. Laat de ID-codes van de bandenspanningssenso-
ren en -zenders registreren door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. (Blz. 350)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet worden
geïnitialiseerd onder de volgende omstandigheden:
Verwisselen van voor- en achterwielen met een verschillende
bandenspanning
Bij het wijzigen van de bandenspanning (bijvoorbeeld omdat u de
rijsnelheid aanzienlijk gaat veranderen)
Als de bandenmaat wordt aangepast
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt geïnitiali-
seerd, wordt de actuele bandenspanning als referentiespanning
beschouwd.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwezig)
Plaatsen van bandenspanningssensoren en -zenders (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
349
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Parkeer de auto op een veilige plaats en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
Breng de banden op de voorgeschreven spanning. (Blz. 483)
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden in
koude toestand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Zet het contact AAN.
Houd de resetknop inge-
drukt tot het waarschuwings-
lampje lage bandenspanning
drie keer langzaam knippert.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Laat het con-
tact een paar minuten AAN staan en zet het vervolgens in de
stand ACC of UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Laat het contact
enkele minuten AAN staan en zet het vervolgens UIT.
1
2
3
4
5
350
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
De bandenspanningssensoren en -zenders zijn voorzien van een
unieke identificatiecode. Bij het vervangen van een bandenspan-
ningssensor en -zender is het noodzakelijk om de identificatiecode te
registreren. Laat de identificatiecodes registreren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer moeten banden worden vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
De banden beschadigingen vertonen, zoals insnijdingen, scheuren of bar-
sten die zo diep zijn dat het binnenmateriaal zichtbaar wordt en bulten die
duiden op een interne beschadiging
Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege de
grootte of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als u er
niet zeker van bent.
Vervangen van banden en wielen (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Als de identificatiecodes van de bandenspanningssensor en -zender niet zijn
geregistreerd, werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet goed.
Na ongeveer 10 minuten rijden gaat het waarschuwingslampje lage banden-
spanning gedurende 1 minuut knipperen en het blijft daarna branden om aan
te geven dat er een storing in het systeem aanwezig is.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten altijd door gekwalificeerd werk-
plaatspersoneel worden gecontroleerd, zelfs als er niet of nauwelijks met de
banden is gereden en de banden niet beschadigd lijken te zijn.
Brede banden (auto's met 195/50R16 banden)
In het algemeen slijten brede banden eerder en kan de grip op besneeuwde
en/of gladde wegen beperkt zijn in vergelijking met standaard banden.
Gebruik daarom winterbanden of sneeuwkettingen op besneeuwde en/of
gladde wegen en rijd voorzichtig waarbij u uw snelheid aanpast aan de
weersomstandigheden en de toestand van de weg.
Registreren van identificatiecodes (auto's met bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem).
351
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Routinecontrole van de bandenspanning (auto's met bandenspannings-
waarschuwingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vervangt de periodieke con-
trole van de bandenspanning niet. Controleer daarom ook zelf regelmatig de
bandenspanning.
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Initialiseer de banden als de banden de voorgeschreven spanning hebben.
Als de profieldiepte van winterbanden minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van de winterbanden verloren.
Als de initialisatie van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
mislukt is (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
De initialisatie kan worden uitgevoerd in enkele minuten. In de volgende
gevallen worden de instellingen echter niet opgeslagen en zal het systeem
niet goed werken. Laat, als herhaalde pogingen de bandenspanning op te
slaan mislukken, de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Als de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt
bediend, gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet 3 keer
knipperen.
Nadat er na de initialisatie gedurende een bepaalde tijd gereden is, gaat het
waarschuwingslampje branden nadat het gedurende 1 minuut heeft geknip-
perd.
352
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Verklaring voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende adres:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html
353
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
354
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
355
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende
DoC-adres: http://www.pacific-ind.co.jp/eng/products/car/tpms/doc/
356
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
357
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
358
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Bij het controleren of vervangen van de banden
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen, kan schade aan de
aandrijflijn veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen tot gevolg hebben,
waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Gebruik geen banden van verschillende merken, types of profielen.
Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen
door elkaar.
Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat.
Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden, gordelban-
den met diagonaalkarkas en diagonaalbanden) door elkaar.
Gebruik geen zomer-, all-season- en winterbanden door elkaar.
Gebruik nooit banden onder uw auto die zijn gebruikt onder een andere
auto. Door het gebruik van banden waarvan het verleden onbekend is,
loopt u extra risico.
Auto's met een compact reservewiel: Rijd niet met een aanhangwagen als
een compact reservewiel is gemonteerd.
Bij het initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Druk niet op de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem voordat de banden op de voorgeschreven spanning zijn gebracht.
Anders kan het voorkomen dat het waarschuwingslampje voor de lage ban-
denspanning niet gaat branden terwijl de bandenspanning te laag is, of wel
gaat branden terwijl de bandenspanning in orde is.
OPMERKING
Repareren of vervangen van banden, velgen, bandenspanningssenso-
ren, -zenders en ventieldopjes (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of banden-
spanningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Vergeet niet de dopjes weer op de ventielen aan te brengen. Als de ven-
tieldopjes niet geplaatst worden, dan kan er water in de bandenspannings-
sensoren terecht komen en kunnen ze vast gaan zitten.
Gebruik bij het vervangen van de ventieldopjes geen andere ventieldopjes
dan voorgeschreven. Anders kunnen de dopjes vast komen te zitten.
359
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Om schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders te voorko-
men (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Vervang bij het vervangen van
de band ook de bandenspanningssensor en -zender. (Blz. 348)
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over onverharde wegen en wegen met
kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk een verlaging van de banden-
spanning tot gevolg, waardoor de verende werking van de banden vermin-
dert. Bovendien kunnen de banden zelf en de velgen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over onverharde wegen.
Brede banden (auto's met 195/50R16 banden)
Het gebruik van brede banden kan leiden tot meer schade aan de velg bij
het rijden op een slecht wegdek. Let daarom goed op de volgende punten:
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. Als de banden te
slap zijn, kunnen deze sterker slijten.
Rijd niet door diepe gaten of tegen hoge of scherpe voorwerpen aan of
eroverheen. Anders kunnen de banden en velgen ernstig beschadigd
raken.
Als tijdens het rijden in elke band een te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning te laag is, anders kunnen de ban-
den en/of velgen ernstig beschadigd raken.
360
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Bandenspanning
Gevolgen van een onjuiste bandenspanning
Het rijden met een onjuiste bandenspanning kan de volgende gevolgen heb-
ben:
Onnodig brandstofverbruik
Verminderd rijcomfort en een kortere levensduur van de band
Een onveilige auto
Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden opgepompt, laat deze dan controleren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Instructies voor het controleren van de bandenspanning
Let bij het controleren van de bandenspanning op het volgende:
Controleer de bandenspanning alleen als de banden koud zijn.
Als uw auto ten minste 3 uur heeft stilgestaan of niet meer dan 1,5 km heeft
gereden, kunt u de bandenspanning voor koude banden correct aflezen.
Gebruik altijd een bandenspanningsmeter.
Het uiterlijk van de banden kan misleidend zijn. Bovendien kunnen banden
waarvan de spanning enkele tienden van de voorgeschreven waarde
afwijkt, toch al de stuur- en rijeigenschappen negatief beïnvloeden.
Laat na het rijden geen lucht uit de banden lopen om de spanning te verla-
gen. Het is normaal dat de spanning van een band na een rit opgelopen is.
Overschrijd nooit het maximale laadvermogen van de auto.
Verdeel de passagiers en het gewicht van de bagage gelijkmatig over de
auto.
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. De ban-
denspanning moet ten minste eenmaal per maand gecontroleerd
worden. Toyota beveelt u echter aan de bandenspanning eens
per twee weken te controleren. (Blz. 483)
361
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Een goede bandenspanning zorgt voor een langere levensduur van de
banden
Houd de bandenspanning op de juiste waarde. Anders kunnen zich de vol-
gende omstandigheden voordoen, die kunnen leiden tot ongevallen en ern-
stig letsel:
Overmatige slijtage
Ongelijkmatige slijtage
Slecht rijgedrag
Mogelijke klapband door oververhitting
Slecht aansluitende velgrand
Wielvervorming en/of het van de velg aflopen
Een grotere kans op beschadiging van de band door voorwerpen op het
wegdek
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning brengen van de banden
Plaats na controle altijd de ventieldopjes.
Zonder de ventieldopjes kan er vuil en vocht in het inwendige van de ventie-
len doordringen. Hierdoor kan de afdichting in gevaar komen, wat kan lei-
den tot een ongeval. Vervang kwijtgeraakte dopjes daarom zo spoedig
mogelijk.
362
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Velgen
Let er bij het vervangen van velgen op dat deze hetzelfde draagver-
mogen, dezelfde diameter, velgbreedte en ET-waarde
* hebben
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*: “Offset” is de gebruikelijke term.
Toyota adviseert u het volgende niet te gebruiken:
Velgen van verschillende maten of types
Gebruikte velgen
Verbogen velgen die hersteld zijn
Gebruik uitsluitend de Toyota-wielmoeren en de Toyota-wielmoer-
sleutel bij uw lichtmetalen velgen.
Controleer de wielmoeren na de eerste 1.600 km telkens als een
band is verwisseld, een band is gerepareerd of is vervangen.
Pas op dat lichtmetalen velgen niet beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
Bij het balanceren moet gebruik worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes, die geplaatst dienen te worden
met een kunststof of rubber hamer.
Vervang de velg als deze beschadigingen, zoals verbuigingen of
scheuren, vertoont of erg gecorrodeerd is. Anders kan de band
van de velg raken of kan de auto moeilijk beheersbaar worden.
Keuze van velg
Belangrijke aanwijzingen voor lichtmetalen velgen (indien aan-
wezig)
363
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Bij het verwijderen van de wieldop (auto's met stalen velgen en banden-
reparatieset)
Wanneer velgen worden vervangen (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
De velgen van uw auto zijn uitgerust met bandenspanningssensoren en -zen-
ders (behalve het reservewiel [inclusief compact reservewiel]) voor het ban-
denspanningswaarschuwingssysteem, dat in een vroegtijdig stadium
waarschuwt als de bandenspanning te laag wordt. Bij het vervangen van vel-
gen moeten er bandenspanningssensoren en -zenders worden geplaatst.
(Blz. 348)
Verwijder de wieldop met een wieldopclip.
WAARSCHUWING
Vervangen van velgen
Gebruik alleen de in deze handleiding aanbevolen maat velgen en ban-
den. Een andere maat kan leiden tot gevaarlijke stuureigenschappen en
resulteren in een slechtere controle over de auto.
Gebruik nooit een binnenband bij een poreuze velg die ontworpen is voor
een tubeless band. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Bij het plaatsen van de wielmoeren
Plaats de wielmoeren met de schuine
kant naar het wiel toe. Als de wielmoe-
ren worden geplaatst met de schuine
kant van het wiel af, kan de velg scheu-
ren waardoor het wiel tijdens het rijden
kan losraken. Dit kan leiden tot een
ongeval, met ernstig letsel als gevolg.
364
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Breng nooit vet of olie aan op de wielbouten en wielmoeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig letsel als gevolg. Verwijder het eventu-
eel aanwezige vet of de olie van de wielbouten en wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde velgen.
Als u dat wel doet, kan er tijdens het rijden lucht uit de band ontsnappen,
waardoor een ongeval zou kunnen ontstaan.
OPMERKING
Vervangen van bandenspanningssensoren en -zenders (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Omdat het repareren of vervangen van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en -zenders, adviseren we u deze werk-
zaamheden uit te laten voeren door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Ga ook voor de aanschaf van bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gebruik voor uw auto alleen originele Toyota-velgen.
Bij niet-originele velgen kan niet worden gegarandeerd dat de banden-
spanningssensoren en -zenders goed werken.
365
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Interieurfilter
Zet het contact UIT.
Open het dashboardkastje en
schuif de demper los.
Duw aan beide zijden van het
dashboardkastje om de boven-
ste klauwen los te maken.
Trek het dashboardkastje naar
buiten en maak de onderste
klauwen vrij.
Het interieurfilter moet regelmatig worden vervangen om de
optimale werking van de airconditioning te behouden.
Verwijderen
1
2
3
4
366
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Verwijder de afdekkap van het filter.
Verwijder het interieurfilter en
vervang het.
De merktekensUP op het filter
moeten naar boven wijzen.
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel verkeer moet vervanging vaker plaatsvin-
den. (Zie het onderhoudsboekje of het garantieboekje voor het onderhouds-
schema.)
Als er te weinig lucht uit de ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer het filter en vervang het indien nodig.
5
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
6
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter aanwezig is.
Als de airconditioning zonder filter gebruikt wordt, kan het systeem bescha-
digd raken.
367
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Batterij afstandsbediening/elektronische
sleutel
Sleufkopschroevendraaier
CR2016 lithiumbatterij (auto's zonder Smart entry-systeem en start-
knop) of CR2032 (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Auto's zonder Smart Entry-systeem en startknop
Til de afdekkap omhoog.
Steek de schroevendraaier in de
opening en druk hem naar bene-
den.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met tape om
schade aan de sleutel te voorko-
men.
Verwijder het kapje.
Steek de schroevendraaier in de
onderzijde van de sleutel en druk
hem naar beneden.
: Indien aanwezig
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen
is.
De volgende zaken zijn benodigd:
Vervangen van de batterij
1
2
368
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met de
positieve aansluiting (+) naar
boven.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Neem de mechanische sleutel
uit de houder.
Verwijder het kapje.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met tape om
schade aan de sleutel te voorko-
men.
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met de
positieve aansluiting (+) naar
boven.
3
1
2
3
369
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Gebruik een CR2016 lithiumbatterij (auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop) of CR2032 lithiumbatterij (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Batterijen zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur, een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige,
plaatselijke elektrozaken of fotospeciaalzaken.
Vervang de batterij alleen door het door de fabrikant aanbevolen type.
Gooi batterijen niet weg, maar lever ze in als KCA.
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Dit kan leiden tot de volgende verschijnselen:
Het Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig) en de afstands-
bediening werken niet goed.
Het bereik van de afstandsbediening zal kleiner worden.
WAARSCHUWING
Lege batterijen en andere onderdelen
Kinderen kunnen deze kleine voorwerpen inslikken en daardoor stikken.
Buiten bereik van kinderen houden. Als u dat niet doet, kan dat leiden tot
ernstig letsel.
Verklaring voor de lithiumbatterij
ALS DE BATTERIJ DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ WORDT VER-
VANGEN, KAN EEN EXPLOSIE OPTREDEN. GOOI BATTERIJEN NIET
WEG, MAAR LEVER ZE IN ALS KCA.
OPMERKING
Storingen na het vervangen van de batterij voorkomen
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht:
Zorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan corroderen.
Voorkom dat andere onderdelen in de afstandsbediening worden aange-
raakt of bewogen.
Verbuig de aansluitingen van de batterij niet.
370
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Controleren en vervangen van zekeringen
Zet het contact UIT.
Open het deksel van de zekeringenkast.
Motorruimte: zekeringenkast type A en B
Zekeringenkast type A
Druk de borglip in en til de klep eraf.
Zekeringenkast type B
Druk de borglip in en til de klep eraf.
Als een bepaalde stroomverbruiker niet werkt, kan het zijn dat
een zekering is doorgebrand. Controleer in dat geval de desbe-
treffende zekering en vervang deze indien nodig.
1
2
1
2
371
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Motorruimte: zekeringenkast type C (auto's met linkse besturing)
Trek aan de rand van de rub-
beren strip om hem los te
maken van het deksel, druk
de borglippen in en verwijder
het deksel.
Verwijder het deksel van de
aansluiting van de accu en
vervolgens dat van de zeke-
ringenkast.
Motorruimte: zekeringenkast type C (auto's met rechtse besturing)
Trek aan de rand van de rub-
beren strip om hem los te
maken van het deksel, druk
de borglippen in en verwijder
het deksel.
Verwijder het deksel van de
aansluiting van de accu en
vervolgens dat van de zeke-
ringenkast.
1
2
1
2
372
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Dashboard (auto's met linkse besturing)
Verwijder de klep.
Dashboard (auto's met rechtse besturing)
Verwijder het kapje.
Gebruik geen overmatige kracht
bij het verwijderen van het
kapje, aangezien het kapje aan
de voetenruimteverlichting is
bevestigd.
Verwijder de klep.
Verwijder de zekering met de
zekeringtrekker.
Alleen zekering type A kan worden
verwijderd met de zekeringtrekker.
1
2
3
373
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Controleer of de zekering is doorgebrand.
Goede zekering
Defecte zekering
Type A tot F:
Vervang de doorgebrande zekering door een nieuwe zekering met de
juiste stroomsterkte. De stroomsterkte staat vermeld op het deksel van de
zekeringenkast.
Type G:
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
4
1
2
Type A Type B
Type C Type D
374
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Na het vervangen van een zekering
Als na het vervangen van de zekering de verlichting nog niet werkt, kan het
zijn dat de lamp moet worden vervangen. (Blz. 376)
Laat als de nieuwe zekering direct doorbrandt de auto controleren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de stroomafname van een circuit te groot is
De zekeringen zullen doorbranden voordat de bedrading van de auto onher-
stelbaar beschadigd raakt.
Bij het vervangen van lampen
Toyota raadt u aan om originele Toyota-producten te gebruiken, die speciaal
voor deze auto ontworpen zijn. Doordat bepaalde lampen in verbinding staan
met circuits die zijn ontworpen om overbelasting te voorkomen, kunnen niet-
originele onderdelen of onderdelen die niet voor deze auto ontworpen zijn
onbruikbaar zijn.
