733697
610
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/626
Pagina verder
04-2015
PZ49X-OM006-NL
Verso Handleiding
Verso
Handleiding
INHOUDSOPGAVE
1
VERSO_WE_OM64574E
1Voordat u gaat
rijden Het afstellen en bedienen van systemen als de
portiervergrendeling, spiegels en stuurkolom
2Tijdens het
rijden Rijden, stoppen en informatie over veilig rijden
3Voorzieningen in
het interieur
Airconditioning en audiosystemen, en andere systemen
in het interieur die het rijden tot een comfortabele
ervaring maken
4Onderhoud en
verzorging Schoonmaken en beschermen van uw auto, uitvoeren
van doe-het-zelfonderhoud en onderhoudsinformatie
5Bij problemen Wat moet u doen als de auto gesleept moet worden,
een lekke band krijgt of betrokken raakt bij een
aanrijding
6Specificaties Gedetailleerde informatie over de auto
Trefwoordenlijst Alfabetisch overzicht van de informatie in deze
handleiding
PZ49X-OM006-NL
Front.fm Page 1 Friday, March 27, 2015 1:22 PM
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst
2
VERSO_WE_OM64574E
1-1. Informatie over sleutels
Sleutels................................. 38
1-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
Smart entry-systeem met
startknop............................. 42
Afstandsbediening ................ 64
Portieren ............................... 73
Achterklep............................. 79
1-3. Verstelbare onderdelen
(stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voorstoelen........................... 84
Achterstoelen........................ 86
Hoofdsteunen ....................... 94
Veiligheidsgordels................. 96
Stuurwiel............................. 104
Binnenspiegel met
antiverblindingsstand........ 105
Buitenspiegels .................... 109
1-4. Openen en sluiten van ruiten
en zonnescherm
panoramadak
Elektrisch bedienbare
ruiten................................. 112
Zonnescherm
panoramadak.................... 116
1-5. Tanken
Openen van de tankdop ..... 119
1-6. Antidiefstalsysteem
Startblokkering ................... 124
Supervergrendeling............ 134
Alarm.................................. 136
1-7. Veiligheidsinformatie
De juiste houding
achter het stuur................ 145
SRS-airbags....................... 147
Baby- en kinderzitjes.......... 158
Plaatsen van een baby- of
kinderzitje......................... 166
Aan/uit-schakelaar airbag .. 178
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto............. 184
Contactslot (auto's zonder
Smart entry-systeem en
startknop)......................... 198
Startknop (auto's met
Smart entry-systeem en
startknop)......................... 202
Multidrive CVT.................... 208
Handgeschakelde
transmissie....................... 214
Richtingaanwijzer-
schakelaar........................ 218
Parkeerrem ........................ 219
Claxon................................ 221
1Voor het rijden
2Tijdens het rijden
1
2
3
4
5
6
3
VERSO_WE_OM64574E
2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers ................. 222
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes..... 227
Multi-informatiedisplay........ 232
2-3. Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Lichtschakelaar................... 244
Schakelaar mistlampen ...... 251
Ruitenwissers en
-sproeiers.......................... 252
Achterruitenwisser en
-sproeier ........................... 257
2-4. Gebruik van overige
rijsystemen
Cruise control...................... 258
Snelheidsbegrenzer............ 262
Toyota Parking Assist-
sensor............................... 265
Stop & Start-systeem.......... 273
Ondersteunende
systemen .......................... 280
2-5. Rijinformatie
Lading en bagage............... 286
Rijden in de winter .............. 289
Rijden met een
aanhangwagen................. 293
3-1. Gebruik van airconditioning
en achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Handmatig bediende
airconditioning.................. 304
Automatische
airconditioning.................. 310
Extra verwarming ............... 317
Achterruit- en buitenspiegel-
verwarming ...................... 319
3-2. Gebruik van het audiosysteem
Soorten audiosystemen ..... 321
Gebruik van de radio.......... 323
Gebruik van de CD-speler.. 327
Afspelen van discs met MP3-
en WMA-bestanden ......... 332
Bedienen van een iPod...... 338
Bedienen van een
USB-geheugen ................ 345
Optimaal gebruikmaken van
het audiosysteem............. 352
Gebruik van de
AUX-aansluiting ............... 354
Gebruik van de audiotoetsen
op het stuurwiel................ 355
3-3. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting............ 358
Hoofdschakelaar leeslampjes/
interieurverlichting............ 359
Leeslampjes/
interieurverlichting............ 360
3Voorzieningen
in het interieur
INHOUDSOPGAVE Trefwoordenlijst
4
VERSO_WE_OM64574E
3-4. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden ....... 362
Dashboardkastje............... 363
Consolevak....................... 365
Dakconsole....................... 366
Bekerhouders ................... 367
Fleshouders...................... 368
Extra opbergvakken.......... 369
3-5. Overige voorzieningen in
het interieur
Zonnekleppen..................... 371
Make-upspiegels................. 372
Conversatiespiegel ............. 373
Accessoireaansluitingen..... 374
Stoelverwarming................. 376
Armsteunen ........................ 378
Tafeltje aan rugleuning
voorstoelen....................... 379
Zonneschermen zijruiten .... 381
Handgrepen........................ 382
Vloermat ............................. 383
Voorzieningen in de
bagageruimte.................... 385
4-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen van
het exterieur...................... 396
Schoonmaken en beschermen
van het interieur................ 400
4-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften... 403
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
zelf uit te voeren onderhoud
en controles ..................... 406
Motorkap ............................ 410
Plaatsen van een
garagekrik ........................ 412
Motorruimte........................ 414
Banden............................... 431
Bandenspanning ................ 445
Velgen................................ 447
Interieurfilter ....................... 450
Batterij van de elektronische
sleutel............................... 453
Controleren en vervangen
van zekeringen................. 457
Lampen .............................. 472
5-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten............ 490
Als uw auto moet worden
gesleept ........................... 491
Als u denkt dat er iets
mis is................................ 498
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
(benzinemotor)................. 499
4Onderhoud en verzorging
5Bij problemen
1
2
3
4
5
6
5
VERSO_WE_OM64574E
5-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als er een waarschuwings-
lampje gaat branden of als er
een waarschuwingszoemer
klinkt... .............................. 500
Als er een waarschuwings-
melding verschijnt............. 509
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met een
reservewiel) ...................... 522
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met een
bandenreparatieset) ......... 539
Als de motor niet wil
aanslaan........................... 556
Als de selectiehendel niet uit
stand P kan worden gezet
(auto's met Multidrive
CVT) ................................. 559
Als u uw sleutels verliest..... 560
Als het openingssysteem van
de achterklep niet werkt.... 561
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt (auto's met
Smart entry-systeem en
startknop).......................... 562
Als de accu ontladen is....... 565
Als de motor oververhit
raakt.................................. 569
Als de auto vast komt te
zitten................................. 572
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht............................ 574
6-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.).. 578
Informatie over brandstof ... 599
6-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen ....... 602
6-3. Initialisatie
Te initialiseren onderdelen. 606
Lijst met afkortingen ................ 608
Alfabetische index.................... 609
Wat moet u doen als... ............. 620
6Voertuigspecificaties
Trefwoordenlijst
6
VERSO_WE_OM64574E
Koplampen (dimlicht)2
Koplampen (dim- en grootlicht)3
Blz. 244
Blz. 244
Overzicht Exterieur
Mistlampen voor
Blz. 251
Richtingaanwijzers opzij
Blz. 218
Motorkap
Blz. 410
Ruitenwissers voor
Blz. 252
Buitenspiegels
Blz. 109
Koplampsproeiers1
Blz. 255
Koplampen (grootlicht)2
Blz. 244
Parkeerlichten voor/
dagrijverlichting1
Blz. 244, 247
Richtingaanwijzers voor
Blz. 218
Roofrails1
Blz. 286
7
VERSO_WE_OM64574E
Banden
Wisselen
Vervangen1
Tijdelijk repareren1
Bandenspanning
Blz. 431
Blz. 522
Blz. 539
Blz. 595
Achterruitenwisser
Blz. 257
Portieren
Blz. 73
Tankdopklep
Blz. 119
Mistachterlicht (auto's met
linkse besturing)
Blz. 251
Mistachterlicht
(auto's met
rechtse besturing)
Blz. 251
Achterruitverwarming
Blz. 319
Kentekenplaatverlichting
Blz. 244
Achterlichten
Blz. 244
Richtingaanwijzers achter
Blz. 218
Achterklep
Blz. 79
Camera Rear View
Monitor-systeem1*
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
1: Indien aanwezig
2: Auto's met halogeenkoplampen
3: Auto's met gasontladingskoplampen
8
VERSO_WE_OM64574E
Accessoireaansluiting
Blz. 374
Overzicht Interieur
(auto's met linkse besturing)
Veiligheidsgordels
Blz. 96
Voorpassagiers-
airbag
Blz. 147
Bestuurdersairbag
Blz. 147
Hoofdsteunen
Blz. 94
Extra opbergvakken
Blz. 369
Derde zitrij
Blz. 87
Voorstoelen
Blz. 84
Side airbags
Blz. 147
Dashboard-
kastje
Blz. 363
Armsteun
Blz. 378
Tafeltjes aan rugleuning
voorstoelen
Blz. 379
Vloermat
Blz. 383
Aan/uit-schakelaar
airbag
Blz. 178
Claxon
Blz. 221
Extra opbergvak
Blz. 369
Tweede zitrij
Blz. 86
9
VERSO_WE_OM64574E
Make-upverlichting
Blz. 372
Schakelaar voor zonnescherm
panoramadak
Blz. 116
Make-upspiegels
Blz. 372
Zonnekleppen*1
Blz. 371
Curtain airbags
Blz. 147
Dakconsole
Blz. 366
Leeslampjes/interieurverlichting
Blz. 360
Leeslampjes/interieurverlichting
Blz. 360
Hoofdschakelaar leeslampjes/
interieurverlichting
Blz. 359
Conversatiespiegel
Blz. 373
Binnenspiegel met antiverblindingsstand
Blz. 105
Veiligheidsgordel middelste zitplaats
tweede zitrij
Blz. 98
Microfoon*2
Handgrepen
Blz. 382
Zonnescherm panoramadak
Blz. 116
*1: Gebruik NOOIT een baby- of kinderzitje waar-
bij het kind achteruit kijkt op een stoel met een
INGESCHAKELDE AIRBAG, omdat het KIND
anders ERNSTIG LETSEL kan oplopen als de
airbag wordt geactiveerd. (Blz. 175)
*2: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie-
en multimediasysteem.
: Indien aanwezig
10
VERSO_WE_OM64574E
Blokkeerschakelaar ruitbediening
Blz. 112
Overzicht Interieur
(auto's met linkse besturing)
Schakelaar centrale
vergrendeling
Blz. 73
Vergrendelknoppen portier
Blz. 74
Schakelaars ruitbediening
Blz. 112
Fleshouders
Blz. 368
11
VERSO_WE_OM64574E
: Indien aanwezig
Deblokkeerschakelaar
Blz. 559
SPORT-modusschakelaar
Blz. 209
Selectiehendel
Blz. 208, 214
12
VERSO_WE_OM64574E
Overzicht Interieur
(auto's met linkse besturing)
Accessoireaansluiting
Blz. 374
Schakelaars stoelverwarming
Blz. 376
Parkeerremhendel
Blz. 219
Consolevak
Blz. 364
Armsteun
Blz. 378
Bekerhouders
Blz. 366
: Indien aanwezig
Uitschakeltoets Stop & Start-systeem
Blz. 274
13
VERSO_WE_OM64574E
Overzicht Dashboard
(auto's met linkse besturing)
Lichtschakelaar
Richtingaanwij-
zerschakelaar
Schakelaar mist-
lampen
Blz. 244
Blz. 218
Blz. 251
Ontgrendelingshendel
motorkap
Blz. 410
Meters en tellers
Multi-informatiedisplay
Blz. 222
Blz. 232
Audiosysteem
Navigatie-/multimedia-
systeem*
Blz. 321
Knie-airbag
Blz. 147
Schakelaar alarmknipper-
lichten
Blz. 490
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
: Indien aanwezig
AUX-aansluiting/
USB-aansluiting
Blz. 338, 345, 354
Tankdopklepontgren-
deling
Blz. 119
Resetknop bandenspannings-
waarschuwingssysteem
Blz. 433
14
VERSO_WE_OM64574E
Handmatig bediende airconditioning
Controlelampje PASSENGER AIRBAG
Blz. 178
Schakelaar achterruit- en buitenspiegelverwarming
Blz. 319
Controlelampje
antidiefstalsysteem
Blz. 124
Overzicht Dashboard
(auto's met linkse besturing)
Airconditioning
Blz. 304
15
VERSO_WE_OM64574E
Automatische airconditioning
Controlelampje anti-
diefstalsysteem
Blz. 124
Schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Blz. 319
Controlelampje PASSENGER AIRBAG
Blz. 178
Airconditioning
Blz. 310
16
VERSO_WE_OM64574E
Overzicht Dashboard
(auto's met linkse besturing)
Startknop
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Blz. 202
Contactslot
(auto's zonder Smart entry-systeem en startknop)
Blz. 198
Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
Schakelaar achterruitenwisser en -sproeier
Blz. 252
Blz. 257
17
VERSO_WE_OM64574E
Draaiknop koplampverstelling
Blz. 245
Schakelaar extra verwarming
Blz. 317
Schakelaars buitenspiegels
Blz. 109
Toets VSC/TRC OFF
Blz. 281
Ontgrendelingshendel
stuurverstelling
Blz. 104
Schakelaar Toyota Parking
Assist-sensor
Blz. 265
Bedieningsschakelaar verlichting instrumentenpaneel
Blz. 226
: Indien aanwezig
18
VERSO_WE_OM64574E
Overzicht Dashboard
(auto's met linkse besturing)
Paddle shift-schakelaars
Toets DISP
Telefoontoets*
Blz. 233
Toets DISP
Blz. 233
Audiotoetsen
Blz. 355
Cruise control-schakelaar
Blz. 258, 262
Schakelaar snelheidsbegrenzer
Blz. 262
Spraaktoets*
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
: Indien aanwezig
19
VERSO_WE_OM64574E
Overzicht Interieur
(auto's met rechtse besturing)
Accessoireaansluiting
Blz. 374
Veiligheidsgordels
Blz. 96
Voorpassagiers-
airbag
Blz. 147
Bestuurdersairbag
Blz. 147
Hoofdsteunen
Blz. 94
Extra opbergvakken
Blz. 369
Derde zitrij
Blz. 87
Voorstoelen
Blz. 84
Side airbags
Blz. 147
Dashboard-
kastje
Blz. 363
Armsteun
Blz. 378
Tafeltjes aan rugleuning
voorstoelen
Blz. 379
Vloermat
Blz. 383
Aan/uit-schakelaar
airbag
Blz. 178
Claxon
Blz. 221
Extra opbergvak
Blz. 369
Tweede zitrij
Blz. 86
: Indien aanwezig
20
VERSO_WE_OM64574E
Overzicht Interieur
(auto's met rechtse besturing)
Make-upverlichting
Blz. 372
Schakelaar voor zonnescherm panoramadak
Blz. 116
Make-upspiegels
Blz. 372
Zonnekleppen*1
Blz. 371
Curtain airbags
Blz. 147
Dakconsole
Blz. 366
Leeslampjes/interieurverlichting
Blz. 360
Leeslampjes/interieurverlichting
Blz. 360
Hoofdschakelaar leeslampjes/interieurverlichting
Blz. 359
Conversatiespiegel
Blz. 373
Binnenspiegel met antiverblindingsstand
Blz. 105
Veiligheidsgordel middelste zitplaats
tweede zitrij
Blz. 98
Microfoon*2
Handgrepen
Blz. 382
Uitschakeltoets inbraaksensor
Blz. 138
Zonnescherm panoramadak
Blz. 116
21
VERSO_WE_OM64574E
Blokkeerschakelaar ruitbediening
Blz. 112
Schakelaar centrale
vergrendeling
Blz. 73
Vergrendelknoppen portier
Blz. 74
Schakelaars ruitbediening
Blz. 112
Fleshouders
Blz. 368
*1: Gebruik NOOIT een baby- of kinderzitje waar-
bij het kind achteruit kijkt op een stoel met een
INGESCHAKELDE AIRBAG, omdat het KIND
anders ERNSTIG LETSEL kan oplopen als de
airbag wordt geactiveerd. (Blz. 175)
*2: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie-
en multimediasysteem.
: Indien aanwezig
22
VERSO_WE_OM64574E
Deblokkeerschakelaar
Blz. 559
SPORT-modusschakelaar
Blz. 209
Selectiehendel
Blz. 208, 214
Overzicht Interieur
(auto's met rechtse besturing)
23
VERSO_WE_OM64574E
Accessoireaansluiting
Blz. 374
Parkeerremhendel
Blz. 219
: Indien aanwezig
Consolevak
Blz. 364
Armsteun
Blz. 378
Bekerhouders
Blz. 366
Uitschakeltoets Stop & Start-systeem
Blz. 274
24
VERSO_WE_OM64574E
Overzicht Dashboard
(auto's met rechtse besturing)
Lichtschakelaar
Richtingaanwijzerschakelaar
Schakelaar mistlampen
Blz. 244
Blz. 218
Blz. 251
Ontgrendelingshendel
motorkap
Blz. 410
Meters en tellers
Multi-informatiedisplay
Blz. 222
Blz. 232
Audiosysteem
Navigatie-/multimedia-
systeem*
Blz. 321
Knie-airbag
Blz. 147
Schakelaar alarmknipperlichten
Blz. 490
AUX-aansluiting/USB-
aansluiting
Blz. 338, 345, 354
Tankdopklepont-
grendeling
Blz. 119
Resetknop bandenspanningswaarschuwingssysteem
Blz. 433
25
VERSO_WE_OM64574E
Handmatig bediende airconditioning
Controlelampje PASSENGER AIRBAG
Blz. 178
Schakelaar achterruit- en buitenspiegelverwarming
Blz. 319
Controlelampje antidiefstal-
systeem
Blz. 124, 136
Airconditioning
Blz. 304
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
: Indien aanwezig
26
VERSO_WE_OM64574E
Automatische airconditioning
Controlelampje anti-
diefstalsysteem
Blz. 124, 136
Schakelaar achterruit- en buitenspiegelverwarming
Blz. 319
Controlelampje PASSENGER AIRBAG
Blz. 178
Airconditioning
Blz. 310
Overzicht Dashboard
(auto's met rechtse besturing)
27
VERSO_WE_OM64574E
Schakelaars buitenspiegels
Blz. 109
Draaiknop
koplampverstelling
Blz. 245
Toets VSC/TRC OFF
Blz. 281
Ontgrendelingshendel stuurverstelling
Blz. 104
Startknop
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Blz. 202
Contactslot
(auto's zonder Smart entry-systeem en startknop)
Blz. 198
Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers
Schakelaar achterruiten-
wisser en -sproeier
Blz. 252
Blz. 257
Bedieningsschakelaar
verlichting instrumen-
tenpaneel
Blz. 226
: Indien aanwezig
28
VERSO_WE_OM64574E
Dashboard
(auto's met rechtse besturing)
Overzicht
Paddle shift-schakelaars
Blz. 210, 211
Toets DISP
Telefoontoets*
Blz. 233
Toets DISP
Blz. 233
Audiotoetsen
Blz. 355
Cruise control-schakelaar
Schakelaar snelheidsbegrenzer
Blz. 262
Spraaktoets*
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
: Indien aanwezig
29
VERSO_WE_OM64574E
Overzicht Bagageruimte
Auto's zonder derde zitrij
Bagageafdekking
Blz. 387
Extra opbergvakken
Blz. 386
Achterklepgreep
Blz. 80
: Indien aanwezig
30
VERSO_WE_OM64574E
Auto's met derde zitrij
Extra opbergvak
Blz. 386
Bagageafdekking
Blz. 387
Achterklepgreep
Blz. 80
Ontgrendellussen
Blz. 90
Overzicht Bagageruimte
31
VERSO_WE_OM64574E
: Indien aanwezig
Bagageruimteverlichting
Blz. 80
Bagagehaken
Blz. 385
Accessoireaansluiting
Blz. 374
Bagagehaken
Blz. 385
Bekerhouders
Blz. 366
Bekerhouders
Blz. 366
32
VERSO_WE_OM64574E
Ter informatie
Handleiding
Deze handleiding is bestemd voor alle uitvoeringen van dit type auto; alle
mogelijke opties zijn in deze handleiding opgenomen. Er zullen dan ook
ongetwijfeld onderwerpen worden beschreven die niet op uw auto van toe-
passing zijn.
Alle specificaties in dit boekje waren actueel ten tijde van de druk. Toyota
streeft er doorlopend naar haar producten te perfectioneren en wij behouden
ons dan ook het recht voor tussentijdse wijzigingen in specificatie en uitvoe-
ring door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving.
Afhankelijk van de specificaties kan de in de afbeeldingen getoonde auto
afwijken van uw auto voor wat betreft de uitrusting.
Accessoires, onderdelen en veranderingen aan uw Toyota
Er is een grote hoeveelheid originele en niet-originele onderdelen en acces-
soires voor uw Toyota te verkrijgen. Als een origineel onderdeel of acces-
soire van uw Toyota moet worden vervangen, raadt Toyota u aan om
originele Toyota-onderdelen en -accessoires te gebruiken. U kunt ook
andere onderdelen of accessoires van gelijkwaardige kwaliteit gebruiken.
Toyota kan geen garantie geven of betrouwbaarheid garanderen voor onder-
delen en accessoires die geen origineel Toyota-product zijn en ook niet voor
het vervangen door of monteren van dergelijke onderdelen. Bovendien is het
mogelijk dat schade aan of slechte prestaties van niet-originele Toyota-
onderdelen of -accessoires niet onder de garantie vallen.
33
VERSO_WE_OM64574E
Inbouw van een zend-/ontvanginstallatie
De inbouw van een zend-/ontvanginstallatie in uw auto kan elektronische
systemen beïnvloeden, zoals:
(Sequentieel) multipoint brandstofinspuitsysteem
Cruise control-systeem (indien aanwezig)
Antiblokkeersysteem
SRS-airbagsysteem
Gordelspanner
Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking
tot de inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposi-
ties en montagevoorwaarden voor zend-/ontvanginstallaties is op verzoek
beschikbaar bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Vernietigen van uw Toyota
De airbags en de gordelspanners in uw Toyota bevatten explosieve chemi-
caliën. Wanneer uw auto, om welke reden dan ook, wordt vernietigd, terwijl
het airbagsysteem en/of de gordelspanners nog intact zijn, kan tijdens de
vernietiging een ontploffing plaatsvinden en brand ontstaan. Laat daarom het
airbagsysteem en de gordelspanners eerst verwijderen en afvoeren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
34
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Algemene voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden
Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw auto als u alcohol of drugs
gebruikt hebt omdat deze middelen invloed kunnen hebben op de rijvaardig-
heid. Alcohol en bepaalde drugs vergroten de reactietijd, beïnvloeden het
beoordelingsvermogen en hebben een negatieve invloed op de coördinatie,
waardoor aanrijdingen kunnen ontstaan met ernstig letsel als gevolg.
Defensief rijden: Rijd altijd defensief. Anticipeer op fouten die andere
bestuurders of voetgangers zouden kunnen maken omdat u hierdoor wel-
licht een ongeluk kunt voorkomen.
Afleiding van de bestuurder: Houd altijd uw volledige aandacht bij het ver-
keer. Alles wat de aandacht van de bestuurder kan afleiden, zoals het veran-
deren van instellingen, telefoneren of lezen, kan leiden tot een aanrijding
waarbij u, de andere inzittenden van de auto of anderen ernstig letsel kun-
nen oplopen.
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid van
kinderen
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in te
schakelen. Er bestaat ook het risico dat kinderen letsel oplopen wanneer ze
met de aansteker, de ruiten of andere voorzieningen in de auto spelen. Ver-
der kan de temperatuur in de auto zo hoog oplopen of zo ver dalen dat dat
kinderen fataal kan worden.
Uw auto is uitgerust met batterijen en/of accu's. Zorg ervoor dat deze
gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier
worden afgevoerd (richtlijn 2006/66/EG).
35
VERSO_WE_OM64574E
Symbolen die in dit handboek gebruikt worden
Waarschuwingen en opmerkingen
Symbolen die in de afbeeldingen worden gebruikt
WAARSCHUWING
Dit is een waarschuwing tegen iets wat mensen letsel kan toebrengen. U
wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen, om het risico op
letsel voor uzelf en voor anderen te verminderen.
OPMERKING
Dit is een waarschuwing tegen iets wat schade aan de auto of uitrusting ervan
kan veroorzaken als de waarschuwing wordt genegeerd. U wordt geïnfor-
meerd over wat u moet doen of niet moet doen om schade aan uw Toyota en
de uitrusting ervan te vermijden of het risico te verminderen.
Waarschuwingssymbool
Het symbool van een cirkel met een schuine streep erdoor betekent
dat er iets niet mag worden gedaan of mag gebeuren.
Pijlen die handelingen aangeven
Geeft de handeling aan voor het bedie-
nen van schakelaars en dergelijke (druk-
ken, draaien, enz.).
Geeft het resultaat van een handeling
aan (er wordt bijvoorbeeld een klep
geopend).
36
VERSO_WE_OM64574E
1
Voordat u gaat rijden
37
VERSO_WE_OM64574E
1-1. Informatie over sleutels
Sleutels............................... 38
1-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
Smart entry-systeem
met startknop.................... 42
Afstandsbediening.............. 64
Portieren............................. 73
Achterklep........................... 79
1-3. Verstelbare onderdelen
(stoelen, spiegels,
stuurwiel)
Voorstoelen ........................ 84
Achterstoelen...................... 86
Hoofdsteunen ..................... 94
Veiligheidsgordels .............. 96
Stuurwiel........................... 104
Binnenspiegel met
antiverblindingsstand...... 105
Buitenspiegels .................. 109
1-4. Openen en sluiten van ruiten
en zonnescherm
panoramadak
Elektrisch bedienbare
ruiten .............................. 112
Zonnescherm
panoramadak ................. 116
1-5. Tanken
Openen van de tankdop ... 119
1-6. Antidiefstalsysteem
Startblokkering.................. 124
Supervergrendeling .......... 134
Alarm ................................ 136
1-7. Veiligheidsinformatie
De juiste houding achter
het stuur.......................... 145
SRS-airbags ..................... 147
Baby- en kinderzitjes ........ 158
Plaatsen van een baby- of
kinderzitje ....................... 166
Aan/uit-schakelaar
airbag.............................. 178
38
VERSO_WE_OM64574E
1-1. Informatie over sleutels
Sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels geleverd.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A)
Sleutel (met afstandsbedie-
ning)
Gebruik van de afstandsbedie-
ning (Blz. 64)
Sleutel (zonder afstandsbe-
diening)
Plaatje met sleutelnummer
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B)
Sleutels
Gebruik van de afstandsbedie-
ning (Blz. 64)
Plaatje met sleutelnummer
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Elektronische sleutels
Bedienen van het Smart
entry-systeem met start-
knop (Blz. 42)
Gebruik van de afstandsbe-
diening (Blz. 64)
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
39
1-1. Informatie over sleutels
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik van de sleutel (auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop)
Druk op de knop om de sleutel te
openen.
Druk, om de sleutel op te bergen,
op de knop en klap de sleutel in.
Gebruik van de mechanische sleutel (auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
Druk op het ontgrendelknopje
om de mechanische sleutel uit
de elektronische sleutel te halen.
Bewaar de mechanische sleutel
na gebruik in de elektronische
sleutel. Zorg dat u de mechani-
sche sleutel en de elektronische
sleutel bij u hebt. Als de batterij
van de elektronische sleutel leeg
is of de instapfunctie niet werkt,
bent u op de mechanische sleutel
aangewezen. (Blz. 562)
40
1-1. Informatie over sleutels
VERSO_WE_OM64574E
Voor het achterlaten van een sleutel bij een parkeermedewerker (auto's
met rechtse besturing en Smart entry-systeem en startknop)
Vergrendel het dashboardkastje. (Blz. 363)
Verwijder de mechanische sleutel voor eigen gebruik en laat alleen de elek-
tronische sleutel achter.
Plaatje met sleutelnummer
Bewaar het plaatje met het sleutelnummer op een veilige plaats buiten de
auto. Als u een sleutel (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop) of
mechanische sleutel (auto's met Smart entry-systeem en startknop) kwijt
bent, kan een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige een nieuwe sleutel
maken met behulp van het plaatje met sleutelnummer. (Blz. 560)
Aan boord van een vliegtuig
Druk aan boord van een vliegtuig nooit op de knoppen van de sleutel met
afstandsbediening. Zorg dat de knoppen niet per ongeluk kunnen worden
ingedrukt als de sleutel zich bijvoorbeeld in uw tas bevindt. Als op de toetsen
van de sleutel wordt gedrukt, kunnen er radiogolven worden uitgezonden die
de werking van de vliegtuigsystemen kunnen verstoren.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de sleutel (auto's zonder Smart
entry-systeem en startknop)
Stel de sleutels niet bloot aan sterke schokken, hoge temperaturen als
gevolg van plaatsing in direct zonlicht of vocht.
Stel de sleutels niet bloot aan elektromagnetische straling en bevestig
geen materialen aan de sleutels die elektromagnetische straling tegen-
houden.
Haal de sleutel niet uit elkaar.
41
1-1. Informatie over sleutels
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de sleutel (auto's met Smart entry-
systeem en startknop)
De elektronische sleutel is een uiterst gevoelig onderdeel. Houd u aan het
volgende.
Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet bloot aan sterke schokken en buig
ze niet.
Stel de sleutels niet langdurig bloot aan hoge temperaturen.
Voorkom dat de sleutels nat worden en reinig ze niet in een ultrasoon rei-
nigingsbad of iets dergelijks.
Bevestig geen metaalhoudende of magnetische voorwerpen aan de sleu-
tels en houd de sleutels uit de buurt van dergelijke voorwerpen.
Haal de elektronische sleutel niet uit elkaar.
Plak geen stickers of iets dergelijks op de sleutel.
Houd de sleutel uit de buurt van apparaten die magnetische velden
opwekken (bijvoorbeeld televisietoestellen, audiosystemen, inductiekook-
platen en medische apparatuur, zoals laagfrequente therapeutische uitrus-
ting).
Wanneer u de sleutels bij u draagt (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Houd de sleutel minstens 0,1 m uit de buurt van ingeschakelde elektrische
apparaten. Anders werkt de sleutel door de radiogolven van deze apparaten
mogelijk niet op de juiste wijze.
Wanneer u de auto naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige brengt als gevolg van problemen met het Smart entry-systeem en
startknop (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Neem alle bijbehorende elektronische sleutels mee.
Wanneer de sleutel zoekraakt
Als er een sleutel zoekraakt, is de kans dat uw auto gestolen wordt groot.
Neem onmiddellijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige en nemen alle overige elektronische sleutels mee.
42
VERSO_WE_OM64574E
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Smart entry-systeem met startknop
: Indien aanwezig
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de elek-
tronische sleutel bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak.
(De bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.)
Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren en de achter-
klep (Blz. 43)
Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren en de achter-
klep (Blz. 43)
Starten en stoppen van de motor (Blz. 202)
Elektronische
sleutel
Elektronische sleutel
Elektronische
sleutel
43
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Ontgrendelen en vergrendelen van de portieren (alleen handgre-
pen voorportieren)
Pak de portiergreep vast om de
portieren te ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan
de achterzijde van de portier-
greep aanraakt.
De portieren gedurende 3 secon-
den na het vergrendelen niet wor-
den ontgrendeld.
Raak het sensorgedeelte aan
om de portieren te vergrendelen.
Controleer of het portier goed ver-
grendeld is.
Ontgrendelen en vergrendelen van de achterklep
Druk op de ontgrendeltoets om
de portieren te ontgrendelen.
Druk de toets 1 seconde in om de
achterklep te openen.
De portieren gedurende 3 secon-
den na het vergrendelen niet wor-
den ontgrendeld.
Vergrendel de achterklep op-
nieuw wanneer u de auto verlaat.
De achterklep wordt niet automa-
tisch vergrendeld nadat de klep
geopend en vervolgens gesloten
is.
44
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Druk op de vergrendeltoets om
de portieren te vergrendelen.
Controleer of het portier goed ver-
grendeld is.
Plaats en bereik van antenne
Plaats van antenne
Antennes aan de buitenzijde
van het interieur
Antenne aan de buitenzijde
van de bagageruimte
Antenne in de bagageruimte
Antennes in het interieur
45
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gede-
tecteerd)
Bij het vergrendelen of
ontgrendelen van de por-
tieren
Het systeem kan worden be-
diend als de elektronische
sleutel zich binnen ongeveer
0,7 m van een van de voor-
portiergrepen bevindt. (Al-
leen de portieren die de sleu-
tel signaleren, kunnen wor-
den geopend of gesloten.)
Bij het starten van de
motor of veranderen van
de stand van het contact
Het systeem werkt als de
elektronische sleutel zich in
de auto bevindt.
Bij het vergrendelen of
ontgrendelen van de ach-
terklep
Het systeem kan worden
bediend als de elektronische
sleutel zich binnen ongeveer
0,7 m van de ontgrendel-
schakelaar van de achter-
klep bevindt.
46
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn ver-
grendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Als de portieren niet met de bovenste vergrendelsensor vergrendeld
kunnen worden...
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden.
De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer
op een afstand van ongeveer 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer
niet gebruikt.
Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of lan-
ger niet gebruikt is, kunnen de portieren alleen via het bestuurdersportier
ontgrendeld worden. Pak in dat geval de greep van het bestuurderspor-
tier vast of gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel om
de portieren te ontgrendelen.
Raak de sensoren aan de boven- en de
onderkant van de portiergreep gelijktijdig
aan als de portieren niet vergrendeld kun-
nen worden met behulp van de vergren-
delsensor boven op de portiergreep.
47
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Leegraken batterij elektronische sleutel
De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar.
Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto
als de motor wordt uitgezet. (Blz. 516)
Omdat de elektronische sleutel voortdurend radiogolven ontvangt, zal de
batterij leegraken ook al wordt de elektronische sleutel niet gebruikt. Als
een van de volgende problemen optreedt, is de sleutelbatterij waar-
schijnlijk leeggeraakt. Vervang de batterij door een nieuw exemplaar.
Het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening werkt
niet
Het bereik is kleiner geworden
De LED in de elektronische sleutel gaat niet branden
Houd de elektronische sleutel minstens 1 m uit de buurt van de volgende
elektrische apparaten om te voorkomen dat de batterij veel sneller leeg-
raakt.
Televisietoestellen
Computers
Mobiele en draadloze telefoons en de bijbehorende opladers
Lampen
Inductiekookplaten
Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient.
Aanwijzing voor het gebruik van de elektronische sleutel
Houd de elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het systeem
van buitenaf bedient. Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de
elektronische sleutel bewaard wordt, wordt de sleutel mogelijk niet door
het systeem gesignaleerd, waardoor het systeem wellicht niet juist functi-
oneert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of de functie die voorkomt dat
de portieren per ongeluk worden vergrendeld, werkt wellicht niet goed.)
Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist.
Bij het vergrendelen of ontgrendelen van de portieren bevindt de elek-
tronische sleutel zich te dicht bij een ruit of portiergreep, te dicht bij de
grond of op een te hoge plaats.
De elektronische sleutel ligt op het dashboard, op de vloer, in een por-
tiervak of in het dashboardkastje.
48
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer u de auto verlaat. Afhankelijk van
de ontvangst van de radiogolven wordt door de antenne mogelijk waar-
genomen dat de sleutel zich buiten de auto bevindt en kunnen de portie-
ren worden vergrendeld vanaf de buitenzijde, waardoor de elektronische
sleutel mogelijk in de auto wordt opgesloten.
Speciale aanwijzing voor het Smart entry-systeem met startknop
Wanneer de elektronische sleutel zich binnen het detectiebereik bevindt,
kan iedereen de portieren zonder de elektronische sleutel vergrendelen
of ontgrendelen. Ontgrendelen is echter niet mogelijk bij een portier dat
de elektronische sleutel niet gedetecteerd heeft.
Wanneer de elektronische sleutel zich binnen het detectiebereik bevindt
en de portiergrepen nat worden als gevolg van het wassen van de auto
of een zware regenbui, kunnen de portieren vergrendeld of ontgrendeld
worden. Als de portieren ontgrendeld zijn, worden ze automatisch
opnieuw vergrendeld wanneer er binnen ongeveer 30 seconden geen
portier wordt geopend.
Als de elektronische sleutel zich binnen in of in de buurt van de auto
bevindt en als de portieren met de afstandsbediening worden vergren-
deld, worden de portieren mogelijk niet met het Smart entry-systeem met
startknop ontgrendeld. Gebruik in zo'n geval de afstandsbediening om de
portieren te ontgrendelen.
Aanwijzing voor het vergrendelen van de portieren
Wanneer u een vergrendelsensor aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet vergrendeld. Raak in dat geval de vergrendelsensor zonder
handschoenen aan.
Als de portiergrepen nat worden wanneer u de auto wast terwijl u de
elektronische sleutel bij u hebt, worden de portieren mogelijk herhaalde-
lijk vergrendeld en ontgrendeld. Houd in dat geval de elektronische sleu-
tel minstens 2 m uit de buurt van de auto (zorg dat de sleutel niet
gestolen wordt).
Wanneer de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en de portier-
grepen tijdens het wassen van de auto nat worden, verschijnt er mogelijk
een waarschuwingsmelding dat de sleutel zich in de auto bevindt op het
multi-informatiedisplay en klinken er zowel in als buiten de auto mogelijk
alarmsignalen. Vergrendel in zo'n geval de portieren om de alarmsigna-
len uit te schakelen.
49
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Een met ijs, sneeuw of modder bedekte vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed. Verwijder in dat geval ijs, sneeuw of modder van de vergren-
delsensor en raak de sensor vervolgens opnieuw aan. Eventueel kunt u
de portieren ontgrendelen met behulp van de vergrendelsensor aan de
onderkant van de portiergreep.
Bij het vastpakken van een portiergreep kunnen uw nagels het portier
raken. Let erop dat het portier of uw nagels niet beschadigd raken.
Aanwijzing voor het ontgrendelen van de portieren
De portieren worden mogelijk niet ontgrendeld wanneer u de portier-
greep te snel bedient of als u ineens binnen het bereik van de antenne
komt en een portiergreep vastpakt. Plaats in dat geval de portiergreep
terug in zijn ruststand, ontgrendel de portieren opnieuw en controleer
dan of de portieren ontgrendeld zijn voordat u aan de portiergreep trekt.
Wanneer u een portiergreep vastpakt terwijl u handschoenen draagt, is
de reactie van het systeem mogelijk trager of worden de portieren moge-
lijk niet ontgrendeld.
Als er zich een andere elektronische sleutel binnen het detectiebereik
bevindt, is de reactietijd voor het ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische sleutel
niet binnen een afstand van 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop kan worden uitgeschakeld.
(Blz. 602)
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer auto-
matisch wordt vergrendeld.
50
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Alarmsignalen en waarschuwingen
Een combinatie van in en buiten de auto hoorbare alarmsignalen en waar-
schuwingen op het multi-informatiedisplay zorgen ervoor dat diefstal van de
auto en ongelukken door een onjuiste bediening worden voorkomen. Neem
de juiste maatregelen als reactie op de waarschuwingen in het multi-infor-
matiedisplay. (Blz. 509)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedu-
res beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
Aanwijzing voor het losnemen en aansluiten van de accukabels
Wanneer geprobeerd wordt de portieren met behulp van het Smart entry-
systeem met startknop te ontgrendelen vlak nadat de accukabels
opnieuw zijn aangesloten, lukt dit mogelijk niet. Gebruik in dat geval de
afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren te ontgren-
delen en vergrendelen.
Het lukt de eerste keer mogelijk niet om de motor te starten nadat de
accukabels opnieuw zijn aangesloten. De motor zal bij de tweede poging
starten, dus dit duidt niet op een storing.
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het buiten de auto
hoorbare alarm
klinkt één keer
gedurende 5
seconden
Er wordt geprobeerd de
auto te vergrendelen
met de instapfunctie ter-
wijl er een portier
geopend is.
Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw.
Het alarm in de
auto klinkt continu
Het contact is in stand
ACC gezet terwijl het
bestuurdersportier
geopend is. (Het
bestuurdersportier is
geopend terwijl het con-
tact in stand ACC
stond.)
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurders-
portier.
Het contact is UIT gezet
terwijl het bestuurders-
portier geopend is.
Sluit het bestuurders-
portier.
51
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
De auto bewaart de status van het contact in zijn geheugen. Daarom
keert het systeem na het aansluiten van de accukabels terug naar de
stand van het contact voordat de accu werd losgenomen. Zet, wanneer
de accukabels los moeten worden genomen, het contact UIT voordat u
de accukabels losneemt.
Als niet bekend is wat de status van het contact was voordat de accuka-
bels zijn losgenomen, dient u goed op te letten bij het opnieuw aansluiten
van de accukabels.
Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: gebruik de mechanische
sleutel. (Blz. 562)
Starten van de motor: Blz. 563
Als de batterij van de elektronische sleutel geheel ontladen is
Blz. 453
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige kunnen worden geconfigureerd
Functies (bijvoorbeeld Smart entry-systeem met startknop) kunnen worden
uitgeschakeld.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 602)
Raadpleeg “Als de elektronische sleutel niet goed werkt” voor informatie
over het vergrendelen/ontgrendelen van de portieren en de startprocedure
van de motor als het Smart entry-systeem met startknop uitgeschakeld is.
(Blz. 562)
52
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop
Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMLF8-9 is
in compliance with the essential requirements and other relevant
provisions of Directive 1999/5/EC.
53
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
54
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
55
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
56
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op
het volgende adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
57
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
58
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
59
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op
het volgende adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
60
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
61
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
62
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplan-
teerde hartdefibrillatoren moeten voldoende afstand bewaren tot de anten-
nes van het Smart entry-systeem met startknop. (Blz. 44)
De radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Indien nodig kan de instapfunctie worden uitgeschakeld. Neem voor meer
informatie over bijvoorbeeld de frequentie van de radiogolven en de
momenten waarop deze worden uitgezonden, contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige. Raadpleeg vervolgens uw arts om na
te gaan of de instapfunctie moet worden uitgeschakeld.
Gebruikers van elektrische medische apparatuur anders dan geïmplan-
teerde pacemakers, CRT-pacemakers en geïmplanteerde hartdefibrillato-
ren moeten contact opnemen met de fabrikant van deze producten om te
informeren of radiosignalen invloed uitoefenen op de werking van deze
apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van der-
gelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het uitschakelen van de instapfunctie.
63
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiogol-
ven. In de volgende situaties kan de communicatie tussen de elektronische
sleutel en de auto worden belemmerd, waardoor het Smart entry-systeem
met startknop en de afstandsbediening niet goed werken. (Oplossing
Blz. 562)
Wanneer de batterij van de elektronische sleutel leeg is
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogol-
ven of elektromagnetische velden aanwezig zijn
Wanneer een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of
een ander draadloos communicatiemiddel in de buurt is
Als de elektronische sleutel in contact is gekomen met of afgedekt wordt
door een metalen voorwerp zoals
Pasjes waarop metaalfolie is aangebracht
Sigarettenpakjes waarin folie verwerkt is
Metalen portemonnees of tassen
Muntgeld
Warmtecompressen of warmte-elementen
Geluidsdragers zoals CD's en DVD's
Wanneer er in de buurt gebruik wordt gemaakt van andere sleutels met
afstandsbediening die radiogolven uitzenden
Wanneer u de elektronische sleutel samen met de volgende apparaten
gebruikt
De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een andere
auto die radiogolven uitzendt
Personal computers of PDA's
Digitale audioapparatuur
Draagbare gameconsoles
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
64
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Afstandsbediening
Met de afstandsbediening kan de auto van buitenaf worden vergren-
deld en ontgrendeld.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen van alle por-
tieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Ontgrendelen van de ach-
terklep
Vergrendel de achterklep
opnieuw wanneer u de auto
verlaat. Na openen en sluiten
ervan wordt deze niet automa-
tisch vergrendeld.
Ontgrendelen van alle por-
tieren
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Vergrendelen van alle por-
tieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Ontgrendelen van alle por-
tieren
65
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn ver-
grendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Zoemer centrale vergrendeling
Als een portier of de achterklep niet geheel gesloten is, klinkt gedurende 5
seconden continu een zoemer als geprobeerd wordt de portieren te vergren-
delen. Sluit het portier volledig om de zoemer uit te schakelen en vergrendel
de portieren opnieuw.
Bediening achterklep (auto's zonder Smart entry-systeem en start-
knop)
Als de achterklep is vergrendeld, kunt u deze ontgrendelen met de ontgren-
deltoets voor de achterklep van de sleutel met afstandsbediening. Vergren-
del de achterklep opnieuw wanneer u de auto verlaat. De achterklep wordt
niet automatisch vergrendeld nadat de klep geopend en vervolgens gesloten
is.
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt ingeschakeld als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te vergrendelen. (Blz. 136)
Levensduur sleutelbatterij
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Als de afstandsbediening niet werkt, is de batterij mogelijk leeg. Vervang
de batterij indien nodig. (Blz. 453)
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Blz. 47, 453
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer auto-
matisch wordt vergrendeld.
Als de afstandsbediening niet goed werkt
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: Gebruik de sleutel.
(Blz. 73)
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Blz. 562
66
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De afstandsbediening werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed.
In de buurt van een televisiezendmast, radiozender, elektriciteitscen-
trale, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven aanwezig
zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon of ander draadloos com-
municatiemiddel bij u draagt
Als er meerdere elektronische sleutels in de buurt zijn
Wanneer de elektronische sleutel tegen een metalen voorwerp wordt
gehouden of erdoor wordt bedekt
Als er een andere sleutel met afstandsbediening (die ook radiogolven
uitzendt) in de buurt wordt gebruikt
De elektronische sleutel heeft in de buurt gelegen van een elektrisch
apparaat, zoals een computer
Wanneer de batterij van de sleutel met afstandsbediening leeg is
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Blz. 63
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige kunnen worden geconfigureerd
De instellingen (bijvoorbeeld van de afstandsbediening) kunnen worden
gewijzigd. (Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstel-
lingen Blz. 602)
67
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Verklaring voor de afstandsbediening (auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop)
68
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
69
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
70
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
71
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
72
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
73
1
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Portieren
De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van het
Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbediening, de sleutel
of de schakelaar van de centrale vergrendeling.
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Blz. 42
Afstandsbediening
Blz. 64
Sleutel (alleen bestuurdersportier)
Het vergrendelen en ontgrendelen van de portieren met behulp
van de sleutel gaat als volgt:
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen van alle por-
tieren
Ontgrendelen van alle por-
tieren
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
De portieren kunnen ook worden vergrendeld en ontgrendeld
met de mechanische sleutel. (Blz. 562)
Schakelaar centrale vergrendeling
Vergrendelen van alle por-
tieren
Ontgrendelen van alle por-
tieren
74
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Vergrendelen van het bestuurdersportier van buitenaf zonder
gebruik te maken van een sleutel
Zet de vergrendelknop aan de binnenzijde in de vergrendelde
stand.
Sluit het portier met de portiergreep uitgetrokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als de sleutel zich in het
contact bevindt.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als het contact in stand
ACC of AAN staat, of als de elektronische sleutel zich nog in de
auto bevindt.
De sleutel wordt mogelijk niet juist gesignaleerd waardoor het portier
wellicht vergrendeld wordt.
Vergrendelknoppen portier
Vergrendelen van het por-
tier
Ontgrendelen van het por-
tier
De voorportieren kunnen wor-
den geopend door aan de bin-
nenportiergreep te trekken,
ook al staat de vergrendelknop
in de stand vergrendeld.
STAP
1
STAP
2
75
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Kinderslot achterportier
Het portier kan niet vanaf de bin-
nenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot
is geactiveerd.
Ontgrendelen
Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat
kinderen per ongeluk de achter-
portieren openen. Druk de scha-
kelaars op de portieren naar
beneden om de kindersloten te
activeren.
76
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Automatische vergrendel- en ontgrendelsystemen van de portie-
ren
De volgende functies kunnen worden in- of uitgeschakeld:
*1: Auto's met Multidrive CVT
*2: Standaardinstelling
Functie Werking
Functie koppeling van
de portiervergrendeling
aan de stand van de
selectiehendel*1
Het in een andere stand dan stand P zetten
van de selectiehendel vergrendelt alle por-
tieren.
Functie koppeling van
de portierontgrendeling
aan de stand van de
selectiehendel*1
Het in stand P zetten van de selectiehendel
ontgrendelt alle portieren.
Functie koppeling van
de portiervergrendeling
aan de rijsnelheid*2
Alle portieren worden vergrendeld wanneer
de rijsnelheid ongeveer 20 km/h is of hoger.
Functie koppeling van
bestuurdersportier aan
portierontgrendeling*2
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop
Alle portieren worden ontgrendeld als het
bestuurdersportier wordt geopend binnen
ongeveer 45 seconden nadat het contact
UIT is gezet.
Auto's met Smart entry-systeem met start-
knop
Alle portieren worden ontgrendeld als het
bestuurdersportier wordt geopend binnen
ongeveer 45 seconden nadat het contact
UIT is gezet.
77
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
In- en uitschakelen van de functies
Auto's zonder navigatie-/multimediasysteem
Volg onderstaande procedure om te wisselen tussen instellen en
annuleren:
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: sluit alle
portieren en zet het contact AAN. (Voer uit binnen 10
seconden.)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: sluit alle portie-
ren en zet het contact AAN. (Voer uit binnen 10 secon-
den.)
Zet de selectiehendel in stand P
of N, houd de schakelaar van de
centrale vergrendeling ( of
) ongeveer 5 seconden inge-
drukt en laat de schakelaar ver-
volgens los.
De standen van de selectiehen-
del en de schakelaar met de cor-
responderende functie die u naar
wens kunt instellen, worden als
volgt weergegeven.
Voer dezelfde procedure uit om
de functie uit te schakelen.
*:Auto's met Multidrive CVT
STAP
1
STAP
2
STAP
2
STAP
2
Functie Stand
selectie-
hendel
Stand schakelaar
centrale
vergrendeling
Functie koppeling van de portiervergrende-
ling aan de stand van de selectiehendel*P
Functie koppeling van de portierontgrende-
ling aan de stand van de selectiehendel*
Functie koppeling portiervergrendeling aan
rijsnelheid N
Functie koppeling portierontgrendeling aan
bestuurdersportier
78
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Als de procedure voor in- of uitschakelen is uitgevoerd, worden alle
portieren vergrendeld en vervolgens ontgrendeld.
Auto's met navigatie-/multimediasysteem
Blz. 602
Systeem voor crashportierontgrendeling
Als de auto aan een sterke schok wordt blootgesteld, worden alle portieren
ontgrendeld. Of het systeem in werking treedt, is afhankelijk van de kracht
van de schok.
Gebruik van de mechanische sleutel (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
De portieren kunnen ook worden vergrendeld en ontgrendeld met de
mechanische sleutel. (Blz. 562)
Als een verkeerde sleutel wordt gebruikt (auto's met alarm)
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.
WAARSCHUWING
Voorkomen van ongevallen
Neem bij het rijden met de auto de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
er per ongeluk een portier wordt geopend en dat er iemand uit de auto valt,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
Controleer of alle portieren volledig gesloten zijn.
Trek tijdens het rijden niet aan de binnenportiergreep.
De portieren worden dan mogelijk geopend, waardoor passagiers uit de
auto kunnen vallen en ernstig letsel kunnen oplopen.
Wees vooral voorzichtig bij de voorportieren. Deze portieren kunnen zelfs
worden geopend als de vergrendelknoppen in de stand vergrendeld staan.
Activeer de kindersloten op de achterportieren als er kinderen achter in de
auto vervoerd worden.
79
1
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Achterklep
De achterklep kan op de volgende manieren vergrendeld/ontgren-
deld en geopend worden.
Vergrendelen en ontgrendelen van de achterklep
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Blz. 42
Afstandsbediening
Blz. 64
Sleutel
Blz. 73
Schakelaar centrale vergrendeling
Blz. 73
Openen van de achterklep van buitenaf
Trek de achterklep omhoog
terwijl u de ontgrendelschake-
laar van de achterklep inge-
drukt houdt.
80
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
Sluiten van de achterklep
Laat de achterklep zakken met
behulp van de achterklepgreep
en druk de achterklep van bui-
tenaf naar beneden om deze te
sluiten.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat branden wanneer de achterklep wordt
geopend en de schakelaar van de bagageruimteverlichting aan is.
Als het openingssysteem van de achterklep niet werkt of de batterij
leeg is
Blz. 561
Aan
Uit
81
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterklep gesloten is tijdens het rijden.
Als de achterklep open blijft, kan deze tijdens het rijden voorwerpen raken
of kan er bagage uit de bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan
ontstaan.
Bovendien kunnen uitlaatgassen in de auto terechtkomen, hetgeen zeer
schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Controleer voordat u wegrijdt of de
achterklep is gesloten.
Controleer voordat u wegrijdt of de achterklep volledig is gesloten. Als de
achterklep niet volledig gesloten is, kan deze tijdens het rijden opengaan,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. In het geval
van plotseling remmen of een aanrijding kunnen ze ernstig letsel oplopen.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Laat kinderen niet in de bagageruimte spelen.
Als een kind per ongeluk in de bagageruimte wordt opgesloten, kan het
bevangen worden door de hitte of verwondingen oplopen.
Laat kinderen de achterklep niet openen of sluiten.
De achterklep kan mogelijk onverwachts in beweging komen of er kan een
lichaamsdeel bekneld raken.
Bedienen van de achterklep
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verwijder sneeuw en ijs van de achterklep voordat u deze opent. Als u dat
niet doet, kan de achterklep na het openen plotseling weer dichtvallen.
Controleer voordat u de achterklep sluit goed of de omgeving veilig is.
Zorg als er iemand dichtbij staat dat deze persoon veilig is en meld dat u
de achterklep gaat openen of sluiten.
Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van de achterklep bij sterke
wind, aangezien de achterklep als gevolg van sterke wind plotseling kan
bewegen.
82
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Bedienen van de achterklep
Trek nooit aan de steun van de achterklepgasdemper om de achterklep te
sluiten en hang niets aan de steun van de gasdemper
Als dat wel gebeurt, kunnen uw handen bekneld raken of kan de gasdem-
per afbreken, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Als er op de achterklep een fietsendrager of een vergelijkbaar zwaar
onderdeel gemonteerd is, kan de achterklep na het openen plotseling
dichtvallen waardoor lichaamsdelen bekneld kunnen raken en letsel kan
optreden. Wij raden u aan om originele Toyota-onderdelen te gebruiken
wanneer u accessoires op de achterklep wilt monteren.
Als de achterklep niet helemaal wordt
geopend, kan deze plotseling dichtval-
len. Op een helling is het moeilijker om
de achterklep te openen of te sluiten
dan op een horizontale ondergrond. Let
dus op dat de achterklep niet plotseling
vanzelf open- of dichtgaat. Controleer
voordat u de bagageruimte gebruikt of
de achterklep volledig geopend en vei-
lig is.
Let bij het sluiten van de achterklep
goed op dat er geen vingers, enz.
bekneld raken.
Controleer na het sluiten van de achter-
klep altijd of deze goed gesloten is door
er even op te drukken. Als de achter-
klepgreep wordt gebruikt om de achter-
klep volledig te sluiten, kunnen uw
handen of armen bekneld raken.
83
1-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Achterklepgasdempers
De achterklep is voorzien van gasdempers die de achterklep op zijn plaats
houden.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunnen de gasdempers van de achterklep beschadigd raken, waar-
door deze niet meer werken.
Bevestig nooit stickers, kunststoffolie,
zelfklevende voorwerpen, enz. aan de
gasdemper.
Raak de binnenpoot van de gasdemper
nooit aan met handschoenen of andere
stoffen voorwerpen.
Bevestig alleen originele Toyota-acces-
soires aan de achterklep.
Plaats nooit uw handen op de gasdem-
per en oefen er geen zijdelingse krach-
ten op uit.
Binnenpoot
gasdemper
84
VERSO_WE_OM64574E
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voorstoelen
Actieve hoofdsteunen
Als de onderrug van de inzit-
tende tijdens een aanrijding van
achteren tegen de rugleuning
drukt, beweegt de hoofdsteun
iets naar voren en omhoog om
de kans op een whiplash te ver-
minderen.
Hendel stoelpositieverstel-
ling
Hendel rugleuningverstel-
ling
Hendel hoogteverstelling
(indien aanwezig)
85
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Actieve hoofdsteunen
Ook bij het uitoefenen van kleinere krachten op de rugleuning kan de hoofd-
steun bewegen. Het met kracht omhoogdrukken van een geblokkeerde
hoofdsteun kan ertoe leiden dat de geleiders naar buiten worden getrokken.
Dit duidt niet op een probleem.
WAARSCHUWING
Stoel afstellen
Let erop dat de stoel geen passagiers of bagage raakt.
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door-
schuift, is het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan
strikt noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover staat, kan bij een aanrijding het heup-
gedeelte over uw heupen heen schuiven, waardoor er te veel kracht op uw
buik wordt uitgeoefend of kan het schoudergedeelte van de gordel in con-
tact komen met uw nek, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de stoelen niet tijdens het rijden, aangezien de stoelen dan onver-
wachts kunnen bewegen. Daardoor kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
Controleer na het verstellen of de stoel goed is vergrendeld.
Geleider
Bij een
aanrij-
ding van
achteren
86
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Achterstoelen
: Indien aanwezig
Verstellen van de tweede zitrij
Hendel stoelpositieverstel-
ling
Hendel rugleuningverstel-
ling
87
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Wegschuiven van de tweede zitrij voor toegang tot de derde zitrij
(auto's met derde zitrij)
Instappen
Plaats de buitenste veiligheids-
gordel in de houder.
Hierdoor wordt voorkomen dat de
gordel beschadigd kan raken.
Verstellen van de derde zitrij (indien aanwezig)
Lus rugleuningverstelling
STAP
1
88
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Trek de instaphendel omhoog en
klap de rugleuning omlaag. De
stoel zal naar voren schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren.
Uitstappen
Plaats de buitenste veiligheids-
gordel in de houder.
Hierdoor wordt voorkomen dat de
gordel beschadigd kan raken.
Trek de instaphendel omhoog en
klap de rugleuning omlaag. De
stoel zal naar voren schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren.
Controleer of er niemand op de
tweede zitrij zit voordat u de
instaphendel bedient.
Nadat passagiers zijn ingestapt/uitgestapt
Klap de rugleuning omhoog en schuif de stoel naar achteren
in de vergrendeling.
Haal de veiligheidsgordel uit de gordelgeleider.
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
89
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Omlaagklappen van de tweede zitrij (auto's met tweede zitrij)
Voordat de tweede zitrij omlaag wordt geklapt
Berg de middelste veiligheidsgordel van de tweede zitrij op.
(Blz. 98)
Plaats de buitenste veiligheids-
gordel in de houder.
Hierdoor wordt voorkomen dat de
gordel beschadigd kan raken.
Duw de hoofdsteunen helemaal
omlaag.
Klap de armsteun naar boven.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
90
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Omlaagklappen van de tweede zitrij
Trek de hendel voor verstelling
van de rugleuning omhoog en
klap de rugleuning omlaag.
Rechtop zetten van de tweede zitrij
Til de rugleuningen op tot deze vergrendelen.
Haal de buitenste veiligheidsgordels uit de gordelgeleiders.
Vervang de middelste veiligheidsgordel van de tweede zitrij.
(Blz. 98)
Omlaagklappen van de derde zitrij (auto's met derde zitrij)
Voordat de stoelen op de derde zitrij omlaag worden geklapt
Berg de gordelsluitingen op
zoals aangegeven.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
91
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Plaats de buitenste veiligheids-
gordel in de houder.
Hierdoor wordt voorkomen dat de
gordel beschadigd kan raken.
Duw de hoofdsteunen helemaal
omlaag.
