een uitgebreid gamma modellen dat wordt gekenmerkt door
een gerafneerde mix van hoogwaardige techniek en constante innovatie,
evenals een moderne en creatieve benadering van het begrip mobiliteit.
Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto.
Goede reis!
Achter het stuur van uw nieuwe auto
geniet u optimaal
als u elke uitrusting,
elke schakelaar
en elke instelling kent.
Deze handleiding is ervoor bedoeld om u te
helpen om onder alle omstandigheden en geheel
veilig volop van de mogelijkheden van uw auto te
genieten.
Neem de tijd om het aandachtig door te lezen
zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto.
In deze handleiding komen alle typen uitrusting
binnen het gehele gamma aan bod.
Uw auto kan, afhankelijk van het
uitrustingsniveau, het type, de uitvoering en de
specieke kenmerken voor het land waarvoor
uw auto bestemd is, slechts van een deel van de
in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien.
Aan de beschrijvingen en afbeeldingen
kunnen geen rechten worden ontleend.
Toyota Motor Europe behoudt zich het recht
voor om de technische kenmerken, uitrusting
en accessoires te wijzigen zonder deze uitgave
van de handleiding bij te hoeven werken.
Dit instructieboekje behoort tot de uitrusting
van de auto.
Overhandig het dus bij verkoop van de auto
aan de nieuwe eigenaar.
Symbolen
veiligheidswaarschuwing
aanvullende informatie
adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu.
Symbol en
Deze symbolen wijzen op de specieke
kenmerken van uw type auto:
Bestelwagen
Dubbele cabine met mechanische
kinderbeveiliging
Combi
Dubbele cabine met elektrische
kinderbeveiliging
Proace_nl_ed01-2016.indb 130/06/2016 14:58
.
.
4
Inhoudsopgave
Proace_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016
Overzicht
Instrumentenpanelen 14
Verklikkerlampjes 17
Koelvloeistoftemperatuur 31
Kilometerteller en dagteller 38
Dimmer dashboardverlichting 39
Boordcomputer 40
Touchscreen 43
Datum en tijd instellen 46
Sleutel 47
Sleutel, afstandsbediening 47
Smart Entry & Start System 55
Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit 72
Voorportieren 74
Handbediende schuifdeur(en) 75
Elektrisch bedienbare schuifdeur(en) 78
Kick-activated side doors opening
and locking
87
Achterdeuren met ruiten 91
Achterklep 94
Alarm 95
Elektrisch bedienbare ruiten 98
Stuurwielverstelling 99
Voorstoelen 99
Tweezitsbank vóór 104
Smart Cargo 106
Vaste eendelige bank 110
Vaste stoel en bank achter 113
Dubbele cabine met vaste achterbank 117
Voorzieningen in het interieur 119
Voorzieningen in de laadruimte 122
Voorzieningen in het
passagierscompartiment 123
Verwarming / ventilatie 125
Handbediende airconditioning 126
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling 128
Ontwasemen - Ontdooien voorruit
en zijruiten 132
Buitenspiegelverwarming 133
Achterruitverwarming 134
Verwarming - Airconditioning achter 137
Fuel burner heater/Remote controlled
fuel burner heater 138
Plafonnier(s) 141
Spiegels 143
Lichtschakelaar 146
Verlichting overdag 149
Automatische verlichting 149
Grootlichtassistent 153
Koplampen handmatig in hoogte verstellen 155
Ruitenwisserschakelaar 156
Automatische ruitenwissers 157
Alarmknipperlichten 160
ERA-GLONASS emergency call system 160
Claxon 161
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP) 161
Toyota Traction Select 164
Veiligheidsgordels 166
Airbags 170
Kinderzitjes 174
Uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde 177
ISOFIX-bevestigingen 186
Mechanisch kinderslot 194
Elektrische kinderbeveiliging 194
Kinderbeveiliging van
de ruitbediening achter 195
Eco-rijden
Instrumentenpaneel
Toegang tot de auto
Ergonomie en comfortVerlichting en zicht
Veiligheid
Stickers 11
Proace_nl_ed01-2016.indb 230/06/2016 14:58
.
.
Inhoudsopgave
Proace_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016
Rijadviezen 196
Starten - afzetten van de motor, normale
sleutel, sleutel met afstandsbediening 199
Starten - afzetten van de motor
"Smart Entry & Start System"
202
Parkeerrem 205
Hill start assist control (HAC) 206
Handgeschakelde 5-versnellingsbak 207
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 207
Schakelindicator 208
Automatische transmissie 209
Elektronisch gestuurde versnellingsbak 214
Stop & Start 218
Head-up display 222
Adjustable Speed Limiter (ASL) 224
Road Sign Assist 225
Snelheidsbegrenzer 229
Snelheidsregelaar 232
Adaptive cruise control 236
Forward collision warning and Autonomous
emergency braking system with Pedestrian
Detection
243
Lane Departure Alert 248
Driver Attention Alert 250
Dodehoekbewaking 252
Parkeerhulp 255
Achteruitrijcamera, binnenspiegel 258
180°-camerasysteem achter 259
Tyre Pressure Warning System (TPWS) 262
Brandstoftank 265
Tankbeveiliging diesel 266
Sneeuwkettingen 268
Trekken van een aanhanger 269
Eco-mode 270
Accessoires 271
Dakstangen/imperiaal 273
Wisserbladen vervangen 274
Motorkap 276
Dieselmotor 277
Niveaus controleren 278
Controles 281
AdBlue
®
en SCR-systeem
(dieselmotor) 283
Gevarendriehoek (opbergen) 287
Gereedschapskist 287
Bandenreparatieset 290
Wiel verwisselen 296
Een lamp vervangen 303
Zekering vervangen 316
12V-accu 321
Slepen 325
Brandstoftank leeg (diesel) 327
Afmetingen 328
Motoren 332
Gewichten 332
Identicatie 337
RijdenPraktische informatie
Storingen verhelpen
Technische gegevens
Noodoproep of Pechhulp 338
Toyota Pro Touch with navigation system 341
Toyota Pro Touch 429
Toyota Radio Bluetooth 483
Audio en datacommunicatie
Trefwoordenregister
Proace_nl_ed01-2016.indb 330/06/2016 14:58
4
Overzicht
Proace_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Exterieur
Brandstofvuldop, brandstoftank 265-266
Tankbeveiliging 266-267
Brandstoftank leeg,
handopvoerpomp diesel 327
Tyre Pressure Warning System
(TPWS)
262-264
Banden, spanning 263-264, 337
ESC-programma 161-163
ABS, remdrukregelaar (EBD) 162
CDS, ASR 163
Toyota Traction Select163, 164-165
Sneeuwkettingen 268
Voorportieren 74-75
AdBlue
®
-reservoir 283-286
Gereedschapskist 287-289
Automatische verlichting 149
Grootlichtassistent 153-154
Richtingaanwijzers 148
Handmatige
koplamphoogteverstelling 155
Lampen vóór vervangen 303-309
Koplampsproeiers 158
Motorkap openen 276
Sleutel 47
Sleutel, afstandsbediening 47-54
Batterijen vervangen,
synchroniseren 54
Smart Entry & Start System 55-71
Batterijen vervangen, synchroniseren 70
Starten/afzetten van de motor
(sleutel, afstandsbediening) 199-201
Starten/afzetten van de motor
Smart Entry & Start System
202-204
Vergrendeling/ontgrendeling
van binnenuit 72-73
Alarm 95-97
Road Sign Assist 225-228
Forward collision warning
243-245
Autonomous emergency
braking
243, 246-248
Driver Attention Alert 250-251
Ruitenwisserbladen vervangen 274
Automatische ruitenwissers 157-158
Voorruitontwaseming 132
Mistlampen vóór 147, 309
Dagrijverlichting 149, 305
Statische bochtverlichting 152
Parkeerhulp vóór 255-257
Slepen 325-326
Proace_nl_ed01-2016.indb 430/06/2016 14:58
5
.
Overzicht
Proace_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Kentekenplaatverlichting 311, 314
- achterdeuren met ruiten
- achterklep
Achteruitrijcamera 258
180°-camerasysteem achter 259-261
Lampen achter vervangen 310, 315
Achterlichten
(achterdeuren met ruiten) 303, 310-312
Achterlichten
(achterklep) 303, 313-315
Derde remlicht 311, 314
- achterdeuren met ruiten
- achterklep
Gevarendriehoek 287
Bandenreparatieset 290-295
Reservewiel, krik, wiel
verwisselen 296-302
Bandenspanning 295, 337
Buitenspiegels 143-144
- handmatig verstelbaar
- elektrisch verstelbaar
Buitenspiegelverwarming 133
Dodehoekbewakingssysteem 252-254
Dubbele cabine met vaste
achterbank 117-118
Handbediende
schuifdeur(en) 75-77, 84-86
Elektrisch bedienbare
schuifdeur(en) 78-83, 84-86
Kick-activated side doors
opening
87-90
Mechanische kinderbeveiliging 194
Elektrische kinderbeveiliging 194
Kinderbeveiliging zijruiten achter 195
Zijknipperlicht 305
Accessoires 271-273
Allesdragers/imperiaal 273
Slepen 325-326
Trekken van een aanhanger 198, 269
Parkeerhulp achter 255-257
Achterdeuren met ruiten 91-93
Achterklep 94
Achterruitverwarming 134
Exterieur (vervolg)
Proace_nl_ed01-2016.indb 530/06/2016 14:58
6
Overzicht
Proace_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Cockpit
Plafonniers 141-142
Binnenspiegel 145
Achteruitrijcamera op de
binnenspiegel 258
ERA-GLONASS
emergency call system
160, 338-339
12V-aansluiting 121
USB/JACK-aansluiting 122
Uitschakeling airbag vóór
aan passagierszijde 172, 177
Handgeschakelde vijf-/zesversnellingsbak
207
Schakelindicator 208
Automatische transmissie 209-213
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak 214-217
Stop & Start-systeem 218-221
Hill start assist control 206
Verwarming/ventilatie 125
Handbediende airconditioning 126-127
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling 128-131
Verwarming/airconditioning achter 137
Luchtrecirculatie 125, 126, 131
Ontwasemen/ontdooien vóór 132
Ontwasemen/ontdooien
achterruit 134
Parkeerrem 205
Motorkapontgrendeling 276
Zekeringen dashboard 316-318
Touchscreen (Toyota Pro Touch with
navigation system)
43-45, 341-428
Touchscreen (Toyota Pro
Touch)
43-45, 429-482
Toyota Radio Bluetooth46, 483-505
Ventilatieroosters 135
Handmatige buitenspiegelverstelling 143
Datum en tijd instellen 46
Proace_nl_ed01-2016.indb 630/06/2016 14:58
7
.
Overzicht
Proace_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Vergrendelen/ontgrendelen
vanuit het interieur 72-73
Elektrisch bedienbare
schuifdeur(en) 78-86
Selectieve ontgrendeling
cabine/laadruimte 47-48, 55
Elektrische kinderbeveiliging 194
Alarmknipperlichten 160
Tyre Pressure Warning System
(TPWS)
controlesysteem 263-264
Stop & Start uitschakelen 220
CDS/ASR uitschakelen 163
Stuurwiel verstellen 99
Claxon 161
Head-up display 222-223
Cockpit (vervolg)
Ruitenwisserschakelaar 156-159
Boordcomputer 40-42
Adjustable Speed Limiter (ASL) 224
Snelheidsbegrenzer 229-231
Snelheidsregelaar 232-235
Adaptive cruise control 236-242
Instrumentenpanelen 14-16
Verklikkerlampjes 17-30
Koelvloeistoftemperatuur 31
Onderhoudsindicator 31-33
Motorolieniveaumeter 34
AdBlue
®
-actieradiusindicator 35-37
Kilometerteller 38
Schakelindicator 208
Dimmer dashboardverlichting 39
Boordcomputer 40-42
Datum en tijd instellen 46
Driver Attention Alert 250-251
Elektrisch bedienbare ruiten 98
Elektrische
buitenspiegelverstelling 143
Toyota Traction Select163, 164-165
Fuel burner heater/Remote
controlled fuel burner heater
138-140
Alarm 95-97
Handmatige
koplamphoogteverstelling 155
Lane Departure Alert 248-249
Dodehoekbewakingssysteem 252-254
Grootlichtassistent 153-154
Datum/tijd instellen 46
180°-camerasysteem achter 259-261
Adjustable Speed Limiter (ASL) 224
Road Sign
Assist
225-228, 231, 234, 238
Forward collision warning
243-245
Autonomous emergency
braking
243, 246-249
Stop & Start uitschakelen 220
Lichtschakelaar 146-151
Richtingaanwijzers 148
Proace_nl_ed01-2016.indb 730/06/2016 14:58
8
Overzicht
Proace_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Plafonniers achter 141
Lampen plafonnier vervangen 312
Binnenspiegel 145
Plafonnier vóór 141
Lampen plafonnier vervangen 312
Voorzieningen interieur 119-122
- bekerhouder
- mat
- zonneklep
- dashboardkastje
- opbergvak
- bovenste opbergvak
- accessoire-aansluitingen, USB, JACK
Gereedschapskist 287-289
ISOFIX-bevestigingen (dubbele
cabine met vaste achterbank) 186-189
Passagiersbank met 2 zitplaatsen
104-105
Passagiersbankverwarming 105
Smart Cargo 106-109
Schrijftafel 109
Kinderzitjes 174-183
Bandenreparatieset 287-289, 290-295
Reservewiel, krik, wiel
verwisselen 287-289, 296-302
Voorzieningen
laadruimte 122-123
- sjorogen
- tussenschot
Accessoires 271-273
Dubbele cabine 117-118
Airbags vóór, zij-airbags 170-173
Uitschakelen airbag vóór aan
passagierszijde 172, 177
12V-aansluitingen 121
USB-aansluiting 122
JACK-aansluiting 122
Voorstoelen 99-103
- handmatige verstelling
- elektrische verstelling
- hoofdsteun
- stoelverwarming
Veiligheidsgordels 166-168
Interieur
Proace_nl_ed01-2016.indb 830/06/2016 14:58
9
.