Type E Type F
Type G
375
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Bij het terugplaatsen van het deksel (zekeringenkast type C)
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Plaats het deksel en haak de groef van
de rubberen strip aan het deksel.
Plaats het deksel en haak de groef van
de rubberen strip aan het deksel.
WAARSCHUWING
Voorkomen van storingen en het ontstaan van brand
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in
schade aan de auto, brand en ernstig letsel.
Monteer nooit een zekering voor een hogere stroomsterkte dan aange-
geven, of een stukje metaal.
Gebruik altijd een originele Toyota-zekering of een gelijkwaardige zeke-
ring.
Vervang de zekering nooit door een stukje draad of metaal, ook niet tijde-
lijk.
Breng geen wijzigingen aan de zekeringen of de zekeringenkasten aan.
OPMERKING
Voordat u een zekering vervangt
Laat de oorzaak van de te grote stroomafname zo snel mogelijk vaststellen
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
376
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Lampen
Controleer het vermogen van de defecte lamp. (Blz. 486)
Voor
U kunt de onderstaande lampen desgewenst zelf vervangen.
Sommige lampen zijn eenvoudiger te vervangen dan andere
lampen. Aangezien de onderdelen beschadigd zouden kunnen
raken, raden wij u aan om de vervanging te laten uitvoeren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige voor meer informatie over het vervangen van
overige lampen.
Zorg voor een nieuwe lamp
Plaats lampen
Parkeerlichten voor/dag-
rijverlichting (type lamp)
Richtingaanwijzers voor
Mistlampen voor
(indien aanwezig)
Halogeenkoplampen
Richtingaanwijzers opzij
1
2
3
4
5
377
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Achter
*
1
: Auto's met linkse besturing
*
2
: Auto's met rechtse besturing
Mistachterlicht*
1
/
achteruitrijlicht
*
2
Kentekenplaatverlichting
Achteruitrijlicht
*
1
/
mistachterlicht
*
2
Richtingaanwijzers achter
Rem-/achterlicht (type lamp)
1
2
3
4
5
378
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Halogeenkoplampen
Type reflector
Neem de stekker los.
Verwijder de rubber kap.
Neem de klemveer los.
Verwijder de lamp.
Breng bij het plaatsen van een
nieuw lampje de nokken hiervan
in lijn met de uitsparingen in de
reflector.
Vervangen van lampen
1
2
3
4
379
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Plaats de nieuwe lamp.
Breng de 3 nokken op de lamp
in lijn met de bevestiging en
steek de lamp erin.
Plaats de klemveer.
Plaats de rubber kap.
Controleer of de rubber kap
goed op zijn plaats zit.
Druk de buitenste rand
van de rubber kap stevig
op zijn plaats.
Plaats de rubber kap rond
de lamp, zodat de plug van
de lamp zichtbaar wordt.
Sluit de stekker aan.
5
6
7
1
2
8
380
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Type projector
Draai de lampvoet linksom.
Druk op de borging van de
stekker en verwijder de lamp
uit de lampvoet.
Vervang de lamp en plaats
hem in de lampvoet.
Breng de 3 nokken op de lamp
in lijn met de bevestiging en
steek de lamp erin.
Draai de lampvoet en zet
hem vast.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet los-
zit en zet de koplampen aan om
visueel te controleren of er geen
licht langs de bevestiging af
schijnt.
1
2
3
1
4
381
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Mistlampen voor (indien aanwezig)
Draai het stuurwiel in de
tegenovergestelde richting
van de lamp die u wilt ver-
vangen.
Draai het stuurwiel zo dat uw
hand gemakkelijk tussen de
band en de wielkuip past.
Verwijder het schroefje.
Verwijder de wielkuip gedeel-
telijk, zodat de lamp zicht-
baar is.
Neem de stekker los, terwijl
de borglip wordt ingedrukt.
1
2
3
4
382
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Draai de lampvoet linksom.
Plaats de nieuwe lamp.
Breng de 3 nokken op de lamp
in lijn met de bevestiging en
steek de lamp erin.
Draai de lamp en zet hem
vast.
Sluit de stekker aan.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet los-
zit en zet de mistlampen een
keer aan om visueel te controle-
ren of er geen licht langs de
bevestiging schijnt.
5
6
7
8
383
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Plaats de wielkuip.
Maak het uiteinde van de wiel-
kuip vast aan de binnenzijde
van de voorbumper.
Plaats de schroef.
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting (type lamp)
Draai de lampvoet linksom.
9
10
1
Type A Type B
384
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volg-
orde.
Richtingaanwijzers voor
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de gloeilamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volg-
orde.
2
Type A Type B
3
1
Type A Type B
2
Type A Type B
3
385
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Richtingaanwijzers opzij
Druk de spiegel in.
Verwijder de spiegel.
Omwikkel de schroevendraaier
met tape om te voorkomen dat
de auto wordt beschadigd.
Verwijder de lampvoet.
Verwijder de lamp.
1
2
3
4
386
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Zet na het plaatsen van de
nieuwe lamp de lampvoet
vast in het spiegelhuis.
Lijn de lippen uit en bevestig
het spiegelglas door de lip-
pen in diagonale paren naar
binnen te drukken.
Zorg ervoor dat u de lippen in de
volgorde zoals in de afbeelding
is aangegeven plaatst en druk
ze naar binnen totdat u een klik-
geluid hoort.
Hoort u geen klikgeluid, forceer
de lippen dan niet verder. Ver-
wijder het spiegelglas en contro-
leer of de lippen goed zijn
uitgelijnd.
Rem-/achterlichten (type lamp) en richtingaanwijzers achter
Open de achterklep en ver-
wijder het deksel.
Omwikkel de schroevendraaier
met tape om te voorkomen dat
de auto wordt beschadigd.
Draai de lampvoet linksom.
Rem-/achterlicht
Richtingaanwijzer achter
5
6
1
2
1
2
387
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Verwijder de lamp.
Rem-/achterlicht
Richtingaanwijzer achter
Plaats de nieuwe lamp.
Rem-/achterlicht
Richtingaanwijzer achter
Draai de lampvoet en zet
hem vast.
Rem-/achterlicht
Richtingaanwijzer achter
Plaats het deksel.
Breng de klauwen van het
deksel in lijn met de inke-
pingen.
Druk het deksel vast.
3
1
2
4
1
2
5
1
2
6
1
2
388
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Kentekenplaatverlichting
Verwijder het kapje.
Steek een schroevendraaier van
het juiste formaat in de opening
in de afdekplaat en verwijder de
afdekplaat zoals aangegeven in
de afbeelding.
Omwikkel de schroevendraaier
met tape om te voorkomen dat
de auto wordt beschadigd.
Verwijder de lamp.
Plaats de nieuwe lamp.
Plaats het kapje.
Steek een schroevendraaier van
het juiste formaat in een van de
openingen, druk op de schroe-
vendraaier tot u een klik hoort.
Herhaal dit voor de andere ope-
ning.
1
2
3
4
389
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
Zorg ervoor dat het afdek-
kapje goed gesloten is door
op het volledige kapje te
drukken.
Achteruitrijlicht/mistachterlicht
Verwijder de clip en verwijder
het kapje gedeeltelijk.
Trek aan het middelste gedeelte
van de clip en verwijder de ver-
grendeling.
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
5
1
2
3
390
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
Plaats na het plaatsen van
de nieuwe lamp de clip.
Plaats de clip door deze naar
binnen te steken en op het mid-
den van de clip te drukken.
Vervangen van de volgende lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
Parkeerlichten voor en dagrijverlichting (LED)
Rem-/achterlichten (LED)
Derde remlicht
LED-lampen
De parkeerlichten voor en de dagrijverlichting (LED), de rem-/achterlichten
(LED) en het derde remlicht bestaan uit een aantal LED's. Laat een defecte
LED vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als er een of meer LED's van een remlicht zijn doorgebrand, voldoet uw auto
misschien niet meer aan de wettelijke voorschriften (ECE).
Condensvorming in de koplampen
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde van het koplampglas is normaal.
Neem in de volgende gevallen contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige voor meer informatie.
Als er erg veel condens aan de binnenzijde van het koplampglas zit.
Als zich een plasje water in de lamp heeft gevormd.
Bij het vervangen van lampen
Blz. 374
4
391
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Vervangen van lampen
Schakel de verlichting uit. Wacht na het uitschakelen van de verlichting tot
de lampen zijn afgekoeld.
De lampen kunnen erg heet worden en brandwonden veroorzaken.
Raak het glas van de lamp niet aan met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken, gebruik daarvoor dan een schone droge
doek, om te voorkomen dat er vocht of olie op de lamp komt.
Als de lamp een kras heeft of is gevallen, kan deze defect raken of breken.
Zorg ervoor dat de lamp en de borgclips goed vastzitten. Anders kan de
lamp door oververhitting beschadigd raken, kan brand ontstaan of kan
water binnendringen in de koplampunit. Hierdoor kunnen de koplampen
beschadigd raken en kan condensvorming in de koplamp optreden.
Voorkomen van schade en brand
Controleer of de lampen en borgclips goed vastzitten.
Controleer het vermogen van de lamp voordat deze wordt geplaatst om
beschadiging door hitte te voorkomen.
392
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
YARIS_F_WE_52D53E
393
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
8-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten...........394
Als uw auto in geval van
nood tot stilstand
moet worden gebracht.....395
8-2. Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept...........................397
Als u denkt dat er iets
mis is ...............................403
Uitschakelsysteem
brandstofpomp (alleen
benzinemotor)..................404
Als een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt ................................405
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met
reservewiel) .....................418
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met
bandenreparatieset) ........433
Als de motor niet
wil aanslaan.....................448
Als de selectiehendel niet
uit stand P kan worden
gezet (auto's met
Multidrive CVT)................450
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt
(auto's met Smart entry-
systeem en startknop) .....451
Als de accu leeg is.............453
Als de motor oververhit
raakt.................................458
Als u zonder brandstof komt te
staan en de motor afslaat
(alleen dieselmotor).........462
Als de auto vast komt
te zitten............................464
394
8-1. Belangrijke informatie
YARIS_F_WE_52D53E
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan nu
gelijktijdig knipperen, ongeacht of
de motor nu draait of niet.
Druk nogmaals op de schakelaar
om ze weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
Als de alarmknipperlichten langere tijd worden gebruikt terwijl de motor niet
draait, kan de accu ontladen raken.
De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders
te waarschuwen wanneer de auto tot stilstand moet worden
gebracht, bijvoorbeeld bij pech.
395
8-1. Belangrijke informatie
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als uw auto in geval van nood tot stilstand
moet worden gebracht
Trap het rempedaal met beide voeten stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer kracht nodig om de auto tot stil-
stand te brengen.
Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N is gezet
Zet na het afremmen de auto stil op een veilige plaats langs de
weg.
Zet de motor af.
Als de selectiehendel niet in stand N gezet kan worden
Blijf het rempedaal met beide voeten intrappen om de rijsnelheid
van de auto zo veel mogelijk af te remmen.
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop: Zet de
motor af door het contact in
stand ACC te zetten.
Breng de auto alleen in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de
auto niet op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt
tot stilstand:
1
2
3
4
3
4
396
8-1. Belangrijke informatie
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop: Houd de
startknop gedurende ten minste
3 seconden ingedrukt of druk
hem 3 maal achter elkaar kort
in om de motor uit te schakelen.
Breng de auto op een veilige plaats langs de weg tot stilstand.
Houd gedurende ten minste 3
seconden ingedrukt of druk driemaal
of vaker achter elkaar kort in
4
WAARSCHUWING
Als de motor tijdens het rijden afgezet moet worden
De rem- en stuurbekrachtiging zullen niet meer werken, waardoor het
intrappen van het rempedaal en het verdraaien van het stuurwiel zwaarder
gaan. Minder zo veel mogelijk vaart voordat u de motor uitschakelt.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Probeer nooit de sleutel
uit het contactslot te halen, omdat het stuurwiel dan wordt vergrendeld.
5
397
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als uw auto moet worden gesleept
Het volgende kan duiden op een probleem in de transmissie. Neem
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
voordat u uw auto laat slepen.
De motor draait, maar de auto komt niet in beweging.
De auto maakt een abnormaal geluid.
Sleep de auto niet met een takel-
wagen, om beschadiging van de
carrosserie te voorkomen.
Als uw auto moet worden gesleept, adviseren wij u dat te laten
doen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige of professioneel bergingsbedrijf, en daarbij gebruik te
maken van een lepelwagen of een autoambulance.
Gebruik altijd veiligheidskettingen en neem de wettelijke voor-
schriften in acht.
Als uw auto met een lepelwagen aan de voorzijde wordt
gesleept, moeten de achterwielen van de auto en de assen in
goede conditie verkeren. (Blz. 398, 401)
Gebruik een dolly of een autoambulance als dit niet het geval is.
Omstandigheden waaronder u vóór het slepen contact dient op
te nemen met de dealer
Slepen met een takelwagen
398
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Als uw Toyota wordt getranspor-
teerd op een autoambulance, zet
de auto dan vast zoals aange-
geven in afbeelding.
Plaats na transport de afdekkapjes
terug op de achterzijde.
Als uw auto met touwen of kettin-
gen wordt vastgezet, moeten de
aangegeven bevestigingshoeken
45 zijn.
Trek de touwen of kettingen niet
te strak aan omdat hierdoor
schade aan de auto kan ontstaan.
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde Aan de achterzijde
Deactiveer de parkeerrem. Gebruik een dolly onder de voor-
wielen.
Vervoeren op een autoambulance
399
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
In geval van nood kunt u een sleepkabel of -ketting aan een sleepoog
vastmaken. Uw auto mag op deze manier alleen op een verharde weg
en met lage snelheid over een afstand van 80 km worden gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten om te sturen en te remmen.
Ook dienen de wielen, de assen, de aandrijflijn, de stuurinrichting en
de remmen in een goede conditie te zijn.
Haal het sleepoog tevoorschijn. (Blz. 419)
Verwijder de afdekkap van de
voorbumperopening door de
kap te draaien.
Plaats het sleepoog in de ope-
ning en draai het zo ver moge-
lijk met de hand vast.
Slepen in een noodgeval
Procedure bij slepen in een noodgeval
1
2
3
400
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Draai het sleepoog stevig vast
met behulp van een wielmoer-
sleutel
* of een stevige metalen
stang.
*: Als de auto niet is uitgerust met
een wielmoersleutel, kunt u een
aanschaffen bij een erkende
Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Maak de kabel of de ketting goed vast aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet beschadigt.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Stap in de weg te
slepen auto en start de motor.
Zet, als de motor niet start, het contact AAN.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Stap in de weg te
slepen auto en start de motor.
Zet, als de motor niet start, het contact AAN.
Zet de selectiehendel in stand N en deactiveer de parkeerrem.
Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden:
Blz. 450
Tijdens het slepen
Als de motor niet draait, werken de rem- en stuurbekrachtiging niet. Hierdoor
zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Wielmoersleutel
Auto's met wielmoersleutel: De wielmoersleutel bevindt zich in de bagage-
ruimte. (Blz. 419, 434)
Auto's zonder wielmoersleutel: Een wielmoersleutel is verkrijgbaar bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
4
5
6
7
401
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bij het slepen van de auto
Tijdens het slepen
Wanneer u bij het slepen een touw gebruikt, vermijd dan plotseling optrek-
ken, enz. waardoor er extreme krachten op de sleephaak en het touw wor-
den uitgeoefend.
De sleephaak of het touw kan beschadigd raken en afgebroken stukken
kunnen personen raken en ernstige schade veroorzaken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact niet UIT.
De mogelijkheid bestaat dat het stuurwiel wordt vergrendeld en niet kan
worden bediend.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact niet UIT.
De mogelijkheid bestaat dat het stuurwiel wordt vergrendeld en niet kan
worden bediend.
Plaatsen van het sleepoog op de auto
Controleer of het sleepoog goed vastzit.
Als dat niet het geval is, dan kan het sleepoog bij het slepen losraken.
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de wie-
len van de grond. Als de voorwielen tij-
dens het slepen de grond raken, kunnen
de aandrijflijn en de bijbehorende onder-
delen beschadigd raken.
402
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
lepelwagen
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die die op de lepel staat vol-
doende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan de
auto tijdens het slepen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van de carrosserie bij het slepen met
een takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch vooruit, noch achteruit.
403
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als u denkt dat er iets mis is
Lekkage onder de auto
(na gebruik van de airconditioning is waterlekkage normaal)
Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten zijn
Als het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur knip-
pert of gaat branden
Controlelampje lage koelvloeistoftemperatuur gaat branden of
brandt af en toe
Abnormale uitlaatgeluiden
Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegin-
gen van de wielophanging
Pingelende of andere abnormale geluiden uit de motorruimte
Overslaande, haperende of onregelmatig draaiende motor
Een merkbaar verlies aan trekkracht
De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een
vlakke weg
Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer kan worden ingetrapt
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, kan het zijn
dat uw auto afgesteld of gerepareerd moet worden. Neem zo
snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Zichtbare symptomen
Hoorbare symptomen
Merkbare symptomen
404
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Uitschakelsysteem brandstofpomp
(alleen benzinemotor)
Volg onderstaande procedure om de motor te herstarten als het sys-
teem geactiveerd is.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
Het uitschakelsysteem van de brandstofpomp onderbreekt de
brandstoftoevoer naar de motor om de kans op brandstof-
lekkage te verkleinen als de motor afslaat of als een airbag
wordt geactiveerd als gevolg van een aanrijding.
OPMERKING
Vóór het starten
Controleer de grond onder de auto.
Als er brandstoflekkage waarneembaar is, is het waarschijnlijk dat het
brandstofsysteem beschadigd is en reparatie behoeft. Start de motor in dat
geval niet opnieuw.