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij
Van binnenuit
Trek aan de lus voor de verstel-
ling van de rugleuning en klap de
rugleuning omlaag.
STAP
2
STAP
3
92
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Van buitenaf
Open de achterklep en trek aan
de ontgrendellus om de derde
zitrij omlaag te klappen.
Terugklappen stoelen derde zitrij
Til de rugleuningen op tot deze vergrendelen.
Haal de buitenste veiligheidsgordels uit de gordelgeleiders.
WAARSCHUWING
Bij het neerklappen van de rugleuningen van de achterstoelen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Klap de rugleuningen niet neer tijdens het rijden.
Breng de auto op een vlakke ondergrond tot stilstand, activeer de parkeer-
rem en zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of in de 1e ver-
snelling (handgeschakelde transmissie).
Laat geen personen op de neergeklapte rugleuning of in de bagageruimte
zitten tijdens het rijden.
Laat kinderen niet in de bagageruimte komen.
STAP
1
STAP
2
93
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Stoel afstellen
Zorg dat uw handen niet bekneld raken tussen de bagageafdekking en de
stoelen.
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door-
schuift, is het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan
strikt noodzakelijk is. Als de rugleuning te ver achterover staat, kan bij een
aanrijding het heupgedeelte over uw heupen heen schuiven, waardoor er
te veel kracht op uw buik wordt uitgeoefend of kan het schoudergedeelte
van de gordel in contact komen met uw nek, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan. Verstel de stoelen niet tijdens het rijden, aangezien de stoelen
dan onverwachts kunnen bewegen. Daardoor kan de bestuurder de con-
trole over de auto verliezen.
Nadat de rugleuningen weer zijn teruggeklapt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen
van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Controleer of de rugleuning goed is vergrendeld door de bovenzijde van
de rugleuning vooruit en achteruit te duwen.
Controleer of de gordels niet gedraaid zijn of vastzitten in de rugleuning.
OPMERKING
Opbergen van de veiligheidsgordels
Berg de veiligheidsgordels altijd op voor u de rugleuningen van de achter-
stoelen neerklapt.
94
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Hoofdsteunen
Voorstoelen
Hoogteverstelling
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en
houd daarbij de ontgrendel-
knop ingedrukt.
Tweede zitrij (indien aanwezig)
Hoogteverstelling
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en
houd daarbij de ontgrendel-
knop ingedrukt.
Derde zitrij (indien aanwezig)
Hoogteverstelling
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en
houd daarbij de ontgrendel-
knop ingedrukt.
Ontgrendel-
knop
Ontgren-
delknop
Ontgrendel-
knop
95
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Verwijderen van de hoofdsteunen
Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen
Afstellen van de achterste hoofdsteunen (auto's met achterstoelen)
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd minimaal in op de op een na laagste
stand.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de hoofdsteunen de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ern-
stig letsel tot gevolg hebben.
Plaats de hoofdsteunen altijd op de bijbehorende stoel.
Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
Druk de hoofdsteunen na het plaatsen naar beneden om te controleren of
ze goed vergrendeld zijn.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop ingedrukt.
Stel de hoofdsteunen zo in dat het mid-
den van de hoofdsteun zich zo dicht
mogelijk bij de bovenzijde van uw oren
bevindt.
96
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Veiligheidsgordels
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheids-
gordel dragen.
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Trek het schoudergedeelte
zo ver naar buiten dat de
gordel goed tegen de
schouder aan ligt en niet
van de schouder af glijdt of
tegen de nek aan ligt.
Plaats het heupgedeelte
van de gordel zo laag
mogelijk over de heupen.
Stel de rugleuning af. Ga zo
rechtop mogelijk in de stoel
zitten met uw rug stevig
tegen de leuning.
Zorg ervoor dat de veilig-
heidsgordel niet gedraaid
zit.
Vast- en losmaken van de veiligheidsgordel
Vastmaken van de veiligheids-
gordel
Duw de gesp in de gordelslui-
ting totdat u een klikgeluid
hoort.
97
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Losmaken van de veiligheids-
gordel
Druk op de ontgrendelknop.
Afstellen van de hoogte van het schouderbevestigingspunt
van de veiligheidsgordel (voorstoelen)
Duw het schouderbevesti-
gingspunt omlaag terwijl u
de ontgrendelknop indrukt.
Duw het schouderbevesti-
gingspunt omhoog.
Zet het bovenste bevestigings-
punt in de gewenste positie en
laat het los als u een klik hoort.
Ontgren-
delknop
98
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Veiligheidsgordel middelste zitplaats tweede zitrij (indien aanwezig)
De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats op de tweede zitrij is
een driepuntsgordel met 2 gordelsluitingen. Beide gordelsluitingen
dienen goed te zijn geplaatst en de gespen dienen goed aan te grij-
pen om een goede werking te waarborgen.
Vastmaken van de veiligheids-
gordel
Duw de gespen in de gordelslui-
tingen totdat u een klik hoort.
Losmaken
De veiligheidsgordel van de middelste zitplaats op de tweede zitrij
kan volledig worden losgemaakt wanneer bijvoorbeeld de tweede
zitrij omlaag wordt geklapt.
Losmaken van de veiligheidsgor-
del
Druk de ontgrendelknoppen in.
STAP
1
Ontgrendel-
knop Ontgrendel-
knop
99
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Berg de gordelgespen op in het
dak zoals aangegeven.
Uitrollen van de gordel
Druk op de gesp.
Verwijder de gespen uit de
houder.
STAP
2
100
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Gordelspanners (voorstoelen)
De gordelspanners helpen bij het
op hun plaats houden van de
inzittenden doordat ze de gor-
dels snel strak tegen het lichaam
aantrekken bij bepaalde soorten
ernstige frontale aanrijdingen.
De gordelspanners worden niet
altijd geactiveerd bij lichtere fron-
tale aanrijdingen of aanrijdingen
van opzij of van achteren.
Blokkeerautomaat (ELR)
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel als u zeer krachtig remt of betrok-
ken raakt bij een aanrijding. De blokkeerautomaat kan ook in werking treden
als u te snel vooroverbuigt. Door rustig te bewegen kan de veiligheidsgordel
afrollen, zodat u vrij kunt bewegen.
Gebruik van veiligheidsgordels door kinderen
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in principe ontworpen voor gebruik
door volwassenen.
Gebruik een passend veiligheidssysteem voor kinderen tot het kind groot
genoeg is om de standaard gemonteerde veiligheidsgordel te gebruiken.
(Blz. 158)
Als het kind groot genoeg is om de veiligheidsgordel op een juiste manier
te dragen, volg dan de instructies op Blz. 96 met betrekking tot het
gebruik van de veiligheidsgordel op.
Vervangen van de veiligheidsgordel als de gordelspanner geactiveerd is
Als de auto betrokken is bij meerdere aanrijdingen, wordt de gordelspanner
geactiveerd voor de eerste aanrijding, maar niet voor de tweede of voor vol-
gende aanrijdingen.
Wetgeving met betrekking tot veiligheidsgordels
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor veiligheidsgordels, neem
dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor het
vervangen of plaatsen van veiligheidsgordels.
101
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel bij plot-
seling remmen, plotseling uitwijken of een ongeval te beperken.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig
letsel.
Dragen van een veiligheidsgordel
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheidsgordel
dragen.
Draag de veiligheidsgordel altijd op de juiste manier.
Elke veiligheidsgordel mag maar door één persoon gebruikt worden.
Gebruik geen veiligheidsgordel voor twee personen tegelijk, ook niet als
de tweede persoon een kind is.
Toyota beveelt aan dat kinderen op de achterstoel plaatsnemen en altijd
op de juiste manier gebruikmaken van de veiligheidsgordels en het baby-
of kinderzitje.
Laat de rugleuning niet verder achterover hellen dan nodig is om de juiste
zitpositie in te stellen. De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als de
inzittenden rechtop en goed tegen de rugleuning zitten.
Draag de schoudergordel niet onder uw arm.
Draag de veiligheidsgordel altijd laag en goed aansluitend over uw heu-
pen.
Zwangere vrouwen
Win medisch advies in en draag de veilig-
heidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 96)
Zwangere vrouwen moeten het heupge-
deelte van de veiligheidsgordel zo laag
mogelijk over de heupen dragen, net als
de andere inzittenden. Trek het schouder-
gedeelte over de schouder en draag de
gordel over de borst. Vermijd dat de gor-
del over de buik loopt.
Als de veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze gedragen wordt, kan niet alleen de
zwangere vrouw zelf, maar ook het onge-
boren kind ernstig letsel oplopen bij plot-
seling remmen of een aanrijding.
102
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Mensen met fysieke beperkingen
Win medisch advies in en draag de veiligheidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 96)
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel
om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door
met een schaar.
Gordelspanners
Het waarschuwingslampje SRS gaat branden als een gordelspanner is
geactiveerd. De veiligheidsgordel kan in dit geval niet meer worden gebruikt
en moet worden vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Verstelbaar bovenste bevestigingspunt
Zorg ervoor dat de gordel goed over het midden van de schouder ligt. De
gordel mag niet tegen de nek aanliggen, maar ook niet van uw schouder
afglijden. Als u hier niet voor zorgt, wordt de mate van bescherming bij plot-
seling remmen, uitwijken of een ongeluk minder en de kans op ernstig letsel
groter. (Blz. 97)
Beschadiging en slijtage van veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet beschadigd raken doordat de
riem, de gesp of de gordelsluiting bekneld raakt tussen het portier en de
carrosserie.
Controleer het veiligheidsgordelsysteem regelmatig. Let op beschadigin-
gen, zoals scheuren en rafels en op losse onderdelen. Gebruik een
beschadigde veiligheidsgordel niet, maar laat hem zo snel mogelijk ver-
vangen. Een beschadigde veiligheidsgordel biedt een inzittende onvol-
doende bescherming tegen ernstig letsel.
Controleer of de gordel en de gesp vergrendeld zijn en of de gordel niet
gedraaid is.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als de veiligheidsgordel niet goed werkt.
Laat de stoelen, inclusief de veiligheidsgordels, vervangen als de auto
betrokken is geweest bij een ernstig ongeval, ook al is er geen zichtbare
schade.
103
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Beschadiging en slijtage van veiligheidsgordels
Probeer de veiligheidsgordels niet zelf te plaatsen, verwijderen, wijzigen of
demonteren of af te voeren. Laat reparaties altijd uitvoeren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Een onjuiste behandeling
van de gordelspanner kan de werking in negatieve zin beïnvloeden, waar-
door ernstig letsel kan ontstaan.
Wanneer de middelste veiligheidsgordel van de tweede zitrij gebruikt
wordt
Gebruik de middelste gordel op de
tweede zitrij niet als één van de gordel-
sluitingen niet is vergrendeld. Het gebruik
van slechts één van de gespen kan bij
een noodstop of een aanrijding leiden tot
ernstig letsel.
104
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Stuurwiel
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroorza-
ken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Na het afstellen van het stuurwiel
Zorg ervoor dat het stuurwiel goed vergrendeld is.
Anders kan het stuurwiel plotseling bewegen, waardoor een ongeval kan
ontstaan met ernstig letsel tot gevolg.
Het stuurwiel kan in een comfortabele positie worden ingesteld.
Houd het stuurwiel vast en
druk de hendel omlaag.
Zet het stuurwiel in de ideale
positie door het in horizontale
en verticale richting te bewe-
gen.
Trek na de verstelling de hen-
del omhoog om het stuurwiel
te borgen.
STAP
1
STAP
2
105
1
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Binnenspiegel met antiverblindingsstand
Afstellen van de hoogte van de binnenspiegel (auto's met bin-
nenspiegel met automatische antiverblindingsstand)
Stel de hoogte van de binnen-
spiegel af door de spiegel
omhoog of omlaag te bewegen.
De positie van de binnenspiegel kan worden afgesteld zodat de
bestuurder vanuit zijn zitpositie voldoende zicht naar achteren heeft.
106
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Antiverblindingsstand
Binnenspiegel met handmatig bediende antiverblindingsstand
Verblinding door de koplampen van achteropkomend verkeer kan
worden beperkt door de lip te verstellen.
Normale stand
Antiverblindingsstand
107
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt automatisch gereduceerd
op basis van de helderheid van de koplampen van achteropko-
mend verkeer.
Wijzigen modus automatische
antiverblindingsstand
AAN/UIT
Wanneer de automatische anti-
verblindingsstand is ingescha-
keld, brandt het controlelampje.
De functie wordt ingeschakeld tel-
kens wanneer het contact AAN
wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit
te schakelen. (Het controle-
lampje gaat ook uit.)
Voorkomen van een onjuiste werking van de sensoren (auto's met bin-
nenspiegel met automatische antiverblindingsstand)
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
108
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroorza-
ken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
109
1
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Buitenspiegels
Wegklappen van de spiegels
Handmatige bediening
Klap de spiegels naar achteren
weg.
De spiegelhoek kan met behulp van de schakelaar worden afgesteld.
Selecteer een spiegel die u
wilt afstellen.
Links
Rechts
Stel de spiegel af.
Omhoog
Rechts
Links
Omlaag
STAP
1
STAP
2
110
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
VERSO_WE_OM64574E
Elektrische bediening (indien aanwezig)
Druk op de schakelaar om de
buitenspiegels in te klappen.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de buitenspiegels weer uit te
klappen.
De buitenspiegels kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Als de spiegels beslagen zijn
De buitenspiegels kunnen worden ontwasemd met de spiegelverwarming.
Door de achterruitverwarming in te schakelen wordt de buitenspiegelverwar-
ming ingeschakeld. (Blz. 319)
111
1-3. Verstelbare onderdelen (stoelen, spiegels, stuurwiel)
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de spiegels niet tijdens het rijden.
Rijd niet met de auto als de spiegels zijn weggeklapt.
Beide buitenspiegels dienen in de normale stand te staan en goed te zijn
ingesteld alvorens met de auto wordt gereden.
Wanneer een spiegel versteld wordt
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld raakt tussen de bewegende spiegel
en het spiegelhuis om letsel en storingen te voorkomen.
Als de spiegelverwarming is ingeschakeld
Raak het oppervlak van de spiegels niet aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.
Als het stelmechanisme vastzit als gevolg van bevriezing
Bedien de spiegels niet en krab het ijs niet van de spiegel. Bespuit de spie-
gel met ruitontdooier om deze weer beweegbaar te maken.
112
VERSO_WE_OM64574E
1-4. Openen en sluiten van ruiten en zonnescherm panoramadak
Elektrisch bedienbare ruiten
Blokkeerschakelaar ruitbediening
Druk de schakelaar in om de
schakelaars voor de ruiten van
de passagiers te blokkeren.
Gebruik deze schakelaar om te
voorkomen dat kinderen per
ongeluk een passagiersruit ope-
nen of sluiten.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en geslo-
ten met behulp van de volgende schakelaars.
One-touch sluiten*1, 2
Sluiten
One-touch openen*1, 2
Openen
*1: De ruit stopt in een tussen-
stand door de schakelaar in
de andere richting te bewe-
gen.
*2: Indien aanwezig op de achter-
ruiten
113
1-4. Openen en sluiten van ruiten en zonnescherm panoramadak
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen bediend worden als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Bedienen van de elektrisch bedienbare ruiten nadat het contact UIT is
gezet
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand
ACC of UIT is gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze
kunnen echter niet meer worden bediend zodra een van de voorportieren
is geopend.
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand
ACC of UIT is gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze
kunnen echter niet meer worden bediend zodra een van de voorportieren
is geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt tussen de ruit en het ruit-
frame, stopt de beweging van de ruit en wordt de ruit weer iets geopend.
Als de elektrisch bedienbare ruit niet normaal sluit
Als de klembeveiliging niet goed werkt en een ruit niet kan worden gesloten,
voer dan de volgende handelingen uit met de schakelaar ruitbediening van
het desbetreffende portier.
Nadat de auto is stilgezet, kan de ruit worden gesloten door de schake-
laar ruitbediening omhooggetrokken te houden in de one-touch sluitposi-
tie terwijl het contact AAN staat.
114
1-4. Openen en sluiten van ruiten en zonnescherm panoramadak
VERSO_WE_OM64574E
Als de ruit zelfs na het uitvoeren van de bovenstaande stap nog steeds
niet kan worden gesloten, initialiseer dan de functie via de volgende pro-
cedure.
Houd de schakelaar ruitbediening ingedrukt in de one-touch sluit-
functie. Blijf, nadat de ruit is gesloten, de schakelaar gedurende 6
seconden ingedrukt houden.
Houd de schakelaar ruitbediening in de one-touch openpositie. Blijf,
nadat de ruit volledig is geopend, de schakelaar gedurende 2
seconden ingedrukt houden.
Houd de schakelaar ruitbediening weer in de one-touch sluitpositie.
Blijf, nadat de ruit is gesloten, de schakelaar gedurende 2 secon-
den ingedrukt houden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als u de schakelaar hebt losgelaten
terwijl de ruit nog in beweging was. Als de ruit ook na het op de juiste wijze
uitvoeren van bovenstaande procedure sluit, maar vervolgens weer iets
opent, laat dan uw auto controleren door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
115
1-4. Openen en sluiten van ruiten en zonnescherm panoramadak
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Sluiten van de ruiten
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
De bestuurder is verantwoordelijk voor de bediening van de elektrisch
bedienbare ruiten, ook voor die van de passagiers. Laat, om onbedoelde
bediening, met name door kinderen, te voorkomen, de elektrisch bedien-
bare ruiten niet door kinderen bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruit. Wanneer er een kind in de auto zit,
verdient het aanbeveling om de blokkeerschakelaar voor de ruitbediening
te gebruiken. (Blz. 112)
Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt
dat bekneld zou kunnen raken als de ruiten bediend worden.
Wanneer u uit de auto stapt, zet dan het contact UIT en neem de sleutel
en het kind met u mee. Het systeem kan per ongeluk of spelenderwijs wor-
den bediend, wat tot een ongeval zou kunnen leiden.
Klembeveiliging
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als de ruit bijna gesloten
is.
116
1-4. Openen en sluiten van ruiten en zonnescherm panoramadak
VERSO_WE_OM64574E
Zonnescherm panoramadak
: Indien aanwezig
Het zonnescherm van het panoramadak kan worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt tussen het zonnescherm van
het panoramadak en het frame, stopt de beweging en wordt het zonne-
scherm weer iets geopend.
Als het zonnescherm van het panoramadak niet automatisch gesloten
kan worden
Houd de schakelaar ingedrukt.
Het zonnescherm van het panoramadak kan worden geopend en
gesloten met de schakelaar voor het zonnescherm van het panora-
madak.
Openen
Druk licht op de schakelaar om
het schuifdak halverwege te
stoppen.
Sluiten
Druk licht op de schakelaar om
het schuifdak halverwege te
stoppen.
117
1-4. Openen en sluiten van ruiten en zonnescherm panoramadak
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Sluiten van het zonnescherm van het panoramadak
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt
dat bekneld zou kunnen raken als het zonnescherm van het panoramadak
bediend wordt.
Laat het zonnescherm van het panoramadak niet bedienen door kinderen.
Het bekneld raken tussen het dak en het zonnescherm van het panorama-
dak kan ernstig letsel veroorzaken. De bestuurder dient kinderen te vertel-
len dat ze het zonnescherm van het panoramadak niet moeten bedienen.
Klembeveiliging
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet meer werkt als het zonne-
scherm van het panoramadak bijna gesloten is.
Voorkomen van brandwonden en letsel
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Hoewel er een klembeveiliging is geïnstalleerd, moet u altijd controleren of
de handen en hoofden van de passagiers niet bekneld kunnen raken als
het zonnescherm van het panoramadak sluit. Zorg dat uw vingers niet in
het dak bekneld raken, aangezien de klembeveiliging mogelijk niet werkt
vlak voordat het volledig sluit.
Het openen of sluiten van het zonnescherm van het panoramadak kan
worden onderbroken door op de schakelaar te drukken.
Als het zonnescherm van het panoramadak niet sluit (bijvoorbeeld door
een storing in de klembeveiliging), kan het zonnescherm worden gesloten
door de schakelaar ingedrukt te houden.
118
1-4. Openen en sluiten van ruiten en zonnescherm panoramadak
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorkomen van brandwonden en letsel
De klembeveiliging kan in werking treden als een belasting of schok, gelijk
aan de kracht die optreedt als een voorwerp in het zonnescherm bekneld
raakt, wordt uitgeoefend door omgevings- of rijomstandigheden.
Als de auto gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan direct zonlicht,
kan de onderzijde van het dak heet worden. Raak de onderdelen in de
opening tussen de onderzijde van het dak en het zonnescherm niet aan, u
zou zich kunnen branden.
Raak geen ruwe of scherpe onderdelen van de onderzijde van het dak
aan, omdat u zich dan zou kunnen verwonden.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Bedien het zonnescherm van het panoramadak niet als de motor niet draait.
Voor een goede werking van het zonnescherm van het panoramadak
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Belast de motor of andere componenten niet overmatig.
Plaats geen voorwerpen waar deze het openen/sluiten van het zonne-
scherm kunnen hinderen.
Bevestig niets aan het zonnescherm van het panoramadak.
Houd de opening schoon en plaats ook niets op de opening.
Bedien het zonnescherm van het panoramadak niet gedurende een lan-
gere tijd achter elkaar.
119
1
Voor het rijden
VERSO_WE_OM64574E
1-5. Tanken
Openen van de tankdop
Voer de volgende stappen uit om de tankdop te openen.
Voor het tanken
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten
gesloten zijn.
Controleer de brandstofsoort. (Blz. 121)
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Zet het contact UIT en controleer of alle portieren en ruiten
gesloten zijn.
Controleer de brandstofsoort. (Blz. 121)
Openen van de tankdop
Trek de tankdopklepontgren-
deling omhoog.
STAP
1
120
1-5. Tanken
VERSO_WE_OM64574E
Draai de tankdop langzaam
open.
Plaats de tankdop in de hou-
der op de tankdopklep.
STAP
2
STAP
3
121
1-5. Tanken
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Sluiten van de tankdop
Draai de tankdop vast tot u een
klikgeluid hoort.
Als de tankdop wordt losgelaten,
zal deze iets in de andere richting
draaien.
Brandstofsoort
Benzinemotor
EU:
Loodvrije benzine conform de Europese norm EN228, research-octaan-
getal (RON) 95 of hoger
Behalve EU:
Loodvrije benzine met een RON (research-octaangetal) van 95 of hoger
Dieselmotor
Dieselbrandstof conform de Europese norm EN590 is een dieselbrand-
stof met een ultralaag zwavelgehalte (max. 10 ppm).
Gebruik van benzine vermengd met ethanol in een benzinemotor
Toyota staat het gebruik van benzine vermengd met ethanol toe wanneer de
hoeveelheid ethanol maximaal 10% bedraagt. Zorg dat het gebruikte ben-
zine/ethanol-mengsel een research-octaangetal heeft dat overeenkomt met
het bovenstaande.
122
1-5. Tanken
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Tanken
Neem bij het tanken de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Raak na het verlaten van de auto en voor het openen van de tankdopklep
een ongeverfd metalen oppervlak aan om eventuele statische elektriciteit
af te voeren. Het is belangrijk om statische elektriciteit af te voeren voordat
u gaat tanken, omdat vonken als gevolg van statische elektriciteit brand-
stofdampen tot ontbranding kunnen brengen.
Pak de tankdop bij de greep vast en draai hem langzaam los.
Tijdens het losdraaien van de tankdop kan er een sissend geluid hoorbaar
zijn. Wacht tot het geluid verdwenen is alvorens de tankdop te verwijde-
ren.
Bij hoge buitentemperaturen kan er brandstof uit de vulpijp spuiten en let-
sel veroorzaken.
Zorg ervoor dat er niemand die de eventueel aanwezige statische elektrici-
teit van zijn lichaam niet heeft afgevoerd, in de buurt van een niet afgeslo-
ten brandstoftank komt.
Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die schadelijk zijn als ze ingeademd worden.
Rook niet tijdens het tanken.
Als u dat wel doet, kan er brand ontstaan.
Keer niet naar de auto terug als u statisch geladen bent.
Statische elektriciteit kan vonkvorming en daarmee brand veroorzaken.
123
1-5. Tanken
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Bij het tanken
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat de
brandstoftank overstroomt:
Plaats het vulpistool nauwkeurig in de vulpijp
Stop met het vullen van de tank wanneer het vulpistool automatisch uit
klikt
Vul de brandstoftank niet tot de rand
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele Toyota-tankdop voor uw auto. Anders kan er
brand ontstaan of kunnen zich andere ongevallen voordoen, wat kan leiden
tot ernstig letsel.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto ontstaan, zoals het slecht functioneren van
het emissieregelsysteem, of beschadiging van de onderdelen van het brand-
stofsysteem of van de lak.
124
VERSO_WE_OM64574E
1-6. Antidiefstalsysteem
Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transponder-
chips die voorkomen dat de motor gestart kan worden met een sleu-
tel die niet in een eerder stadium geregistreerd is in de
boordcomputer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodiefstal te voorkomen, maar abso-
lute beveiliging tegen elke vorm van diefstal kan niet worden gega-
randeerd.
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop: het
controlelampje gaat knippe-
ren als de sleutel uit het con-
tactslot is verwijderd, om aan
te geven dat het systeem is
ingeschakeld.
Het controlelampje stopt met
knipperen als de geregis-
treerde sleutel in het contact-
slot is gestoken om aan te
geven dat het systeem is uit-
geschakeld.
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop: het contro-
lelampje gaat knipperen nadat
het contact UIT is gezet om
aan te geven dat het systeem
in werking is.
Het controlelampje houdt op
met knipperen als het contact
in stand ACC of AAN is gezet
om aan te geven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
125
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Auto's met automatische airconditioning
Auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop: het
controlelampje gaat knippe-
ren als de sleutel uit het con-
tactslot is verwijderd, om aan
te geven dat het systeem is
ingeschakeld.
Het controlelampje stopt met
knipperen als de geregis-
treerde sleutel in het contact-
slot is gestoken om aan te
geven dat het systeem is uit-
geschakeld.
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop: het contro-
lelampje gaat knipperen nadat
het contact UIT is gezet om
aan te geven dat het systeem
in werking is.
Het controlelampje houdt op
met knipperen als het contact
in stand ACC of AAN is gezet
om aan te geven dat het sys-
teem is uitgeschakeld.
126
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt
Als de greep van de sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden
Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde transponder-
chip van een andere auto wordt gehouden
127
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Verklaring startblokkering (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMIMB-2 is
in compliance with the essential requirements and other relevant
provisions of Directive 1999/5/EC.
128
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
129
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
130
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
131
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Verklaring startblokkering (auto's zonder Smart entry-systeem en start-
knop)
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op
het volgende adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
132
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
133
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen kan
de juiste werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
134
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
Supervergrendeling
De supervergrendeling inschakelen
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en contro-
leer of alle portieren gesloten zijn.
Gebruiken van de afstandsbediening:
Druk 2 keer binnen 5 seconden op de toets .
Auto's met Smart entry-systeem met startknop
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en contro-
leer of alle portieren gesloten zijn.
Gebruik van het Smart entry-systeem met startknop:
Raak het sensorgedeelte van de buitenportiergreep binnen 5
seconden 2 keer aan.
Gebruiken van de afstandsbediening:
Druk 2 keer binnen 5 seconden op de toets .
: Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt voorkomen door het ontgrende-
len van de portieren zowel van buitenaf als van binnenuit onmogelijk
te maken.
Auto's die met dit systeem zijn
uitgerust, zijn voorzien van
labels op de ruiten van de
beide voorportieren.
135
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
De supervergrendeling uitschakelen
Gebruik van het Smart entry-systeem met startknop (indien aanwe-
zig):
Houd de buitenportiergreep van het bestuurdersportier ingedrukt.
Gebruik van de afstandsbediening:
Druk op de knop .
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregel in verband met de supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in als er zich nog personen in de auto
bevinden, omdat de portieren dan niet van binnenuit kunnen worden
geopend.
136
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
Alarm
: Indien aanwezig
Het alarm klinkt en de verlichting knippert als iemand zich ongeoor-
loofd toegang tot de auto probeert te verschaffen.
Activeren van het alarm
Wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld, wordt het alarm
onder de volgende omstandigheden geactiveerd:
Een vergrendeld portier wordt anders dan met de afstandsbe-
diening of de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem
en startknop) ontgrendeld of geopend. (De portieren zullen
automatisch opnieuw worden vergrendeld.)
Als de motorkap wordt geopend.
Indien aanwezig, signaleert de inbraaksensor een beweging
in de auto. (Iemand dringt de auto binnen.)
Auto's met ruitbreuksensor: De achterruit wordt aangetikt of
stukgeslagen.
De accu wordt opnieuw aangesloten.
137
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Het alarmsysteem inschakelen
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Sluit de portieren en de motor-
kap en vergrendel alle portie-
ren met de afstandsbediening
of de instapfunctie (auto's met
Smart entry-systeem en start-
knop). Na 30 seconden wordt
het systeem automatisch inge-
schakeld.
Het systeem is ingeschakeld
zodra het controlelampje niet
meer constant brandt maar
knippert.
Auto's met automatische airconditioning
Sluit de portieren en de motor-
kap en vergrendel alle portie-
ren met de afstandsbediening
of de instapfunctie (auto's met
Smart entry-systeem en start-
knop). Na 30 seconden wordt
het systeem automatisch inge-
schakeld.
Het systeem is ingeschakeld
zodra het controlelampje niet
meer constant brandt maar
knippert.
138
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
Inbraaksensor (indien aanwezig)
De inbraaksensor signaleert een indringer of een beweging in de
auto.
De inbraaksensor kan met de schakelaar worden uitgeschakeld.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te voorkomen, maar een opti-
male beveiliging tegen elke vorm van inbraak kan niet worden gega-
randeerd.
Uitschakelen van de inbraaksensor
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop: zet het con-
tact UIT en schakel de inbraak-
sensor uit met de schakelaar.
Auto's met Smart entry-systeem
en startknop: zet het contact UIT
en schakel de inbraaksensor uit
met de schakelaar.
Wanneer deze schakelaar
opnieuw wordt ingedrukt, wordt
de inbraaksensor weer geacti-
veerd.
Voer iedere keer dat de inbraaksensor uitgeschakeld moet worden
de noodzakelijke procedure uit.
Deactiveren of uitschakelen van het alarm
Het alarm kan op een van de volgende manieren worden gede-
activeerd.
Ontgrendel de portieren met de afstandsbediening of de
instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop).
Start de motor. (Het alarm wordt na enkele seconden gedeac-
tiveerd of uitgeschakeld.)
139
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrij alarmsysteem.
Zaken die gecontroleerd moeten worden alvorens de auto te vergren-
delen
Controleer onderstaande zaken om ongewild activeren van het alarm en
diefstal te voorkomen.
Er is niemand in de auto.
De ruiten zijn gesloten voordat het alarm wordt ingeschakeld.
Er zijn geen waardevolle spullen of persoonlijke zaken in de auto achter-
gebleven.
Activeren van het alarm
Het alarmsysteem kan onder de volgende omstandigheden worden geacti-
veerd. (Door het stopzetten van het alarm wordt het systeem gedeacti-
veerd.)
De portieren worden ontgrendeld met
de mechanische sleutel.
Iemand in de auto opent een portier of
de motorkap.
De accu wordt vervangen of opgeladen
terwijl de auto is vergrendeld.
140
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
Als de accu is losgenomen
Schakel het alarmsysteem uit.
Als de accu wordt losgenomen voordat het alarm is uitgeschakeld, kan het
alarmsysteem afgaan als de accu weer wordt aangesloten.
Door alarmsysteem bediende portiervergrendeling
Als het alarm in werking is, worden de portieren automatisch vergrendeld
om potentiële indringers buiten de auto te houden.
Laat de sleutel niet in de auto liggen als het alarm in werking is en zorg
ervoor dat de sleutel zich niet in de auto bevindt als de accu wordt opge-
laden of vervangen.
Uitschakelen en automatisch opnieuw inschakelen van de inbraaksen-
sor
Het alarm kan zelfs worden ingeschakeld wanneer de inbraaksensor is
uitgeschakeld.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Nadat de inbraaksen-
sor is uitgeschakeld, kan deze opnieuw worden ingeschakeld door het
contact AAN te zetten of door de portieren met de afstandsbediening te
ontgrendelen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Nadat de inbraaksensor is
uitgeschakeld, kan deze opnieuw worden ingeschakeld door op de start-
knop te drukken of door de portieren met het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening te ontgrendelen.
De inbraaksensor wordt ook ingeschakeld wanneer het alarm opnieuw
wordt ingeschakeld.
Aandachtspunten inbraaksensor
De sensor kan het alarm in de volgende situaties activeren.
Er bevinden zich nog personen of huis-
dieren in de auto.
141
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Er bevinden zich onstabiele voorwerpen, zoals bijvoorbeeld loshangende
accessoires of kleding aan kledinghaakjes, in de auto.
Er is een portierruit geopend.
De auto staat in een wasstraat of een hogedruk-wasinstallatie.
De auto is blootgesteld aan schokken die het gevolg zijn van hagel,
onweer of andere van buitenaf komende herhaalde schokken of trillin-
gen.
Er bevinden zich onstabiele voorwer-
pen, zoals bijvoorbeeld loshangende
accessoires of kleding aan kleding-
haakjes, in de auto.
De auto is geparkeerd op een plek
waar extreme trillingen of geluiden
optreden, zoals in een parkeergarage.
Er wordt ijs of sneeuw van de auto ver-
wijderd, waardoor de auto herhaaldelijk
wordt blootgesteld aan schokken of tril-
lingen.
142
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
Verklaring
De sensor die is geplaatst in voertuigen die in andere landen dan het Ver-
enigd Koninkrijk en Ierland worden verkocht, mag niet in het Verenigd
Koninkrijk worden gebruikt.
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende
DoC-adres: FUJITSU TEN LIMITED
2-28, Gosho-dori 1-chome, Hyogo-ku, Kobe, 652-8510,
Japan
143
1-6. Antidiefstalsysteem
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
144
1-6. Antidiefstalsysteem
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen kan
de juiste werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
145
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
1-7. Veiligheidsinformatie
De juiste houding achter het stuur
Stel op onderstaande wijze de juiste zitpositie in:
Ga zo rechtop mogelijk in
de stoel zitten met uw rug
stevig tegen de leuning
gedrukt. (Blz. 84)
Schuif de stoel zo ver naar
voren of naar achteren dat
u de pedalen goed kunt
bereiken en gemakkelijk
voldoende ver kunt intrap-
pen. (Blz. 84)
Stel de rugleuning zo in dat
u de bedieningsorganen
gemakkelijk kunt bedienen.
Stel het stuurwiel zodanig in
hoogte en diepte af dat de
airbag zich op borsthoogte
bevindt. (Blz. 104)
Vergrendel de hoofdsteun
in de stand waarin het mid-
den van de hoofdsteun
gelijk ligt met de bovenzijde
van uw oren. (Blz. 94)
Draag de veiligheidsgordel
op de juiste wijze.
(Blz. 96)
146
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de controle over de auto verliezen.
Plaats geen kussen tussen de bestuurder of voorpassagier en de rugleu-
ning.
Gebruik van een kussen kan ertoe leiden dat de zithouding niet correct is,
waardoor het effect van de veiligheidsgordel en de hoofdsteun in nega-
tieve zin beïnvloed kan worden en de bestuurder of voorpassagier ernstig
letsel kan oplopen.
Berg geen voorwerpen op onder de voorstoelen, behalve in het extra
opbergvak onder de passagiersstoel.
Voorwerpen onder de voorstoelen kunnen klem komen te zitten in de
stoelslede, waardoor de stoelen wellicht niet goed vergrendeld worden. Dit
kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan. Verder kan
het stelmechanisme beschadigd raken.
Afstellen van de stoelpositie
Zet de rugleuning niet verder achterover dan noodzakelijk is, om te voor-
komen dat u in geval van een aanrijding onder het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel door schiet.
Als de rugleuning achterover gezet is, kan het heupgedeelte van de veilig-
heidsgordel voorbij uw heupen schuiven en direct druk uitoefenen op uw
onderbuik of kan het schoudergedeelte van de gordel tegen uw nek
komen te liggen waardoor u bij een ongeval ernstig letsel kunt oplopen.
Let er bij het verstellen van de positie van de stoel op dat de stoel de ove-
rige inzittenden van de auto niet raakt, omdat deze hierdoor wellicht letsel
op zouden kunnen lopen.
Houd uw handen niet onder de stoel of in de buurt van bewegende onder-
delen om letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden bekneld kunnen raken in het stoelmecha-
nisme.
147
1
1-7. Veiligheidsinformatie
Voor het rijden
VERSO_WE_OM64574E
SRS-airbags
De SRS-airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt bij
aanrijdingen onder bepaalde omstandigheden, die zouden kunnen
leiden tot ernstig letsel voor de inzittenden. Ze werken samen met de
veiligheidsgordels om de kans op ernstig letsel te beperken.
Airbags voor
Bestuurdersairbag/voorpassagiersairbag
Helpen het hoofd en de borst van de bestuurder en de voorpas-
sagier te beschermen tegen contact met onderdelen van het
interieur
Knie-airbag
Kan helpen de bestuurder te beschermen.
Side airbags en curtain airbags
Side airbags
Helpen het bovenlichaam van de voorste inzittenden te bescher-
men
Curtain airbags (indien aanwezig)
Helpen het hoofd van de passagiers op de buitenste zitplaatsen
voor en achter te beschermen
148
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Onderdelen airbagsysteem
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierbo-
ven afgebeeld. Het SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de
airbag-ECU. Bij het activeren van de airbags zorgt een chemische
reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags snel
gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden
te helpen beperken.
Curtain airbagsensoren
(indien aanwezig)
Controlelampje
PASSENGER AIRBAG
Curtain airbags (indien aan-
wezig)
Side airbags
Voorpassagiersairbag
Aan/uit-schakelaar airbag
Auto's zonder curtain air-
bag: side airbagsensoren
Auto's met curtain airbag:
side airbag- en curtain
airbagsensoren
Gordelspanners en
spankrachtbegrenzers
Airbagsensoren voor
Waarschuwingslampje SRS
Bestuurdersairbag
Knie-airbag
Airbag-ECU
149
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
Het contact met een geactiveerde SRS-airbag kan leiden tot kneuzingen
en schaafwonden.
Er is een luide knal hoorbaar en er komt wit poeder vrij.
Auto's zonder curtain airbags: gedurende enkele minuten na het active-
ren van de airbags kunnen de onderdelen van de airbag (stuurwielnaaf,
afdekkap van de airbag, opblaasmechanisme) en de voorstoelen nog
heet zijn. De airbag zelf kan ook heet zijn.
Auto's met SRS curtain airbags: gedurende enkele minuten na het acti-
veren van de airbags kunnen de onderdelen van de airbagmodule (stuur-
wielnaaf, afdekkap van de airbag, ontstekingsmechanisme) en de
voorstoelen, delen van de voor- en achterstijlen en de dakzijrail nog heet
zijn. De airbag zelf kan ook heet zijn.
De voorruit kan barsten.
Voorwaarden voor activering (airbags voor)
De SRS-airbags voor worden geactiveerd als een bepaalde drempel-
waarde wordt overschreden (vergelijkbaar met een frontale aanrijding
met een snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h tegen een muur die niet kan
bewegen of vervormen).
De drempelwaarde voor snelheid kan in de volgende situaties echter veel
hoger liggen:
Wanneer de auto iets raakt dat kan bewegen en/of vervormen, zoals
een geparkeerde auto of lantaarnpaal
Wanneer de auto betrokken raakt bij een ongeval waarbij de neus van
de auto onder een vrachtwagen terechtkomt
Afhankelijk van het type aanrijding is het mogelijk dat alleen de gordel-
spanners worden geactiveerd.
Voorwaarden voor activering (side airbags en curtain airbags [indien
aanwezig])
De side airbags en curtain airbags (indien aanwezig) worden pas geacti-
veerd als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden (vergelijkbaar
met ter plaatse van het passagierscompartiment aangereden worden met
een snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h door een ongeveer 1500 kg
wegend voertuig, komend vanuit een richting die haaks staat op de lengteas
van de auto).
150
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Omstandigheden waarbij de airbags geactiveerd kunnen worden,
anders dan bij een aanrijding
De SRS-airbags voor kunnen ook geactiveerd worden bij zware stoten tegen
de onderkant van de auto. Zie de afbeelding voor een aantal voorbeelden.
Soorten aanrijdingen waarbij de airbags soms niet geactiveerd worden
(airbags voor)
De SRS-airbags voor zijn niet ontworpen om in werking te treden bij aanrij-
dingen van opzij of van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een
frontale aanrijding op lage snelheid. Maar wanneer een aanrijding vol-
doende voorwaartse deceleratie veroorzaakt, worden de SRS-airbags voor
mogelijk geactiveerd.
Raken van een stoeprand of een ander
hard voorwerp
In of over een diepe kuil rijden
Hard neerkomen
Aanrijding van opzij
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
151
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Soorten aanrijdingen waarbij de side airbags en de
curtain airbags (indien aanwezig) soms niet geactiveerd worden
De side airbags en curtain airbags (indien aanwezig) treden mogelijk niet in
werking bij aanrijdingen van opzij onder een bepaalde hoek of bij aanrijdin-
gen van opzij waarbij het passagierscompartiment niet wordt geraakt.
De side airbags en curtain airbags (indien aanwezig) zijn niet ontworpen om
in werking te treden bij aanrijdingen van voren of van achteren, als de auto
over de kop slaat of bij een aanrijding van opzij op lage snelheid.
Aanrijding van opzij waarbij het passa-
gierscompartiment niet wordt geraakt
Aanrijding van opzij onder een hoek
Aanrijding van voren
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
152
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Wanneer moet u contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige?
In de volgende gevallen kan controle en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Nadat een of meer SRS-airbags zijn geactiveerd.
De voorzijde van de auto is beschadigd
of vervormd of de auto was betrokken
bij een aanrijding die niet van zodanige
aard was dat de airbags vóór werden
geactiveerd.
Bij schade aan een portier ten gevolge
van een aanrijding die niet van zoda-
nige aard was dat de side airbags en
curtain airbags (indien aanwezig) wer-
den geactiveerd.
Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan het stuurwielkus-
sen of het dashboard bij de voorpassa-
giersairbag of het onderste gedeelte
van het instrumentenpaneel.
Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een side
airbag.
153
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de SRS-airbags de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan
resulteren in ernstig letsel.
Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordel op de juiste manier te dra-
gen.
De SRS-airbags zijn aanvullende middelen die samen met de veiligheids-
gordels gebruikt moeten worden.
De bestuurdersairbag wordt met een aanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de bestuurder zich
erg dicht bij de airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm;
door een afstand van minimaal 250 mm tot het stuurwiel aan te houden,
hanteert u een veilige marge. Dit is de afstand gemeten vanaf het midden
van het stuurwiel tot aan uw borstbeen. Als u nu minder dan 250 mm van
de airbag zit, kunt u uw zitpositie op verschillende manieren wijzigen:
Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen nog
goed kunnen worden bediend.
Zet de rugleuning iets achterover.
Hoewel auto's verschillen, verkrijgen veel bestuurders, zelfs met de
bestuurdersstoel helemaal naar voren, de afstand van 250 mm door
simpelweg de rugleuning iets achterover te zetten. Als u door het ach-
terover zetten van uw stoel de weg niet goed meer kunt zien, kunt u
een stevig, niet-glad kussen gebruiken om hoger te zitten, of uw stoel
hoger zetten wanneer uw auto deze mogelijkheid biedt.
Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden. Hierdoor
wijst de airbag naar uw borst in plaats van naar uw hoofd en nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals hierboven aanbevolen, terwijl de
auto nog steeds goed bediend kan worden.
Auto's met curtain airbags: bij krassen,
scheuren of andere beschadigingen in
het deel van de voor-, midden- en de
achterstijl of het dak met de curtain air-
bags.
154
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
De voorpassagiersairbag wordt ook met een aanzienlijke kracht geacti-
veerd waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de voorpassa-
gier zich erg dicht bij de airbag bevindt. De voorpassagiersstoel dient zo
ver mogelijk van de airbag af te staan, met de rugleuning rechtop.
Kinderen die niet goed op de stoel zitten en/of niet goed vastzitten, kun-
nen ernstig letsel oplopen door een geactiveerde airbag. Gebruik de veilig-
heidsgordels nooit voor baby's of kleine kinderen, maar zet hen goed vast
in een baby- of kinderzitje. Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kinde-
ren op de achterstoelen plaatsnemen en op de juiste wijze vastzitten. Ach-
terin zitten kinderen veiliger dan op de voorpassagiersstoel. (Blz. 158)
Ga niet op het puntje van de stoel zitten
en leun niet op het dashboard.
Laat een kind niet op de passagiers-
stoel staan of bij een voorpassagier op
schoot zitten.
Voor bestuurder en voorpassagier:
houd tijdens het rijden niets op uw
schoot.
Auto's zonder curtain airbags: leun niet
tegen het voorportier.
Auto's met curtain airbags: leun niet
tegen het portier, de langsdrager in het
dak of de voor-, midden- of achterstijl.
155
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Laat niemand op de passagiersstoel
knielen met het hoofd naar het portier
gericht en laat niemand zijn hoofd of
handen buiten de auto steken.
Bevestig niets aan en laat niets rusten
tegen componenten als het dashboard,
het stuurwielkussen of het onderste
deel van het dashboard.
Alles wat op deze componenten beves-
tigd is of ertegenaan rust, kan als een
projectiel worden gelanceerd als de air-
bag voor de bestuurder, de airbag voor
de voorpassagier of de knie-airbag
geactiveerd wordt.
Auto's zonder curtain airbags: bevestig
niets aan gedeeltes zoals portier, voor-
ruit of portierruit.
Auto's met curtain airbags: bevestig
niets aan het portier, de voorruit, de
portierruit, de voor-, midden- en achter-
stijl, de langsdrager in het dak of de
handgreep. (Behalve het label voor de
snelheidsbeperking P. 543)
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop: bevestig geen zware,
scherpe of harde voorwerpen zoals
sleutels of accessoires aan de contact-
sleutel. De voorwerpen kunnen het acti-
veren van de knie-airbag hinderen, of
weggeslingerd worden in de richting
van de bestuurdersstoel door de kracht
waarmee de airbag wordt geactiveerd.
156
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Auto's met curtain airbags: hang geen kleerhangers of andere harde voor-
werpen aan de kledinghaakjes. Dergelijke voorwerpen kunnen als een
projectiel gelanceerd worden en ernstig letsel veroorzaken wanneer de
curtain airbags geactiveerd worden.
Verwijder een eventueel aanwezige afdekking van de plaats waar de knie-
airbag uit het dashboard komt.
Gebruik geen accessoires op de stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags geactiveerd worden, afdekken omdat dat een
negatieve invloed kan hebben op een juiste werking van de side airbags.
Dergelijke accessoires kunnen tot resultaat hebben dat de side airbags
niet op de juiste wijze geactiveerd worden, helemaal niet geactiveerd wor-
den of per ongeluk geactiveerd worden, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
Sla niet, en oefen ook geen overmatige kracht uit, op onderdelen waarin
airbags aanwezig zijn. (Blz. 148)
Als dat wel gebeurt, kunnen er storingen aan de SRS-airbags ontstaan.
Raak onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat de SRS-air-
bags geactiveerd zijn omdat deze heet kunnen zijn.
Als u na het activeren van de SRS-airbags moeilijkheden met de ademha-
ling ondervindt, open dan een portier of ruit om frisse lucht binnen te laten
of verlaat de auto als u dat op een veilige manier kunt doen. Als er poeder-
deeltjes op uw huid zijn terechtgekomen, was deze er dan zo snel moge-
lijk af om huidirritatie te voorkomen.
Auto's zonder curtain airbags: als de delen van de auto waarin airbags
ondergebracht zijn, zoals het stuurwielkussen, beschadigd of gescheurd
zijn, laat deze dan vervangen door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Auto's met curtain airbags: als de delen van de auto waarin airbags onder-
gebracht zijn, zoals het stuurwielkussen en de bekleding van de voor- en
achterstijlen, beschadigd of gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
157
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Wijzigingen aan en afvoeren van onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van onderstaande veranderingen uit zon-
der eerst een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te raadplegen.
De airbags kunnen defect raken of per ongeluk worden geactiveerd (opge-
blazen), waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Plaatsen, verwijderen, demonteren en repareren van de airbags.
Reparaties, wijzigingen, verwijderen of vervangen van het stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard, stoelen of stoelbekleding, voor-, midden-
en achterstijlen en dakzijrail.
Reparaties of wijzigingen aan het voorspatbord, de voorbumper of de zij-
kant van het passagierscompartiment.
Plaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of lier.
Wijzigingen aan de wielophanging van de auto.
Plaatsen van elektronische apparatuur als een mobiele tweewegradio
(zend-/ontvanginstallatie) of CD-speler.
158
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Baby- en kinderzitjes
Punten om rekening mee te houden
Studies hebben uitgewezen dat het plaatsen van een baby- of kinder-
zitje op de achterstoel veel veiliger is dan op de voorpassagiersstoel.
Kies een baby- of kinderzitje dat past bij uw auto en dat geschikt is
voor de leeftijd en de lengte van het kind.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiks-
aanwijzing van de fabrikant van het zitje.
In deze handleiding vindt u algemene aanwijzingen met betrekking
tot het plaatsen. (Blz. 166)
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor baby- en kinder-
zitjes, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige voor het plaatsen van het baby- of kinder-
zitje.
Toyota raadt aan om een zitje te kiezen met het keurmerk
“ECE R44”.
Soorten baby- en kinderzitjes
Het keurmerk ECE R44 maakt onderscheid tussen 5 groepen baby-
en kinderzitjes.
Groep 0: Minder dan 10 kg (0 - 9 maanden)
Groep 0+: Minder dan 13 kg (0 - 2 jaar)
Groep I: 9 - 18 kg (9 maanden - 4 jaar)
Groep II: 15 - 25 kg (4 - 7 jaar)
Groep III: 22 - 36 kg (6 jaar - 12 jaar)
In deze handleiding wordt het plaatsen van 3 veel gebruikte typen zit-
jes die vast kunnen worden gezet met de veiligheidsgordel nader uit-
gelegd:
Toyota raadt sterk aan gebruik te maken van zitjes.
159
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Babyzitje
Komt overeen met groep 0 en 0+
van ECE R44
Kinderzitje
Komt overeen met groep 0+ en I
van ECE R44
Zitkussen
Komt overeen met groep II en III
van ECE R44
160
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- en kinderzitjes in
verschillende zitposities kunnen worden geplaatst.
AANWIJZING:
Gebruik nooit een baby- of kinderzitje op de passagiersstoel zonder de
passagiersairbag uit te schakelen.
Bij auto's met een hendel voor de hoogteverstelling moet de zitting in de
hoogste stand worden gezet.
Voorpassa-
giersstoel Tweede zitrij Derde zitrij
Aan/uit-schake-
laar airbag
AAN UIT Bestuur-
ders-
zijde
Passa-
gierszijde Midden Bestuur-
ders-
zijde
Passa-
gierszijde
0
Minder dan
10 kg
(0 - 9 maan-
den)
X
Niet
toege-
staan
UUUUUU
0+
Minder dan
13 kg
(0 - 2 jaar)
X
Niet
toege-
staan
UUUUUU
I
9 - 18 kg
(9 maanden -
4 jaar)
U UUUUU
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar) U UUUUU
Gewichts-
groep
Zitpositie
161
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Verklaring van lettercodes in de tabel:
U: Geschikt voor een “universeel” zitje dat is goedgekeurd voor
gebruik in deze gewichtsgroep.
X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet ver-
krijgbaar buiten de EU.
AANWIJZING:
Controleer bij baby- of kinderzitjes die niet worden genoemd in de
tabel, of ze geschikt zijn voor gebruik in deze auto. Raadpleeg hier-
voor de fabrikant of de leverancier van het baby- of kinderzitje.
162
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
(met ISOfix-bevestiging)
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby- en kinderzitjes
in verschillende zitposities kunnen worden geplaatst.
Gewichtsgroep Grootte-
klasse Bevestiging
ISOfix-posities
auto
Voor buitenste
zitplaatsen
tweede zitrij
Reiswieg F ISO/L1 X
G ISO/L2 X
0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden) EISO/R1 X
0+
Minder dan 13 kg
(0 - 2 jaar)
EISO/R1 X
DISO/R2 X
CISO/R3 X
I
9 - 18 kg
(9 maanden -
4 jaar)
DISO/R2 X
CISO/R3 X
BISO/F2 IUF
B1 ISO/F2X IUF
AISO/F3 IUF
II
15 - 25 kg
(4 - 7 jaar) –– X
III
22 - 36 kg
(6 - 12 jaar) –– X
163
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Verklaring van lettercodes in de tabel:
IUF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst universeel ISOfix-
baby- of kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
X: ISOfix-positie niet geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje in de
gewichtsgroep en/of grootteklasse.
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet ver-
krijgbaar buiten de EU.
AANWIJZING:
Controleer bij baby- of kinderzitjes die niet worden genoemd in de
tabel, of ze geschikt zijn voor gebruik in deze auto. Raadpleeg hier-
voor de fabrikant of de leverancier van het baby- of kinderzitje.
Als er een zitje op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst, gebruik dan
de volgende instellingen:
Kiezen van een geschikt baby- of kinderzitje
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om
de veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te gebruiken.
Als het kind te groot is voor een zitje, laat het dan plaatsnemen op de
achterstoel en gebruik de veiligheidsgordel in de auto. (Blz. 96)
Zet de stoel in de achterste stand
Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop
Zet de zitting in de hoogste stand
(indien aanwezig)
Plaats het bovenste bevestigingspunt
van de veiligheidsgordel in de laagste
stand
164
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Gebruik van een baby- en kinderzitje
Het gebruik van een baby- of kinderzitje dat niet geschikt is voor deze auto
vormt geen goede bescherming voor het kind. Het kind kan dan (bij plotse-
ling remmen of bij een ongeval) ernstig letsel oplopen.
Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
De meest effectieve bescherming van een kind tijdens een ongeval of bij
hard remmen, is het gebruik van een baby- of kinderzitje dat is afgestemd
op de grootte en het gewicht van het kind. Het vasthouden van een kind in
de armen is geen vervanging voor een baby- of kinderzitje. Bij een onge-
val kan een kind dan de voorruit raken of klem komen te zitten tussen u en
het dashboard.
Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt zitje dat
past bij de lengte van het kind en dat op de achterstoel geplaatst is. In
ongevallenstatistieken is aangetoond dat kinderen minder verwondingen
oplopen als zij op de achterstoelen op de juiste wijze vastzitten dan als zij
op de voorstoel zitten.
Plaats nooit een baby- of kinderzitje tegen de rijrichting in op de voorpas-
sagiersstoel als de aan/uit-schakelaar van de airbag AAN staat.
(Blz. 178)
Bij een ongeval kan het kind ernstig letsel oplopen door de kracht waar-
mee de voorpassagiersairbag wordt geactiveerd.
Plaats een in de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje alleen op de voor-
passagiersstoel als het niet anders kan. Plaats nooit baby- of kinderzitjes
die aan de bovenzijde vastgemaakt moeten worden op de voorpassa-
giersstoel, aangezien deze stoel niet van bovenste bevestigingspunten is
voorzien. Zet de rugleuning zo ver mogelijk omhoog en naar achteren,
omdat de voorpassagiersairbag met aanzienlijke snelheid en kracht wordt
geactiveerd. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan.
Auto's zonder curtain airbags: Laat een kind zijn of haar hoofd of enig
ander deel van het lichaam niet tegen het portier of het deel van de stoel
leunen ter plaatse van de positie van de side airbags, ook niet als het in
een baby- of kinderzitje zit. Anders kan het kind ernstig letsel oplopen als
bij een aanrijding de side airbags worden opgeblazen.
165
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij baby- en kinderzitjes
Auto's met curtain airbags: Laat een kind zijn of haar hoofd of enig ander
deel van het lichaam niet tegen het portier of het deel van de stoel, de
voor- en achterstijl of de dakstijl leunen ter plaatse van de positie van de
side airbags of de curtain airbags, ook niet als het in een baby- of kinder-
zitje zit. Anders kan het kind ernstig letsel oplopen als bij een aanrijding de
side airbags of de curtain airbags worden geactiveerd.
Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant en controleer na het plaatsen van het zitje of het stevig is beves-
tigd. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind bij hard remmen of uitwij-
ken of bij een aanrijding ernstig letsel oplopen.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel
om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door
met een schaar.
Als het baby- of kinderzitje niet in gebruik is
Laat het zitje goed vastzitten op de stoel, zelfs als het niet wordt gebruikt.
Plaats het baby- of kinderzitje niet los in het passagierscompartiment.
Als het baby- of kinderzitje moet worden losgemaakt, verwijder het dan uit
de auto of berg het veilig op in de bagageruimte. Dit voorkomt dat inzitten-
den hierdoor bij hard remmen of uitwijken of bij een ongeval letsel oplo-
pen.
166
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Plaatsen van een baby- of kinderzitje
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het zitje. Zet het zitje ste-
vig vast op de zitplaatsen met de veiligheidsgordel of de ISOFIX-
bevestigingen. Zet het baby- of kinderzitje met de bovenste gordel
vast.
Veiligheidsgordels (bij een
driepuntsveiligheidsgordel met
blokkeerautomaat (ELR) is
een blokkeerclip noodzakelijk)
Tweede zitrij: ISOfix-bevesti-
ging (ISOfix-baby- of kinder-
zitje)
Voor de buitenste stoelen op
de tweede zitrij zijn lage
bevestigingen aanwezig.
(Labels geven aan waar de
bevestigingspunten zich in de
stoelen bevinden.)
Tweede zitrij: Bovenste beves-
tigingspunt (voor bovenste
gordel)
De buitenste zitplaatsen achter
zijn voorzien van bevestigings-
punten.
167
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Plaatsen van een baby- of kinderzitje met behulp van een veilig-
heidsgordel
Baby of kinderzitje waarin het kind met het gezicht tegen de
rijrichting in zit
Tweede zitrij
Zet de stoel in de achterste
stand.
Trek de hendel van de rugleu-
ningverstelling omhoog om de
rugleuning neer te klappen. Zet
de rugleuning zo ver mogelijk
rechtop. (Blz. 86)
Derde zitrij (auto's met derde zitrij)
Verstel de tweede zitrij zodanig
dat deze geen contact maakt
met het zitje.
Trek aan de lus voor de rugleu-
ningverstelling en klap de rugleu-
ning neer. Zet de rugleuning zo
ver mogelijk rechtop. (Blz. 87)
Plaats het zitje op de achterstoel.
STAP
1
STAP
1
STAP
2
168
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Laat de veiligheidsgordel door
de geleiders van het kinderzitje
lopen en steek de gesp in de
gordelsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is.
Plaats een blokkeerclip bij de
gesp van de schouder- en heup-
gordel en haal de gordel door de
openingen van de blokkeerclip.
Maak de gordel weer vast. Maak
de gordel als deze niet goed
strak getrokken is weer los en
plaats de blokkeerclip weer.
In de rijrichting geplaatst kinderzitje
Tweede zitrij
Zet de stoel in de achterste
stand.
Trek de hendel van de rugleu-
ningverstelling omhoog om de
rugleuning neer te klappen. Zet
de rugleuning zo ver mogelijk
rechtop. (Blz. 86)
STAP
3
STAP
4
STAP
1
169
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Derde zitrij (auto's met derde zitrij)
Verstel de tweede zitrij zodanig
dat deze geen contact maakt
met het zitje.
Trek aan de lus voor de rugleu-
ningverstelling en klap de rugleu-
ning neer. Zet de rugleuning zo
ver mogelijk rechtop. (Blz. 87)
Plaats het kinderzitje op de ach-
terstoel.
Laat de veiligheidsgordel door
de geleiders van het kinderzitje
lopen en steek de gesp in de
gordelsluiting. Controleer of de
gordel niet gedraaid is.
Plaats een blokkeerclip bij de
gesp van de schouder- en heup-
gordel en haal de gordel door de
openingen van de blokkeerclip.