Overzicht
Proace_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Voorzieningen interieur 119-122
- bekerhouder
- mat
- zonneklep
- dashboardkastje
- opbergvak
- bovenste opbergvak
- accessoire-aansluitingen, USB, JACK
Gereedschapskist 287-289
Kinderzitjes 174-181, 184-185
ISOFIX-bevestigingen 186-187, 190-192
Zijruiten achter 124, 195
Vaste eendelige bank 110-112
Stoel en bank achter 113-115
Stickers stoelen 116
Passagiersbank vóór met 2 zitplaatsen
104-105
Passagiersbankverwarming 105
Verwarming/ventilatie achter 137
Bandenreparatieset 287-289, 290-295
Reservewiel, krik, wiel
verwisselen 287-289, 296-302
Voorzieningen passagierscompartiment
123-124
- bagagenet voor hoge belading
- zijruiten achter
Accessoires 271-272
Plafonniers achter 142
Lampen plafonnier vervangen 312
Binnenspiegel 145
Plafonnier vóór 142
Lampen plafonnier vervangen 312
Airbags vóór, zij-airbags, window-airbags
170-173
Uitschakelen airbag vóór aan
passagierszijde 172, 177
12V-aansluiting 121
USB-aansluiting 122
JACK-aansluiting 122
Voorstoelen 99-103
- handmatige verstelling
- elektrische verstelling
- tafelstand
- hoofdsteun
- stoelverwarming
Veiligheidsgordels 166-168
Vaste eendelige achterbank 110-112
Stoel en bank achter 113-115
Stickers stoelen 116
Interieur
Proace_nl_ed01-2016.indb 930/06/2016 14:58
10
Overzicht
Proace_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Onderhoud - Gegevens
Afmetingen 328-331
Identificatie 337
Brandstoftank leeg
(handopvoerpomp) 327
Niveaus controleren 278-280
- olie
- remvloeistof
- stuurbekrachtigingsvloeistof
- koelvloeistof
-
ruitensproeiervloeistof, koplampsproeiers
- brandstofadditief (diesel met roetfilter)
Controle van onderdelen 281-282
- accu
- luchtfilter/interieurfilter
- oliefilter
- roetfilter
- remblokken/-schijven
Lampen vervangen 303-315
- voor
- achter
Plancher cabine
Lampen achter vervangen 315
Afmetingen 331
12V-accu 321-325
Motorkapontgrendeling 276
Onder de motorkap 277
Motoren 332-336
AdBlue
®
283-286
Gewichten 332-336
Spaarfase accu, eco-mode 270
Zekeringen
motorruimte 316-317, 320
Proace_nl_ed01-2016.indb 1030/06/2016 14:58
11
.
92
109
177
116
194
186
140323
276
116
107
107
Overzicht
Proace_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Stickers
Proace_nl_ed01-2016.indb 1130/06/2016 14:58
12
Eco-rijden
Proace_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016
Door in de dagelijkse praktijk een aantal
aanwijzingen op te volgen kunt u het
brandstofverbruik en de CO
2
-uitstoot van uw
auto verminderen.
Eco-rijden
Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde
versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij
voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie
of een elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik
dan bij voorkeur de automatische stand en trap het
gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op
het instrumentenpaneel weergegeven
schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
transmissie wordt de schakelindicator
uitsluitend in de handmatige stand
weergegeven.
Kies voor een soepele
rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2
-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als
het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u
rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-
apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto
aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog
is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters
alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de
temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van
het panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een
automatische airconditioning).
Proace_nl_ed01-2016.indb 1230/06/2016 14:58
13
.
Eco-rijden
Proace_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het
reservewiel en van de wielen van de aanhanger
of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het aan
uw situatie aangepaste onderhoudsschema van
de fabrikant.
Als bij een dieselmotor het SCR-systeem defect
is, wordt uw auto vervuilend. Ga direct naar een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige om de uitstoot
van stikstofoxiden terug te brengen naar het
wettelijk toegestane niveau.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich
stabiliseert.
Proace_nl_ed01-2016.indb 1330/06/2016 14:58
14
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Instrumentenpaneel met LCD-display
1.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
3.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
4.
Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
5. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak.
A.
Dimmer verlichting.
B.Resetten van de onderhoudsindicator.
Volgens uitvoering: resetten van de
dagteller.
Datum en tijd instellen.
Tijdelijk weergegeven informatie:
- onderhoud,
- actieradius vloeistof emissieregeling
(AdBlue
®
).
6.
Brandstofniveaumeter.
7. Motorolieniveaumeter.
8.Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden achtereenvolgend
weergegeven na het aanzetten van het
contact.
9.
Dagteller (km of miles).
10.Toerenteller (x 1000 t/min of rpm).
Meters en displaysBedieningstoetsen
Proace_nl_ed01-2016.indb 1430/06/2016 14:58
15
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
1.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Brandstofniveaumeter.
3. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
4.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
5.
Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
A.Resetten van de onderhoudsindicator.
Tijdelijk weergegeven informatie:
- onderhoud,
- actieradius vloeistof emissieregeling
(AdBlue
®
).
B.
Dimmer verlichting.
C.Resetten dagteller en tripmeter.
6. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak.
7.
Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of miles), dagteller
(km of miles), weergave van meldingen, ...
8.
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm).
Meters en displaysBedieningstoetsen
Instrumentenpaneel met LCD Tekst-display
Proace_nl_ed01-2016.indb 1530/06/2016 14:58
16
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Instrumentenpaneel met matrixdisplay
1.Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Brandstofniveaumeter.
3. Koelvloeistoftemperatuurmeter.
4.Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
5.
Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak.
A.
Resetten van de onderhoudsindicator.
Weergave logboek
waarschuwingsmeldingen.
Weergave van de volgende informatie:
- onderhoud,
- actieradius vloeistof emissieregeling
(AdBlue
®
).
B.
Dimmer verlichting.
C.Resetten van de dagteller.
6.Zone voor het weergeven van:
waarschuwingsmeldingen of
meldingen over de status van functies,
boordcomputer, digitale snelheidsmeter
(km/h of mph), ...
7.
Onderhoudsindicator en vervolgens
kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden achtereenvolgend
weergegeven na het aanzetten van het
contact.
8.
Dagteller (km of miles).
9.Toerenteller (x 1000 t/min of rpm).
Meters en displaysBedieningstoetsen
Proace_nl_ed01-2016.indb 1630/06/2016 14:58
17
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie
over de werking van een systeem (ingeschakeld of
uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het
geval van een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
waarschuwingslampjes enkele seconden
branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Een aantal verklikkerlampjes kan op twee
manieren oplichten: permanent of knipperend.
Aan de manier van oplichten in combinatie met
het functioneren van de auto valt af te lezen of
er sprake is van een normale situatie of een
storing. Bij een storing kan het lampje gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en/of een melding.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de
volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een
storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder
actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een
waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie,
die via een bijbehorende melding wordt weergegeven.
Als u tegen problemen aanloopt, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Verklikkerlampjes ingeschakelde
functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel
en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan
dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Verklikkerlampjes uitgeschakelde
functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de
desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt
er een melding.
Proace_nl_ed01-2016.indb 1730/06/2016 14:58
18
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
STOPpermanent,
in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje,
een geluidssignaal en
een melding.
Dit waarschuwingslampje gaat
branden in het geval van een
ernstige storing van de motor, het
remsysteem, de stuurbekrachtiging
enz. of een ernstige elektrische
storing.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact UIT en neem
direct contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Parkeerrempermanent.De parkeerrem is aangetrokken of
niet goed vrijgezet.
Zet de parkeerrem vrij zodat het verklikkerlampje
uitgaat; trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de parkeerrem.
Remsysteempermanent.Het remvloeistofniveau is te laag.Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een
artikelnummer van Toyota.
Laat, als het probleem aanhoudt, het systeem
direct nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
+
permanent, in
combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS.
Er is een storing in de elektronische
remdrukregelaar (REF).
Laat het direct nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Proace_nl_ed01-2016.indb 1830/06/2016 14:58
19
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Autogordel(s)
niet vastgemaakt
of weer
losgemaakt
permanent
of knippert in
combinatie met een
geluidssignaal.
Een van de autogordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
* Volgens land van bestemming.
Laadstroom
accu*
permanent.Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet
correct gespannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als
het niet uitgaat.
Motoroliedrukpermanent.Er is een storing in de motorsmering.Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact UIT en neem
direct contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
of
Te hoge
koelvloeistoftemperatuur
permanent, met de
wijzer in het rode
gebied.
De temperatuur van de koelvloeistof
is te hoog.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Neem, als het probleem aanhoudt, direct
contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
permanent (uitsluitend bij
het instrumentenpaneel
met LCD-display).
Proace_nl_ed01-2016.indb 1930/06/2016 14:58
20
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Een of meer
portieren
geopend
permanent, in combinatie
met een melding die het
desbetreffende carrosseriedeel
aangeeft, bij een snelheid lager
dan 10 km/h.
Een voorportier, een schuifdeur of de
linker achterdeur of de achterklep is
nog open.
Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
Als uw auto is voorzien van achterdeuren met
ruiten en de rechterdeur nog open is, wordt dit niet
vastgesteld door dit waarschuwingslampje.
permanent, in combinatie
met een melding die
het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft en
een geluidssignaal, bij een
snelheid hoger dan 10 km/h.
of
Laag
brandstofniveau
permanent, met de
naald in het rode
gebied.
Als het lampje gaat branden zit er
nog minder dan 8 literbrandstof in
de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u
met een lege tank strandt.
Dit controlelampje gaat elke keer na het aanzetten
van het contact branden zolang er niet voldoende
brandstof getankt is.
Inhoud brandstoftank: ongeveer 69 liter.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
permanent (uitsluitend
bij auto's met een
instrumentenpaneel
met LCD-display).
Aanwezigheid
water in
brandstof
permanent
(uitsluitend bij LCD-
instrumentenpaneel).
Er bevindt zich water in het
brandstoffilter.
Risico van beschadiging van het inspuitsysteem.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Proace_nl_ed01-2016.indb 2030/06/2016 14:58
21
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
+
Zelfdiagnose
motor
permanent, in
combinatie met het
verklikkerlampje
STOP.
Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Parkeer de auto, zet het contact UIT en neem
direct contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Voorgloeien
dieselmotor
permanent.Het contact staat in de 2
e
stand
(contact).
Of
De knop "START/STOP" is ingedrukt.
Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor
onmiddellijk gestart, op voorwaarde dat:
- het koppelingspedaal is ingetrapt bij een auto met
een handgeschakelde versnellingsbak,
- het rempedaal ingetrapt wordt gehouden bij een
auto met een automatische transmissie of een
elektronisch gestuurde versnellingsbak.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden
(in extreme gevallen 30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact vervolgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Zelfdiagnose
motor
permanent.Er is een storing in de
emissieregeling.
Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het niet uitgaat.
knippert.Er is een storing in het
motormanagementsysteem.
Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat het direct nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
+
permanent, in combinatie
met het verklikkerlampje
SERVICE.
Er is sprake van een lichte
motorstoring.
Laat het direct nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Proace_nl_ed01-2016.indb 2130/06/2016 14:58
22
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Tyre Pressure
Warning System
(TPWS)
permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding.
De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning
hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer
wielen, moet u het systeem resetten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Tyre Pressure Warning System
(TPWS) controlesysteem.
+knippert en brandt
vervolgens permanent,
in combinatie met
het verklikkerlampje
Service.
Er zit een storing in de functie: de
bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Laat het systeem direct nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voet op het
rempedaal
permanent.Het rempedaal moet worden
ingetrapt.
Bij de automatische transmissie of elektronisch
gestuurde versnellingsbak moet u bij een draaiende
motor en voordat u de parkeerrem vrijzet het
rempedaal intrappen om de selectiehendel vanuit
stand P of N in een andere stand te kunnen zetten.
Als u de parkeerrem vrijzet zonder het rempedaal in te
trappen, zal dit verklikkerlampje blijven branden.