1
2
1
2
405
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als een waarschuwingslampje gaat bran-
den of een waarschuwingszoemer klinkt
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van
de waarschuwingslampjes gaat branden of knipperen. Als een
van de lampjes gaat branden of knipperen en daarna weer uit-
gaat, is er niet noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aan-
wezig. Als deze situatie echter blijft voortduren, laat uw auto dan
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Overzicht waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
Waarschuwingslampje remsysteem (waarschuwings-
zoemer)
*
1
Laag remvloeistofniveau
Storing in het remsysteem
Dit lampje gaat ook branden als de parkeerrem niet gede-
activeerd is. Als het lampje uitgaat nadat de parkeerrem
gedeactiveerd is, werkt het systeem normaal.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige. Doorrijden met de auto kan gevaarlijk zijn.
Laadstroomcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsys-
teem van de auto.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
406
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Geeft aan dat de oliedruk te laag is.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
(Rood waarschu-
wingslampje
knippert of gaat
branden)
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
Geeft aan dat de motor oververhit raakt.
Als de koelvloeistoftemperatuur stijgt, stopt het lampje met
knipperen en gaat het onafgebroken branden.
Blz. 458
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
Het elektronische motorregelsysteem;
Het elektronische gaspedaal;
Het elektronische regelsysteem Multidrive CVT (indien
aanwezig);
Het emissieregelsysteem; of
Het roetfilter (indien aanwezig).
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het airbagsysteem; of
Het gordelspannersysteem.
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het ABS; of
Het Brake Assist-systeem.
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
407
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging
(waarschuwingszoemer)
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbe-
krachtiging.
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Controlelampje Traction Control (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing is in:
Het VSC-systeem;
Het TRC-systeem.
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
(Geel)
Controlelampje cruise control (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het cruise con-
trol-systeem.
Blz. 222
(Geel)
Controlelampje snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de snelheids-
begrenzer.
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
(Knippert)
Controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is het Stop & Start-
systeem.
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Waarschuwingslampje brandstoffilter (alleen dieselmo-
tor)
Geeft aan dat er te veel water is verzameld in het brand-
stoffilter.
Blz. 346
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
408
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
(Knippert gedurende
15 seconden geel.)
Controlelampje Smart entry-systeem met startknop
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Smart
entry-systeem met startknop.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) open
portier/achterklep
*
2
Geeft aan dat een of meerdere portieren niet goed geslo-
ten zijn.
Controleer of alle portieren en de achterklep zijn
gesloten.
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Benzinemotor: Geeft aan dat er nog hooguit ongeveer
5,8 liter brandstof in de tank zit.
Dieselmotor: Geeft aan dat er nog hooguit ongeveer 6,4
liter brandstof in de tank zit.
Vul de brandstoftank.
Controlelampje bestuurders- en voorpassagiersgordel
(waarschuwingszoemer)
*
3
Waarschuwt de bestuurder en voorpassagier om de veilig-
heidsgordel om te doen.
Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de passagiersstoel zit, moet ook de
veiligheidsgordel voor de voorpassagier worden
vastgemaakt, zodat het waarschuwingslampje (waar-
schuwingszoemer) uitgaat.
(In het centrale
paneel)
Controlelampjes (waarschuwingszoemer) veiligheids-
gordel achterpassagiers
*
3
(indien aanwezig)
Waarschuwt de achterpassagiers om de veiligheidsgordel
om te doen.
Doe de veiligheidsgordel om.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
409
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Waarschuwingslampje bandenspanning (indien aanwe-
zig)
Als het lampje gaat branden: Bandenspanning te laag
door bijvoorbeeld
Natuurlijke oorzaken (Blz. 412)
Lekke band (Blz. 418, 433)
Breng de banden op de juiste spanning.
Na een paar minuten dooft het lampje. Laat het sys-
teem nakijken door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige indien het
lampje niet dooft nadat de banden op spanning zijn
gebracht.
Waarschuwingslampje laag motoroliepeil (alleen diesel-
motor)
Geeft aan dat het motoroliepeil laag is.
Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.
Waarschuwingslampje roetfiltersysteem (dieselmotor
met roetfiltersysteem)
Geeft aan dat het roetfilter gereinigd moet worden van-
wege het herhaaldelijk rijden van korte afstanden en/of
het rijden met lage snelheden.
Geeft aan dat de hoeveelheid afzettingen in het roetfilter
een bepaalde drempel overschreden heeft.
Om het roetfilter te reinigen moet er gedurende 20 -
30 minuten met de auto gereden worden met een
snelheid van 65 km/h of hoger totdat het waarschu-
wingslampje van het roetfiltersysteem uitgaat.
*
4
Zet de motor zo min mogelijk uit totdat het waarschu-
wingslampje van het roetfiltersysteem uitgaat.
Als het niet mogelijk is te rijden met een snelheid van
65 km/h of hoger, of als het waarschuwingslampje
van het roetfilter niet uitgaat ook al is er langer dan 30
minuten met de auto gereden, laat dan uw auto con-
troleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
410
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
*
1
: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de parkeerrem nog niet is gede-
activeerd (als de auto een snelheid van 5 km/h heeft bereikt).
*
2
: Waarschuwingszoemer open portier/achterklep:
Er klinkt een zoemer als de rijsnelheid hoger wordt dan 5 km/h terwijl een
portier is geopend.
Waarschuwingslampje motorolie verversen (alleen die-
selmotor)
Als het lampje knippert:
Geeft aan dat de motorolie moet worden ververst.
Auto's zonder roetfiltersysteem
*
5
:
Knippert ongeveer 35.000 km nadat de motorolie is ver-
verst. (Als het indicatiesysteem voor het verversen van
de motorolie niet is gereset, zal het controlelampje niet
goed werken.)
Auto's met roetfiltersysteem
*
5
:
Knippert ongeveer 14.500 km nadat de motorolie is ver-
verst. (Blz. 412) (Als de onderhoudsgegevens niet zijn
gereset, zal het controlelampje niet goed werken).
Controleer de motorolie en ververs indien nodig. Na
het verversen van de motorolie moet het verversings-
systeem worden gereset. (Blz. 338)
Als het lampje gaat branden:
Geeft aan dat de motorolie moet worden ververst.
Auto's zonder roetfiltersysteem
*
5
:
Gaat ongeveer 40.000 km na het verversen van de
motorolie (en nadat de onderhoudsgegevens zijn gere-
set) branden.
Auto's met roetfiltersysteem
*
5
:
Gaat ongeveer 15.000 km na het verversen van de
motorolie (en nadat de onderhoudsgegevens zijn gere-
set) branden.
Laat de motorolie en het oliefilter door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige controleren en vervangen. Na het verversen van
de motorolie moet het verversingssysteem worden
gereset. (Blz. 338)
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
411
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
*
3
: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel bestuurder en voorpassagier:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordels herinnert de
bestuurder en de passagier eraan de veiligheidsgordel om te doen. De
zoemer klinkt gedurende 30 seconden nadat de auto een snelheid van ten
minste 20 km/h heeft bereikt. Als de veiligheidsgordel daarna nog niet is
vastgemaakt, laat de zoemer gedurende 90 seconden een ander geluid
horen.
*
4
: Het waarschuwingslampje van het roetfiltersysteem kan blijven branden
als het waarschuwingslampje motorolie verversen brandt. Laat in dit geval
uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
*
5
: Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om
na te gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
Detectiesensor passagier en waarschuwingszoemer passagiersgordel
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesensor
het waarschuwingslampje laten knipperen, ook al zit er niemand op de pas-
sagiersstoel.
Als er op de stoel een kussen wordt geplaatst, werkt de sensor wellicht niet
goed, waardoor ook het waarschuwingslampje niet goed werkt.
Als het motorcontrolelampje tijdens het rijden gaat branden
Bij sommige uitvoeringen gaat het motorcontrolelampje branden als de
brandstoftank geheel leeg gereden is. Als de brandstoftank leeg is, vul deze
dan zo snel mogelijk. Het motorcontrolelampje gaat na enkele ritten weer uit.
Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige als het motorcontrolelampje niet uit gaat.
Waarschuwingszoemer
De zoemer is in sommige gevallen niet hoorbaar, zoals in een luidruchtige
omgeving of wanneer het volume van de audio hoog staat.
Waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging (waarschuwings-
zoemer)
Als de laadtoestand van de accu laag wordt of de spanning tijdelijk daalt, kan
het waarschuwingslampje van de elektrische stuurbekrachtiging gaan bran-
den en kan er een waarschuwingszoemer klinken.
412
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Als het waarschuwingslampje motorolie verversen knippert (dieselmo-
tor met roetfiltersysteem)
Het veelvuldig rijden van korte afstanden en/of rijden met lage snelheden kan
ertoe leiden dat de olie sneller veroudert dan normaal, ongeacht de afge-
legde afstand. Als dat geval is, zal het waarschuwingslampje motorolie ver-
versen gaan knipperen.
Waarschuwingslampje motorolie verversen gaat branden (alleen diesel-
motor)
Auto's zonder roetfiltersysteem
Vervang de motorolie en het oliefilter als het waarschuwingslampje motorolie
verversen niet gaat branden als u meer dan 40.000 km hebt gereden nadat
de motorolie is ververst.
Mogelijk is het waarschuwingslampje motorolie verversen gaan branden als u
minder dan 40.000 km hebt gereden op basis van een gebruiks- of rijomstan-
digheid.
Auto's met roetfiltersysteem
Vervang de motorolie en het oliefilter als het waarschuwingslampje motorolie
verversen niet gaat branden als u meer dan 15.000 km hebt gereden nadat
de motorolie is ververst.
Mogelijk is het waarschuwingslampje motorolie verversen gaan branden als u
minder dan 15.000 km hebt gereden op basis van een gebruiks- of rijomstan-
digheid.
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Controleer het uiterlijk van de band om na te gaan of de band niet lek is.
Als de band lek is: Blz. 418, 433
Als de band niet lek is:
Gebruik de volgende procedure wanneer de banden voldoende zijn afge-
koeld.
Controleer de bandenspanning en breng hem op het juiste niveau.
Als het waarschuwingslampje zelfs na enkele minuten niet uit gaat, contro-
leer dan of de bandenspanning in orde is en voer de initialisatie uit.
Het waarschuwingslampje kan weer gaan branden wanneer bovenstaande
handelingen zijn uitgevoerd zonder eerst de banden voldoende te laten
afkoelen.
413
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden door
een natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsverlies dat op
den duur optreedt of een veranderde bandenspanning die veroorzaakt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat geval zal het waarschuwingslampje
na een paar minuten uitgaan als de banden weer op de juiste spanning
gebracht zijn.
Als een wiel wordt vervangen door het reservewiel (auto's met banden-
spanningswaarschuwingssysteem)
Het reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor en -zender.
Bij een lekke band zal het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet
uitgaan, ook al is het wiel met de lekke band vervangen door het reservewiel.
Vervang het reservewiel door het wiel met de gerepareerde band en breng de
band op de juiste spanning. Het waarschuwingslampje lage bandenspanning
zal na een paar minuten uitgaan.
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem buiten werking is
(auto's met bandenspanningwaarschuwingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt onder de volgende
omstandigheden uitgeschakeld:
(Als de omstandigheden weer normaal zijn, zal het systeem weer correct
werken.)
Als er banden zonder bandenspanningssensor worden gebruikt
Als de identificatiecodes op de bandenspanningssensoren niet zijn geregis-
treerd in de bandenspanningswaarschuwingssysteem-ECU
Als de bandenspanning 500 kPa (5,1 kg/cm
2
of bar, 73 psi) of meer
bedraagt
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem kan onder de volgende
omstandigheden worden uitgeschakeld:
(Als de omstandigheden weer normaal zijn, zal het systeem weer correct
werken.)
Als zich in de nabijheid een elektrische voorziening bevindt, die dezelfde
radiografische signalen uitzendt
Als in de auto een radio aanstaat op dezelfde frequentie
Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst van de radio-
grafische signalen nadelig beïnvloedt
Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen en in de wiel-
kasten
Als er niet-originele Toyota-velgen zijn gemonteerd (Zelfs wanneer er origi-
nele velgen zijn gemonteerd, kan het zijn dat het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem bij sommige bandentypes niet goed werkt.)
Als er sneeuwkettingen worden gebruikt
414
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden
nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft wanneer het contact AAN
wordt gezet, laat het systeem dan controleren door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging gaat
branden
De besturing kan extreem zwaar aanvoelen.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebruikelijk, houd het dan stevig vast
en oefen meer kracht uit.
Tijdens het rijden om het roetfilter te reinigen
Houd tijdens het rijden voldoende rekening met de weersomstandigheden,
de conditie van de weg, het terrein en het overige verkeer en neem altijd de
verkeersregels in acht. Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat niet doet, kunt
u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Breng de banden
meteen op spanning.
Als, nadat de banden op spanning zijn gebracht, het waarschuwings-
lampje opnieuw gaat branden, kan dit erop duiden dat er een band lek is.
Controleer de banden. Vervang het wiel met de lekke band door het reser-
vewiel en laat de band repareren door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Vermijd plotselinge stuurbewegingen en hard remmen. De banden kunnen
beschadigd raken, waardoor u de controle over het stuurwiel of de rem-
men kunt verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er plotseling een lek ontstaat (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het kan zijn dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meteen
in werking treedt.
415
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Als het waarschuwingslampje brandstoffilter gaat branden (alleen die-
selmotor)
Rijd niet als het waarschuwingslampje brandt. Rijden met te veel water in
het brandstoffilter kan de brandstofpomp beschadigen.
Wanneer het waarschuwingslampje roetfiltersysteem gaat branden
(dieselmotor met roetfiltersysteem)
Als het waarschuwingslampje roetfiltersysteem blijft branden zonder dat het
roetfilter wordt gereinigd, kan het motorcontrolelampje na 100 tot 300 km
gaan branden. Laat in dat geval uw auto direct controleren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Ervoor zorgen dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem goed
werkt (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Monteer geen banden met verschillende specificaties of van verschillende
merken, anders werk het bandenspanningswaarschuwingssysteem moge-
lijk niet goed.
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
Continu Continu
(Knippert
geel)
Controlelampje Smart entry-systeem met
startknop (Multidrive CVT)
De elektronische sleutel bevond zich buiten
de auto en het bestuurdersportier werd
geopend en gesloten terwijl de selectiehen-
del in een andere stand dan stand P werd
gezet zonder het contact UIT te zetten.
Zet de selectiehendel in stand P.
Neem de elektronische sleutel weer
mee in de auto.
416
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Een
keer
3 keer
(Knippert
geel)
Controlelampje Smart entry-systeem met
startknop
Auto's met Multidrive CVT:
De elektronische sleutel werd uit de auto
genomen en het bestuurdersportier werd
geopend en gesloten nadat de selectiehen-
del in stand P is gezet zonder het contact
UIT te zetten.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
De elektronische sleutel bevond zich buiten
de auto en er werd een ander portier dan
het bestuurdersportier geopend en geslo-
ten terwijl het contact niet UIT stond.
Zet het contact UIT of zorg ervoor dat
de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt.
Een
keer
3 keer
(Knippert
geel)
Controlelampje Smart entry-systeem met
startknop
Geeft aan dat er een ander portier dan het
bestuurdersportier werd geopend en geslo-
ten terwijl het contact in een andere stand
dan UIT stond en de elektronische sleutel
zich buiten het ontvangstgebied bevond.
Controleer waar de elektronische sleu-
tel zich bevindt.
Een
keer
Continu
(5 secon-
den)
(Knippert
geel)
Controlelampje Smart entry-systeem met
startknop
Er wordt geprobeerd de auto te verlaten
met de elektronische sleutel en de portieren
te vergrendelen zonder dat het contact
eerst UIT is gezet.
Zet het contact UIT en vergrendel de
portieren opnieuw.
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
417
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Een
keer
(Knippert gedurende
15 seconden geel.)
Controlelampje Smart entry-systeem met
startknop
Geeft aan dat de elektronische sleutel niet
aanwezig is als geprobeerd wordt de motor
te starten.
Controleer waar de elektronische sleu-
tel zich bevindt.
9 keer
(Knippert
geel)
Controlelampje Smart entry-systeem met
startknop
Er is geprobeerd om te rijden terwijl de
gewone sleutel zich niet in de auto bevond.
Ga na of de elektronische sleutel zich in
de auto bevindt.
Een
keer
(Knippert gedurende
15 seconden geel.)
Controlelampje Smart entry-systeem met
startknop
Geeft aan dat de batterij van de elektroni-
sche sleutel bijna leeg is.
Vervang de batterij. (Blz. 367)
Een
keer
(Knippert snel en
groen gedurende
15 seconden.)
Controlelampje Smart entry-systeem met
startknop
Geeft aan dat het stuurslot nog is vergren-
deld.
Ontgrendel het stuurslot. (Blz. 188)
Een
keer
(Knippert gedurende
30 seconden geel.)
Controlelampje Smart entry-systeem met
startknop
Toen de portieren werden ontgrendeld
met de mechanische sleutel en de start-
knop vervolgens werd ingedrukt, kon de
elektronische sleutel niet worden gesig-
naleerd in de auto.
De elektronische sleutel kon niet worden
gesignaleerd, ook niet nadat de startknop
tweemaal achter elkaar werd ingedrukt.
Auto's met Multidrive CVT:
Houd de elektronische sleutel bij de
startknop en trap tegelijkertijd het rem-
pedaal in.
Auto's met handgeschakelde transmis-
sie:
Houd de elektronische sleutel bij de
startknop en trap tegelijkertijd het kop-
pelingspedaal in.
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
418
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Als de auto een lekke band heeft
(auto's met reservewiel)
Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of de achteruit
(handgeschakelde transmissie).