Maak de gordel weer vast. Maak
de gordel als deze niet goed
strak getrokken is weer los en
plaats de blokkeerclip weer.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
170
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Zitkussen
Tweede zitrij
Zet de stoel in de achterste
stand.
Trek de hendel van de rugleu-
ningverstelling omhoog om de
rugleuning neer te klappen. Zet
de rugleuning zo ver mogelijk
rechtop. (Blz. 86)
Derde zitrij (auto's met derde zitrij)
Verstel de tweede zitrij zo ver
naar voren dat er genoeg ruimte
is voor het kind.
Trek aan de lus voor de rugleu-
ningverstelling en klap de rugleu-
ning neer. Zet de rugleuning zo
ver mogelijk rechtop. (Blz. 87)
Plaats het zitkussen op de ach-
terstoel.
STAP
1
STAP
1
STAP
2
171
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Plaats het kind op het zitkussen.
Zet het kind vast met de veilig-
heidsgordel volgens de aanwij-
zingen van de fabrikant en steek
de gesp in de gordelsluiting.
Controleer of de gordel niet
gedraaid is.
Controleer of de schoudergordel
goed over de schouder van het
kind loopt en het heupgedeelte zo
laag mogelijk ligt. (Blz. 96)
Verwijderen van een baby- of kinderzitje dat is vastgezet met een
veiligheidsgordel
Druk de ontgrendelknop op de
gordelsluiting in en laat de gordel
helemaal oprollen.
STAP
3
172
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Plaatsen met ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-zitje) (auto's
met tweede zitrij)
Zet de stoel in de achterste
stand.
Klap de rugleuning naar voren
en daarna zo ver mogelijk
rechtop. Klik de rugleuning vast
in de zevende stand. (Blz. 86)
Eerste stand
Zevende stand
Controleer de posities van de
onderste bevestigingspunten en
plaats het zitje op de stoel.
Als het zitje een bovenste gordel
heeft, moet deze worden vastge-
zet aan de bovenste bevesti-
gingspunten.
STAP
1
STAP
2
173
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Zitjes met een lus aan de bovenzijde (auto's met tweede zitrij)
Maak het baby- of kinderzitje vast met een veiligheidsgordel
of de ISOfix-bevestigingen, en doe het volgende:
Zet de hoofdsteun in de hoogste
stand. (Blz. 94)
Maak de haak vast aan de
bevestigingssteun en maak de
bovenste gordel vast.
Controleer of de bovenste gordel
goed vastzit.
Haak
Bovenste gordel
Bevestigingspunt
STAP
1
STAP
2
STAP
3
Wanneer u een baby- of kinderzitje plaatst met een veiligheidsgordel
Voor het plaatsen van een baby- of kinderzitje met een veiligheidsgordel is
een speciale blokkeerclip nodig. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
het baby- of kinderzitje. Als uw zitje niet over een blokkeerclip beschikt, kunt
u deze kopen bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Blokkeerclip voor baby- of kinderzitje
(Onderdeelnr. 73119-22010)
174
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Volg de aanwijzingen in de montagehandleiding van het baby- of kinderzitje
en zet het kinderzitje goed vast.
Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt vastgezet, kan het kind of een
andere passagier bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre of een aanrij-
ding ernstig letsel oplopen.
Als het kinderzitje niet goed gemon-
teerd kan worden omdat de bestuur-
dersstoel in de weg zit, moet het
kinderzitje rechts achterin (auto's met
linkse besturing) of links achterin
(auto's met rechtse besturing) worden
gemonteerd.
Verstel de voorpassagiersstoel zoda-
nig dat deze geen contact maakt met
het baby- of kinderzitje.
Een zitje dat op de derde zitrij is
geplaatst mag de rugleuning van de
tweede zitrij niet raken.
Als er een zitje waarin het kind met het
gezicht in de rijrichting zit of zitkussen
op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk
naar achteren worden geschoven.
Als dat niet gedaan wordt, kan er ern-
stig letsel ontstaan als de airbags geac-
tiveerd worden.
175
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Zet beide zittingen (tweede zitrij) en
beide rugleuningen in dezelfde stand
wanneer een baby- of kinderzitje in het
midden op de tweede zitrij wordt
geplaatst. Anders kan het zitje niet ste-
vig vast worden gezet en kan bij plotse-
ling remmen of uitwijken of bij een
aanrijding ernstig letsel met fatale
gevolgen optreden.
Zelfde hoek
Zelfde stand (tweede zitrij)
Gebruik nooit een tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel als de aan/uit-
schakelaar voor de airbag ON staat.
(Blz. 178)
Bij een ongeval kan het kind ernstig let-
sel oplopen door de kracht waarmee de
voorpassagiersairbag wordt geacti-
veerd.
176
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor baby- en kinderzitjes,
neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige voor het plaatsen van het baby- of kinderzitje.
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel
over het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet
langs de nek van het kind lopen, maar mag ook niet van de schouder van
het kind vallen. Als de gordel niet goed over de schouder ligt, kan het kind
bij plotseling remmen of uitwijken of bij een aanrijding ernstig letsel oplo-
pen.
Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting valt en of de gordel niet
gedraaid is.
Een waarschuwingslabel op de zonne-
klep aan passagierszijde geeft aan dat
het niet is toegestaan om een tegen de
rijrichting in geplaatst baby- of kinder-
zitje op de voorpassagiersstoel te plaat-
sen.
In onderstaande afbeelding is het label
in detail te zien.
177
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Beweeg het kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en naar
achteren om te controleren of het goed is geplaatst.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant.
Het correct vastzetten van een baby- of kinderzitje aan de bevesti-
gingspunten
Controleer bij het gebruik van de onderste bevestigingspunten of er geen
vreemde voorwerpen rond de bevestigingspunten aanwezig zijn en of de
gordel niet klem zit achter het baby- of kinderzitje. Controleer of het baby- of
kinderzitje goed vastzit. Als het zitje niet stevig vastzit, kan het kind of een
andere passagier bij hard remmen, een uitwijkmanoeuvre of een ongeval
ernstig letsel oplopen.
178
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Aan/uit-schakelaar airbag
Met dit systeem kan de voorpassagiersairbag worden uitgeschakeld.
Schakel deze airbags alleen uit als er een baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel gebruikt wordt.
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Controlelampje
PASSENGER AIRBAG
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop: Het contro-
lelampje gaat branden als het
airbagsysteem is ingescha-
keld (alleen als het contact
AAN staat).
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop: Het contro-
lelampje gaat branden als het
airbagsysteem is ingescha-
keld (alleen als het contact
AAN staat).
Aan/uit-schakelaar airbag
179
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
Auto's met automatische airconditioning
Controlelampje
PASSENGER AIRBAG
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop: Het contro-
lelampje gaat branden als het
airbagsysteem is ingescha-
keld (alleen als het contact
AAN staat).
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop: Het contro-
lelampje gaat branden als het
airbagsysteem is ingescha-
keld (alleen als het contact
AAN staat).
Aan/uit-schakelaar airbag
180
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Voorpassagiersairbag uitschakelen
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop: Steek de
sleutel in de slotcilinder en zet de
slotcilinder in stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat
branden (alleen als het contact
AAN staat).
Auto's met Smart entry-systeem
en startknop: Steek de mechani-
sche sleutel in de slotcilinder en
zet de slotcilinder in stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat
branden (alleen als het contact
AAN staat).
Informatie over aanduiding PASSENGER AIRBAG
Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing
in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
ON noch OFF gaat branden.
Het controlelampje verandert niet wanneer de aan/uit-schakelaar van
stand ON naar OFF wordt verzet.
181
1-7. Veiligheidsinformatie
1
Voordat u gaat rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby- of kinderzitje altijd achterin.
Als de achterstoel niet kan worden gebruikt, mag de voorstoel worden
gebruikt zo lang de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand OFF wordt
gezet.
Als de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON blijft staan, kan de
kracht die met het activeren (opblazen) van de airbag gepaard gaat, ernstig
letsel veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON staat.
Als het systeem uitgeschakeld blijft, zal de airbag in geval van een aanrijding
niet worden geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
182
1-7. Veiligheidsinformatie
VERSO_WE_OM64574E
2
Tijdens het rijden
183
VERSO_WE_OM64574E
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto ........... 184
Contactslot (auto's zonder
Smart entry-systeem en
startknop) ....................... 198
Startknop (auto's met
Smart entry-systeem en
startknop) ....................... 202
Multidrive CVT .................. 208
Handgeschakelde
transmissie ..................... 214
Richtingaanwijzer-
schakelaar ...................... 218
Parkeerrem....................... 219
Claxon .............................. 221
2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers............... 222
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes... 227
Multi-informatiedisplay...... 232
2-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar................. 244
Schakelaar mistlampen .... 251
Ruitenwissers en
-sproeiers........................ 252
Achterruitenwisser en
-sproeier ......................... 257
2-4. Gebruik van overige
rijsystemen
Cruise control.................... 258
Snelheidsbegrenzer.......... 262
Toyota Parking Assist-
sensor............................. 265
Stop & Start-systeem........ 273
Ondersteunende
systemen ........................ 280
2-5. Rijinformatie
Lading en bagage............. 286
Rijden in de winter ............ 289
Rijden met een
aanhangwagen............... 293
184
VERSO_WE_OM64574E
2-1. Rijprocedures
Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures.
Starten van de motor (Blz. 198, 202)
Rijden
Multidrive CVT
Houd het rempedaal ingetrapt en zet de selectiehendel in
stand D of M. (Blz. 208)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 219)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam
het gaspedaal in om de auto in beweging te brengen.
Handgeschakelde transmissie
Houd het koppelingspedaal volledig ingetrapt en zet de
selectiehendel in de 1e versnelling. (Blz. 214)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 219)
Laat het koppelingspedaal geleidelijk opkomen. Trap tege-
lijkertijd het gaspedaal langzaam in om de auto in bewe-
ging te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
Multidrive CVT
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D of M staat, het
rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P of N als de auto langdurig stil-
staat. (Blz. 208)
Handgeschakelde transmissie
Trap het rempedaal in terwijl het koppelingspedaal geheel
ingetrapt is.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand N als de auto langdurig stilstaat.
(Blz. 214)
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
185
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Parkeren van de auto
Multidrive CVT
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D of M staat, het
rempedaal in.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 219)
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 208)
Plaats bij het parkeren op een helling, indien nodig, wielblokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact UIT en schakel de motor uit.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact UIT en schakel de motor uit.
Vergrendel het portier nadat u gecontroleerd hebt of u de
sleutel bij u hebt.
Handgeschakelde transmissie
Trap het rempedaal in terwijl het koppelingspedaal geheel
ingetrapt is.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 219)
Zet de selectiehendel in stand N. (Blz. 214)
Zet de auto bij het parkeren op een helling in de 1e versnelling of
de achteruit. Plaats, indien nodig, wielblokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact UIT en schakel de motor uit.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact UIT en schakel de motor uit.
Vergrendel het portier nadat u gecontroleerd hebt of u de
sleutel bij u hebt.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
186
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Wegrijden op een helling
Multidrive CVT
Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D of
M.
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
Deactiveer de parkeerrem.
Handgeschakelde transmissie
Activeer de parkeerrem, trap het koppelingspedaal volledig in
en zet de selectiehendel in de 1e versnelling.
Trap het gaspedaal een beetje in en laat tegelijkertijd het kop-
pelingspedaal geleidelijk opkomen.
Deactiveer de parkeerrem.
Hill Start Assist Control
De Hill Start Assist Control helpt u bij het wegrijden vanuit stilstand op een
steile of gladde helling. (Blz. 280)
Rijden in de regen
Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek kan
er zich dan immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
187
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Motortoerental tijdens het rijden (auto's met Multidrive CVT)
In de volgende gevallen kan het motortoerental tijdens het rijden te hoog
oplopen. Dit is het gevolg van automatisch op- of terugschakelen, al naar
gelang de rijomstandigheden. Het duidt niet op plotseling accelereren.
Het systeem signaleert dat de auto een helling op of af rijdt
Als het gaspedaal wordt losgelaten
Als het rempedaal is ingetrapt en de sportmodus is geselecteerd.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te hou-
den met onderstaande aanwijzingen:
De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
De eerste 1.000 km:
Rijd niet met extreem hoge snelheden.
Vermijd plotseling sterk accelereren.
Rijd niet langdurig in een lage versnelling.
Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
Remsysteem met in remschijf geïntegreerde parkeerremtrommel
Uw auto is uitgerust met een remsysteem met in de remschijf geïntegreerde
parkeerremtrommel. Deze trommelremmen moeten regelmatig worden bij-
gesteld. Bij het vervangen van onderdelen van de parkeerrem, dienen ze te
worden afgesteld. Laat de trommelremmen van uw auto bijstellen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
188
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Controlelampje voor milieubewust rijden (indien aanwezig)
Stationair draaien vóór uitzetten van de motor (alleen dieselmotor)
Laat de motor stationair draaien na rijden met hoge snelheden of oprijden
van een helling om schade aan de turbo te voorkomen.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(Blz. 583)
Tijdens milieuvriendelijk accelereren
(ECO-rijden) gaat het ECO-controle-
lampje branden. Wanneer de acceleratie
buiten het Eco-bereik valt en wanneer de
auto tot stilstand komt, gaat het lampje
uit.
In de volgende gevallen werkt het ECO-
controlelampje niet:
De selectiehendel staat in een andere
stand dan D.
De SPORT-modus is ingesteld.
(Blz. 209)
De paddle shift-schakelaar wordt
bediend terwijl de selectiehendel in
stand D staat.
De rijsnelheid is ongeveer 130 km/h of
hoger.
Het ECO-controlelampje kan worden in-
en uitgeschakeld. (Blz. 240)
Rijomstandigheden Stationair draaien
Normaal stadsgebruik Niet nodig
Rijden met
hoge snelheid
Constante snelheid van
ongeveer 80 km/h Ongeveer
20 seconden
Constante snelheid van
ongeveer 100 km/h Ongeveer 1 minuut
Oprijden van een helling of langdurig rijden met
een snelheid van 100 km/h of hoger (rijden op een
circuit enz.)
Ongeveer
2 minuten
189
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Bij het starten van de auto (auto's met Multidrive CVT)
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als de auto stilstaat en de motor draait.
Dit voorkomt kruipen van de auto.
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het gaspedaal intrapt,
kan de onverwachte acceleratie leiden tot een ongeval, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Bij het achteruitrijden draait u wellicht uw lichaam, waardoor het bedie-
nen van de pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de pedalen altijd goed
kunt bedienen.
Zorg ervoor dat u altijd een juiste rijhouding aanneemt waarbij het rem-
pedaal en het gaspedaal op de juiste manier ingetrapt kunnen worden
zelfs wanneer u de auto slechts een klein stukje verrijdt.
Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het rempedaal
met uw linkervoet intrapt, kan in een noodgeval uw reactie vertraagd
worden, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Rijd niet met de auto over licht ontvlambare materialen en parkeer de auto
ook niet in de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen kunnen zeer heet worden. Er
bestaat brandgevaar in de buurt van dergelijke materialen.
Laat bij auto's met Multidrive CVT de auto niet achteruit rollen als de voor-
uitversnelling is ingeschakeld of vooruit rollen terwijl de selectiehendel in
stand R staat.
Als dat wel gebeurt, kan de motor afslaan of kan de auto niet op de juiste
manier op rem- en stuurcommando's reageren, waardoor een ongeval of
schade aan de auto kan ontstaan.
Als u in de auto uitlaatgas ruikt, open dan de ruiten en controleer of de
achterklep gesloten is.
Door grote hoeveelheden uitlaatgassen in de auto kan de bestuurder sla-
perig worden en een ongeval veroorzaken, hetgeen kan resulteren in ern-
stig letsel. Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
190
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Auto's met Multidrive CVT: zet de selectiehendel nooit in stand P terwijl de
auto nog rijdt.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand R.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het achteruitrijden niet in een vooruitversnel-
ling.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N. Als u dat wel doet,
wordt de verbinding tussen de motor en de transmissie verbroken. Als de
selectiehendel in stand N staat, is afremmen op de motor niet mogelijk.
Zet de motor niet uit tijdens het rijden. Door de motor tijdens het rijden uit
te zetten, verliest u niet de controle over het stuurwiel of de remmen, maar
werkt de bekrachtiging van deze systemen niet meer. Hierdoor zal het
remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval de
auto aan de kant zodra dit veilig kan.
In geval van nood echter, bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op de nor-
male manier tot stilstand kan worden gebracht: Blz. 574
Rem bij het afdalen van een steile helling af op de motor (terugschakelen)
om een veilige snelheid aan te kunnen houden.
Het continu gebruiken van de remmen kan leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (Blz. 208, 214)
Trap tijdens het stilstaan op een helling het rempedaal in en activeer de
parkeerrem om te voorkomen dat de auto voor- of achteruit rolt en een
aanrijding wordt veroorzaakt.
Verstel het stuurwiel, de stoel en de binnen- of buitenspiegel niet tijdens
het rijden.
Als u dat wel doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
191
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere lichaams-
delen binnen de auto houden omdat ze anders ernstig letsel kunnen oplo-
pen.
Rijden op glad wegdek
Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de banden hun
grip verliezen waardoor u de controle over de auto kunt verliezen, met
mogelijk een ongeval tot gevolg.
Door plotseling accelereren, afremmen op de motor als gevolg van terug-
schakelen of veranderingen in het motortoerental kan de auto in een slip
raken. Dit kan leiden tot een ongeval.
Trap, nadat u door een plas bent gereden, het rempedaal lichtjes in om
ervoor te zorgen dat de remmen goed werken. Door natte remblokken kan
de remwerking afnemen. Remmen die aan één kant van de auto nat zijn
en niet goed werken, kunnen de besturing bemoeilijken met mogelijk een
ongeval tot gevolg.
Bij het bewegen van de selectiehendel (auto's met Multidrive CVT)
Zet de selectiehendel niet in een andere stand als het gaspedaal is inge-
trapt. Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waar-
door een aanrijding en ernstig letsel kan ontstaan.
Bij stilstaande auto
Laat de motor niet met te veel toeren draaien.
Als de transmissie in een andere stand dan P (Multidrive CVT) of N staat,
kan de auto onverwacht in beweging komen, waardoor een ongeval kan
ontstaan.
Laat de motor niet langdurig stationair draaien.
Parkeer de auto als het niet anders kan op een open plek en zorg ervoor
dat er geen uitlaatgassen in het interieur terecht kunnen komen.
Voorkom bij auto's met Multidrive CVT het ontstaan van ongelukken door
het wegrollen van de auto en houd het rempedaal altijd ingetrapt als de
motor draait. Activeer indien nodig de parkeerrem.
Voorkom voor- of achteruitrollen van de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan: trap altijd het rempedaal in en acti-
veer de parkeerrem indien nodig.
192
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Bij stilstaande auto
Voorkom dat de motor met een te hoog toerental draait. Als de motor met
een hoog toerental draait terwijl de auto stilstaat, kan het uitlaatsysteem
oververhit raken, hetgeen brand kan veroorzaken als er brandbaar materi-
aal aanwezig is.
Als de auto geparkeerd is
Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken frisdrank in de auto
liggen als deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
Een aansteker of spuitbus kan gas gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
De temperatuur in de auto kan zo hoog oplopen dat kunststof brillen-
glazen en kunststof monturen kunnen vervormen of barsten.
Blikjes frisdrank kunnen openbarsten, waardoor de inhoud in het interi-
eur terechtkomt. Bovendien kan de vloeistof kortsluiting in de elektri-
sche componenten veroorzaken.
Activeer altijd de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P (Multidrive
CVT), zet de motor uit en sluit de auto af.
Laat de auto niet onbeheerd achter met draaiende motor.
Raak de uitlaatpijp niet aan als de motor draait en ook niet net na het uit-
zetten van de motor.
Anders kunt u brandwonden oplopen.
Laat de motor niet draaien op een plaats waar sneeuw de afvoer van de
uitlaatgassen zou kunnen belemmeren. Als zich sneeuw rond de auto
ophoopt terwijl de motor draait, kunnen uitlaatgassen zich verzamelen en
in de auto terechtkomen. Dit kan zeer schadelijk zijn voor de gezondheid.
193
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide (CO), een kleurloos en reukloos gas.
Het inademen van uitlaatgassen kan zeer schadelijk zijn voor de gezond-
heid.
Zet de motor uit als de auto zich in een slecht geventileerde omgeving
bevindt. In een afgesloten ruimte, zoals een garage, kunnen uitlaatgassen
zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit kan zeer schadelijk zijn voor
de gezondheid.
Het uitlaatsysteem moet regelmatig worden gecontroleerd. Laat uw auto
nakijken en repareren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige bij gaten of scheuren als gevolg van corrosie of beschadigingen aan
verbindingsstukken, of bij een abnormaal geluid aan het uitlaatsysteem.
Anders zouden er uitlaatgassen in de auto terecht kunnen komen die zeer
schadelijk zijn voor de gezondheid.
Als u even gaat slapen in de auto
Zet de motor altijd uit.
Anders zou u per ongeluk de selectiehendel uit de vrijstand kunnen zetten of
het gaspedaal in kunnen trappen, waardoor de motor oververhit zou kunnen
raken en brand kan ontstaan. Verder kunnen uitlaatgassen in een slecht
geventileerde omgeving in de auto terechtkomen, hetgeen zeer schadelijk is
voor de gezondheid.
194
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Tijdens het remmen
Rijd voorzichtiger wanneer de remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat zijn en bovendien kan het vocht
ertoe leiden dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de
andere kant. Ook de werking van de parkeerrem kan door vocht in nega-
tieve zin beïnvloed worden.
Rijd niet te dicht achter een andere auto als de rembekrachtiging niet
werkt en vermijd afdalingen en scherpe bochten die krachtig afremmen
noodzakelijk maken.
In dit geval kan de auto nog wel worden afgeremd, maar moet er een gro-
tere kracht op het rempedaal worden uitgeoefend dan normaal. De rem-
weg zal ook langer zijn. Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
Rem niet “pompend” als de motor afgeslagen is.
Elke keer dat het rempedaal wordt ingetrapt, wordt er weer een gedeelte
van de reserveremdruk verbruikt.
Het remsysteem bestaat uit twee afzonderlijke hydraulische systemen: als
een van de beide systemen uitvalt, werkt het andere systeem nog wel. In
dat geval moet het rempedaal krachtiger worden ingetrapt dan gewoonlijk
en neemt ook de remweg toe.
Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
195
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Tijdens het rijden
Auto's met Multidrive CVT
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het aandrijfkoppel mogelijk af.
Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn plaats te
houden en trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal gelijktij-
dig in.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het aandrijfkoppel mogelijk af.
Schakel alleen een andere versnelling in als het koppelingspedaal hele-
maal is ingetrapt. Laat na het schakelen het koppelingspedaal geleidelijk
opkomen. Anders kunnen de koppeling, de transmissie en de versnellin-
gen beschadigd raken.
Let op het volgende om te voorkomen dat de koppeling beschadigd raakt.
Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal rusten.
Dit kan overmatige slijtage van het koppelingspedaal tot gevolg heb-
ben.
Gebruik voor het wegrijden alleen de eerste versnelling.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling stil te laten staan.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Zet de selectiehendel niet in stand R terwijl de auto nog rijdt. Anders kun-
nen de koppeling, de transmissie en de versnellingen beschadigd raken.
Bij het parkeren van de auto (auto's met Multidrive CVT)
Zet de selectiehendel altijd in stand P. Als de selectiehendel niet in stand P
staat, kan de auto in beweging komen of plotseling accelereren als het gas-
pedaal onbedoeld wordt ingetrapt.
196
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Vermijd schade aan onderdelen van de auto
Draai het stuurwiel niet gedurende langere tijd in een van beide richtingen
tegen de aanslag aan.
Hierdoor kan schade aan de stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
Rijd zo langzaam mogelijk over oneffenheden in de weg om schade aan
de wielen, de onderzijde van de auto, enz. te vermijden.
Alleen dieselmotor: Laat na het rijden met hoge snelheden of het oprijden
van een helling de motor stationair draaien. Zet de motor pas af als de
turbo is afgekoeld.
Anders kan de turbo beschadigd raken.
Als u een piepend of krassend geluid hoort (remblokslijtage-indicato-
ren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig vervangen
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de remblokken niet op tijd vervangen worden, kunnen de remschijven
beschadigd raken.
Het rijden met een auto waarvan de remblokken en/of de remschijven de slij-
tagelimiet te dicht genaderd zijn, is gevaarlijk.
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot de onderstaande situaties.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk in om de
auto tot stilstand te brengen.
Het kan moeilijk zijn om de auto onder controle te houden.
De auto kan abnormale geluiden maken.
De auto kan zich abnormaal gedragen.
Informatie over wat u moet doen in het geval van een lekke band.
(Blz. 522, 539)
197
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d. zijn overstroomd. Indien u dat
toch doet, kan de auto hierdoor ernstig worden beschadigd.
Motor slaat af
Kortsluiting in elektrische componenten
Motorschade door onderdompeling in water
Na het rijden op een overstroomde weg moet het volgende worden nageke-
ken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Remwerking
Peil en kwaliteit van motorolie, transmissievloeistof, enz.
Smering van lagers en kogelgewrichten van de wielophanging (indien
mogelijk) en werking van alle verbindingsstukken, lagers, enz.
198
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Contactslot (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop)
Starten van de motor
Multidrive CVT
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het rempedaal
stevig in.
Zet het contact in stand START en start de motor.
Handgeschakelde transmissie (benzinemotor)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het koppelingspe-
daal stevig in.
Zet het contact in stand START en start de motor.
Handgeschakelde transmissie (dieselmotor)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het koppelingspe-
daal stevig in.
Zet het contact AAN.
Controlelampje gaat branden.
Zet het contact in stand START en start de motor nadat
controlelampje uit is gegaan.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
199
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Startknop
UIT
Het stuurwiel is geblokkeerd
en de sleutel kan worden ver-
wijderd. (Auto's met Multidrive
CVT: de sleutel kan alleen wor-
den verwijderd als de selectie-
hendel in stand P staat.)
ACC
Sommige elektrische compo-
nenten zoals het audiosysteem
kunnen worden gebruikt.
AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
START
Motor starten.
200
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 124)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Functie sleutel in contactslot
Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl het contact in stand ACC of
UIT staat, klinkt er een zoemer die u helpt herinneren dat u de sleutel moet
verwijderen.
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gaspe-
daal in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Zet het contact nooit UIT.
Als in een noodgeval de motor moet worden uitgezet terwijl de auto nog rijdt,
zet u het contact uitsluitend in stand ACC. (Blz. 574)
Soms kan de sleutel bij het starten moei-
lijk vanuit UIT worden gedraaid. Draai het
stuurwiel enigszins naar links of naar
rechts om het stuurslot te ontgrendelen.
201
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet in stand ACC of AAN staan wanneer de motor gedu-
rende langere tijd niet draait.
Bij het starten van de motor
Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden onafgebroken werken.
Anders kunnen de startmotor en de bedrading oververhit raken.
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmid-
dellijk controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
202
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Startknop (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u een elektronische
sleutel bij u hebt, wordt de motor gestart of de stand van het contact
veranderd.
Starten van de motor
Multidrive CVT
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het rempedaal
stevig in.
Het controlelampje in de startknop gaat groen branden.
Druk op de startknop.
De motor kan vanuit elke stand
van het contact worden
gestart.
Houd het rempedaal ingetrapt
tot de motor draait. De motor
wordt gestart totdat hij aan-
slaat, waarbij elke startpoging
maximaal 30 seconden duurt.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
203
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Handgeschakelde transmissie
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en trap het koppelingspe-
daal stevig in.
Het controlelampje in de startknop gaat groen branden.
Druk op de startknop.
De motor kan vanuit elke stand
van het contact worden
gestart.
Houd het koppelingspedaal
ingetrapt tot de motor draait.
De motor wordt gestart totdat
hij aanslaat, waarbij elke start-
poging maximaal 30 seconden
duurt.
Alleen dieselmotor: het contro-
lelampje gaat branden.
De startmotor wordt ingescha-
keld zodra het controlelampje
is gedoofd.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
204
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Wijzigen van de stand van het contact
De stand kan worden gewijzigd door op de startknop te drukken
zonder het rempedaal (Multidrive CVT) of het koppelingspedaal
(handgeschakelde transmissie) in te trappen. (De stand veran-
dert iedere keer dat op de knop wordt gedrukt.)
UIT*
Alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Stand ACC
Sommige elektrische compo-
nenten zoals het audiosysteem
kunnen worden gebruikt.
Het controlelampje in de start-
knop gaat oranje branden.
AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
Het controlelampje in de start-
knop gaat oranje branden.
*: Auto's met Multidrive CVT: als de selectiehendel in een andere stand
dan stand P staat als de motor uit gezet wordt, gaat het contact naar
stand ACC en niet UIT.
205
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 124)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Stuurslot
Wanneer het contact wordt uitgezet en er vervolgens een portier wordt
geopend en gesloten, blokkeert de stuurslotfunctie het stuurwiel in de hui-
dige stand. Het stuurslot wordt uitgeschakeld wanneer de startknop opnieuw
bediend wordt.
Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Oververhitting van het stuurslot voorkomen
Als de motor in korte tijd herhaaldelijk wordt gestart en afgezet, wordt de
blokkering van het stuurslot uitgeschakeld om oververhitting te voorkomen.
Wacht, als dit gebeurt, een ogenblik zonder de startknop in te drukken. Het
systeem werkt na ongeveer 10 seconden weer normaal.
Als het controlelampje in de startknop oranje knippert
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto direct con-
troleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het groene controlelampje in de start-
knop knippert en er verschijnt een mel-
ding op het multi-informatiedisplay. Druk
op de startknop en draai het stuurwiel
enigszins naar links of naar rechts om het
stuurslot te ontgrendelen.
206
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Auto power off-functie
Auto's met Multidrive CVT
Als stand ACC gedurende meer dan 20 minuten ingeschakeld is en de
selectiehendel in stand P staat, wordt het contact automatisch UIT gezet.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Als het contact gedurende meer dan 20 minuten in stand ACC staat, gaat
het contact automatisch UIT.
Bediening startknop
Druk de startknop kortstondig en krachtig in. Als de knop niet krachtig wordt
ingedrukt, wijzigt de stand van de knop mogelijk niet of wordt de motor niet
gestart. Bovendien is het niet nodig om de knop ingedrukt te houden wan-
neer u hem kortstondig en krachtig indrukt.
Leegraken batterij elektronische sleutel
Blz. 47
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 562
Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
Blz. 63
Aanwijzing voor het Smart entry-systeem met startknop
Blz. 47
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gaspe-
daal in terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
207
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Open en vergrendel de portieren niet wanneer de auto uitrolt, als de motor
bijvoorbeeld afgeslagen is, maar wacht tot de auto volledig en veilig stilstaat.
Rijden met een geblokkeerd stuurwiel kan tot ongevallen leiden waarbij ern-
stig letsel kan ontstaan.
Uitzetten van de motor in noodgevallen
Als u in noodgevallen de motor tijdens het rijden af wilt zetten, houd dan de
startknop gedurende ten minste 2 seconden ingedrukt of druk hem ten min-
ste driemaal achter elkaar kort in. (Blz. 574)
Bedien de startknop echter uitsluitend in noodgevallen tijdens het rijden.
Door de motor tijdens het rijden uit te zetten, verliest u niet de controle over
het stuurwiel of de remmen, maar werkt de bekrachtiging van deze syste-
men niet meer. Hierdoor zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan wan-
neer de motor niet draait.
Bij het starten van de motor
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmid-
dellijk controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bediening startknop
Als u iets ongewoons (bijvoorbeeld meer weerstand) voelt bij het bedienen
van de startknop, kan dit op een storing duiden. Neem onmiddellijk contact
op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
208
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Multidrive CVT
: Indien aanwezig
Kies een schakelstand die past bij de rijomstandigheden.
Bedienen van de selectiehendel
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en zet
de selectiehendel in een andere stand.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt
tussen stand P en D.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en zet
de selectiehendel in een andere stand.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt
tussen stand P en D.
209
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Kiezen van een schakelstand
*1: Zet de selectiehendel onder normale rijomstandigheden in stand D
voor een zo laag mogelijk brandstofverbruik en een zo laag mogelijke
geluidsproductie.
*2: U kunt met de paddle shift-schakelaars een versnelling selecteren om
de motorremwerking te regelen.
Selecteren van een rijmodus
Druk op de schakelaar.
Voor snelle acceleratie en rij-
den in bergachtige gebieden.
Druk nogmaals op deze scha-
kelaar om terug te gaan naar
de normale modus.
Schakelstand Functie
PParkeren van de auto of starten van de motor
RAchteruit
NNeutraalstand
DNormaal rijden*1 of rijden met tijdelijke
schakelstapselectie*2
MSequentiële shiftmatic-sportmodus met 7
versnellingen (Blz. 211)
210
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Rijden in stand D
Selectiehendel
Als de selectiehendel in stand D staat, wordt automatisch de ver-
snelling gekozen die het best bij de rijomstandigheden past.
Paddle shift-schakelaars
Wanneer de selectiehendel in stand D staat, kan de motorremwer-
king tijdelijk worden ingeschakeld.
Opschakelen
Terugschakelen
Behalve wanneer de paddle shift-
schakelaars in werking zijn, wordt
de schakelstap op het instrumen-
tenpaneel vast weergegeven.
De schakelstappen worden echter zelfs in stand D automatisch
gewijzigd als het motortoerental te hoog of te laag is.
211
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Rijden in stand M
Wanneer de selectiehendel in stand M wordt gezet, kan er in 7 scha-
kelstappen worden geschakeld.
Opschakelen
Terugschakelen
Behalve wanneer de selectiehen-
del of paddle shift-schakelaars in
werking zijn, wordt de schakel-
stap op het instrumentenpaneel
vast weergegeven.
De schakelstappen worden echter zelfs in stand M automatisch
gewijzigd als het motortoerental te hoog of te laag is.
212
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Paddle shift-schakelaar
Wanneer de paddle shift-schakelaar in stand D worden bediend, wordt
aan de hand van de rijsnelheid en de rijomstandigheden automatisch
een schakelstap geselecteerd.
Automatisch uitschakelen van de schakelstapselectie in stand D
De schakelstapselectie in stand D wordt in de volgende gevallen uitge-
schakeld:
Paddle shift-schakelaar + wordt gedurende een bepaalde periode inge-
drukt
Als de auto tot stilstand komt
Als het gaspedaal in één versnelling langer dan een bepaalde periode
wordt ingetrapt
Waarschuwingszoemer bij beperking terugschakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijgedrag niet in negatieve zin te
beïnvloeden, kan er onder bepaalde omstandigheden beperkt worden terug-
geschakeld. Onder sommige omstandigheden kan er helemaal niet worden
teruggeschakeld met de selectiehendel of paddle shift-schakelaars. (De
waarschuwingszoemer klinkt dan twee keer.)
Bij het rijden met ingeschakelde cruise control (indien aanwezig)
Ook wanneer de volgende handelingen worden uitgevoerd met als doel op
de motor af te remmen, wordt er niet op de motor afgeremd omdat de cruise
control niet wordt uitgeschakeld.
Terugschakelen naar 6, 5 of 4 tijdens het rijden in stand D of in de
sequentiële shiftmatic-sportmodus met 7 versnellingen. (Blz. 210, 211)
Als tijdens het rijden in stand D de SPORT-modus wordt ingeschakeld.
(Blz. 209)
213
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Automatisch uitschakelen van de SPORT-modus
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Wanneer na het rijden in de sportmodus het contact UIT wordt gezet,
wordt deze stand automatisch uitgeschakeld.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Wanneer na het rijden in de sportmodus het contact UIT wordt gezet,
wordt deze stand automatisch uitgeschakeld.
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan stand P gezet kan
worden
Blz. 559
Als het controlelampje M niet gaat branden nadat de selectiehendel in
stand M is gezet
Als de weergave niet in M verandert in een ander dan het hierboven
beschreven geval, is er mogelijk een defect in het transmissiesysteem aan-
wezig. Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Automatische schakelstapselectie
Als de auto tot stilstand wordt gebracht, schakelt de transmissie automatisch
terug, zodat u in de 1e stap kunt wegrijden.
214
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Handgeschakelde transmissie
: Indien aanwezig
Bedienen van de selectiehendel
Trap het koppelingspedaal
vóór het bedienen van de
selectiehendel helemaal in en
laat het langzaam opkomen.
Zet de selectiehendel in stand R.
Trek de ring onder de pook-
knop omhoog om de selectie-
hendel in de achteruit te
zetten.
215
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Schakeladviesindicator
De schakeladviesindicator dient om het brandstofverbruik en de uit-
laatgasemissie binnen de limieten van het motorvermogen te verla-
gen.
Opschakelen
Terugschakelen
Display schakeladviesindicator
De schakeladviesindicator wordt mogelijk niet weergegeven wanneer uw
voet op het koppelingspedaal rust.
216
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Maximaal toegestane snelheden
Houd u bij maximaal accelereren aan de onderstaande maximaal toege-
stane snelheden in elke versnelling.
Benzinemotor km/h
Dieselmotor km/h
WAARSCHUWING
Display schakeladviesindicator
Uit veiligheidsoverwegingen dient de bestuurder niet uitsluitend op het dis-
play te kijken. Raadpleeg het display alleen wanneer dit veilig kan en reke-
ning houdend met de wegcondities en de verkeersomstandigheden.
Anders kan zich een ongeval voordoen.
Schakelstand Maximale snelheid
148
289
3122
4165
Schakelstand Maximale snelheid
140
281
3127
4180
217
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de transmissie
Trek de ring onder de pookknop alleen omhoog om de selectiehendel in
de achteruit te zetten.
Zet de selectiehendel alleen in de achteruit als de auto stilstaat.
Zet de selectiehendel niet in stand R
zonder eerst het koppelingspedaal in te
trappen.
218
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Richtingaanwijzerschakelaar
De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Als de controlelampjes sneller knipperen dan normaal
Controleer of er een lamp van de richtingaanwijzer voor of achter is doorge-
brand.
Rechts afslaan
Links afslaan
Druk de hendel iets naar
boven en houd hem in die
stand vast als u wilt aange-
ven dat u van rijbaan wilt
wisselen.
De richtingaanwijzers rechts
blijven knipperen totdat u de
hendel weer loslaat.
Druk de hendel iets naar
boven en houd hem in die
stand vast als u wilt aange-
ven dat u van rijbaan wilt
wisselen.
De richtingaanwijzers links blij-
ven knipperen totdat u de hen-
del weer loslaat.
219
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Parkeerrem
Activeren van de parkeerrem
Activeer de parkeerrem terwijl
u het rempedaal ingetrapt
houdt.
Op dat moment gaat het con-
trolelampje branden.
Deactiveren van de parkeerrem
Trek de hendel iets omhoog
Druk de knop in
Druk de hendel volledig
omlaag
220
2-1. Rijprocedures
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik in de winter
Blz. 289
OPMERKING
Voor het rijden
Deactiveer de parkeerrem.
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem geactiveerd is, kunnen de onderdelen
van het remsysteem oververhit raken, waardoor de remprestaties in nega-
tieve zin kunnen worden beïnvloed en de onderdelen van het remsysteem
sneller slijten.
221
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Claxon
Na het afstellen van het stuurwiel
Controleer of het stuurwiel goed vergrendeld is.
Als het stuurwiel niet goed vergrendeld is, klinkt de claxon wellicht niet.
(Blz. 104)
Druk op of vlak bij het merkte-
ken om de claxon te
laten klinken.
222
VERSO_WE_OM64574E
2-2. Instrumentenpaneel
Meters en tellers
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
De volgende meters, tellers en displays zijn verlicht als het con-
tact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De volgende meters, tellers en displays zijn verlicht als het con-
tact AAN is.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens met betrekking tot het rijden
(Blz. 232)
Knop wijzigen weergave
Blz. 224
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is.
223
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Kilometerteller, dagteller, werkingsduur Stop & Start-systeem,
totale werkingsduur Stop & Start-systeem, informatie over beno-
digd onderhoud en display regeling verlichting instrumentenpa-
neel.
Blz. 224
Auto's met rechtse besturing
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
De volgende meters, tellers en displays zijn verlicht als het con-
tact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De volgende meters, tellers en displays zijn verlicht als het con-
tact AAN is.
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens met betrekking tot het rijden
(Blz. 232)
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut
224
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
Wijzigen van de weergave
De weergegeven onderwerpen kunnen worden gewijzigd door op de
toets te drukken.
Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met de auto gereden is.
Dagteller A
Geeft de afstand weer die met de auto gereden is sinds de teller de
laatste keer op nul is gezet.
Door de toets ingedrukt te houden worden de gegevens gereset.
Kilometerteller, dagteller, werkingsduur Stop & Start-systeem,
totale werkingsduur Stop & Start-systeem, informatie over beno-
digd onderhoud en display regeling verlichting instrumentenpa-
neel.
Blz. 224
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is.
Knop wijzigen weergave
225
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Dagteller B
Geeft de afstand weer die met de auto gereden is sinds de teller de
laatste keer op nul is gezet.
Houd de knop ingedrukt om te resetten.
Werkingsduur Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Geeft de tijd aan dat de motor is gestopt door werking van het Stop
& Start-systeem tijdens de huidige rit.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Van het contact AAN naar UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Van het contact AAN naar UIT.
Totale werkingsduur Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Geeft de totale tijd aan dat de motor is gestopt door werking van
het Stop & Start-systeem sinds het systeem voor het laatst is gere-
set.
Informatie over benodigd onderhoud (alleen dieselmotor)
Geeft de afstand aan tot de motorolie moet worden ververst. Als “-”
wordt weergegeven vóór de afstand, betekent dat dat de olie al
ververst had moeten zijn. Laat de motorolie verversen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Geeft de informatie over het benodigde onderhoud weer wanneer het
contact AAN staat.
Methode voor resetten van de informatie over het benodigde onder-
houd (Blz. 420).
226
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
Regeling verlichting instrumentenpaneel
De helderheid van de verlichting van het instrumentenpaneel kan in 5
niveaus worden gewijzigd als de lichtschakelaar aan is.
Druk de lichtschakelaar van het
instrumentenpaneel in.
De helderheid van het instrumen-
tenpaneel verandert iedere keer
dat op de schakelaar wordt
gedrukt. Houd de schakelaar
ingedrukt om snel te wisselen tus-
sen het helderheidsniveau en de
vorige toestand.
10 seconden nadat u voor het laatst op de schakelaar hebt
gedrukt, wordt het verlichtingsniveau automatisch ingesteld.
Het verlichtingsniveau wordt ook ingesteld als u de toets voor het
wijzigen van de weergave indrukt voordat er 10 seconden zijn ver-
streken.
STAP
1
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor en onderdelen van de motor
Laat de naald van de toerenteller niet in het rode gebied komen dat het
maximumtoerental aangeeft.
Als het waarschuwingslampje voor een hoge koelvloeistoftemperatuur
gaat knipperen (rood) of branden, is de motor mogelijk oververhit. Breng in
dat geval de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand en
controleer de motor nadat deze volledig is afgekoeld. (Blz. 569)
STAP
2
227
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
De controlelampjes en waarschuwingslampjes op het instrumenten-
paneel en centrale paneel informeren de bestuurder over de status
van de diverse systemen in de auto.
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende
afbeelding alle controle- en waarschuwingslampjes brandend afge-
beeld.
Instrumentenpaneel (auto's met linkse besturing)*
Instrumentenpaneel (auto's met rechtse besturing)*
*: De eenheden die op de snelheidsmeter, de toerenteller en enkele con-
trolelampjes worden aangegeven, kunnen per motor, transmissie, enz.
verschillend zijn.
228
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
Middenpaneel (auto's met handmatig bediende airconditioning)
Middenpaneel (auto's met automatische airconditioning)
Uitvoeringen voor 7 personen
Uitvoeringen voor 5 personen
Uitvoeringen voor 7 personen
Uitvoeringen voor 5 personen
229
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfs-
status van de verschillende systemen van de auto.
Controlelampje richting-
aanwijzers (Blz. 218) (indien
aanwezig)
Controlelampje SET
(Blz. 258)
Controlelampje
grootlicht (Blz. 245) (indien
aanwezig)
Controlelampje
snelheidsbegrenzer
(Blz. 262)
Controlelampje
achterlicht (Blz. 244) (indien
aanwezig)
ECO-controlelampje
(Blz. 188, 242)
Controlelampje
mistlampen voor
(Blz. 251) (indien
aanwezig)
Controlelampje
Stop & Start-systeem
(Blz. 273)
Controlelampje
mistachterlicht
(Blz. 251) (indien
aanwezig)
Controlelampje uitge-
schakeld Stop & Start-
systeem (Blz. 274)
Controlelampje
Traction Control
(Blz. 281) (Blauw)
Controlelampje koel-
vloeistoftemperatuur
Controlelampje
VSC OFF (Blz. 281) Schakelstandindicator
(Blz. 208)
(dieselmotor)
Controlelampje
voorgloeien
(Blz. 198, 202)
Schakeladviesindicator
(Blz. 215)
(indien
aanwezig)
Controlelampje cruise
control (Blz. 258) Controlelampje SPORT
(Blz. 209)
*1, 3
*1
*1
*1, 2
*4
*1
*3
*1, 5
*3
230
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
*1: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact AAN wordt gezet. Ze
geven aan dat de systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat
de motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn.
Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet
gaat branden of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
*3: Auto's met Multidrive CVT
*4: Het controlelampje wordt blauw wanneer de koelvloeistoftemperatuur
te laag is.
*5: Auto's met handgeschakelde transmissie
Controlelampje
antidiefstalsysteem
(Blz. 124, 136)
(indien aanwezig)
Controlelampje PASSENGER
AIRBAG (Blz. 178)
Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor (Blz. 265)
*1
231
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Als een waarschuwingslampje van een veiligheidssysteem niet gaat branden
Als een lampje van een veiligheidssysteem zoals de waarschuwingslampjes
ABS en SRS-airbag niet gaan branden als u de motor start, kan dat beteke-
nen dat deze systemen niet beschikbaar zijn om u te beschermen in geval
van een ongeval, waardoor ernstig letsel zou kunnen ontstaan. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
als dit gebeurt.
Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storin-
gen in de systemen van de auto. (Blz. 500)
*1: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact AAN wordt gezet. Ze
geven aan dat de systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat
de motor is aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn.
Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet
gaat branden of niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
*3: Het lampje gaat branden om een storing aan te geven.
(Rood) (indien
aanwezig)
(indien
aanwezig) (indien
aanwezig) (indien
aanwezig)
(Uitvoeringen voor
5 personen) (Uitvoeringen voor
7 personen)
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*1
*2
*1, 2
*1, 3
*1
*1
*1
232
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
Multi-informatiedisplay
Het multi-informatiedisplay verschaft de bestuurder uiteenlopende
rijgerelateerde informatie.
Ritinformatie (Blz. 233)
Geeft de actieradius, het
brandstofverbruik en de ove-
rige informatie met betrekking
tot het rijden weer.
Datum (Blz. 233)
Geeft de datum aan en dient
voor het instellen van de
datum.
Weergave buiten-
temperatuur (Blz. 233)
Geeft de buitentemperatuur
aan.
Waarschuwingsmeldingen
(Blz. 509)
Deze worden automatisch
weergegeven als er een sto-
ring optreedt in een van de
systemen van de auto.
233
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Wijzigen weergave op het display
Type A
De onderwerpen die worden
weergegeven, kunnen worden
gewijzigd door op de schakelaar
DISP te drukken.
Type B
De onderwerpen die worden
weergegeven, kunnen worden
gewijzigd door op de schakelaar
DISP te drukken.
Ritinformatie
Display klok en buitentemperatuur
Geeft de datum en de buitentem-
peratuur aan.
Het temperatuurbereik dat kan
worden weergegeven ligt tussen
-40°C en 50°C.
234
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
Actueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofver-
bruik aan.
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde brandstof-
verbruik aan sinds de laatste
reset van de functie.
De functie kan worden gere-
set door de toets DISP langer
dan een seconde in te druk-
ken als het gemiddelde brand-
stofverbruik wordt weergege-
ven.
Het weergegeven gemid-
delde brandstofverbruik is een
globale waarde.
ECO-indicator (indien aanwezig)
De ecozone en de mate van mili-
euvriendelijk rijden worden ge-
baseerd op de acceleratie.
235
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Actieradius
Geeft de geschatte maximale
afstand aan die nog met de in de
tank aanwezige brandstof kan
worden gereden.
Deze afstand wordt berekend
op basis van het gemiddelde
brandstofverbruik. Hierdoor
kan de werkelijke afstand die
nog kan worden gereden,
afwijken van de weergegeven
afstand.
Als er een kleine hoeveelheid
brandstof wordt getankt, wordt
de weergave mogelijk niet bij-
gewerkt.
Auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop:
Zet voor het tanken het con-
tact UIT. Als er wordt getankt
terwijl het contact niet UIT
staat, wordt het display moge-
lijk niet bijgewerkt.
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop:
Zet voor het tanken het con-
tact UIT. Als er wordt getankt
terwijl het contact niet UIT
staat, wordt het display moge-
lijk niet bijgewerkt.
236
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
Gemiddelde rijsnelheid
Geeft de gemiddelde rijsnelheid
aan sinds het starten van de
motor of sinds de laatste reset
van de functie.
De functie kan worden gereset
door de toets DISP langer dan
een seconde in te drukken als de
gemiddelde rijsnelheid wordt
weergegeven.
Verstreken tijd
Geeft de verstreken tijd aan
sinds het starten van de motor of
sinds de laatste reset van de
functie.
De functie kan worden gereset
door de toets DISP langer dan
een seconde in te drukken als de
verstreken tijd wordt weergege-
ven.
237
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Instellen van het display
Vóór het instellen
Roep het instelscherm op het multi-informatiedisplay op terwijl
de auto stilstaat.
Houd de toets DISP ingedrukt
om de instellingsstand te selec-
teren.
Selecteer het gewenste onderwerp in het menuscherm.
Houd de toets DISP ingedrukt om de instellingsstand te selecte-
ren.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
238
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
Instellen van de klok
Selecteer CLOCK (klok) in het menuscherm.
Druk op de toets DISP om de
uren in te stellen.
Wacht na het instellen van de
uren 5 seconden totdat de balk
niet meer wordt weergegeven en
controleer of de uren zijn inge-
voerd.
Druk op de toets DISP om de
minuten in te stellen.
Wacht na het instellen van de
minuten 5 seconden totdat de
balk niet meer wordt weergege-
ven en controleer of de minuten
zijn ingevoerd.
Instellen van de tijdsweergave
Selecteer CLOCK FORMAT op het menuscherm.
Selecteer de gewenste tijds-
weergave.
Houd de DISP-schakelaar inge-
drukt om de keuze in te voeren.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
239
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Instellen van de datum
Selecteer DATE op het menuscherm.
Druk op de toets DISP om het
jaar in te stellen.
Wacht na het instellen van het
jaar 5 seconden totdat de balk
niet meer wordt weergegeven en
controleer of het jaar is inge-
voerd.
Druk op de toets DISP om de
maand in te stellen.
Wacht na het instellen van de
maand 5 seconden totdat de balk
niet meer wordt weergegeven en
controleer of de maand is inge-
voerd.
Druk op de toets DISP om de
dag in te stellen.
Wacht na het instellen van de dag
5 seconden totdat de balk niet
meer wordt weergegeven en con-
troleer of de dag is ingevoerd.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
240
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
Instellen van de datumweergave
Selecteer DATE FORMAT op het menuscherm.
Selecteer de gewenste datum-
weergave.
Houd de DISP-schakelaar inge-
drukt om de keuze in te voeren.
Gewenste taal selecteren
Selecteer LANGUAGE op het menuscherm.
Selecteer de gewenste taal.
Houd de DISP-schakelaar inge-
drukt om de keuze in te voeren.
Instellen van het ECO-controlelampje
Selecteer ECO INDICATOR (ECO-controlelampje) op het
menuscherm.
Selecteer OFF in de weergege-
ven lijst.
Houd de schakelaar ingedrukt.
ECO-controlelampje wordt uitge-
schakeld.
(Selecteer ON (aan) om het ECO-
controlelampje in te schakelen.)
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
241
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Selecteren van de eenheden
Selecteer UNITS op het menuscherm.
Selecteer de gewenste eenheid.
Houd de DISP-schakelaar inge-
drukt om de keuze in te voeren.
Terugkeren naar het vorige scherm
Selecteer BACK op het scherm.
Houd de DISP-schakelaar ingedrukt om de keuze in te voeren.
STAP
1
STAP
2
242
2-2. Instrumentenpaneel
VERSO_WE_OM64574E
ECO-indicator (indien aanwezig)
Wanneer de acceleratie buiten het Eco-bereik valt, registreert het systeem
dat er niet milieubewust met de auto wordt gereden. Het ECO-controle-
lampje gaat uit en de rechter zijde van de ECO-indicator gaat knipperen.
Het systeem treedt niet in werking als tijdens het rijden aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
De selectiehendel staat in een andere stand dan D
De sportmodus is ingesteld
De paddle shift-schakelaar wordt bediend terwijl de selectiehendel in
stand D staat
De rijsnelheid is 130 km/h of hoger
Buitentemperatuurmeter
Onder de volgende omstandigheden wordt mogelijk niet de juiste buiten-
temperatuur weergegeven of duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt (lager dan 20 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoorbeeld bij
het in- of uitrijden van een garage of tunnel)
Wanneer -- wordt weergegeven, is het systeem mogelijk defect.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
De ecozone en de mate van milieuvrien-
delijk rijden worden gebaseerd op de
acceleratie.
ECO-controlelampje
ECO-indicator
Gebied waarbinnen milieuvrien-
delijk wordt gereden
Mate van milieuvriendelijk rijden
op basis van acceleratie
243
2-2. Instrumentenpaneel
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of lichte puntjes verschijnen. Dit ver-
schijnsel is kenmerkend voor LCD-schermen, u kunt het scherm zonder pro-
blemen blijven gebruiken.
OPMERKING
Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het informa-
tiedisplay te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het informatiedis-
play trager reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige vertraging
weergegeven.
244
VERSO_WE_OM64574E
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden bediend.
De parkeerlichten
voor, achterlichten,
kentekenplaat- en
dashboardverlichting
gaan branden.
De koplampen en alle
hierboven genoemde
verlichting gaan bran-
den.
Auto's zonder Smart
entry-systeem en
startknop: De koplam-
pen, de parkeerlich-
ten voor, enz. gaan
automatisch aan en uit
(als het contact AAN
staat).
Auto's met Smart
entry-systeem en
startknop: De koplam-
pen, de parkeerlich-
ten voor, enz. gaan
automatisch aan en uit
(wanneer het contact
AAN staat).
(indien
aanwezig)
245
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Inschakelen van grootlicht
Druk bij ingeschakelde kop-
lampen de hendel naar voren
om het grootlicht in te schake-
len.
Door de hendel weer in de mid-
denstand te zetten, wordt het
grootlicht uitgeschakeld.
Trek de hendel naar u toe om
het grootlicht in te schakelen.
Laat de hendel weer los om het
grootlicht uit te schakelen. U kunt
lichtsignalen geven met de kop-
lampen in- of uitgeschakeld.
Draaiknop koplampverstelling (auto's met halogeenkoplampen)
De koplamphoogte kan worden afgestemd op het aantal passagiers
in de auto en de mate van belading.
Verhogen van de koplamp-
hoogte
Verlagen van de koplamp-
hoogte
246
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
VERSO_WE_OM64574E
Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Voertuigcategorie M1*
Voertuigcategorie N1*
*: Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Beladingstoestand
Stand bedieningsschakelaar
5-PERSOONS-
AUTO 7-PERSOONS-
AUTO
Bestuurder alleen 0 0
Bestuurder en voorpassagier 0 0
Bestuurder en voorpassagier
En alle achterste zitplaatsen bezet. 11
Maximaal aantal passagiers 1 2
Maximaal aantal passagiers en maxi-
male belading in bagageruimte. 33
Bestuurder en maximale belading in
de bagageruimte 44
Beladingstoestand Stand bedieningsschakelaar
Bestuurder alleen 0
Bestuurder en maximale belading in
de bagageruimte 3
247
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Dagrijverlichting (indien aanwezig)
Om uw auto beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers,
wordt de dagrijverlichting automatisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart. (De dagrijverlichting wordt echter uitgeschakeld wan-
neer de lichtschakelaar handmatig wordt bediend of als het automati-
sche koplampsysteem de achterlichten inschakelt.) Dagrijverlichting
is niet ontworpen voor gebruik in het donker.
Deactiveren/activeren van de dagrijverlichting
Volg de onderstaande procedure.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact AAN. Schakel de koplampen, het achterlicht en het auto-
matische koplampsysteem uit en activeer de parkeerrem.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact
AAN. Schakel de koplampen, het achterlicht en het automati-
sche koplampsysteem uit en activeer de parkeerrem.
Start de motor.
U moet stap 3 uitvoeren binnen 5 seconden nadat u de motor hebt
gestart.
Druk de lichtschakelaar naar
voren en trek hem weer naar de
middenstand. (Herhaal deze
handeling ten minste 3 keer.)
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de dagrijverlichting is
gedeactiveerd/geactiveerd.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
248
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
VERSO_WE_OM64574E
In de volgende gevallen wordt het deactiveren/activeren geannuleerd:
Als de motor niet is uitgezet.
De parkeerrem wordt gedeactiveerd.
De auto rijdt.
De koplampen worden ingeschakeld.
De achterlichten worden ingeschakeld.
Het automatische koplampsysteem wordt ingeschakeld.
Sensor automatische verlichting (indien aanwezig)
De werking van de sensor kan in nega-
tieve zin beïnvloed worden als er iets op
de ruit wordt aangebracht waardoor de
sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist functio-
neert.
249
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Automatisch uitschakelsysteem verlichting
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
De koplampen en alle andere lichten worden automatisch uitgescha-
keld als de lichtschakelaar in stand staat terwijl het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet.
De koplampen en de mistlampen voor worden automatisch uitgescha-
keld als de lichtschakelaar in de stand of staat terwijl het
contact in stand ACC of UIT wordt gezet.
Zet, om de verlichting weer in te schakelen, het contact AAN of zet de licht-
schakelaar een keer in de stand UIT en daarna weer in de stand of
.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De koplampen en alle andere lichten worden automatisch uitgescha-
keld als de lichtschakelaar in stand staat terwijl het contact in
stand ACC of UIT wordt gezet.
De koplampen en de mistlampen voor worden automatisch uitgescha-
keld als de lichtschakelaar in stand of staat terwijl het con-
tact in stand ACC of UIT wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de licht-
schakelaar een keer in de stand UIT en daarna weer in de stand of
.
Zoemer verlichting
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Er klinkt een zoemer wanneer het contact UIT of in stand ACC wordt
gezet en het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de verlichting is
ingeschakeld.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Er klinkt een zoemer wanneer het contact UIT of in stand ACC wordt
gezet en het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de verlichting is
ingeschakeld.
Automatische verticale koplampverstelling (auto's met gasontladings-
koplampen)
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te voorkomen.
250
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
VERSO_WE_OM64574E
De dimlichten inschakelen wanneer de auto op een donkere plaats
geparkeerd staat
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige kunnen worden geconfigureerd
De gevoeligheid van de lichtsensor kan worden ingesteld.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 602)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Schakel de motor uit terwijl de lichtscha-
kelaar in stand of UIT staat, trek
de lichtschakelaar naar u toe en laat hem
los. De dimlichten gaan gedurende onge-
veer 30 seconden branden om de omge-
ving van de auto te verlichten.
De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop:
Het contact wordt AAN gezet.
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop:
Het contact wordt AAN gezet.
De lichtschakelaar wordt ingeschakeld.
U trekt de lichtschakelaar naar u toe en
laat hem los.
251
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Schakelaar mistlampen
Mistlampen kunnen worden gebruikt als
Mistlampen voor: De koplampen of parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht: De mistlampen voor zijn ingeschakeld.
De mistlampen zorgen voor uitstekend zicht bij ongunstige rijom-
standigheden, zoals bij regen of mist.