Voet op het
koppelingspedaal
permanent.In de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem wordt de motor niet
gestart als u het koppelingspedaal
slechts gedeeltelijk intrapt.
Trap bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal volledig in zodat
de motor gestart kan worden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 2230/06/2016 14:58
23
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Antiblokkeersysteem
(ABS)
permanent.Er is een storing in het
antiblokkeersysteem.
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met een lagere snelheid en neem
direct contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Forward
collision warning/
Autonomous
emergency
braking system
with Pedestrian
Detection
knippert.Het systeem wordt geactiveerd.Het systeem remt de auto kort af om de snelheid van
de aanrijding met de voorligger te beperken.
permanent, in
combinatie met een
melding en een
geluidssignaal.
Storing in het systeem.Laat het systeem direct nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
permanent, in
combinatie met een
melding.
Het systeem is uitgeschakeld (via het
menu).
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de Forward collision warning/
Autonomous emergency braking system with
Pedestrian Detection
Roetfilter
(Diesel)
permanent, in combinatie
met een geluidssignaal
en het bericht dat
waarschuwt voor een
kans op verstopping van
het roetfilter.
Geeft aan dat het roetfilter verstopt
begint te raken.
Ga als de omstandigheden het toelaten het roetfilter
regenereren door met een snelheid van meer dan
60 km/h te rijden tot het lampje dooft.
permanent, in combinatie
met een geluidssignaal
en het bericht dat
waarschuwt voor een te
laag additiefniveau voor
het roetfilter.
Geeft aan dat het minimumniveau
van het brandstofadditief is bereikt.
Laat het reservoir zo snel mogelijk bijvullen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Proace_nl_ed01-2016.indb 2330/06/2016 14:58
24
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Airbagvóór aan
passagierszijde
permanent, op
het display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aan
passagierszijde.
De schakelaar op de zijkant van het
dashboard aan passagierszijde staat
in de stand "OFF".
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" plaatsen, behalve
in het geval van een storing in het
airbagsysteem (verklikkerlampje
airbags brandt).
Zet de schakelaar in de stand "ON" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit
geval op deze zitplaats geen kinderzitje met de "rug in
de rijrichting".
Airbagstijdelijk.Het lampje brandt gedurende enkele
seconden en dooft als het contact
wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als
het niet uitgaat.
permanent.Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners.
Laat ze direct nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Passagiersairbagpermanent.De schakelaar in het dashboard
aan passagierszijde staat in de
stand "ON".
De passagiersairbag is ingeschakeld.
Plaats in dit geval geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel.
Zet de schakelaar in de stand "OFF" om de
passagiersairbag uit te schakelen.
U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting"
plaatsen, behalve in het geval van een storing in het
airbagsysteem (verklikkerlampje airbags brandt).
Proace_nl_ed01-2016.indb 2430/06/2016 14:58
25
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Stuurbekrachtiging
permanent.Er is een storing met betrekking tot
de stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het direct nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Dynamische
stabiliteitscontrole
(ESP/ASR)
knippert.De ESP-/ASR-regeling is actief.Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor
een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip
hebben of de auto uit de koers dreigt te raken.
permanent.Storing in het ESP-/ASR-systeem.Laat het systeem direct nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR)
permanent.De toets is ingedrukt en het
verklikkerlampje brandt.
De functie ESP/ASR is uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antislipregeling.
Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50 km/h.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) en in het bijzonder de
CDS/ASR.
Proace_nl_ed01-2016.indb 2530/06/2016 14:58
26
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het bijvullen van AdBlue
®
of voor meer informatie over AdBlue
®
.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
AdBlue
®
(diesel)
permanent zodra het
contact is aangezet,
in combinatie met een
geluidssignaal en een
melding van het aantal
kilometers dat u nog
kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 600 en
2400 km.
Laat het AdBlue®-reservoir zo snel mogelijk
bijvullen: ga direct naar een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige of voer de
werkzaamheden zelf uit.
knippert, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding van het aantal
kilometers dat u nog
kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 0 en
600 km.
Vul het AdBlue®-reservoir bij om te voorkomen dat u
pech krijgt: ga direct naar een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige of voer de
werkzaamheden zelf uit.
knippert, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding dat starten
niet is toegestaan.
Het AdBlue
®
-reservoir is leeg:
het starten van de motor wordt
geblokkeerd door het wettelijk
verplichte startblokkeringssysteem.
Vul het AdBlue®-reservoir bij om te zorgen dat u de
motor kunt starten: ga direct naar een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige of
voer de werkzaamheden zelf uit.
U moet het vloeistofreservoir bijvullen met minimaal
3,8 liter AdBlue
®
.
Proace_nl_ed01-2016.indb 2630/06/2016 14:58
27
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
+
+
SCR-
emissieregelsysteem
(diesel)
permanent zodra het
contact is aangezet,
in combinatie met
het branden van het
verklikkerlampje SERVICE
en het verklikkerlampje
zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een
melding.
Er is een storing in het SCR-
emissieregelsysteem.
Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van
uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
knippert zodra het contact
is aangezet, in combinatie
met het branden van
het verklikkerlampje
SERVICE en het
verklikkerlampje
zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een
melding met betrekking tot
de actieradius.
Na bevestiging van de storing in
het emissieregelsysteem kunt u
maximaal 1100 km afleggen voordat
het systeem het starten van de motor
blokkeert.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om
te voorkomen dat u pech krijgt.
knippert zodra het contact
is aangezet, in combinatie
met het branden van
het verklikkerlampje
SERVICE en het
verklikkerlampje
zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een
melding.
U hebt de actieradius overschreden
die is toegestaan na de
bevestiging van de storing in het
emissieregelsysteem: het starten van
de motor wordt geblokkeerd door het
startblokkeringssysteem.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
om de motor te kunnen starten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 2730/06/2016 14:58
28
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Mistachterlichtenpermanent.De mistachterlichten zijn
ingeschakeld.
Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten
uit te schakelen.
Servicebrandt tijdelijk.Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden.
Identificeer de storing met behulp van de bijbehorende
melding, bijvoorbeeld:
- een te laag motorolieniveau,
- een te laag niveau van de ruiten-/
koplampsproeiervloeistof,
- een bijna lege batterij van de afstandsbediening,
- een te lage bandenspanning,
- een vervuild roetfilter bij auto's met dieselmotor.
- ...
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de controles, in het bijzonder van het
roetfilter.
Neem voor eventuele andere storingen of defecten
contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
permanent.Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden.
Stel de storing of het defect vast aan de hand van de
melding en neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
+
permanent, waarbij
de sleutel van de
onderhoudsindicator eerst
knippert en vervolgens
permanent brandt.
Het interval voor de onderhoudsbeurt
is overschreden.
Alleen dieseluitvoeringen.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel
mogelijk uitvoeren.
Proace_nl_ed01-2016.indb 2830/06/2016 14:58
29
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Automatische
ruitenwissers
permanent.De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen.
De automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet
de hendel in een andere stand.
Grootlichtassistent
permanent.De lichtschakelaar staat in de
stand "AUTO" en de functie is
ingeschakeld.
Het grootlicht gaat branden als de
hoeveelheid omgevingslicht en de
verkeerssituatie het toestaan.
De camera boven aan de voorruit stuurt het in- en
uitschakelen van het grootlicht aan, afhankelijk van de
hoeveelheid omgevingslicht en de verkeerssituatie.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de grootlichtassistent.
Stop & Startpermanent.Het Stop & Start-systeem heeft de motor
in de STOP-stand gezet (verkeerslicht,
stopbord, opstopping, enz.).
Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart (START-stand) als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
dan uit.
De STOP-stand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
START-stand gezet.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start -systeem.
Dodehoekbewaking
permanent.De functie dodehoekbewaking is
geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de dodehoekbewaking.
Lane Departure
Alert
permanent.Het Lane Departure Alert
is geactiveerd.
Het Lane Departure Alert is ingeschakeld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Lane Departure Alert.
Proace_nl_ed01-2016.indb 2930/06/2016 14:58
30
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Mistlampen vóórpermanent.De mistlampen vóór zijn ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar.
Draai de ring van de lichtschakelaar één stand naar
achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Parkeerlichtenpermanent.De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Richtingaanwijzer
links
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Dimlichtpermanent.De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".
Grootlichtpermanent.Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt.
Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Proace_nl_ed01-2016.indb 3030/06/2016 14:58
31
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Als bij draaiende motor de wijzer of de
grafische meter (afhankelijk van de uitvoering)
zich bevindt in:
- zone A, is de koelvloeistoftemperatuur in
orde,
- zone B, is de koelvloeistoftemperatuur
te hoog. Het waarschuwingslampje
maximumtemperatuur en het
waarschuwingslampje STOP gaan branden,
in combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding op het
touchscreen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De temperatuur en de druk in het koelcircuit
beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
F
laat de motor ten minste één uur afkoelen,
Fdraai de dop twee omwentelingen los om
de druk te laten dalen,
F
verwijder vervolgens de dop,
Fvul bij tot aan het merkteken "MAXI".
Wees voorzichtig bij het bijvullen
van de koelvloeistof: kans op
brandwonden. Vul niet bij tot boven het
maximumniveau (aangegeven op het
reservoir).
KoelvloeistoftemperatuurOnderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel
kilometer u nog verwijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze termijn wordt berekend op basis van
de laatste reset van de onderhoudsindicator
en is afhankelijk van het aantal afgelegde
kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
Bij dieseluitvoeringen wordt ook rekening
gehouden met de mate waarin de kwaliteit van
de motorolie achteruit gaat (afhankelijk van het
land van verkoop).
Controle
Proace_nl_ed01-2016.indb 3130/06/2016 14:58
32
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
5 seconden de onderhoudssleutel branden. De
kilometerteller geeft de resterende kilometers tot
de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan.
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het contact,
verdwijnt de sleutel; de teller geeft de
kilometerstand aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
5 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden.
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
5 seconden de sleutel knipperen om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 5 seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
5 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden om aan te geven
dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
Bij dieseluitvoeringen gaat bij deze
waarschuwing mogelijk ook het
onderhoudswaarschuwingslampje constant
branden wanneer het contact AAN staat.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er
geen onderhoudsinformatie op het display.
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 5 seconden het volgende aan:
Proace_nl_ed01-2016.indb 3230/06/2016 14:58
33
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Bij de berekening van de resterende
hoeveelheid af te leggen kilometers kan
ook de factor tijd worden meegewogen,
afhankelijk van de rijgewoontes van de
bestuurder.
De sleutel kan dus ook gaan branden
als het interval in tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt, zoals vermeld in het
onderhoudsschema van de fabrikant, is
overschreden.
Bij dieseluitvoeringen wordt de
moersleutel mogelijk eerder
weergegeven dan verwacht, afhankelijk
van de mate waarin de kwaliteit van de
motorolie achteruit gaat (afhankelijk van
het land van verkoop).
De afname van de kwaliteit van
de motorolie is afhankelijk van de
rijomstandigheden van de auto.
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0
zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert,
zet dan het contact af en:
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
FDruk op deze knop en houd
deze ingedrukt,
F
Zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
Laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
F
Druk op deze knop.
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
Proace_nl_ed01-2016.indb 3330/06/2016 14:58
34
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Motorolieniveaumeter
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
wordt bij het aanzetten van het contact
het motorolieniveau enkele seconden
weergegeven, gelijktijdig met de
onderhoudsindicator.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Storing motorolieniveaumeter
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
- A = maxi; het olieniveau
mag nooit boven dit niveau
uitkomen,
- B = mini; als het olieniveau
niet boven het niveau B
uitkomt, moet het voor
de motor van uw auto
voorgeschreven type
motorolie worden bijgevuld
via de vulopening.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor de plaats van de peilstok en
het bijvullen van motorolie bij de
dieselmotor.
Als het motorolieniveau te laag is, wordt
een melding op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Als het motorolieniveau in orde is, wordt
een melding op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Als de motorolieniveaumeter defect is, wordt
een melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Proace_nl_ed01-2016.indb 3430/06/2016 14:58
35
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Actieradiusindicatoren
AdBlue
®
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue
®
-
reservoir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd
en het AdBlue
®
-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart door een te laag AdBlue
®
-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®
-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk
weer te geven.
F
Selecteer vervolgens
"Diagnose".
Bij een actieradius van meer dan 5000 km
wordt er geen exacte waarde weergegeven.
Als het contact wordt aangezet, wordt er niet
automatisch een melding over de actieradius
weergegeven op het instrumentenpaneel.
De actieradius wordt tijdelijk weergegeven.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto kunt u
deze informatie bekijken op het touchscreen.
F
Selecteer het menu Rijden.
Actieradius tussen 600 en 2400 km
Zodra het contact wordt aangezet, gaat dit
verklikkerlampje branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld "Vul
brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen
1500 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog
kunt rijden met de resterende hoeveelheid vloeistof.
FSelecteer "OPTIES".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over AdBlue
®
, het
SCR-systeem en in het bijzonder het
bijvullen van AdBlue
®
.
Als uw auto is uitgerust met een LCD-instrumentenpaneel,
wordt "NO START IN" weergegeven.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
300 km weergegeven zolang er geen vloeistof
is bijgevuld.