Zet de motor af.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 394)
Uw auto is voorzien van een reservewiel. De lekke band kan wor-
den vervangen door het reservewiel.
Voor meer informatie over banden: Blz. 347
WAARSCHUWING
Als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval ontstaan.
Voor het opkrikken van de auto
419
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Plaats
Plaats van reservewiel, krik en gereedschapstas
Krik
Reservewiel
Gereedschapstas
Krikslinger
Afdekpaneel bodemplaat
Wielmoersleutel
Sleepoog
1
2
3
4
5
6
7
420
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Gebruiken van de krik
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Onjuist gebruik van de krik kan ertoe leiden dat de auto van de krik valt, wat
tot ernstig letsel kan leiden.
Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de mon-
tage en het verwijderen van sneeuwkettingen.
Gebruik voor het verwisselen van een wiel uitsluitend de met de auto
meegeleverde krik.
Gebruik de krik niet voor het verwisselen van wielen van andere auto's en
gebruik ook geen krik van een andere auto.
Zet de krik op de juiste wijze onder het kriksteunpunt.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die
alleen door een krik wordt ondersteund.
Start de motor niet en ga niet met de auto rijden als deze door de krik
wordt ondersteund.
Krik de auto niet op als er nog iemand in de auto aanwezig is.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Krik de auto niet verder op dan voor het verwisselen van het wiel noodza-
kelijk is.
Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
Zorg wanneer u de auto laat zakken dat er niemand onder komt. Breng
mensen in de buurt op de hoogte van het laten zakken.
421
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Schuif de linker voorstoel zo ver
mogelijk naar voren en verwij-
der het afdekkapje.
Haal de krik eruit.
Vastdraaien
Losdraaien
Verwijderen van de krik
1
2
1
2
422
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met een compact reservewiel
Auto's met een afdekplaat: Trek de afdekplaat omhoog en trek hem
naar u toe om hem te verwijderen. (Blz. 307)
Verwijder de afdekking van de
bagageruimtevloer.
Verwijder het rubber van het
reservewiel en draai de bevesti-
ging van het reservewiel los.
Auto's met een volwaardig reservewiel
Trek de afdekplaat omhoog en trek hem naar u toe om hem te ver-
wijderen. (Blz. 307)
Verwijder het rubber van het
reservewiel en draai de bevesti-
ging van het reservewiel los.
Verwijderen van het reservewiel
1
2
3
1
2
423
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Plaats wielblokken.
Auto's met stalen velgen:
Verwijder de wieldop met een
sleutel.
Plaats, om de wieldop te bescher-
men, een doek tussen de sleutel
en de wieldop.
Draai de wielmoeren iets los
(één slag).
Vervangen van wiel met een lekke band
1
Lekke band Positie wielblok
Voor
Links Achter het rechter achterwiel
Rechts Achter het linker achterwiel
Achter
Links Voor het rechter voorwiel
Rechts Voor het linker voorwiel
2
3
424
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Draai deel van de krik met
de hand aan totdat de uitspa-
ring in de kop van de krik in
contact komt met het krikpunt.
De aanduidingen van de kriksteun-
punten bevinden zich onder de
dorpel. Deze duiden de kriksteun-
punten aan.
Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van
de grond is.
Verwijder alle wielmoeren en
het wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen
op de velg te voorkomen.
4
5
6
425
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Vervangen van wiel met een lekke band
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er ernstig letsel ontstaan.
Probeer de naafdop niet met de hand te verwijderen. Neem voldoende
voorzichtigheid in acht om letsel te voorkomen.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen niet aan direct nadat
met de auto is gereden.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de
remmen mogelijk zeer heet. Wanneer deze delen met handen, voeten
of andere lichaamsdelen worden aangeraakt tijdens het verwisselen
van een wiel, kan dit leiden tot brandwonden.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de
wielmoeren losraken, waardoor het wiel van de auto af kan lopen, wat kan
leiden tot ernstig letsel.
Laat zo spoedig mogelijk na het vervangen van een wiel de moeren met
een aanhaalmoment van 103 Nm vastzetten.
Gebruik bij het aanbrengen van een wiel uitsluitend wielmoeren die
speciaal zijn ontworpen voor het desbetreffende wiel.
Bij gescheurde of vervormde bouten, schroefdraad van moeren of bout-
gaten van het wiel, dient de auto te worden gecontroleerd door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe. (Blz. 363)
426
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het con-
tactvlak van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kunnen
tijdens het rijden de wielmoeren los
lopen, waardoor het wiel los kan
raken.
Plaats het wiel en draai elke wielmoer met de hand ongeveer in
dezelfde mate vast.
Draai bij het vervangen van een
wiel met een stalen velg (inclu-
sief een compact reservewiel)
de wielmoeren verder tot het
tapse gedeelte aan ligt tegen
de zitting van de velg.
Draai bij het vervangen van een
wiel met een lichtmetalen velg
door een compact reservewiel
de wielmoeren verder tot het
tapse gedeelte aan ligt tegen
de velg.
Draai bij het vervangen van een
wiel met lichtmetalen velg door
een wiel met een lichtmetalen
velg de wielmoeren tot de sluit-
ringen contact maken met de
velg.
Plaatsen van het reservewiel
1
2
Taps gedeelte
Velg
Taps gedeelte
Velg
Velg
Sluitring
427
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Laat de auto zakken.
Draai iedere moer twee of drie
keer stevig aan in de volgorde
die in de afbeelding is aange-
ven.
Aanhaalmoment:
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
Gebruik geen andere gereed-
schappen; zet alleen met uw han-
den kracht op de wielmoersleutel,
doe dit nooit met een hamer, pijp of
voet.
Auto's met stalen velgen (behalve compact reservewiel)
Plaats de wieldop.
Breng de uitsparing in de wieldop
in lijn met het ventieldopje zoals
aangegeven.
Auto's met lichtmetalen velgen
Verwijder de naafdop door deze
vanaf de achterzijde uit de velg
te drukken.
Raak de naafdop niet kwijt.
Berg het wiel met de lekke band, de krik en het gereedschap op.
3
4
5
5
6
428
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Het compacte reservewiel
Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aandui-
ding TEMPORARY USE ONLY (alleen voor tijdelijk gebruik).
Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk en alleen in noodgevallen.
Controleer de bandenspanning van het compacte reservewiel.
(Blz. 483)
Nadat de band verwisseld is (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet gereset worden.
(Blz. 348)
Bij gebruik van het reservewiel (inclusief compact reservewiel) (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor
en -zender, waardoor een te lage bandenspanning hiervan niet wordt aange-
geven door het bandenspanningswaarschuwingssysteem. Verder zal, als u
het reservewiel monteert nadat het waarschuwingslampje voor een lage ban-
denspanning is gaan branden, dit lampje blijven branden.
Als uw auto een lekke voorband krijgt op een weg die bedekt is met
sneeuw of ijs
Vervang een van de achterwielen van de auto door het compacte reserve-
wiel. Voer onderstaande stappen uit en monteer sneeuwkettingen op de voor-
wielen:
Vervang het wiel links of rechts achter door het compacte reservewiel.
Vervang het wiel met de lekke voorband door het wiel dat van de achter-
zijde afkomstig is.
Monteer de sneeuwkettingen op de voorwielen.
1
2
3
429
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Verklaring voor de krik
430
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
431
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Bij gebruik van het normale reservewiel
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een stan-
daardband.
Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en
schakelhandelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
Bij gebruik van het compacte reservewiel
Houd er rekening mee dat het reservewiel speciaal ontworpen is voor
gebruik onder uw auto. Gebruik uw reservewiel daarom niet onder een
andere auto.
Monteer niet gelijktijdig meer dan één compact reservewiel onder uw auto.
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een stan-
daardband.
Vermijd plotseling sterk accelereren, sturen, remmen en vermijd schakel-
acties die voor plotseling veel motorremwerking zorgen.
Bij het opbergen van het compacte reservewiel
Zorg ervoor dat er geen vingers of andere lichaamsdelen tussen het com-
pacte reservewiel en de carrosserie bekneld raken.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te voorkomen dat een van deze voorwer-
pen bij een aanrijding of bij hard remmen letsel veroorzaakt.
Bij gebruik van het compacte reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat
de volgende systemen niet goed werken:
ABS
Brake Assist
VSC (indien aanwezig)
TRC (indien aanwezig)
Cruise control (indien aanwezig)
Navigatiesysteem (indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een compact reservewiel onder de auto
is gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet ontworpen voor gebruik bij hoge snelhe-
den. Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval en ernstig letsel.
432
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Rijd niet door als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
Rijd voorzichtig over oneffenheden in het wegdek heen als het com-
pacte reservewiel onder de auto gemonteerd is
De auto ligt lager op de weg als het compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de standaardbanden. Wees voorzichtig
bij het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het compacte reservewiel
Monteer geen sneeuwketting op het compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie beschadigen en het rijgedrag in nega-
tieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
433
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als de auto een lekke band heeft
(auto's met bandenreparatieset)
Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een stevige,
vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie).
Zet de motor af.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 394)
Uw auto is niet uitgerust met een reservewiel, maar wel met een
bandenreparatieset.
Een lek dat wordt veroorzaakt door een spijker of schroef die
door het loopvlak van de band steekt, kan tijdelijk worden gere-
pareerd met de bandenreparatieset. (De set bestaat uit een fles
met bandenreparatievloeistof. De bandenreparatievloeistof kan
slechts één keer worden gebruikt voor de tijdelijke reparatie van
één band, waarbij de spijker of schroef in het loopvlak moet blij-
ven zitten.) Afhankelijk van de schade kan deze set niet worden
gebruikt om de band te repareren. (Blz. 436)
Laat de band vervolgens repareren of vervangen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Met de
bandenreparatieset kunnen alleen tijdelijke reparaties worden
uitgevoerd. Laat de band zo snel mogelijk repareren of vervan-
gen.
WAARSCHUWING
Als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval ontstaan.
Vóór het repareren van de band
434
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
*: Gebruik van de krik, krikslinger en wielmoersleutel. (indien aanwezig)
(Blz. 419) Een krik, krikslinger en wielmoersleutel zijn verkrijgbaar bij
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Locatie van de bandenreparatieset
Wieldopclip (indien aanwezig)
Sleepoog
Krikslinger
*
Wielmoersleutel*
Bandenreparatieset
1
2
3
4
5
435
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Onderdelen van de bandenreparatieset
Spuitmond
Voedingsaansluiting
Slang
Compressorschakelaar
Bandenspanningsmeter
Stickers
1
2
3
4
5
6
436
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Controleer de mate waarin de
band beschadigd is.
Haal de spijker of schroef niet uit
de band. Door het verwijderen van
de spijker of de schroef kan het gat
groter worden waardoor de band
niet meer tijdelijk gerepareerd kan
worden.
Rijd de auto naar voren tot het gat,
voor zover zichtbaar, zich boven
aan de band bevindt om lekkage
van bandenreparatievloeistof te
voorkomen.
In de volgende gevallen is reparatie van de band met behulp van de ban-
denreparatieset niet mogelijk. Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De band is beschadigd door rijden met onvoldoende spanning
Wanneer de scheurtjes of beschadigingen zich niet in het loopvlak bevinden
maar bijvoorbeeld in de wangen van de band
De band is zichtbaar van de velg afgelopen
Het lek in of de beschadiging van het loopvlak is 4 mm of groter
De velg is beschadigd
Twee of meer banden zijn lek
Wanneer een enkele band door 2 of meer scherpe voorwerpen doorboord is
Wanneer de bandenreparatievloeistof over de uiterste houdbaarheidsdatum
is
Voordat u een noodreparatie uitvoert
437
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met een afdekplaat: Trek de afdekplaat omhoog en trek hem
naar u toe om hem te verwijderen. (Blz. 307)
Verwijder de afdekking van de
bagageruimtevloer.
Verwijder de bandenreparatie-
set.
Neem de reparatieset uit de gereedschapskoffer.
Zorg er bij het verwijderen van de fles uit de originele zak voor dat de zak
niet scheurt en gooi de zak niet weg.
Verwijder het ventieldopje van
het wiel met de lekke band.
Verwijderen van de bandenreparatieset
1
2
3
Reparatiemethode in noodgevallen
1
2
438
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Verwijder het dopje van de fles.
Sluit de spuitmond aan op het
ventiel.
Draai het uiteinde van de spuit-
mond zo ver mogelijk rechtsom.
De fles moet verticaal hangen,
zonder de grond te raken. Ver-
plaats de auto als de fles niet hori-
zontaal hangt, tot het ventiel zich
op de juiste plaats bevindt.
Zorg ervoor dat de compressor
is uitgeschakeld.
Verwijder de voedingsaanslui-
ting van de compressor.
3
4
5
6
439
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Trek de slang uit de compres-
sor.
Sluit de voedingsaansluiting
aan op de accessoireaanslui-
ting of aanstekerfitting.
(Blz. 311, 312)
Bevestig de 2 stickers zoals
aangegeven.
Verwijder vuil en vocht van het wiel
voordat u de sticker bevestigt. Als
de sticker niet kan worden beves-
tigd, laat dan wanneer u de band
laat repareren of vervangen de
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige weten dat ban-
denreparatievloeistof is ingespo-
ten.
7
8
9
440
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Sluit de fles aan op de com-
pressor.
Draai het uiteinde van de slang zo
ver mogelijk rechtsom.
Controleer de voorgeschreven
bandenspanning.
De bandenspanning wordt weerge-
geven op het label in het dash-
boardkastje. (Blz. 483)
Start de motor.
Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
10
11
12
13
441
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Vul de band tot de voorge-
schreven bandenspanning
bereikt is.
De bandenreparatievloeistof
wordt ingespoten, de druk
loopt op en daalt vervolgens
geleidelijk.
De bandenspanningsmeter
geeft ongeveer 1 minuut (5
minuten bij lage temperatu-
ren) nadat de schakelaar aan
is gezet de werkelijke ban-
denspanning weer.
Vul de band tot de voorge-
schreven bandenspanning.
Als de bandenspanning nog
steeds lager is dan voorge-
schreven nadat de schakelaar
35 minuten aan staat, is de band
te veel beschadigd om nog
gerepareerd te worden. Scha-
kel de compressor uit en neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Laat wat lucht ontsnappen wanneer de bandenspanning de voorge-
schreven waarde overschrijdt. (Blz. 443,483)
Maak terwijl de compressor is uitgeschakeld de spuitmond los van
het ventiel en trek vervolgens de voedingsstekker uit de accessoi-
reaansluiting of de aanstekerfitting.
Mogelijk ontsnapt er bij het verwijderen van de slang wat bandenreparatie-
vloeistof.
Plaats het ventieldopje op het ventiel van het gerepareerde wiel.
14
1
2
3
15
16
442
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Neem de slang los van de fles
en plaats de dop op de fles.
Plaats de fles in de originele zak en
rits deze dicht.
Berg de fles en de compressor op in de bagageruimte.
Rijd, om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig over de band te
verdelen, meteen ongeveer 5 km met een snelheid van maximaal
80 km/h.
Breng de auto na ongeveer
5 km tot stilstand op een veilige
plaats met een stevige, vlakke
ondergrond en sluit de com-
pressor weer aan.
Zet de compressor aan, wacht
ongeveer 5 seconden en zet de
compressor weer uit. Contro-
leer de bandenspanning.
Als de bandenspanning lager
is dan 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of
bar, 19 psi): Het gat kan niet
worden gerepareerd. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere
naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskun-
dige.
17
1
443
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar, 19 psi) of
hoger is, maar lager dan de voorgeschreven spanning: Ga door
naar .
Als de bandenspanning juist is: (Blz. 483): Ga verder met .
Zet de compressor aan om de band op de voorgeschreven span-
ning te brengen. Rijd ongeveer 5 km en ga dan door naar .
Berg de compressor op in de bagageruimte.
Voorkom plotseling remmen, plotseling accelereren en scherpe
bochten, rijd voorzichtig met een snelheid van maximaal 80 km/h
naar de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige voor het repareren of vervangen van de band.
Als de band te hard wordt opgepompt
Controleer of de bandenspanningsmeter de voorgeschreven spanning
aangeeft.
Zet de compressor weer aan als de spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt en vul de band tot de juiste spanning is bereikt.
Het ventiel van een gerepareerde band
Nadat de band met de bandenreparatieset is gerepareerd, moet het ventiel
bij een definitieve reparatie worden vervangen.
Druk op de knop om wat lucht te laten
ontsnappen.
2
3
1
2
444
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Aanwijzing voor het controleren van de bandenreparatieset
Controleer regelmatig de uiterste houdbaarheidsdatum van de bandenrepa-
ratievloeistof.
De uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld op de fles. Gebruik de ban-
denreparatievloeistof niet wanneer de uiterste houdbaarheidsdatum is ver-
streken. Anders worden reparaties met de bandenreparatieset mogelijk niet
goed uitgevoerd.
Bandenreparatieset
De vloeistof in de bandenreparatieset kan slechts eenmalig worden gebruikt
om een enkele band tijdelijk te repareren. Als de bandenreparatievloeistof is
gebruikt en moet worden vervangen, koop dan een nieuwe fles bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. De compressor kan opnieuw
worden gebruikt.
De reparatievloeistof kan worden gebruikt bij een buitentemperatuur van
-30°C tot 60°C.
De reparatieset is speciaal ontworpen voor de standaard op uw auto
gemonteerde banden. Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende
maat of voor andere doeleinden.
De bandenreparatievloeistof is beperkt houdbaar. De uiterste houdbaar-
heidsdatum staat vermeld op de fles. Vervang de fles bandenreparatievloei-
stof vóór de uiterste houdbaarheidsdatum door een nieuwe fles. Neem voor
vervanging contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de bandenreparatievloeistof op uw kleren komt, kan deze vlekken ver-
oorzaken.