Schakelt de mistlam-
pen voor en het mist-
achterlicht uit
Schakelt de mistlam-
pen voor in
Schakelt de mistlam-
pen voor en het mist-
achterlicht in
Als de schakelaar los wordt
gelaten, keert de ring terug
naar de stand .
Door de schakelaarring nog-
maals te draaien, wordt alleen
het mistachterlicht uitgescha-
keld.
252
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
VERSO_WE_OM64574E
Ruitenwissers en -sproeiers
Ruitenwissers met regelbaar interval (indien aanwezig)
Het wisinterval kan worden gewijzigd (als de stand is
geselecteerd).
Intervalstand
Lage snelheid ruiten-
wissers
Hoge snelheid ruiten-
wissers
Enkele slag
Verkort het interval van de
wisserwerking
Verlengt het interval van de
wisserwerking
253
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Sproeien/wissen
De ruitenwissers werken
automatisch.
Auto's met koplampsproeiers:
Blz. 255
Ruitenwissers met regensensor (indien aanwezig)
In stand beginnen de ruitenwissers automatisch te wissen
als de sensor signaleert dat het regent. De wissnelheid wordt
automatisch afgestemd op de hoeveelheid neerslag.
Stand AUTO
Lage snelheid ruiten-
wissers
Hoge snelheid ruiten-
wissers
Enkele slag
254
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
VERSO_WE_OM64574E
De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Sensorgevoeligheid (hoog)
Sensorgevoeligheid (laag)
Sproeien/wissen
De ruitenwissers werken
automatisch.
Auto's met koplampsproeiers:
Blz. 255
255
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Werking koplampsproeiers (indien aanwezig)
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Als de ruitensproeier wordt bediend terwijl het contact AAN staat en de
koplampen zijn ingeschakeld, werken de koplampsproeiers één keer.
(Daarna werken de koplampsproeiers automatisch één keer voor elke 5
keer dat de ruitensproeier wordt bediend.)
Trek de hendel van de ruitensproeier 5 keer naar u toe om de koplamp-
sproeiers opnieuw te bedienen.
(Wanneer de koplampen worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld en
vervolgens de ruitensproeier wordt bediend, werken de koplampsproeiers
één keer.)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als het contact AAN staat en de koplampen branden, werken de kop-
lampsproeiers één keer. (Daarna werken de koplampsproeiers automa-
tisch één keer voor elke 5 keer dat de ruitensproeier wordt bediend.)
Trek de hendel van de ruitensproeier 5 keer naar u toe om de koplamp-
sproeiers opnieuw te bedienen.
(Wanneer de koplampen worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld en
vervolgens de ruitensproeier wordt bediend, werken de koplampsproeiers
één keer.)
Regensensor (auto's met ruitenwissers met regensensor)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand wordt gezet terwijl het
contact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan te geven
dat de stand AUTO is geactiveerd.
Als de ruitenwisser gevoeliger wordt afgesteld, kan de wisser één keer
werken om aan te geven dat de gevoeligheid is gewijzigd.
De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
256
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
VERSO_WE_OM64574E
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand wordt gezet terwijl het
contact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan te geven
dat de stand AUTO is geactiveerd.
Als de ruitenwisser gevoeliger wordt afgesteld, kan de wisser één keer
werken om aan te geven dat de gevoeligheid is gewijzigd.
Als de temperatuur van de regensensor 85°C of hoger is, of -40°C of
lager, werkt de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisser-
schakelaar in dat geval in een andere stand dan AUTO.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en of de
sproeierkoppen niet verstopt zijn.
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO
De ruitenwissers kunnen onverwacht in werking treden als de sensor aange-
raakt wordt of als de voorruit aan trillingen word blootgesteld terwijl de rui-
tenwissers in de AUTO-modus staan. Let erop dat er niets bekneld raakt als
de ruitenwissers in werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit
warm is. De vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht
belemmeren. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Als het sproeierreservoir leeg is
Gebruik de sproeier niet als het sproeierreservoir leeg is. Anders kan de
sproeierpomp oververhit raken.
Als er geen ruitensproeiervloeistof uit de sproeierkop komt
Als u de hendel gedurende langere tijd naar u toe getrokken houdt, kan de
sproeierpomp beschadigd raken.
257
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Achterruitenwisser en -sproeier
De achterruitenwisser en -sproeier kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Als het sproeierreservoir leeg is
Gebruik de sproeier niet als het sproeierreservoir leeg is. Anders kan de
sproeierpomp oververhit raken.
Intervalstand
Normale stand rui-
tenwissers
Gelijktijdig inschake-
len ruitensproeiers
en ruitenwissers
Gelijktijdig inschake-
len ruitensproeiers
en ruitenwissers
258
VERSO_WE_OM64574E
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
Cruise control
: Indien aanwezig
Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastge-
houden zonder dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt.
Controlelampjes
Cruise control-schakelaar
Instellen van de rijsnelheid
Schakel de cruise control in
met de toets ON-OFF.
Het controlelampje cruise con-
trol gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om
de cruise control uit te schake-
len.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om
de snelheid in te stellen.
Het controlelampje SET zal
gaan branden.
De rijsnelheid op het moment
dat de schakelaar wordt losge-
laten, wordt de ingestelde snel-
heid.
STAP
1
STAP
2
259
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat
de gewenste snelheid wordt weergegeven.
Snelheid verhogen
Snelheid verlagen
Ruime afstelling: Beweeg de
hendel kort in de gewenste
richting.
Ruime afstelling: Houd de hen-
del in de gewenste richting
gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of ver-
laagd totdat de hendel wordt losgelaten
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsrege-
ling
Als u de hendel naar u toe
trekt, wordt de constante-
snelheidsregeling geannu-
leerd.
De snelheidsregeling wordt
ook uitgeschakeld als het rem-
pedaal of het koppelingspe-
daal (alleen handgeschakelde
transmissie) wordt ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
drukken wordt de con-
stante-snelheidsregeling
hervat.
Hervatten van de cruise control
is mogelijk vanaf een rijsnel-
heid van ongeveer 40 km/h of
meer.
260
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
De cruise control kan worden gebruikt als
Bij auto's met een Multidrive CVT de selectiehendel in stand D of in stand
4 of hoger van M staat.
Bij auto's met een Multidrive CVT stand 4 of hoger is geselecteerd met
de paddle shift.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 40 km/h.
Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie
gaat de auto weer rijden met de ingestelde snelheid.
De ingestelde snelheid kan zelfs worden verhoogd zonder de cruise con-
trol uit te schakelen, door eerst naar de gewenste snelheid te accelere-
ren en vervolgens de hendel omlaag te drukken om de nieuwe snelheid
in te stellen.
Automatisch uitschakelen van cruise control
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen
onderbroken:
De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16 km/h onder de geprogram-
meerde rijsnelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
Werkelijke rijsnelheid is lager dan ongeveer 40 km/h.
VSC+ is geactiveerd.
Snelheidsbegrenzer is geactiveerd (indien aanwezig).
Als het controlelampje cruise control knippert
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de toets om het systeem in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct
na het activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het
cruise control-systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
261
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Onbedoeld inschakelen van de cruise control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt
gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, verliest u mogelijk de controle waardoor een ongeval met
ernstig letsel kan ontstaan.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snel-
heid overschrijden.
Wanneer uw auto een aanhangwagen trekt
262
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Snelheidsbegrenzer
: Indien aanwezig
Er kan een gewenste maximumsnelheid worden ingesteld met de
cruise control-schakelaar.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de ingestelde snelheid
overschrijdt.
Instellen van de rijsnelheid
Druk op de knop om de snel-
heidsbegrenzer in te schake-
len.
Druk nogmaals op de knop om
de snelheidsbegrenzer uit te
schakelen.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om
de gewenste maximumsnel-
heid in te stellen.
263
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
De snelheidsbegrenzer kan worden gebruikt als
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Houd de hendel vast tot de
gewenste snelheid bereikt is.
Voor een kleine wijziging van
de ingestelde snelheid druk u
de hendel lichtjes omhoog of
omlaag en laat u hem vervol-
gens los.
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsbegrenzer
Uitschakelen
Trek de hendel naar u toe om
de snelheidsbegrenzer uit te
schakelen.
Hervatten
Druk de hendel omhoog om
het gebruik van de snelheids-
begrenzer te hervatten.
264
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Overschrijden van de ingestelde snelheid
In de volgende situaties overschrijdt de rijsnelheid de ingestelde snelheid en
gaat het multi-informatiedisplay branden:
Automatische uitschakeling snelheidsbegrenzer
De ingestelde snelheid wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de cruise
control geactiveerd wordt.
WAARSCHUWING
Om onbedoeld inschakelen van de snelheidsbegrenzer te voorkomen
Laat de snelheidsbegrenzer uitgeschakeld wanneer deze niet in gebruik is.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen
Bij het rijden met een aanhangwagen
Wanneer u het gaspedaal volledig
intrapt
Wanneer u bergaf rijdt (er klinkt ook
een zoemer)
265
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Toyota Parking Assist-sensor
: Indien aanwezig
De afstand van uw auto tot obstakels bij het fileparkeren en achteruit
inparkeren in een garage wordt gemeten door sensoren en wordt
doorgegeven via een controlelampje en een zoemer. Controleer bij
gebruik van dit systeem ook altijd zelf de omgeving.
Soorten sensoren
Hoeksensoren voor
Middelste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Middelste sensoren achter
Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor
Schakelt Toyota Parking
Assist-sensor in/uit
Als de schakelaar aan is, gaat
het controlelampje branden
om de bestuurder te informe-
ren dat het systeem geacti-
veerd is.
266
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Weergave
Als de sensoren een obstakel signaleren, wordt het controlelampje
Toyota Parking Assist-sensor verlicht door een LED afhankelijk van
de positie van en de afstand tot het obstakel.
Werking middelste sensor
voor
Werking hoeksensoren voor
Werking hoeksensoren achter
Werking binnenste sensor
achter
Het lampje gaat branden om
aan te geven dat het systeem
in werking is.
De afstandsweergave en zoemer
Als een sensor een obstakel signaleert worden de richting van en de
afstand tot het obstakel bij benadering weergegeven en klinkt de zoe-
mer.
Werking sensor en afstand tot een obstakel
Het systeem werkt wanneer de auto een obstakel nadert, zoals
hieronder aangegeven.
267
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Middelste sensor voor
Hoeksensor voor
Hoeksensor achter
Middelste sensor achter
Afstand tot een obstakel in cm Controlelampje en zoemer
Ongeveer 100 - 50 Intermitterend
Ongeveer 50 - 37,5 Snel intermitterend
Ongeveer 37,5 - 30 Zeer snel intermitterend
Ongeveer 30 of minder Continu
Afstand tot een obstakel in cm Controlelampje en zoemer
Ongeveer 60 - 45 Intermitterend
Ongeveer 45 - 30 Snel intermitterend
Ongeveer 30 of minder Continu
Afstand tot een obstakel in cm Controlelampje en zoemer
Ongeveer 60 - 45 Intermitterend
Ongeveer 45 - 30 Snel intermitterend
Ongeveer 30 of minder Continu
Afstand tot een obstakel in cm Controlelampje en zoemer
Ongeveer 150 - 60 Intermitterend
Ongeveer 60 - 45 Snel intermitterend
Ongeveer 45 - 35 Zeer snel intermitterend
Ongeveer 35 of minder Continu
268
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Werking zoemer en afstand tot een obstakel
Een zoemer klinkt als de hoeksensoren en de middelste sensoren
in werking zijn.
De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de auto
dichter bij het obstakel komt. Als de auto het obstakel genaderd
is tot onderstaande afstanden, klinkt er een continu geluidssig-
naal.
Hoeksensoren voor: ongeveer 30 cm
Middelste sensoren voor: ongeveer 30 cm
Hoeksensoren achter: ongeveer 30 cm
Middelste sensoren achter: ongeveer 35 cm
Wanneer gelijktijdig aan de voor- en achterzijde van de auto
obstakels worden gesignaleerd:
De zoemer klinkt als reactie op het dichtstbijzijnde obstakel.
Wanneer een obstakel aan de voor- of achterzijde van de
auto zeer dichtbij is, klinkt de zoemer afwisselend continu en
intermitterend.
Wanneer obstakels zowel aan de voor- als achterzijde van de
auto zeer dichtbij zijn, klinkt de zoemer afwisselend continu
en sneller intermitterend.
Sensoren die werken
Vooruit Achteruit
269
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Detectiegebied sensoren
Ongeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 60 cm
Het schema toont het detectiebe-
reik van de sensoren. Merk op
dat de sensoren geen obstakels
kunnen detecteren die zich
extreem dicht bij de auto bevin-
den.
Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het
object.
De Toyota Parking Assist-sensor kan worden gebruikt als
De schakelaar van de Toyota Parking Assist-sensor is ingeschakeld.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Middelste sensoren voor:
De selectiehendel staat in een andere stand dan P (Multidrive CVT) of
R.
De rijsnelheid is lager dan ongeveer 10 km/h.
Hoeksensoren voor:
De selectiehendel staat in een andere stand dan P (Multidrive CVT).
De rijsnelheid is lager dan ongeveer 10 km/h.
Hoeksensoren en middelste sensoren achter:
de selectiehendel in stand R staat.
270
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Detectie-informatie sensoren
De staat van de auto en de omgeving kunnen van invloed zijn op de
capaciteit van de sensor om een obstakel correct te registreren. Speci-
fieke situaties waarin dit voor kan komen ziet u hieronder.
De sensor is bedekt met vuil, sneeuw of ijs.
De sensor is bevroren.
Een sensor wordt ergens door afgedekt.
De auto helt sterk over naar één zijde.
De auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg, op een helling, op grind
of op gras.
Er is veel omgevingslawaai rond de auto van claxons, motorfietsmoto-
ren, luchtremmen van vrachtwagens of andere geluidsbronnen die
ultrasone geluidsgolven produceren.
Er is een andere auto uitgerust met Parking Assist-sensoren in de
nabije omgeving.
Een sensor is bedekt met een waterfilm of er is sprake van zware
regenval.
De auto is uitgerust met een staafantenne of een radioantenne.
Er is een sleepoog gemonteerd.
Een bumper of sensor krijgt een harde klap.
De auto nadert een hoge of rechthoekige stoeprand.
In fel zonlicht of zeer koud weer.
Als een niet-originele Toyota-wielophanging (bijvoorbeeld verlaagde
wielophanging) is gemonteerd.
Naast bovenstaande voorbeelden zijn er situaties waarin verkeersborden en
andere objecten vanwege hun vorm door de sensor dichterbij worden
gezien dan ze in werkelijkheid zijn.
De vorm van een obstakel kan ervoor zorgen dat een sensor het obsta-
kel niet signaleert. Let goed op bij de volgende obstakels:
Kabels, hekken, touwen, enz.
Katoen, sneeuw en andere materialen die geluidsgolven absorberen
Objecten met scherpe hoeken
Lage obstakels
Hoge obstakels waarbij het bovenste deel uitsteekt in de richting van
uw auto
271
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Wanneer de sensor abnormaal werkt of defect is
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige kunnen worden geconfigureerd
De instelling van het geluidsvolume van de zoemer kan worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 602)
WAARSCHUWING
Wees alert tijdens het gebruik van de Toyota Parking Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
Rijd als het systeem is ingeschakeld niet harder dan 10 km/h.
Monteer geen accessoires binnen het bereik van de sensor.
Als een van de sensoren vuil of bevro-
ren is, gaat het controlelampje voor de
abnormaal werkende sensor branden
en klinkt er gedurende 8 seconden een
zoemer. Nadat de zoemer heeft geklon-
ken, gaan alle controlelampjes van de
sensoren branden.
Reinig de sensoren met een zachte
doek.
Als een van de sensoren defect is, gaat
het controlelampje voor de defecte sen-
sor branden en klinkt er gedurende 8
seconden een zoemer. Nadat de zoe-
mer heeft geklonken, gaan alle contro-
lelampjes van de sensoren knipperen.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Controlelampjes sensor
272
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Opmerkingen bij het wassen van de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet bloot aan sterke waterstralen of
stoom.
De sensor kan hierdoor defect raken.
273
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Stop & Start-systeem
: Indien aanwezig
Het Stop & Start-systeem zet bij het tot stilstand brengen van de auto
de motor uit als het koppelingspedaal wordt ingetrapt en start de
motor weer zodra de bestuurder het koppelingspedaal laat opko-
men.
Uitzetten van de motor
Breng de auto tot stilstand terwijl het koppelingspedaal
geheel ingetrapt is. Zet vervolgens de selectiehendel in
stand N.
Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgezet en het
controlelampje van het Stop &
Start-systeem gaat branden.
Opnieuw starten van de motor
Controleer of de selectiehendel in stand N staat en trap het kop-
pelingspedaal in.
De motor wordt weer gestart. Het controlelampje van het Stop & Start-
systeem dooft.
(In dit geval wordt de motor niet uitgezet als het koppelingspedaal
wordt losgelaten.)
STAP
1
STAP
2
274
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Uitschakelen van het Stop & Start-systeem
Druk op de uitschakeltoets van
het Stop & Start-systeem om het
Stop & Start-systeem uit te scha-
kelen.
Het controlelampje voor het uit-
schakelen van het Stop & Start-
systeem gaat branden.
Wanneer het koppelingspedaal
wordt ingetrapt, zal de motor niet
elke keer dat de auto tot stilstand
komt, worden uitgeschakeld.
(Blz. 273)
Druk nogmaals op de toets om
het Stop & Start-systeem weer in
te schakelen.-
Als op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem wordt
gedrukt terwijl de auto stilstaat
Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem, kunt u de
motor weer starten door op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem te drukken.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld), zal de motor
niet worden uitgezet.
Als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld en op de uitscha-
keltoets van het Stop & Start-systeem wordt gedrukt, wordt het
systeem weer ingeschakeld, maar zal de motor blijven draaien.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is ingeschakeld), zal de motor
worden uitgezet.
275
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Voorwaarden voor inschakelen van systeem
Het Stop & Start-systeem werkt als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
De motor is op bedrijfstemperatuur.
De laadtoestand van de accu is voldoende.
Het bestuurdersportier is gesloten.
De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.
De motorkap is gesloten.
Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt.
De selectiehendel staat in stand N.
Het stuurwiel wordt niet gebruikt.
Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk niet uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem. Dit wijst niet op een storing van
het Stop & Start-systeem.
De temperatuur van de koelvloeistof is te laag of te hoog.
De buitentemperatuur is te laag.
Auto's met automatische airconditioning: De airconditioning wordt
gebruikt om het interieur af te koelen als de temperatuur in het interieur
extreem hoog is, bijvoorbeeld nadat de auto in de brandende zon
stond geparkeerd.
Auto's met automatische airconditioning: De voorruitverwarming wordt
gebruikt.
Auto's met extra verwarming: De extra verwarming wordt gebruikt.
De accu is niet voldoende opgeladen of wordt opgeladen.
Door verkeersdrukte of andere omstandigheden komt de auto veelvul-
dig tot stilstand, waardoor de hoeveelheid tijd dat de motor is uitgezet
door het Stop & Start-systeem extreem oploopt.
Het vacuüm van de rembekrachtiger is te laag.
Er wordt een grote hoeveelheid elektriciteit verbruikt.
Op grote hoogte.
Als de bovenstaande omstandigheden zich niet meer voordoen, zal het Stop
& Start-systeem de volgende keer dat de auto tot stilstand komt de motor
weer uitzetten en starten.
In de volgende gevallen kan het langer duren voordat het Stop & Start-
systeem wordt ingeschakeld:
De accu is ontladen.
De accupolen zijn losgenomen en weer aangesloten nadat de accu is
vervangen, enz.
De koelvloeistoftemperatuur is laag.
276
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Automatische startfunctie
In de volgende situaties kan de motor ook worden gestart zonder dat het
koppelingspedaal wordt ingetrapt.
Het rempedaal wordt pompend of diep ingetrapt.
Auto's met automatische airconditioning: De airconditioning wordt inge-
schakeld.
Auto's met automatische airconditioning: De voorruitverwarming is inge-
schakeld.
De laadtoestand van de accu is onvoldoende.
De auto begint te rollen op een helling.
Er wordt een grote hoeveelheid elektriciteit verbruikt.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt.
Het stuurwiel wordt gedraaid.
Automatisch opnieuw inschakelen van het Stop & Start-systeem
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Zelfs als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld met de uitschakeltoets
van het Stop & Start-systeem, zal het systeem automatisch weer worden
ingeschakeld als de motor weer wordt gestart nadat het contact UIT is gezet.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Zelfs als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld met de uitschakeltoets
van het Stop & Start-systeem, zal het systeem automatisch weer worden
ingeschakeld als de motor weer wordt gestart nadat het contact UIT is gezet.
Beveiliging van het Stop & Start-systeem
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Als het volume van het audiosysteem hoog staat, kan het audiosysteem
automatisch worden uitgeschakeld zodat er voldoende vermogen behouden
blijft voor de werking van het Stop en Start-systeem.
Zet als dit gebeurt het contact UIT en vervolgens in stand ACC of AAN om
het audiosysteem weer in te schakelen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als het volume van het audiosysteem hoog staat, kan het audiosysteem
automatisch worden uitgeschakeld zodat er voldoende vermogen behouden
blijft voor de werking van het Stop en Start-systeem.
Zet als dit gebeurt het contact UIT en vervolgens in stand ACC of AAN om
het audiosysteem weer in te schakelen.
277
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Bediening stuurwiel
Als de motor wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem, kan de besturing
van de auto zwaarder worden.
Motorkap
Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem en de motorkap wordt
geopend, kan de motor niet worden gestart door het Stop & Start-systeem of
de automatische startfunctie van de motor. Start de motor door het contact-
slot of de startknop te bedienen. (Blz. 198, 202)
Gebruik van het Stop & Start-systeem
Gebruik het Stop & Start-systeem wanneer de auto tijdelijk wordt stilgezet,
bijvoorbeeld bij verkeerslichten of kruispunten. Zet de motor volledig uit wan-
neer de auto voor langere tijd wordt stilgezet.
Waarschuwingszoemer Stop & Start-systeem
Als de motor wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem en de onder-
staande handeling wordt uitgevoerd, klinkt er een zoemer en gaat het con-
trolelampje Stop & Start knipperen. Dit geeft aan dat de motor alleen is
uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem en niet helemaal is uitgezet.
De selectiehendel wordt als het koppelingspedaal niet is ingetrapt in een
andere stand dan stand N gezet.
Als het controlelampje voor het uitschakelen van het Stop & Start-sys-
teem blijft knipperen
Er is mogelijk een storing in het Stop & Start-systeem aanwezig. Neem con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de voorruit is beslagen terwijl de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem
Auto's met handmatig bediende airconditioning: Herstart de motor door
het koppelingspedaal in te trappen (Blz. 273) of door op de uitschakel-
toets van het Stop & Start-systeem te drukken en de draaiknop voor de
keuze van de uitstroomopening in de stand te zetten. (Blz. 305)
Auto's met automatische airconditioning: Schakel de voorruitverwarming
in. (De motor wordt gestart door de automatische startfunctie van de
motor.) (Blz. 314)
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uitschakeltoets van het Stop & Start-
systeem om het systeem uit te schakelen.
278
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Weergave werkingsduur Stop & Start-systeem en totale werkingsduur
Stop & Start-systeem
Blz. 224
Vervangen van de accu
De geplaatste batterij is speciaal voor het Stop & Start-systeem. De batterij
mag alleen worden vervangen door een soortgelijk type.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
WAARSCHUWING
Als het Stop & Start-systeem is ingeschakeld
Houd de selectiehendel in stand N en bedien het rempedaal of de parkeer-
rem als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem (het controle-
lampje Stop & Start brandt).
Anders kan de auto onverwacht in beweging komen als de motor wordt
gestart door de automatische startfunctie, waardoor een ongeval kan ont-
staan.
Verlaat de auto niet als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem
(zolang het controlelampje Stop & Start brandt).
Anders kan de auto onverwacht in beweging komen als de motor wordt
gestart door de automatische startfunctie, waardoor een ongeval kan ont-
staan.
Zorg ervoor dat de motor niet wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem
als de auto zich in een slecht geventileerde ruimte bevindt. Anders kan de
motor worden gestart door de automatische startfunctie, waardoor er uit-
laatgassen in de auto terecht kunnen komen die zeer schadelijk kunnen
zijn voor de gezondheid.
279
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
In onderstaande gevallen werkt het Stop & Start-systeem mogelijk niet goed.
Laat uw auto in dat geval zo snel mogelijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordel van de bestuurder en
voorpassagier knippert, terwijl de veiligheidsgordel van de bestuurder is
vastgemaakt.
Zelfs wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is vastgemaakt,
blijft het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordel van de bestuurder
en voorpassagier uit.
Zelfs wanneer het bestuurdersportier gesloten is, gaat het waarschu-
wingslampje open portier/achterklep branden of de interieurverlichting
gaat branden terwijl de schakelaar in de stand DOOR staat.
Zelfs wanneer het bestuurdersportier open is, gaat het waarschuwings-
lampje open portier/achterklep niet branden of de interieurverlichting gaat
niet branden terwijl de schakelaar in de stand DOOR staat.
280
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandigheden daar om vragen. Houd er echter
rekening mee dat dit aanvullende systemen zijn en vertrouw niet in
al te sterke mate op deze systemen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Dit systeem helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen tijdens
hard remmen en bij remmen op een glad wegdek.
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt als
het systeem oordeelt dat er sprake is een noodstop.
VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit behouden blijft bij uitwijkmanoeu-
vres op een glad wegdek door de stuurcommando's aan te passen.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat de
voorwielen gaan doorslippen bij het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op een glad wegdek.
EPS (Electric Power Steering)
Maakt gebruik van een elektromotor om de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te verminderen.
Hill Start Assist Control
Voorkomt dat de auto achteruitrolt bij het wegrijden op een steile of
gladde helling.
281
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Wanneer de TRC en VSC+ in werking zijn
Als er een kans op slip is, of de
voorwielen beginnen te slippen,
gaat het controlelampje Traction
Control knipperen om aan te
geven dat de TRC en VSC+ in
werking zijn.
Uitschakelen van TRC en/of VSC+
Als u met uw auto vast komt te zitten in verse sneeuw of modder,
kunnen de TRC en de VSC+ het aandrijfvermogen van de motor naar
de wielen beperken. In dat geval kan het nodig zijn om het systeem
uit te schakelen, zodat u de auto vrij kunt maken door te “schomme-
len”.
Uitschakelen van TRC
Druk kort op de toets om de TRC
uit te schakelen.
Er verschijnt een melding op het
multi-informatiedisplay.
Druk nogmaals op de toets om
het systeem weer in te schakelen.
282
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Uitschakelen van TRC en VSC+
Houd de toets meer dan 3
seconden ingedrukt, terwijl de
auto stilstaat, om de TRC en de
VSC+ uit te schakelen.
Er verschijnt een melding op het
multi-informatiedisplay en het
controlelampje VSC OFF gaat
branden.
Druk nogmaals op de toets om
het systeem weer in te schakelen.
Automatisch opnieuw inschakelen van de TRC en de VSC+
Auto's zonder Smart entry-systeem met startknop
Als u het contact UIT zet nadat de TRC- en VSC+-systemen zijn uitge-
schakeld, worden de systemen automatisch opnieuw ingeschakeld.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als u het contact UIT zet nadat de TRC- en VSC+-systemen zijn uitge-
schakeld, worden de systemen automatisch opnieuw ingeschakeld.
Automatisch inschakelen van Traction Control
Als alleen de Traction Control wordt uitgeschakeld, zal deze weer worden
ingeschakeld zodra de voertuigsnelheid toeneemt.
Automatisch opnieuw inschakelen van de TRC en de VSC+
Als de systemen TRC en VSC+ zijn uitgeschakeld, zullen deze niet worden
ingeschakeld, zelfs niet wanneer de voertuigsnelheid toeneemt.
283
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt worden door de ABS, Brake
Assist, TRC, VSC+ en Hill Start Assist Control
Tijdens het starten of kort nadat de auto begint te rijden kan in de motor-
ruimte een geluid worden gehoord. Dit duidt niet op een storing in een
van deze systemen.
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een
storing.
Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurin-
richting.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektro-
motor hoorbaar zijn.
Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Voorwaarden voor werking Hill Start Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden wordt voldaan, werkt de Hill Start
Assist Control:
Bij auto's met Multidrive CVT staat de selectiehendel in een andere stand
dan P of N (bij het vooruit/achteruit bergop rijden).
De auto staat stil.
Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
De parkeerrem is niet geactiveerd.
Automatisch uitschakelen van Hill Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
Bij auto's met Multidrive CVT wordt de selectiehendel in stand P of N
gezet.
Het gaspedaal wordt ingetrapt.
De parkeerrem wordt geactiveerd.
Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat het rempedaal is losgela-
ten.
284
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
VERSO_WE_OM64574E
Gereduceerde bekrachtiging door het EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-systeem wordt gereduceerd om
het systeem tegen oververhitting te beschermen als er gedurende langere
tijd veel stuurbewegingen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing
zwaar aanvoelen. Probeer als dat het geval is minder frequent te sturen of
breng de auto tot stilstand en zet de motor UIT. Het EPS-systeem moet na
ongeveer 10 minuten weer normaal werken.
Als het controlelampje Traction Control gaat branden...
Dit kan duiden op een storing in de ondersteunende systemen. Neem con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
De volgende omstandigheden kunnen leiden tot een ongeval waarbij ernstig
letsel kan ontstaan.
Het ABS werkt niet effectief als
De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld ver-
sleten banden op een weg die bedekt is met sneeuw).
Er sprake is van aquaplaning bij het rijden met een hoge snelheid op een
nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw voorligger, met name in de volgende geval-
len:
Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
Als wordt gereden met sneeuwkettingen
Als wordt gereden op slechte wegen
Als wordt gereden over wegen met diepe gaten of andere grote oneffen-
heden
De TRC werkt mogelijk niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht
op de weg niet onder alle omstandigheden gerealiseerd kunnen worden,
zelfs niet als de TRC in werking is.
Rijd niet met de auto onder omstandigheden waarbij de stabiliteit en de aan-
drijfkracht verloren kunnen gaan.
285
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
De Hill Start Assist Control werkt niet effectief wanneer
Ga er niet vanuit dat de Hill Start Assist Control de auto altijd op zijn plaats
kan houden. De Hill Start Assist Control werkt niet altijd effectief op steile
hellingen en op met ijs bedekte wegen.
In tegenstelling tot de parkeerrem is de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan leiden tot een ongeval.
Wanneer de VSC+ geactiveerd is
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorzichtig. Roeke-
loos rijgedrag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig als het
controlelampje knippert.
Wanneer de TRC en VSC+ uitgeschakeld zijn
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van het wegdek
aan. Schakel de TRC en de VSC+ alleen in geval van nood uit, aangezien
deze systemen zorgen voor een betere voertuigstabiliteit en meer aandrijf-
vermogen.
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde merk zijn en
hetzelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer ook of alle banden
de voorgeschreven spanning hebben.
De ABS- en VSC+-systemen werken niet goed als er verschillende banden
onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het vervangen van de banden of wielen.
Omgaan met banden en wielophanging
Probleem met de banden of wijzigingen aan de wielophanging hebben een
negatief effect op de ondersteunende systemen en kunnen een storing ver-
oorzaken.
286
VERSO_WE_OM64574E
2-5. Rijinformatie
Lading en bagage
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de bagageruimte vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden.
Jerrycans met benzine
Spuitbussen
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laadver-
mogen en belading zorgvuldig door.
Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagage-
ruimte.
Zorg ervoor dat de bagage stevig vastligt.
Let erop dat de auto in balans blijft door zware lading niet aan
één kant te leggen. Leg zware voorwerpen zo ver mogelijk naar
voren.
Neem geen onnodige bagage mee. Dit helpt u brandstof te
besparen.
Imperiaal (indien aanwezig)
Roofrail
Dwarsstangen
Gebruik minimaal 2 originele
Toyota-dwarsstangen (of ge-
lijkwaardig) om de roofrail als
imperiaal te kunnen gebruiken.
Volg de gebruiksaanwijzing en
voorzorgsmaatregelen van de
fabrikant bij het plaatsen van
de dwarsstangen.
287
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van goederen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Stapel bagage in de bagageruimte nooit hoger dan de rugleuningen.
Zulke voorwerpen kunnen bij plotseling remmen of bij een ongeval weg-
schieten en letsel veroorzaken.
Plaats geen lading of bagage in of op de volgende plaatsen omdat de goe-
deren dan onder het koppelings-, rem- of gaspedaal terecht kunnen
komen, waardoor de pedalen niet ver genoeg ingetrapt kunnen worden.
Ook kan het zicht voor de bestuurder belemmerd worden of kunnen de
bestuurder of passagiers geraakt worden door de goederen, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
In de voetenruimte bij de bestuurder
Op de voorpassagiersstoel of de achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
Op de bagageafdekking
Op het instrumentenpaneel
Op het dashboard
Zet goederen die in het passagierscompartiment vervoerd worden altijd
goed vast, omdat ze anders bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre
of een ongeval door de auto geslingerd kunnen worden en letsel kunnen
veroorzaken.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. De bagage-
ruimte is niet ontworpen om personen te vervoeren. Personen dienen
plaats te nemen op een zitplaats en een gordel op de juiste manier om te
doen. Anders neemt de kans op ernstig letsel bij plotseling remmen of uit-
wijken en bij een ongeval sterk toe.
Lading en gewichtsverdeling
Overlaad uw auto niet.
Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval met ernstig letsel zou kunnen ont-
staan.
288
2-5. Rijinformatie
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen imperiaal (indien aanwezig)
Gebruik minimaal 2 originele Toyota-dwarsstangen (of gelijkwaardig) om de
roofrail als imperiaal te kunnen gebruiken.
Volg de gebruiksaanwijzing en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant bij
het plaatsen van de dwarsstangen.
Let bij het plaatsen van lading op het imperiaal op de volgende punten:
Plaats de lading zodanig dat het gewicht gelijkmatig over de voor- en ach-
teras is verdeeld.
Wanneer lange of brede lading wordt meegenomen, mag nooit de lengte
of breedte van de auto overschreden worden.
Controleer vóór het rijden of de lading stevig vastzit op het imperiaal.
Door het laden van voorwerpen op het imperiaal, zal het zwaartepunt nog
hoger komen te liggen. Vermijd hoge snelheden, snel optrekken, het
maken van scherpe bochten, hard remmen en abrupte manoeuvres, om te
voorkomen dat u de controle over de auto verliest of dat de auto over de
kop slaat door een bedieningsfout. Een ongeval kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Stop bij het rijden over een lange afstand, over slechte wegen of met hoge
snelheid af en toe tijdens de rit om u ervan te verzekeren dat de lading nog
goed vastzit.
Overschrijd de maximale laadcapaciteit van 100 kg niet. Houd echter ook
rekening met het maximum laadvermogen en de andere instructies voor
de dwarsstangen als het maximum laadvermogen van de dwarsstangen
lager is dan 100 kg.
289
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Rijden in de winter
Tref voor het aanbreken van de winter de noodzakelijke voorberei-
dingen en voer de benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag altijd
aan de actuele weersomstandigheden aan.
Voorbereidingen voor de winter
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn voor winterse omstan-
digheden.
Motorolie
Koelvloeistof
Ruitensproeiervloeistof
Laat de toestand van de accu controleren door een monteur.
Laat winterbanden onder uw auto monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de voorwielen aan.
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben en van hetzelfde
merk zijn en controleer of de sneeuwkettingen geschikt zijn voor de
bandenmaat van uw auto.
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden, de volgende hande-
lingen uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet met kracht te openen en
zet de ruitenwissers niet aan als deze vastgevroren zijn. Giet
warm water over het bevroren gedeelte om het ijs te laten
smelten. Veeg het water direct weg om te voorkomen dat het
bevriest.
Verwijder de eventueel aanwezige sneeuw van de luchtinla-
ten voor de voorruit om zeker te kunnen zijn van een juiste
werking van de aanjager van het airconditioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of sneeuwophopingen op de
verlichting aan de buitenzijde, op het dak, op het chassis,
rond de banden of op de remmen, en verwijder deze indien
dat het geval is.
Verwijder sneeuw en modder van de onderzijde van uw
schoenen voordat u in de auto stapt.
290
2-5. Rijinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Keuze van sneeuwkettingen
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting
diameter 3 mm
breedte 10 mm
lengte 30 mm
Dwarsketting
diameter 4 mm
breedte 14 mm
lengte 25 mm
Tijdens het rijden
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een veilige afstand tussen
u en uw voorligger en pas de snelheid aan aan de conditie van
de weg.
Bij het parkeren
Parkeer de auto en zet de selectiehendel in stand P (Multidrive
CVT) of in de 1e versnelling of stand R (handgeschakelde trans-
missie), maar activeer de parkeerrem niet. De parkeerrem kan
vastvriezen en bij het deactiveren niet vrij komen. Blokkeer de
wielen indien nodig, om wegglijden of kruipen te voorkomen.
291
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen
De wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen
verschilt per land en per soort weg. Stel u op de hoogte van lokale
voorschriften alvorens sneeuwkettingen te monteren.
Monteer de sneeuwkettingen op de voorwielen.
Zet de sneeuwkettingen na 0,5 1,0 km opnieuw vast.
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het monteren en verwij-
deren van sneeuwkettingen:
Monteer en verwijder de sneeuwkettingen op een veilige locatie.
Monteer de sneeuwkettingen uitsluitend op de voorwielen. Gebruik geen
sneeuwkettingen om de achterwielen.
Plaats de sneeuwkettingen zo strak mogelijk om de voorwielen. Zet de
sneeuwkettingen na 0,5 1,0 km opnieuw vast.
Monteer de sneeuwkettingen volgens de meegeleverde gebruiksaanwij-
zing.
Verwijder de eventueel aanwezige wieldoppen voordat u de sneeuwket-
tingen monteert, om beschadigingen te voorkomen.
WAARSCHUWING
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Als u dat niet doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Gebruik winterbanden met de voor uw auto voorgeschreven maat.
Zorg ervoor dat de bandenspanning aan de specificatie voldoet.
Rijd niet harder dan de toegestane snelheid of harder dan de snelheidsli-
miet die geldt voor de gebruikte winterbanden.
Winterbanden dienen op alle wielen te worden gemonteerd.
292
2-5. Rijinformatie
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Rijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig letsel het gevolg zijn.
Rijd niet harder dan de maximaal toegestane snelheid voor de gebruikte
sneeuwkettingen of niet harder dan 50 km/h, afhankelijk van welke snel-
heid de laagste is.
Vermijd het rijden over slechte wegdekken en over gaten.
Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en
schakelhandelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
Minder uw snelheid alvorens een bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto onder controle blijft.
OPMERKING
Repareren of vervangen van winterbanden (auto's met waarschu-
wingssysteem bandenspanning)
Laat winterbanden repareren of vervangen door een Toyota-dealer of door
een bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winterbanden heeft namelijk invloed op de
werking van de bandenspanningssensoren en zenders.
Sneeuwkettingen monteren (auto's met waarschuwingssysteem ban-
denspanning)
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn, kan het gebeuren dat bandenspan-
ningssensoren en -zenders niet goed functioneren.
293
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Rijden met een aanhangwagen
Uw auto is in eerste instantie ontworpen voor het vervoer van perso-
nen en hun bagage. Het rijden met een aanhangwagen zal een nega-
tief effect hebben op de rijeigenschappen, prestaties, remvermogen,
duurzaamheid en het brandstofverbruik. Met name bij het rijden met
een aanhangwagen hangen uw veiligheid en comfort af van de juiste
uitrusting en een voorzichtig rijgedrag. Voor uw veiligheid en die van
anderen, mag de aanhangwagen niet te zwaar worden beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een aanhangwagen en houd u
aan de voorschriften die gelden voor de aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade die ontstaat bij het bedrijfsma-
tig rijden met een aanhangwagen.
Raadpleeg voordat u met een aanhangwagen gaat rijden eerst een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor meer infor-
matie. In sommige landen zijn er namelijk wettelijke voorschriften
voor het rijden met aanhangwagens.
Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare aanhangwagengewicht,
het maximaal toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de maximale
asbelasting (MPAC), en de maximaal toelaatbare kogeldruk
voordat u met een aanhangwagen gaat rijden. (Blz. 578)
Trekhaak/trekhaak met afneembare kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van een originele Toyota trek-
haak/afneembare trekhaak voor uw auto. Ook andere geschikte
en kwalitatief vergelijkbare trekhaken mogen worden gebruikt.
294
2-5. Rijinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Belangrijke punten met betrekking tot het beladen van een aan-
hangwagen
Totaal gewicht van de aanhangwagen en de maximaal toege-
stane kogeldruk
Totaal gewicht van de aan-
hangwagen
Het gewicht van de aanhangwa-
gen plus het gewicht van de
lading mag het maximale aan-
hangwagengewicht niet over-
schrijden. Het is gevaarlijk om dit
gewicht te overschrijden.
(Blz. 578)
Als u met een aanhangwagen
rijdt, raden wij u aan een stabilisa-
tor te gebruiken.
Maximaal toegestane kogel-
druk
Belaad de aanhangwagen zo dat
de kogeldruk hoger is dan 25 kg
of 4% van het maximale aan-
hangwagengewicht. Laat de ko-
geldruk de aangegeven waarde
niet overschrijden. (Blz. 578)
295
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Informatielabel (typeplaatje)
Maximaal toelaatbaar voer-
tuiggewicht
Maximaal toelaatbare achter-
asbelasting
Treingewicht
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht
Auto's uit categorie M1*
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, bagage, trek-
haak, auto en kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuig-
gewicht niet met meer dan 100 kg overschrijden. Het is
gevaarlijk om deze waarde te overschrijden.
Auto's uit categorie N1*
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, bagage, trek-
haak, auto en kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuig-
gewicht niet overschrijden. Het is gevaarlijk om deze waarde te
overschrijden.
Maximaal toelaatbare achterasbelasting
Auto's uit categorie M1*
De achterasbelasting mag de maximaal toelaatbare asbelasting
niet met meer dan 15% overschrijden. Het is gevaarlijk om deze
waarde te overschrijden.
Auto's uit categorie N1*
De achterasbelasting mag de maximaal toelaatbare asbelasting
niet overschrijden. Het is gevaarlijk om deze waarde te over-
schrijden.
Het maximale aanhangwagengewicht is bepaald bij tests op zeeni-
veau. Houd er rekening mee dat het motorvermogen en het maxi-
male aanhangwagengewicht op grotere hoogten lager zijn.
296
2-5. Rijinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Treingewicht
De som van het totale voertuiggewicht en het gewicht van de aan-
hangwagen.
*: Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Montagepositie* voor de trekhaak/afneembare trekhaak
461 mm
461 mm
WAARSCHUWING
Auto's uit categorie M1*: Als de limiet voor het maximaal toelaatbare
voertuiggewicht of de maximale asbelasting overschreden is
Rijd niet harder dan de wettelijke limiet voor auto's met een aanhangwagen.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval
en ernstig letsel.
297
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
826 mm
497 mm
362 mm
297 mm
355 mm1
356 mm1, 4
365 mm2
369 mm2, 4
382 mm1, 3
14 mm
*: Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht en standaard bandenmaat
1: 205/60R16 banden
2: 215/55R17 banden
3: Auto uit categorie N1
4: Rusland
Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Informatie over banden
Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm2 of bar, 3 psi) als
er een aanhangwagen getrokken wordt. (Blz. 595)
Verhoog de bandenspanning van de aanhangwagen tot de waarde die
de fabrikant van de aanhangwagen opgeeft voor de combinatie van aan-
hangwagengewicht en belading.
Verlichting
Controleer elke keer als u een aanhangwagen aankoppelt of de richtingaan-
wijzers en de remlichten goed werken. Rechtstreeks aansluiten van de
bedrading op de auto kan schade aan het elektrisch systeem veroorzaken
en ertoe leiden dat de verlichting niet meer correct functioneert
298
2-5. Rijinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Inrijden
Toyota raadt het rijden met een aanhangwagen af gedurende de eerste 800
km als er onderdelen van de aandrijflijn van de auto vervangen zijn.
Onderhoud
Als met de auto regelmatig met een aanhangwagen wordt gereden, moet
er vaker onderhoud worden uitgevoerd omdat de auto zwaarder belast
wordt dan bij het rijden zonder aanhangwagen.
Draai nadat er ongeveer 1.000 km met een aanhangwagen is gereden
alle bouten van de trekhaak nogmaals vast.
Veiligheidscontroles voor het rijden met een aanhangwagen
Controleer of de maximale kogeldruk voor de trekhaak/trekhaak met
afneembare kogel niet overschreden wordt. Houd er rekening mee dat
het gewicht van de aanhangwagen moet worden opgeteld bij het gewicht
van de auto. Controleer ook of het totale gewicht van de auto binnen het
maximaal toegestane gewicht blijft. (Blz. 294)
Controleer of de lading op de aanhangwagen goed vastgezet is.
Maak, indien u het achteropkomend verkeer niet goed kunt zien met de
standaard buitenspiegels, gebruik van extra buitenspiegels. Stel de
armen van deze extra spiegels aan beide zijden zo af dat u maximaal
zicht hebt op de weg achter u.
OPMERKING
Als de achterbumperversterking van aluminium is
Controleer of het stalen deel van de trekhaak niet direct in contact komt met
het aluminium.
Als staal en aluminium met elkaar in contact komen, ontstaat er een reactie
die te vergelijken is met corrosie, waardoor het desbetreffende gedeelte ver-
zwakt wordt en er schade kan ontstaan. Breng daarom op het contactvlak
een roestwerend middel aan.
299
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Advies
De auto zal anders aanvoelen als u met een aanhangwagen rijdt.
Neem de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om een onge-
val en ernstig letsel te voorkomen:
Controleer de elektrische aansluiting tussen de aanhangwa-
gen en de auto
Breng de auto tot stilstand na een korte afstand gereden te hebben
en controleer, net als voor het wegrijden, of de verlichting van de
aanhangwagen werkt.
Oefen het rijden met een aanhangwagen
Oefen het rijden met een aanhangwagen in een omgeving zon-
der of met weinig verkeer, zodat u leert hoe de combinatie aan-
voelt bij het keren, stoppen en achteruitrijden.
Houd tijdens het achteruitrijden het stuurwiel stevig vast en draai
het stuurwiel rechtsom om de aanhangwagen naar links te stu-
ren en linksom om de aanhangwagen naar rechts te sturen. Ver-
draai het stuurwiel altijd geleidelijk om te voorkomen dat de
aanhangwagen gaat scharen. Laat iemand u bij het achteruitrij-
den begeleiden om de kans op een ongeval te beperken.
Vergroten van de tussenafstand
Bij een snelheid van 10 km/h moet de afstand tot uw voorligger
minimaal gelijk zijn aan de totale lengte van uw auto en de aan-
hangwagen. Voorkom plotselinge remmanoeuvres die tot een slip
zouden kunnen leiden. Als de auto in een slip raakt, zou u de con-
trole over de auto kunnen verliezen. De kans hierop is vooral aan-
wezig tijdens het rijden op een nat of glad wegdek.
Acceleratie/stuurcommando's/bochtengedrag
In te krappe bochten kan de aanhangwagen de auto raken. Redu-
ceer uw snelheid voordat u een bocht nadert en neem bochten met
een zodanige snelheid dat plotseling remmen niet nodig is.
300
2-5. Rijinformatie
VERSO_WE_OM64574E
Belangrijke punten met betrekking tot het aansnijden van bochten
De wielen van de aanhangwagen maken een krappere bocht dan
de wielen van de auto. Snijd bochten daarom ruimer aan dan u zou
doen als u niet met een aanhangwagen rijdt.
Belangrijke punten met betrekking tot de stabiliteit
Een slecht wegdek en krachtige zijwind zullen de wegligging en
het rijgedrag beïnvloeden. Ook bij het inhalen van bussen of grote
vrachtwagens of het ingehaald worden door dergelijke voertuigen,
kunnen de aanhangwagen en de auto gaan slingeren. Kijk bij het
rijden langs dergelijke voertuigen veelvuldig in uw spiegels. Ver-
minder vaart door voorzichtig het rempedaal in te trappen zodra u
ziet dat de aanhangwagen gaat slingeren. Houd tijdens het rem-
men het stuurwiel altijd in de rechtuitstand.
Passeren van andere auto's
Houd rekening met de totale lengte van uw auto en de aanhang-
wagen en zorg ervoor dat er voldoende ruimte is voordat u van rij-
strook verandert.
Informatie over de transmissie
Multidrive CVT
Rijd niet in stand D teneinde effectief op de motor te kunnen blij-
ven afremmen. De selectiehendel moet in stand 4 van de
sequentiële shiftmatic-sportmodus met 7 versnellingen staan.
(Blz. 208)
Handgeschakelde transmissie
Rijd niet in de 5e en 6e versnelling teneinde effectief op de
motor te kunnen blijven afremmen. (Blz. 214)
Controleer bij het trekken van een aanhangwagen het (rode)
waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur
Het rijden met een aanhangwagen op een lange helling bij buiten-
temperaturen hoger dan 30C kan ertoe leiden dat de motor over-
verhit raakt.
Schakel als het (rode) waarschuwingslampje koelvloeistoftempera-
tuurmeter knippert of gaat branden direct de airconditioning uit en
breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. (Blz. 569)
301
2-5. Rijinformatie
2
Tijdens het rijden
VERSO_WE_OM64574E
Bij het parkeren
Plaats altijd wielblokken onder de wielen van de auto en de aan-
hangwagen. Activeer de parkeerrem goed en zet de selectiehen-
del in stand P (Multidrive CVT) of in de 1e versnelling of stand R
(handgeschakelde transmissie).
WAARSCHUWING
Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk op.
Anders kunnen zich ongevallen voordoen die tot ernstig letsel kunnen leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden met een aanhangwagen
Controleer bij het rijden met een aanhangwagen of de maximaal toegestane
gewichten niet worden overschreden. (Blz. 294)
Voor het afrijden van een lange helling
Minder snelheid en schakel terug. Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling terug.
Remmen
Trap het rempedaal niet veelvuldig of gedurende een langere periode ach-
tereen in.
Hierdoor kan het remsysteem oververhit raken of kan de remwerking terug-
lopen.
Ongelukken of letsel voorkomen
Rijd niet sneller dan 100 km/h, of de geldende maximumsnelheid voor het
rijden met een aanhangwagen.
Gebruik de cruise control niet als achter de auto een aanhangwagen is
gekoppeld.
Auto's met compact reservewiel: Rijd niet met een aanhangwagen wan-
neer het compacte reservewiel onder uw auto is gemonteerd.
Auto's met bandenreparatieset: Rijd niet met een aanhangwagen wanneer
een band is gemonteerd die is gerepareerd met de bandenreparatieset.
302
2-5. Rijinformatie
VERSO_WE_OM64574E
3
Voorzieningen
in het interieur
303
VERSO_WE_OM64574E
3-1. Gebruik van airconditioning
en achterruit- en buiten-
spiegelverwarming
Handmatig bediende
airconditioning ................ 304
Automatische
airconditioning ................ 310
Extra verwarming.............. 317
Achterruit- en buitenspiegel-
verwarming..................... 319
3-2. Gebruik van het
audiosysteem
Soorten audiosystemen.... 321
Gebruik van de radio ........ 323
Gebruik van de
CD-speler ....................... 327
Afspelen van discs met MP3-
en WMA-bestanden........ 332
Bedienen van een iPod .... 338
Bedienen van een
USB-geheugen............... 345
Optimaal gebruikmaken
van het audiosysteem..... 352
Gebruik van de
AUX-aansluiting.............. 354
Gebruik van de audiotoetsen
op het stuurwiel .............. 355
3-3. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting .......... 358
Hoofdschakelaar leeslampjes/
interieurverlichting .......... 359
Leeslampjes/
interieurverlichting .......... 360
3-4. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden ..... 362
Dashboardkastje............. 363
Consolevak..................... 365
Dakconsole .................... 366
Bekerhouders ................. 367
Fleshouders.................... 368
Extra opbergvakken........ 369
3-5. Overige voorzieningen
in het interieur
Zonnekleppen................... 371
Make-upspiegels............... 372
Conversatiespiegel ........... 373
Accessoireaansluitingen... 374
Stoelverwarming............... 376
Armsteunen ...................... 378
Tafeltje aan rugleuning
voorstoelen..................... 379
Zonneschermen
zijruiten ........................... 381
Handgrepen...................... 382
Vloermat ........................... 383
Voorzieningen in de
bagageruimte.................. 385
304
VERSO_WE_OM64574E
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
Handmatig bediende airconditioning
Wijzigen van de instellingen
Wijzigen van de ingestelde temperatuur (auto's zonder aircon-
ditioning)
Draai de knop voor de temperatuurregeling rechtsom om de tem-
peratuur te verhogen.
Wijzigen van de ingestelde temperatuur (auto's met airconditi-
oning)
Draai de temperatuurregelknop rechtsom (warm) of linksom
(koud).
Als niet is ingedrukt, blaast het systeem lucht met de omgevings-
temperatuur of verwarmde lucht in het interieur.
: Indien aanwezig
Draaiknop aanjagersnelheid
Toets buitenlucht- of recirculatiemodus
Draaiknop
uitstroom-
opening
Toets A/C (airconditioning aan/uit)
(indien aanwezig)
Draaiknop
temperatuur-
regeling
305
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Wijzigen van de aanjagersnelheid
Draai de knop voor de aanjagersnelheid rechtsom (hoger) of
linksom (lager).
Zet de knop op 0 om de aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de uitstroomopeningen
Draai de knop voor het wijzigen
van de gebruikte uitstroomope-
ningen.
Iedere keer dat de knop gedraaid
wordt (in willekeurige richting),
worden er andere uitstroomope-
ningen geselecteerd.
Er stroomt lucht naar het boven-
lichaam.
Er stroomt lucht naar het boven-
lichaam en de voeten.
: Sommige uitvoeringen
306
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
VERSO_WE_OM64574E
Er stroomt voornamelijk lucht
naar de voeten.
: Sommige uitvoeringen
Er stroomt lucht naar de voeten
en de voorruitverwarming is in
werking.
: Sommige uitvoeringen
Er stroomt lucht naar de voorruit
en zijruiten.
De luchttoevoer schakelt automa-
tisch naar de stand buitenlucht.
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer als op wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tussen
buitenluchtmodus (controlelampje uit) en recirculatiemodus (controle-
lampje aan).
307
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Afstellen van de stand en de mate van opening van de uitstroom-
openingen
Middelste uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of bene-
den.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of te
sluiten.
Uitstroomopeningen rechts en links
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of bene-
den.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of te
sluiten.
308
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik van het systeem in de recirculatiemodus
De ruiten zullen sneller beslaan als de recirculatiemodus gedurende langere
tijd is ingeschakeld.
Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 0°C is (auto's met airconditio-
ning)
De airconditioning wordt mogelijk niet ingeschakeld, ook niet als
wordt ingedrukt.
Wanneer is geselecteerd voor de gebruikte uitstroomopeningen
Voor uw rijcomfort kan de luchttoevoer naar de voetenruimte, afhankelijk van
de temperatuurinstelling, warmer zijn dan de luchttoevoer naar het bovenli-
chaam.
Geuren ventilatie en airconditioning
Zet de airconditioning in de buitenluchtmodus om frisse lucht binnen te
laten.
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten
de auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te
zetten voordat u de motor uitschakelt.
309
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Zet de draaiknop voor het selecteren van de uitstroomopening niet in de
stand in combinatie met koele lucht bij extreem vochtig weer. Het ver-
schil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit zorgt
ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt
belemmerd.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
310
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspie-
VERSO_WE_OM64574E
Automatische airconditioning
Gebruik van de automatische modus
Druk op .
De airconditioning wordt ingeschakeld. De uitstroomopeningen
waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden automatisch
geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Druk op om de temperatuur te verhogen en op van
(auto met linkse besturing) of (auto met rechtse bestu-
ring) om de temperatuur aan bestuurderszijde te verlagen.
De temperatuur kan aan de zijde van de bestuurder en aan de zijde
van de voorpassagier afzonderlijk worden geregeld. (Blz. 311)
: Indien aanwezig
De luchtstroom en de uitstroomopeningen waaruit de lucht komt,
worden automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Luchttoevoertoets
Weergave
temperatuur
Toets
temperatuur-
regeling
Weergave uit-
stroomopening
Toets gescheiden
bediening
Toets A/C
Toets keuze uitstroom-
openingen
Toets AUTO
Weergave aanjagersnelheid
Toets
temperatuur-
regeling
Weergave
temperatuur
Toets aanjagersnelheid
Toets OFF
Toets voorruitverwarming
STAP
1
STAP
2
311
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Controlelampje automatische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de luchtcirculatiemodi
worden bediend, dooft het controlelampje van de automatische
modus. De automatische modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Wijzigen van de instellingen
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk op om de temperatuur te verhogen en op van (auto
met linkse besturing) of (auto met rechtse besturing) om de
temperatuur aan bestuurderszijde te verlagen.
Druk op (verhogen) of (verlagen) van (auto met linkse bestu-
ring) of (auto met rechtse besturing) om de temperatuur aan de
passagierszijde en de bestuurderszijde afzonderlijk in te stellen
(gescheiden bediening). Druk op om de temperatuur aan de
bestuurderszijde en de passagierszijde in te stellen op dezelfde waarde
(gemeenschappelijke bediening).
De functies van de toetsen van de airconditioning wijzigen van geschei-
den naar gemeenschappelijke bediening en omgekeerd als wordt
ingedrukt.
Wijzigen van de aanjagersnelheid
Druk op (verlagen) of (verhogen) op .
De aanjagersnelheid wordt op het display weergegeven. (7 niveaus)
Druk op om de aanjager uit te schakelen.
312
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
VERSO_WE_OM64574E
Wijzigen van de uitstroomopeningen
Druk op .
Iedere keer dat er op
wordt gedrukt, worden er andere
uitstroomopeningen geselec-
teerd.
Luchtcirculatie afhankelijk van de geselecteerde stand.
Er stroomt lucht naar het boven-
lichaam.
Er stroomt lucht naar het boven-
lichaam en de voeten.
: Sommige uitvoeringen
313
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Er stroomt voornamelijk lucht
naar de voeten.
: Sommige uitvoeringen
Er stroomt lucht naar de voeten
en de voorruitverwarming is in
werking.
: Sommige uitvoeringen
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer als op wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tussen
de buitenluchtmodus (controlelampje uit) en de recirculatiemodus (con-
trolelampje aan).
314
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
VERSO_WE_OM64574E
Ontwasemen van de voorruit
Druk op .
Het controlelampje gaat branden.
De airconditioning wordt automa-
tisch geregeld.
Als de buitentemperatuur 5°C of
lager is, schakelt de recirculatie-
modus automatisch over naar de
buitenluchtmodus.
Afstellen van de stand en de mate van opening van de uitstroom-
openingen
Middelste uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of bene-
den.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of te
sluiten.
315
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Uitstroomopeningen rechts en links
Richt de luchtstroom naar
links of rechts, boven of bene-
den.
Draai aan de knop om de uit-
stroomopening te openen of te
sluiten.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities. Dat kan leiden tot de volgende ver-
schijnselen.
Het systeem kan automatisch overschakelen naar de recirculatiemodus
als in de zomer de laagst mogelijke temperatuur geselecteerd wordt.
Direct na het indrukken van kan de aanjager even stoppen tot er
voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
Er kan koude lucht in het gebied rondom het bovenlichaam worden ver-
spreid als de verwarming is ingeschakeld.
Gebruik van het systeem in de recirculatiemodus
De ruiten zullen sneller beslaan als de recirculatiemodus gedurende langere
tijd is ingeschakeld.
Ontwasemingsfunctie voor de ruiten
In de recirculatiemodus kan automatisch worden overgeschakeld naar de
buitenluchtmodus als de ruiten ontwasemd moeten worden.
Wanneer de buitentemperatuur ongeveer 0°C is
De airconditioning wordt mogelijk niet ingeschakeld, ook niet als
wordt ingedrukt.