Ga naar een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige om AdBlue® bij te laten vullen.
U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.
Proace_nl_ed01-2016.indb 3530/06/2016 14:58
36
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Actieradius tussen 0 en 600 km
Zodra het contact wordt aangezet, knippert
dit verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld "Vul
brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen
600 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog
kunt rijden met de resterende hoeveelheid vloeistof.
Storing in verband met een te laag AdBlue
®
-niveau
Als het contact wordt aangezet,
knippert dit verklikkerlampje in
combinatie met een geluidssignaal
en de melding "Vul brandstofadditief
bij: Starten geblokkeerd".
Wij raden u aan om contact op te
nemen met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige om de motor te
kunnen starten.
Als u zelf vloeistof bijvult, moet het
reservoir met minimaal 3,8 liter AdBlue
®
worden gevuld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over AdBlue
®
, het
SCR-systeem en in het bijzonder het
bijvullen van AdBlue
®
Als uw auto is uitgerust met een LCD-instrumentenpaneel,
wordt "NO START IN" weergegeven.
Als uw auto is uitgerust met een LCD-instrumentenpaneel,
wordt "NO START IN" weergegeven.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30 seconden weergegeven zolang er geen
vloeistof is bijgevuld.
Ga naar een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige om AdBlue® bij te laten vullen.
U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.
Als niet op tijd vloeistof wordt bijgevuld, kan de
motor niet meer worden gestart.
Het AdBlue
®
-reservoir is leeg: het wettelijk
verplichte startblokkeringssysteem voorkomt
dat de motor opnieuw wordt gestart.
Proace_nl_ed01-2016.indb 3630/06/2016 14:58
37
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Starten geblokkeerd
Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan
deze verklikkerlampjes branden in combinatie
met een geluidssignaal en de melding "Storing
emissieregeling: Starten geblokkeerd".
U hebt de limiet van de geautoriseerde
rijfase overschreden: het
startblokkerringssysteem voorkomt dat de
motor opnieuw wordt gestart.
Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige om de motor te kunnen starten.
Als een storing in het SCR-systeem wordt gedetecteerd
Er wordt automatisch een startblokkeringssysteem geactiveerd als meer dan 1100 km is gereden nadat de storing in het SCR-systeem is bevestigd. Laat het
systeem zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
In het geval van een tijdelijke storing
verdwijnt de waarschuwing tijdens
de volgende rit na controle van de
zelfdiagnose van het SCR-systeem.
Als een storing wordt gedetecteerd
Deze verklikkerlampjes gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal en de
melding "Storing emissieregeling".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven als de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en vervolgens steeds bij
het aanzetten van het contact zolang de storing
niet is verholpen.
Tijdens de geautoriseerde rijfase
(tussen 1100 km en 0 km)
Als een storing in het SCR-systeem is bevestigd
(nadat 50 km is gereden terwijl de melding van
de storing permanent wordt weergegeven), gaan
deze verklikkerlampjes branden in combinatie met
een geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld
"Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd binnen
300 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog
met de resterende hoeveelheid additief kunt rijden.
Als uw auto is uitgerust met een LCD-instrumentenpaneel,
wordt "NO START IN" weergegeven.
Tijdens het rijden wordt de melding elke 30 seconden
weergegeven zolang de storing in het SCR-systeem niet
is verholpen.
De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven zodra het
contact wordt aangezet.
U dient zo snel mogelijk naar een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te gaan.
Als u dit niet doet, kan de motor niet meer worden gestart.
Als uw auto is uitgerust met een LCD-
instrumentenpaneel, wordt "NO START IN"
weergegeven.
Proace_nl_ed01-2016.indb 3730/06/2016 14:58
38
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30 seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Voor reizen in het buitenland kan
de eenheid van de afstand worden
aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële
eenheid van het land (km of mijl). De
eenheid kan bij stilstaande auto worden
gewijzigd via het configuratiemenu van
het display.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van
de auto aan.
Dagteller
Deze teller geeft het aantal gereden kilometers weer
sinds de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
FDruk bij aangezet contact op
deze knop tot de dagteller op
0 staat.
Proace_nl_ed01-2016.indb 3830/06/2016 14:58
39
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Dimmer dashboardverlichting
FDruk bij ingeschakelde verlichting op deze
knop om de lichtsterkte te verhogen.
F
Druk bij ingeschakelde verlichting op deze
knop om de lichtsterkte te verlagen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Op het instrumentenpaneelMet touchscreen
FDruk op de toets Instellingen.
FSelecteer "OPTIES".
F
Selecteer
"Schermconfiguratie".
U kunt het scherm ook uitschakelen. Dit gaat
als volgt:
F
Selecteer het tabblad
"Lichtsterkte".
F
Druk op de toets Instellingen.
F
Selecteer Scherm
uitschakelen.
F
Druk op "Bevestigen" om de
instelling op te slaan en het
scherm te sluiten.
F
Regel de lichtsterkte door de
cursor te verschuiven.
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
Druk nogmaals op het scherm (op een
willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het
licht van de omgeving.
Proace_nl_ed01-2016.indb 3930/06/2016 14:58
40
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).
Boordcomputer
Weergave van de informatie
FDruk herhaaldelijk op deze toets op het
uiteinde van de ruitenwisserschakelaar
om de verschillende onderwerpen weer te
geven.
F
Of druk op de rolknop op het stuurwiel
(volgens uitvoering).
- Actuele informatie:
●actieradius,
●actueelbrandstofverbruik,
●detellervanhetStop&Start-
systeem.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor
een maandelijks verbruik.
- Traject "2":
●gemiddeldesnelheid,
●gemiddeldbrandstofverbruik,
●deafgelegdeafstand,
voor het tweede traject.
- Traject "1":
●gemiddeldesnelheid,
●gemiddeldbrandstofverbruik,
●deafgelegdeafstand,
voor het eerste traject.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan
een 2e traject worden weergegeven.
Proace_nl_ed01-2016.indb 4030/06/2016 14:58
41
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Traject resetten
Instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay
FDruk zodra het gewenste traject wordt
aangegeven de toets op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar langer dan
twee seconden in.
F
Of druk langer dan twee seconden op
de rolknop op het stuurwiel (volgens
uitvoering).
F
Druk zodra het gewenste traject wordt
aangegeven de resettoets van het
instrumentenpaneel langer dan twee seconden in.
Instrumentenpaneel met LCD-
tekst- of matrixdisplay
Met LCD-instrumentenpaneel
FDruk de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar meer dan twee
seconden in zodra het gewenste traject
wordt aangegeven.
Proace_nl_ed01-2016.indb 4130/06/2016 14:58
42
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Enkele definities
Actieradius
(km of miles)
Aantal kilometers dat u nog met de
resterende hoeveelheid brandstof
kunt rijden (berekend op basis van
het gemiddelde verbruik over de
laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan variëren door een
gewijzigde rijstijl of het rijden op een
helling, waardoor het momentele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display. Na het
tanken van minimaal 8 liter brandstof wordt de
actieradius opnieuw berekend en weergegeven
als deze meer dan 100 km bedraagt.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als er tijdens
het rijden continu streepjes worden
weergegeven in plaats van cijfers.
Deze functie wordt alleen weergegeven
bij snelheden vanaf 30 km/h.
Huidig verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend over de laatste verstreken
seconden.
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Stop & Start-teller
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-
systeem, registreert een teller hoelang de
STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Proace_nl_ed01-2016.indb 4230/06/2016 14:58
43
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Gebruik deze toets om uw keuze te
bevestigen.
Gebruik deze toets om de pagina te
verlaten.
Gebruik de toetsen aan weerszijden van het
touchscreen om de menu's te openen en druk
vervolgens op de toetsen op het touchscreen.
Menu's
Rijden.
Hiermee kunnen bepaalde functies worden
geactiveerd, gedeactiveerd en geconfigureerd.
Connectiviteit.
Radio Media.
Online navigatie.
Instellen van het geluidsvolume/
onderbreken van het geluid.
Aan/uit.
Instellingen.
Hiermee kunnen de weergave en het
systeem worden geconfigureerd.
Telefoon.
Touchscreen
Om veiligheidsredenen mag de
bestuurder handelingen die veel
aandacht vergen alleen uitvoeren als
de auto stilstaat.
Zie voor meer informatie over het
touchscreen de rubriek Audio en
telematica.
Proace_nl_ed01-2016.indb 4330/06/2016 14:58
44
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Menu "Rijden"
De te configureren functies zijn in de volgende tabel weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over een bepaalde functie van de rijhulpsystemen.
ToetsDesbetreffende functieAanwijzingen
Initialisatie bandenspannings-
waarschuwingssysteem
(TPWS)
Opnieuw initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem (TPWS).
DodehoekbewakingInschakelen/uitschakelen van de functie.
Stop and Start-systeemUitschakelen/inschakelen van de functie.
of
Lane Departure AlertInschakelen/uitschakelen van de functie.
Automatisch uitschakelen
van het grootlicht
Inschakelen/uitschakelen van de functie.
Proace_nl_ed01-2016.indb 4430/06/2016 14:58
45
1
Instrumentenpaneel
Proace_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
ToetsDesbetreffende functieAanwijzingen
Configuratie auto
Druk op OFF/ON om een
functie in of uit te schakelen.
Druk op het pictogram van
de functie om een instelling
(verlichtingsduur, enz.) te
wijzigen of aanvullende
informatie weer te geven.
Toegang tot de te configureren functies.
Selecteer of deselecteer de tabs onder aan het touchscreen om de weergegeven functies te sorteren.
- Verlichting:
- "Bochtverlichting": inschakelen/uitschakelen van de statische bochtverlichting.
- "Follow me home-verlichting": inschakelen/uitschakelen van de automatische follow me home-
verlichting.
- "Instapverlichting": inschakelen/uitschakelen van de automatische instapverlichting.
- "Sfeerverlichting": inschakelen/uitschakelen van de sfeerverlichting.
- Toega ng:
- "Handsfree toegang": activeren/deactiveren van het automatisch openen en sluiten van een
schuifdeur m.b.v. het portieropeningssysteem dat kan worden geactiveerd d.m.v. een trap.
- "Uw auto vergrendelen na het elektrisch sluiten van een schuifdeur via het handsfree-
systeem.": activeren/deactiveren van het vergrendelen van uw auto nadat een schuifdeur
automatisch is gesloten m.b.v. het portieropeningssysteem dat kan worden geactiveerd d.m.v.
een trap.
- Assistentie (hulp bij het rijden)
- "Ruitenwisser achter bij inschakelen achteruit": inschakelen/uitschakelen van de automatische
werking van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling.
- "Weergave adviessnelheid": activeren/deactiveren van het Road Sign Assist-systeem,
waardoor een snelheid kan worden ingesteld voor de cruise control of de snelheidsbegrenzer.
- "Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen": activeren/deactiveren van de
Forward Collision Warning.
- "Detectie verslapping aandacht": activeren/deactiveren van het waarschuwingssysteem m.b.t.
onoplettendheid bestuurder.
DiagnoseOverzicht van de actieve waarschuwingen.
ParkeerhulpInschakelen/uitschakelen van de functie.
Instellen snelheidslimietenOpslaan van snelheden voor de snelheidsbegrenzer of de actieve snelheidsregelaar.
Proace_nl_ed01-2016.indb 4530/06/2016 14:58
46
Instrumentenpaneel
Met touchscreen
Datum en tijd instellen
FSelecteer "Instellen tijd-
datum".
F
Druk op de toets Instellingen
om de verschillende menu's weer
te geven.
F
Wijzig de instellingen in de desbetreffende
velden "Datum" of "Tijd" en druk
vervolgens op "Bevestigen".
F
Druk op "Bevestigen" om de
instellingen op te slaan en het
menu te verlaten.
F
Selecteer "OPTIES".
F
Selecteer het tabblad "Datum" of "Tijd".
U kunt de datum en tijd synchroniseren
met het GPS-navigatiesysteem (indien
aanwezig); deze instellingen worden
dan automatisch geregeld.
Met autoradio
FDruk op de toets MENU om het algemene
menu weer te geven.
F
Druk op de toets "7" of "8" om het menu
Persoonlijke instellingen - configuratie,
te selecteren en bevestig uw keuze door op
de toets "OK" te drukken.
F
Druk op de toetsen "5" of "6" en "7"
of "8" om de gewenste waarden voor de
datum en de tijd in te stellen en druk op de
toets "OK" om uw keuze te bevestigen.
F
Druk op de toets "5" of "6" om het menu
Configuratie display, te selecteren en
bevestig uw keuze door op de knop "OK"
te drukken.
Zonder autoradio
FDruk deze toets herhaaldelijk in om de
volgende parameters weer te geven:
- uren,
- minuten,
- tijdsaanduiding in 12 of 24 uur.
Proace_nl_ed01-2016.indb 4630/06/2016 14:58
47
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Uitklappen/inklappen van de sleutel
Wanneer u deze knop niet indrukt,
kan de afstandsbediening beschadigd
raken.