Eventueel gemorste bandenreparatievloeistof moet direct van het wiel of de
carrosserie worden verwijderd. Veeg het oppervlak onmiddellijk af met een
vochtige doek.
Tijdens de werking van de reparatieset wordt veel lawaai geproduceerd. Dit
is normaal en duidt niet op een storing.
Niet gebruiken om de bandenspanning te controleren of op de voorgeschre-
ven waarde te brengen.
445
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Rijd niet door als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
Door het rijden met een lekke band kan er op de wang rondom een groef
ontstaan. In zo'n geval kan de band bij het gebruik van een reparatieset
exploderen.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Berg de reparatieset op in de bagageruimte.
Anders kunt u in geval van een aanrijding of plotseling sterk afremmen let-
sel oplopen.
De reparatieset is speciaal ontworpen voor uw auto.
Gebruik de set niet voor andere auto's. Als u dat wel doet, kan dat leiden
tot een ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende maat of voor andere
doeleinden. Als de banden niet volledig zijn gerepareerd, kan dit leiden tot
een ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de bandenreparatievloeistof
Het inslikken van bandenreparatievloeistof is schadelijk voor uw gezond-
heid. Drink zo veel mogelijk water en raadpleeg direct een huisarts wan-
neer u bandenreparatievloeistof hebt ingeslikt.
Spoel direct met water wanneer bandenreparatievloeistof in uw ogen of op
uw huid is terechtgekomen. Raadpleeg een huisarts als u zich niet lekker
blijft voelen.
Bij het repareren van een lekke band
Parkeer de auto op een veilige plaats en een vlakke ondergrond.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de rem-
men mogelijk zeer heet. Wanneer u deze delen met uw handen, voeten of
andere lichaamsdelen aanraakt, kan dit leiden tot brandwonden.
Laat ter voorkoming van beschadiging of ernstige lekkage de fles niet val-
len. Voer vóór gebruik een visuele controle van de fles uit. Gebruik uitslui-
tend onbeschadigde en niet-lekkende flessen. In dergelijke gevallen direct
vervangen.
446
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Sluit de slang stevig aan op het ventiel terwijl het wiel aan de auto beves-
tigd is. Als de slang niet goed op het ventiel is aangesloten, kan er lekkage
van lucht optreden waarbij bandenreparatievloeistof naar buiten spuit.
Als de slang tijdens het vullen loskomt van het ventiel, is het mogelijk dat
de slang abrupte bewegingen maakt vanwege de luchtdruk.
Nadat de band gevuld is, kunnen er spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt losgemaakt of wanneer u lucht uit
de band laat ontsnappen.
Volg voor het repareren van de band de volgende procedure. Als u de pro-
cedures niet volgt, kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
Bewaar afstand tot de band wanneer deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Als u scheuren of beschadigingen waarneemt, zet dan
de compressor uit en stop onmiddellijk met de reparatie.
De reparatieset kan oververhit raken als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de reparatieset niet langer dan 40 minuten achter
elkaar.
Delen van de reparatieset worden tijdens het gebruik heet. Wees voor en
na gebruik voorzichtig met de reparatieset. Raak het metalen deel rond de
verbinding tussen de fles en de compressor niet aan. Dit is namelijk zeer
heet.
Plak de waarschuwingssticker voor de rijsnelheid alleen op de aange-
geven plaats. Als de sticker wordt aangebracht op een plaats waar zich
een airbag bevindt, zoals op het stuurwielkussen, werkt de airbag mogelijk
niet goed meer.
Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Als u dat niet doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
Breng de auto tot stilstand wanneer de auto niet rechtuit wil rijden of als u
voelt dat er aan het stuurwiel wordt getrokken en controleer het volgende.
Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar, 19
psi) of lager is, is de band mogelijk ernstig beschadigd.
447
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
Een band mag alleen met de bandenreparatieset worden gerepareerd
indien de beschadiging te wijten is aan perforatie door een spijker of
schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet uit de band. Door het verwijderen
van de spijker of de schroef kan het gat groter worden waardoor de band
niet meer tijdelijk gerepareerd kan worden.
De reparatieset is niet waterbestendig. Zorg dat de reparatieset niet nat
wordt, wanneer de set bijvoorbeeld in de regen wordt gebruikt.
Zet de reparatieset niet op een stoffige ondergrond zoals bijvoorbeeld
zand. Als de reparatieset stof e.d. opzuigt, kunnen er storingen optreden.
Voorzorgsmaatregelen voor de bandenreparatieset
De reparatieset heeft als voeding 12V-gelijkstroom nodig. Sluit de repara-
tieset niet aan op andere voedingsbronnen.
Als er benzinedruppels op de reparatieset terechtkomen, kan de set defect
raken. Zorg dat de set niet met benzine in aanraking kan komen.
Berg de reparatieset op, zodat de set beschermd is tegen vuil en vocht.
Berg de reparatieset op in de bagageruimte, buiten bereik van kinderen.
Demonteer de reparatieset niet en breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de bandenspanningsmeter niet bloot aan schokken. Hier-
door kunnen storingen optreden.
Om schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders te voorko-
men (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Vervang bij het vervangen van
de band ook de bandenspanningssensor en -zender. (Blz. 348)
448
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Als de motor niet wil aanslaan
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Benzinemotor: Vul brandstof bij.
Dieselmotor: Blz. 462
De motor kan verzopen zijn. (benzinemotor)
Probeer nogmaals de motor te starten en voer daarbij de juiste
startprocedures uit. (Blz. 182, 185)
Er kan een storing aanwezig zijn in de startblokkering. (Blz. 74)
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 453)
De accuklemmen kunnen loszitten of gecorrodeerd zijn.
Het startsysteem van de motor is defect als gevolg van een elektri-
sche storing, zoals een onderbreking of een defecte zekering. Er
bestaat echter een noodmaatregel om de motor te starten.
(Blz. 449)
Als de motor niet wil aanslaan terwijl wel de juiste startprocedu-
res zijn gevolgd (Blz. 182, 185), dan kan dat de volgende oor-
zaken hebben:
De motor slaat niet aan terwijl de startmotor wel normaal werkt.
De startmotor draait langzaam rond, de interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de claxon maakt geen of
weinig geluid.
De startmotor draait niet (auto's met Smart entry-systeem en
startknop).
449
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Een of beide accuklemmen zit(ten) los.
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 453)
Er is mogelijk een storing in het stuurslotsysteem (auto's met Smart
entry-systeem en startknop).
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als
het probleem niet verholpen kan worden of als de reparatieprocedure niet
bekend is.
Als de motor niet start maar de startknop normaal werkt, kan de motor
aan de hand van de volgende stappen als een tijdelijke maatregel
worden gestart:
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of de vrijstand
(handgeschakelde transmissie).
Zet het contact in stand ACC.
Houd de startknop ongeveer 15 seconden ingedrukt terwijl u het
rempedaal (Multidrive CVT) of het rempedaal en het koppelingspe-
daal (handgeschakelde transmissie) stevig ingetrapt houdt.
Ook als de auto aan de hand van deze stappen kan worden gestart,
kan er een storing in het systeem zijn. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De startmotor draait niet, de interieurverlichting en de koplam-
pen gaan niet aan of de claxon maakt geen geluid.
Noodstartfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
1
2
3
4
450
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Als de selectiehendel niet uit stand P kan
worden gezet (auto's met Multidrive CVT)
Activeer de parkeerrem.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC.
Trap het rempedaal in.
Wrik het afdekplaatje omhoog
met een sleufkopschroeven-
draaier o.i.d.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek
om schade aan het afdekplaatje te
voorkomen.
Druk de deblokkeerschakelaar
in.
De selectiehendel kan worden ver-
plaatst als de schakelaar ingedrukt
is.
Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden
terwijl u het rempedaal ingetrapt hebt, kan er een probleem aan-
wezig zijn in het schakelblokkeersysteem (een systeem dat
voorkomt dat de selectiehendel per ongeluk in een andere stand
gezet kan worden). Laat uw auto direct controleren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Met de volgende procedure kan in noodgevallen de blokkering
van de selectiehendel ongedaan worden gemaakt.
1
2
3
4
5
451
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Gebruik de mechanische sleutel
(Blz. 104) om de volgende han-
delingen uit te voeren:
Ontgrendelen van alle portieren
Vergrendelen van alle portieren
Auto's met Multidrive CVT:
Controleer of de selectiehendel in stand P staat en trap het rempe-
daal in.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Zorg ervoor dat de selectiehendel in stand N staat en trap het kop-
pelingspedaal in.
Als de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto
is verbroken (Blz. 130) of de elektronische sleutel niet kan
worden gebruikt omdat de batterij leeg is, werken het Smart
entry-systeem met startknop en de afstandsbediening niet. In
dat geval kunnen de portieren worden geopend of kan de motor
worden gestart door de onderstaande procedure te volgen.
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren
1
2
Starten van de motor
1
452
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-
logo tegen de startknop.
Het contact wordt AAN gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via
de persoonlijke voorkeursinstellin-
gen, wordt het contact in stand
ACC gezet.
Trap het rempedaal (Multidrive CVT) of koppelingspedaal (handge-
schakelde transmissie) stevig in en controleer of (groen)
gaat branden.
Druk op de startknop.
Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de motor nog steeds niet gestart kan wor-
den.
Uitzetten van de motor
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of N (handgeschakelde
transmissie) en druk op de startknop, zoals u normaliter doet bij het afzetten
van de motor.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij
van de elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen als deze ont-
laden is. (Blz. 367)
Wijzigen van de standen van het contact
Laat het rempedaal (Multidrive CVT) of het koppelingspedaal (handgescha-
kelde transmissie) los en druk tijdens stap hierboven op de startknop.
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de knop
wordt ingedrukt. (Blz. 186)
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Controleer of het Smart entry-systeem met startknop niet is uitgeschakeld via
de persoonlijke voorkeursinstellingen. Is de functie uitgeschakeld, schakel
hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 489)
2
3
4
3
453
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Als de accu leeg is
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede
voertuig met een 12V-accu, kunt u uw auto starten met behulp van de
onderstaande hulpstartprocedure.
Open de motorkap. (Blz. 328)
Sluit de startkabels als volgt aan:
1KR-FE motor
U kunt de volgende procedures gebruiken om de motor te star-
ten als de accu leeg is.
U kunt ook contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
1
2
454
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Sluit de positieve startkabel aan op de positieve accupool (+) van
uw auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de posi-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-)
van de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt meta-
len punt uit de buurt van de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
1NR-FE motor
Sluit de positieve startkabel aan op de positieve accupool (+) van
uw auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de posi-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-)
van de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt meta-
len punt uit de buurt van de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
1
2
3
4
1
2
3
4
455
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
1ND-TV motor
Sluit de positieve startkabel aan op de positieve accupool (+) van
uw auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de posi-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-)
van de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt meta-
len punt uit de buurt van de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoerental iets
en laat de motor gedurende ongeveer 5 minuten met het ver-
hoogde toerental draaien om de accu van uw auto op te laden.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Open en sluit een
van de portieren terwijl het contact UIT staat.
Laat de tweede auto op het iets verhoogde toerental draaien en zet
het contact AAN. Start vervolgens de motor van de auto.
1
2
3
4
3
4
5
456
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Verwijder de startkabels in exact de omgekeerde volgorde van aan-
sluiten als de motor van uw auto aangeslagen is.
Laat, nadat de motor van uw auto aangeslagen is, de auto zo snel
mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Starten van de motor als de accu leeg is (auto's met Multidrive CVT)
De auto kan niet worden aangeduwd.
Voorkomen van ontlading van de accu
Zet de koplampen en het audiosysteem uit als de motor niet draait.
Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende lan-
gere tijd met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file.
Laden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in gebruik is.
Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van bepaalde
elektrische apparatuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt, kan de
accu ontladen en kan de auto mogelijk niet meer worden gestart. (De accu
laadt automatisch op tijdens het rijden.)
Voorzorgsmaatregelen wanneer de accu leeg is (auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
Wanneer de accu is ontladen, is het in sommige gevallen niet mogelijk om
de portieren te ontgrendelen met het Smart entry-systeem met startknop.
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen.
Mogelijk start de motor niet bij de eerste poging nadat de accu weer is opge-
laden, maar start hij wel normaal na de tweede poging. Dit wijst niet op een
storing.
De stand van het contact wordt door de auto opgeslagen. Wanneer de accu
weer wordt aangesloten, keert het systeem terug naar de stand die was
geselecteerd voordat de accu ontladen raakte. Zet vóór het losnemen van
de accu het contact UIT.
Wees extra voorzichtig bij het aansluiten van de accu wanneer u niet zeker
weet in welke stand het contact stond voordat de accu ontladen raakte.
6
457
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Voorkomen van brand en explosie
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het
licht ontvlambare gas dat uit de accu kan komen, per ongeluk tot ontbran-
ding komt:
Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en
niet per ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de
bedoelde accupool.
Laat de “+” en “-” klemmen van de startkabels niet in contact komen met
elkaar.
Rook niet en gebruik geen lucifers, aanstekers en open vuur in de buurt
van de accu.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het omgaan met
de accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Draag bij het werken met de accu altijd een veiligheidsbril en zorg ervoor
dat de vloeistof uit de accu niet in contact komt met de huid, kleding of de
carrosserie van de auto.
Leun niet over de accu heen.
Was accuvloeistof, die op de huid of in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de accuvloeistof op terechtgekomen is met een
natte spons of doek totdat er medische hulp kan worden verkregen.
Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt aangeraakt.
Houd kinderen uit de buurt van de accu.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto
Probeer de auto niet aan te duwen of aan te slepen, omdat hierdoor de drie-
wegkatalysator (benzinemotor) of de katalysator (dieselmotor) te heet kan
worden en er brand kan ontstaan.
OPMERKING
Bij het omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren of in de aandrijfriem van de motor.
458
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Als de motor oververhit raakt
Het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
(Blz. 406) gaat branden of knipperen, of u merkt een verlies aan
trekkracht. (De auto accelereert bijvoorbeeld niet als het gaspedaal
wordt ingetrapt.)
Er komt stoom onder de motorkap uit.
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand, schakel de aircon-
ditioning uit en zet vervolgens de motor af.
Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat de motor voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op sporen van lekkage.
Neem bij lekkage van een grote hoeveelheid koelvloeistof onmiddellijk
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het volgende kan erop duiden dat de motor oververhit raakt:
Correctieprocedures
1
2
3
Benzinemotor Dieselmotor
Radiateur
Koelventilator
Radiateur
Koelventilator
1
2
1
2
459
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes
FULL en LOW bevindt.
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water gebruikt worden als u geen koelvloeistof
bij de hand hebt.
4
Benzinemotor Dieselmotor
Reservoir
FULL (maximaal)
LOW (minimaal)
Reservoir
FULL (maximaal)
LOW (minimaal)
1
2
3
1
2
3
5
Benzinemotor Dieselmotor
460
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Start de motor, schakel de airconditioning in en controleer of de
koelventilator van de radiateur draait en of er geen koelvloeistof lekt
uit de radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de airconditioning wordt ingeschakeld
direct na een koude start. Controleer of de ventilator draait door ernaar te
luisteren en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u hier niet zeker van
bent de airconditioning nog een aantal keer in en uit.
(De ventilator werkt mogelijk niet bij temperaturen beneden het vriespunt.)
Als de koelventilator niet draait:
Schakel onmiddellijk de motor uit en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de koelventilator draait:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
6
7
461
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Een ongeval of letsel voorkomen bij controles in de motorruimte van
uw auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel,
zoals brandwonden, tot gevolg hebben.
Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen. De motorruimte kan zeer heet zijn.
Houd uw handen en kleding (met name stropdassen, sjaals en dassen) uit
de buurt van de ventilator en aandrijfriemen wanneer de motor draait.
Draai de radiateurdop of de dop van het koelvloeistofreservoir niet los als
de motor en de radiateur heet zijn.
OPMERKING
Bij het bijvullen van koelvloeistof
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat de motor voldoende is afgekoeld. Het
te snel bijvullen van koude koelvloeistof bij een hete motor kan schade aan
de motor veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of
stof)
Gebruik geen koelvloeistofadditief.
462
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Als u zonder brandstof komt te staan en de
motor afslaat (alleen dieselmotor)
Vul de brandstoftank van uw auto.
Trek aan de rand van de rubberen strip om hem los te maken van
het deksel, druk de borglippen in en verwijder het deksel.
Bedien om het brandstofsys-
teem te ontluchten de ontluch-
tingspomp totdat u meer
weerstand voelt.
Als u zonder brandstof komt te staan en de motor afslaat
1
2
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
3
463
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
Plaats het deksel en haak de groef van de rubberen strip aan het
deksel.
Start de motor. (Blz. 182, 185)
Als de motor niet aanslaat nadat de bovenstaande stappen zijn uitgevoerd,
wacht dan 10 seconden en voer stap 3 en 5 vervolgens opnieuw uit. Raad-
pleeg een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
Trap nadat de motor is aangeslagen het gaspedaal iets in tot de motor
soepel ronddraait.
4
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
OPMERKING
Als de motor herstart wordt
Start de motor niet als er nog geen brandstof is bijgevuld en het brandstof-
systeem nog niet ontlucht is met de ontluchtingspomp. Hierdoor kan
schade aan de motor en het brandstofsysteem ontstaan.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Laat de startmotor niet
langer dan 30 seconden onafgebroken werken. Anders kunnen de start-
motor en de bedrading oververhit raken.
5
464
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
Als de auto vast komt te zitten
Zet de motor af. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in
stand P (Multidrive CVT) of N (handgeschakelde transmissie).