Wanneer is geselecteerd voor de gebruikte uitstroomopeningen
Voor uw rijcomfort kan de luchttoevoer naar de voetenruimte, afhankelijk van
de temperatuurinstelling, warmer zijn dan de luchttoevoer naar het bovenli-
chaam.
316
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
VERSO_WE_OM64574E
Geuren ventilatie en airconditioning
Zet de airconditioning in de buitenluchtmodus om frisse lucht binnen te
laten.
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten
de auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te
zetten voordat u de motor uitschakelt.
Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager even vertraagd direct
nadat de airconditioning in de stand AUTO wordt ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het
verschil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit
zorgt ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
317
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspie-
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Extra verwarming
: Indien aanwezig
De extra verwarming kan worden bediend als
De motor draait.
De koelvloeistoftemperatuur laag is.
Normale verschijnselen bij werking van de extra verwarming
De volgende omstandigheden duiden niet op een storing.
Als de extra verwarming in- of uitgeschakeld wordt, kan enige witte rook
of een lichte geur vrijkomen uit de onder de vloer geplaatste uitlaat.
Bij het gebruik onder extreem koude omstandigheden kan tevens wat
condens uit de uitlaat komen.
Het is mogelijk dat gedurende 2 minuten nadat de extra verwarming is
uitgeschakeld in de motorruimte een geluid hoorbaar is.
Nadat de verwarming is uitgeschakeld
Het verdient aanbeveling om de extra verwarming niet binnen 10 minuten
opnieuw in te schakelen nadat u deze uitgeschakeld hebt. Anders kan de
extra verwarming geluid maken wanneer deze werkt.
Bij het tanken
De motor moet zijn afgezet. Wanneer u de motor afzet, wordt de extra ver-
warming uitgeschakeld.
Deze zorgt ervoor dat het interieur van de auto warm blijft onder
koude omstandigheden.
Schakelt de extra verwarming
in/uit
Ongeveer 30 seconden nadat
u de toets hebt ingedrukt, gaat
de extra verwarming werken.
318
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Brandwonden of schade aan uw auto voorkomen
OPMERKING
Schade aan de auto voorkomen
Schakel de extra verwarming niet herhaaldelijk in en uit binnen een tijdsin-
terval van 5 minuten omdat dat de levensduur kan verkorten. Zet de toets
van de extra verwarming uit als de motor vaak opnieuw gestart wordt
(zoals bij bezorgingen).
Voer geen veranderingen uit aan de extra verwarming zonder eerst een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te raadplegen. Dit kan lei-
den tot storingen aan de verwarming of tot brand.
Mors geen water of andere vloeistoffen op het verwarmingselement en de
brandstofpomp van de verwarming. Dit kan storingen aan de verwarming
veroorzaken.
Houd de in- en uitlaat van de verwarming vrij van water, sneeuw, ijs, mod-
der, enz. Wanneer deze verstopt raken, kan de verwarming niet meer
goed werken.
Als u iets ongewoons opvalt, zoals een vloeistoflek, rook of een slechte
werking, schakel dan de extra verwarming uit en laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Raak de verwarming en de uitlaat niet
aan omdat deze heet zijn. U zou zich
kunnen branden.
Houd brandbare materialen zoals
brandstof weg van de verwarming en
de uitlaat. Anders kan brand ontstaan.
319
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspie-
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Achterruit- en buitenspiegelverwarming
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de
achterruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Schakelt de achterruit- en bui-
tenspiegelverwarming in/uit
De achterruitverwarming en de
buitenspiegelverwarming wor-
den na ongeveer 15 minuten
automatisch uitgeschakeld.
Auto's met automatische airconditioning
Schakelt de achterruit- en bui-
tenspiegelverwarming in/uit
De achterruit- en buitenspie-
gelverwarming worden na de
werkingsduur ervan automa-
tisch uitgeschakeld. De wer-
kingsduur bedraagt tussen 15
minuten en 1 uur, afhankelijk
van de buitentemperatuur en
de rijsnelheid.
320
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruit- en buitenspiegelverwarming
VERSO_WE_OM64574E
De achterruit- en buitenspiegelverwarming kunnen worden gebruikt
als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
De buitenspiegelverwarming
Door de achterruitverwarming in te schakelen wordt de buitenspiegelverwar-
ming ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Als de buitenspiegelverwarming ingeschakeld is
Raak het glas van de buitenspiegels niet aan omdat dit heet kan zijn.
321
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
3-2. Gebruik van het audiosysteem
Soorten audiosystemen
: Indien aanwezig
Auto's met navigatie-/multimediasysteem
Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasys-
teem voor meer informatie indien uw auto is uitgerust met een
navigatie-/multimediasysteem.
Auto's zonder navigatie-/multimediasysteem
CD-speler met AM/FM-radio
322
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik van mobiele telefoons
Mobiele telefoons kunnen storingen veroorzaken die hoorbaar zijn via de
luidsprekers als het audiosysteem ingeschakeld is.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het audiosysteem niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
Voorkomen van schade aan het audiosysteem
Mors geen drank of andere vloeistof over het audiosysteem.
Voorkomen van schade aan het USB-geheugen en de aansluiting
Afhankelijk van de vorm en het formaat van het USB-geheugen dat op het
systeem is aangesloten, komt de voorpassagiersstoel mogelijk in aanraking
met het USB-geheugen wanneer de stoel naar voren wordt gezet. Probeer
in dat geval de stoel niet met kracht naar voren te zetten; het USB-geheugen
of de aansluiting kunnen dan beschadigd raken.
Titel Bladzijde
Gebruik van de radio Blz. 323
Gebruik van de CD-speler Blz. 327
Afspelen van discs met MP3- en WMA-
bestanden Blz. 332
Bedienen van een iPod Blz. 338
Bedienen van een USB-geheugen Blz. 345
Optimaal gebruikmaken van het
audiosysteem Blz. 352
Gebruik van de AUX-aansluiting Blz. 354
Gebruik van de audiotoetsen op het
stuurwiel Blz. 355
323
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik van de radio
Vastleggen van voorkeuzezenders
In de stand AF-ON wisselt de radio van frequentie naar het sterkste
signaal van de geselecteerde zender.
Stem af op de gewenste zender door de knop te ver-
draaien of op het gedeelte of van te drukken.
Houd de toets (van tot ) waaronder u de zender wilt
opslaan ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
: Indien aanwezig
AAN/UIT Volume
Voorkeuzetoetsen
Terugtoets
Afstellen
frequentie of
selecteren
van items
Toets AM
Instellen AF/
regiocode/TA
Zoeken van
frequentie
Weergeven
zenderlijst
Toets FM
STAP
1
STAP
2
324
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik van de zenderlijst
Bijwerken van de zenderlijst
Druk op .
De zenderlijst wordt weergegeven.
Druk op (Update) (bijwerken) om de lijst bij te werken.
Tijdens het zoeken wordt “Updating” (bijwerken) weergegeven. Ver-
volgens worden op het display de beschikbare zenders weergege-
ven.
Druk op om het bijwerken te onderbreken.
Selecteren van een zender in de zenderlijst
Druk op .
De zenderlijst wordt weergegeven.
Draai aan om een zender te selecteren.
Druk op om op de zender af te stemmen.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
RDS (Radio Data Systeem)
Met deze functie kan uw radio zenders ontvangen.
Luisteren naar radiozenders van hetzelfde netwerk
Druk op .
Draai naar RADIO en druk op .
Draai afhankelijk van de gewenste stand naar FM AF
of “Region code” (regiocode).
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
325
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Druk op om ON (aan) of OFF (uit) te selecteren.
Stand FM AF ON: De radiozender van hetzelfde netwerk
met de sterkste ontvangst wordt geselec-
teerd.
Stand regiocode ON: De radiozender van hetzelfde netwerk
met de sterkste ontvangst die hetzelfde
programma uitzendt, wordt geselecteerd.
Verkeersinformatie
Druk op .
Draai naar RADIO en druk op .
Draai naar de stand FM TA.
Druk op om ON (aan) of OFF (uit) te selecteren.
Stand TP: Het systeem schakelt automatisch over naar een zen-
der waarop verkeersinformatie wordt meegestuurd
zodra deze informatie wordt ontvangen.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer terugge-
schakeld naar de zender waarop was afgestemd.
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
326
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
EON (Enhanced Other Network)-systeem (voor de ontvangst van ver-
keersmeldingen)
Als de RDS-zender (met EON-gegevens) waar u naar luistert geen ver-
keersinformatie meestuurt en het audiosysteem in stand TA (verkeersmel-
ding) staat, schakelt het systeem automatisch over naar een zender van de
EON AF-lijst zodra het uitzenden van de verkeersinformatie begint.
Als de accu is losgenomen
De opgeslagen voorkeuzezenders worden gewist.
Ontvangstgevoeligheid
Het is niet altijd mogelijk radiosignalen perfect te ontvangen vanwege de
steeds wisselende positie van de antenne, verschillen in signaalsterkte
en de aanwezigheid van objecten in de omgeving als treinen, zendstati-
ons, enz.
De radioantenne is bevestigd op de achterzijde van het dak. De antenne
kan van de voet worden verwijderd door deze te draaien.
OPMERKING
Verwijder de antenne onder de volgende omstandigheden om bescha-
diging te voorkomen:
Als de auto in een garage het plafond raakt.
Als het dak wordt afgedekt.
327
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik van de CD-speler
Laden van CD's
Plaats een CD.
Uitwerpen van CD's
Druk op en verwijder de CD.
Een muziekstuk selecteren
Draai aan of druk op om naar het vorige of op van om
naar het volgende muziekstuk te gaan totdat het gewenste nummer
op het display wordt weergegeven.
: Indien aanwezig
AAN/UIT Volume
Uitwerpen van CD
Weergeven overzicht muziekstukken
Afspelen
Herhalen Afspelen in willekeurige
volgorde
Selecteren van een
muziekstuk, versneld
vooruit- of terugspoelen
Een muziek-
stuk selecte-
ren of tekst
weergeven
Terugtoets
328
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Selecteren van een muziekstuk uit een afspeellijst
Druk op .
De afspeellijst wordt weergegeven.
Draai aan en druk op om een muziekstuk te selecteren.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weer-
gave.
Versneld vooruit-/terugspoelen van muziekstukken
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Druk op (willekeurige volgorde).
Druk nogmaals op (willekeurige volgorde) om te annuleren.
Herhalen
Druk op (herhalen).
Druk nogmaals op (herhalen) om te annuleren.
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en titel van de CD worden
op het display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
STAP
1
STAP
2
329
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Display
Er kunnen maximaal 24 karakters worden weergegeven.
Of de informatie wordt weergegeven en de manier waarop deze wordt weer-
gegeven is afhankelijk van de gegevens op de disc.
Foutmeldingen
ERROR (fout): Geeft een storing op de CD of in de speler aan.
CD CHECK De CD is vuil, beschadigd of verkeerd geplaatst.
(controleer CD)
WAIT (wachten): Het afspelen wordt afgebroken vanwege de hoge tempe-
ratuur in de speler. Wacht enige tijd en druk op .
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als de CD nog steeds
niet kan worden afgespeeld.
Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, kras-
sen, vuil of beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
CD's met een kopieerbeveiliging kunnen mogelijk niet worden afgespeeld.
Beschermingsfunctie CD-speler
Om de interne componenten in de CD-speler te beschermen, wordt het
afspelen automatisch onderbroken als er een defect wordt gesignaleerd.
Als een CD gedurende langere tijd in de CD-speler blijft zitten of als de
CD gedeeltelijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De CD kan beschadigd raken waardoor hij niet meer goed kan worden afge-
speeld.
Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
330
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Verklaring voor de CD-speler
Dit product is een klasse I laserproduct.
Verwijder nooit de kap van de speler en probeer de speler nooit zelf te
repareren. Laat reparaties uitvoeren door deskundig personeel.
Laserstralen: niet schadelijk
OPMERKING
CD's en adapters die niet kunnen worden gebruikt
Gebruik de volgende CD's niet.
Gebruik ook geen 8 cm CD-adapters, DualDiscs of printbare discs.
Hierdoor kan de speler beschadigd raken en/of kan het plaatsen/verwijderen
bemoeilijkt worden.
CD's met een andere diameter dan
12 cm
Inferieure en vervormde CD's
331
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van CD-speler
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan leiden tot bescha-
diging van de CD's of van de speler zelf.
Plaats geen andere voorwerpen dan CD's in de opening van de CD-spe-
ler.
Probeer de CD-speler niet met olie te smeren.
Stel CD's niet bloot aan direct zonlicht.
Probeer de CD-speler niet uit elkaar te nemen.
CD's met een transparant of lichtdoorla-
tend opnamegedeelte
CD's waar tape, stickers of CD-R-labels
op geplakt zijn of CD's waarvan het
label heeft losgelaten
332
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Afspelen van discs met MP3- en WMA-bestanden
Laden en uitwerpen van discs met MP3- en WMA-bestanden
Blz. 327
Selecteren van een map
Selecteren van een map per keer
Druk op of van om de gewenste map te selecteren.
: Indien aanwezig
AAN/UIT Volume
Uitwerpen van disc
Weergeven overzicht muziekstukken
Afspelen
Herhalen Afspelen in willekeurige volgorde
Selecteren van een
bestand, versneld
vooruit- of terug-
spoelen
Selecteren
van een
bestand of
weergeven
van tekst
Selecteren van
een map
Terugtoets
333
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op .
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai aan en druk op om een map en bestand te selec-
teren.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Druk op om dit menu te verlaten.
Terugkeren naar de eerste map
Houd ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
Selecteren van bestanden
Draai aan de knop of druk op of van om het
gewenste bestand te selecteren.
Versneld vooruit-/terugspoelen van bestanden
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer u op (willekeurige volgorde) drukt, worden de standen
als volgt gewijzigd:
Map in willekeurige volgorde afspelen Disc in willekeurige volg-
orde afspelen Uit
Herhalen
Wanneer u op (herhalen) drukt, worden de standen als volgt
gewijzigd:
Herhalen bestand Herhalen map* Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer afspelen in willekeurige volgorde is gese-
lecteerd
STAP
1
STAP
2
334
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel (alleen MP3)
worden op het display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Weergave
Blz. 329
Foutmeldingen
ERROR (fout): Geeft een storing op de CD of in de speler aan.
CD CHECK De CD is vuil, beschadigd of verkeerd geplaatst.
(controleer CD)
NO SUPPORT Dit geeft aan dat er geen MP3/WMA-bestand op de
(geen ondersteuning) CD staat.
Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, kras-
sen, vuil of beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
Beschermingsfunctie CD-speler
Om de interne componenten in de CD-speler te beschermen, wordt het
afspelen automatisch onderbroken als er een defect wordt gesignaleerd.
Als een CD gedurende langere tijd in de CD-speler blijft zitten of als de
CD gedeeltelijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De CD kan beschadigd raken waardoor hij niet meer goed kan worden afge-
speeld.
Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
335
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER3) is een standaard audiocompressieformaat.
Door gebruik te maken van MP3-compressie kunnen bestanden worden
gecomprimeerd tot ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van
Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner
dan bestanden van het MP3-formaat.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaarden en aan de
media/formaten waarmee de opgenomen bestanden kunnen worden afge-
speeld.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaarden
MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 LAYER3: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22,05, 24 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 160, 192, 224, 256, 320 (kbps)
MPEG2 LSF LAYER3: 64, 80, 96, 112, 128, 144, 160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaalsstereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaarden
WMA versie 7, 8, 9
Compatibele samplingfrequenties
32, 44,1, 48 (kHz)
Compatibele bitrates (alleen compatibel met 2-kanaalsweergave)
Versie 7, 8: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192 (kbps)
Versie 9: CBR 48, 64, 80, 96, 128, 160, 192, 256, 320 (kbps)
Compatibele media
De media die kunnen worden gebruikt voor de weergave van MP3- en
WMA-bestanden zijn CD-R's en CD-RW's.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhankelijk
van de eigenschappen van de CD. Weergave is in sommige gevallen niet
mogelijk of de speler kan overslaan als er krassen of vingerafdrukken op
de disc aanwezig zijn.
336
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Compatibele disc-formaten
De volgende disc-formaten kunnen worden gebruikt.
Disc-formaten: CD-ROM Mode 1 en Mode 2
CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en Form 2
Bestandsformaten: ISO9660 level 1, level 2, (Romeo, Joliet)
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn,
kunnen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de
bestandsnamen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden
weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaarden en beperkingen betrekking hebben
zijn als volgt.
Maximale mapstructuur: 8 niveaus
Maximale lengte van mapnamen/bestandsnamen: 32 karakters
Maximaal aantal mappen: 192 (inclusief de root)
Maximaal aantal bestanden per disc: 255
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en
die kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of
.wma.
Multi-sessies
Omdat het audiosysteem geschikt is voor het afspelen van multi-sessieop-
namen, kunnen er discs worden afgespeeld met MP3- en WMA-bestan-
den. Alleen de eerste sessie kan echter worden afgespeeld.
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het nummer, de naam van de artiest, enz. op
te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3 ID3-
tags. (Het aantal karakters is gebaseerd op ID3-versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor
het mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest
op te nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
337
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Als er een disc met MP3- of WMA-bestanden in de speler wordt geplaatst,
worden eerst alle bestanden op de disc gecontroleerd. Als deze controle
voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afgespeeld. Om de
bestandscontrole niet langer te laten duren dan nodig is, adviseren wij u
geen andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op de disc op te
nemen en geen onnodige mappen te creëren.
Als op discs een combinatie staat van audiogegevens en MP3- of WMA-
gegevens, kunnen alleen audiogegevens worden afgespeeld.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere
bestanden dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden niet juist
herkend worden en worden afgespeeld als MP3- en WMA-bestanden. Dit
kan leiden tot storende geluiden en schade aan de luidsprekers.
Afspelen
Om een MP3-bestand met constante geluidskwaliteit af te spelen, advi-
seren wij de opnames te maken met een vaste bitrate van 128 kbps en
een samplingfrequentie van 44,1 kHz.
Sommige CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhan-
kelijk van de eigenschappen van de disc.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3-
en WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van
deze software kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het
begin van de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kan
afspelen zelfs helemaal niet mogelijk zijn.
Als er andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op een disc
staan, kan het langer duren voordat de bestanden op de disc herkend
worden en in sommige gevallen kan de disc wellicht helemaal niet wor-
den afgespeeld.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handels-
merken van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
OPMERKING
CD's en adapters die niet kunnen worden gebruikt (Blz. 330)
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van CD-speler (Blz. 331)
338
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Bedienen van een iPod
: Indien aanwezig
Door een iPod aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit de luid-
sprekers van de auto.
Aansluiten van een iPod
Open het afdekkapje en sluit
een iPod aan met behulp van
een iPod-kabel.
Als de iPod niet is ingescha-
keld, schakel deze dan alsnog
in.
Druk op .
Bedieningspaneel
STAP
1
STAP
2
Selecteren van een
muziekstuk, vooruit- of
terugspoelen
AAN/UIT Volume
Afspelen in willekeurige volgorde
Herhalen
Afspelen
Een iPod-
menu/
muziekstuk
selecteren
of tekst
weergeven
iPod-menu
Overzicht van muziekstukken weergeven
Terugtoets
339
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Selecteren van een afspeelfunctie
Druk op (menu) om het iPod-menu te selecteren.
Door rechtsom te draaien verandert de afspeelmodus
als volgt:
Playlists (afspeellijsten)Artists (artiesten)AlbumsSongs
(muziekstukken)PodcastsGenres Composers (compo-
nisten)Audiobooks (audioboeken)
Druk op om de gewenste afspeelfunctie te selecteren.
Lijst afspeelmodus
Afspeelmodus Eerste
selectie Tweede
selectie Derde
selectie Vierde
selectie
Playlists Selectie
afspeellijsten
Selectie
muziekstuk-
ken --
Artists Selectie
artiesten Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken -
Albums Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken --
Songs Selectie
muziekstukken ---
Podcasts Selectie pod-
casts Selectie afle-
veringen --
Genres Selectie gen-
res Selectie
artiesten Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken
Composers Selectie com-
ponisten Selectie
albums
Selectie
muziekstuk-
ken -
Audiobooks Selectie
audioboeken Selecteren van
hoofdstuk --
STAP
1
STAP
2
STAP
3
340
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Kiezen van een lijst
Draai aan de knop om de eerste selectielijst weer te
geven.
Druk op om het gewenste item te selecteren.
Door op de knop te drukken, wordt de tweede selectielijst
weergegeven.
Herhaal dezelfde procedure om het gewenste item te selecte-
ren.
Druk op om terug te keren naar de vorige selectielijst.
Muziekstukken selecteren
Draai aan de knop of druk op of van de toets om het
gewenste muziekstuk te selecteren.
Selecteren van een muziekstuk in het overzicht
Druk op .
Het overzicht van de muziekstukken wordt weergegeven.
Draai aan om een muziekstuk te selecteren.
Druk op om het muziekstuk af te spelen.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Versneld vooruit-/terugspoelen van muziekstukken
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
1
STAP
2
STAP
3
341
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer u op (willekeurige volgorde) drukt, worden de standen
als volgt gewijzigd:
Muziekstukken in willekeurige volgorde afspelen Album in wille-
keurige volgorde afspelen Uit.
Herhalen
Druk op (herhalen).
Druk nogmaals op (herhalen) om te annuleren.
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel worden op het
display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Regelen van de geluidskwaliteit en de balans van het volume
Druk op om het iPod-menu weer te geven.
Druk op om de geluidsinstelling te wijzigen.
(Blz. 352)
STAP
1
STAP
2
342
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Informatie over iPod
Apple kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de werking van
dit apparaat of de mate waarin dit apparaat voldoet aan de eisen voor
veiligheid en regelgeving.
iPod is een handelsmerk van Apple Inc., geregistreerd in de VS en in
andere landen.
iPod-functies
Wanneer een iPod is aangesloten en de audiobron wordt gewijzigd in
iPod-modus, gaat de iPod verder met het laatst afgespeelde bestand.
Afhankelijk van de iPod die op het systeem is aangesloten, zijn bepaalde
functies mogelijk niet beschikbaar. Als een functie niet beschikbaar is
vanwege een storing (in tegenstelling tot een systeemspecificatie), kan
het helpen om het apparaat even los te koppelen en weer aan te sluiten.
Als de iPod is aangesloten op het systeem, kan de iPod niet meer op de
normale wijze worden bediend. In dat geval moeten de bedieningsele-
menten van het audiosysteem van de auto worden gebruikt.
iPod-problemen
Om de meeste problemen tijdens het gebruik van uw iPod te verhelpen, kunt
u de iPod losnemen van de iPod-aansluiting in de auto en het apparaat
resetten.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw iPod voor instructies bij het reset-
ten van uw iPod.
Weergave
Blz. 329
Foutmeldingen
ERROR (fout): Dit geeft aan dat er een probleem is met de iPod of de
aansluiting ervan.
NO SONGS: Dit geeft aan dat de iPod geen audio-opnames bevat.
(geen muziekstukken)
NO PLAYLIST: Dit geeft aan dat sommige beschikbare muziekstukken
(geen afspeellijst) niet kunnen worden gevonden in de geselecteerde
afspeellijst.
UPDATE YOUR iPod: Dit geeft aan dat de versie van de iPod niet
(bijwerken van iPod) compatibel is. Actualiseer uw iPod-software naar
de nieuwste versie.
343
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Compatibele modellen
Uitvoering Generatie Software-versie
iPod 5e generatie Versie 1.3.0
iPod nano
1e generatie Versie 1.3.1
2e generatie Versie 1.1.3
3e generatie Versie 1.1.3
4e generatie Versie 1.0.4
5e generatie Versie 1.0.2
6e generatie Versie 1.0.0
iPod touch
1e generatie Versie 3.1.3
2e generatie Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
Eind 2009 (8 GB) Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
3e generatie
(32 GB/64 GB)
Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
4e generatie Versie 4.2.1
iPod classic
1e generatie Versie 1.1.2
2e generatie (120 GB) Versie 2.0.1
Eind 2009 (160 GB) Versie 2.0.4
iPhone
1e generatie (iPhone) Versie 3.1.3
2e generatie
(iPhone 3G)
Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
3e generatie
(iPhone 3GS)
Versie 3.1.3
Versie 4.2.1
4e generatie (iPhone 4) Versie 4.2.1
344
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Afhankelijk van de verschillen tussen modellen, software-versies, enz., zijn
sommige van de genoemde modellen mogelijk niet compatibel met dit sys-
teem. iPods van de 4e generatie en eerdere modellen zijn niet compatibel
met dit systeem. iPod mini, iPod shuffle en iPod photo zijn niet compatibel
met dit systeem.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben,
zijn als volgt:
Maximaal aantal lijsten in apparaat: 9.999
Maximaal aantal muziekstukken in apparaat: 65.535
Maximaal aantal muziekstukken per lijst: 65.535
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Sluit de iPod niet aan en bedien deze niet. Als u dit wel doet kan dat leiden
tot ongevallen, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de iPod en de aansluiting
Laat uw iPod niet achter in de auto. De temperatuur in de auto kan hoog
oplopen, waardoor de iPod beschadigd kan raken.
Druk niet op de iPod en oefen geen onnodige druk erop uit terwijl het
apparaat aangesloten is, aangezien dit de iPod of de aansluiting ervan
kan beschadigen.
Plaats geen vreemde voorwerpen in de opening, aangezien dit de iPod of
de aansluiting ervan kan beschadigen.
345
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Bedienen van een USB-geheugen
: Indien aanwezig
Door een USB-geheugen aan te sluiten, kunt u genieten van muziek
uit de luidsprekers van de auto.
Aansluiten van een USB-geheugen
Open het klepje en sluit een
USB-geheugen aan.
Als het USB-geheugen niet is
ingeschakeld, schakel dit dan
alsnog in.
Druk op .
Bedieningspaneel
STAP
1
STAP
2
Selecteren van een
bestand, vooruit- of
terugspoelen
AAN/UIT Volume
Afspelen in willekeurige
volgorde
Herhalen
Afspelen
Selecteren
van een
bestand of
weergeven
van tekst
Selecteren
van een map
Weergeven overzicht mappen
Terugtoets
346
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Selecteren van een map
Selecteren van een map per keer
Druk op of van om de gewenste map te selecteren.
Selecteren van een map en bestand uit de mappenlijst
Druk op .
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai aan en druk op om een map en bestand te selec-
teren.
Druk op om terug te keren naar de vorige weergave.
Druk op om dit menu te verlaten.
Terugkeren naar de eerste map
Houd ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort.
Selecteren van bestanden
Draai aan de knop of druk op of van om het
gewenste bestand te selecteren.
Versneld vooruit-/terugspoelen van bestanden
Houd of van ingedrukt om vooruit of terug te spoelen.
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer u op (willekeurige volgorde) drukt, worden de standen
als volgt gewijzigd:
Map in willekeurige volgorde afspelen USB in willekeurige volg-
orde afspelen Uit
STAP
1
STAP
2
347
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Herhalen
Wanneer u op (herhalen) drukt, worden de standen als volgt
gewijzigd:
Herhalen bestand Herhalen map* Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer afspelen in willekeurige volgorde is gese-
lecteerd
Overschakelen naar een andere weergave
Druk op .
Titel van het muziekstuk, naam van de artiest en albumtitel (alleen MP3)
worden op het display weergegeven.
Druk op of om terug te keren naar de vorige weergave.
Functies USB-geheugen
Afhankelijk van het type USB-geheugen dat op het systeem is aange-
sloten, kan het apparaat zelf mogelijk niet worden bediend en zijn
bepaalde functies mogelijk niet beschikbaar. Als het apparaat niet kan
worden bediend of als een functie niet beschikbaar is vanwege een sto-
ring (in tegenstelling tot een systeemspecificatie), kan het helpen om het
apparaat even los te koppelen en weer aan te sluiten.
Formatteer het geheugen als het USB-geheugen nog steeds niet werkt
nadat het apparaat is losgekoppeld en weer is aangesloten.
Weergave
Blz. 329
Foutmeldingen
ERROR (fout): Dit geeft aan dat er een probleem is met het
USB-geheugen of de aansluiting ervan.
NO MUSIC: Dit geeft aan dat er geen MP3/WMA-bestanden in het
(geen muziek) USB-geheugen staan.
348
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
USB-geheugen
Compatibele apparaten
USB-geheugen dat kan worden gebruikt voor het afspelen van MP3- en
WMA-bestanden
Compatibele apparaatformaten
De volgende apparaatformaten kunnen worden gebruikt:
USB-communicatieformaten: USB2.0 FS (12 mbps)
Bestandsformaten: FAT16/32 (Windows)
Klasse: massaopslag
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, kun-
nen mogelijk niet op de juiste manier worden afgespeeld, en de bestands-
namen en mapnamen kunnen mogelijk niet correct worden weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaards en beperkingen betrekking hebben,
zijn als volgt:
Maximale mapstructuur: 8 niveaus
Maximaal aantal mappen in een apparaat: 999 (inclusief de root)
Maximaal aantal bestanden in een apparaat: 9.999
Maximaal aantal bestanden per map: 255
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER 3) is een standaard audiocompressieformaat.
Met deze MP3-techniek kunnen bestanden worden gecomprimeerd tot
ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van
Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn klei-
ner dan bestanden van het MP3-formaat.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaards en aan de
media/formaten waarmee bestanden zijn opgenomen.
349
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaarden
MP3 (MPEG1 AUDIO LAYERII, III, MPEG2 AUDIO LAYERII, III,
MPEG2.5)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 AUDIO LAYERII, III: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 AUDIO LAYERII, III: 16, 22,05, 24 (kHz)
MPEG2.5: 8, 11,025, 12 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 AUDIO LAYERII, III: 32-320 (kbps)
MPEG2 AUDIO LAYERII, III: 32-160 (kbps)
MPEG2.5: 32-160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaalsstereo,
tweekanaalsweergave en monoweergave
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaarden
WMA versie 9
Compatibele samplingfrequenties
HIGH PROFILE 32, 44,1, 48 kHz
Compatibele bitrates
HIGH PROFILE 32-320 (kbps, VBR)
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en
die kunnen worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of
.wma.
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het
mogelijk wordt de naam van het muziekstuk, de naam van de artiest, enz.
op te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3, 2.4
ID3-tags. (Het aantal karakters is gebaseerd op ID3-versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor
het mogelijk wordt de titel van het muziekstuk en de naam van de artiest
op te nemen op dezelfde manier als met de ID3-tags.
350
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Wanneer er een apparaat met MP3- of WMA-bestanden is aange-
sloten, worden eerst alle bestanden op het USB-geheugen gecontro-
leerd. Als deze controle voltooid is, wordt het eerste MP3- of WMA-
bestand afgespeeld. Om de bestandscontrole niet langer te laten
duren dan nodig is, adviseren wij u geen andere bestanden dan MP3-
of WMA-bestanden in het USB-geheugen op te nemen en geen onno-
dige mappen te creëren.
Als een USB-geheugen is aangesloten en de audiobron is gewijzigd
naar afspeelmodus voor USB, zal het USB-geheugen beginnen met
het afspelen van het eerste bestand in de eerste map. Als hetzelfde
apparaat wordt verwijderd en weer aangesloten (en de inhoud ervan
niet is veranderd), zal het USB-geheugen het afspelen hervatten vanaf
het punt waar de speler is geëindigd.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere
bestanden dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden worden
overslagen (en niet worden afgespeeld).
Afspelen
Om MP3-bestanden met constante geluidskwaliteit af te spelen, advi-
seren wij de opnames te maken met een vaste bitrate van ten minste
128 kbps en een samplingfrequentie van 44,1 kHz.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3-
en WMA-bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van
deze software kunnen een slechte geluidsweergave of storingen bij het
begin van de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kan
afspelen zelfs helemaal niet mogelijk zijn.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handels-
merken van Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Sluit het USB-geheugen niet aan en bedien dit niet. Als u dit wel doet kan
dat leiden tot ongevallen, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
351
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Voorkomen van schade aan het USB-geheugen en de aansluiting
Laat het USB-geheugen niet in de auto achter. De temperatuur in de auto
kan hoog oplopen, waardoor het USB-geheugen beschadigd kan raken.
Druk niet op het USB-geheugen en oefen geen onnodige druk hierop uit
terwijl het geheugen is aangesloten, aangezien dit het USB-geheugen of
de aansluiting ervan kan beschadigen.
Plaats geen vreemde voorwerpen in de opening, aangezien dit het USB-
geheugen of de aansluiting ervan kan beschadigen.
Afhankelijk van de vorm en het formaat van het USB-geheugen dat op het
systeem is aangesloten, komt de voorpassagiersstoel mogelijk in aanra-
king met het USB-geheugen wanneer de stoel naar voren wordt gezet.
Probeer in dat geval de stoel niet met kracht naar voren te zetten; het
USB-geheugen of de aansluiting kunnen dan beschadigd raken.
352
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Optimaal gebruikmaken van het audiosysteem
Gebruik van toonregeling en geluidsverdeling
Wijzigen van geluidskwaliteitsinstellingen
Druk op .
Draai om “Sound Setting” (geluidsinstelling) te selecte-
ren.
Druk op .
Draai naar de gewenste stand.
BASS,TREBLE,FADER,BALANCE ofASL
Druk op .
: Indien aanwezig
Geeft de actuele functie
weer
Wijzigen van de volgende
instellingen
Geluidskwaliteit en
balans (Blz. 353)
Voor een optimaal geluid
kunnen de geluidskwaliteit
en balans worden gewijzigd.
Automatische geluidsre-
geling aan/uit
(Blz. 353)
De modus selecteren
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
353
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Instellen van de geluidskwaliteit
Door aan te draaien kan het niveau worden geregeld.
*: De geluidskwaliteit wordt in elke audioweergave afzonderlijk afgesteld.
Instellen van de automatische geluidsregeling (ASL)
Als ASL is geselecteerd, kan de hoeveelheid ASL in de volgorde
LOW, MID en HIGH worden gewijzigd door naar rechts te
draaien.
Door naar links te draaien, schakelt u de ASL uit.
ASL past het volume en de toonregeling aan op basis van de rijsnelheid.
Instelling
geluids-
kwaliteit
Weergege-
ven
modus Niveau Naar links
draaien Naar rechts
draaien
Lage tonen*BASS -5 - 5 Laag Hoog
Hoge tonen*TREBLE -5 - 5
Balans
volume
voor/achter FADER R7 tot F7 Verhogen
volume
achter
Verhogen
volume voor
Balans
links/rechts BALANCE L7 - R7 Verhogen
volume links
Verhogen
volume
rechts
354
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik van de AUX-aansluiting
: Indien aanwezig
Bedienen van externe audioapparaten die aangesloten zijn op het
audiosysteem
Het volume kan worden geregeld met behulp van de volumeregelaar van het
audiosysteem van de auto. Alle overige functies moeten op de draagbare
audiospeler zelf worden geregeld.
Bij het gebruik van een draagbare audiospeler aangesloten op de
accessoireaansluiting
Tijdens het afspelen kan ruis hoorbaar zijn. Gebruik de voedingsbron van
het externe audioapparaat.
Deze aansluiting kan worden gebruikt om via de luidsprekers in de
auto naar een extern audioapparaat te luisteren.
Open het afdekkapje en sluit
uw externe audioapparaat
aan.
Druk op tot AUX wordt weergegeven.
STAP
1
STAP
2
355
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik van de audiotoetsen op het stuurwiel
Inschakelen
Druk op als het audiosysteem UIT is.
Selecteren van de audiobron
Druk op als het audiosysteem AAN is. De audiobron wijzigt in
onderstaande volgorde, elke keer wanneer wordt ingedrukt.
Als een modus niet kan worden gebruikt, wordt deze overgeslagen.
AMFMCD-modusiPod- of USB-geheugen*AUX*
*: Indien aanwezig
Sommige functies van het audiosysteem kunnen worden bediend
met behulp van schakelaars op het stuurwiel.
Volume
Radiomodus: Selecteren
van radiozenders
CD-modus: Selecteren van
muziekstukken en bestan-
den (MP3 en WMA)
iPod-modus: Selecteren
van een muziekstuk
USB-geheugenmodus:
Selecteren van een bestand
en map
Inschakelen, selecteren van
de audiobron
356
3-2. Gebruik van het audiosysteem
VERSO_WE_OM64574E
Regelen van het volume
Druk op + van om het volume te verhogen en op - om het
volume te verlagen.
Houd de toets + of - op ingedrukt om het volume in sterkere mate
te verhogen of verlagen.
Dempen van het geluid
Houd ingedrukt.
Houd nogmaals ingedrukt om het dempen ongedaan te maken.
Selecteren van een radiozender
Druk op om de radio te selecteren.
Druk op of van om een voorkeuzezender te selec-
teren.
Houd of van ingedrukt totdat u een piepsignaal hoort
om te zoeken naar de zenders die ontvangen kunnen worden.
Selecteren van een bestand of muziekstuk
Druk op om de CD, iPod of USB-geheugenmodus te
selecteren.
Druk op of van om het gewenste bestand of
muziekstuk te selecteren.
Selecteren van een map (MP3 en WMA of USB-geheugen)
Druk op om de CD- of USB-geheugenmodus te selec-
teren.
Houd of van ingedrukt totdat u een pieptoon hoort.
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
STAP
1
STAP
2
357
3-2. Gebruik van het audiosysteem
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Beperk de kans op ongevallen
Neem bij het bedienen van de toetsen op het stuurwiel de nodige voorzich-
tigheid in acht.
358
VERSO_WE_OM64574E
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
Overzicht interieurverlichting
Interieurverlichting/leeslampjes (Blz. 359, 360)
Voetenruimteverlichting
Instapverlichting voorportier (indien aanwezig)
Verlichting opbergvak console (indien aanwezig)
359
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Hoofdschakelaar leeslampjes/interieurverlichting
Uit
De leeslampjes/interieurverlich-
ting kunnen afzonderlijk worden
in- of uitgeschakeld.
Stand DOOR
Als geen van beide hoofdschake-
laars ( of ) is ingedrukt:
De leeslampjes/interieurverlich-
ting gaan branden als een portier
wordt geopend. De verlichting
gaat uit als de portieren worden
gesloten. Als de portieren geslo-
ten zijn, kunnen de leeslampjes/
interieurverlichting afzonderlijk
worden ingeschakeld.
Aan
De leeslampjes/interieurverlich-
ting kunnen niet afzonderlijk wor-
den uitgeschakeld.
Hoofdschakelaar leeslampjes/interieurverlichting
360
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
VERSO_WE_OM64574E
Leeslampjes/interieurverlichting
Voor
Aan/uit
Achter
Aan/uit
Leeslampjes/interieurverlichting
361
3-3. Gebruik van de interieurverlichting
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Instapverlichting
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de
stand van het contact, afhankelijk van de vraag of de portieren vergren-
deld/ontgrendeld zijn, en of de portieren open/gesloten zijn.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de
stand van het contact, de aanwezigheid van de elektronische sleutel,
afhankelijk van de vraag of de portieren vergrendeld/ontgrendeld zijn, en
of de portieren open/gesloten zijn.
Voorkomen van ontlading van de accu
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Als de interieurverlichting aan wordt gelaten wanneer het contact UIT
wordt gezet, gaat de verlichting na 20 minuten automatisch uit.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als de interieurverlichting aan wordt gelaten wanneer het contact UIT
wordt gezet, gaat de verlichting na 20 minuten automatisch uit.
Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige kunnen worden geconfigureerd
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt voordat de verlichting uitgaat) kun-
nen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 602)
Leeslampjes/interieurverlichting
362
VERSO_WE_OM64574E
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
Overzicht van opbergmogelijkheden
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de opbergvakken moeten worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen in de opbergvakken liggen. Als
u dat wel doet, kan dat bij hoge temperaturen leiden tot het volgende:
Brillen kunnen vervormen als de temperatuur in de auto te hoog oploopt of
barsten als ze in contact komen met andere voorwerpen.
Aanstekers en spuitbussen kunnen exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen aanstekers vlam vatten en kunnen spuit-
bussen gas gaan lekken, waardoor brand kan ontstaan.
Dakconsole
Extra opbergvakken
Dashboardkastje
Fleshouders
Bekerhouders
Consolevak
363
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Dashboardkastje
Dashboardkastje zonder vergrendelfunctie
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Dashboardkastje met vergrendelfunctie
Trek de hendel omhoog om het dashboardkastje te openen.
Het dashboardkastje kan worden vergrendeld en ontgrendeld met
behulp van de sleutel (auto's zonder Smart entry-systeem en start-
knop) of de mechanische sleutel (auto's met Smart entry-systeem
en startknop).
Ontgrendelen
Vergrendelen
Openen
Verlichting dashboardkastje
De verlichting van het dashboardkastje gaat branden als de achterlichten
branden.
Dashboardkastje
364
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
VERSO_WE_OM64574E
Consolevak
Type A
Type B
Til het deksel op om hem te ope-
nen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan
letsel ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door het open dash-
boardkastje of door items in het dashboardkastje.
Dashboardkastje en achterste deel middenconsole
365
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Plankje in consolevak
WAARSCHUWING
Aandachtspunten tijdens het rijden (type B)
Houd het consolevak gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan letsel
ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door het open consolevak of
door items hierin.
Het plankje kan worden verwijderd en
gebruikt om de ruimte op te delen.
Consolevak
366
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
VERSO_WE_OM64574E
Dakconsole
Druk op het deksel om hem te
openen.
De dakconsole is handig voor het
tijdelijk opbergen van kleine voor-
werpen.
Bekerhouders
Type A
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd de dakconsole tijdens het rijden gesloten. De voorwerpen kunnen
naar buiten vallen en letsel veroorzaken.
Dakconsole en bekerhouders
367
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Type B (indien aanwezig)
Type C
WAARSCHUWING
Voorwerpen die niet in de bekerhouder mogen worden geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders dan bekers of blikjes.
Andere voorwerpen kunnen bij een ongeval of plotseling remmen naar bui-
ten worden geslingerd en letsel veroorzaken. Dek indien mogelijk warme
dranken af om verbranding te voorkomen.
Bekerhouders
368
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
VERSO_WE_OM64574E
Fleshouders
Voor
Achter
WAARSCHUWING
Voorwerpen die ongeschikt zijn om in de fleshouder te plaatsen
Zet niets anders dan flessen in de fleshouders.
Andere voorwerpen kunnen bij een ongeval of plotseling remmen naar bui-
ten worden geslingerd en letsel veroorzaken.
OPMERKING
Zaken die niet in de fleshouders kunnen worden geplaatst
Plaats alleen afgesloten flessen in de fleshouder. Plaats geen flessen zon-
der dop of glazen of papieren bekers met vloeistof in de bekerhouders. De
inhoud kan gemorst worden en het glas kan breken.
Fleshouders
369
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Extra opbergvakken
Type A
Druk op de knop om het deksel
te openen.
Type B, passagierszijde (indien van toepassing)
Til de lade op en trek deze naar
voren.
Type C
Trek aan de lus om het deksel te
openen.
Extra opbergvakken
370
3-4. Gebruik van de opbergmogelijkheden
VERSO_WE_OM64574E
Gebruik van de uitstroomopening in het extra opbergvak (indien aan-
wezig)
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd de extra opbergvakken gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken
kan letsel ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door het open extra
opbergvak of door items in het opbergvak.
Lucht afkomstig van de airconditioning
kan naar het opbergvak worden geleid
door de opening te openen.
Openen
Sluiten
De lucht heeft dezelfde temperatuur als
de lucht die uit de uitstroomopening opzij
aan passagierszijde stroomt.
Bewaar geen bederfelijke producten in
het dashboardkastje.
Extra opbergvakken
371
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
Zonnekleppen
Klap de zonneklep omlaag
om deze in de vooruitge-
richte stand te zetten.
Klap de zonneklep omlaag,
maak de klep los en draai
deze naar de zijkant om de
zonneklep in de zijdelingse
stand te zetten.
372
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Make-upspiegels
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de make-upverlichting niet gedurende langere tijd branden bij een niet-
draaiende motor.
Verschuif het afdekkapje.
De verlichting gaat branden als
het afdekklepje opzij gescho-
ven wordt.
373
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Conversatiespiegel
De conversatiespiegel kan worden gebruikt wanneer de bestuurder
de situatie op de achterstoelen moeten controleren.
Druk op het deksel om hem te
openen.
374
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Accessoireaansluitingen
Gebruik deze als voeding voor elektronische voorwerpen die minder
dan 12 V/10 A verbruiken (stroomverbruik van 120 W).
Zorg er bij het gebruik van elektronische voorwerpen voor dat het
stroomverbruik van alle aangesloten accessoireaansluitingen lager
is dan 120 W.
Middenconsole
Consolevak (indien aanwezig)
Bagageruimte
375
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
De accessoireaansluiting kan worden gebruikt als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje als de aansluiting niet in
gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de accessoireaansluiting terecht-
komen, kunnen kortsluiting veroorzaken.
Voorkomen van ontlading van de accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als de
motor niet draait.
376
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Stoelverwarming
: Indien aanwezig
De stoelverwarming kan worden gebruikt als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Indien niet in gebruik
Schakel de stoelverwarming uit.
Verwarmt de rechter voor-
stoel
Verwarmt de linker voor-
stoel
Het controlelampje gaat bran-
den.
377
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Brandwonden
Wees voorzichtig als onderstaande personen op een stoel met stoelver-
warming plaatsnemen om te voorkomen dat ze zich branden:
Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten
Personen met een gevoelige huid
Personen die oververmoeid zijn
Personen die alcohol hebben gedronken of personen die rustgevende
medicijnen (slaapmiddel, middel tegen verkoudheid, enz.) hebben
gebruikt
Bedek de stoel niet als de stoelverwarming in gebruik is.
Als de stoelverwarming in gebruik is en de stoel bedekt is met een deken
of kussen, kan de temperatuur van de stoel te hoog oplopen, waardoor
oververhitting kan ontstaan.
Gebruik de stoelverwarming niet langer dan noodzakelijk is. Als dit toch
gebeurt, kan dit leiden tot lichte brandwonden of oververhitting.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de stoelverwarming
Plaats geen zware voorwerpen met een ongelijkmatig oppervlak op de stoel
en leg geen scherpe voorwerpen (naalden, punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de accu
Zet de stoelverwarming uit als de motor niet draait.
378
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Armsteunen
: Indien aanwezig
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de armsteun
Plaats geen al te zware last op de armsteun.
Voor
Achter
Trek de armsteun naar bene-
den om hem te kunnen gebrui-
ken.
379
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Tafeltje aan rugleuning voorstoelen
: Indien aanwezig
Inklappen van het tafeltje aan de rugleuning van de voorstoel
Klap het tafeltje aan de rugleu-
ning van de voorstoel om-
hoog.
Duw het tafeltje aan de rugleuning van de
voorstoel omlaag.
380
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het tafeltje aan de rugleu-
ning van de voorstoel
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Zorg ervoor dat uw hand tijdens het in- en uitklappen van het tafeltje niet
bekneld raakt.
Gebruik het tafeltje niet als de auto rijdt.
Controleer als het tafeltje niet wordt gebruikt of het ingeklapt en correct
vergrendeld is.
Gebruik het tafeltje niet als op de zitplaats van de tweede zitrij een baby-
of kinderzitje is geplaatst.
Verstel de voorstoelen niet.
Leun niet op het tafeltje en duw er niet met uw hand of elleboog op.
OPMERKING
Om te voorkomen dat het tafeltje aan de rugleuning van de voorstoel
beschadigd raakt
Leg geen voorwerpen zwaarder dan 2 kg op het tafeltje. Het tafeltje kan dan
onverwachts inklappen en beschadigd raken.
381
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Zonneschermen zijruiten
: Indien aanwezig
WAARSCHUWING
Bij het omhoog of omlaag bewegen van het zonnescherm van de zijrui-
ten achter
Zorg ervoor dat er geen vingers of voorwerpen tussen het zonnescherm en
de geleiders aanwezig zijn. Deze zouden bekneld kunnen raken, waardoor
letsel of schade kan ontstaan.
OPMERKING
Voor een optimale werking van het zonnescherm
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Plaats geen voorwerpen waar deze het openen/sluiten van het zonne-
scherm kunnen hinderen.
Plaats geen voorwerpen op het zonnescherm.
Trek de lip omhoog.
Haak het zonnescherm vast
aan de verankeringen.
Trek om het zonnescherm te
laten zakken de lip iets
omhoog om het zonnescherm
los te maken en laat het
scherm langzaam zakken.
382
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Handgrepen
WAARSCHUWING
Handgreep
Gebruik de handgreep niet bij het in- of uitstappen of bij het opstaan vanaf
uw zitplaats.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de handgreep
Hang geen zware voorwerpen aan de handgreep en belast de greep niet
overmatig.
Een handgreep aan het dak kan ter ondersteuning van uw lichaam
worden gebruikt wanneer u zit.
383
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Vloermat
Gebruik alleen vloermatten die speciaal zijn ontworpen voor auto's
van hetzelfde model en modeljaar als uw auto. Bevestig ze op de
juiste wijze op de vloerbedekking.
Steek de klemhaken (clips) in
de ringen in de vloermat.
Draai het bovenste hendeltje
van de klemhaken (clips) om
de vloermatten te bevestigen.
*: Breng de merktekens altijd
in lijn.
De vorm van de klemhaken (clips) wijkt mogelijk af van wat is aangegeven
in de afbeelding.
STAP
1
STAP
2
*
384
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kan de vloermat van de bestuurder gaan schuiven, wat de
bediening van de pedalen tijdens het rijden kan hinderen. Hierdoor kan de
snelheid plotseling toenemen of kan mogelijk niet geremd worden. Dit kan lei-
den tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Wanneer u de vloermat van de bestuurder plaatst
Gebruik geen vloermatten die zijn ontworpen voor auto's van een ander
model en/of modeljaar, zelfs niet als het gaat om originele Toyota-vloer-
matten.
Gebruik alleen vloermatten die zijn ontworpen voor de bestuurderszijde.
Zet de vloermat altijd vast met behulp van de meegeleverde haken (clips).
Leg nooit twee of meer vloermatten boven op elkaar.
Bevestig de vloermat niet met de onderzijde naar boven of in de verkeerde
richting.
Voordat u gaat rijden
Controleer of de vloermat stevig op de
juiste plaats is bevestigd met alle
meegeleverde klemhaken (clips). Voer
deze controle altijd uit nadat de vloer
van de auto is gereinigd.
Zet de motor uit, zet de selectiehendel
in stand P (Multidrive CVT) of in stand
N (handgeschakelde transmissie) en
trap elk pedaal volledig in om te contro-
leren of ze de vloermat niet raken.
385
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Voorzieningen in de bagageruimte
Bagagehaken
In de bagageruimte zijn haken
aanwezig waaraan de bagage
kan worden vastgezet.
In hoogte verstelbare bagageafdekking (indien aanwezig)
De plaats van de in hoogte
verstelbare bagageafdekking
kan worden gewijzigd
(omlaag/omhoog).
(Blz. 388)
Normale stand
Lage stand
386
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Extra opbergvakken (indien aanwezig)
Type A
Open de achterste afdekplaat.
Zet de afdekplaat vast met de
haak.
Neem de haak los
Zet de haak vast
Type B
Open de voorste afdekplaat.
STAP
1
STAP
2
387
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Type C
Open de achterste afdekplaat.
Type D
Druk op de knop en trek aan
de beide afdekplaten aan de
zijkant.
Bagageafdekking (indien aanwezig)
Rol de bagageafdekking uit en
bevestig hem aan de haakjes.
Schuif, indien nodig, de stoe-
len van de tweede zitrij terug.
388
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
De in hoogte verstelbare bagageafdekking laten zakken
Til de achterste afdekplaat op en
trek deze iets naar achteren.
Plaats de afdekplaat in de lage
stand door het voorste gedeelte
omlaag en naar voren te schui-
ven, zoals weergegeven in de
afbeelding.
Verwijderen van de bagageafdekking
De bagageafdekking kan worden verwijderd aan de hand van onder-
staande procedure.
Druk op de linkerzijde van de
bagageafdekking terwijl u de
rechterzijde vasthoudt. Til vervol-
gens de rechterzijde op en haal
de bagageafdekking uit de
bevestiging.
STAP
1
STAP
2
389
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Veranderen van de positie van de bagageafdekking
Positie A
Steek het linker uiteinde van
de bagageafdekking in de lin-
ker opening.
Duw het rechter uiteinde van
de bagageafdekking in en
steek dit in de opening.
Positie B
390
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Positie C
Opbergen van de bagageafdekking
Type A
Til de achterste afdekplaat op.
Zet de achterste afdekplaat
vast met de haak.
Verwijder de twee afdekpla-
ten aan de zijkant.
STAP
1
391
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Draai de bagageafdekking
ondersteboven zodat de aandui-
ding TOP naar beneden wijst.
Steek het linker uiteinde van de
bagageafdekking in de opening
en vervolgens het rechter uit-
einde in de rechter opening.
Trek de afdekplaat naar beneden om hem te sluiten.
STAP
2
STAP
3
STAP
4
392
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Type B
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij. (Blz. 90)
Vouw de buitenste delen van
de afdekplaat om.
Open de afdekplaat.
Draai de bagageafdekking on-
dersteboven zodat de aandui-
ding TOP naar beneden wijst.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
393
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
3
Voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
Steek het linker uiteinde van de
bagageafdekking in de opening
en vervolgens het rechter uit-
einde in de rechter opening.
Trek de afdekplaat naar beneden om hem te sluiten.
STAP
4
WAARSCHUWING
Als de bagageogen niet in gebruik zijn
Om letsel te voorkomen, dienen de bagageogen altijd in de opbergpositie te
worden teruggezet.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het extra opbergvak gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan
letsel ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door het open extra
opbergvak of door items in het opbergvak.
Waarschuwing met betrekking tot de bagageafdekking
Laat kinderen niet op de bagageafdekking klimmen. Dit kan leiden tot
beschadiging van de bagageafdekking, en mogelijk tot ernstig letsel bij het
kind.
STAP
5
394
3-5. Overige voorzieningen in het interieur
VERSO_WE_OM64574E
4
Onderhoud en
verzorging
395
VERSO_WE_OM64574E
4-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen
van het exterieur............. 396
Schoonmaken en beschermen
van het interieur.............. 400
4-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften . 403
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij zelf
uit te voeren onderhoud en
controles......................... 406
Motorkap........................... 410
Plaatsen van een
garagekrik....................... 412
Motorruimte....................... 414
Banden ............................. 431
Bandenspanning............... 445
Velgen............................... 447
Interieurfilter...................... 450
Batterij van de elektronische
sleutel ............................. 453
Controleren en vervangen
van zekeringen ............... 457
Lampen............................. 472
396
VERSO_WE_OM64574E
4-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen van het exterieur
Wassen in de wasstraat
Zorg ervoor dat de buitenspiegels zijn ingeklapt en verwijder de antenne
voordat u van een autowasstraat gebruikmaakt. Begin met wassen vanaf
de voorzijde van de auto. Vergeet niet vóór het rijden de antenne weer te
plaatsen en de buitenspiegels uit te klappen.
Sommige borstels in wasstraten kunnen krassen veroorzaken, waardoor
de lak van uw auto wordt beschadigd.
Auto's met ruitenwissers met regensensor: Zet de ruitenwissers uit voor-
dat u de auto gaat wassen. (Blz. 397)
Hogedrukreinigers
Zorg ervoor dat de sproeiers van de wasstraat zich zo ver mogelijk bij de
ruiten vandaan bevinden.
Controleer voordat u de wasstraat inrijdt of de tankdopklep goed geslo-
ten is.
Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte staat
te houden.
Spoel de auto van boven naar beneden af met veel water en
verwijder zo vuil en stof van de carrosserie, uit de wielkasten
en van de onderkant van de auto.
Was de auto met een spons of een zachte doek (bijv. een
zeemlap).
Verwijder hardnekkige vlekken met een autowasmiddel en
spoel grondig af met water.
Veeg overtollig water weg.
Wanneer het water niet meer in druppels op de lak blijft lig-
gen, moet de auto opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosserie is afgekoeld.
397
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Lichtmetalen velgen (indien aanwezig)
Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel. Gebruik
geen harde borstels of schuurmiddelen. Gebruik geen sterke of bijtende
oplosmiddelen. Gebruik hetzelfde neutrale reinigingsmiddel en dezelfde
was als die gebruikt wordt voor de carrosserie.
Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen als de velgen, bijvoorbeeld
na een lange rit bij warm weer, nog warm zijn.
Spoel het reinigingsmiddel op de velgen direct na het gebruik af.
Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.
WAARSCHUWING
Bij het wassen van de voorruit (auto's met regensensor)
Wanneer het bovenste deel van de voorruit waar de regensensor is
geplaatst met de hand wordt aangeraakt
Wanneer een natte doek of iets dergelijks in de buurt van de regensensor
wordt gehouden
Als iets tegen de voorruit stoot
Als u het regensensorhuis aanraakt of als iets in aanraking komt met de
regensensor
Waarschuwing met betrekking tot de uitlaat
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaatpijp tamelijk heet wordt.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaatpijp niet aan totdat deze voldoende
is afgekoeld, aangezien het aanraken van een hete uitlaatpijp brandwonden
kan veroorzaken.
Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand
OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in
de volgende gevallen onverwacht in wer-
king treden. Hierdoor kunnen uw handen
bekneld raken en kunt u ernstig letsel
oplopen, en hierdoor kunnen de ruiten-
wisserbladen beschadigd raken.
AUTO
Uit
398
4-1. Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.) voorkomen
Was de auto zo spoedig mogelijk:
Na het rijden in een kustgebied
Na het rijden over gepekelde wegen
Als er zich teer of boomsappen op de lak bevinden
Als er zich dode insecten, insecten- of vogelpoep op de lak bevinden
Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeel-
tjes of chemische stoffen
Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
Als er brandstof op de lak is gemorst
Als de lak is geschilferd of bekrast, laat deze dan direct herstellen.
Verwijder vuil van de velgen en berg ze op een droge plaats op om te
voorkomen dat de velgen tijdens de opslag gaan corroderen.
Schoonmaken van de verlichting aan de buitenzijde
Was deze met de nodige voorzichtigheid. Gebruik geen organische oplos-
middelen en borstel ze ook niet af met een harde borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen beschadigen.
Breng geen was aan op het oppervlak van de lampen.
Was kan het lampglas beschadigen.
Voorzorgsmaatregelen bij het plaatsen en verwijderen van de antenne
Controleer voordat u gaat rijden of de antenne geplaatst is.
Zorg ervoor dat als de antenne wordt verwijderd, bijvoorbeeld voordat de
auto door een wasstraat wordt gereden, de antenne op een geschikte
plaats wordt opgeborgen zodat deze niet wegraakt. Plaats voor u wegrijdt
de antenne weer in de oorspronkelijke positie.
Voorkomen van beschadiging van de ruitenwisserarm voor
Trek eerst de ruitenwisserarm aan de bestuurderszijde omhoog en daarna
die aan de passagierszijde. Begin, als u de ruitenwisserarmen weer in hun
oorspronkelijke stand terugzet, aan de passagierszijde.
399
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Wassen in een autowasstraat (auto's met ruitenwissers met regensen-
sor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand OFF. Als de ruitenwisserschake-
laar in stand AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in werking treden waar-
door de ruitenwisserbladen beschadigd kunnen raken.
Reinigen met een hogedrukreiniger
Houd de sproeierkop uit de buurt van de volgende onderdelen en hoezen
(rubberen of kunststof afdekkingen) of stekkers. Wanneer onderdelen in
aanraking komen met sterke waterstralen, kunnen ze beschadigd raken.
Aan tractie gerelateerde onderdelen
Onderdelen stuurinrichting
Onderdelen wielophanging
Onderdelen remsysteem
Omgaan met de camera (auto's met Rear View Monitor-systeem)
De camera is waterdicht afgesloten. Verwijder, demonteer of wijzig hem
daarom niet. Anders kan hij onjuist gaan werken.
Als de cameralens vuil is, kan deze geen duidelijk beeld overbrengen. Als
zich water, sneeuw of modder op de lens bevindt, spoel dit dan af met
water en droog de lens af met een zachte doek. Reinig de lens als deze
erg vuil is met een mild schoonmaakmiddel en spoel hem af.