Met de sleutel met afstandsbediening kunt
de auto ontgrendelen of vergrendelen door
de centrale vergrendeling te bedienen via het
portierslot of met de afstandsbediening.
De sleutel met afstandsbediening dient tevens
voor de lokalisatie van de auto, het openen
en sluiten van de tankdop en het starten of
afzetten van de motor, en maakt deel uit van de
diefstalbeveiliging.
Sleutel, afstandsbediening
Dit afzonderlijk ontgrendelen van
de cabine en de laadruimte is een
diefstalbeveiliging.
Hiermee kunt u voorkomen dat iemand
de laadruimte in gaat terwijl u zelf in de
cabine bent, of omgekeerd.
Waarvoor dient de
volledige of selectieve
ontgrendeling?
Bij de volledige ontgrendeling worden alle te openen
carrosseriedelen (voorportieren, schuifdeuren en
achterdeuren/achterklep) van de auto ontgrendeld.
De knoppen van de afstandsbediening
werken niet meer als het contact aan staat.
Bij de selectieve ontgrendeling worden alleen
de deuren van de cabine of alleen die van de
laadruimte (schuifdeuren en achterdeuren/
achterklep) ontgrendeld.
Sleutel
De sleutel kunt u gebruiken om de centrale
vergrendeling via het slot te bedienen om de
auto te ontgrendelen of vergrendelen.
Dezelfde sleutel dient ook voor het openen
en sluiten van de tankdop en het starten of
afzetten van de motor.
F
Druk op deze knop om de sleutel uit of in te
klappen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 4730/06/2016 14:58
48
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
FInschakelen van de selectieve
ontgrendeling van de cabine en
de laadruimte: zet het contact
aan en houd deze knop langer
dan twee seconden ingedrukt.
Het lampje van de knop gaat branden.
Er klinkt een geluidssignaal en er wordt, afhankelijk
van de uitvoering, een melding weergegeven om het
inschakelen of uitschakelen te bevestigen.
F
Uitschakelen van de selectieve
ontgrendeling en weer overschakelen op
de volledige ontgrendeling van de auto:
zet het contact aan en houd deze knop
langer dan twee seconden ingedrukt.
Het lampje van de knop gaat uit.
Het selectief ontgrendelen van de cabine en
de laadruimte is standaard ingeschakeld.
Volledig ontgrendelen
Met de afstandsbediening
FDruk op een van deze knoppen
(afhankelijk van de uitvoering)
om de auto te ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer twee
seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden
gelijktijdig de buitenspiegels uitgeklapt.
Afhankelijk van de uitvoering
worden de ruiten geopend als deze
knop ingedrukt wordt gehouden.
Zodra u de knop loslaat, stopt het
openen van de ruiten.
Met de sleutel
Met de afstandsbediening,
uitvoeringen met elektrisch
bedienbare schuifdeur(en)
FHoud om de auto
volledig te ontgrendelen
en ook de schuifdeur
te openen de knop
ingedrukt tot de
schuifdeur opengaat.
F
Druk op deze knop om de auto
volledig te ontgrendelen zonder
de schuifdeur te openen.
Programmeren
F
Draai om de auto volledig te ontgrendelen de
sleutel in de richting van de voorzijde van de auto.
F
Trek vervolgens aan de handgreep om het portier
te openen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet
uitgeschakeld. Het alarm zal worden geactiveerd
door het openen van een portier en kan worden
uitgeschakeld door het contact aan te zetten.
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte uitgeschakeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 4830/06/2016 14:58
49
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Met de sleutel
FDruk één keer op deze knop om
uitsluitend de portieren van de
cabine te ontgrendelen.
F
Druk nogmaals op deze knop om de
opengaande delen van de laadruimte
(schuifdeur(en), achterdeuren of
achterklep) te ontgrendelen.
Selectieve
ontgrendeling
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer
2 seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, de
buitenspiegels elektrisch uitgeklapt.
F
Draai om de auto te ontgrendelen de
sleutel in de richting van de voorzijde van
de auto.
F
Trek vervolgens aan de portiergreep om
het portier te openen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt
niet uitgeschakeld. Het alarm zal worden
geactiveerd door het openen van een portier
en kan worden uitgeschakeld door het contact
aan te zetten.
Selectieve ontgrendeling van
de cabine en de laadruimte
ingeschakeld.
Met de afstandsbediening
Als u deze knop ingedrukt houdt,
worden de ruiten geopend
(afhankelijk van de uitvoering).
Als u de knop loslaat, stopt de
beweging van de ruit.
F
Druk op deze knop om uitsluitend
de laadruimte te ontgrendelen.
Afhankelijk van de uitvoering:
Met de afstandsbediening,
uitvoeringen met elektrisch
bedienbare schuifdeur(en)
FHoud deze knop
ingedrukt tot de deur is
geopend om uitsluitend
de laadruimte te
ontgrendelen en de
schuifdeur te openen.
F
Druk op deze knop om uitsluitend
de laadruimte te ontgrendelen
zonder de schuifdeur te openen.
Ontgrendelen
Proace_nl_ed01-2016.indb 4930/06/2016 14:58
50
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Met de afstandsbediening
FDruk op deze knop om de auto te
ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer
2 seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden
gelijktijdig de buitenspiegels uitgeklapt.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot
het interieur voor de hulpdiensten
bemoeilijken.
Verlaat om veiligheidsredenen
(kinderen in de auto) de auto nooit,
zelfs niet voor een korte tijd, zonder de
afstandsbediening mee te nemen.
Let erop dat niets of niemand het
correcte sluiten van de ruiten in de weg
staat.
Zorg er met name voor dat kinderen
zich tijdens het bedienen van de ruiten
niet kunnen bezeren.
Vergrendelen
FDraai de sleutel rechtsom om de auto
volledig te vergrendelen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet
ingeschakeld.
F
Druk op deze knop om de auto
volledig te vergrendelen.
Met de sleutel
Als een portier niet volledig is gesloten
(behalve de rechter achterdeur met ruit):
-
gaat, bij stilstaande auto en
draaiende motor, dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven,
-
gaat, als de auto rijdt (wagensnelheid
hoger dan 10 km/h), dit
verklikkerlampje branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding
die enkele seconden wordt
weergegeven.
Als u deze knop ingedrukt
houdt, worden de ruiten gesloten
(afhankelijk van de uitvoering).
Als u de knop loslaat, stopt de
beweging van de ruit.
F
Druk op deze knop en
houd de knop ingedrukt
tot de schuifdeur
opengaat om zowel de
auto te ontgrendelen
als de schuifdeur te
openen.
Met de afstandsbediening,
uitvoeringen met elektrisch
bedienbare schuifdeur(en)
Met de afstandsbediening
Proace_nl_ed01-2016.indb 5030/06/2016 14:58
51
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Centrale vergrendeling*
Dankzij centrale vergrendeling kunnen de
portieren niet worden bediend, noch van
buitenaf noch van binnenuit.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
is ook de vergrendelingsschakelaar in het
interieur buiten werking.
Zorg er daarom voor dat er niemand in
de auto achterblijft wanneer deze met de
centrale vergrendeling wordt vergrendeld.
De centrale vergrendeling van de auto activeren:
F
Draai de sleutel richting de achterzijde van
de auto.
F
Draai vervolgens binnen5 seconden de
sleutel nogmaals richting de achterzijde
van de auto.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de
uitvoering, de buitenspiegels elektrisch
ingeklapt.
Met de afstandsbediening
Vergrendelen van de auto:
F
Druk op deze knop.
F Druk binnen 5 secondenna
het vergrendelen nogmaals op
deze knop.
Als uw auto niet is uitgerust met een
alarm, wordt het centraal vergrendelen
aangegeven door de richtingaanwijzers
die gedurende ongeveer 2 seconden
gaan branden.
De centrale vergrendeling van de auto activeren:
Met de sleutel
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende
ongeveer 2 seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, de
buitenspiegels ingeklapt.
Als een van de portieren of deuren,
of de achterklep geopend is, werkt de
centrale vergrendeling niet.
Als de auto is vergrendeld en per
ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat
binnen ongeveer 30 seconden een van
de portieren wordt geopend, wordt de
auto automatisch weer vergrendeld.
Het alarmsysteem (indien aanwezig)
wordt in dat geval weer ingeschakeld
(inclusief de interieurbeveiliging, zelfs
als u deze had uitgeschakeld).
Het in- en uitklappen van
de buitenspiegels m.b.v. de
afstandsbediening kan worden
uitgeschakeld door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*Indien aanwezig.
Proace_nl_ed01-2016.indb 5130/06/2016 14:58
52
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip
aangebracht die over een specifieke code
beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het
aanzetten van het contact deze code worden
herkend door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
F
Druk op deze knop.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht. De auto dient hiervoor wel gedurende ten
minste 5 seconden vergrendeld te zijn.
Hierna zullen gedurende ongeveer tien
seconden de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Verlichting via de afstandsbediening
Druk kort op deze knop om de
verlichting via de afstandsbediening
te activeren (inschakelen van het
parkeerlicht, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting).
Door deze knop een tweede keer
in te drukken terwijl de verlichting
nog brandt, wordt de verlichting
via de afstandsbediening weer
uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
In dit geval zal uw auto niet starten. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten
niet gehinderd wordt door voorwerpen
of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen
zich tijdens het bedienen van de ruiten
niet kunnen bezeren.
Afhankelijk van de uitvoering
worden de ruiten gesloten als deze
knop ingedrukt wordt gehouden.
Zodra u de knop loslaat, stopt het
sluiten van de ruiten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 5230/06/2016 14:58
53
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Noodbediening(en)
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
Vergrendelen van het
voorpassagiersportier
FOpen het portier.
Hiermee kunt u de portieren mechanisch vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een
storing in de centrale vergrendeling of van de accu.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt
niet uit-/ingeschakeld als u de auto met de
sleutel opent/sluit.
Het alarm wordt geactiveerd als een portier
wordt geopend en kan worden uitgeschakeld
door het contact aan te zetten.
Vergrendelen van de schuifdeur
FControleer of de elektrische
kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
Open de deur.
Ontgrendelen
FSteek de sleutel in het portierslot en draai
de sleutel linksom.
Ontgrendelen
Gebruik de binnenportiergreep.
Ontgrendelen
FGebruik de binnenportiergreep.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
Kinderbeveiliging.
F
Steek de sleutel in het portierslot en draai
de sleutel rechtsom.
F
Verwijder de dop op de zijkant van het
portier.
F
Steek de sleutel (zonder te forceren) in
het vergrendelingssysteem en draai het
geheel.
F
Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.
FSluit het portier en controleer van buitenaf
of de auto correct is vergrendeld.
F
Verwijder de dop op de zijkant van de deur.
FSteek de sleutel (zonder te forceren) in
het vergrendelingssysteem en draai het
geheel.
F
Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.
FSluit de deur en controleer van buitenaf of
de auto correct is vergrendeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 5330/06/2016 14:58
54
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Batterij vervangen
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt u
gewaarschuwd door dit lampje op het dashboard,
een geluidssignaal, en een melding op het display.
Synchroniseren
De achterdeuren met ruiten
vergrendelen
FControleer of de elektrische
kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
Open de linker achterdeur.
Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
F
Ontgrendel het bestuurdersportier
met de sleutel.
F
Druk op een van de knoppen van
de afstandsbediening.
F
Zet de sleutel in de stand 2 (Contact).
F
Zet het contact af en verwijder de sleutel
uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Ontgrendelen
FGebruik de binnenportiergreep.
Storing afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met de
afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en
gelokaliseerd worden.
FOntgrendel of vergrendel de auto eerst met de
sleutel in het slot.
FSynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Neem, als het probleem aanhoudt, zo snel
mogelijk contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
FWip het deksel los door een kleine
schroevendraaier in de uitsparing te
steken.
F
Til de deksel op.
FVerwijder de lege batterij.
FPlaats de nieuwe batterij in de juiste
richting.
F
Klik het deksel vast.
FSteek de sleutel (zonder te forceren) in het
vergrendelingssysteem op de zijkant van
de deur en schuif het geheel omhoog.
F
Verwijder de sleutel.
FSluit de deur en controleer van buitenaf of
de auto correct is vergrendeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 5430/06/2016 14:58
55
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
"Smart Entry
& Start System"
Met de afstandsbediening kunt u de centrale
vergrendeling bedienen om de auto op afstand
te ontgrendelen of vergrendelen.
De afstandsbediening dient tevens voor de
lokalisatie en het starten van de auto en maakt
deel uit van de diefstalbeveiliging.
Afstandsbediening
Dit afzonderlijk ontgrendelen van
de cabine en de laadruimte is een
diefstalbeveiliging.
Hiermee kunt u voorkomen dat iemand
de laadruimte in gaat terwijl u zelf in de
cabine bent, of omgekeerd.
Waarvoor dient de
volledige of selectieve
ontgrendeling?
Bij de volledige ontgrendeling worden alle te openen
carrosseriedelen (voorportieren, schuifdeuren en
achterdeuren/achterklep) van de auto ontgrendeld.