Verwijder modder, sneeuw of zand rond de voorwielen.
Leg een stuk hout, stenen of ander materiaal onder de voorwielen
om de wielen grip te geven.
Start de motor opnieuw.
Zet de selectiehendel in stand D of R (Multidrive CVT) of in de 1e
versnelling of de achteruit (handgeschakelde transmissie) en deac-
tiveer de parkeerrem. Trap vervolgens voorzichtig het gaspedaal in.
Wanneer u de auto moeilijk los kunt krijgen
Sleephaken
Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of
als de auto vastzit in modder, sneeuw, enz.:
Druk op de schakelaar om de TRC uit te
schakelen.
Als uw auto komt vast te zitten, kunt u de
sleephaken gebruiken om deze in nood-
gevallen door een andere auto los te laten
trekken.
Uw auto is niet ontworpen voor het slepen
van een andere auto.
1
2
3
4
5
465
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of per-
sonen aanwezig zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotse-
ling in beweging komt. De auto kan ook een plotselinge beweging maken
als de wielen weer grip krijgen. Neem de grootst mogelijke voorzichtigheid
in acht.
Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel niet in een andere stand als het gaspedaal is inge-
trapt. Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waar-
door een aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
OPMERKING
Beschadiging van de transmissie en andere componenten voorkomen
Vermijd dat de voorwielen doorslippen en dat u het gaspedaal verder dan
noodzakelijk intrapt.
Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
466
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
YARIS_F_WE_52D53E
467
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil,
enz.).................................468
Informatie over brandstof...487
9-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen.......489
9-3. Te initialiseren onderdelen
Te initialiseren
onderdelen.......................493
468
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.)
Afmetingen en gewichten
Totale lengte 3.950 mm (155,5 in.)
Totale breedte 1.695 mm (66,7 in.)
Totale hoogte*
1
1.510 mm (59,4 in.)
1.520 mm (59,8 in.)
*
2
1.530 mm (60,2 in.)*
3
Wielbasis 2.510 mm (98,8 in.)
Spoorbreedte
Voor
1.485 mm (58,5 in.)
*
4
1.470 mm (57,9 in.)*
5
1.460 mm (57,5 in.)*
6
Achter
1.470 mm (57,9 in.)
*
4
1.460 mm (57,5 in.)*
5
1.445 mm (56,9 in.)*
6
Maximaal
toelaatbaar
voertuiggewicht
1KR-FE motor 1.450 kg (3.197 lb.)
1NR-FE motor
Multidrive CVT
1.500 kg (3.307 lb.)
Handgeschakelde transmissie
1.490 kg (3285 lb.)
1ND-TV motor 1.545 kg (3.406 lb.)
Maximale
asbelasting
Voor
1KR-FE motor
825 kg (1.819 lb.)
1NR-FE motor
850 kg (1.874 lb.)
1ND-TV motor
895 kg (1.973 lb.)
Achter 825 kg (1.819 lb.)
Kogeldruk 50 kg (110 lb.)
469
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
*
1
: Ongeladen auto
*
2
: Auto's met verzwaarde vering (zonder verhoogde wagenhoogte)
*
3
: Auto's met verzwaarde vering (met verhoogde wagenhoogte)
*
4
: 175/65R14, 175/70R14 of 175/65R15 banden
*
5
: 185/60R15 banden
*
6
: 195/50R16 banden
*
7
: Auto uit categorie N1
Maximaal
aanhangwagen-
gewicht
Geremd
1KR-FE motor
730 kg (1.609 lb.)
1NR-FE motor
880 kg (1.940 lb.)
1ND-TV motor
780 kg (1.719 lb.)
Ongeremd 550 kg (1.212 lb.)
Maximale belasting voor trekhaak/
trekhaak met afneembare kogel
*
7
19 kg (41 lb.)
470
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatie-
nummer van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer
van uw Toyota. Het wordt gebruikt voor het op naam zetten van de
auto.
Dit nummer is aangebracht
onder de rechter voorstoel.
Dit nummer staat ook op het
typeplaatje op de linker mid-
denstijl.
Identificatie van de auto
471
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Motornummer
Het motornummer is op de aangegeven plaats ingeslagen in het
motorblok.
Benzinemotor
1KR-FE motor
1KR-FE motor 1NR-FE motor
1ND-TV motor
Motor
Uitvoering 1KR-FE
Type 3-cilinder lijnmotor, 4-takt, benzine
Boring x slag 71,0 84,0 mm (2,79 3,30 in.)
Cilinderinhoud 998 cm
3
(60,9 cu.in.)
Klepspeling
(koude motor)
Inlaat: 0,145 - 0,235 mm (0,006 - 0,009 in.)
Uitlaat: 0,275 - 0,365 mm (0,011 - 0,014 in.)
Dynamoriemspanning Automatische afstelling
472
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
1NR-FE motor
Dieselmotor
1ND-TV motor
Uitvoering 1NR-FE
Type 4-cilinder lijnmotor, 4-takt, benzine
Boring x slag 72,5 80,5 mm (2,85 3,17 in.)
Cilinderinhoud 1.329 cm
3
(81,1 cu.in.)
Klepspeling
(koude motor)
Automatische afstelling
Dynamoriemspanning Automatische afstelling
Uitvoering 1ND-TV
Type 4-cilinder lijnmotor, 4-takt dieselmotor
Boring x slag 73,0 81,5 mm (2,87 3,21 in.)
Cilinderinhoud 1.364 cm
3
(83,2 cu.in.)
Klepspeling
(koude motor)
Inlaat: 0,11 - 0,17 mm (0,004 - 0,007 in.)
Uitlaat: 0,14 - 0,20 mm (0,006 - 0,008 in.)
Dynamoriemspanning Automatische afstelling
OPMERKING
Type aandrijfriem (dieselmotor)
Een aandrijfriem met een hoge sterkte is gebruikt als aandrijfriem aan dyna-
mozijde. Vervang de aandrijfriem door een originele Toyota aandrijfriem met
een hoge sterkte of gelijkwaardig. Als er geen riem met een hoge sterkte
wordt gebruikt, zal de riem eerder slijten. De aandrijfriem met een hoge
sterkte bevat een aramidekern die sterker is dan gewone riemen met een
PET- of PEN-kern.
473
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Benzinemotor
Dieselmotor
Brandstof
Brandstofsoort
EU:
Alleen loodvrije benzine conform de Europese
norm EN228
Behalve EU:
Uitsluitend loodvrije benzine
Research-octaangetal
(RON)
95 of hoger
Inhoud brandstoftank
(Referentie)
42 l (11,1 gal., 9,2 Imp.gal.)
Brandstofsoort
EU-landen:
Dieselbrandstof conform de Europese norm
EN590
Behalve EU-landen:
Dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 50
ppm of lager
Cetaangetal 48 of hoger
Inhoud brandstoftank
(Referentie)
42 l (11,1 gal., 9,2 Imp.gal.)
474
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Inhoud (verversen (bij benadering)*)
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor
het verversen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en
zet de motor uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met
de peilstok.
Smeersysteem (benzinemotor)
Met filter 1KR-FE motor
2,8 l (3,0 qt., 2,5 Imp.qt.)
1NR-FE motor
3,4 liter (3,6 qt., 3,0 Imp.qt.)
Zonder filter 1KR-FE motor
2,6 l (2,7 qt., 2,3 Imp.qt.)
1NR-FE motor
3,2 l (3,4 qt., 2,8 Imp.qt.)
475
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Keuze motorolie
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort:
0W-20, 5W-20, 5W-30 en 10W-30:
API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving” of ILSAC multigrade-motorolie
15W-40 en 20W-50:
API SL, SM of SN multigrade-motorolie
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscosi-
teit van SAE 0W-20. Deze
motorolie is de beste keuze
voor uw auto vanwege een laag
brandstofverbruik en goede
starteigenschappen bij koud
weer.
U kunt de viscositeit SAE 5W-
30 gebruiken als SAE 0W-20
niet beschikbaar is. Deze dient
echter bij de volgende verver-
sing vervangen te worden door
SAE 0W-20.
Bij het gebruik van motorolie
met een viscositeit van SAE
10W-30 of hoger, kan het bij
extreme kou voorkomen dat de
motor moeilijk start. Daarom
wordt dan motorolie met een
viscositeit van SAE 0W-20, 5W-
20 of 5W-30 aanbevolen.
Te verwachten temperatuurbereik
tot de volgende verversing
Aanbevolen
476
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
teit (hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van
beide bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE
SN geeft de kwaliteit van de
motorolie aan en is vastgesteld
door API (American Petroleum
Institute).
Middelste deel: SAE 0W-20
geeft de viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat
staat voor brandstofbesparende
en groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International Lubricant Standardization and Appro-
val Committee) staat op de voorzijde van de verpakking.
Inhoud (verversen (bij benadering)*)
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor
het verversen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en
zet de motor uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met
de peilstok.
1
2
Smeersysteem (dieselmotor)
Met filter 3,9 l (4,1 qt., 3,4 Imp.qt.)
Zonder filter 3,5 l (3,7 qt., 3,1 Imp.qt.)
477
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Keuze motorolie
Auto's zonder roetfiltersysteem*
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort: ACEA C2, B1, API CF-4 of CF
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscosi-
teit van SAE 0W-30. Deze
motorolie is de beste keuze
voor uw auto vanwege een laag
brandstofverbruik en goede
starteigenschappen bij koud
weer.
Bij het gebruik van motorolie
met een viscositeit van SAE
10W-30 of hoger, kan het bij
extreme kou voorkomen dat de
motor moeilijk start. Daarom
wordt motorolie met een visco-
siteit van SAE 5W-30 of 0W-30
aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-30 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 0W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
teit (hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
*: Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om
na te gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
Te verwachten temperatuurbereik
tot de volgende verversing
Aanbevolen
478
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met roetfiltersysteem*
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort: ACEA C2
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscosi-
teit van SAE 0W-30. Deze
motorolie is de beste keuze
voor uw auto vanwege een laag
brandstofverbruik en goede
starteigenschappen bij koud
weer.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-30 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat
de motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor
de W zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 0W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als
de olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscosi-
teit (hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met
hoge snelheden of met veel belading wordt gereden.
*: Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om
na te gaan of uw auto een roetfiltersysteem heeft.
OPMERKING
Gebruik van een andere motorolie dan ACEA C2 kan de katalysator bescha-
digen.
Te verwachten temperatuurbereik
tot de volgende verversing
Aanbevolen
479
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Benzinemotor
Dieselmotor
Koelsysteem
Inhoud
(referentie-
waarde)
1KR-FE
motor
4,5 l (4,8 qt., 4,0 Imp.qt.)
1NR-FE
motor
Multidrive CVT
4,8 l (5,1 qt., 4,2 Imp.qt.)
Handgeschakelde transmissie
4,6 l (4,9 qt., 4,0 Imp.qt.)
Soort koelvloeistof
Gebruik een van de volgende middelen:
Toyota Super Long Life Coolant
Of een gelijkwaardig product
Gebruik geen kraanwater.
Inhoud
(referentiewaarde)
Zonder extra verwarming
4,5 l (4,8 qt., 4,0 Imp.qt.)
Met extra verwarming
4,9 l (5,2 qt., 4,3 Imp.qt.)
Soort koelvloeistof
Gebruik een van de volgende middelen:
Toyota Super Long Life Coolant
Of een gelijkwaardig product
Gebruik geen kraanwater.
480
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
*: De aangegeven hoeveelheid vloeistof dient als referentie. Als vervanging
noodzakelijk is, neem dan contact op met erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Ontsteking (alleen benzinemotor)
Bougie
Merk 1KR-FE motor
DENSO SC16HR11
1NR-FE motor
DENSO SC20HR11
Elektrodenafstand 1,1 mm (0,043 in.)
OPMERKING
Bougies met iridium elektroden
Gebruik alleen bougies met iridium elektroden. Wijzig de elektrodenafstand
niet.
Elektrisch systeem
Accu
Klemspanning* bij
20C (68F):
12,6 - 12,8 V Volledig geladen
12,2 - 12,4 V Half geladen
11,8 - 12,0 V Ontladen
(
*: De spanning wordt gemeten 20 minuten
nadat de motor en verlichting zijn uitgescha-
keld.)
Laadstroom Max. 5 A
Multidrive CVT
Hoeveelheid* 6,4 l (6,8 qt., 5,6 Imp.qt.)
Soort vloeistof Originele Toyota CVT FE-vloeistof
481
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Soort Multidrive-vloeistof
Door het gebruik van andere Multidrive-vloeistof dan Toyota Genuine CVT
FE-vloeistof kan de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de trans-
missie vergezeld gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmis-
sie van uw auto ontstaan.
Handgeschakelde transmissie
Inhoud transmissieolie
(referentiewaarde)
1KR-FE motor
1,7 l (1,8 qt., 1,5 Imp.qt.)
1NR-FE en 1ND-TV motoren
2,4 l (2,5 qt., 2,1 Imp.qt.)
Soort transmissieolie
Gebruik een van de volgende middelen:
TOYOTA handgeschakelde-transmissieolie
type LV
Andere transmissieolie die voldoet aan de API
GL-4 en SAE 75W specificaties
OPMERKING
Transmissieolie
Houd er rekening mee dat, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de
transmissieolie die is gebruikt of de omstandigheden, het geluid bij het sta-
tionair draaien, het schakelgevoel en/of het brandstofverbruik kunnen afwij-
ken. Toyota raadt voor optimale prestaties het gebruik van originele
TOYOTA transmissieolie type LV aan.
Koppeling
Vrije slag pedaal 5 - 15 mm (0,2 - 0,6 in.)
Soort vloeistof SAE J1704 of FMVSS Nr. 116 DOT 4
482
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
*
1
: Minimumafstand van pedaal tot vloer bij een pedaalkracht van 300 N
(31,0 kg, 67,4 lbf) met draaiende motor
*
2
: Vrije slag parkeerremhendel bij aantrekken met 200 N (20,4 kg, 45,0 lbf)
Remmen
Afstand van
pedaal tot
vloer
*
1
Auto's
met
linkse
besturing
Benzine-
motoren
Trommelrem achter
Min. 83 mm (3,27 in.)
Schijfrem achter
Min. 79 mm (3,11 in.)
Diesel-
motoren
Trommelrem achter
Min. 81 mm (3,19 in.)
Schijfrem achter
Min. 78 mm (3,07 in.)
Auto's
met
rechtse
besturing
Benzine-
motoren
Trommelrem achter
Min. 76 mm (2,99 in.)
Schijfrem achter
Min. 74 mm (2,91 in.)
Diesel-
motoren
Trommelrem achter
Min. 75 mm (2,95 in.)
Schijfrem achter
Min. 73 mm (2,87 in.)
Vrije slag pedaal 1 - 6 mm (0,04 - 0,24 in.)
Slag parkeerremhendel*
2
Trommelrem achter
5 - 7 klikken
Schijfrem achter
4 - 6 klikken
Soort vloeistof SAE J1704 of FMVSS Nr. 116 DOT 4
Stuurinrichting
Vrije slag Minder dan 30 mm (1,2 in.)
483
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
14 inch velgen (type A)
14 inch velgen (type B)
15 inch velgen (type A)
*: Bij sommige uitvoeringen wordt tevens een ECO-bandenspanning in de
bandenspanningstabel weergegeven. (Blz. 440)
Voor een laag brandstofverbruik wordt ECO-bandenspanning aanbevolen.
De bandenspanning is van invloed op het comfort, de weggeluiden en het
stuurgedrag.
Banden en velgen
Bandenmaat 175/65R14 82T
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
220 kPa (2,2 kg/cm
2
of bar, 32 psi)
Wielmaat 14 5J
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
Bandenmaat 175/70R14 84S
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Velgmaat voor
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Velgmaat achter
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
250 (2,5, 36) 240 (2,4, 35)
Wielmaat 14 5J
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
Bandenmaat 175/65R15 84H
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Velgmaat voor
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Velgmaat achter
kPa (kg/cm
2
of bar, psi)
Standaardbanden-
spanning:
230 (2,3, 33)
ECO-banden-
spanning
*:
250 (2,5, 36)
Standaardbanden-
spanning:
220 (2,2, 32)
ECO-banden-
spanning
*:
240 (2,4, 35)
Wielmaat 15 5J
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
484
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
15 inch velgen (type B)
16 inch banden
Bandenmaat 185/60R15 84H
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid
Velgmaat voor
kPa (kg/cm
2
of
bar, psi)
Velgmaat
achter
kPa (kg/cm
2
of
bar, psi)
Voor snelheden
onder 160 km/h
(99 mph)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Voor snelheden
boven
160 km/h
(99 mph)
240 (2,4, 35) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 15 5 1/2J
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
Bandenmaat 195/50R16 84V
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid
Velgmaat voor
kPa (kg/cm
2
of
bar, psi)
Velgmaat
achter
kPa (kg/cm
2
of
bar, psi)
Voor snelheden
onder 160 km/h
(99 mph)
220 (2,2, 32) 200 (2,0, 29)
Voor snelheden
boven
160 km/h
(99 mph)
240 (2,4, 35) 210 (2,1, 30)
Wielmaat 16 6J
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
485
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Compact reservewiel
Bij het rijden met een aanhangwagen
Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2
of bar, 3 psi) en houd
rekening met de lagere toegestane maximumsnelheid.