Zorg ervoor dat er geen organische oplosmiddelen, autowas, ruitenreini-
ger of ruitencoating op de lens terechtkomt. Verwijder dergelijke stoffen zo
snel mogelijk van de lens.
Stel de camera of de omgeving van de camera tijdens het wassen van de
auto niet bloot aan sterke waterstralen. Hierdoor kunnen storingen optre-
den in de camera.
400
4-1. Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Schoonmaken en beschermen van het interieur
Voer het volgende uit om het interieur van uw auto te beschermen en
in perfecte staat te houden:
Beschermen van het interieur
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger. Veeg vuile oppervlak-
ken schoon met een in lauw water gedompelde doek.
Schoonmaken van lederen bekleding
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
Veeg overtollig vuil en stof weg met een zachte doek en een
verdund oplosmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5% wolwasmiddel.
Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel grondig met
een schone, vochtige doek.
Veeg daarna het resterende vocht van het leder af met een
droge, schone doek. Laat de lederen bekleding drogen in een
geventileerde ruimte in de schaduw.
Vinyl bekleding
Verwijder los vuil met een stofzuiger.
Maak kunstlederen bekleding schoon met een spons of
zachte doek met een mild zeepsop.
Laat het sop enkele minuten inwerken. Verwijder het vuil en
veeg het sop weg met een schone, droge doek.
401
4-1. Onderhoud en verzorging
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Onderhoud van lederen bekleding
Om het leder in een goede conditie te houden, raadt Toyota u aan het twee
keer per jaar schoon te maken.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op schuimbasis in de handel ver-
krijgbaar. Gebruik een spons of een borstel om het schuim aan te brengen.
Wrijf met elkaar overlappende cirkels. Voeg geen water toe. Het beste resul-
taat wordt verkregen als de vloerbedekking zo droog mogelijk wordt gehou-
den.
Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met een mild sop, lauw water en een
doek of spons. Controleer ook de gordels regelmatig op overmatige slijtage,
rafels en scheuren.
WAARSCHUWING
Water in de auto
Mors geen vloeistof in het interieur van de auto. Anders kunnen de elektri-
sche onderdelen en dergelijke defect raken of vlam vatten.
Voorkom dat onderdelen of de bedrading van het airbagsysteem in het
interieur nat worden. (Blz. 148)
Een elektrische storing kan ervoor zorgen dat de airbags geactiveerd wor-
den of niet goed werken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard kan in de voorruit wor-
den weerkaatst; hierdoor kan het gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een ernstig ongeval tot gevolg kan hebben.
402
4-1. Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
Gebruik geen organische reinigingsmiddelen zoals wasbenzine of terpen-
tine, alkalische of zuurhoudende middelen, textielverf, bleekmiddel of
andere wasmiddelen. Deze kunnen verkleuring van het interieur of stre-
pen en beschadigingen van gelakte oppervlakken veroorzaken.
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard of andere gelakte
delen van het interieur kunnen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van lederen bekleding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om beschadiging en
vroegtijdige slijtage van lederen bekleding te voorkomen.
Verwijder stof en vuil onmiddellijk van de bekleding.
Stel de auto niet langdurig bloot aan direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
Leg geen vinyl of plastic voorwerpen of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge temperaturen in het interieur mogelijk
aan het leer vast blijven kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet met water.
Water dat in contact komt met elektrische onderdelen onder de vloerbedek-
king kan schade aan de verschillende systemen van de auto, bijvoorbeeld
het audiosysteem, en roest aan de carrosserie veroorzaken.
Schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit
Maak de achterruit niet schoon met een ruitenreiniger; een dergelijk mid-
del kan de verwarmingsdraden beschadigen. Veeg de ruit voorzichtig
schoon met een doek en lauw water. Maak de ruit in horizontale richting
schoon, evenwijdig aan de verwarmingsdraden.
Voorkom beschadiging van de verwarmingsdraden.
403
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
4-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften
Om veilig en economisch te kunnen rijden is het van essentieel
belang dat uw auto goed verzorgd en onderhouden wordt. Toyota
raadt u aan uw auto als volgt te onderhouden.
Periodiek onderhoud
Laat het onderhoud aan uw auto uitvoeren volgens het onder-
houdsschema.
Zie het onderhouds- en garantieboekje voor het onderhoudsschema.
Zelf uit te voeren onderhoud
Hoe zit het met zelf uit te voeren onderhoud?
Als u een beetje technisch inzicht en wat eenvoudig gereedschap
hebt, zijn veel onderhoudswerkzaamheden zelf uit te voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor bepaalde werkzaamheden
speciaal gereedschap en kennis benodigd zijn. Dit soort werkzaam-
heden kunt u beter overlaten aan een deskundig monteur. Zelfs als u
een ervaren doe-het-zelfmonteur bent, raden wij u aan om reparaties
en onderhoud door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige uit te laten voeren. Een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur houdt de onderhoudshistorie van uw Toyota bij, wat handig
kan zijn als u ooit werkzaamheden moet laten uitvoeren die onder de
garantie vallen. Indien u de service- of onderhoudswerkzaamheden
door een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige dan een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur laat uit-
voeren, raden wij u aan te vragen of de onderhoudshistorie kan
worden bijgehouden.
404
4-2. Onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Waar naartoe voor goed onderhoud?
Om uw auto in de best mogelijke staat te houden, raadt Toyota u aan om alle
onderhoudswerkzaamheden, inspecties en reparaties te laten uitvoeren
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Laat door de garantie
gedekte reparaties en servicewerkzaamheden uitvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur, die originele Toyota-onderdelen
gebruikt. Er kunnen ook voordelen aan zitten om niet door de garantie
gedekte reparaties en servicewerkzaamheden te laten uitvoeren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur, omdat die u met zijn exper-
tise kan helpen eventuele problemen met uw auto op te lossen.
Uw erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of de serviceafdeling van
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voert
alle onderhoudswerkzaamheden aan uw auto betrouwbaar en tegen zo
laag mogelijke kosten uit, dankzij zijn ervaring met Toyota's.
Wanneer moet uw auto worden gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de prestaties en geluiden en op zichtbare
tekenen die erop wijzen dat onderhoud noodzakelijk is. Een paar belangrijke
aanwijzingen zijn:
Overslaande, haperende of pingelende motor
Een merkbaar verlies aan trekkracht
Vreemde motorgeluiden
Lekkage onder de auto (na gebruik van de airconditioning is waterlek-
kage echter normaal)
Verandering in het uitlaatgeluid (dit kan wijzen op een zeer gevaarlijk
koolmonoxidelek. Rijd met alle ruiten open en laat het uitlaatsysteem
onmiddellijk controleren).
Abnormaal zachte banden, ongewoon veel bandengepiep bij het nemen
van bochten of ongelijkmatige bandenslijtage
De auto trekt naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke weg
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegingen van
de wielophanging
Verlies van remkracht; “sponzig” aanvoelend rempedaal; het pedaal kan
bijna tot op de vloer worden ingetrapt; scheeftrekken van de auto bij rem-
men
405
4-2. Onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Motortemperatuur voortdurend hoger dan normaal
Als u een van deze zaken merkt, laat dan uw auto zo snel mogelijk nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Mogelijk moet uw auto
afgesteld of gerepareerd worden.
WAARSCHUWING
Wanneer uw auto niet volgens de voorschriften is onderhouden
Daardoor kan niet alleen de auto ernstige schade oplopen, maar ook ernstig
letsel worden veroorzaakt.
Waarschuwing met betrekking tot de accu
Accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood. Een
loodvergiftiging kan een hersenbeschadiging veroorzaken. Was daarom na
werkzaamheden altijd uw handen. (Blz. 425)
406
VERSO_WE_OM64574E
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren onderhoud en controles
Als u zelf onderhoudswerkzaamheden en controles uitvoert, dient u
dit precies te doen zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Onderwerp Benodigdheden
Toestand van de accu
(Blz. 425)
•Warm water
Zuiveringszout
•Vet
Universele sleutel
(voor de bouten van de accukabels)
Gedestilleerd water
Koelvloeistofniveau
(Blz. 422)
Benzinemotor
Toyota Super Long Life koelvloei-
stof of een gelijkwaardig product.
Toyota Super Long Life koelvloei-
stof is voorgemixt met 50% koel-
vloeistof en 50% gedestilleerd
water.
Trechter (uitsluitend voor het bijvul-
len van koelvloeistof)
Dieselmotor
Originele Toyota Premium Long Life
Coolant 1WW/2WW of gelijkwaar-
dig. Geconcentreerde originele
Toyota Premium Long Life Coolant
1WW/2WW moet worden gemengd
in de volgende verhouding: 50%
koelvloeistof en 50% gedeminerali-
seerd water.
Neem voor het gebruik van goedge-
keurde koelvloeistof van vergelijk-
bare kwaliteit contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Trechter (uitsluitend voor het bijvul-
len van koelvloeistof)
407
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Onderwerp Benodigdheden
Motoroliepeil Blz. 417)
Benzinemotor
Originele Toyota-motorolie of gelijk-
waardig
Doek of poetspapier, trechter
(uitsluitend voor het bijvullen van
motorolie)
Dieselmotor
Originele Toyota-motorolie 5W-30
Premium Fuel Economy voor
1WW/2WW motor
Neem voor het gebruik van goedge-
keurde motorolie van vergelijkbare
kwaliteit contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Doek of poetspapier, trechter (uit-
sluitend voor het bijvullen van
motorolie)
Zekeringen (Blz. 457) Zekering met dezelfde stroomsterkte
als de oorspronkelijke zekering
Radiateur, condensor en
intercooler (Blz. 424)
Bandenspanning(Blz. 445) Bandenspanningsmeter
Compressor
Ruitensproeiervloeistof
(Blz. 429)
Ruitensproeiervloeistof met antivries
(voor gebruik onder winterse omstan-
digheden)
408
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
In de motorruimte bevinden zich allerlei mechanismen en vloeistoffen die plot-
seling in beweging kunnen komen, heet kunnen worden of elektrisch geladen
kunnen worden. Neem onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om ern-
stig letsel te voorkomen.
Tijdens werkzaamheden in de motorruimte
Houd handen, kleding en gereedschap uit de buurt van de draaiende ven-
tilator en de aandrijfriem.
Raak de motor, de radiateur, het uitlaatspruitstuk en dergelijke niet aan als
de motor heet is. De olie en andere vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
Laat geen brandbare voorwerpen, zoals een stuk papier of een doek, ach-
ter in de motorruimte.
Rook niet, veroorzaak geen vonken en voorkom open vuur in de buurt van
brandstof of de accu. De brandstof- en accudampen zijn licht ontvlambaar.
Wees uiterst voorzichtig als u aan de accu werkt. De accu bevat namelijk
het giftige en corrosieve zwavelzuur.
Wees voorzichtig, want remvloeistof is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken beschadigen.
Als u remvloeistof op uw handen of in uw ogen krijgt, spoel ze dan onmid-
dellijk met schoon water.
Raadpleeg een arts als u last blijft houden.
Werkzaamheden bij de elektrische koelventilator of de radiateur
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zorg ervoor dat het con-
tact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloei-
stoftemperatuur te hoog wordt. (Blz. 424)
409
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Werkzaamheden bij de elektrische koelventilator of de radiateur
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zorg ervoor dat het contact
UIT staat.
Als het contact AAN staat, kan de elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloei-
stoftemperatuur te hoog wordt. (Blz. 424)
Alleen dieselmotor: Als de temperatuur in de motorruimte hoog is opgelo-
pen, kan de elektrische koelventilator worden ingeschakeld ook al is de
motor uitgezet.
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof, enz.
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot overmatige motorslijtage door vuil in
de inlaatlucht.
Als het remvloeistofniveau te laag of te hoog is
Het is normaal dat het remvloeistofniveau iets lager wordt door slijtage van
de remblokken of door een hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
410
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Motorkap
Ontgrendelen van de motorkap vanuit het interieur.
Trek de ontgrendelingshendel
naar u toe.
De motorkap zal iets omhoog
springen.
Trek de veiligheidshaak
omhoog en open de motor-
kap.
De motorkap kan worden
opengehouden door de steun
in de opening van de kap te
zetten.
Houd de motorkapsteun vast
bij het rubber gedeelte.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
411
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Controle voor het rijden
Controleer of de motorkap goed dicht en vergrendeld is.
Als de motorkap niet goed vergrendeld is, kan hij tijdens het rijden onver-
wacht opengaan, waardoor een ongeval kan ontstaan met mogelijk ernstig
letsel tot gevolg.
Bij het vastpakken van de motorkapsteun
De motorkapsteun kan door de hoge temperaturen in de motorruimte erg
heet worden.
Houd de steun daarom vast bij het rubber gedeelte om brandwonden te
voorkomen.
Na plaatsing van de steun in de opening
Controleer of de steun goed in de opening zit als de motorkap openstaat.
OPMERKING
Bij het sluiten van de motorkap
Let erop de steun in het klemmetje te drukken alvorens de motorkap te slui-
ten. Als de motorkap wordt gesloten, terwijl de steun nog in de motorkap is
geplaatst, kan deze verbogen raken.
412
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Plaatsen van een garagekrik
Krik de auto uitsluitend op met de garagekrik onder een van de aan-
gegeven kriksteunpunten. Als de auto wordt opgekrikt, terwijl de krik
niet goed is geplaatst, kan de auto beschadigd raken of van de krik
vallen en ernstig letsel veroorzaken.
Voor
Achter
413
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Bij het opkrikken van uw auto
Belangrijke punten die u in acht moet nemen ter voorkoming van ernstig let-
sel:
Volg bij het gebruik van een garagekrik altijd de bij de krik geleverde hand-
leiding.
Gebruik niet de schaarkrik die bij uw auto is geleverd.
Houd geen lichaamsdelen onder een auto die alleen door een krik wordt
ondersteund.
Gebruik altijd een garagekrik en/of speciale bokken op een stevige, hori-
zontale ondergrond.
Start de motor niet als de auto op een garagekrik staat.
Parkeer de auto op een stevige vlakke ondergrond, activeer de parkeer-
rem en zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of in stand R
(handgeschakelde transmissie).
Controleer of de krikkop goed in het kriksteunpunt aangrijpt.
Als de auto wordt opgekrikt, terwijl de garagekrik niet goed is geplaatst,
kan de auto beschadigd raken of van de garagekrik vallen.
Krik de auto niet op als er zich nog iemand in de auto bevindt.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Gebruik voor het opkrikken van de auto
een garagekrik zoals aangegeven in de
afbeelding.
414
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Motorruimte
Benzinemotor
Sproeierreservoir
(Blz. 429)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 422)
Oliepeilstok
(Blz. 417)
Motorolievuldop
(Blz. 419)
Zekeringenkast (Blz. 457)
Accu (Blz. 425)
Elektrische koelventilator
Condensor (Blz. 424)
Radiateur (Blz. 424)
415
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Dieselmotor
Sproeierreservoir
(Blz. 429)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 422)
Motorolievuldop
(Blz. 419)
Oliepeilstok
(Blz. 417)
Brandstoffilter (Blz. 430)
Zekeringenkast
(Blz. 457)
Accu (Blz. 425)
Condensor (Blz. 424)
Elektrische koelventilatoren
Intercooler (Blz. 424)
Radiateur (Blz. 424)
416
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Afdekkap motorruimte
Verwijderen van de afdekkap motorruimte
Plaatsen van de clips
Het middelste deel omhoog
drukken
Insteken
Indrukken
OPMERKING
Na het plaatsen van een afdekkap motorruimte
Controleer of de afdekkap goed vastzit in zijn oorspronkelijke positie.
417
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Motorolie
Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok bij bedrijfswarme,
afgezette motor.
Controle van motorolie
Plaats de auto op een vlakke ondergrond. Wacht, nadat de
motor op bedrijfstemperatuur is gekomen en is afgezet, min-
stens 5 minuten om de olie de gelegenheid te geven naar het
carter terug te stromen.
Trek de peilstok uit de motor terwijl u een doek onder het uit-
einde houdt.
Benzinemotor
Dieselmotor
Veeg de peilstok met een schone doek af.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
418
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Steek de peilstok helemaal terug in de houder.
Trek de peilstok uit de motor en controleer het oliepeil.
Benzinemotor
Minimum
Normaal
Te hoog
De vorm van de peilstok is
afhankelijk van de uitvoering van
de auto en het motortype.
Dieselmotor
Minimum
Normaal
Te hoog
De vorm van de peilstok is
afhankelijk van de uitvoering van
de auto en het motortype.
Veeg de peilstok met een schone doek af en steek de peilstok
weer volledig in de motor.
STAP
4
STAP
5
STAP
6
419
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Motorolie bijvullen
Als het oliepeil onder het onder-
ste merkteken of er net boven
ligt, moet u olie bijvullen van het
type zoals hierna is vermeld, of
van hetzelfde type waarmee de
motor eerder werd gevuld.
Controleer welke kwaliteit motorolie wordt voorgeschreven en leg de
benodigdheden voor het bijvullen klaar.
Verwijder de olievuldop door deze linksom te draaien.
Giet beetje voor beetje motorolie in de vulopening en contro-
leer ondertussen het oliepeil steeds door middel van de peil-
stok.
Plaats de olievuldop door deze rechtsom te draaien.
Keuze motorolie Blz. 584
Oliehoeveelheid
(Minimaal maximaal) Benzinemotor
1,5 l (1,6 qt., 1,3 Imp.qt.)
Dieselmotor
1,3 l (1,4 qt., 1,1 Imp.qt.)
Onderwerp Schone trechter
STAP
1
STAP
2
STAP
3
420
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Olieverbruik
Er wordt tijdens het rijden een bepaalde hoeveelheid motorolie verbruikt. In
de volgende situaties neemt het olieverbruik mogelijk toe en moet er moge-
lijk tussen de onderhoudsintervallen motorolie worden bijgevuld.
Als de motor nog nieuw is, bijvoorbeeld direct na aanschaf van de auto of
nadat de motor is vervangen
Als een lagere kwaliteit motorolie of motorolie met een verkeerde viscosi-
teit wordt gebruikt
Bij het rijden met hoge motortoerentallen, met een zwaar beladen auto,
met een aanhangwagen of bij veelvuldig optrekken en afremmen
Als de motor langdurig stationair draait, of bij veelvuldig rijden in druk
verkeer
Na het verversen van de motorolie (alleen dieselmotor)
Het indicatiesysteem motorolie verversen moet worden gereset. Ga als volgt
te werk:
Zet het contact AAN en schakel vervolgens over op dagteller A op
het display (Blz. 224).
Zet het contact UIT.
Houd de toets ingedrukt tot de dagteller “00000” aangeeft. Het sys-
teem is gereset.
STAP
1
STAP
2
Houd de knop voor het wijzigen van de
weergave (Blz. 224) ingedrukt en zet
het contact AAN: de in de afbeelding
getoonde melding verschijnt op het dis-
play.
STAP
3
STAP
4
421
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Afgewerkte motorolie
Afgewerkte motorolie bevat schadelijke stoffen die huidaandoeningen
zoals ontsteking of huidkanker kunnen veroorzaken. Wees daarom voor-
zichtig en vermijd langdurig en herhaaldelijk contact met de huid. Verwij-
der afgewerkte motorolie door goed met water en zeep te wassen.
Voer afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters op een veilige en accep-
tabele manier af. Gooi afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters nooit
weg in de vuilnisbak, in het riool of zomaar ergens. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur, een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige, tankstation of een automa-
terialenzaak voor meer informatie over recycling of afvoeren.
Houd motorolie buiten het bereik van kinderen.
OPMERKING
Voorkomen van ernstige schade aan de motor
Controleer regelmatig het oliepeil.
Bij het olie verversen of bijvullen
Let erop dat er geen motorolie op onderdelen van de auto terechtkomt.
Vul nooit te veel olie bij; het oliepeil mag nooit boven het bovenste merkte-
ken komen, aangezien de motor dan beschadigd kan raken.
Controleer na het olie verversen altijd het oliepeil met de peilstok.
Controleer of de olievuldop goed is vastgedraaid.
Motorolie (alleen dieselmotor)
Wanneer u andere motorolie dan originele Toyota-motorolie 5W-30 Premium
Fuel Economy voor 1WW/2WW motor of een van de goedgekeurde motor-
oliën gebruikt, kan de katalysator beschadigd raken.
Als originele Toyota-motorolie 5W-30 Premium Fuel Economy voor 1WW/
2WW motor of een van de goedgekeurde motoroliën niet beschikbaar zijn,
kunt u maximaal 1 liter ACEA C3 gebruiken om bij te vullen. (Blz. 589)
422
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Koelvloeistof
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen
de streepjes FULL en LOW bevindt.
Benzinemotor
Vuldop
FULL (maximaal)
LOW (minimaal)
Als het niveau zich op of onder
het onderste streepje (LOW)
bevindt, moet koelvloeistof wor-
den bijgevuld tot aan het boven-
ste streepje (FULL).
Dieselmotor
Vuldop
FULL (maximaal)
LOW
Als het niveau zich op of onder
het onderste streepje (LOW)
bevindt, moet koelvloeistof wor-
den bijgevuld tot aan het boven-
ste streepje (FULL).
423
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Als het koelvloeistofniveau korte tijd na het bijvullen weer is gezakt:
Controleer de radiateur, de slangen, de dop van het koelvloeistofreservoir,
de aftapkraan en de waterpomp.
Als u geen lek kunt vinden, laat dan een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige de druk op de dop nakijken en controleren op lekkages in het koel-
systeem.
Selectie van koelvloeistof
Benzinemotor
Gebruik alleen Toyota Super Long Life koelvloeistof of een gelijkwaardig
product.
Toyota Super Long Life Coolant is een mengsel van 50% koelvloeistof en
50% gedemineraliseerd water. (Bereik: tot -35C)
Dieselmotor
Gebruik alleen originele Toyota Premium Long Life Coolant 1WW/2WW
of gelijkwaardig.
Geconcentreerde originele Toyota Premium Long Life Coolant 1WW/
2WW moet worden gemengd in de volgende verhouding: 50% koelvloei-
stof en 50% gedemineraliseerd water. (Bereik: tot -35C)
Neem voor meer informatie over koelvloeistof contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Draai de dop van het koelvloeistofreservoir niet los.
Als het koelsysteem nog onder druk staat, kan hete koelvloeistof uit de vul-
opening spuiten als de dop wordt verwijderd en brandwonden of ander ern-
stig letsel veroorzaken.
424
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Radiateur, condensor en intercooler
Controleer de radiateur, de condensor en intercooler (alleen diesel-
motor) en verwijder eventueel vuil.
Als een van bovenstaande onderdelen erg vuil is of als u niet zeker
bent van de staat ervan, laat dan uw auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
Gebruik geen onverdunde antivries of alleen water. Een goede mengverhou-
ding van water en antivries zorgt voor een goede smering, corrosiebescher-
ming en koeling. Lees altijd de informatie op het etiket van de antivries of
koelvloeistof.
Als u koelvloeistof morst
Verwijder de koelvloeistof met veel water om te voorkomen dat het de lak of
onderdelen aantast.
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Raak om brandwonden te voorkomen de radiateur, de condensor en de
intercooler niet aan, aangezien deze heet kunnen zijn.
425
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Accu
Controleer de accu als volgt.
Waarschuwingssymbolen
De betekenis van de waarschuwingssymbolen aan de bovenzijde
van de accu is als volgt:
Buitenkant van de accu
Controleer de accu op gecorrodeerde en loszittende klemmen,
scheuren en een loszittende bevestigingsbeugel.
Accupolen
Klembeugel
Niet roken, geen open
vuur, geen vonken Accuzuur
Draag een
veiligheidsbril Lees de
gebruiksaanwijzing
Buiten bereik van
kinderen houden Explosief gas
426
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Controle van de accuvloeistof (accu's met vuldoppen)
Controleer of het niveau zich tus-
sen het bovenste en het onder-
ste streepje bevindt.
Bovenste streepje
Onderste streepje
Als het vloeistofniveau op of
onder het onderste streepje staat,
moet gedestilleerd water worden
bijgevuld.
Bijvullen van gedestilleerd water (accu's met vuldoppen)
Verwijder de vuldop.
Vul gedestilleerd water bij.
Als het bovenste streepje niet zichtbaar is, controleer dan het vloei-
stofniveau van bovenaf door recht in de vulopening te kijken.
Draai de vuldop na het bijvullen weer goed vast.
Laag In orde
STAP
1
STAP
2
STAP
3
427
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen van de accu
Tijdens het opladen van de accu ontstaat het licht ontvlambare en explo-
sieve waterstof. Voer daarom vóór het laden de volgende handelingen uit:
Als de accu in de auto is gemonteerd, moet voorafgaand aan het opla-
den de massakabel worden losgenomen.
Controleer of de acculader tijdens het aansluiten en losnemen van de
accuklemmen is uitgeschakeld.
Na het opladen van de accu (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
De motor slaat mogelijk niet aan. Volg de onderstaande procedure om het
systeem te initialiseren.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of trap het rempe-
daal in terwijl de selectiehendel in stand N staat (handgeschakelde
transmissie).
Open en sluit een van de portieren.
Start de motor opnieuw.
WAARSCHUWING
Chemicaliën in de accu
Accuzuur is giftig en bijtend en kan het ontstaan van het licht ontvlambare en
explosieve waterstof veroorzaken. Neem bij werkzaamheden bij of aan de
accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorko-
men:
Veroorzaak geen vonken met gereedschap.
Rook nooit en steek nooit een lucifer of een aansteker aan bij de accu.
Voorkom dat ogen, huid of kleren in contact komen met de elektrolyt.
Adem of slik nooit elektrolyt in.
Gebruik een veiligheidsbril als u bij de accu bezig bent.
Houd kinderen uit de buurt van de accu.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
428
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Een veilige plaats voor het opladen van de accu
Laad de accu altijd op in een open ruimte. Laad de accu niet op in een
garage of in een afgesloten ruimte waar onvoldoende ventilatie is.
Procedure voor het opladen van de accu (accu's zonder vuldoppen)
Laad de accu alleen op met een druppellader (5 A of minder). Het opladen
van een accu met een snellader kan een explosie veroorzaken.
Noodmaatregelen met betrekking tot elektrolyt
Als er elektrolyt in uw ogen terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten met water en schakel direct medische
hulp in. Blijf zo mogelijk water met een spons of doek op de ogen deppen,
terwijl u naar een arts of het ziekenhuis gaat.
Als er elektrolyt op uw huid terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel water. Als het pijn doet of brandt, roept u
meteen medische hulp in.
Als er elektrolyt op uw kleding terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op uw huid terechtkomen. Trek onmiddel-
lijk de kleding uit en volg, indien nodig, de procedure zoals hierboven
beschreven.
Als u per ongeluk elektrolyt binnenkrijgt
Drink zo veel mogelijk water of melk. Schakel zo snel mogelijk medische
hulp in.
OPMERKING
Bij het opladen van de accu
Probeer de accu nooit op te laden bij draaiende motor. Controleer ook of alle
accessoires zijn uitgeschakeld.
Bij het bijvullen van gedestilleerd water (accu's met vuldoppen)
Vul niet te veel bij. Anders kan er bij intensief laden accuvloeistof lekken,
waardoor corrosie kan worden veroorzaakt.
429
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Ruitensproeiervloeistof
Als het vloeistofpeil extreem laag
is, vul dan de ruitensproeiervloei-
stof bij.
Neem de dop van de opening,
terwijl u het gat in het midden van
de dop met uw vinger dichthoudt,
en controleer het vloeistofpeil in
de slang.
WAARSCHUWING
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij wanneer de motor warm is of draait. De
vloeistof bevat alcohol waardoor bij morsen brand kan ontstaan.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries in plaats van ruitensproeiervloei-
stof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw auto worden aangetast.
Verdunnen van ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien nodig met water.
Raadpleeg de op het etiket van de ruitensproeiervloeistoffles aangegeven
temperaturen voor de juiste mengverhouding.
430
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Brandstoffilter (alleen dieselmotor)
Het water in het brandstoffilter moet iedere 20.000 km worden afge-
tapt.
Laat het brandstoffilter aftappen door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Wanneer er water in het brandstoffilter zit
Rijd niet ononderbroken met water in het brandstoffilter. Anders kan de
brandstofpomp beschadigd raken.
431
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Banden
Vervang de banden als de slijtage-indicatoren in het loopvlak zicht-
baar zijn.
Controleren van de banden
Nieuwe band
Slijtage-indicator
Versleten band
De plaats van de slijtage-indi-
catoren wordt aangegeven met
de tekst TWI of de indicatie
op de wang van de band.
Controleer de staat en de ban-
denspanning van het reserve-
wiel ook als het niet gebruikt
wordt.
Wisselen van banden
Auto's met een reservewiel van een ander type dan de gemon-
teerde banden of auto's met een bandenreparatieset (auto's
met of zonder bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Wissel de banden zoals aan-
gegeven in de afbeelding.
Toyota beveelt aan om de ban-
den ongeveer elke 10.000 km
van plaats te wisselen om een
gelijkmatig slijtagepatroon en
een langere levensduur van de
banden te verkrijgen.
Voor
432
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Plaatsen van bandenspanningssensoren en -zenders (indien
aanwezig)
Bij het vervangen van banden of velgen moeten de bandenspan-
ningssensoren en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders geplaatst wor-
den, moeten de identificatiecodes van deze componenten worden
geregistreerd in de ECU van het bandenspanningswaarschuwings-
systeem en moet het bandenspanningswaarschuwingssysteem wor-
den geïnitialiseerd. Laat de ID-codes van de bandenspanningssen-
soren en -zenders registreren door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. (Blz. 435)
Auto's met een reserveband van hetzelfde type als de gemon-
teerde banden (auto's zonder bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Wissel de banden zoals aan-
gegeven in de afbeelding.
Toyota beveelt aan om de ban-
den ongeveer elke 10.000 km
van plaats te wisselen om een
gelijkmatig slijtagepatroon en
een langere levensduur van de
banden te verkrijgen.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwezig)
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwingssys-
teem dat gebruik maakt van bandenspanningssensoren en -zen-
ders om een lage bandenspanning te signaleren voordat deze tot
problemen leidt.
Als de bandenspanning onder een bepaalde waarde komt, wordt
de bestuurder door middel van een waarschuwingslampje gewaar-
schuwd. (Blz. 503)
Voor
433
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(indien aanwezig)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet worden
geïnitialiseerd onder de volgende omstandigheden:
Verwisselen van voor- en achterwielen met een verschillende
bandenspanning
Bij het wijzigen van de bandenspanning (bijvoorbeeld omdat u
de rijsnelheid aanzienlijk gaat veranderen)
Als de bandenmaat wordt aangepast
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt geïnitiali-
seerd, wordt de actuele bandenspanning als referentiespanning
beschouwd.
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem (indien aanwezig)
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en zet het
contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
Breng de banden op de voorgeschreven bandenspanning bij
koude banden. (Blz. 595)
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden
in koude toestand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor
het bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Zet het contact AAN.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
434
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Houd de resetknop ingedrukt tot
het waarschuwingslampje lage
bandenspanning drie keer lang-
zaam knippert.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Laat het
contact een paar minuten AAN staan en zet het vervolgens in
de stand ACC of UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Laat het con-
tact enkele minuten AAN staan en zet het vervolgens UIT.
STAP
4
STAP
5
435
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Registreren van identificatiecodes (auto's met bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem)
De bandenspanningssensoren en -zenders zijn voorzien van een
unieke identificatiecode. Bij het vervangen van een bandenspan-
ningssensor en -zender is het noodzakelijk om de identificatiecode te
registreren. Laat de identificatiecodes registreren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer moeten banden worden vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
De banden beschadigingen vertonen, zoals insnijdingen, scheuren of
barsten die zo diep zijn dat het binnenmateriaal zichtbaar wordt en bulten
die duiden op een interne beschadiging
Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege
de grootte of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als u er
niet zeker van bent.
Vervangen van banden en wielen (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Als de identificatiecode van de bandenspanningssensor en -zender niet is
geregistreerd, werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet cor-
rect. Na ongeveer 10 minuten rijden gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende 1 minuut knipperen en het blijft daarna branden
om aan te geven dat er een storing in het systeem aanwezig is.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten altijd door gekwalificeerd werk-
plaatspersoneel worden gecontroleerd, zelfs als er niet of nauwelijks met de
banden is gereden en de banden niet lijken te zijn beschadigd.
436
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Routinecontrole van de bandenspanning (auto's met bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vervangt de periodieke con-
trole van de bandenspanning niet. Controleer daarom ook zelf regelmatig de
bandenspanning.
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien
aanwezig)
Initialiseer de banden als de banden de voorgeschreven spanning hebben.
Als de profieldiepte van winterbanden minder wordt dan 4 mm
In dat geval raakt de werkzaamheid van de winterbanden verloren.
Als de initialisatie van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(indien aanwezig) niet voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in enkele minuten. In de volgende
gevallen worden de instellingen echter niet opgeslagen en zal het systeem
niet goed werken. Laat, als herhaalde pogingen de bandenspanning op te
slaan mislukken, de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
wordt bediend, gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet
3 keer knipperen.
Nadat er na de initialisatie gedurende een bepaalde tijd gereden is, gaat
het waarschuwingslampje branden nadat het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd.
437
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Verklaring bandenspanningswaarschuwingssysteem
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op
het volgende adres:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html
438
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
439
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
440
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op
het volgende
DoC-adres: http://www.pacific-ind.co.jp/eng/products/car/tpms/doc/
441
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
442
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
In Servië verkochte auto's
443
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Bij het controleren of vervangen van de banden
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om ongevallen te voorko-
men.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen, kan schade aan de
aandrijflijn veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen tot gevolg hebben,
waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Gebruik geen banden van verschillende merken, types of profielen.
Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen
door elkaar.
Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat.
Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden, gordelban-
den met diagonaalkarkas en diagonaalbanden) door elkaar.
Gebruik geen zomer-, all-season- en winterbanden door elkaar.
Gebruik nooit gebruikte banden onder uw auto.
Door het gebruik van banden waarvan het verleden onbekend is, loopt u
extra risico.
Bij het initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(indien aanwezig)
Druk niet op de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
voordat de banden op de voorgeschreven spanning zijn gebracht. Anders
kan het voorkomen dat het waarschuwingslampje voor de lage bandenspan-
ning niet gaat branden terwijl de bandenspanning te laag is, of wel gaat
branden terwijl de bandenspanning in orde is.
444
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Repareren of vervangen van banden, velgen, bandenspanningssenso-
ren, -zenders en ventieldopjes (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of banden-
spanningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Vergeet niet de dopjes weer op de ventielen aan te brengen. Als de ven-
tieldopjes niet geplaatst worden, dan kan er water in de bandenspannings-
sensoren terecht komen en kunnen ze vast gaan zitten.
Gebruik bij het vervangen van de ventieldopjes geen andere ventieldopjes
dan voorgeschreven. Anders kunnen de dopjes vast komen te zitten.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Vervang na het gebruik van ban-
denreparatievloeistof de bandenspanningssensor en -zender wanneer de
band wordt gerepareerd of vervangen. (Blz. 432)
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over onverharde wegen en wegen met
kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk een verlaging van de banden-
spanning tot gevolg, waardoor de verende werking van de banden vermin-
dert. Bovendien kunnen de banden zelf en de velgen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over onverharde wegen.
Als tijdens het rijden de bandenspanning te laag wordt
Rijd niet verder als de bandenspanning te laag is, anders kunnen de banden
en/of velgen ernstig beschadigd raken.
445
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Bandenspanning
Gevolgen van een onjuiste bandenspanning
Het rijden met een onjuiste bandenspanning kan de volgende gevolgen heb-
ben:
Brandstofverbruik
Verminderd rijcomfort en een slechte handling
Kortere levensduur van de banden als gevolg van slijtage
Een onveilige auto
Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden opgepompt, laat deze dan controleren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Instructies voor het controleren van de bandenspanning
Let bij het controleren van de bandenspanning op het volgende:
Controleer de bandenspanning alleen als de banden koud zijn.
Als uw auto ten minste 3 uur heeft stilgestaan en daarna niet meer dan
1,5 km heeft gereden, kunt u de bandenspanning voor koude banden
correct aflezen.
Gebruik altijd een bandenspanningsmeter.
Het is moeilijk te bepalen of een band de juiste bandenspanning heeft op
basis van alleen het uiterlijk.
Het is normaal dat de spanning van een band na een rit is opgelopen
aangezien warmte wordt gegenereerd in de band. Laat na het rijden
geen lucht uit de banden lopen om de spanning te verlagen.
Verdeel de passagiers en het gewicht van de bagage gelijkmatig over de
auto.
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. De banden-
spanning moet ten minste eenmaal per maand gecontroleerd wor-
den. Toyota beveelt u echter aan de bandenspanning eens per twee
weken te controleren. (Blz. 595)
446
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Een goede bandenspanning zorgt voor een langere levensduur van de
banden
Houd de bandenspanning op de juiste waarde.
Als de banden niet de juiste spanning hebben, kunnen onderstaande zaken
zich voordoen. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
Overmatige slijtage
Ongelijkmatige slijtage
Slecht rijgedrag
Mogelijke klapband door oververhitting
Luchtlekkage tussen de band en velg
Wielvervorming en/of beschadiging van de band
Groter risico op beschadiging van de band tijdens rijden (als gevolg van
voorwerpen op het wegdek, verbindingsstukken of scherpe randen in het
wegdek, enz.)
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning brengen van de banden
Vergeet niet de dopjes weer op de ventielen aan te brengen.
Zonder de ventieldopjes kan er vuil en vocht in het inwendige van de ventie-
len doordringen. Hierdoor kan de afdichting in gevaar komen, wat kan leiden
tot een lagere bandenspanning.
447
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Velgen
Als een velg verbuigingen of scheuren vertoont of erg gecorrodeerd
is, moet deze vervangen worden.
Anders kan de band van de velg raken of kan de auto moeilijk
beheersbaar worden.
Keuze van velg
Let er bij het vervangen van velgen op dat deze hetzelfde draag-
vermogen, dezelfde diameter, velgbreedte en ET-waarde* heb-
ben.
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*: Normaal gesproken aangeduid met “offset”.
Toyota adviseert u de volgende velgen niet te gebruiken:
Velgen van verschillende maten of types
Gebruikte velgen
Verbogen velgen die hersteld zijn
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot lichtmetalen vel-
gen (indien aanwezig)
Gebruik uitsluitend de Toyota-wielmoeren en de Toyota-wiel-
moersleutel bij uw lichtmetalen velgen.
Controleer de wielmoeren na de eerste 1.600 km telkens als
een band is verwisseld, een band is gerepareerd of is vervan-
gen.
Pas op dat lichtmetalen velgen niet beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
Bij het balanceren moet gebruik worden gemaakt van Toyota-
of gelijkwaardige balanceergewichtjes, die geplaatst dienen te
worden met een kunststof of rubber hamer.
448
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Bij het verwijderen van de wieldop (auto's met een wieldopclip)
Bij het vervangen van velgen (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
De velgen van uw auto zijn uitgerust met bandenspanningssensoren en -
zenders (behalve het reservewiel) voor het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem, dat in een vroegtijdig stadium waarschuwt als de banden-
spanning te laag wordt. Bij het vervangen van velgen moeten er
bandenspanningssensoren en -zenders worden geplaatst. (Blz. 432)
WAARSCHUWING
Vervangen van velgen
Neem, om de kans op letsel te beperken, de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht.
Gebruik alleen de in deze handleiding aanbevolen maat velgen en ban-
den. Een andere maat kan resulteren in een slechtere controle over de
auto.
Gebruik nooit een binnenband bij een poreuze velg die ontworpen is voor
een tubeless band.
Verwijder de wieldop met een wieldopclip.
449
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Bij het plaatsen van de wielmoeren
Breng nooit vet of olie aan op de wielbouten en wielmoeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig letsel als gevolg. Verwijder olie of vet
van de wielbouten of wielmoeren.
OPMERKING
Vervangen van bandenspanningssensoren en -zenders (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Omdat het repareren of vervangen van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en -zenders, adviseren we u deze werk-
zaamheden uit te laten voeren door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Ga ook voor de aanschaf van bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gebruik voor uw auto alleen originele Toyota-velgen.
Bij niet-originele velgen kan niet worden gegarandeerd dat de banden-
spanningssensoren en -zenders goed werken.
Plaats de wielmoeren met de schuine
kant naar het wiel toe. Als de wielmoe-
ren worden geplaatst met de schuine
kant van het wiel af, kan de velg scheu-
ren waardoor het wiel tijdens het rijden
kan losraken. Dit kan leiden tot een
ongeval, met ernstig letsel als gevolg.
Taps
gedeelte
450
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig worden vervangen om de opti-
male werking van de airconditioning te behouden.
Verwijderen
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Open het dashboardkastje.
Maak de demper los.
Duw aan beide zijden van het
dashboardkastje om de klau-
wen los te maken.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
451
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Verwijder de afdekkap van het filter.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Vervangen
Verwijder het interieurfilter en
vervang het.
De merktekens UP op het fil-
ter moeten naar boven wijzen.
STAP
4
452
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Inspectie-interval
Controleer en vervang het interieurfilter volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel verkeer moet vervanging vaker plaatsvin-
den. (Zie het onderhoudsboekje of het garantieboekje voor het onderhouds-
schema.)
Als er te weinig lucht uit de ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer het filter en vervang het indien
nodig.
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter aanwezig is.
Als de airconditioning zonder filter gebruikt wordt, kan het systeem bescha-
digd raken.
453
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Batterij van de elektronische sleutel
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen
raakt.
De volgende zaken zijn benodigd:
Sleufkopschroevendraaier (bekleed het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek om schade aan de sleutel te
voorkomen)
Kleine kruiskopschroevendraaier
Lithiumbatterij
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: CR2016
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: CR1632
Vervangen van de batterij (auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop)
Til de afdekkap omhoog.
Steek de schroevendraaier in
de opening en druk hem naar
beneden.
Verwijder de klep.
Steek de schroevendraaier in
de onderzijde van de sleutel en
druk hem naar beneden.
STAP
1
STAP
2
454
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met
de positieve aansluiting (+)
naar boven.
Vervangen van de batterij (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Neem de mechanische sleu-
tel uit de houder.
Verwijder de klep.
STAP
3
STS43AKE21
STAP
1
STAP
2
455
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Als de batterij van de elektronische sleutel leeg is
Dit kan leiden tot de volgende verschijnselen.
Het Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig) en de
afstandsbediening werken niet goed.
Het bereik van de afstandsbediening is kleiner.
Gebruik de volgende soort lithium-batterijen
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: CR2016
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: CR1632
Batterijen zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur, een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige, juweliers of fotospeciaalzaken.
Vervang de batterij alleen door het door de erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige aanbevolen type.
Gooi batterijen niet weg, maar lever ze in als KCA.
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met
de positieve aansluiting (+)
naar boven.
STAP
3
456
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Lege batterijen en andere onderdelen
Kinderen kunnen deze kleine voorwerpen inslikken en daardoor stikken.
Houd deze voorwerpen buiten bereik van kinderen. Als u dat niet doet, kan
dat leiden tot ernstig letsel.
Verklaring voor de sleutelbatterij
ALS DE BATTERIJ DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ WORDT VER-
VANGEN, KAN EEN EXPLOSIE OPTREDEN. GOOI BATTERIJEN NIET
WEG, MAAR LEVER ZE IN ALS KCA.
OPMERKING
Voor een goede werking na het vervangen van de batterij
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om ongevallen te voorko-
men.
Zorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan corroderen.
Vermijd aanraking of verplaatsing van andere onderdelen binnen in de
afstandsbediening.
Verbuig de batterijcontacten niet.
457
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Controleren en vervangen van zekeringen
Als een bepaalde stroomverbruiker niet werkt, kan het zijn dat een
zekering is doorgebrand. Controleer in dat geval de desbetreffende
zekering en vervang deze indien nodig.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
De zekeringen bevinden zich op de volgende plaatsen.
Volg de onderstaande instructies op wanneer u de zekerin-
gen controleert.
Motorruimte
Druk de borglip in en trek het
deksel omhoog.
Onder het dashboard aan bestuurderszijde
Type A
Verwijder het deksel.
STAP
1
STAP
2
458
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Type B
1. Verwijder het bovenste
gedeelte van het dash-
board.
2. Verwijder het onderste
gedeelte van het dash-
board.
Onder het dashboard aan passagierszijde (auto's met
rechtse besturing)
Type A
Verwijder het kapje.
459
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Verwijder het deksel.
Type B
1. Open het dashboardkastje.
Maak de demper los.
2. Til het dashboardkastje op
om de klauwen onder vrij te
maken en verwijder het
dashboardkastje.
Zie in het geval van een elektrische storing “Plaats en
stroomsterkte van zekeringen” (Blz. 462) voor meer infor-
matie over de te controleren zekeringen.
STAP
3
460
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Verwijder de zekering met de
zekeringtrekker.
Controleer of de zekering is doorgebrand.
Type A
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de zekering door een
zekering met de juiste stroom-
sterkte. Deze staat vermeld op
het deksel van de zekeringen-
kast.
STAP
4
STAP
5
461
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Type B
Goede zekering
Defecte zekering
Neem contact op met een er-
kende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Type C
Goede zekering
Defecte zekering
Neem contact op met een er-
kende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
462
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Plaats en stroomsterkte van zekeringen
Motorruimte
Zekering Ampère Circuit
1TO IP J/B*1120 A
ECU-IG NR. 2, HTR-IG, WIPER,
RR WIPER, WASHER, ECU-IG
NR. 1, ECU-IG NR. 3, SEAT HTR,
AM1*3, DOOR, STOP, FR DOOR,
POWER, RR DOOR, RL DOOR,
OBD, ACC-B, RR FOG, FR FOG,
DEF, TAIL, SUNROOF, DRL
2H-LP CLN 30 A Koplampsproeiers
3RDI FAN 40 A Elektrische koelventilator(en)
4CDS FAN*130 A Elektrische koelventilator(en)
5 ABS NR. 1 50 A Antiblokkeersysteem, VSC+
6HTR
*250 A Airconditioning
463
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
7ALT*2120 A
Laadsysteem, RDI FAN, CDS FAN,
H-LP CLN, ABS NR. 1, ABS NR. 2,
HTR, PWR OUTLET, HTR SUB
NR. 1, HTR SUB NR. 2, HTR SUB
NR. 3, ECU-IG NR. 2, HTR-IG,
WIPER, RR WIPER, WASHER,
ECU-IG NR. 1, ECU-IG NR. 3,
SEAT HTR, AM1*3, DOOR, STOP,
FR DOOR, POWER, RR DOOR,
RL DOOR, OBD, ACC-B, RR FOG,
FR FOG, DEF, TAIL, SUNROOF,
DRL
8EPS*280 A Elektrische stuurbekrachtiging
GLOW*180 A Voorgloeisysteem
9EPS
*180 A Elektrische stuurbekrachtiging
10 P-SYSTEM*230 A VALVEMATIC-systeem
11 FUEL HTR*150 A Brandstofverwarming
12
P/I*250 A EFI MAIN*2, IGT/INJ*2, HORN,
IG2
H-LP MAIN*150 A H-LP LH LO, H-LP RH LO, H-LP LH
HI, H-LP RH HI
13
P/I*150 A HORN, IG2, ELEC FUEL PMP
H-LP MAIN*250 A H-LP LH LO, H-LP RH LO, H-LP
LH HI, H-LP RH HI
14 BBC*140 A Stop & Start-systeem
15 EFI MAIN*150 A EFI NR. 1, EFI NR. 2, EFI NR. 4
Zekering Ampère Circuit
464
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
16 SPARE 10 A Reservezekering
17 SPARE 30 A Reservezekering
18 SPARE 20 A Reservezekering
19 DOOR NR. 2 25 A Hoofd-body-ECU
20 EFI MAIN NR.
2*17,5 A (Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem
21 ECU-B2 10 A Smart entry-systeem met start-
knop, airconditioning, elektrisch
bedienbare ruiten
22 D.C.C. KORT-
SLUI-
TING Niet gebruikt
23 ECU-B 10 A
Meters en tellers, hoofd-body-ECU,
stuurhoeksensor, supervergrende-
ling, afstandsbediening, Smart
entry-systeem met startknop
24 RAD NR. 1*220 A Audiosysteem
25 DOME 10 A
Bagageruimteverlichting, make-
upverlichting, instapverlichting
voorportieren, leeslampjes/
interieurverlichting, voetenruimte-
verlichting
26 AM2 NR. 2 7,5 A Startsysteem
27 TURN-HAZ 10 A Richtingaanwijzers, alarmknipper-
lichten
28 ETCS*210 A Elektronische smoorklepregeling
29 AM2 30 A Startsysteem
30 STRG LOCK 20 A Stuurslot
31 IGT/INJ*215 A (Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem
Zekering Ampère Circuit
465
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
32 EFI MAIN*220 A (Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem, EFI NR. 1, EFI
NR. 2
FUEL PUMP*130 A Brandstofpomp
33 HORN 15 A Claxon
34 IG2 15 A IGN, METER
35 HTR SUB NR. 1 50 A*1
Airconditioning
30 A*2
36 HTR*150 A Airconditioning
37 HTR SUB NR. 2 30 A Airconditioning
38 HTR SUB NR. 3 30 A Airconditioning
39 PWR OUTLET 15 A Accessoireaansluiting
40 ABS NR. 2 30 A Antiblokkeersysteem, VSC+
41 STV HTR*125 A Extra verwarming
42 EFI NR. 4*120 A (Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem
43 IG2 NR. 2*27,5 A Startsysteem
44 EFI NR. 2
15 A*1(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem, Stop & Start-sys-
teem
10 A*2(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem
Zekering Ampère Circuit
466
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
*1: Auto's met dieselmotor
*2: Auto's met benzinemotor
*3: Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
*4: Auto's met halogeenkoplampen
*5: Auto's met gasontladingskoplampen
45 EFI NR. 1
7,5 A*1(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem
10 A*2(Sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem
46 H-LP RH HI 10 A Rechter koplamp (grootlicht)*4,
rechter koplampsolenoid*5
47 H-LP LH HI 10 A Linker koplamp (grootlicht)*4,
linker koplampsolenoid*5
48 H-LP RH LO
10 A*4Rechter koplamp (dimlicht)
15 A*5Rechter gasontladingskoplamp
(dim- en grootlicht)
49 H-LP LH LO
10 A*4Linker koplamp (dimlicht)
15 A*5Linker gasontladingskoplamp (dim-
en grootlicht)
50 RDI EFI*15 A Elektrische koelventilator(en)
51 CDS EFI*15 A Elektrische koelventilator(en)
Zekering Ampère Circuit
467
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Onder het dashboard (type A)
Zekering Ampère Circuit
1TAIL 10 A
Parkeerlichten voor, achterlichten,
kentekenplaatverlichting, mistach-
terlicht, mistlampen voor, handma-
tige verticale koplampverstelling,
verlichting instrumentenpaneel,
verlichting dashboardkastje, ver-
lichting schakelaars, ECU Toyota
Parking Assist-sensor
2 ECU-IG NR. 3 10 A
Zonnescherm panoramadak, bin-
nenspiegel met automatische anti-
verblindingsstand, Smart entry-
systeem met startknop, audiosys-
teem, Stop & Start-systeem*2
3FR DOOR 20 A Elektrisch bedienbare ruiten (voor-
passagierszijde)
4RL DOOR 20 A Elektrisch bedienbare ruiten (ach-
terportier links)
5RR DOOR 20 A Elektrisch bedienbare ruiten (ach-
terportier rechts)
6 CIG 15 A Accessoireaansluitingen
7ACC 7,5 A
Schakelblokkeersysteem, audio-
systeem, hoofd-body-ECU, acces-
soireaansluiting, buitenspiegels,
Stop & Start-systeem*2
468
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
8 MIR HTR 10 A Buitenspiegelverwarming
9 RR FOG 7,5 A Mistachterlicht
10 IGN 7,5 A Stuurslot, SRS-airbagsysteem,
(sequentieel) multipoint brandstof-
inspuitsysteem, startsysteem
11 METER 7,5 A Meters en tellers, Stop & Start-sys-
teem*2
12 SEAT HTR 15 A Stoelverwarming
13 HTR-IG 10 A Airconditioning, extra verwarming
14 WIPER 25 A Ruitenwissers, ruitenwissers met
regensensor
15 RR WIPER 15 A Achterruitenwisser
16 WASHER 15 A Ruitensproeiers, achterruiten-
sproeier
17 ECU-IG NR. 1 10 A
Hoofd-body-ECU*3, elektrische
koelventilator(en), schakelblok-
keersysteem, antiblokkeersysteem,
stuurhoeksensor, giersensor,
VSC+, koplampsproeiers, sequen-
tiële schakelaar, automatische ver-
ticale koplampverstelling, elektri-
sche stuurbekrachtiging, banden-
spanningswaarschuwingssysteem
18 ECU-IG NR. 2 10 A
Achteruitrijlicht, laadsysteem*3,
alarmknipperlichten, achterruitver-
warming, controlelampje PASSEN-
GER AIRBAG, airconditioning,
controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor, schakelaar Toyota
Parking Assist-sensor
Zekering Ampère Circuit
469
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
*1: Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
*2: Auto's met dieselmotor
*3: Auto's met benzinemotor
19 OBD 7,5 A Diagnosesysteem
20 STOP 10 A Remlichten, derde remlicht, anti-
blokkeersysteem, VSC+, schakel-
blokkeersysteem, startsysteem
21 SUNROOF 20 A Zonnescherm panoramadak
22 DOOR 25 A Centrale vergrendeling
23 ACC-B 25 A CIG, ACC
24 DRL 7,5 A Dagrijverlichting
25 FR FOG 7,5 A Mistlampen voor
26 AM1*17,5 A Startsysteem
Zekering Ampère Circuit
470
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Onder het dashboard (type B)
Zekering Ampère Circuit
1 WIPER NR. 2 7,5 A Laadsysteem
2POWER 30 A Elektrisch bedienbare ruiten
(bestuurderszijde)
3 DEF 30 A Achterruitverwarming, MIR HTR
Na het vervangen van een zekering
Als na het vervangen van de zekering de verlichting nog niet werkt, kan
het zijn dat de lamp moet worden vervangen. (Blz. 472)
Laat, als de nieuwe zekering direct doorbrandt, de auto controleren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de stroomafname van een circuit te groot is
De zekeringen zullen doorbranden voordat de bedrading van de auto onher-
stelbaar beschadigd raakt.
Bij het vervangen van lampen
Toyota raadt u aan om originele Toyota-producten te gebruiken, die speciaal
voor deze auto ontworpen zijn. Doordat bepaalde lampen in verbinding
staan met circuits die zijn ontworpen om overbelasting te voorkomen, kun-
nen niet-originele onderdelen of onderdelen die niet voor deze auto ontwor-
pen zijn onbruikbaar zijn.
471
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Voorkomen van storingen en het ontstaan van brand
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in
schade aan de auto, brand en ernstig letsel.
Monteer nooit een zekering voor een hogere stroomsterkte dan aange-
geven of een stukje metaal.
Gebruik altijd een originele Toyota-zekering of een gelijkwaardige zeke-
ring.
Vervang de zekering nooit door een stukje draad of metaal, ook niet tijde-
lijk.
Breng geen wijzigingen aan de zekering of de zekeringenkast aan.
OPMERKING
Voordat u een zekering vervangt
Laat de oorzaak van de te grote stroomafname zo snel mogelijk vaststellen
en repareren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
472
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Lampen
U kunt de onderstaande lampen desgewenst zelf vervangen. Som-
mige lampen zijn eenvoudiger te vervangen dan andere lampen.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige als het vervangen van de lampen moeilijk gaat.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige voor meer informatie over het vervangen van overige
lampen.
Zorg voor een nieuwe gloeilamp
Controleer het vermogen van de defecte lamp. (Blz. 598)
Verwijderen van de afdekkap motorruimte
Blz. 416
Plaats lampen voor
*1: Halogeenkoplampen zonder dagrijverlichting
*2: Halogeenkoplampen met dagrijverlichting
Grootlicht (halo-
geenkoplampen)
Dimlicht
(halogeenkoplampen)
Richtingaan-
wijzer voor
Mistlamp voor
Parkeerlichten voor*1
Parkeerlichten voor/
dagrijverlichting*2
473
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Plaats lampen achter
*1: Auto's met linkse besturing
*2: Auto's met rechtse besturing
Achterlicht
Mistachterlicht*2
Kentekenplaatverlichting
Richtingaan-
wijzer achter
Achteruitrijlicht*1
Mistachterlicht*1
Achteruitrijlicht*2
474
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Vervangen van lampen
Vóór het vervangen van de volgende lampen:
Halogeenkoplampen
Parkeerlicht voor (halogeenkoplampen zonder dagrijverlichting)
Parkeerlicht voor/dagrijverlichting (halogeenkoplampen met
dagrijverlichting)
Richtingaanwijzer voor
Verwijderen van de afdekkap van de motorruimte.
(Blz. 416)
Verwijderen van het luchtfilterkanaal en/of de vulpijp voor de
ruitensproeiervloeistof.
Links
Verwijder het bovenste deel van
het luchtfilterkanaal.
Verwijder de borgclip.
Verwijder het bovenste deel
van het luchtfilterkanaal voor
een gemakkelijke toegang tot
de lampen.
Zet het bovenste deel van de
luchtfilterbuis na het vervangen
van de gloeilampen stevig met de
clip vast.
STAP
1
STAP
2
475
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Rechts
Verplaats de vulpijp voor de rui-
tensproeiervloeistof.
Verwijder de borgclip.
Verplaats de vulpijp voor de
ruitensproeiervloeistof.
Vergeet na het vervangen van de
gloeilamp niet om de vulpijp voor
de ruitensproeiervloeistof en de
borgclip weer vast te zetten.
Dimlicht (halogeenkoplamp)
Draai de kap naar de geopende
stand en verwijder hem.
Geopende stand
STAP
1
476
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Draai de lampvoet linksom.
Neem de stekker los, terwijl de
borglip omhoog wordt getrokken.
Vervang de lamp en plaats hem
in de lampvoet.
Breng de 3 nokken op de lamp in
lijn met de bevestiging en steek
de lamp erin.
Draai de lampvoet en zet hem
vast.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet loszit
en zet het dimlicht aan om visueel
te controleren of er geen licht
langs de bevestiging af schijnt.
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
477
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Plaats de kap terug en draai hem
in de gesloten stand.
Gesloten stand
Plaats na vervanging van de lamp het luchtfilterkanaal en/of
de vulpijp voor de ruitensproeiervloeistof terug door uit
te voeren. (Blz. 485)
Grootlicht (halogeenkoplampen)
Draai de kap naar de geopende
stand en verwijder hem.
Geopende stand
STAP
6
STAP
7
STAP
1
STAP
1
478
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Draai de lampvoet linksom.
Neem de stekker los, terwijl de
borglip omhoog wordt getrokken.
Vervang de lamp en plaats hem
in de lampvoet.
Breng de 3 nokken op de lamp in
lijn met de bevestiging en steek
de lamp erin.
Draai de lampvoet en zet hem
vast.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet loszit
en zet het grootlicht aan om visu-
eel te controleren of er geen licht
langs de bevestiging schijnt.
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
479
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Plaats de kap terug en draai hem
in de gesloten stand.
Gesloten stand
Plaats na vervanging van de lamp het luchtfilterkanaal en/of
de vulpijp voor de ruitensproeiervloeistof terug door uit
te voeren. (Blz. 485)
Mistlamp voor
Verwijder de bouten en de clip
van de wielkuip en verwijder de
wielkuip vervolgens gedeeltelijk.
STAP
6
STAP
7
STAP
1
STAP
1
480
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Neem de stekker los, terwijl de
borglip wordt ingedrukt.
Draai de lampvoet linksom.
Vervang de lamp en plaats hem
in de lampvoet.
Breng de 3 nokken op de lamp in
lijn met de bevestiging en steek
de lamp erin.
Draai de lampvoet en zet hem
vast.
Beweeg de lampvoet voorzichtig
om te controleren of hij niet loszit
en zet de mistlampen een keer
aan om visueel te controleren of
er geen licht langs de bevestiging
schijnt.