Bij de selectieve ontgrendeling worden alleen
de deuren van de cabine of alleen die van de
laadruimte (schuifdeuren en achterdeuren/
achterklep) ontgrendeld.
F
Inschakelen van de selectieve
ontgrendeling van de cabine en
de laadruimte: zet het contact
aan en houd deze knop langer
dan twee seconden ingedrukt.
Het lampje van de knop gaat branden.
Er klinkt een geluidssignaal en er wordt,
afhankelijk van de uitvoering, een melding
weergegeven om het inschakelen of
uitschakelen te bevestigen.
F
Uitschakelen van de selectieve
ontgrendeling en weer overschakelen op
de volledige ontgrendeling van de auto:
zet het contact aan en houd deze knop
langer dan twee seconden ingedrukt.
Het lampje van de knop gaat uit.
Het selectief ontgrendelen van de cabine en
de laadruimte is standaard ingeschakeld.
Programmeren
Proace_nl_ed01-2016.indb 5530/06/2016 14:58
56
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
FDruk op deze knop om de auto
volledig te ontgrendelen zonder
de schuifdeur te openen.
F
Houd om de auto
volledig te ontgrendelen
en ook de schuifdeur
te openen de knop
ingedrukt tot de
schuifdeur opengaat.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer twee
seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden
gelijktijdig de buitenspiegels uitgeklapt.
F
Druk op een van deze knoppen
(afhankelijk van de uitvoering)
om de auto te ontgrendelen.
F
Druk één keer op deze knop om
uitsluitend de deuren van de
cabine te ontgrendelen.
F
Druk nogmaals op deze knop om
de deuren van de laadruimte
(schuifdeuren en achterdeuren/
achterklep) te ontgrendelen.
Volledig
ontgrendelen
Selectief
ontgrendelen
Selectief ontgrendelen van de cabine
en de laadruimte uitgeschakeld.
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte ingeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering
worden de ruiten geopend als deze
knop ingedrukt wordt gehouden.
Zodra u de knop loslaat, stopt het
openen van de ruiten.
Afhankelijk van de uitvoering
worden de ruiten geopend als deze
knop ingedrukt wordt gehouden.
Zodra u de knop loslaat, stopt het
openen van de ruiten.
F
Druk op deze knop om uitsluitend
de laadruimte te ontgrendelen.
Afhankelijk van de uitvoering:
Proace_nl_ed01-2016.indb 5630/06/2016 14:58
57
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Vergrendelen
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten
niet gehinderd wordt door voorwerpen
of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen
zich tijdens het bedienen van de ruiten
niet kunnen bezeren.
Als een portier niet goed is gesloten
(behalve de rechter achterdeur met ruit):
- bij stilstaande auto en draaiende
motor gaat dit verklikkerlampje
branden, in combinatie met
een waarschuwingsmelding die
gedurende enkele seconden wordt
weergegeven,
- tijdens het rijden (wagensnelheid
hoger dan 10 km/h) gaat dit
verklikkerlampje branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding die
gedurende enkele seconden wordt
weergegeven.
FDruk op deze knop om de auto
volledig te vergrendelen.
F
Druk op deze knop om de auto te
ontgrendelen.
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
FDruk op deze knop om uitsluitend
de laadruimte te ontgrendelen
zonder de schuifdeur te openen.
F
Houd om uitsluitend
de laadruimte te
ontgrendelen en ook de
schuifdeur te openen de
knop ingedrukt tot de
schuifdeur opengaat.
F
Houd om de auto te
ontgrendelen en ook de
schuifdeur te openen de
knop ingedrukt tot de
schuifdeur opengaat.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer twee
seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden
gelijktijdig de buitenspiegels uitgeklapt.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het gedurende ongeveer twee
seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden
gelijktijdig de buitenspiegels uitgeklapt.
Ontgrendelen
Afhankelijk van de uitvoering
worden de ruiten gesloten als deze
knop ingedrukt wordt gehouden.
Zodra u de knop loslaat, stopt het
sluiten van de ruiten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 5730/06/2016 14:58
58
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot
het interieur voor de hulpdiensten
bemoeilijken.
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor
een korte tijd, zonder de sleutel met
afstandsbediening mee te nemen.
Als uw auto niet is uitgerust met een
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende ongeveer
twee seconden blijven branden van de
richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels
automatisch ingeklapt (afhankelijk van
de uitvoering).
Als een van de portieren of deuren is
geopend of niet goed is gesloten, werkt
de centrale vergrendeling niet.
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk
wordt ontgrendeld zonder dat een van
de portieren of deuren wordt geopend,
wordt de auto na ongeveer 30 seconden
automatisch weer vergrendeld.
Het alarmsysteem (indien aanwezig)
wordt in dat geval ook weer ingeschakeld
(met de interieurbeveiliging, ook als u
deze had uitgeschakeld).
Afhankelijk van de uitvoering
worden de ruiten gesloten als deze
knop ingedrukt wordt gehouden.
Zodra u de knop loslaat, stopt het
sluiten van de ruiten.
Centrale vergrendeling*
Dankzij centrale vergrendeling kunnen de
portieren niet worden bediend, noch van
buitenaf noch van binnenuit.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
is ook de vergrendelingsschakelaar in het
interieur buiten werking.
Zorg er daarom voor dat er niemand in
de auto achterblijft wanneer deze met de
centrale vergrendeling wordt vergrendeld.
FDruk op deze knop.
F Druk binnen 5 seconden na
het vergrendelen van de auto
nogmaals op deze knop.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten
niet gehinderd wordt door voorwerpen
of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen
zich tijdens het bedienen van de ruiten
niet kunnen bezeren.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de
uitvoering, de buitenspiegels elektrisch
ingeklapt.
Het automatisch in- en uitklappen van de
elektrisch bedienbare buitenspiegels kan worden
uitgeschakeld door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als uw auto niet is uitgerust met een
alarm, wordt het centraal vergrendelen
aangegeven door de richtingaanwijzers
die gedurende ongeveer 2 seconden
gaan branden.
Vergrendelen van de auto:
Inschakelen van de supervergrendeling van de auto:
*Indien aanwezig.
Proace_nl_ed01-2016.indb 5830/06/2016 14:58
59
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Er wordt niet ontgrendeld, vergrendeld of
centraal vergrendeld:
-
als het contact is aangezet,
-
als een van de te openen
carrosseriedelen nog geopend is,
-
als de sleutel voor het Smart entry-
systeem met startknop in de auto is
achtergelaten.
Wanneer de auto is vergrendeld (met de
afstandsbediening of het Smart entry-
systeem met startknop) en hij onbedoeld
wordt ontgrendeld, zal hij zichzelf na
ongeveer dertig seconden automatisch weer
vergrendelen, tenzij een portier is geopend.
Het alarmsysteem (indien aanwezig)
wordt dan weer ingeschakeld (inclusief de
interieurbeveiliging, ook als u deze had
uitgeschakeld).
De sleutel van het Smart entry-
systeem met startknop bij u hebben
Met dit systeem kunt u de auto ontgrendelen,
vergrendelen en starten terwijl u de
afstandsbediening op zak houdt.
Verlaat uit veiligheidsoverwegingen,
bijvoorbeeld wanneer zich kinderen in de
auto bevinden, nooit de auto zonder uw
afstandsbediening voor het Smart entry-
systeem met startknop mee te nemen,
ook al is het maar voor even.
Wees op uw hoede voor diefstal wanneer
de afstandsbediening van het Smart
entry-systeem met startknop zich binnen
het detectiebereik bevindt terwijl de auto
ontgrendeld is.
Om te voorkomen dat de batterij van
de elektronische sleutel ontladen raakt,
gaan de "Keyless entry"-functies over
in de waakfase als de auto langer dan
21 dagen niet is gebruikt.
Om de functies weer te activeren,
dient u op een van de knoppen van de
afstandsbediening te drukken of de motor
te starten terwijl u de afstandsbediening
tegen de noodlezer houdt.
Het in- en uitklappen van de buitenspiegels
m.b.v. de afstandsbediening kan worden
uitgeschakeld door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
De functie handsfree-toegang werkt
niet als het contact AAN (stand
Accessoires) is gezet met de knop
"START/STOP".
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor contact AAN.
Proace_nl_ed01-2016.indb 5930/06/2016 14:58
60
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Selectieve vergrendeling cabine
en laadruimte uitgeschakeld.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door
het gedurende enkele seconden snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering
worden gelijktijdig de buitenspiegels
uitgeklapt en wordt het inbraakalarm
uitgeschakeld.
Volledig
ontgrendelen
FU kunt de auto ontgrendelen terwijl u de
afstandsbediening bij u hebt en u zich
binnen het detectiebereik A bevindt door
uw hand achter een van de portiergrepen
(voorportieren, handmatig bedienbare
schuifdeuren opzij of achterdeuren met
ruiten) te steken.
F
Trek vervolgens aan de handgreep om het
portier of de deur te openen.
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
FTrek, om de autovolledig te ontgrendelen,
terwijl u de afstandsbediening op zak
hebt binnen de detectiezone A, aan de
handgreep en laat hem weer los. Hiermee
zet u ook de desbetreffende elektrisch
bedienbare schuifdeur in beweging.
Met achterklep
FU kunt de auto ontgrendelen terwijl u de
afstandsbediening bij u hebt en u zich
binnen het detectiebereik A bevindt door
aan de handgreep van de achterklep te
trekken.
F
Beweeg de achterklep omhoog.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6030/06/2016 14:58
61
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Afhankelijk van de uitvoering van
uw auto worden de buitenspiegels
uitgeklapt (uitsluitend bij het
ontgrendelen van de cabine) en wordt
het inbraakalarm uitgeschakeld.
Selectieve ontgrendeling cabine
en laadruimte ingeschakeld.
Selectief
ontgrendelen
F
Leg, om uitsluitend de cabine te ontgrendelen,
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt
binnen de detectiezone A of B, uw hand op de
achterzijde van een van de handgrepen van het
voorportier links of rechts.
F
Trek aan de handgreep om het desbetreffende
portier te openen.
F
Leg, om uitsluitend de laadruimte te
ontgrendelen, terwijl u de afstandsbediening op
zak hebt binnen de detectiezone A, B of C, uw
hand op de achterzijde van de handgreep van
de schuifdeur links of rechts of de achterdeur.
F
Trek aan de handgreep om de desbetreffende
deur te openen.
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
FTrek, om de laadruimte te vergrendelen
en terwijl u de afstandsbediening op zak
hebt binnen de detectiezone A en B, aan
de handgreep en laat deze direct weer
los. Hiermee zet u ook de desbetreffende
elektrisch bedienbare schuifdeur in
beweging.
De status van de vergrendeling van te openen
carrosseriedelen van de laadruimte blijft ongewijzigd.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6130/06/2016 14:58
62
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Met achterklep
FOm uitsluitend de achterklep
te ontgrendelen terwijl u de
afstandsbediening bij u hebt en u zich
binnen het detectiebereik C bevindt, trekt u
aan de handgreep van de achterklep.
F
Beweeg de achterklep omhoog.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door
het gedurende enkele seconden snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6230/06/2016 14:58
63
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Ontgrendelen
FU kunt de auto ontgrendelen terwijl u de
afstandsbediening bij u hebt en u zich
binnen het detectiebereik A bevindt door
uw hand achter een van de portiergrepen
(voorportieren, handmatig bedienbare
schuifdeuren opzij of achterdeuren met
ruiten) te steken.
F
Trek aan de handgreep om de
desbetreffende deur te openen.
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
FTrek, om de auto te ontgrendelen, terwijl u
de afstandsbediening op zak hebt binnen
de detectiezone A, aan de handgreep en
laat hem weer los om de desbetreffende
elektrisch bedienbare schuifdeur in
beweging te zetten.
Met achterklep
FU kunt de auto ontgrendelen terwijl u de
afstandsbediening bij u hebt en u zich
binnen het detectiebereik A bevindt door
aan de handgreep van de achterklep te
trekken.
F
Beweeg de achterklep omhoog.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door
het gedurende enkele seconden snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels uitgeklapt en wordt het
alarmsysteem uitgeschakeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6330/06/2016 14:58
64
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
Vergrendelen
FDruk, als de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
portiergrepen (voorportier(en), handmatig
bedienbare schuifdeur(en)) om de auto
volledig te vergrendelen.
Als een portier niet goed is gesloten
(behalve de rechter achterdeur met ruit):
-
gaat, bij stilstaande auto en
draaiende motor, dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven,
-
gaat, als de auto rijdt (wagensnelheid
hoger dan 10 km/h), dit
verklikkerlampje branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding die
enkele seconden wordt weergegeven.
Met achterdeuren met ruiten
FDruk, als de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
voorportiergrepen om de auto volledig te
vergrendelen.
F
Druk, als de afstandsbediening zich
binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de linker achterdeur
om de auto te vergrendelen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6430/06/2016 14:58
65
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot
het interieur voor de hulpdiensten
bemoeilijken.
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende
ongeveer 2 seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, de
buitenspiegels ingeklapt.