Bandenmaat T125/70D15 95M
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
420 kPa (4,2 kg/cm
2
of bar, 60 psi)
Wielmaat 15 4T
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
Bandenmaat T125/70D16 96M
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
420 kPa (4,2 kg/cm
2
of bar, 60 psi)
Wielmaat 16 4T
Aanhaalmoment
wielmoeren
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
486
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Lampen
Lampen W Type
Exterieur
Halogeenkoplampen
Type reflector
Type projector
60/55
55
A
B
Mistlampen voor* 19 C
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting
(type lamp)
21/5 D
Richtingaanwijzers voor 21 E
Richtingaanwijzers opzij 5 E
Richtingaanwijzers achter 21 G
Rem-/achterlicht (type lamp) 21/5 D
Achteruitrijlicht 21 D
Mistachterlicht 21 D
Kentekenplaatverlichting 5 D
Interieur
Make-upverlichting* 5 F
Leeslampjes/interieurverlichting 5 D
Bagageruimteverlichting 5 F
A: H4 halogeenlampen
C: H16 halogeenlamp
E: Glassokkellamp (oranje)
G: Bolvormige lamp (helder)
B: HIR2 halogeenlamp
D: Glassokkellamp (helder)
F: Buislampje
*: Indien aanwezig
487
9-1. Specificaties
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Informatie over brandstof
Vulopening brandstoftank voor loodvrije benzine (benzinemotor)
Om vergissingen bij tankstations te voorkomen, is uw auto uitgerust met een
kleinere vulopening speciaal voor loodvrije benzine.
Als u van plan bent met uw Toyota naar het buitenland te gaan (diesel-
motor)
Er is mogelijk geen diesel met een laag zwavelgehalte verkrijgbaar. Vraag
daarom eerst bij uw dealer na of er diesel met een laag zwavelgehalte ver-
krijgbaar is in het land van bestemming.
Als de motor pingelt
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het kan een enkele keer voorkomen dat u de motor licht hoort pingelen tij-
dens accelereren of bij het oprijden van een heuvel. Dit is normaal en is
geen reden tot bezorgdheid.
Benzinemotor
EU-landen:
Gebruik alleen loodvrije benzine die voldoet aan de Europese norm
EN228.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON
(Research Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van
uw auto.
Behalve EU-landen:
Gebruik alleen loodvrije benzine.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON
(Research Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van
uw auto.
Dieselmotor
EU-landen:
Gebruik alleen dieselbrandstof die voldoet aan de Europese norm
EN590.
Behalve EU-landen:
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof met een zwavelgehalte van
50 ppm of minder en een cetaangetal van 48 of hoger.
488
9-1. Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit (benzinemotor)
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u
de verkeerde brandstof gebruikt.
Gebruik geen loodhoudende benzine.
Gebruik van loodhoudende benzine zal de werking van de driewegkataly-
sator blijvend aantasten, waardoor het emissieregelsysteem niet goed kan
werken.
EU: Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt verkocht onder de naam
E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanolgehalte. Bij gebruik van
deze brandstoffen wordt het brandstofsysteem beschadigd. Neem bij twij-
fel contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Buiten EU: Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt verkocht onder
de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanolgehalte. Uw auto
is geschikt voor benzine met maximaal 10% ethanol. Bij het gebruik van
brandstof met meer dan 10% ethanol (E10) wordt het brandstofsysteem
beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specificaties
en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
Opmerking over de brandstofkwaliteit (dieselmotor)
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u
de verkeerde brandstof gebruikt.
Gebruik geen brandstof met een zwavelgehalte van meer dan 50 ppm.
Door het gebruik van brandstof met een hoog zwavelgehalte kan de motor
beschadigd raken.
EU: Gebruik geen FAME (Fatty Acid Methyl Ester)-brandstof (biodiesel)
die wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof met een
hoog FAME-gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen wordt het brand-
stofsysteem beschadigd. Neem bij twijfel contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
Behalve EU: Gebruik geen FAME (Fatty Acid Methyl Ester)-brandstof (bio-
diesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof met
een hoog FAME-gehalte. Uw auto is geschikt voor dieselbrandstof met
maximaal 5% biodiesel FAME (B5). Bij het gebruik van brandstof met
meer dan 5% FAME (B5) wordt het brandstofsysteem beschadigd. Zorg
ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specificaties en de vereiste kwa-
liteit. Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
489
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van
andere functies. Neem voor meer informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Auto's met navigatie-/multimediasysteem: Instellingen die u kunt
wijzigen met het navigatie-/multimediasysteem
(Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasys-
teem voor meer informatie over het aanpassen van instellingen aan
de persoonlijke voorkeur met het navigatie-/multimediasysteem.)
Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Uw auto is voorzien van verschillende elektronische functies die
naargelang uw persoonlijke voorkeur kunnen worden ingesteld.
Deze voorkeursinstellingen kunnen alleen met speciaal gereed-
schap worden uitgevoerd door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstel-
lingen
1
2
490
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
YARIS_F_WE_52D53E
Smart entry-systeem met startknop (Blz. 114, 127)
Afstandsbediening (Blz. 103, 115)
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
instelling
Smart entry-systeem met startknop AAN UIT O O
Werkingssignaal
(alarmknipperlichten)
AAN UIT O
Tijd totdat na het ontgrendelen,
zonder dat een portier wordt ge-
opend, de portieren automatisch
weer worden vergrendeld
30 seconden
60 seconden
O
120
seconden
Waarschuwingsfunctie open portier
(bij vergrendelen van de auto)
AAN UIT O
1 2
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
instelling
Afstandsbediening AAN UIT O
Werkingssignaal
(alarmknipperlichten)
AAN UIT O
Tijd totdat na het ontgrendelen,
zonder dat een portier wordt ge-
opend, de portieren automatisch
weer worden vergrendeld
30 seconden
60 seconden
O
120
seconden
Waarschuwingszoemer open por-
tier (tijdens het vergrendelen)
AAN UIT O
1 2
491
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Automatische verlichting (Blz. 202)
Verlichting (Blz. 202)
Verlichting (Blz. 299)
*: Auto's met Smart Entry-systeem en startknop
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
instelling
Gevoeligheid lichtsensor Niveau 3
Niveau
1 tot 5
OO
1 2
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
instelling
Tijd dat het dimlicht blijft ingescha-
keld terwijl de auto geparkeerd
staat
30 seconden
60 seconden
O
90 seconden
120
seconden
1 2
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
instelling
Tijd die verstrijkt voordat de inte-
rieurverlichting uit gaat
15 seconden
7,5
seconden
O
30 seconden
Werking als de portieren worden
ontgrendeld
AAN UIT O
Werking als het contact UIT wordt
gezet
AAN UIT O
Werking wanneer u de auto nadert
en de elektronische sleutel bij u
draagt
*
AAN UIT O
1 2
492
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
YARIS_F_WE_52D53E
WAARSCHUWING
Tijdens het aanpassen van de persoonlijke voorkeursinstellingen
Aangezien de motor tijdens het aanpassen moet draaien, dient de auto te
worden geparkeerd op een plaats met voldoende ventilatie. In een afgeslo-
ten ruimte, zoals een garage, kunnen uitlaatgassen die het schadelijke
koolmonoxide (CO) bevatten, zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit
kan zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de persoonlijke voorkeursinstellingen
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, dient de motor te draaien terwijl de
persoonlijke voorkeursinstellingen worden aangepast.
493
9-3. Te initialiseren onderdelen
9
Specificaties
YARIS_F_WE_52D53E
Te initialiseren onderdelen
*
1
: Alleen dieselmotor
*
2
: Indien aanwezig
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de
accukabels of onderhoud aan de auto, moet het volgende sys-
teem worden geïnitialiseerd, zodat het weer op de juiste manier
werkt.
Onderwerp Wanneer initialiseren Overzicht
Onderhoudsgege-
vens motorolie
*
1
Na het verversen van de motorolie Blz. 338
Bandenspannings-
waarschuwings-
systeem
*
2
Bij het wisselen van de banden bij
auto's waarbij de bandenspanning
van de voor- en de achterbanden
anders is.
Als de bandenspanning wordt
gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer de
rijsnelheid verandert)
• Als de bandenmaat wordt aange-
past
Blz. 348
494
9-3. Te initialiseren onderdelen
YARIS_F_WE_52D53E
495
Trefwoordenlijst
YARIS_F_WE_52D53E
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen)..............496
Alfabetische index......................500
Raadpleeg bij auto's met een navigatie-/multimediasysteem
de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem
voor meer informatie over de onderstaande uitrusting.
Navigatie-/multimediasysteem
Rear View Monitor-systeem
496
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
YARIS_F_WE_52D53E
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
Als u uw sleutels verloren bent, kan een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige nieuwe originele sleutels maken. (Blz. 104)
Als u uw elektronische sleutels bent verloren, neemt de kans dat uw auto
wordt gestolen aanmerkelijk toe. Neem direct contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige. (Blz. 113)
Is de batterij van de sleutel zwak of leeg? (Blz. 367)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Staat het contact AAN?
Zorg ervoor dat het contact UIT staat wanneer u de portieren vergrendelt.
(Blz. 186)
Auto's met Smart Entry-systeem en startknop:
Bevindt de elektronische sleutel zich in de auto?
Vergrendel de portieren nadat u hebt gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
De functie werkt mogelijk niet goed als gevolg van de radiogolven.
(Blz. 105, 130)
Is het kinderslot geactiveerd?
Het achterportier kan niet vanaf de binnenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot is geactiveerd. Open het achterportier
vanaf de buitenzijde en deactiveer het kinderslot. (Blz. 119)
Als u een probleem hebt, controleer dan het volgende voordat u
contact opneemt met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
De portieren kunnen niet worden vergrendeld, ontgrendeld,
geopend of gesloten
U bent uw sleutels verloren
De portieren kunnen niet worden vergrendeld of ontgren-
deld
Het achterportier kan niet worden geopend
497
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's met Multidrive CVT:
Staat de selectiehendel in stand P? (Blz. 182)
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Draaide u de sleutel terwijl u het koppelingspedaal stevig ingetrapt hield?
(Blz. 182)
Is de accu ontladen? (Blz. 453)
Auto's met Multidrive CVT:
Hebt u op de startknop gedrukt terwijl u het rempedaal stevig ingetrapt
hield? (Blz. 185)
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Hebt u op de startknop gedrukt terwijl u het koppelingspedaal stevig inge-
trapt hield? (Blz. 185)
Auto's met Multidrive CVT:
Staat de selectiehendel in stand P? (Blz. 185)
Kan de elektronische sleutel in de auto worden gesignaleerd? (Blz. 128)
Is het stuurslot ontgrendeld? (Blz. 188)
Is de batterij van de elektronische sleutel zwak of leeg?
De motor kan in dit geval worden gestart op een tijdelijke manier.
(Blz. 451)
Is de accu ontladen? (Blz. 453)
Als u denkt dat er iets mis is
De motor kan niet worden gestart
(auto's zonder Smart entry-systeem en startknop)
De motor kan niet worden gestart
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
498
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
YARIS_F_WE_52D53E
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een andere stand kunt zetten terwijl het
rempedaal wordt ingetrapt met het contact AAN. (Blz. 450)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een andere stand kunt zetten terwijl het
rempedaal wordt ingetrapt met het contact AAN. (Blz. 450)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Wordt vergrendeld ter voorkoming van diefstal wanneer de sleutel uit het
contact is genomen. (Blz. 184)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Wordt automatisch vergrendeld om diefstal van de auto te voorkomen.
(Blz. 188)
Is de blokkeerschakelaar van de ruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten, behalve die van het bestuurdersportier,
kunnen niet worden bediend als de blokkeerschakelaar van de ruitbedie-
ning wordt ingedrukt. (Blz. 155)
De auto power off-functie wordt bediend als het contact gedurende een
bepaalde tijd in stand ACC of AAN staat (de motor draait niet). (Blz. 187)
De selectiehendel kan niet vanuit stand P in een andere
stand worden gezet, zelfs al trapt u het rempedaal in (auto's
met Multidrive CVT)
Het stuurwiel kan niet worden gedraaid nadat de motor is
uitgeschakeld
De ruiten kunnen niet worden geopend of gesloten met de
schakelaars van de ruitbediening
Het contact wordt automatisch UIT gezet
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
499
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
YARIS_F_WE_52D53E
Het controlelampje van de veiligheidsgordel knippert
Draagt de bestuurder een veiligheidsgordel? (Blz. 408)
Het waarschuwingslampje van de parkeerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd? (Blz. 405)
Afhankelijk van de situatie klinken er mogelijk ook andere soorten waarschu-
wingszoemers. (Blz. 405)
Raadpleeg Blz. 405 als er een waarschuwingslampje gaat branden.
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en vervang de lekke band
door het reservewiel. (Blz. 418)
Voer de procedure uit voor als de auto vastzit in modder, vuil of sneeuw.