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
481
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Voer voor het plaatsen van het binnenscherm in
omgekeerde volgorde uit.
Parkeerlicht voor (halogeenkoplampen zonder dagrijverlich-
ting), parkeerlicht voor/dagrijverlichting (halogeenkoplampen
met dagrijverlichting)
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
STAP
6
STAP
1
STAP
1
STAP
2
482
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Richtingaanwijzer voor
Draai de lampvoet linksom.
Verwijder de lamp.
STAP
1
STAP
2
483
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Achteruitrijlichten/mistachterlichten, achterlichten en rich-
tingaanwijzers achter
Open de achterklep en verwijder
de afdekkap.
Maak de 2 klemmen los en ver-
wijder de fitting van de achter-
lichtunit.
Verwijder de lamp.
Achterlicht
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht of mistachter-
licht
STAP
1
STAP
2
STAP
3
484
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Kentekenplaatverlichting
Verwijder het klepje.
Steek een schroevendraaier van
het juiste formaat in de opening in
de afdekplaat en verwijder de
afdekplaat zoals aangegeven in
de afbeelding.
Omwikkel de schroevendraaier
met tape om te voorkomen dat de
auto wordt beschadigd.
Verwijder de lamp.
Overige lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gasontladingslampen
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting (gasontladingskoplampen)
Richtingaanwijzers opzij
Derde remlicht
Remlichten
STAP
1
STAP
2
485
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
Vervangen van de volgende lampen:
Halogeenkoplampen
Parkeerlicht voor (halogeenkoplampen zonder dagrijverlichting)
Parkeerlicht voor/dagrijverlichting (halogeenkoplampen met dagrijverlich-
ting)
Richtingaanwijzer voor
Vervangen van het luchtfilterkanaal en/of de vulpijp voor de ruiten-
sproeiervloeistof.
Links
Rechts
Plaats de afdekkap van de motorruimte. (Blz. 416)
STAP
1
Vergeet na het vervangen van de lampen
niet om het bovenste luchtfilterkanaal met
de clip vast te maken.
Vergeet na het vervangen van de gloei-
lamp niet om de vulpijp van de ruiten-
sproeiervloeistof vast te zetten met de
clip.
STAP
2
486
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
Condensvorming in de koplampen
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde van het koplampglas is normaal.
Neem in de volgende gevallen contact op met een erkende Totota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige voor meer informatie:
Als er erg veel condens aan de binnenzijde van het koplampglas zit.
Als de binnenzijde van de koplamp nat is en blijft.
Gasontladingskoplampen (indien aanwezig)
Als de spanning van de gasontladingslampen te laag is, gaan de lampen
niet branden of gaan ze even uit. De gasontladingslampen gaan branden
zodra de normale ontstekingsspanning is hersteld.
LED-lampen
De parkeerlichten voor/dagrijverlichting (gasontladingskoplampen), de rem-
lichten en het derde remlicht bestaan uit een serie LED's. Laat een defecte
LED vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als er twee of meer LED's doorgebrand zijn, voldoet uw auto misschien niet
meer aan de wettelijke voorschriften (ECE).
Bij het vervangen van lampen
Blz. 470
487
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
4
Onderhoud en verzorging
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Lampen vervangen
Schakel de verlichting uit. Wacht na het uitschakelen van de verlichting tot
de lampen zijn afgekoeld.
De lampen kunnen erg heet worden en brandwonden veroorzaken.
Raak het glas van de lamp niet aan met blote handen.
Als u het glas van de lamp toch moet vastpakken, gebruik daarvoor dan
een schone droge doek, om te voorkomen dat er vocht of olie op de lamp
komt.
Als de lamp een kras heeft of is gevallen, kan deze defect raken of breken.
Zorg ervoor dat de lamp en de borgclips goed vastzitten. Anders kan de
lamp door oververhitting beschadigd raken, kan brand ontstaan of kan de
koplamp gaan lekken. Hierdoor kunnen de koplampen beschadigd raken
en kan condensvorming in de koplamp optreden.
Auto's met gasontladingskoplampen:
Wanneer de koplampen branden en
korte tijd nadat ze zijn uitgeschakeld,
zijn de metalen delen aan de achter-
zijde van de koplampunit zeer heet.
Raak de metalen delen niet aan voor-
dat u zeker weet dat ze voldoende zijn
afgekoeld, om brandwonden te voorko-
men.
Metalen
delen
488
4-3. Zelf uit te voeren onderhoud
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Gasontladingskoplampen (indien aanwezig)
Neem vóór het vervangen van de gasontladingskoplamp (inclusief de lam-
pen) contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Raak de hoogspanningsfitting van de gasontladingslampen niet aan wan-
neer de koplampen ingeschakeld worden.
Er wordt een extreem hoge spanning van 30.000 V afgegeven die een
elektrische schok kan veroorzaken waardoor zeer ernstig letsel ontstaat.
Probeer lampen, stekkers, elektrische circuits of andere onderdelen van
de verlichting niet te repareren of uit elkaar te halen.
Als u dat wel doet, kunt u een elektrische schok krijgen en ernstig letsel
oplopen.
Voorkomen van schade en brand
Controleer of de lampen en borgclips goed vastzitten.
5
Bij problemen
489
VERSO_WE_OM64574E
5-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.......... 490
Als uw auto moet worden
gesleept.......................... 491
Als u denkt dat er iets
mis is .............................. 498
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
(benzinemotor) ............... 499
5-2. Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen
Als er een waarschuwings-
lampje gaat branden of als er
een waarschuwingszoemer
klinkt... ............................ 500
Als er een waarschuwings-
melding verschijnt........... 509
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met een
reservewiel) .................... 522
Als de auto een lekke band
heeft (auto's met een
bandenreparatieset) ....... 539
Als de motor niet wil
aanslaan......................... 556
Als de selectiehendel niet uit
stand P kan worden gezet
(auto's met Multidrive
CVT) ............................... 559
Als u uw sleutels verliest... 560
Als het openingssysteem
van de achterklep niet
werkt............................... 561
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt (auto's
met Smart entry-systeem
en startknop)................... 562
Als de accu ontladen is..... 565
Als de motor oververhit
raakt................................ 569
Als de auto vast komt te
zitten............................... 572
Als uw auto in geval van nood
tot stilstand moet worden
gebracht.......................... 574
490
VERSO_WE_OM64574E
5-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten
Alarmknipperlichten
Als de alarmknipperlichten langere tijd worden gebruikt terwijl de motor niet
draait, kan de accu ontladen raken.
De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders te
waarschuwen wanneer de auto tot stilstand moet worden gebracht,
bijvoorbeeld bij pech.
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan
knipperen.
Druk nogmaals op de schake-
laar om ze weer uit te schake-
len.
5
491
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als uw auto moet worden gesleept
Omstandigheden waaronder u vóór het slepen contact dient op
te nemen met de dealer
Het volgende kan duiden op een probleem in de transmissie. Neem
vóór het slepen contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur, een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige of een professioneel bergingsbedrijf.
De motor draait, maar de auto komt niet in beweging.
De auto maakt een abnormaal geluid.
Slepen met een takelwagen
Sleep de auto niet met een takel-
wagen, om beschadiging van de
carrosserie te voorkomen.
Als uw auto moet worden gesleept, adviseren wij u dat te laten doen
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur, een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige of professi-
oneel bergingsbedrijf, en daarbij gebruik te maken van een lepelwa-
gen of een autoambulance.
Gebruik een stevige sleepkabel en neem de wettelijke voorschriften
in acht.
492
5-1. Belangrijke informatie
VERSO_WE_OM64574E
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde
Deactiveer de parkeerrem.
Aan de achterzijde
Gebruik een dolly onder de voor-
wielen.
5
493
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Vervoeren op een autoambulance
Als uw Toyota wordt getranspor-
teerd op een autoambulance, zet
de auto dan vast zoals aange-
geven in afbeelding.
Als uw auto met touwen of kettin-
gen wordt vastgezet, moeten de
aangegeven bevestigingshoe-
ken 45 zijn.
Trek de touwen of kettingen niet
te strak aan omdat hierdoor
schade aan de auto kan ont-
staan.
Slepen in een noodgeval
Als er geen autoambulance beschikbaar is, mag de auto in geval van
nood tijdelijk worden gesleept door gebruik te maken van een sleep-
kabel of -ketting die u aan een sleepoog vastmaakt. Uw auto mag op
deze manier alleen op een verharde weg en met lage snelheid over
een afstand van 80 km worden gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten om te sturen en te remmen.
Ook dienen de wielen, de assen, de aandrijflijn, de stuurinrichting en
de remmen in een goede conditie te zijn.
Voor
494
5-1. Belangrijke informatie
VERSO_WE_OM64574E
Procedure bij slepen in een noodgeval
Haal het sleepoog tevoorschijn. (Blz. 522, 539)
Verwijder het afdekkapje van het
sleepoog met een sleufkop-
schroevendraaier.
Plaats een doek tussen de
schroevendraaier en de carrosse-
rie, zoals aangegeven in de
afbeelding.
Plaats het sleepoog in de ope-
ning en draai het zo ver mogelijk
met de hand vast.
Draai het sleepoog stevig vast
met behulp van een wielmoer-
sleutel of een stevige metalen
stang.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
495
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Maak de kabel of de ketting goed vast aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet beschadigt.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Stap in de
weg te slepen auto en start de motor.
Zet, als de motor niet start, het contact AAN.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Stap in de weg
te slepen auto en start de motor.
Zet, als de motor niet start, het contact AAN.
Zet de selectiehendel in stand N en deactiveer de parkeer-
rem.
Auto's met Multidrive CVT: Als de selectiehendel niet in een
andere stand kan worden gezet. Blz. 559)
Tijdens het slepen
Als de motor niet draait, werken de rem- en stuurbekrachtiging niet. Hierdoor
zal het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Wielmoersleutel
De wielmoersleutel bevindt zich in de bagageruimte. (Blz. 522, 539)
STAP
5
STAP
6
STAP
7
496
5-1. Belangrijke informatie
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bij het slepen van de auto
Tijdens het slepen
Wanneer u bij het slepen kabels of kettingen gebruikt, vermijd dan plotse-
ling optrekken, enz. waardoor er extreme krachten op de sleepogen en de
sleepkabel of -ketting worden uitgeoefend. De sleepogen en de kabels of
kettingen kunnen beschadigd raken en afgebroken stukken kunnen perso-
nen raken en ernstige schade veroorzaken.
Zet het contact niet UIT.
De mogelijkheid bestaat dat het stuurwiel wordt vergrendeld en niet kan
worden bediend.
Plaatsen van een sleepoog op de auto
Controleer of het sleepoog goed vastzit.
Als dat niet het geval is, dan kan het sleepoog bij het slepen losraken.
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de wie-
len van de grond. Als de voorwielen tij-
dens het slepen de grond raken, kunnen
de aandrijflijn en de bijbehorende onder-
delen beschadigd raken.
5
497
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
lepelwagen
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die die op de lepel staat vol-
doende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan de
auto tijdens het slepen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van de carrosserie bij het slepen met
een takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch vooruit, noch achteruit.
498
5-1. Belangrijke informatie
VERSO_WE_OM64574E
Als u denkt dat er iets mis is
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, kan het zijn dat
uw auto afgesteld of gerepareerd moet worden. Neem zo snel moge-
lijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Zichtbare symptomen
Lekkage onder de auto
(Na gebruik van de airconditioning is waterlekkage normaal.)
Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten
zijn
Als het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
knippert of gaat branden
Controlelampje lage koelvloeistoftemperatuur gaat branden of
brandt af en toe
Hoorbare symptomen
Abnormale uitlaatgeluiden
Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de
bewegingen van de wielophanging
Pingelende of andere abnormale geluiden uit de motorruimte
Merkbare symptomen
Overslaande, haperende of onregelmatig draaiende motor
Een merkbaar verlies aan trekkracht
De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een
vlakke weg
Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal,
een rempedaal dat bijna tot op de vloer kan worden ingetrapt
5
499
5-1. Belangrijke informatie
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Uitschakelsysteem brandstofpomp (benzinemotor)
Volg onderstaande procedure om de motor te herstarten als het sys-
teem geactiveerd is.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
OPMERKING
Vóór het starten
Controleer de grond onder de auto.
Als er brandstoflekkage waarneembaar is, is het waarschijnlijk dat het
brandstofsysteem beschadigd is en reparatie behoeft. Start de motor in dat
geval niet opnieuw.
Het uitschakelsysteem van de brandstofpomp onderbreekt de brand-
stoftoevoer naar de motor om de kans op brandstoflekkage te ver-
kleinen als de motor afslaat of als een airbag wordt geactiveerd als
gevolg van een aanrijding.
STAP
1
STAP
2
500
VERSO_WE_OM64574E
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Als er een waarschuwingslampje gaat branden of als er een waarschuwingszoemer klinkt...
Breng de auto direct tot stilstand. Doorrijden met de auto kan
gevaarlijk zijn.
De volgende waarschuwingen geven aan dat er mogelijk een pro-
bleem in het remsysteem aanwezig is. Breng de auto onmiddellijk op
een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem: (Blz. 512)
Breng de auto direct tot stilstand.
De volgende waarschuwingen geven aan dat er mogelijk schade aan
de auto is die kan leiden tot een ongeval. Breng de auto onmiddellijk
op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details
Waarschuwingslampje remsysteem (waarschuwingszoe-
mer)*
Laag remvloeistofniveau
Storing in het remsysteem
Dit lampje gaat ook branden als de parkeerrem niet gedeacti-
veerd is. Als het lampje uitgaat nadat de parkeerrem gedeac-
tiveerd is, werkt het systeem normaal.
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details
Laadstroomcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsysteem
van de auto.
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van de
waarschuwingslampjes gaat branden of knipperen. Als een van de
lampjes gaat branden of knipperen en daarna weer uitgaat, is er niet
noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aanwezig.
5
501
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Laat uw auto onmiddellijk controleren.
Het niet laten onderzoeken van de oorzaak van de volgende waar-
schuwingen kan leiden tot een abnormale werking van het systeem
en mogelijk een ongeval veroorzaken. Laat uw auto direct controle-
ren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Rood waarschu-
wingslampje
knippert of gaat
branden)
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
Geeft aan dat de motor oververhit raakt.
Als de koelvloeistoftemperatuur stijgt, stopt het lampje met
knipperen en gaat het branden. (Blz. 569)
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
Het emissieregelsysteem;
Het elektronische motorregelsysteem;
Het elektronische gaspedaal;
Het elektronische regelsysteem van de Multidrive CVT.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het airbagsysteem;
Het gordelspannersysteem.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het antiblokkeersysteem;
Het Brake Assist-systeem.
Waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging
(waarschuwingszoemer)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het EPS-systeem.
(Knippert)
Waarschuwingslampje cruise control (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het cruise control-
systeem.
502
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
(Knippert)
Controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is het Stop & Start-sys-
teem.
(Gaat branden)
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
De VSC+; of
Het TRC-systeem.
Waarschuwingslampje automatische verticale koplamp-
verstelling
(indien aanwezig)
Geeft een storing aan in de automatische verticale koplamp-
verstelling.
Als het motorcontrolelampje tijdens het rijden gaat branden
Bij sommige uitvoeringen gaat het motorcontrolelampje branden als de
brandstoftank geheel leeg gereden is. Als de brandstoftank leeg is, vul deze
dan zo snel mogelijk. Het motorcontrolelampje gaat na enkele ritten weer uit.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het
motorcontrolelampje niet uit gaat.
Waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging (waarschu-
wingszoemer)
Als de laadtoestand van de accu laag wordt of de spanning tijdelijk daalt,
kan het waarschuwingslampje van de elektrische stuurbekrachtiging gaan
branden en kan er een waarschuwingszoemer klinken.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging gaat
branden
De besturing kan extreem zwaar aanvoelen.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebruikelijk, houd het dan stevig vast
en oefen meer kracht uit.
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details
5
503
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Volg de correctieprocedures.
Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om
het probleem te verhelpen, of de waarschuwingslampjes uitgaan.
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
Benzinemotor:
Geeft aan dat er nog maxi-
maal ongeveer 9,0 liter
brandstof in de tank zit.
Dieselmotor:
Geeft aan dat er nog maxi-
maal ongeveer 8,3 liter
brandstof in de tank zit.
Vul de brandstoftank.
Centraal waarschuwings-
lampje
Een zoemer klinkt en het
waarschuwingslampje gaat
branden of knippert om aan
te geven dat het hoofdwaar-
schuwingssysteem een sto-
ring heeft gesignaleerd.
Handel in overeenstemming
met de melding die wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
504
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning (indien
aanwezig)
Als het lampje gaat branden:
Bandenspanning te laag door
bijvoorbeeld
Natuurlijke oorzaken
(Blz. 506)
Lekke band (Blz. 522, 539)
Breng de banden op de juiste
spanning.
Na een paar minuten dooft
het lampje. Laat het sys-
teem nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een
andere naar behoren
gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige indien het
lampje niet dooft nadat de
banden op spanning zijn
gebracht.
Als het lampje gaat branden
nadat het gedurende 1
minuut knippert: storing in het
bandenspanningswaarschu-
wingssysteem (Blz. 507)
Laat het systeem controleren
door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
(In het instrumen-
tenpaneel)
Controlelampje (waarschu-
wingszoemer) bestuur-
ders- en
voorpassagiersgordel*1
Waarschuwt de bestuurder
en voorpassagier om de vei-
ligheidsgordel om te doen.
Doe de veiligheidsgordel om.
(In het centrale
paneel)
(In het centrale
paneel)
Controlelampje (waarschu-
wingszoemer)
achterpassagiersgordel*2
Waarschuwt de achterpas-
sagier om de veiligheidsgor-
del om te doen.
Doe de veiligheidsgordel om.
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details Correctieprocedure
*4
*3
5
505
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
*1: Waarschuwingssysteem veiligheidsgordel bestuurder en voorpassagier:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de bestuur-
der en de voorpassagier eraan de veiligheidsgordel om te doen. De zoemer
klinkt gedurende 30 seconden nadat de auto een snelheid van ten minste
20 km/h heeft bereikt. Als de veiligheidsgordel daarna nog niet is vastge-
maakt, laat de zoemer gedurende 90 seconden een ander geluid horen.
*2: Waarschuwingssysteem veiligheidsgordels achter:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de achter-
passagier eraan de veiligheidsgordel om te doen. De zoemer klinkt gedu-
rende 30 seconden nadat de auto een snelheid van ten minste 20 km/h
heeft bereikt. Als de veiligheidsgordel daarna nog niet is vastgemaakt, laat
de zoemer gedurende 90 seconden een ander geluid horen.
*3: Uitvoeringen voor 5 personen
*4: Uitvoeringen voor 7 personen
Detectiesensor voorpassagier en waarschuwingssysteem veiligheids-
gordel
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesen-
sor het waarschuwingslampje laten knipperen, ook al zit er niemand op
de passagiersstoel.
Als er op de stoel een kussen wordt geplaatst, werkt de sensor wellicht
niet goed, waardoor ook het waarschuwingslampje niet goed werkt.
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met waarschuwingslampje lage bandenspanning)
Controleer het uiterlijk van de band om na te gaan of de band niet lek is.
Als de band lek is: Blz. 522, 539
Als de band niet lek is:
Gebruik de volgende procedure wanneer de banden voldoende zijn afgekoeld.
Controleer de bandenspanning en breng hem op het juiste niveau.
Als het waarschuwingslampje zelfs na enkele minuten niet uit gaat, con-
troleer dan of de bandenspanning in orde is en voer de initialisatie uit.
Het waarschuwingslampje kan weer gaan branden wanneer bovenstaande
handelingen zijn uitgevoerd zonder eerst de banden voldoende te laten
afkoelen.
506
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk bran-
den door een natuurlijke oorzaak (auto's met waarschuwingslampje
lage bandenspanning)
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsverlies dat
op den duur optreedt of een veranderde bandenspanning die veroorzaakt
wordt door temperatuurveranderingen. In dat geval zal het waarschuwings-
lampje na een paar minuten uitgaan als de banden weer op de juiste span-
ning gebracht zijn.
Als een wiel wordt vervangen door het reservewiel (auto's met waar-
schuwingslampje lage bandenspanning)
Het reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor en -zen-
der. Bij een lekke band zal het waarschuwingslampje lage bandenspanning
niet uitgaan, ook al is het wiel met de lekke band vervangen door het reser-
vewiel. Vervang het reservewiel door het wiel met de gerepareerde band en
breng de band op de juiste spanning. Het waarschuwingslampje lage ban-
denspanning zal na een paar minuten uitgaan.
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem buiten werking is
(auto's met waarschuwingslampje lage bandenspanning)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt onder de volgende
omstandigheden uitgeschakeld:
(Als de omstandigheden weer normaal zijn, zal het systeem weer correct
werken.)
Als er banden zonder bandenspanningssensor worden gebruikt
Als de identificatiecodes op de bandenspanningssensoren niet zijn gere-
gistreerd in de ECU van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Als de bandenspanning 380 kPa (3,9 kg/cm2 of bar, 55 psi) of meer
bedraagt
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem kan onder de volgende
omstandigheden worden uitgeschakeld:
(Als de omstandigheden weer normaal zijn, zal het systeem weer correct
werken.)
Als zich in de nabijheid een elektrische voorziening bevindt, die dezelfde
radiografische signalen uitzendt
Als in de auto een radio aanstaat op dezelfde frequentie
Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst van de radio-
grafische signalen nadelig beïnvloedt
Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen en in de wiel-
kasten
5
507
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als er niet-originele Toyota-velgen zijn gemonteerd (Zelfs wanneer er ori-
ginele velgen zijn gemonteerd, kan het zijn dat het bandenspannings-
waarschuwingssysteem bij sommige bandentypes niet goed werkt.)
Als er sneeuwkettingen worden gebruikt
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft (auto's met
waarschuwingslampje lage bandenspanning)
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat bran-
den nadat het gedurende 1 minuut heeft geknipperd wanneer het contact
AAN wordt gezet, laat het systeem dan nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
(auto's met waarschuwingslampje lage bandenspanning)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat niet doet, kunt u
de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Breng de banden
meteen op spanning.
Als, nadat de banden op spanning zijn gebracht, het waarschuwings-
lampje opnieuw gaat branden, kan dit erop duiden dat er een band lek is.
Controleer de banden. Vervang het wiel met de lekke band door het reser-
vewiel en laat de band repareren door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Vermijd plotselinge stuurbewegingen en hard remmen. De banden kunnen
beschadigd raken, waardoor u de controle over het stuurwiel of de rem-
men kunt verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er plotseling een lek ontstaat (auto's
met waarschuwingslampje lage bandenspanning)
Het kan zijn dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meteen in
werking treedt.
508
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem goed
werkt (auto's met waarschuwingslampje lage bandenspanning)
Monteer geen banden met verschillende specificaties of van verschillende
merken, anders werk het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk
niet goed.
5
509
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als er een waarschuwingsmelding verschijnt
Breng de auto direct tot stilstand.
De volgende waarschuwingen geven aan dat er mogelijk schade aan
de auto is die kan leiden tot een ongeval. Breng de auto onmiddellijk
op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingsmelding Details
Geeft aan dat de oliedruk niet in orde is.
Er klinkt ook een zoemer.
Het waarschuwingslampje kan gaan branden als de
oliedruk te laag is.
Het multi-informatiedisplay waarschuwt bij systeemstoringen en
onjuist uitgevoerde handelingen, of geeft meldingen over noodzake-
lijk onderhoud. Voer de juiste herstelprocedure uit wanneer er een
melding verschijnt.
Centraal waarschuwings-
lampje
Het centrale waarschuwings-
lampje gaat branden of knip-
pert, wanneer er op het multi-
informatiedisplay een melding
verschijnt.
Multi-informatiedisplay
Als er weer een waarschuwingsmelding wordt weergegeven na het
uitvoeren van de correctieprocedure, neem dan contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
510
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Laat uw auto onmiddellijk controleren.
Het niet laten onderzoeken van de oorzaak van de volgende waar-
schuwingen kan leiden tot een abnormale werking van het systeem
en mogelijk een ongeval veroorzaken. Laat uw auto direct controle-
ren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingsmelding Details
*
(Oranje
controle-
lampje
knippert)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
stuurslotsysteem.
Er klinkt ook een zoemer.
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
cruise control-systeem. (indien aanwezig)
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem
uit te schakelen en druk vervolgens opnieuw op de
toets om het systeem in te schakelen.
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
snelheidsbegrenzer. (indien aanwezig)
Er klinkt ook een zoemer.
5
511
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
*: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
*
(Groen
controle-
lampje
knippert)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
startbeveiliging.
Er klinkt ook een zoemer.
Waarschuwingsmelding Details
512
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Volg de correctieprocedures.
Een zoemer klinkt en er verschijnt een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay. Controleer, nadat de noodzakelijke handelin-
gen uitgevoerd zijn om het probleem te verhelpen, of de waarschu-
wingslampjes uitgaan.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
Geeft aan dat een of
meerdere portieren niet
goed gesloten zijn.
Het systeem geeft
tevens aan welk portier
niet goed gesloten is.
Een zoemer geeft aan
dat een of meerdere
portieren niet goed
gesloten zijn (als de rij-
snelheid 5 km/h of
hoger is).
Controleer of alle portie-
ren gesloten zijn.
Geeft aan dat de ach-
terklep niet geheel
gesloten is.
Een zoemer geeft aan
dat de achterklep niet
goed gesloten is (als de
rijsnelheid 5 km/h of
hoger is).
Sluit de achterklep.
5
513
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
(Knippert)
Geeft aan dat de par-
keerrem nog is geacti-
veerd.
Er klinkt een zoemer
om aan te geven dat de
parkeerrem nog is
geactiveerd (als de auto
een snelheid van meer
dan 5 km/h heeft
bereikt).
Deactiveer de parkeer-
rem.
*1Dit lampje geeft aan dat
de temperatuur van de
vloeistof in de Multi-
drive CVT te hoog is
geworden.
Er klinkt ook een zoe-
mer.
Breng de auto op een
veilige plaats tot stil-
stand en zet de selectie-
hendel in stand P.
Neem contact op met
een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/repara-
teur of een andere naar
behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskun-
dige als het lampje niet
uitgaat.
(Knippert)
Geeft aan dat de licht-
schakelaar nog is inge-
schakeld (als de sleutel
uit het contact is geno-
men en het bestuur-
dersportier wordt
geopend).
Er klinkt ook een zoe-
mer.
Schakel de lichtschake-
laar uit.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
514
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
*2
Geeft aan dat de motor-
olie moet worden ver-
verst. (Als het
indicatiesysteem voor
het verversen van de
motorolie niet is gere-
set, zal het controle-
lampje niet goed
werken).
Controleer het oliepeil en
vul indien nodig olie bij.
Laat de motorolie indien
nodig verversen door
een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/repara-
teur of een andere naar
behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskun-
dige. Na het verversen
van de motorolie moet
het verversingssysteem
worden gereset.
*2
Geeft aan dat de motor-
olie moet worden ver-
verst. (Na het
verversen van de
motorolie en het reset-
ten van de onder-
houdsgegevens.)
Laat de motorolie en het
oliefilter door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige contro-
leren en/of vervangen.
Na het verversen van de
motorolie moet het ver-
versingssysteem worden
gereset.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
5
515
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
*1: Auto's met Multidrive CVT
*2: Alleen dieselmotor
*2
Geeft aan dat het roet-
filter gereinigd moet
worden vanwege het
herhaaldelijk rijden van
korte afstanden en/of
het rijden met lage
snelheden.
Geeft aan dat de hoe-
veelheid afzettingen in
het roetfilter een
bepaalde drempel over-
schreden heeft.
Om het roetfilter te reini-
gen moet er gedurende
20 - 30 minuten met de
auto gereden worden
met een snelheid van
65 km/h of hoger totdat
de waarschuwingsmel-
ding uitgaat.
Zet de motor zo min
mogelijk uit totdat de
waarschuwingsmelding
uitgaat.
Als het niet mogelijk is te
rijden met een snelheid
van 65 km/h of hoger, of
als het waarschuwings-
lampje van het roetfilter-
systeem niet uitgaat, ook
al is er langer dan 30
minuten met de auto
gereden, laat dan uw
auto controleren door
een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/repara-
teur of een andere naar
behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskun-
dige.
Waarschuwingsmelding Details Correctieprocedure
516
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Volg de correctieprocedures. (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om
het probleem te verhelpen, of de waarschuwingslampjes uitgaan.
Interieur-
zoemer
Exterieur-
zoemer
Waarschuwings-
melding Details Correctie-
procedure
Een
keer
(Knippert)
Geeft aan dat er
werd gepro-
beerd de motor
zonder de elek-
tronische sleutel
te starten, of de
elektronische
sleutel werkte
niet normaal.
Houd de elektro-
nische sleutel
binnen het
detectiegebied.
Een
keer 3 keer
(Knippert)
Geeft aan dat
een ander portier
dan het bestuur-
dersportier is
geopend of
gesloten terwijl
het contact in
een andere
stand dan UIT
staat, en de elek-
tronische sleutel
zich buiten het
detectiegebied
bevindt.
Controleer waar
de elektronische
sleutel zich
bevindt.
5
517
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Een
keer 3 keer
*1
(Knippert)
Geeft aan dat
het bestuurders-
portier werd
geopend of
gesloten terwijl
de selectiehen-
del in stand P
stond, het con-
tact in een
andere stand
dan UIT stond en
de elektronische
sleutel zich bui-
ten het detectie-
gebied bevond.
Zet het contact
UIT of houd de
elektronische
sleutel binnen
het detectiege-
bied.
Continu
(Afwisselend
weergegeven)
(Knippert)
Geeft aan dat
alle portieren zijn
gesloten en ver-
grendeld terwijl
het contact in
een andere
stand dan UIT
staat en de elek-
tronische sleutel
zich buiten het
detectiegebied
bevindt.
Zet het contact
UIT.
Vergrendel
daarna het por-
tier.
Een
keer
(Knippert)
Geeft tijdens het
rijden aan dat de
elektronische
sleutel zich bui-
ten het detectie-
bereik bevindt.
Controleer waar
de elektronische
sleutel zich
bevindt.
Interieur-
zoemer
Exterieur-
zoemer
Waarschuwings-
melding Details Correctie-
procedure
518
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Continu
*1
(Knippert)
Geeft aan dat
het bestuurders-
portier werd
geopend of
gesloten terwijl
de selectiehen-
del niet in stand
P stond en het
contact in een
andere stand
dan UIT.
Zet de selectie-
hendel in stand
P.
Continu Continu
(Afwisselend weerge-
geven)
(Knippert)
Geeft aan dat
het bestuurders-
portier werd
geopend of
gesloten terwijl
de selectiehen-
del niet in stand
P stond, het con-
tact in een
andere stand
dan UIT stond en
de elektronische
sleutel zich bui-
ten het detectie-
gebied bevond.
Zet de selectie-
hendel in stand
P.
Controleer waar
de elektronische
sleutel zich
bevindt.
Een
keer Continu
(Knippert)
Geeft aan dat
een portier werd
gesloten terwijl
de elektronische
sleutel zich nog
in de auto
bevond.
Neem de elektro-
nische sleutel uit
de auto. Ver-
grendel daarna
het portier.
Interieur-
zoemer
Exterieur-
zoemer
Waarschuwings-
melding Details Correctie-
procedure
5
519
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Een
keer
*1
(Knippert)
Geeft aan dat de
elektronische
sleutel niet goed
werkt.
Druk op de start-
knop terwijl het
rempedaal inge-
trapt wordt.
Een
keer
*2
(Knippert)
Geeft aan dat de
elektronische
sleutel niet goed
werkt.
Druk op de start-
knop terwijl het
koppelingspe-
daal wordt inge-
trapt.
Een
keer
*1
(Knippert)
Geeft aan dat de
selectiehendel
niet in stand P of
N staat en dat
het contact UIT
staat.
Zet de selectie-
hendel in stand
P en zet het con-
tact UIT.

Geeft aan dat de
Auto power off-
functie is inge-
schakeld.
Start de motor.
Verhoog het
motortoerental
iets en laat de
motor gedurende
ongeveer 5
minuten met het
verhoogde toe-
rental draaien
om de accu van
uw auto op te
laden.
Interieur-
zoemer
Exterieur-
zoemer
Waarschuwings-
melding Details Correctie-
procedure
520
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Een
keer
Geeft aan dat
de batterij van
de sleutel bijna
leeg is.
Vervang de
batterij.
Een
keer
*1
(Knippert)
Geeft aan dat een
portier is
geopend of
gesloten en het
contact twee-
maal in stand
ACC is gezet ter-
wijl het UIT stond.
Druk op de start-
knop terwijl het
rempedaal inge-
trapt wordt.
Een
keer
*2
(Knippert)
Geeft aan dat een
portier is
geopend of
gesloten en het
contact twee-
maal in stand
ACC is gezet ter-
wijl het UIT stond.
Druk op de start-
knop terwijl het
koppelingspe-
daal wordt inge-
trapt.
Interieur-
zoemer
Exterieur-
zoemer
Waarschuwings-
melding Details Correctie-
procedure
5
521
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
*1: Auto's met Multidrive CVT
*2: Auto's met handgeschakelde transmissie
Een
keer (Knippert)
(Groen
controle-
lampje
knippert)
Geeft aan dat
het stuurslot niet
ontgrendeld is
binnen 3 secon-
den na het
indrukken van de
startknop.
Druk de start-
knop nogmaals
in terwijl aan het
stuurwiel
gedraaid wordt
en het rempe-
daal ingetrapt
wordt.
Interieur-
zoemer
Exterieur-
zoemer
Waarschuwings-
melding Details Correctie-
procedure
522
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Als de auto een lekke band heeft (auto's met een reservewiel)
Uw auto is voorzien van een reservewiel. De lekke band kan worden
vervangen door het reservewiel.
Voor het opkrikken van de auto
Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of de ach-
teruit (handgeschakelde transmissie).
Zet de motor af.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 490)
Plaats van reservewiel, krik en gereedschap
Auto's zonder derde zitrij
Reserve-
Krik-
slinger
Krik
Wielmoersleutel
Sleepoog
5
523
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Auto's met derde zitrij
Reservewiel
Krikslinger
Krik
Wielmoersleutel
Sleepoog
524
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
De krik verwijderen (auto's zonder derde zitrij)
Open de voorste afdekplaat.
Verwijder de krik.
STAP
1
STAP
2
5
525
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Verwijder het reservewiel (auto's zonder derde zitrij)
Open de achterste afdekplaat.
Auto's met een volwaardig reservewiel
Auto's met compact reservewiel
Zet de afdekplaat vast met de
haak.
Neem de haak los
Zet de haak vast
STAP
1
526
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Verwijder het klepje.
Draai de bevestiging van het
reservewiel los.
Verwijder het reservewiel.
Auto's met een volwaardig reservewiel
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
527
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Auto's met compact reservewiel
Verwijder de krik en het reservewiel (auto's zonder derde zitrij)
Zorg ervoor dat de stoelen van de derde zitrij zo ver mogelijk
rechtop staan.
Open de afdekplaat.
Let erop dat de afdekplaat niet
onverwachts naar voren valt.
Haal de krik eruit.
Vastdraaien
Losdraaien
STAP
1
STAP
2
STAP
3
528
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Verwijder het extra opbergvak.
Draai de bevestiging van het
reservewiel los.
Verwijder het reservewiel.
Het reservewiel kan niet worden
verwijderd terwijl de derde zitrij is
neergeklapt.
STAP
4
STAP
5
STAP
6
5
529
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Vervangen van wiel met een lekke band
Blokkeer de wielen met blokken.
Verwijder bij auto's met stalen
velgen de wieldop met een sleu-
tel of de wieldopclip. (Blz. 448)
Plaats een doek tussen de sleutel
en de wieldop, zoals aangegeven
in de afbeelding, om de wieldop
te beschermen.
Draai de wielmoeren iets los
(één slag).
STAP
1
Lekke band Positie wielblok
Voor Links Achter het rechter achterwiel
Rechts Achter het linker achterwiel
Achter Links Voor het rechter voorwiel
Rechts Voor het linker voorwiel
STAP
2
STAP
3
530
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Draai deel A van de krik met de
hand aan totdat de uitsparing in
de kop van de krik in contact
komt met het krikpunt.
Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van
de grond is.
Verwijder alle wielmoeren en het
wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen
op de velg te voorkomen.
STAP
4
STAP
5
STAP
6
5
531
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Plaatsen van het reservewiel
Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het con-
tactvlak van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kun-
nen tijdens het rijden de wielmoe-
ren los lopen, waardoor het wiel
los kan raken van de auto.
Plaats het wiel en draai elke wielmoer met de hand ongeveer
in dezelfde mate vast.
Stalen velg vervangen door een stalen velg (met compact reserve-
wiel)
Draai de moeren vast tot het
tapse gedeelte aanligt tegen de
velg.
Aluminium velg vervangen door een stalen velg (met compact
reservewiel)
Draai de moeren vast tot het
tapse gedeelte aanligt tegen de
velg.
STAP
1
STAP
2
Taps gedeelte
Velg
Taps gedeelte
Velg
532
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Laat de auto zakken.
Draai iedere moer twee of drie
keer aan in de volgorde die in de
afbeelding is aangeven.
Aanhaalmoment:
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
Auto's met stalen velgen,
behalve auto's met een banden-
spanningswaarschuwingssys-
teem of een compact reserve-
wiel: plaats de wieldop terug.
Breng de uitsparing in de wieldop
in lijn met het ventieldopje zoals
aangegeven.
Berg het wiel met de lekke band, de krik en het gereedschap
op.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
STAP
6
5
533
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Het compacte reservewiel (indien aanwezig)
Op de band van het compacte reservewiel staat aan de zijkant de aan-
duiding TEMPORARY USE ONLY (alleen voor tijdelijk gebruik).
Gebruik het compacte reservewiel alleen tijdelijk in noodgevallen.
Controleer de bandenspanning van het compacte reservewiel.
(Blz. 595)
Nadat de band verwisseld is (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet gereset worden.
(Blz. 433)
Bij gebruik van het reservewiel (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor
en -zender, waardoor een te lage bandenspanning hiervan niet wordt aange-
geven door het bandenspanningswaarschuwingssysteem. Verder zal, als u
het reservewiel monteert nadat het waarschuwingslampje voor een lage
bandenspanning is gaan branden, dit lampje blijven branden.
Als uw auto een lekke voorband krijgt op een weg die bedekt is met
sneeuw of ijs (auto's met een compact reservewiel)
Plaats het compacte reservewiel aan de achterzijde van de auto. Voer
onderstaande stappen uit en monteer de sneeuwkettingen op de voorwie-
len.
Monteer het compacte reservewiel links of rechts achter.
Vervang het wiel met de lekke voorband door het wiel dat van de
achterzijde afkomstig is.
Monteer de sneeuwkettingen op de voorwielen.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
534
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Verklaring voor de krik
5
535
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Gebruiken van de krik
Onjuist gebruik van de krik kan ernstig letsel veroorzaken als de auto van de
krik af valt.
Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de mon-
tage en het verwijderen van sneeuwkettingen.
Gebruik voor het verwisselen van een wiel uitsluitend de met de auto
meegeleverde krik.
Gebruik de krik niet voor het verwisselen van wielen van andere auto's en
gebruik ook geen krik van een andere auto.
Controleer altijd of de krik goed onder het krikpunt staat.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die
alleen door een krik wordt ondersteund.
Start de motor niet en laat de motor ook niet draaien als de auto op een
krik staat.
Krik de auto niet op als er nog iemand in de auto aanwezig is.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Krik de auto niet verder op dan voor het verwisselen van het wiel noodza-
kelijk is.
Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
Let er vooral bij het laten zakken van de auto op dat er niemand die aan de
auto werkt of zich in de onmiddellijke nabijheid van de auto bevindt, gewond
kan raken.
Vervangen van wiel met een lekke band
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er ernstig letsel ontstaan.
Probeer de naafdop niet met de hand te verwijderen. Neem voldoende
voorzichtigheid in acht om letsel te voorkomen.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen niet aan direct nadat
met de auto is gereden.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de
remmen mogelijk zeer heet. Wanneer deze delen met handen, voeten
of andere lichaamsdelen worden aangeraakt tijdens het verwisselen
van een wiel, kan dit leiden tot brandwonden.
536
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Vervangen van wiel met een lekke band
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de
wielmoeren losraken, waardoor het wiel van de auto af kan lopen, wat kan
leiden tot ernstig letsel.
Laat zo spoedig mogelijk na het vervangen van een wiel de moeren
met een aanhaalmoment van 103 Nm vastzetten.
Gebruik bij het aanbrengen van een wiel uitsluitend wielmoeren die
speciaal zijn ontworpen voor het desbetreffende wiel.
Bij gescheurde of vervormde bouten, schroefdraad van moeren of
boutgaten van het wiel, dient de auto te worden gecontroleerd door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe.
(Blz. 449)
Plaats een beschadigde naafdop niet opnieuw, omdat deze tijdens het
rijden los kan raken.
Bij gebruik van het volwaardige reservewiel (auto's met een banden-
spanningswaarschuwingssysteem of een reservewiel van een ander
type dan de gemonteerde banden)
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een stan-
daardband.
Vermijd plotselinge acceleratie, deceleratie, sterk afremmen en sterke
stuurbewegingen.
Bij gebruik van het compacte reservewiel
Houd er rekening mee dat het compacte reservewiel speciaal ontworpen
is voor gebruik onder uw auto. Gebruik uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
Monteer niet gelijktijdig meer dan één compact reservewiel onder uw auto.
Vervang het reservewiel zo snel mogelijk door een wiel met een stan-
daardband.
Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en
schakelhandelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
5
537
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Snelheidsbeperking bij gebruik van het compacte reservewiel
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een compact reservewiel onder de auto
is gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet ontworpen voor gebruik bij hoge snelhe-
den. Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval en ernstig letsel.
Bij gebruik van het reservewiel
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid niet goed wordt weergegeven en dat
de volgende systemen niet goed werken:
ABS en Brake Assist
VSC+
TRC
Cruise control (indien aanwezig)
Navigatiesysteem (indien aanwezig)
538
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Rijd niet door als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
Rijd voorzichtig over oneffenheden in het wegdek heen als het com-
pacte reservewiel onder de auto gemonteerd is
De auto ligt lager op de weg als het compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de standaardbanden. Wees voorzichtig
bij het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het compacte reservewiel
Monteer geen sneeuwketting op het compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie beschadigen en het rijgedrag in nega-
tieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden (auto's met bandenspanningswaarschu-
wingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en -zenders bescha-
digd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
5
539
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als de auto een lekke band heeft (auto's met een bandenreparatieset)
Uw auto is niet uitgerust met een reservewiel, maar wel met een ban-
denreparatieset.
Een lek dat wordt veroorzaakt door een spijker of schroef die door
het loopvlak van de band steekt, kan tijdelijk worden gerepareerd
met de bandenreparatieset. (De set bestaat uit een fles met banden-
reparatievloeistof. De bandenreparatievloeistof kan slechts één keer
worden gebruikt voor de tijdelijke reparatie van één band, waarbij de
spijker of schroef in het loopvlak moet blijven zitten.) Afhankelijk
van de schade kan deze set niet worden gebruikt om de band te
repareren. (Blz. 542)
Laat de band vervolgens repareren of vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Met de bandenreparatie-
set kunnen alleen tijdelijke reparaties worden uitgevoerd. Laat de
band zo snel mogelijk repareren of vervangen.
Voordat u de band repareert
Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een ste-
vige, vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of stand N
(handgeschakelde transmissie).
Zet de motor af.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 490)
540
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Locatie van de bandenreparatieset
Auto's zonder derde zitrij
Auto's met derde zitrij
*: Gebruik van de krik, krikslinger en wielmoersleutel. (indien aanwezig)
(Blz. 522)
Een krik, krikslinger en wielmoersleutel zijn verkrijgbaar bij een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Krik-
slinger*
Reservewiel
bandenreparatieset
Sleepoog
Wielmoersleutel*
Krik*Wieldopclip
(indien aanwezig)
Reservewiel
bandenreparatieset
Sleepoog
Wielmoersleutel*
Krik*
Krikslinger*
Wieldopclip (indien aanwezig)
5
541
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Voordat u een noodreparatie uitvoert
Controleer de mate waarin de
band beschadigd is.
Haal de spijker of schroef niet
uit de band. Door het verwijde-
ren van de spijker of de
schroef kan het gat groter wor-
den waardoor de band niet
meer tijdelijk gerepareerd kan
worden.
Rijd de auto naar voren tot het
gat, voor zover zichtbaar, zich
boven aan de band bevindt
om lekkage van bandenrepa-
ratievloeistof te voorkomen.
Onderdelen bandenreparatieset
Voedings-
aansluiting
Compressorschakelaar
Bandenspanningsmeter
Slang
Spuitmond
Stickers
Ontgrendelknop
542
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Verwijderen van de bandenreparatieset
Open de achterste afdekplaat. (Blz. 386)
Verwijder de bandenreparatieset. (Blz. 540)
In de volgende gevallen is reparatie van de band met behulp van de
bandenreparatieset niet mogelijk. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De band is beschadigd door rijden met onvoldoende spanning
Wanneer de scheurtjes of beschadigingen zich niet in het loopvlak bevin-
den maar bijvoorbeeld in de wangen van de band
De band is zichtbaar van de velg afgelopen
Het lek in of de beschadiging van het loopvlak is 4 mm of groter
De velg is beschadigd
Twee of meer banden zijn lek
Wanneer een enkele band door 2 of meer scherpe voorwerpen door-
boord is
Wanneer de bandenreparatievloeistof over de uiterste houdbaarheidsda-
tum is
STAP
1
STAP
2
5
543
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Reparatiemethode in noodgevallen
Neem de reparatieset uit de gereedschapskoffer.
Zorg er bij het verwijderen van de fles uit de originele zak voor dat
de zak niet scheurt en gooi de zak niet weg.
Bevestig de 2 stickers zoals aan-
gegeven.
Verwijder vuil en vocht van het
wiel voordat u de sticker beves-
tigt. Als de sticker niet kan wor-
den bevestigd, laat dan wanneer
u de band laat repareren of ver-
vangen de erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige
weten dat bandenreparatievloei-
stof is ingespoten.
Verwijder het ventieldopje van
het wiel met de lekke band.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
Dopje
Ventiel
544
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Verwijder het dopje van de spuit-
mond.
Sluit de spuitmond aan op het
ventiel.
Draai het uiteinde van de spuit-
mond zo ver mogelijk rechtsom.
De fles moet verticaal hangen,
zonder de grond te raken. Ver-
plaats de auto als de fles niet ver-
ticaal hangt, tot het ventiel zich op
de juiste plaats bevindt.
Verwijder het dopje van de fles.
Trek de slang uit de compressor.
STAP
4
STAP
5
STAP
6
STAP
7
5
545
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Sluit de fles aan op de compres-
sor.
Draai het uiteinde van de spuit-
mond zo ver mogelijk rechtsom.
Zorg ervoor dat de compressor
is uitgeschakeld.
Verwijder de voedingsaansluiting
van de compressor.
Sluit de voedingsaansluiting aan
op de accessoireaansluiting.
(Blz. 374)
STAP
8
STAP
9
STAP
10
STAP
11
546
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Controleer de voorgeschreven bandenspanning.
De sticker bevindt zich op de aangegeven plaats.
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Start de motor.
Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
STAP
12
STAP
13
STAP
14
5
547
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Vul de band tot de voorgeschre-
ven bandenspanning bereikt is.
De bandenreparatievloeistof
wordt ingespoten, de druk
loopt op en daalt vervolgens
geleidelijk.
De bandenspanningsmeter
geeft ongeveer 1 minuut
(5 minuten bij lage temperatu-
ren) nadat de schakelaar aan
is gezet de werkelijke banden-
spanning weer.
Vul de band tot de voorge-
schreven bandenspanning.
Als de bandenspanning nog
steeds lager is dan voorge-
schreven nadat de schakelaar
35 minuten aan staat, is de
band te veel beschadigd om
nog gerepareerd te worden.
Schakel de compressor uit en
neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskun-
dige.
Laat wat lucht ontsnappen
wanneer de bandenspanning
de voorgeschreven waarde
overschrijdt. (Blz. 550, 595)
STAP
15
548
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Schakel de compressor uit.
Haal de uitstroomopening van het velgventiel en haal daarna
de voedingsaansluiting uit de accessoireaansluiting.
Mogelijk ontsnapt er bij het verwijderen van de slang wat bandenre-
paratievloeistof.
Druk op de knop om de druk van
de fles te halen.
Draai de dop op de spuitmond.
Plaats het ventieldopje op het ventiel van het gerepareerde
wiel.
STAP
16
STAP
17
STAP
18
STAP
19
STAP
20
5
549
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Neem de slang los van de fles
en plaats de dop op de fles.
Plaats de fles in de originele zak
en rits deze dicht.
Berg de fles en de compressor op in de bagageruimte.
Rijd, om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig over de band
te verdelen, meteen ongeveer 5 km met een snelheid van
maximaal 80 km/h.
Breng de auto na ongeveer 5 km
tot stilstand op een veilige plaats
met een stevige, vlakke onder-
grond en sluit de compressor
weer aan.
Controleer de bandenspanning.
Als de bandenspanning lager
is dan 130 kPa (1,3 kg/cm2 of
bar, 19 psi): Het gat kan niet
worden gerepareerd. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
STAP
21
STAP
22
STAP
23
STAP
24
STAP
25
550
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Als de bandenspanning
130 kPa (1,3 kg/cm2 of bar,
19 psi) of hoger is, maar lager
dan de voorgeschreven span-
ning: Ga door naar .
Als de bandenspanning juist
is: (Blz. 595): Ga verder met
.
Zet de compressor aan om de band op de voorgeschreven
spanning te brengen. Rijd ongeveer 5 km en ga dan door naar
.
Berg de compressor op in de bagageruimte.
Voorkom plotseling remmen, plotseling accelereren en
scherpe bochten, rijd voorzichtig met een snelheid van minder
dan 80 km/h naar de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige voor het repareren of ver-
vangen van de band.
STAP
26
STAP
27
STAP
26
STAP
24
Als de band te hard wordt opgepompt
Controleer of de bandenspanningsmeter de voorgeschreven span-
ning aangeeft.
Zet de compressor weer aan als de spanning onder de voorge-
schreven waarde ligt en vul de band tot de juiste spanning is
bereikt.
STAP
27
STAP
28
Druk op de knop om wat lucht te laten
ontsnappen.
STAP
1
STAP
2
5
551
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Nadat een band is gerepareerd met de bandenreparatieset
Vervang de bandenspanningssensor en -zender.
Zelfs als de bandenspanning op het voorgeschreven niveau ligt, gaat
mogelijk het waarschuwingslampje lage bandenspanning branden/knip-
peren.
Aanwijzing voor het controleren van de bandenreparatieset
Controleer regelmatig de uiterste houdbaarheidsdatum van de bandenrepa-
ratievloeistof.
De uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld op de fles. Gebruik de ban-
denreparatievloeistof niet wanneer de uiterste houdbaarheidsdatum is ver-
streken. Anders worden reparaties met de bandenreparatieset mogelijk niet
goed uitgevoerd.
Bandenreparatieset
De vloeistof in de bandenreparatieset kan slechts eenmalig worden
gebruikt om een enkele band tijdelijk te repareren. Als de bandenrepara-
tievloeistof is gebruikt en moet worden vervangen, koop dan een nieuwe
fles bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. De compressor
kan opnieuw worden gebruikt.
De reparatievloeistof kan worden gebruikt bij een buitentemperatuur van
-30°C tot 60°C.
De reparatieset is speciaal ontworpen voor de standaard op uw auto
gemonteerde banden. Gebruik de set niet voor banden met een afwij-
kende maat of voor andere doeleinden.
De bandenreparatievloeistof is beperkt houdbaar. De uiterste houdbaar-
heidsdatum staat vermeld op de fles. Vervang de fles bandenreparatie-
vloeistof vóór de uiterste houdbaarheidsdatum door een nieuwe fles.
Neem voor vervanging contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Als de bandenreparatievloeistof op uw kleren komt, kan deze vlekken
veroorzaken.
Eventueel gemorste bandenreparatievloeistof moet direct van het wiel of
de carrosserie worden verwijderd. Veeg het oppervlak onmiddellijk af
met een vochtige doek.
Tijdens de werking van de reparatieset wordt veel lawaai geproduceerd.
Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Niet gebruiken om de bandenspanning te controleren of op de voorge-
schreven waarde te brengen.
552
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Rijd niet door als de auto een lekke band heeft
Rijd nooit door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer
mogelijk is.
Door het rijden met een lekke band kan er op de wang rondom een groef
ontstaan. In zo'n geval kan de band bij het gebruik van een reparatieset
exploderen.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Berg de reparatieset op in de bagageruimte.
Anders kunt u in geval van een aanrijding of plotseling sterk afremmen let-
sel oplopen.
De reparatieset is speciaal ontworpen voor uw auto.
Gebruik de set niet voor andere auto's. Als u dat wel doet, kan dat leiden
tot een ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende maat of voor andere
doeleinden. Als de banden niet volledig zijn gerepareerd, kan dit leiden tot
een ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de bandenreparatievloeistof
Het inslikken van bandenreparatievloeistof is schadelijk voor uw gezond-
heid. Drink zo veel mogelijk water en raadpleeg direct een huisarts wan-
neer u bandenreparatievloeistof hebt ingeslikt.
Spoel direct met water wanneer bandenreparatievloeistof in uw ogen of op
uw huid is terechtgekomen. Raadpleeg een huisarts als u zich niet lekker
blijft voelen.
Bij het repareren van een lekke band
Parkeer de auto op een veilige plaats en een vlakke ondergrond.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de rem-
men mogelijk zeer heet. Wanneer u deze delen met uw handen, voeten of
andere lichaamsdelen aanraakt, kan dit leiden tot brandwonden.
5
553
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Bij het repareren van een lekke band
Laat ter voorkoming van beschadiging of ernstige lekkage de fles niet val-
len. Voer vóór gebruik een visuele controle van de fles uit. Gebruik uitslui-
tend onbeschadigde en niet-lekkende flessen. In dergelijke gevallen direct
vervangen.
Sluit de slang stevig aan op het ventiel terwijl het wiel aan de auto beves-
tigd is. Als de slang niet goed op het ventiel is aangesloten, kan er lekkage
van lucht optreden waarbij bandenreparatievloeistof naar buiten spuit.
Als de slang tijdens het vullen loskomt van het ventiel, is het mogelijk dat
de slang abrupte bewegingen maakt vanwege de luchtdruk.
Nadat de band gevuld is, kunnen er spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt losgemaakt of wanneer u lucht uit
de band laat ontsnappen.
Volg voor het repareren van de band de volgende procedure. Als u de pro-
cedures niet volgt, kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
Bewaar afstand tot de band wanneer deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Als u scheuren of beschadigingen waarneemt, zet dan
de compressor uit en stop onmiddellijk met de reparatie.
De reparatieset kan oververhit raken als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de reparatieset niet langer dan 40 minuten achter
elkaar.
Delen van de reparatieset worden tijdens het gebruik heet. Wees voor en
na gebruik voorzichtig met de reparatieset. Raak het metalen deel rond de
verbinding tussen de fles en de compressor niet aan. Dit is namelijk zeer
heet.
Plak de waarschuwingssticker voor de rijsnelheid alleen op de aange-
geven plaats. Als de sticker wordt aangebracht op een plaats waar zich
een airbag bevindt, zoals op het stuurwielkussen, werkt de airbag mogelijk
niet goed meer.
554
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Als u dat niet doet kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
Breng de auto tot stilstand wanneer de auto niet rechtuit wil rijden of als u
voelt dat er aan het stuurwiel wordt getrokken en controleer het volgende.
Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm2 of
bar, 19 psi) of lager is, is de band mogelijk ernstig beschadigd.
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
Een band mag alleen met de bandenreparatieset worden gerepareerd
indien de beschadiging is veroorzaakt door perforatie van het loopvlak
door een scherp voorwerp, zoals een spijker of een schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet uit de band. Door het verwijderen
van de spijker of de schroef kan het gat groter worden waardoor de band
niet meer tijdelijk gerepareerd kan worden.
De reparatieset is niet waterbestendig. Zorg dat de reparatieset niet nat
wordt, wanneer de set bijvoorbeeld in de regen wordt gebruikt.
Zet de reparatieset niet op een stoffige ondergrond zoals bijvoorbeeld
zand. Als de reparatieset stof e.d. opzuigt, kunnen er storingen optreden.
5
555
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen voor de bandenreparatieset
De reparatieset heeft als voeding 12V-gelijkstroom nodig. Sluit de repara-
tieset niet aan op andere voedingsbronnen.
Als er benzinedruppels op de reparatieset terechtkomen, kan de set defect
raken. Zorg dat de set niet met benzine in aanraking kan komen.
Berg de reparatieset op, zodat de set beschermd is tegen vuil en vocht.
Berg de reparatieset op in de bagageruimte, buiten bereik van kinderen.
Demonteer de reparatieset niet en breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de bandenspanningsmeter niet bloot aan schokken. Hier-
door kunnen storingen optreden.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Vervang na het gebruik van ban-
denreparatievloeistof de bandenspanningssensor en -zender wanneer de
band wordt gerepareerd of vervangen. (Blz. 432)
556
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Als de motor niet wil aanslaan
Controleer de volgende punten als de motor nog altijd niet wil aan-
slaan nadat de juiste procedure voor het starten is gevolgd
(Blz. 198, 202) of het stuurslot is ontgrendeld (Blz. 200, 205).
De motor start zelfs niet als u de juiste elektronische sleutel
bij u hebt
Mogelijk wordt het probleem veroorzaakt door een van de
onderstaande zaken.
Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Vul de brandstoftank.
De motor kan verzopen zijn. (benzinemotor)
Probeer de motor nogmaals te starten volgens de juiste start-
procedures. (Blz. 198, 202)
Er kan een storing aanwezig zijn in de startblokkering.
(Blz. 124)
De startmotor draait langzaam rond, de leeslampjes/inte-
rieurverlichting en de koplampen gaan zwakker branden of
de claxon maakt geen of weinig geluid.
Mogelijk wordt het probleem veroorzaakt door een van de
onderstaande zaken.
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 565)
De accuklemmen kunnen loszitten of gecorrodeerd zijn.
5
557
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
De startmotor draait niet (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Het startsysteem van de motor is defect als gevolg van een elek-
trische storing, zoals een onderbreking of een defecte zekering.
Er bestaat echter een noodmaatregel om de motor te starten.
(Blz. 558)
De startmotor draait niet, de leeslampjes/interieurverlich-
ting en de koplampen gaan niet aan of de claxon maakt
geen geluid
Mogelijk wordt het probleem veroorzaakt door een van de
onderstaande zaken.
Een of beide accuklemmen zit(ten) los.
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 565)
Er kan een storing aanwezig zijn in het stuurslotsysteem.
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het probleem niet verholpen kan worden of als de
reparatieprocedure niet bekend is.
558
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Noodstartfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Als de motor niet aanslaat maar de startknop normaal werkt, kan de
auto aan de hand van de volgende stappen worden gestart.
Auto's met Multidrive CVT
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P.
Zet het contact in stand ACC.
Houd het rempedaal stevig ingetrapt en druk de startknop
gedurende ongeveer 15 seconden in.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand N.
Zet het contact in stand ACC.
Houd het rempedaal en koppelingspedaal stevig ingetrapt en
druk de startknop gedurende ongeveer 15 seconden in.
Ook als de auto aan de hand van deze stappen kan worden gestart,
kan er een storing in het systeem zijn. Laat de auto controleren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
5
559
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als de selectiehendel niet uit stand P kan worden gezet (auto's met Multidrive CVT)
Auto's met Multidrive CVT: Als de selectiehendel niet in een andere
stand gezet kan worden terwijl u het rempedaal ingetrapt hebt, kan
er een probleem aanwezig zijn in het schakelblokkeersysteem (een
systeem dat voorkomt dat de selectiehendel per ongeluk in een
andere stand gezet kan worden). Laat uw auto direct controleren
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Met de volgende procedure kan in noodgevallen de blokkering van
de selectiehendel ongedaan worden gemaakt.