Centrale vergrendeling*
Dankzij centrale vergrendeling kunnen de
portieren niet worden bediend, noch van
buitenaf noch van binnenuit.
Ook de knop van de centrale
portiervergrendeling in het interieur werkt
dan niet.
Zorg er daarom voor dat er niemand in de
auto achterblijft wanneer deze met de centrale
vergrendeling wordt vergrendeld.
FDruk, als de afstandsbediening zich
binnen het detectiegebied A bevindt, met
uw vinger op de merktekens van een
van de portiergrepen (voorportier(en) en
handmatig bedienbare schuifdeur(en)) om
de auto volledig te vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling
in te schakelen.
Let erop dat niets of niemand het
correcte sluiten van de ruiten in de weg
staat.
Zorg er met name voor dat kinderen
zich tijdens het bedienen van de ruiten
niet kunnen bezeren.
Als u een van de
vergrendelknoppen ingedrukt
houdt, worden de ruiten gesloten
(afhankelijk van de uitvoering). Als u
de knop loslaat, stopt de beweging
van de ruit.
Met achterklep
FU kunt de auto vergrendelen met de
afstandsbediening binnen het detectiebereik
A door de vergrendelschakelaar van de
achterklep in te drukken.
*Indien aanwezig.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6530/06/2016 14:58
66
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
FDruk, als de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
voorportiergrepen om de auto volledig te
vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling
in te schakelen.
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het inschakelen van
de supervergrendeling bevestigd door het
gedurende ongeveer 2 seconden branden
van de richtingaanwijzers.
Met elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
Met achterklepMet achterdeuren met ruiten
FU kunt de auto vergrendelen met de
afstandsbediening binnen het detectiebereik
A door de vergrendelschakelaar van de
achterklep in te drukken.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de knop om de supervergrendeling in te
schakelen.
F
Druk, als de afstandsbediening zich
binnen het detectiegebied A bevindt, op de
vergrendelknop van de linker achterdeur
om de auto te vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals
op de schakelaar om de auto centraal te
vergrendelen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6630/06/2016 14:58
67
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht. De auto dient hiervoor wel gedurende ten
minste 5 seconden vergrendeld te zijn.
F
Druk op deze knop.
Hierna zullen gedurende ongeveer tien
seconden de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Verlichting via de afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
Druk kort op deze knop om de
verlichting via de afstandsbediening
te activeren (inschakelen van het
parkeerlicht, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting).
Door deze knop een tweede keer
in te drukken terwijl de verlichting
nog brandt, wordt de verlichting
via de afstandsbediening weer
uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip
aangebracht die over een specifieke code
beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het
aanzetten van het contact deze code worden
herkend door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op
het display.
In dit geval zal uw auto niet starten. Neem
zo snel mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6730/06/2016 14:58
68
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Noodbediening
Als het inbraakalarm is geactiveerd,
zal het geluidssignaal dat klinkt bij
het met de sleutel (geïntegreerd in de
afstandsbediening) openen van een portier,
bij het aanzetten van het contact stoppen.
Geïntegreerde sleutel
Vergrendelen van het
bestuurdersportier
Ontgrendelen
FSteek de geïntegreerde sleutel in het
portierslot en draai deze linksom.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt
niet uit-/ingeschakeld als u de auto met de
sleutel opent/sluit.
Het alarm wordt geactiveerd als een portier
wordt geopend en kan worden uitgeschakeld
door het contact aan te zetten.
Draai om de supervergrendeling van de auto
te activeren de sleutel binnen 5 seconden na
het vergrendelen nogmaals rechtsom.
Vergrendelen van het
voorpassagiersportier
FOpen het portier.
Ontgrendelen
FGebruik de binnenportiergreep.
Hiermee kan de auto vergrendeld en
ontgrendeld worden als de afstandsbediening
niet werkt:
- lege batterij, 12V-accu ontladen of
losgekoppeld, ...
- auto bevindt zich in een omgeving met veel
elektromagnetische straling.
F
Trek aan de knop 1 om de geïntegreerde
sleutel 2 te verwijderen.
F
Steek de geïntegreerde sleutel in het
portierslot en draai deze rechtsom.
F
Verwijder de dop op de zijkant van het
portier.
F
Steek de geïntegreerde sleutel (zonder te
forceren) in het vergrendelingssysteem en
draai het geheel.
F
Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.
FSluit het portier en controleer van buitenaf
of de auto goed is vergrendeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6830/06/2016 14:58
69
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de
kinderbeveiliging.
Vergrendelen van de schuifdeur
FControleer of de elektrische
kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
Open de deur.
De achterdeuren met ruiten
vergrendelen
FControleer of de elektrische
kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
Open de linker achterdeur.
Ontgrendelen
FGebruik de binnenportiergreep.
Ontgrendelen
FGebruik de binnenportiergreep.
FVerwijder de dop op de zijkant van de deur.
FSteek de geïntegreerde sleutel (zonder te
forceren) in het vergrendelingssysteem en
draai het geheel.
F
Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.
FSluit de deur en controleer van buitenaf of
de auto goed is vergrendeld.
F
Steek de geïntegreerde sleutel (zonder te
forceren) in het vergrendelingssysteem
aan de zijkant van de deur en schuif het
omhoog.
F
Verwijder de sleutel.
FSluit de deur en controleer van buitenaf of
de auto goed is vergrendeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 6930/06/2016 14:58
70
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR2032 / 3 V.
Deze vervangingsbatterij is verkrijgbaar bij een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de batterij vervangen moet worden, wordt u gewaarschuwd
door een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
F
Houd de afstandsbediening tegen de lezer.
FHoud hem in deze positie en zet het
contact aan door op de knop "START/
STOP" te drukken.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Synchroniseren
Probleem met de
afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening worden ontgrendeld,
vergrendeld en gelokaliseerd.
F
Steek eerst de geïntegreerde sleutel in het
slot om de auto te openen of te sluiten.
F
Synchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Neem, als het probleem aanhoudt, zo
snel mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
F
Ontgrendel het bestuurdersportier met de
geïntegreerde sleutel.
F
Druk op een van de knoppen van
de afstandsbediening.
F
Steek de geïntegreerde sleutel in het slot
om de auto te openen.
F
Wip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
Verwijder het deksel.
FVerwijder de lege batterij.
FPlaats een nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F
Druk het deksel vast.
Proace_nl_ed01-2016.indb 7030/06/2016 14:58
71
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Sleutels of afstandsbediening verloren
Ga naar een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige en neem het kentekenbewijs
van de auto, uw identiteitsbewijs en, indien
mogelijk, het label met de sleutelcode mee.
De erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
kan de sleutelcode en de transpondercode
die nodig zijn voor het bestellen van een
nieuwe sleutel achterhalen.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in
geval van nood de toegang tot het interieur
belemmeren.
Haal uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in
de auto) de sleutel uit het contact of neem de
afstandsbediening mee als u de auto verlaat,
zelfs al is dit voor korte duur.
Bij het aanschaffen van een
gebruikte auto
Laat de sleutelcodes door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige in het geheugen
opslaan om er zeker van te zijn dat de
sleutels die u in uw bezit hebt de enige zijn
waarmee de auto kan worden gestart.
Elektrische storingen
De afstandsbediening van het Smart entry-
systeem met startknop werkt mogelijk niet
wanneer deze zich te dicht bij bepaalde
elektronische apparaten bevindt: telefoon,
laptop, sterke magnetische velden,...
Vuil (vocht, stof, modder, zout, ...) op de
binnenzijde van de portiergreep kan de
detectie negatief beïnvloeden.
Als het signaleren niet beter wordt nadat
u de achterzijde van de portiergreep
met een doek hebt schoongemaakt,
kunt u contact opnemen met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Plotseling contact met water
(waterstraal, hogedrukspuit, ...) kan door
het systeem worden beschouwd als een
verzoek om ontgrendelen van de auto.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is
een systeem met een groot bereik. Het
is raadzaam om niet met de knop van
de afstandsbediening te spelen om te
voorkomen dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik en het
zicht van uw auto. De afstandsbediening kan
dan onbruikbaar worden en moet in dat geval
opnieuw worden gesynchroniseerd.
De afstandsbediening kan niet functioneren
als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als
het contact uitstaat.
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering; dit kan tot
storingen leiden.
Vergeet niet aan het stuurwiel te draaien om
het stuurslot te activeren.
Proace_nl_ed01-2016.indb 7130/06/2016 14:58
72
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Vergrendelen van de auto
Deze toets werkt niet wanneer de
auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld (met de
sleutel, de afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, afhankelijk van
de uitrusting) of als een van de portieren nog
open is.
Automatisch
De portieren van de cabine worden tijdens het rijden
automatisch vergrendeld (bij een snelheid hoger dan
10 km/h). Het verklikkerlampje gaat branden ter bevestiging.
Wanneer u lange voorwerpen vervoert
met de achterklep of achterdeuren
geopend, kunt u deze toets indrukken
om alleen de portieren te vergrendelen.
Bij het van binnenuit vergrendelen
worden de buitenspiegels niet ingeklapt.
Dit verklikkerlampje gaat ook uit als één
of meer te openen carrosseriedelen
afzonderlijk worden ontgrendeld.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan bij een noodgeval de toegang tot de
auto voor de hulpdiensten belemmeren.
F
Houd om deze functie in of uit te
schakelen bij aangezet contact
deze knop ingedrukt tot een
melding op het scherm verschijnt.
F
Druk op deze knop.FDruk op deze knop.
Als de auto (centraal) is vergrendeld met de
afstandsbediening of de portiergrepen, is de toets
niet actief. Gebruik in dat geval de sleutel of de
afstandsbediening om de auto te ontgrendelen.
Handmatig
Het verklikkerlampje gaat branden om het
vergrendelen te bevestigen.
Het verklikkerlampje gaat uit om het
ontgrendelen te bevestigen.
Ontgrendelen van de auto
Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit
Proace_nl_ed01-2016.indb 7230/06/2016 14:58
73
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
FDruk, als de auto is ontgrendeld,
op deze knop.
F
Druk, als de laadruimte is
vergrendeld, op deze knop.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in
het bijzonder voor het instellen van
het selectief vergrendelen van de
achterklep/achterdeur.
Deze toets werkt niet wanneer de
auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld
(met de sleutel, de afstandsbediening of
het Smart entry-systeem met startknop,
afhankelijk van de uitrusting) of als een
van de portieren nog open is.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan bij een noodgeval de toegang tot de
auto voor de hulpdiensten belemmeren.
Als (een van) de deuren van de
laadruimte wordt ontgrendeld, gaat het
verklikkerlampje uit.
Als het contact is afgezet en de auto volledig is
vergrendeld, gaat het verklikkerlampje ook uit
om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Ga naar een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige om deze automatische
vergrendeling te deactiveren.
Automatisch
De laadruimte wordt altijd automatisch
vergrendeld tijdens het rijden.
Vergrendelen/
ontgrendelen van de
laadruimte
Handmatig
Het verklikkerlampje gaat branden om te
bevestigen dat de auto volledig is vergrendeld.
F
Druk, als de auto is vergrendeld,
op deze knop.
Het verklikkerlampje gaat uit om te bevestigen
dat de auto volledig is ontgrendeld.
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte uitgeschakeld.
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte ingeschakeld.
FDruk, als de laadruimte is
ontgrendeld, op deze knop.
Het verklikkerlampje gaat branden om te
bevestigen dat de laadruimte is vergrendeld.
Het verklikkerlampje gaat uit om te bevestigen
dat de laadruimte is ontgrendeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 7330/06/2016 14:58
74
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Voorportieren
Openen
Van buitenaf
FTrek aan de binnenportiergreep van
een portier om de auto volledig te
ontgrendelen en het portier te openen.
F
Trek aan de binnenportiergreep van een
portier om de cabine te ontgrendelen en
het portier te openen.
F
Trek aan de binnenportiergreep van
een portier om de auto volledig te
ontgrendelen, en open het portier.
F
Trek na het ontgrendelen van de
auto (met behulp van de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart entry-
systeem met startknop, afhankelijk van de
uitrusting) aan de portiergreep.
Selectieve ontgrendeling van
de cabine en de laadruimte
uitgeschakeld en auto vergrendeld.
Selectieve ontgrendeling van
de cabine en de laadruimte
ingeschakeld en auto vergrendeld.
Auto vergrendeld.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor het vergrendelen van de
auto.
Van binnenuit
De portieren kunnen niet van
binnenuit worden geopend als de
supervergrendeling is ingeschakeld.
Trek als het portier is ontgrendeld aan
de handgreep om het portier te openen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 7430/06/2016 14:58
75
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Sluiten
FDuw of trek het portier dicht om het te sluiten
en vergrendel het portier vervolgens.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor het vergrendelen van de
auto.
Als een van de portieren niet goed is gesloten:
-
brandt bij stilstaande auto en draaiende
motor dit verklikkerlampje in combinatie
met een waarschuwingsmelding die
gedurende enkele seconden wordt
weergegeven,
-
brandt tijdens het rijden (wagensnelheid
hoger dan 10 km/h) dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding die
gedurende enkele seconden wordt
weergegeven.