(Blz. 464)
Tijdens het rijden klinkt een waarschuwingszoemer
Er gaat een waarschuwingslampje branden
Wanneer zich een probleem voordoet
Als de auto een lekke band heeft
De auto zit vast
500
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Alfabetische index
Aansteker .................................311
ABS (antiblokkeersysteem)....235
Functie ..................................235
Waarschuwingslampje..........406
Accessoireaansluiting.............312
Accu..........................................342
Als de accu ontladen is.........453
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........242
Waarschuwingslampje..........405
Achterklep
Achterklep.............................121
Bagageruimteverlichting .......123
Achterlichten............................202
Lichtschakelaar.....................202
Vermogen .............................486
Vervangen van lampen.386, 390
Achterruitenwisser..................214
Achterruitverwarming
Achterruit.......................283, 291
Buitenspiegels...............283, 291
Voorruit .........................282, 291
Achterstoel...............................142
Rugleuningen achter
neerklappen........................142
Achteruitrijlichten
Lampen vervangen ...............389
Vermogen .............................486
Afmetingen...............................468
Afstandsbediening
Afstandsbediening ................103
Energiebesparende functie...129
Smart entry-systeem met
startknop.............................127
Vergrendelen/ontgrendelen ..103
Vervangen van de batterij.....367
Airbags .......................................37
Aanbrengen van wijzigingen en
demonteren van airbags.......43
Airbags.................................... 37
Airbags, algemene voorzorgs-
maatregelen .........................39
Airbags, voorwaarden voor
activering.............................. 44
Airbags, voorzorgsmaatregelen
voor kinderen........................39
Curtain airbags, voorzorgs-
maatregelen .........................41
De juiste houding achter
het stuur ............................... 28
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbags ...................49
Plaats van airbags ..................37
Side airbags, voorzorgs-
maatregelen .........................41
Voorwaarden voor activering
curtain airbags...................... 44
Voorwaarden voor activering
side airbags..........................44
Voorzorgsmaatregelen side
airbags en curtain airbags....41
Waarschuwingslampje
airbag .................................406
Werkingsvoorwaarden side
airbags en curtain airbags....44
Airconditioning................280, 287
Automatische
airconditioning....................287
Handmatig bediende
airconditioning....................280
Interieurfilter..........................365
Alarm
Waarschuwingszoemer ........405
Alarmknipperlichten................394
A
501
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Antenne
Radio.............................256, 316
Smart entry-systeem
met startknop......................127
Antidiefstalsysteem
Startblokkering........................74
Supervergrendeling.................79
Armsteun..................................313
Asbak........................................310
Audiosysteem (met navigatie-/
multimediasysteem)
*
Audiosysteem (zonder navigatie-/
multimediasysteem)..............246
Audiotoetsen op
het stuurwiel .......................248
CD-speler..............................257
iPod.......................................266
MP3/WMA-disc .....................257
Optimaal gebruik...................250
Radio.....................................252
USB-aansluiting ....................249
USB-geheugen .....................273
Automatische
airconditioning ......................287
Automatische
airconditioning ....................287
Interieurfilter..........................365
Baby- en kinderzitjes................. 53
Baby- of kinderzitje met
ISOfix-bevestigingssysteem
plaatsen................................ 67
Baby- of kinderzitje plaatsen
met bovenste gordel.............68
Baby- of kinderzitje plaatsen
met veiligheidsgordels..........64
Babyzitjes, definitie................. 54
Babyzitjes, plaatsen................64
Kinderzitjes, definitie............... 54
Kinderzitjes, plaatsen........64, 65
Zitkussens, definitie ................ 54
Zitkussens, plaatsen............... 66
Bagageafdekking.....................306
Banden .....................................347
Als de auto een lekke
band heeft .................. 418, 433
Bandenmaat .........................483
Bandenspanning................... 483
Controleren...........................347
Reservewiel ..........................418
Resetknop bandenspannings-
waarschuwingssysteem ....349
Sneeuwkettingen..................243
Vervangen .................... 418, 433
Waarschuwingslampje..........409
Winterbanden .......................242
Wisselen van banden ...........347
Bandenspanning ..................... 360
Onderhoudsgegevens ..........483
Waarschuwingslampje..........409
B
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
502
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem.......348
Functie ..................................348
Initialisatie.............................348
Plaatsen van banden-
spanningssensoren en
-zenders..............................348
Registreren van
identificatiecodes................350
Resetknop bandenspannings-
waarschuwingssysteem......349
Waarschuwingslampje..........409
Bekerhouders...........................303
Bevestigingspunten ..................67
Binnenspiegel ..........................149
Blokkeerschakelaar
ruitbediening..........................155
Bougie.......................................480
Bovenste gordel.........................68
Brake Assist.............................235
Brandstof
Als de brandstof opraakt
en de motor afslaat.............462
Brandstofmeter .......................88
Capaciteit..............................473
Informatie..............................487
Tanken..................................216
Type..............................216, 473
Uitschakelsysteem
brandstofpomp....................404
Waarschuwingslampje..........408
Brandstoffilter..................346, 407
Brandstofverbruik
Actueel brandstofverbruik.......92
Gemiddeld brandstofverbruik..92
Buitenspiegels .........................152
Buitenspiegelverwarming
....................................283, 291
Verstellen en inklappen.........152
Verwarming...................283, 291
Buitentemperatuur, display ......94
CD-speler..................................257
Claxon....................................... 147
Condensor................................341
Contact (startknop) .........182, 185
Contactslot ......................182, 185
Contactslotverlichting ............299
Controlelampje
achterpassagiersgordel........408
Controlelampje
bestuurdersgordel ................408
Controlelampje
voorpassagiersgordel...........408
Controlelampjes ........................85
CRS (baby- en kinderzitjes)......53
Cruise control..........................220
Waarschuwingslampjes........407
Curtain airbags .......................... 37
C
503
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Dagrijverlichting ......................205
Vervangen van lampen.........390
Dagtellers ...................................91
Dashboardkastje......................302
Derde remlicht
Vervangen van lampen.........390
Dimmer dashboardverlichting..89
Display
Multi-informatiedisplay............90
Rijinformatie............................91
Draaiknop
koplampverstelling................204
ECO-controlelampje ................164
Elektrisch bedienbare ruiten ..155
Blokkeerschakelaar
ruitbediening.......................155
Klembeveiliging.....................156
Werking.................................155
Elektrische stuurbekrachtiging
(EPS).......................................235
Functie ..................................235
Waarschuwingslampje..........407
Elektronische sleutel...............102
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ...................451
Energiebesparende functie...129
Vervangen van de batterij.....367
EPS (elektrische
stuurbekrachtiging)...............235
Functie ..................................235
Waarschuwingslampje..........407
Extra opbergvakken ................308
Extra verwarming.....................295
Fleshouders .............................304
Follow Me Home-systeem.......203
Gereedschap....................419, 434
Gewichten ................................ 468
Haken
Bevestigingshaken
(vloermat) ............................. 26
Handgeschakelde
transmissie............................196
Olie ....................................... 481
Handgrepen..............................314
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbags......................49
Handsfree-systeem
(voor mobiele telefoon)
*
Hendel
Ontgrendelingshendel
motorkap ............................ 328
Richtingaanwijzer-
schakelaar.......................... 200
Ruitenwisserhendel ......210, 214
Selectiehendel..............191, 196
Veiligheidshaak.....................328
Hoofdsteunen ..........................145
D
E
F
G
H
504
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Identificatie...............................470
Auto.......................................470
Motor.....................................471
Indicatiesysteem motorolie
verversen ...............................338
Informatie voor bij het
tankstation.............................512
Initialisatie
Bandenspanningswaarschu-
wingssysteem.....................348
Indicatiesysteem motorolie
verversen............................338
Te initialiseren onderdelen....493
Inrijperiode, tips ......................163
Instapverlichting......................300
Instrumentenpaneel...................88
Controlelampjes......................85
Dimmer dashboardverlichting .89
Multi-informatiedisplay............90
Tellers .....................................88
Waarschuwingslampjes ..........83
Intercooler................................341
Interieurfilter.............................365
Interieurverlichting ..................299
Schakelaar............................299
Vermogen .............................486
ISOfix-bevestigingssystemen...67
Kentekenplaatverlichting........202
Lichtschakelaar.....................202
Vermogen .............................486
Vervangen van lampen.........388
Kilometerteller............................91
Kindersloten.............................119
Klembeveiliging
Elektrisch bedienbare ruiten .156
Klok.............................................93
Koelsysteem.............................340
Motor, oververhitting .............458
Koelvloeistof............................340
Capaciteit..............................479
Controleren...........................340
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........242
Koplampen...............................202
Follow Me Home-systeem .... 203
Lichtschakelaar.....................202
Vermogen ............................. 486
Vervangen van lampen.........378
Koppeling.................................481
Krik
Bij de auto geleverde krik ..... 419
Plaatsen van de krik ............. 330
Krikslinger........................419, 434
Lampen
Vermogen ............................. 486
Vervangen ............................376
Leeslampjes.............................300
Schakelaar............................300
Vermogen ............................. 486
Lekke band.......................418, 433
Make-upspiegels......................309
Make-upverlichting..................309
Make-upverlichting................309
Vermogen ............................. 486
Meters......................................... 88
Mistachterlicht .........................208
Schakelaar............................208
Vermogen ............................. 486
Vervangen van lampen.........389
Mistlampen...............................208
Schakelaar............................208
Vermogen ............................. 486
Vervangen van lampen.381, 389
I
K
L
M
505
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Motor
Als de brandstof opraakt en
de motor afslaat..................462
Als de motor niet wil
aanslaan.............................448
Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet
worden gebracht.................395
Contact (startknop) .......182, 185
Contactslot....................182, 185
Identificatienummer...............471
Motorkap...............................328
Motorruimte...........................332
Oververhitting........................458
Stand ACC............................183
Starten van de motor ....182, 185
Motorcontrolelampje ...............406
Motorkap...................................328
Openen .................................328
Motorolie...................................335
Capaciteit..............................474
Controleren ...........................335
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........242
Waarschuwingslampjes........410
MP3-disc...................................257
Multi-informatiedisplay .............90
Multidrive CVT..........................191
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
gezet kan worden ...............450
Paddle shift-
schakelaars ................193, 194
Multimediasysteem
*
Navigatiesysteem*
Noodstopsignaal .....................235
Olie
Handgeschakelde-
transmissieolie.................... 481
Motorolie...............................474
Onderhoud
Exterieur ............................... 316
Interieur................................. 319
Lichtmetalen velgen..............317
Onderhoudsgegevens ..........468
Onderhoudsvoorschriften .....322
Zelf uit te voeren
onderhoud..........................325
Veiligheidsgordels.................320
Ontgrendelingshendel
Achterklep............................. 122
Motorkap............................... 328
Tankdopklep .........................218
Opbergmogelijkheden.............301
Oververhitting..........................458
N
O
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
506
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Paddle shift-
schakelaars....................193, 194
Parkeerlichten voor .................202
Lichtschakelaar.....................202
Vermogen .............................486
Vervangen van lampen.........383
Parkeerrem...............................201
Waarschuwingszoemer
geactiveerde parkeerrem....405
Werking.................................201
Pech, wat te doen bij
Als de accu ontladen is.........453
Als de auto een lekke
band heeft...................418, 433
Als de brandstof opraakt
en de motor afslaat.............462
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ...................451
Als de motor niet wil
aanslaan.............................448
Als de motor oververhit
raakt....................................458
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
gezet kan worden ...............450
Als de waarschuwingszoemer
klinkt ...................................405
Als het waarschuwingslampje
gaat branden ......................405
Als u denkt dat er iets mis is.403
Als u uw sleutels verliest.......104
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht..............................395
Als uw auto moet worden
gesleept..............................397
Als uw auto vast komt
te zitten...............................464
Portieren
Achterklep............................. 121
Buitenspiegels ......................152
Kinderslot achterportier.........119
Portieren ............................... 114
Portierruiten .......................... 155
Portierslot...................... 114, 121
Waarschuwingslampje
open portier/achterklep.......408
Waarschuwingszoemer
open portier ........................ 128
Zijruiten................................. 155
Portieren...................................114
Portierslot
Achterklep............................. 121
Afstandsbediening ................103
Portieren ............................... 114
Smart entry-systeem met
startknop.............................127
Radiateur.................................. 341
Radio......................................... 252
Radio Data Systeem................254
RDS...........................................254
Rear View Monitor
*
Regeling instrumentenverlichting
Dimmer dashboard-
verlichting ............................. 89
Reinigen ...........................316, 319
Exterieur ............................... 316
Interieur................................. 319
Lichtmetalen velgen..............317
Veiligheidsgordels.................320
Remlichten
Noodstopsignaal................... 235
Vermogen ............................. 486
Vervangen van lampen.386, 390
Remsysteem
Parkeerrem...........................201
Vloeistof................................ 482
Waarschuwingslampje..........405
P
R
507
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Reservewiel..............................419
Bandenspanning...................483
Opbergmogelijkheden...........419
Resetten van onderhouds-
gegevens................................338
Richtingaanwijzers ..................200
Richtingaanwijzerschakelaar 200
Vermogen .............................486
Vervangen van lampen.384, 386
Richtingaanwijzers achter ......200
Richtingaanwijzerschakelaar 200
Vermogen .............................486
Vervangen van lampen.........386
Richtingaanwijzers opzij.........200
Richtingaanwijzerschakelaar 200
Vermogen .............................486
Vervangen van lampen.........385
Richtingaanwijzers voor .........200
Richtingaanwijzerschakelaar 200
Vermogen .............................486
Vervangen van lampen.........384
Rijden........................................160
De juiste houding achter
het stuur................................28
Inrijperiode, tips.....................163
Procedures............................160
Rijden in de winter ................242
Rijden in de winter...................242
Rijden met een
aanhangwagen ......................173
Roetfiltersysteem.....................240
Waarschuwingslampjes........409
Ruiten........................................155
Achterruitverwarming....283, 291
Elektrisch bedienbare ruiten .155
Ruitensproeiers.....................210
Ruitensproeiers...............210, 214
Controleren...........................345
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........242
Schakelaar.................... 210, 214
Ruitenwissers ..........................210
Ruitenwissers met
intervalstand.......................210
Ruitenwissers met
regensensor .......................211
Schakelaars
Achterruitenwisser- en
-sproeierschakelaar............214
Blokkeerschakelaar
ruitbediening....................... 155
Contactslot....................182, 185
Cruise control-schakelaar.....220
Lichtschakelaar.....................202
Paddle shift-schakelaars
................................... 193, 194
Resetknop bandenspannings-
waarschuwingssysteem ....349
Schakelaar
achterruitverwarming..........297
Schakelaar
alarmknipperlichten ............394
Schakelaar centrale
vergrendeling...................... 118
Schakelaar mistlampen ........208
Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers ........................... 210
Schakelaar VSC OFF ...........236
Schakelaars buitenspiegels..152
Schakelaars centrale
vergrendeling...................... 118
Schakelaars ruitbediening ....155
S
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
508
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Schakelaars
stoelverwarming .................297
Spraaktoets
*
Telefoontoets*
Toets SPORT........................192
Toetsen voor afstandsbediening
audiosysteem .....................248
Uitschakeltoets Stop & Start-
systeem ..............................229
Schakeladviesindicator...........198
Schakelblokkeersysteem........450
Selectiehendel..................191, 196
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
gezet kan worden ...............450
Handgeschakelde
transmissie .........................196
Multidrive CVT ......................191
Side airbags ...............................37
Slepen/trekken
Rijden met een
aanhangwagen...................173
Sleepoog...............................399
Slepen in een noodgeval ......397
Sleutels.....................................102
Afstandsbediening ................103
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ...................451
Als u uw sleutels verliest.......104
Contactslot....................182, 185
Elektronische sleutel.............102
Energiebesparende functie...129
Mechanische sleutel .............104
Plaatje met sleutelnummer ...102
Vervangen van de batterij.....367
Waarschuwingszoemer.........128
Smart entry-systeem met
startknop................................127
Instapfuncties................114, 121
Plaats van antenne ...............127
Starten van de motor ............185
Waarschuwingslampjes........408
Sneeuwkettingen.....................243
Snelheidsbegrenzer ................224
Waarschuwingslampjes........407
Snelheidsmeter..........................88
Specificaties............................. 468
Spiegels
Binnenspiegel.......................149
Buitenspiegels ......................152
Buitenspiegel-
verwarming.................283, 291
Make-upspiegels...................309
Spraaktoets
*
Startblokkering ..........................74
Stoelen..............................138, 142
Baby- en kinderzitjes
plaatsen................................ 63
Hoofdsteunen .......................145
Juiste zithouding.....................28
Reinigen................................319
Rugleuningen achter
neerklappen........................142
Stoelverwarming...................297
Verstellen.............................. 138
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot verstellen .....141
Stoelverwarming......................297
Stop & Start-systeem..............228
Waarschuwingslampjes........407
Stuurbekrachtiging..................235
Waarschuwingslampje..........407
Stuurslot........................... 184, 188
Stuurwiel ..................................147
Audiotoetsen......................... 248
Verstellen.............................. 147
Supervergrendeling...................79
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeurs-
instellingen ............................489
509
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Tankdopklep.............................216
Tanken..................................216
Tanken ......................................216
Brandstofsoorten...........216, 473
Capaciteit..............................473
Openen van de tankdop........218
Telefoontoets
*
Toerenteller ................................88
Traction Control.......................235
Transmissie......................191, 196
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
gezet kan worden ...............450
Handgeschakelde
transmissie .........................196
Multidrive CVT ......................191
Paddle shift-schakelaars
....................................193, 194
Uitneembare asbak..................310
Uitschakelsysteem
brandstofpomp......................404
USB-aansluiting
*.....................249
USB-geheugen
*.......................273
Vastzitten
Als de auto vast komt
te zitten...............................464
Vehicle Stability Control
(VSC).......................................235
Veiligheidsgordel,
controlelampje.......................408
Veiligheidsgordels.....................30
Baby- en kinderzitjes
plaatsen................................63
Blokkeerautomaat (ELR).........33
Dragen van veiligheidsgordels
door kinderen .......................33
Gordelspanners......................33
Hoe de veiligheidsgordel
te dragen .............................. 30
Veiligheidsgordels schoon-
maken en onderhouden .....320
Veiligheidsgordels, gebruik
bij zwangerschap..................34
Waarschuwingslampje en
-zoemer .............................. 408
Waarschuwingslampje
SRS....................................406
Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen .......................... 52
Airbags,
voorzorgsmaatregelen..........39
Baby- en kinderzitjes .............. 53
Batterij van elektronische
sleutel verwijderd,
voorzorgsmaatregelen........369
Blokkeerschakelaar
ruitbediening....................... 155
Dragen van veiligheidsgordels
door kinderen .......................33
Kindersloten achterportieren.119
Plaatsen van veiligheids-
systemen voor kinderen.......63
Stoelverwarming,
voorzorgsmaatregelen........298
Veiligheidsgordels,
voorzorgsmaatregelen..........34
Voorzorgsmaatregelen
achterklep........................... 124
Voorzorgsmaatregelen
elektrisch bedienbare ruit...158
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de accu........343
T
U
V
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
510
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Velgen.......................................362
Bandenmaat..........................483
Vervangen.............................362
Verlichting
Bagageruimteverlichting .......123
Contactslotverlichting............299
Contactverlichting .................299
Follow Me Home-systeem ....203
Instapverlichting....................300
Interieurverlichting.................299
Leeslampjes..........................300
Lichtschakelaar.....................202
Make-upverlichting................309
Overzicht
interieurverlichting ..............299
Richtingaanwijzerschakelaar 200
Schakelaar mistlampen.........208
Vermogen .............................486
Vervangen van lampen.........376
Verlichting, automatische.......205
Vervangen
Banden..........................418, 433
Batterij afstandsbediening.....367
Batterij elektronische
sleutel .................................367
Lampen.................................376
Zekeringen............................370
Verwarming ......................280, 287
Automatische
airconditioning ....................287
Buitenspiegels...............283, 291
Handmatig bediende
airconditioning ....................280
Stoelverwarming ...................297
Vloeistof
Koppeling............................. 481
Multidrive CVT ......................480
Remsysteem.........................482
Ruitensproeiers.....................345
Vloermatten................................26
Voertuigidentificatienummer..470
Voorstoelen..............................138
De juiste houding achter
het stuur ............................... 28
Hoofdsteunen .......................145
Reinigen................................319
Stoelverwarming...................297
Verstellen.............................. 138
VSC (Vehicle Stability
Control) ..................................235
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur.....406
Waarschuwingslampjes............ 83
ABS....................................... 406
Bandenspanning................... 409
Brandstoffilter........................407
Controlelampje cruise
control.................................407
Controlelampje
snelheidsbegrenzer............407
Controlelampje
Traction Control.................. 407
Controlelampje uitgeschakeld
Stop & Start-systeem ......... 407
Elektrische
stuurbekrachtiging..............407
Geopend portier....................408
Hoge koelvloeistoftempe-
ratuur..................................406
Laadsysteem ........................405
Laag brandstofniveau ...........408
Lage motoroliedruk...............406
Motorcontrolelampje ............. 406
Remsysteem.........................405
Smart entry-systeem
met startknop......................408
SRS ......................................406
Veiligheidsgordel,
controlelampje....................408
W
511
Alfabetische index
YARIS_F_WE_52D53E
Waarschuwingszoemers
Elektrische
stuurbekrachtiging ..............407
Geopend portier....................408
Remsysteem.........................405
Sleutel in contactslot.............184
Smart entry-systeem
met startknop......................128
Waarschuwingssysteem
veiligheidsgordels...............408
Wassen en in de was zetten ...316
Winterbanden...........................242
WMA-disc .................................257
Zekeringen................................370
Zelf uit te voeren onderhoud ..325
Zonnekleppen ..........................309
Zonnescherm dak....................313
Z
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
512
YARIS_F_WE_52D53E
INFORMATIE VOOR HET TANKSTATION
Veiligheidshaak Tankdopklep
Blz. 328 Blz. 218
Ontgrendelings-
hendel motorkap
Tankdopklep-
ontgrendeling
Bandenspanning
Blz. 328 Blz. 218 Blz. 483
Inhoud brandstoftank
(Referentie)
42 liter
Brandstofsoort Blz. 216, 473
Bandenspanning
koud
Blz. 483
Hoeveelheid
motorolie
(Verversen
bij benadering)
Blz. 474, 476
Soort motorolie Blz. 474, 476
2

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels
1

Forum

Toyota-Yaris-2014

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Toyota Yaris 2014 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Toyota Yaris 2014 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 27,41 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Toyota Yaris 2014

Toyota Yaris 2014 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 512 pagina's

Toyota Yaris 2014 Gebruiksaanwijzing - English - 512 pagina's

Toyota Yaris 2014 Gebruiksaanwijzing - Français - 512 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info