Activeer de parkeerrem.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het
contact in stand ACC.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het con-
tact in stand ACC.
Trap het rempedaal in.
Wrik het afdekplaatje omhoog
met een sleufkopschroeven-
draaier o.i.d.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een
doek om schade aan het
afdekplaatje te voorkomen.
Druk de deblokkeerschakelaar
in.
De selectiehendel kan worden
verplaatst als de schakelaar
ingedrukt is.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
560
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Als u uw sleutels verliest
Een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kan nieuwe
originele Toyota-sleutels maken. Bij auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop dient u de sleutel en het plaatje met het sleutel-
nummer mee te brengen. Bij auto's met Smart entry-systeem en
startknop dient u de overige sleutels en het plaatje met het sleutel-
nummer mee te brengen.
5
561
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als het openingssysteem van de achterklep niet werkt
Verwijder de plaat in het achter-
kleppaneel.
Druk tegen de hendel van de
slotservo van de achterklep en
open de achterklep.
Als het openingssysteem voor de achterklep niet werkt, zit er moge-
lijk een storing in het openingssysteem. Laat uw auto direct contro-
leren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Met de volgende procedure kan de achterklep in noodgevallen van
binnenuit worden geopend.
STAP
1
STAP
2
562
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Als de elektronische sleutel niet goed werkt (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en sleutelgekop-
pelde functies
Gebruik de mechanische sleu-
tel (Blz. 39) om de vol-
gende handelingen uit te
voeren.
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Auto's met alarm: Het alarm gaat
af als het alarm ingeschakeld is.
(Blz. 136)
Als de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto is
verbroken (Blz. 63) of de elektronische sleutel niet kan worden
gebruikt omdat de batterij leeg is, werken het Smart entry-systeem
en startknop en de afstandsbediening niet. In dat geval kunnen de
portieren worden geopend of kan de motor worden gestart door de
onderstaande procedure te volgen.
5
563
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Starten van de motor
Auto's met Multidrive CVT: Zet de selectiehendel in stand P
en trap het rempedaal in.
Auto's met handgeschakelde transmissie: Zet de selectiehen-
del in stand N en trap het koppelingspedaal in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-logo
tegen de startknop.
Als een van de portieren geopend
of gesloten wordt terwijl de sleutel
tegen de startknop wordt gehou-
den, klinkt er een alarm dat aan-
geeft dat het startsysteem de
elektronische sleutel niet kan
detecteren.
Druk binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer de
startknop in en houd daarbij het rempedaal (Multidrive CVT)
of het koppelingspedaal (handgeschakelde transmissie) inge-
trapt.
Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de startknop nog steeds niet kan worden
bediend.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
564
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Uitzetten van de motor
Zet de selectiehendel in stand P (Multidrive CVT) of in stand N (handge-
schakelde transmissie) en druk op de startknop, zoals u normaliter doet bij
het afzetten van de motor.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat bovenstaande procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd
de batterij van de elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen
als deze ontladen is. (Blz. 453)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als de mechanische sleutel wordt
gebruikt om de portieren te vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een portier met de mechanische sleu-
tel wordt ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld. (Blz. 136)
Wijzigen van de stand van de startknop
Multidrive CVT
Laat binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer het rempedaal
los en druk de startknop in.
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (Blz. 204)
Handgeschakelde transmissie
Laat binnen 10 seconden na het klinken van de zoemer het koppe-
lingspedaal los en druk de startknop in.
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (Blz. 204)
5
565
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als de accu ontladen is
Als de accu van de auto ontladen is, kan de motor met behulp van de
onderstaande procedures worden gestart.
U kunt contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede
voertuig met een 12V-accu, kunt u uw Toyota starten met behulp
van de onderstaande hulpstartprocedure.
Aansluiten van de startkabels.
Sluit de startkabel aan op de pluspool (+) van de accu van uw
auto
Sluit de andere kant van de kabel aan op de pluspool (+) van de
accu van de tweede auto.
Sluit de startkabel aan op de minpool (-) van de accu in de
tweede auto
Sluit de startkabel aan op een massapunt van uw auto zoals
aangegeven in de afbeelding.
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoe-
rental iets en laat de motor gedurende ongeveer 5 minuten
met het verhoogde toerental draaien om de accu van uw
auto op te laden.
STAP
1
STAP
2
566
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Starten van de motor als de accu leeg is (auto's met Multidrive CVT)
De auto kan niet worden aangeduwd.
Voorkomen dat de accu ontladen raakt
Zet de koplampen en het audiosysteem uit als de motor niet draait.
Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende
langere tijd met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file,
enz.
Laden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in gebruik
is. Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de accu ontladen en kan de auto mogelijk niet meer worden gestart. (De
accu laadt automatisch op tijdens het rijden.)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Open en sluit
een van de portieren terwijl het contact UIT staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Houd het
motortoerental van de tweede auto constant en zet het con-
tact AAN. Start vervolgens de motor van de auto.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Houd het
motortoerental van de tweede auto constant en zet het con-
tact AAN (IG). Start vervolgens de motor van de auto.
Verwijder de hulpstartkabels in exact de omgekeerde volg-
orde van aansluiten als de motor van uw auto aangeslagen
is.
Laat, nadat de motor van uw auto aangeslagen is, de auto zo snel
mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
STAP
3
STAP
4
STAP
5
5
567
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als de accu verwijderd of ontladen is (auto's met alarm)
Zorg ervoor dat de sleutel zich niet in de auto bevindt als de accu wordt
opgeladen of vervangen. Wanneer het alarm wordt geactiveerd, kan de
sleutel in de auto worden ingesloten. (Blz. 139)
WAARSCHUWING
Voorkomen van brand en explosie
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het
licht ontvlambare gas dat uit de accu kan komen, per ongeluk tot ontbran-
ding komt.
Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en
niet per ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de
bedoelde accupool.
Laat de startkabels geen kortsluiting maken met de “+” en “-” polen.
Rook niet en gebruik geen open vuur in de buurt van de accu.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het omgaan met
de accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Draag bij het werken met de accu altijd een veiligheidsbril en zorg ervoor
dat de vloeistof uit de accu niet in contact komt met de huid, kleding of de
carrosserie van de auto.
Leun niet over de accu heen.
Was accuvloeistof, die op de huid of in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de accuvloeistof op terechtgekomen is met een
natte spons of doek totdat er medische hulp kan worden verkregen.
Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt aangeraakt.
Houd kinderen uit de buurt van de accu.
568
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de auto (auto's met handgeschakelde
transmissie)
Probeer de auto niet aan te duwen of aan te slepen omdat hierdoor de kata-
lysator te heet kan worden en er brand kan ontstaan.
Omgaan met startkabels
Let er op dat de startkabels niet in aanraking kunnen komen met de koelven-
tilator of met een van de aandrijfriemen bij het aansluiten of losnemen van
de kabels.
5
569
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als de motor oververhit raakt
Correctieprocedures
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand, schakel de
airconditioning uit en zet vervolgens de motor af.
Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motor-
kap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat de motor voldoende is afgekoeld de slangen
en het radiateurblok (radiateur) op sporen van lekkage.
Benzinemotor
Radiateur
Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmid-
dellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Het volgende kan erop duiden dat de auto oververhit raakt:
Het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
(Blz. 501) gaat branden of knipperen, of u merkt een verlies
aan trekkracht. (De auto accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
Er komt stoom onder de motorkap uit.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
570
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Dieselmotor
Radiateur
Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmid-
dellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Het koelvloeistofniveau is correct
als het zich tussen de streepjes
FULL en LOW bevindt.
Reservoir
FULL (maximaal)
LOW (minimaal)
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen koel-
vloeistof bij de hand hebt.
Start de motor, schakel de airconditioning in en controleer of
de koelventilator van de radiateur draait en of er geen koel-
vloeistof lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de airconditioning wordt ingescha-
keld direct na een koude start. Controleer of de ventilator draait door
ernaar te luisteren en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u
hier niet zeker van bent de airconditioning nog een aantal keer in en
uit. (De ventilator werkt mogelijk niet bij temperaturen beneden het
vriespunt.)
STAP
4
STAP
5
STAP
6
5
571
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
Als de koelventilator niet draait:
Schakel onmiddellijk de motor uit en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Als de koelventilator draait:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Een ongeval of letsel voorkomen bij controles in de motorruimte van
uw auto
Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen. De motorruimte kan zeer heet zijn,
wat ernstig letsel als brandwonden kan veroorzaken.
Houd uw handen en kleding (met name stropdassen, sjaals en dassen) uit
de buurt van de ventilatoren en aandrijfriemen. Anders kan dit ernstig let-
sel tot gevolg hebben.
Draai de dop van het koelvloeistofreservoir niet los als de motor en de
radiateur heet zijn.
De hete koelvloeistof en stoom die uit het onder druk staande systeem
naar buiten kunnen spuiten, kunnen ernstig letsel, zoals brandwonden,
veroorzaken.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
Wacht totdat de motor is afgekoeld alvorens koelvloeistof bij te vullen.
Vul het systeem langzaam met koelvloeistof. Het te snel bijvullen van koude
koelvloeistof bij een hete motor kan schade aan de motor veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of
stof)
Gebruik geen koelvloeistofadditief.
STAP
7
572
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Als de auto vast komt te zitten
Wanneer u de auto moeilijk los kunt krijgen
Sleephaak
Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of als de
auto vastzit in modder, sneeuw, enz.:
Zet de motor af. Activeer de parkeerrem en zet de selectie-
hendel in stand P (Multidrive CVT) of in stand N (handge-
schakelde transmissie).
Verwijder modder, sneeuw of zand rond de voorwielen.
Leg een stuk hout, stenen of ander materiaal onder de
voorwielen om de wielen grip te geven.
Start de motor.
Zet de selectiehendel in stand D of R (Multidrive CVT) of in
de 1e versnelling of in stand R (handgeschakelde transmis-
sie) en deactiveer de parkeerrem. Trap vervolgens voor-
zichtig het gaspedaal in.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
5
Druk op de toets om de TRC uit te scha-
kelen.
Als uw auto komt vast te zitten, kunt u de
sleephaak gebruiken om deze in noodge-
vallen door een andere auto los te laten
trekken.
Uw auto is niet ontworpen voor het sle-
pen van een andere auto.
Gebruik de rechter sleephaak achter niet.
Dit is niet ontworpen om als sleepoog te
dienen.
5
573
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of per-
sonen aanwezig zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotse-
ling in beweging komt. De auto kan ook een plotselinge beweging maken als
de wielen weer grip krijgen. Neem de grootst mogelijke voorzichtigheid in
acht.
Bedienen van de selectiehendel
Zet bij auto's met Multidrive CVT de selectiehendel niet in een andere stand
als het gaspedaal is ingetrapt.
Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waardoor een
aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
OPMERKING
Beschadiging van de transmissie en andere componenten voorkomen
Vermijd dat de voorwielen doorslippen en dat u het gaspedaal verder dan
noodzakelijk intrapt.
Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
574
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
Als uw auto in geval van nood tot stilstand moet worden gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de auto
niet op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt tot stil-
stand:
Trap het rempedaal met beide voeten stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer kracht nodig om de auto
tot stilstand te brengen.
Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N is gezet
Zet na het afremmen de auto stil op een veilige plaats langs
de weg.
Zet de motor af.
Als de selectiehendel niet in stand N kan worden gezet
Blijf het rempedaal met beide voeten intrappen om de rij-
snelheid van de auto zo veel mogelijk af te remmen.
Auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop: Zet de
motor af door het contact in
stand ACC te zetten.
STAP
1
STAP
2
STAP
3
STAP
4
STAP
3
STAP
4
5
575
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Bij problemen
VERSO_WE_OM64574E
WAARSCHUWING
Als de motor tijdens het rijden afgezet moet worden
De rem- en stuurbekrachtiging zullen niet meer werken, waardoor het
intrappen van het rempedaal en het verdraaien van het stuurwiel zwaarder
gaan. Minder zo veel mogelijk vaart voordat u de motor uitschakelt.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Probeer nooit de sleutel
uit het contactslot te halen, omdat het stuurwiel dan wordt vergrendeld.
Auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop: Houd de
startknop gedurende ten min-
ste 2 seconden ingedrukt of
druk hem driemaal achter
elkaar kort in om de motor uit
te schakelen.
Breng de auto op een veilige plaats langs de weg tot stil-
stand.
STAP
4
Houd de startknop ten minste 2 secon-
den ingedrukt of druk deze 3 maal of
vaker achter elkaar kort in
STAP
5
576
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
VERSO_WE_OM64574E
6
Voertuigspecificaties
577
VERSO_WE_OM64574E
6-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil,
enz.)................................ 578
Informatie over
brandstof......................... 599
6-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen...... 602
6-3. Initialisatie
Te initialiseren
onderdelen...................... 606
578
VERSO_WE_OM64574E
6-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.)
Afmetingen en gewichten
Totale lengte 4.440 mm (174,8 in.)
Totale breedte 1.790 mm (70,5 in.)
Totale hoogte *1
205/60R16 banden
Zonder roofrail
1.620 mm (63,8 in.)
1.630 mm (64,2 in.) *2, 3
Met roofrail
1.660 mm (65,4 in.)
1.670 mm (65,7 in.) *2, 3
215/55R17 banden
Zonder roofrail
1.630 mm (64,2 in.)
1.640 mm (64,6 in.) *2
Met roofrail
1.670 mm (65,7 in.)
1.680 mm (66,1 in.) *2
Wielbasis 2.780 mm (109,4 in.)
Spoorbreedte Voor 1.535 mm (60,4 in.)
Achter 1.545 mm (60,8 in.)
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht
1.935 kg (4.266 lb.) *3, 4, 5
2.125 kg (4.686 lb.) *4, 5
2.060 kg (4.542 lb.) *3, 6
2.260 kg (4.983 lb.) *6
Maximale
asbelasting
Voor 1.220 kg (2.690 lb.) *4, 5
1.260 kg (2.778 lb.)*6
Achter 1.180 kg (2.601 lb.)
Kogeldruk 55 kg (121 lb.)
Maximaal
aanhangwagen-
gewicht
Geremd 1.300 kg (2.866 lb.)
Ongeremd 450 kg (992 lb.)
Maximale belasting voor trekhaak/
trekhaak met afneembare kogel*320 kg (44 lb.)
579
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
*1: Ongeladen auto
*2: Auto's met verzwaarde vering
*3: Auto uit categorie N1
*4: 1ZR-FAE motor
*5: 2ZR-FAE motor
*6:1WW motor
Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
580
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Identificatie van de auto
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatie-
nummer van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer van
uw Toyota. Het wordt gebruikt voor het op naam zetten van de auto.
Dit nummer is aangebracht
onder de rechter voorstoel.
Auto's met rechtse besturing:
Het nummer is ingeslagen aan
de linker bovenzijde van het
dashboard.
Dit nummer staat ook op het
typeplaatje op de linker midden-
stijl.
581
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Motornummer
Het motornummer is op de aangegeven plaats ingeslagen in het
motorblok.
Benzinemotor
Dieselmotor
582
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Motor
Benzinemotor
Uitvoering 1ZR-FAE, 2ZR-FAE
Soort 4-cilinder lijnmotor, 4-takt benzinemotor
Boring x slag
1ZR-FAE motor
80,5 78,5 mm (3,17 3,09 in.)
2ZR-FAE motor
80,5 88,3 mm (3,17 3,48 in.)
Cilinderinhoud
1ZR-FAE motor
1.598 cm3 (97,5 cu. in.)
2ZR-FAE motor
1.798 cm3 (109,7 cu. in.)
Klepspeling (koude
motor) Automatische afstelling
Dynamoriemspanning
Auto's zonder
airconditioning
Auto's met aircondi-
tioning
7,6 10,0 mm (0,30 0,39 in.)*
*: Doorbuiging aandrijfriem (gebruikt) bij indrukken
met 98 N (10 kg, 22 lbf)
Krukas
Dynamo
Waterpomp
Krukas
Dynamo
Waterpomp
Aircocom-
pressor
583
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Dieselmotor
Brandstof
Benzinemotor
Dieselmotor
Uitvoering 1WW
Soort 4 cilinder lijnmotor, 4-takt dieselmotor
(met turbo)
Boring x slag 78,0 83,6 mm (3,07 3,29 in.)
Cilinderinhoud 1.598 cm3 (97,52 cu. in.)
Klepspeling (koude
motor) Automatische afstelling
Dynamoriemspanning Automatische afstelling
Brandstofsoort
EU:
Uitsluitend loodvrije benzine conform de Euro-
pese norm EN228
Behalve EU:
Uitsluitend loodvrije benzine
Research-octaangetal
(RON) 95 of hoger
Inhoud brandstoftank
(Referentie) 60 l (15,9 gal., 13,2 lmp.gal.)
Brandstofsoort Dieselbrandstof conform de Europese norm
EN590 is dieselbrandstof met een ultralaag zwa-
velgehalte (max. 10 ppm).
Cetaangetal 48 of hoger
Inhoud brandstoftank
(Referentie) 55 liter (14,5 gal., 12,1 lmp.gal.)
584
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Smeersysteem
Benzinemotor
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor het
verversen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en zet
de motor uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met de
peilstok.
Keuze motorolie
EU
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook
andere motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort:
0W-20, 5W-30 en 10W-30:
API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving” of ILSAC multigrade-motorolie
15W-40:
API SL, SM of SN multigrade-motorolie
Inhoud
(verversen - bij benadering*)
Met filter
Zonder filter
4,2 l (4,4 qt., 3,7 Imp.qt.)
3,9 l (4,1 qt., 3,4 Imp.qt.)
585
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld
met motorolie met een viscositeit
van SAE 0W-20. Deze motorolie
is de beste keuze voor uw auto
vanwege een laag brandstofver-
bruik en goede starteigenschap-
pen bij koud weer.
U kunt de viscositeit SAE 5W-30
gebruiken als SAE 0W-20 niet
beschikbaar is. Deze dient ech-
ter bij de volgende verversing
vervangen te worden door SAE
0W-20.
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30
of hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moei-
lijk start. Daarom wordt dan
motorolie met een viscositeit van
SAE 0W-20 of 5W-30 aanbevo-
len.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
Te verwachten temperatuurbereik tot
volgende verversing.
Aanbevolen
586
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van
beide bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE SN
geeft de kwaliteit van de motor-
olie aan en is vastgesteld door
API (American Petroleum Insti-
tute).
Middelste deel: SAE 0W-20 geeft
de viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat staat
voor brandstofbesparende en
groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International
Lubricant Standardization and
Approval Committee) staat op de
voorzijde van de verpakking.
587
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Behalve EU
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Gebruik
alleen door Toyota goedgekeurde Toyota Genuine Motor Oil of een
gelijkwaardige motorolie met de hieronder aangegeven kwaliteit en
viscositeit.
Oliesoort:
0W-20, 5W-20, 5W-30 en 10W-30:
API SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving” of ILSAC multigrade-motorolie
15W-40 en 20W-50:
API SL, SM of SN multigrade-motorolie
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30
of hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moei-
lijk start. Daarom wordt dan
motorolie met een viscositeit van
SAE 0W-20, 5W-20 of 5W-30
aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
Te verwachten temperatuurbereik tot
volgende verversing.
588
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van
beide bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE SN
geeft de kwaliteit van de motor-
olie aan en is vastgesteld door
API (American Petroleum Insti-
tute).
Middelste deel: SAE 0W-20 geeft
de viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat staat
voor brandstofbesparende en
groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International
Lubricant Standardization and
Approval Committee) staat op de
voorzijde van de verpakking.
589
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Dieselmotor
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor het
verversen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en zet
de motor uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met de
peilstok.
Toyota beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie 5W-30 Pre-
mium Fuel Economy voor 1WW/2WW motor aan. Neem voor het
gebruik van goedgekeurde motorolie van vergelijkbare kwaliteit con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Inhoud
(verversen - bij benadering*)
Met filter 5,2 l (5,5 qt., 4,6 Imp.qt.)
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de motor
Wanneer u andere motorolie dan originele Toyota-motorolie 5W-30 Pre-
mium Fuel Economy voor 1WW/2WW motoren of een van de goedge-
keurde motoroliën gebruikt, kan de motor beschadigd raken.
Als de goedgekeurde olie niet beschikbaar is, mag maximaal 1 l van de
volgende oliën worden gebruikt: ACEA C3-oliën.
Controleer of de olieviscositeit SAE 0W-40, 0W-30, 5W-40 of 5W-30 is.
Wanneer olie met een andere viscositeit wordt gebruikt, kan de motor
beschadigd raken.
590
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Koelsysteem
Inhoud
(Referentie)
1ZR-FAE motor
Griekenland en Cyprus
6,3 l (6,7 qt., 5,5 Imp.qt.)
Overige
5,6 l (5,9 qt., 4,9 Imp.qt.)
2ZR-FAE motor
Handgeschakelde transmissie
Griekenland en Cyprus:
6,3 l (6,7 qt., 5,5 Imp.qt.)
Overige:
5,6 l (5,9 qt., 4,9 Imp.qt.)
Multidrive CVT
6,2 l (6,6 qt., 5,5 Imp.qt.)
1WW motor
Met extra verwarming
7,3 l (7,7 qt., 6,4 Imp.qt.)
Zonder extra verwarming
7,0 liter (7,4 qt., 6,2 Imp.qt.)
Soort koel-
vloeistof
1ZR-FAE en
2ZR-FAE motor
Gebruik een van de volgende middelen.
Toyota Super Long Life Coolant
Of een gelijkwaardig product
Gebruik geen kraanwater.
1WW motor
Originele Toyota Premium Long Life
Coolant 1WW/2WW of gelijkwaardig.
Geconcentreerde originele Toyota Pre-
mium Long Life Coolant 1WW/2WW
moet worden gemengd in de volgende
verhouding: 50% koelvloeistof en 50%
gedemineraliseerd water.
Gebruik geen kraanwater.
Neem voor het gebruik van goedge-
keurde koelvloeistof van vergelijkbare
kwaliteit contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
591
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Ontsteking (alleen benzinemotor)
Elektrisch systeem
Accu's met vuldoppen
Accu's zonder vuldoppen
Bougie
Merk DENSO SC20HR11
Elektrodenafstand 1,1 mm (0,043 in.)
OPMERKING
Bougies met iridium elektroden
Gebruik alleen bougies met iridium elektroden. Wijzig de elektrodenafstand
niet.
Accu
Aanduiding soortelijke massa bij
20C (68F): 1,250 1,290 volledig geladen
1,160 1,200 half geladen
1,060 1,100 ontladen
Laadstroom Snelladen
Normaal laden Max. 15 A
Max. 5 A
Accu
Klemspanning bij 20C (68F): 12,6 12,8 V volledig geladen
12,2 12,4 V half geladen
11,8 12,0 V ontladen
(De spanning wordt gemeten 20
minuten nadat de motor en verlich-
ting zijn uitgeschakeld.)
Laadstroom Max. 5 A
592
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Multidrive CVT (alleen 2ZR-FAE motor)
De aangegeven hoeveelheid vloeistof is een globale hoeveelheid. Als
vervanging noodzakelijk is, neem dan contact op met erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Vloeistofinhoud
(referentie) 7,6 l (8,0 qt., 6,7 Imp.qt.)
Soort vloeistof Originele Toyota CVT FE-vloeistof
OPMERKING
Soort Multidrive-vloeistof
Door het gebruik van andere Multidrive-vloeistof dan Toyota Genuine CVT
FE-vloeistof kan de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de trans-
missie vergezeld gaan van trillingen en uiteindelijk schade aan de transmis-
sie van de auto ontstaan.
593
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Handgeschakelde transmissie
Koppeling
Inhoud transmis-
sieolie (referen-
tiewaarde)
Benzinemotor 2,4 l (2,5 qt., 2,1 Imp.qt.)
Dieselmotor 2,1 l (2,2 qt., 1,8 Imp.qt.)
Soort transmissieolie
Gebruik een van de volgende mid-
delen:
“TOYOTA handgeschakelde-trans-
missievloeistof type LV”
Andere transmissieolie die voldoet
aan de API GL-4 en SAE 75W speci-
ficaties
OPMERKING
Transmissieolie
Houd er rekening mee dat, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de
transmissieolie die is gebruikt of de omstandigheden, het geluid bij het sta-
tionair draaien, het schakelgevoel en/of het brandstofverbruik kunnen afwij-
ken. Toyota raadt voor optimale prestaties het gebruik van originele
TOYOTA transmissieolie type LV aan.
Vrije slag pedaal 5 15 mm (0,2 0,6 in.)
Soort vloeistof SAE J1703 of FMVSS nr. 116 DOT 3 of
SAE J1704 of FMVSS nr. 116 DOT 4
594
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Remmen
*1: Minimumafstand van pedaal tot vloer bij een pedaalkracht van 294 N (30 kg,
66 lbf) met draaiende motor
*2: Slag parkeerremhendel bij een aantrekkracht van 200 N (20 kg, 45 lbf)
Stuurinrichting
Afstand van pedaal tot vloer*1
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing Min. 75 mm (2,95 in.)
Min. 70 mm (2,76 in.)
Vrije slag pedaal 1 6 mm (0,04 0,24 in.)
Slag parkeerremhendel*26 9 klikken
Soort vloeistof SAE J1703 of FMVSS nr. 116 DOT 3 of
SAE J1704 of FMVSS nr. 116 DOT 4
Vrije slag Minder dan 30 mm (1,2 in.)
595
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Banden en velgen
16 inch velgen
Bandenmaat 205/60R16 92V,
T145/70D17 106M (compact reservewiel)
Benzinemotor
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid Voorwiel kPa
(kg/cm2 of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm2
of bar, psi)
160 km/h
(99 mph) of
lager 240 (2,4, 35) 230 (2,3, 33)
Voor snelhe-
den boven
160 km/h
(99 mph)
270 (2,7, 40) 260 (2,6, 38)
Dieselmotor
Bandenspanning
(Aanbevolen banden-
spanning koud)
Rijsnelheid Voorwiel kPa
(kg/cm2 of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm2
of bar, psi)
160 km/h
(99 mph) of
lager 250 (2,5, 36) 230 (2,3, 33)
Voor snelhe-
den boven
160 km/h
(99 mph)
280 (2,8, 41) 260 (2,6, 38)
Bandenspanning
(compact reservewiel)
(Aanbevolen banden-
spanning bij koude
banden)
420 kPa (4,2 kg/cm2 of bar, 60 psi)
Wielmaat 16 6 1/2J,
17 4T (compact reservewiel)
Aanhaalmoment
wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
596
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
17 inch banden
Bandenmaat 215/55R17 94W,
T145/70D17 106M (compact reservewiel)
Benzinemotor
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning koud)
Rijsnelheid Voorwiel kPa
(kg/cm2 of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm2
of bar, psi)
Voor
snelheden
onder
190 km/h
(118 mph)
240 (2,4, 35) 230 (2,3, 33)
Voor
snelheden
boven
190 km/h
(118 mph)
270 (2,7, 40) 260 (2,6, 38)
Dieselmotor
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspan-
ning koud)
Rijsnelheid Voorwiel kPa
(kg/cm2 of
bar, psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm2
of bar, psi)
Voor
snelheden
onder
190 km/h
(118 mph)
250 (2,5, 36) 230 (2,3, 33)
Voor
snelheden
boven
190 km/h
(118 mph)
280 (2,8, 41) 260 (2,6, 38)
Bandenspanning
(compact reservewiel)
(Aanbevolen bandenspan-
ning bij koude banden)
420 kPa (4,2 kg/cm2 of bar, 60 psi)
Wielmaat 17 7J,
17 4T (compact reservewiel)
Aanhaalmoment
wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
597
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Bij het rijden met een aanhangwagen
Verhoog de aanbevolen bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm2 of bar, 3
psi) en rijd langzamer dan 100 km/h (62 mph).
Plaatsen van een compact reservewiel (auto's met compact reserve-
wiel)
Rijd niet met een aanhangwagen als een compact reservewiel is gemon-
teerd.
598
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Lampen
*: Indien aanwezig
A: H11 halogeenlamp B: D4S gasontladingslampen
C: HB3 halogeenlamp D: H16 halogeenlamp
E: Glassokkellamp (oranje) F: Glassokkellampen (helder)
G: Bolvormige lamp (oranje) H: Bolvormige lamp (helder)
I: Buislampjes
Lampen WSoort
Exterieur
Koplampen
Dimlicht (halogeenlampen)
Dimlicht en grootlicht
(gasontladingslampen)
Grootlicht (halogeenlampen)
55
35
60
A
B
C
Mistlampen voor 19 D
Parkeerlichten voor*
(halogeenlampen) 21/5 F
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting*
(halogeenlampen) 21/5 F
Richtingaanwijzers voor 21 E
Richtingaanwijzers achter 21 G
Achterlichten 5 H
Achteruitrijlicht 21 H
Mistachterlicht 21 H
Kentekenplaatverlichting 5 F
Richtingaanwijzers opzij 5 E
Interieur
Leeslampjes/interieurverlichting voor 5 F
Leeslampjes/interieurverlichting achter 8 F
Make-upverlichting 8 F
Instapverlichting 5 F
Bagageruimteverlichting 5 I
599
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Informatie over brandstof
Kleinere vulopening van de brandstoftank voor loodvrije benzine (ben-
zinemotor)
Om vergissingen bij tankstations te voorkomen, is uw auto uitgerust met een
kleinere vulopening.
Als u van plan bent met uw Toyota naar het buitenland te gaan (diesel-
motor)
Er is mogelijk geen diesel met een laag zwavelgehalte verkrijgbaar. Vraag
daarom eerst bij uw dealer na of er diesel met een laag zwavelgehalte ver-
krijgbaar is in het land van bestemming.
Als de motor pingelt
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het kan een enkele keer voorkomen dat u de motor licht hoort pingelen
tijdens accelereren of bij het oprijden van een heuvel. Dit is normaal en is
geen reden tot bezorgdheid.
Benzinemotor
EU:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine
die voldoet aan de Europese norm
EN228.
Gebruik loodvrije benzine met een
octaangetal van 95 RON (Research
Octane Number) of hoger voor opti-
male prestaties van uw auto.
Behalve EU:
Gebruik alleen loodvrije benzine.
Gebruik loodvrije benzine met een
octaangetal van 95 RON (Research
Octane Number) of hoger voor opti-
male prestaties van uw auto.
Dieselmotor
Gebruik alleen dieselbrandstof die vol-
doet aan de Europese norm EN590;
deze dieselbrandstof heeft een ultra-
laag zwavelgehalte (max. 10ppm).
600
6-1. Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit (benzinemotor)
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u
de verkeerde brandstof gebruikt.
Gebruik geen loodhoudende benzine.
Gebruik van loodhoudende benzine zal de werking van de driewegkataly-
sator blijvend aantasten, waardoor het emissieregelsysteem niet goed kan
werken.
Gebruik geen methanolhoudende benzine, zoals M15, M85 of M100.
Door methanolhoudende benzine te gebruiken kan de motor beschadigd
raken of kunnen er storingen in optreden.
EU: Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt verkocht onder de naam
E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanolgehalte. Bij gebruik van
deze brandstoffen wordt het brandstofsysteem beschadigd. Neem bij twij-
fel contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Buiten EU: Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt verkocht onder
de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanolgehalte. Uw auto
is geschikt voor benzine met maximaal 10% ethanol. Bij het gebruik van
brandstof met meer dan 10% ethanol (E10) wordt het brandstofsysteem
beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specificaties
en de vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
601
6-1. Specificaties
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit (dieselmotor)
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u
de verkeerde brandstof gebruikt.
EU: Gebruik geen FAME (Fatty Acid Methyl Ester)-brandstof (biodiesel)
die wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof met een
hoog FAME-gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen wordt het brand-
stofsysteem beschadigd. Neem bij twijfel contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
Behalve EU: Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty Acid Methyl Ester) (bio-
diesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof met
een hoog FAME-gehalte. Uw auto is geschikt voor dieselbrandstof met
maximaal 5% biodiesel FAME (B5). Bij het gebruik van brandstof met
meer dan 5% FAME (B5) wordt het brandstofsysteem beschadigd. Zorg
ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specificaties en de vereiste kwa-
liteit. Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
602
VERSO_WE_OM64574E
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstel-
lingen
Auto's met navigatie-/multimediasysteem: Instellingen die u kunt
wijzigen met het navigatie-/multimediasysteem
(Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasys-
teem voor meer informatie over het aanpassen van instellingen
aan de persoonlijke voorkeur met het navigatie-/multimediasys-
teem.)
Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Onderwerp Functie Standaard-
instelling
Persoon-
lijke
voorkeurs-
instelling
Smart entry-
systeem met
startknop
(Blz. 42)
Smart entry-sys-
teem met startknop AAN UIT OO
Waarschuwingsfunc-
tie open portier (bij
vergrendelen van de
auto)
AAN UIT O
Uw auto is voorzien van verschillende elektronische functies die
naargelang uw persoonlijke voorkeur kunnen worden ingesteld.
Deze voorkeursinstellingen kunnen alleen met speciaal gereedschap
worden uitgevoerd door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van
andere functies. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
603
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
Smart entry-
systeem met
startknop
(Blz. 42)/
afstandsbe-
diening
(Blz. 64)
Afstandsbediening AAN UIT —O
Werkingssignaal
(alarmknipperlichten) AAN UIT —O
Tijd totdat na het
ontgrendelen, zon-
der dat een portier
wordt geopend, de
portieren automa-
tisch weer worden
vergrendeld
30 secon-
den
60 secon-
den
—O
120 secon-
den
Portierslot
Blz. 73)
Alle portieren wor-
den vergrendeld
wanneer u de selec-
tiehendel in een
andere stand dan P
zet*1
UIT AAN OO
Alle portieren wor-
den ontgrendeld
wanneer u de selec-
tiehendel in stand P
zet*1
UIT AAN OO
Snelheidsafhanke-
lijke automatische
portiervergrendeling AAN UIT OO
Functie koppeling
van de portieront-
grendeling aan het
bestuurdersportier
AAN UIT —O
Onderwerp Functie Standaard-
instelling
Persoon-
lijke
voorkeurs-
instelling
604
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
VERSO_WE_OM64574E
Automati-
sche verlich-
ting
(Blz. 244)
Gevoeligheid licht-
sensor Niveau 3 Niveau 1 tot
5OO
Verlichting
(Blz. 358)
Vertraging interieur-
verlichting 15 secon-
den
7,5 secon-
den —O
30 secon-
den
Bediening nadat het
contact UIT is gezet AAN UIT —O
Werking als de por-
tieren worden ont-
grendeld AAN UIT —O
Werking als u de
auto nadert terwijl u
de elektronische
sleutel bij u hebt*2
(als de schakelaar
interieurverlichting in
de stand DOOR
staat)
AAN UIT —O
Voetenruimteverlich-
ting AAN UIT —O
Loungeverlichting AAN UIT —O
Verlichting
(Blz. 244)
Tijd dat het dimlicht
blijft ingeschakeld
terwijl de auto
geparkeerd staat
30 secon-
den
60 seconden
—O
90 seconden
120 secon-
den
Onderwerp Functie Standaard-
instelling
Persoon-
lijke
voorkeurs-
instelling
605
6-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
6
Specificaties
VERSO_WE_OM64574E
*1: Auto's met Multidrive CVT
*2: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Multi-informatiedisplay (Blz. 232)
Toyota Par-
king Assist-
sensor
(Blz. 265)
Zoemervolume 3 1 - 5 —O
Beschikbare talen Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans,
Russisch en Turks
Onderwerp Functie Standaard-
instelling
Persoon-
lijke
voorkeurs-
instelling
606
VERSO_WE_OM64574E
6-3. Initialisatie
Te initialiseren onderdelen
*: Alleen dieselmotor
Onderwerp Wanneer initialiseren Referentie
Onderhoudsgege-
vens motorolie*Na het verversen van de
motorolie Blz. 420
Bandenspannings-
waarschuwings-
systeem
(indien aanwezig)
Bij het wisselen van de ban-
den bij auto's waarbij de ban-
denspanning van de voor- en
de achterbanden anders is.
Als de bandenspanning wordt
gewijzigd (bijvoorbeeld wan-
neer de rijsnelheid verandert)
Als de bandenmaat wordt
aangepast
Blz. 433
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de accuka-
bels of onderhoud aan de auto, moet het volgende systeem worden
geïnitialiseerd, zodat het weer op de juiste manier werkt.
Trefwoordenlijst
607
VERSO_WE_OM64574E
Lijst met afkortingen............... 608
Alfabetische index................... 609
Wat moet u doen als... ........... 620
608
VERSO_WE_OM64574E
Lijst met afkortingen
Lijst met afkortingen/acroniemen
AFKORTINGEN BETEKENIS
ABS Antiblokkeersysteem
CRS Child Restraint System (baby- en kinderzitjes)
DISP Display
ECU Electronic Control Unit (elektronische module)
ELR Emergency Locking Retractor (blokkeerauto-
maat)
EPS Electric Power Steering (elektrische stuurbe-
krachtiging)
GVM Gross Vehicle Mass (maximaal toelaatbaar
voertuiggewicht)
LED Light Emitting Diode (lichtgevende diode)
MPAC Maximum Permissible Axle Capacity (maxi-
male asbelasting)
SRS Supplemental Restraint System (aanvullend
veiligheidssysteem)
TRC Traction Control
TWI Treadwear Indicator (slijtage-indicator)
VIN Voertuigidentificatienummer
VSC+ Vehicle Stability Control+
609
VERSO_WE_OM64574E
Alfabetische index
Alfabetische index
A/C
Automatische
airconditioning ....................310
Handmatig bediende
airconditioning ....................304
Interieurfilter..........................450
ABS ...........................................280
Accessoireaansluitingen ........374
Accu
Als de accu ontladen is.........565
Controleren ...........................425
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........289
Achterklep
Achterklep...............................79
Achterlichten
Schakelaar............................244
Vermogen .............................598
Vervangen van lampen.........472
Achterruitenwisser en
-sproeier.................................257
Achterruitverwarming .............319
Achterstoelen
Afstellingen .............................86
Stoelen neerklappen...............89
Achteruitrijlicht
Lampen vervangen ...............472
Vermogen .............................598
Actieve hoofdsteun ...................84
Afdekkap motorruimte ............416
Afdekplaat ................................385
Afmetingen...............................578
Afstandsbediening
Afstandsbediening ..................64
Vervangen van de batterij.....453
Airbags
Airbag, aan/uit-schakelaar.... 178
Airbags.................................. 147
Airbags, aanbrengen van
wijzigingen en
demonteren ........................ 157
Airbags, algemene
voorzorgsmaatregelen........153
Airbags, plaats van ............... 147
Airbags, voorzorgsmaatregelen
voor kinderen......................153
Curtain airbags, voorwaarden
voor activering.................... 149
Curtain airbags,
voorzorgsmaatregelen........153
Juiste houding achter
het stuur .....................145, 153
Side airbags, voorwaarden
voor activering.................... 149
Side airbags,
voorzorgsmaatregelen........153
Voorwaarden voor activering
van airbags.........................149
Waarschuwingslampje
airbag ................................. 501
Airconditioning
Automatische
airconditioning ....................310
Handmatig bediende
airconditioning ....................304
Interieurfilter.......................... 450
Alarm ........................................136
Alarmknipperlichten
Schakelaar............................490
Antenne ....................................326
Antiblokkeersysteem .............280
Antidiefstalsysteem
Alarm .................................... 136
Inbraaksensor....................... 138
Startblokkering...................... 124
Supervergrendeling ..............134
A
610
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Armsteunen..............................378
Audio-ingang............................354
Audiosysteem
Antenne.................................326
Audio-ingang.........338, 345, 354
Audiotoetsen op
het stuurwiel .......................355
AUX-aansluiting ....................354
CD-speler..............................327
Draagbare audioapparatuur..354
iPod.......................................338
MP3/WMA-disc .....................332
Optimaal gebruik...................352
Radio.....................................323
Type......................................321
USB-geheugen .....................345
Automatische airconditioning
Automatische
airconditioning ....................310
Interieurfilter..........................450
Automatische verlichting........244
Automatische verticale
koplampverstelling................249
AUX-aansluiting.......................354
Baby- en kinderzitjes
Baby- of kinderzitje plaatsen met
gordel aan de bovenzijde...173
Baby- of kinderzitje plaatsen
met veiligheidsgordels........167
Babyzitjes, definitie............... 158
Babyzitjes, plaatsen.............. 166
Kinderzitje plaatsen met ISOfix-
bevestigingssysteem.......... 172
Kinderzitjes, definitie............. 158
Kinderzitjes, plaatsen............166
Zitkussens, definitie .............. 158
Zitkussens, plaatsen............. 166
Bagageafdekking..................... 387
Bagageogen.............................385
Bagageruimte
Bagageafdekking..................387
Bagageogen .........................385
Extra opbergvakken..............386
Banden
Als de auto een lekke band
heeft ........................... 522, 539
Bandenmaat ......................... 595
Bandenreparatieset ..............539
Bandenspanning................... 445
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem .....432
Controle ................................ 431
Reservewiel .......................... 522
Sneeuwkettingen ..................291
Vervangen ............................522
Winterbanden .......................289
Wisselen van banden ...........431
Bandenreparatieset................. 539
Bandenspanning .....................445
B
611
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem .......432
Functie ..................................432
Initialisatie .............................433
Plaatsen van
bandenspanningssensoren
en -zenders.........................432
Registreren van
identificatiecodes................435
Resetknop bandenspannings-
waarschuwingssysteem .....433
Waarschuwingslampje..........503
Bekerhouders...........................366
Binnenspiegel ..........................105
Blokkeerschakelaar
ruitbediening..........................112
Bougie.......................................591
Brake Assist.............................280
Brandstof
Brandstofmeter .....................222
Informatie..............................599
Informatie voor bij
het tankstation ....................624
Inhoud...................................583
Tanken..................................119
Type......................................583
Uitschakelsysteem
brandstofpomp....................499
Brandstoffilter..........................430
Buitenspiegels
Verstellen en inklappen.........109
CD-speler..................................327
Claxon.......................................221
Condensor................................424
Consolevak ..............................364
Contactslot
Contactslot.................... 198, 202
Sleutels................................... 38
Startknop ...................... 198, 202
Controlelampjes ......................227
Cruise control.......................... 258
Curtain airbags ........................ 147
Dagrijverlichting ...................... 247
Dagteller ................................... 222
Dakconsole ..............................366
Dashboardkastje...................... 363
Display
Multi-informatiedisplay.......... 232
Ritinformatie.......................... 233
Waarschuwingsmelding........509
Display buitentemperatuur.....233
Display ritinformatie................233
Draaiknop
koplampverstelling ...............245
Elektrisch bedienbare ruiten ..112
Elektrische
stuurbekrachtiging................280
Elektronische sleutel
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt................... 562
EPS ........................................... 280
Extra opbergvakken........369, 386
Extra verwarming ....................317
C
D
E
612
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Fleshouders .............................368
Gereedschap....................522, 539
Gewichten.................................578
Haken
Bagageogen..........................385
Handgeschakelde transmissie
Handgeschakelde
transmissie .........................214
Schakeladviesindicator .........215
Handgrepen..............................382
Handmatig bediende
airconditioning ......................304
Hill Start Assist Control ..........280
Hoofdsteunen
Verstellen................................94
Identificatie
Auto ...................................... 580
Motor..................................... 581
Imperiaal...................................286
Inbraaksensor..........................138
Informatie voor bij
het tankstation....................... 624
Initialisatie
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem .....432
Te initialiseren onderdelen....606
Inrijperiode, tips....................... 187
Instapverlichting
Instapverlichting............ 358, 361
Vermogen ............................. 598
Instrumentenpaneel
Regeling verlichting
instrumentenpaneel............226
Tellers................................... 222
Intercooler................................424
Interieurfilter ............................450
Interieurverlichting
Interieurverlichting ........359, 360
Toets............................. 359, 360
Vermogen ............................. 598
F
G
H
I
613
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Kentekenplaatverlichting
Schakelaar............................244
Vermogen .............................598
Vervangen van lampen.........472
Keyless entry .......................42, 64
Kilometerteller..........................222
Kindersloten...............................75
Klok.......................................... 238
Knie-airbag...............................147
Koelsysteem
Oververhitting........................569
Koelvloeistof
Controleren ...........................422
Inhoud...................................590
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........289
Koelvloeistoftemperatuurmeter
(blauw)....................................229
Koplampen
Gasontladingskoplampen,
voorzorgsmaatregelen........488
Schakelaar............................244
Vermogen .............................598
Vervangen van lampen.........472
Koplampsproeiers ...................255
Krik
Bij de auto geleverde
krik..............................522, 539
Plaatsen van de krik..............412
Wielen, vervangen van de ....522
Krikslinger........................522, 539
Laadvermogen .........................286
Lampen
Vermogen .............................598
Vervangen.............................472
Leeslampjes/interieurverlichting
Toets.............................359, 360
Vermogen .............................598
Make-upspiegels...................... 372
Make-upverlichting
Make-upverlichting................ 372
Vermogen ............................. 598
Meters.......................................222
Mistachterlicht
Lampen vervangen...............472
Schakelaar............................251
Vermogen ............................. 598
Mistlampen
Schakelaar............................251
Vermogen ............................. 598
Vervangen van lampen.........472
Mistlampen voor
Lampen vervangen...............472
Schakelaar............................251
Vermogen ............................. 598
Motor
Als de motor niet wil
aanslaan............................. 556
Contactslot.................... 198, 202
Identificatienummer .............. 580
Motorkap............................... 410
Motorruimte........................... 414
Oververhitting .......................569
Stand ACC............................ 204
Starten van de motor.... 198, 202
Startknop ...................... 198, 202
Motorkap ..................................410
Motorolie
Controleren...........................417
Inhoud................................... 584
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........289
Motorolie,
onderhoudsgegevens...........420
MP3-CD.....................................332
Multi-informatiedisplay ........... 232
K
L
M
614
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Multidrive CVT
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
kan worden gezet ...............559
Multidrive CVT ......................208
Sequentieel shiftmatic-
schakelsysteem met
7 versnellingen ...................211
Olie
Motorolie ...............................417
Onderhoud
Exterieur................................396
Interieur.................................400
Onderhoudsgegevens...........578
Onderhoudsvoorschriften......403
Veiligheidsgordels.................401
Zelf uit te voeren
onderhoud ..........................406
Ontgrendelingshendel
Motorkap...............................410
Tankdopklep .........................119
Opbergmogelijkheden.............362
Opbergmogelijkheden,
voorzorgsmaatregelen..........287
Oververhitting, motor..............569
Parkeerlichten voor
Schakelaar............................244
Vermogen .............................598
Vervangen van lampen.........472
Parkeerrem...............................219
Pech, wat te doen bij
Als de accu ontladen is.........565
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt................... 562
Als de motor niet wil
aanslaan............................. 556
Als de motor oververhit
raakt ................................... 569
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
kan worden gezet............... 559
Als de waarschuwingszoemer
klinkt ................................... 500
Als er een waarschuwings-
melding verschijnt............... 509
Als het openingssysteem voor
de achterklep niet werkt .....561
Als het waarschuwingslampje
gaat branden ...................... 500
Als u denkt dat er iets mis is. 498
Als u uw sleutels verliest.......560
Als uw auto een lekke band
heeft .......................... 522, 539
Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet
worden gebracht.................574
Als uw auto moet worden
gesleept.............................. 491
Als uw auto vast komt
te zitten............................... 572
Portieren
Achterklep............................... 79
Buitenspiegels ......................109
Kinderslot achterportier...........75
Portieren ................................. 73
Portierruiten .......................... 112
Portierslot.................... 42, 64, 73
Supervergrendeling ..............134
O
P
615
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Radiateur ..................................424
Radio.........................................323
Regelbare
dashboardverlichting............226
Regeling instrumentenverlichting
Regeling verlichting
instrumentenpaneel............226
Remsysteem
Parkeerrem ...........................219
Reservewiel
Bandenspanning...................595
Opbergmogelijkheden...........522
Richtingaanwijzers
Lampen vervangen ...............472
Schakelaar............................218
Vermogen .............................598
Richtingaanwijzers achter
Schakelaar............................218
Vermogen .............................598
Vervangen van lampen.........472
Richtingaanwijzers opzij
Schakelaar............................218
Vermogen .............................598
Richtingaanwijzers voor
Schakelaar............................218
Vermogen .............................598
Vervangen van lampen.........472
Rijden
Correcte zitpositie................. 145
Inrijperiode, tips .................... 187
Procedures ...........................184
Tips voor rijden in de winter..289
Rijden met een
aanhangwagen ......................293
Ruiten
Achterruitverwarming............319
Elektrisch bedienbare ruiten . 112
Ruitensproeiers............. 252, 257
Ruiten ....................................... 112
Ruitensproeiers
Controleren...........................429
Rijden in de winter, voorbe-
reidingen en controles........289
Toets............................. 252, 257
Ruitenwissers voor ................. 252
R
616
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Schakelaar
Contactslot....................198, 202
Handmatig in-/uitschakel-
systeem airbag ...................178
Lichtschakelaar.....................244
Resetknop bandenspannings-
waarschuwingssysteem .....433
Ruitbediening,
blokkeerschakelaar.............112
Ruitenwisser- en ruiten-
sproeierschakelaar.....252, 257
Schakelaar achterruitenwisser
en -sproeier ........................257
Schakelaar
alarmknipperlichten ............490
Schakelaar centrale
vergrendeling........................73
Schakelaar mistlampen.........251
Schakelaars ruitbediening.....112
SPORT-modusschakelaar ....209
Startknop.......................198, 202
Uitschakeltoets
Stop & Start-systeem..........274
Schakelblokkeersysteem........559
Schoonmaken
Exterieur................................396
Interieur.................................400
Veiligheidsgordels.................401
Selectiehendel
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan P
kan worden gezet ...............559
Handgeschakelde
transmissie .........................214
Multidrive CVT ......................208
Side airbags .............................147
Slepen/trekken
Rijden met een
aanhangwagen...................293
Slepen in een noodgeval ......493
Sleutels
Afstandsbediening .................. 64
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt................... 562
Als u uw sleutels verliest.......560
Contactslot.................... 198, 202
Elektronische sleutel............... 38
Keyless entry .................... 42, 64
Mechanische sleutel ...............38
Plaatje met sleutelnummer .....38
Sleutels................................... 38
Startknop ...................... 198, 202
Smart entry-systeem met
startknop
Instapfunctie ........................... 42
Plaats van antenne.................44
Starten van de motor ............ 202
Sneeuwkettingen.....................289
Snelheidsbegrenzer ................262
Snelheidsmeter........................222
Specificaties.............................578
Spiegels
Binnenspiegel ....................... 105
Buitenspiegels ......................109
Buitenspiegelverwarming......319
Make-upspiegels................... 372
Startblokkering ........................ 124
Startknop..........................198, 202
Stoelverwarming......................376
Stop & Start-systeem..............273
Stuurwiel
Audiotoetsen......................... 355
Ontgrendeling
stuurslot...................... 200, 205
Verstellen.............................. 104
Supervergrendeling.................134
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen...........602
S
617
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Tafeltjes aan rugleuning .........379
Tankdopklep.............................119
Toerenteller ..............................222
Toyota Parking Assist-
sensor.....................................265
Traction Control.......................280
Transmissieschakelaars.........208
TRC ...........................................280
Uitschakelsysteem
brandstofpomp......................499
Uitschakeltoets
Stop & Start-systeem............274
Vastzitten
Als uw auto vast komt
te zitten...............................572
Vehicle Stability Control+ .......280
Veiligheidsgordels
Baby- en kinderzitjes
plaatsen..............................166
Blokkeerautomaat (ELR).......100
Dragen van veiligheidsgordels
door kinderen......................100
Gordelspanners ....................100
Hoe de veiligheidsgordel
te dragen ..............................96
Veiligheidsgordel afstellen......96
Veiligheidsgordels schoonmaken
en onderhouden .................401
Veiligheidsgordels, gebruik
bij zwangerschap................101
Waarschuwingslampje..........503
Waarschuwingslampje
achterpassagiersgordel
....................................231, 503
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
Baby- en kinderzitjes ............158
Blokkeerschakelaar
ruitbediening....................... 112
Dragen van veiligheidsgordels
door kinderen .....................100
Kindersloten............................ 75
Kinderzitjes, plaatsen van..... 166
Ruiten, voorzorgsmaatregelen
elektrisch bedienbare .........115
Stoelverwarming,
voorzorgsmaatregelen........377
Voorzorgsmaatregelen
accu............................ 427, 567
Voorzorgsmaatregelen
airbags................................ 153
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel................. 101
Voorzorgsmaatregelen
verwijderde sleutelbatterij... 456
Zonnescherm panoramadak,
voorzorgsmaatregelen........117
Velgen.......................................447
Verlichting
Bagageruimteverlichting .........80
Instapverlichting.................... 358
Instapverlichting
voorportieren ...................... 358
Lampen vervangen...............472
Lichtschakelaar..................... 244
Make-upverlichting................ 372
Richtingaanwijzer-
schakelaar.......................... 218
Schakelaar
alarmknipperlichten ............490
Schakelaar leeslampjes/
interieurverlichting......359, 360
Schakelaar mistlampen ........251
Vermogen ............................. 598
Voetenruimteverlichting ........358
T
U
V
618
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Verlichting dashboardkastje...363
Vervangen
Banden..................................522
Lampen.................................472
Sleutelbatterij ........................453
Zekeringen............................457
Verwarming
Achterruit...............................319
Buitenspiegels.......................319
Stoelverwarming ...................376
Vloeistof
Ruitensproeiers.....................429
Vloermat ...................................383
Voertuigidentificatienummer..580
Voetenruimteverlichting..........358
Voorstoelen
Afstellingen .............................84
VSC+ .........................................280
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur
(rood)......................................501
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel bestuurder
en voorpassagier ..................503
Waarschuwingslampjes
Antiblokkeersysteem.............501
Automatische verticale
koplampverstelling..............501
Brake Assist-systeem ...........501
Centraal
waarschuwingslampje ........503
Controlelampje
Traction Control.................. 501
Controlelampje uitgeschakeld
Stop & Start-systeem ......... 501
Controlelampje
veiligheidsgordel................. 503
Cruise control........................ 501
Gordelspanner......................501
Koelvloeistoftemperatuur...... 500
Laadsysteem ........................500
Laag brandstofniveau ...........503
Motorcontrolelampje ............. 501
Remsysteem......................... 500
SRS-airbags .........................501
Waarschuwingslampje
elektrische
stuurbekrachtiging.............. 501
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning.................503
Waarschuwingslampjes .........227
W
619
Alfabetische index
VERSO_WE_OM64574E
Waarschuwingsmeldingen
Achterklep.............................512
Automatische-transmissievloei-
stof, waarschuwingslampje
temperatuur ........................512
Brandstoffilter........................510
Cruise control........................510
Motoroliedruk ........................509
Motoroliepeil..........................512
Onderhoud motorolie ............512
Parkeerrem ...........................512
Portier geopend ....................512
Roetfilter................................512
Smart entry-systeem met
startknop.............................516
Snelheidsbegrenzer..............510
Startbeveiliging .....................510
Stuurslot................................510
Waarschuwingszoemer
verlichting ...........................512
Waarschuwingszoemers
Portier geopend ....................512
Remsysteem.........................500
Veiligheidsgordels.................503
Zoemer elektrische
stuurbekrachtiging ..............501
Wassen en in de was zetten ...396
WMA-disc .................................332
Zekeringen ............................... 457
Zelf uit te voeren onderhoud.. 406
Zitplaatsen
Afstellingen ....................... 84, 86
Baby- en kinderzitjes
plaatsen.............................. 166
Hoofdsteunen ......................... 94
Schoonmaken....................... 400
Stoelverwarming................... 376
Verstellen achterstoelen ......... 86
Verstellen voorstoelen ............ 84
Voorzorgsmaatregelen
bij het afstellen ............... 85, 93
Zithouding, juiste................... 145
Zonnekleppen .......................... 371
Zonnescherm panoramadak...116
Zonneschermen
Achterzijde............................ 381
Panoramadak .......................116
Zonneschermen zijruiten........381
Z
620
VERSO_WE_OM64574E
Wat moet u doen als...
Wat moet u doen als...
De auto een lekke band heeft
Blz. 522,
539 Als uw auto een lekke band
heeft
De motor niet wil aanslaan
Blz. 556 Als de motor niet wil aanslaan
Blz. 124 Startblokkering
Blz. 565 Als de accu leeg is
De selectiehendel is
geblokkeerd
Blz. 559 Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan stand P
gezet kan worden
Als het waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur (rood)
knippert of gaat branden
Er stoom onder de motorkap
vandaan komt
Blz. 569 Als de motor oververhit raakt
U uw sleutels bent verloren
Blz. 560 Als u uw sleutels verliest
De accu ontladen is
Blz. 565 Als de accu leeg is
De portieren niet vergrendeld
kunnen worden
Blz. 73 Portieren
Blz. 79 Achterklep
De claxon afgaat
Blz. 136 Alarm
De auto vastzit in modder
of zand
Blz. 572 Als de auto vastzit
621
Wat moet u doen als...
VERSO_WE_OM64574E
Instrumentenpaneel
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Een waarschuwings- of
controlelampje gaat branden
Blz. 500 Als het waarschuwingslampje
gaat branden
622
Wat moet u doen als...
VERSO_WE_OM64574E
Middenpaneel
Auto's met handmatig bediende airconditioning
Auto's met automatische airconditioning
Uitvoeringen voor 7 personen
Uitvoeringen voor 5 personen
Uitvoeringen voor 7 personen
Uitvoeringen voor 5 personen
623
Wat moet u doen als...
VERSO_WE_OM64574E
Waarschuwingslampjes
Blz. 500 Blz. 502
Blz. 500 Blz. 502
Blz. 501 Blz. 503
(Rood)
Blz. 501 Blz. 503
Blz. 501 Blz. 504
Blz. 501 Blz. 504
Blz. 501
of
Blz. 501 Blz. 504
Blz. 502
*
1
: Het lampje knippert om aan te geven dat er ergens een storing zit.
*
2
: Het lampje gaat branden om een storing aan te geven.
Waarschuwingslampje
remsysteem
Waarschuwingslampje auto-
matische verticale koplamp-
verstelling
Laadstroomcontrole-
lampje
Waarschuwingslampje
hoge koelvloeistoftem-
peratuur
Motorcontrolelampje
Centraal waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje
SRS
Waarschuwings-
lampje ABS
Waarschuwingslampje
elektrische stuurbe-
krachtiging
Waarschuwings-
lampje achterpas-
sagiersgordel
Waarschuwingslampje
cruise control
*
1
Waarschuwingslampje veilig-
heidsgordel bestuurder en
voorpassagier
Controlelampje Traction
Control
*
2
Controlelampje uitge-
schakeld Stop & Start-
systeem*1
Waarschuwingslampje
laag brandstof-
niveau
Waarschuwingslampje
lage banden-
spanning
De waarschuwingsmel-
ding wordt weergegeven
Blz. 509 Wanneer er een waarschu-
wingsmelding wordt weergege-
ven
624
VERSO_WE_OM64574E
INFORMATIE VOOR BIJ HET TANKSTATION
Tankdopklep
Blz. 119
Veiligheidshaak
Blz. 410
Bandenspanning
Blz. 595
Tankdopklep-
ontgrendeling
Blz. 119
Ontgrendelings-
hendel motorkap
Blz. 410
Inhoud brandstoftank (bij
benadering)
Benzinemotor:
60 liter (15,9 gal., 13,2 Imp.gal.)
Dieselmotor:
55 l (14,5 gal., 12,1 Imp.gal.)
Brandstofsoort Blz. 121, 583
Bandenspanning koud Blz. 595
Hoeveelheid motorolie
(aftappen en verversen - bij
benadering) Blz. 584
Soort motorolie Blz. 584
04-2015
PZ49X-OM006-NL
Verso Handleiding
Verso
Handleiding
610

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels
1

Forum

Toyota-Verso-2015

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Toyota Verso 2015 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Toyota Verso 2015 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 39,65 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info