Handbediende schuifdeur(en)
Van buitenaf
FTrek na het ontgrendelen van de
auto (met behulp van de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart entry-
systeem met startknop, afhankelijk van de
uitrusting) aan de portiergreep.
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voorwerpen die het openen of sluiten van
de schuifdeur in de weg kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om
storingen te voorkomen niet rijden met
geopende schuifdeuren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de sleutel,
de afstandsbediening of het Keyless
entry and start -systeem en in het
bijzonder het ontgrendelen van de auto.
Om de schuifdeur open te houden
moet hij volledig worden geopend,
zodat hij wordt geblokkeerd door het
blokkeersysteem (aan de onderzijde
van de deur).
Proace_nl_ed01-2016.indb 7530/06/2016 14:58
76
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
kinderbeveiliging.
Van binnenuit
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte uitgeschakeld.
FTrek aan de binnenportiergreep van een
van de schuifdeuren om de laadruimte te
ontgrendelen en open de schuifdeur.
Selectieve ontgrendeling van
de cabine en de laadruimte en
kinderbeveiliging uitgeschakeld.
F
Trek aan de binnenportiergreep van een
van de schuifdeuren om de laadruimte te
ontgrendelen en open de schuifdeur.
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte ingeschakeld.
Auto ontgrendeld
FTrek aan de binnenportiergreep van een
van de schuifdeuren om de auto volledig
te ontgrendelen en open de schuifdeur.
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte ingeschakeld en
kinderbeveiliging uitgeschakeld.
FTrek aan de binnenportiergreep van een
van de schuifdeuren om de auto volledig
te ontgrendelen en open de schuifdeur.
F
Trek aan de binnenportiergreep van een
van de schuifdeuren om de auto volledig
te ontgrendelen en open de schuifdeur.
Kinderbeveiliging uitgeschakeld.
F
Trek de handgreep naar achteren om de
schuifdeur te openen.
Auto vergrendeld
FTrek de handgreep naar achteren om de
schuifdeur te openen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 7630/06/2016 14:58
77
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Als een van de schuifdeuren niet
goed is gesloten:
- brandt bij stilstaande auto
en draaiende motor dit
verklikkerlampje in combinatie
met een waarschuwingsmelding
die gedurende enkele seconden
wordt weergegeven,
- brandt tijdens het rijden
(wagensnelheid hoger dan
10 km/h) dit verklikkerlampje
in combinatie met een
geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding die
gedurende enkele seconden
wordt weergegeven.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor het vergrendelen van
de auto.
Sluiten
Van buitenaf
FTrek de handgreep naar u toe en
vervolgens naar voren, en vergrendel de
auto indien nodig.
Van binnenuit
FDuw de handgreep naar voren om de
schuifdeur te sluiten en vergrendel de auto
indien nodig.
Proace_nl_ed01-2016.indb 7730/06/2016 14:58
78
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
Met de handgrepen aan de buitenzijde en de handgrepen en knoppen in het interieur kan de
schuifdeur elektrisch in beweging gezet worden.
Bij het openen en sluiten van de schuifdeuren klinkt een geluidssignaal.
De knoppen van de afstandsbediening
werken niet meer als het contact aan
staat.
Openen
Van buitenaf
Met de afstandsbediening
FDruk nogmaals op deze knop
om de bewegingsrichting van de
schuifdeur om te keren.
Met de handgreep
FHoud als de schuifdeur is
ontgrendeld deze knop ingedrukt
tot de desbetreffende schuifdeur
opengaat.
F
Trek als de schuifdeur is ontgrendeld aan
de handgreep en laat deze weer los om de
schuifdeur elektrisch te laten openen.
F
Trek nogmaals aan de handgreep om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
Proace_nl_ed01-2016.indb 7830/06/2016 14:58
79
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
FTrek de handgreep naar achteren om
de laadruimte te ontgrendelen en de
schuifdeur elektrisch te laten openen.
F
Trek de handgreep naar achteren om de
schuifdeur elektrisch te laten openen.
Met de handgreep
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte ingeschakeld.
Kinderbeveiliging uitgeschakeld.
F
Trek de handgreep naar achteren om
de auto volledig te ontgrendelen en de
schuifdeur elektrisch te laten openen.
Van binnenuit
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte uitgeschakeld.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor het volledig of selectief
ontgrendelen.
Selectieve ontgrendeling van
de cabine en de laadruimte
uitgeschakeld.
Van binnenuit,
volledig ontgrendelen
en vervolgens openen
F
Druk op de knop van een schuifdeur om de auto
volledig te ontgrendelen en de desbetreffende
schuifdeur elektrisch te laten openen.
F
Druk nogmaals op de knop om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
De knop werkt niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als:
-
de auto rijdt,
-
de auto van buitenaf is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld
(met de sleutel, de afstandsbediening of
het Smart entry-systeem met startknop,
afhankelijk van de uitrusting).
Afhankelijk van de uitvoering werkt de knop
van de schuifdeur links niet en klinkt er bij
het indrukken een geluidssignaal als de
brandstofvulklep is geopend.
Met de knop(pen) voorin
Auto vergrendeld
Auto ontgrendeld
Proace_nl_ed01-2016.indb 7930/06/2016 14:58
80
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
FDruk op de knop van een schuifdeur om
uitsluitend de laadruimte te ontgrendelen
en de desbetreffende schuifdeur elektrisch
te laten openen.
F
Druk nogmaals op de knop om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
De knop werkt niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als:
-
de auto rijdt,
-
de auto van buitenaf is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld
(met de sleutel, de afstandsbediening of
het Smart entry-systeem met startknop,
afhankelijk van de uitrusting).
Afhankelijk van de uitvoering werkt de knop
van de schuifdeur links niet en klinkt er bij
het indrukken een geluidssignaal als de
brandstofvulklep is geopend.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor het volledig of selectief
ontgrendelen.
Met de knop(pen) voorin
Van binnenuit,
selectief
ontgrendelen en
vervolgens openen
Selectieve ontgrendeling van
de cabine en de laadruimte
ingeschakeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8030/06/2016 14:58
81
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
FDruk als de kinderbeveiliging is uitgeschakeld
op de knop van een schuifdeur om de auto te
ontgrendelen en de desbetreffende schuifdeur
elektrisch te laten openen.
F
Druk nogmaals op de knop om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken
een geluidssignaal als:
-
de auto rijdt,
-
de auto van buitenaf is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld
(met de sleutel, de afstandsbediening of
het Smart entry-systeem met startknop,
afhankelijk van de uitrusting),
- de kinderbeveiliging is ingeschakeld.
De knop van de linker schuifdeur werkt niet en
er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal
als de brandstofvulklep is geopend.
De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken
een geluidssignaal als:
-
de auto rijdt,
-
de auto van buitenaf is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld
(met de sleutel, de afstandsbediening of
het Smart entry-systeem met startknop,
afhankelijk van de uitrusting),
-
de kinderbeveiliging is ingeschakeld,
De knop van de linker schuifdeur werkt niet en
er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal
als de brandstofvulklep is geopend.
Met de knop(pen) voorin
Van binnenuit,
ontgrendelen en
vervolgens openen
Met de knop(pen) op
de deurstijl
FDruk als de kinderbeveiliging is uitgeschakeld
op de knop van een schuifdeur om de auto te
ontgrendelen en de desbetreffende schuifdeur
elektrisch te laten openen.
F
Druk nogmaals op de knop om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
kinderbeveiliging.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8130/06/2016 14:58
82
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
De knoppen van de afstandsbediening
werken niet meer als het contact aan staat.
Sluiten
Van buitenaf
FDruk op de knop van een van de
schuifdeuren om de desbetreffende
schuifdeur elektrisch te laten sluiten.
F
Druk nogmaals op de knop om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
Met de knop(pen) voorin
De knop werkt niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als de
wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.
Van binnenuit
Met de afstandsbediening
FHoud deze knop ingedrukt tot de
schuifdeur zich in beweging zet
om te sluiten.
F
Druk nogmaals op deze knop
om de bewegingsrichting van de
schuifdeur om te keren.
Met de handgreep
FTrek aan de handgreep en laat hem weer
los om de schuifdeur elektrisch te laten
sluiten.
F
Trek nogmaals aan de handgreep om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8230/06/2016 14:58
83
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
FDruk op de knop van een schuifdeur om
de desbetreffende schuifdeur elektrisch te
laten openen of sluiten.
F
Druk nogmaals op de knop om de
bewegingsrichting van de schuifdeur om te
keren.
Met de knop(pen) op
de deurstijl
De knop werkt niet en er klinkt bij het
indrukken een geluidssignaal als de
wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.
Als een van de schuifdeuren niet
goed is gesloten:
- brandt bij stilstaande auto
en draaiende motor dit
verklikkerlampje in combinatie
met een waarschuwingsmelding
die gedurende enkele seconden
wordt weergegeven,
- brandt tijdens het rijden
(wagensnelheid hoger dan
10 km/h) dit verklikkerlampje
in combinatie met een
geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding die
gedurende enkele seconden
wordt weergegeven.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8330/06/2016 14:58
84
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Algemene tips
Bedien de schuifdeuren uitsluitend bij
stilstaande auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf
en uw passagiers en voor een goede
werking van de schuifdeuren is het
raadzaam niet te gaan rijden met
geopende schuifdeuren.
Controleer voordat u een schuifdeur
bedient altijd of de omstandigheden
veilig zijn, en zorg ervoor dat kinderen
en huisdieren zich niet onbewaakt in
de omgeving van de bediening van
de schuifdeurenschakelaars kunnen
bevinden.
U wordt u hierop geattendeerd door
een geluidssignaal, het branden van
het verklikkerlampje "portier geopend"
en een melding op het scherm. Neem
contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige om deze
waarschuwingen uit te schakelen.
Vergrendel uw auto tijdens het wassen
in een wasstraat.
Controleer voordat u een schuifdeur opent
of sluit en gedurende de beweging van de
schuifdeur of er, zowel in als buiten de auto,
geen personen, huisdieren of voorwerpen
zijn die door de geopende ruit steken of
de beweging van de schuifdeur kunnen
hinderen.
Het niet in acht nemen van dit
veiligheidsvoorschrift kan leiden tot
schade aan voorwerpen en letsel aan
lichaamsdelen indien deze tijdens het
bewegen van de schuifdeur bekneld raken.
Zodra sneller wordt gereden dan 3 km/h,
kunnen de schuifdeuren niet meer elektrisch
geopend worden:
-
Als wordt weggereden met (een)
geopende schuifdeur(en), kan/kunnen
deze worden gesloten zodra de
snelheid weer lager dan 30 km/h is.
-
Als tijdens het rijden wordt geprobeerd
de schuifdeur elektrisch te openen
met de binnenportiergreep, wordt de
schuifdeur handmatig geopend.
-
Hierbij klinkt een geluidssignaal, gaat
het verklikkerlampje "portier geopend"
branden en verschijnt de bijbehorende
melding op het scherm. Pas als de auto
stilstaat, wordt de deur ontgrendeld en
kan hij weer worden bediend.
Handbediende of elektrisch bediende schuifdeur(en)
Bij een aanrijding wordt de elektrische
bediening uitgeschakeld. Het handmatig
openen en sluiten blijft mogelijk.
Tijdens het starten van de motor wordt
de beweging van de deur onderbroken.
De beweging wordt hervat als de motor
is aangeslagen.
Afhankelijk van de motoruitvoering:
als u, terwijl de Stop-stand van het
Stop & Start-systeem is geactiveerd,
de gesloten deur wilt openen, gaat
de deur een klein beetje open
waarna hij tot stilstand komt. Op het
moment dat de motor automatisch
overgaat op de Start-stand, gaat de
deur verder open.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8430/06/2016 14:58
85
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
De achterzijde van een geopende
schuifdeur zal nooit voorbij de
achterbumper van de auto komen.
Schuifdeuren en breedte van uw
auto
Een geopende schuifdeur steekt uit. Houd
hier rekening mee wanneer u de auto langs
een muur, een paaltje of een hoge stoeprand
parkeert.
Beveiliging / Detectie van obstakels
elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
Brandstofvulklep
Het obstakeldetectiesysteem wordt geactiveerd
op het moment dat de schuifdeur tijdens het
bewegen tegen een obstakel met een bepaalde
weerstand komt.
- Als bij het sluiten van de schuifdeur een
obstakel wordt gedetecteerd, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze
vervolgens volledig geopend.
- Als bij het openen van de schuifdeur een
obstakel wordt gedetecteerd, stopt de
schuifdeur met bewegen en wordt deze
vervolgens gesloten.
- Als tijdens de beweging van de deur twee
keer achter elkaar een obstakel wordt
gedetecteerd, wordt de deur niet meer
elektrisch gesloten. Sluit de deur volledig
met de hand om de deur te resetten.
Open niet de linker schuifdeur (indien
aanwezig) als de brandstofvulklep is
geopend: risico van beschadiging van
de brandstofvulklep en de schuifdeur.
Bovendien kan de persoon die aan het
tanken is gewond raken.
Als de brandstofvulklep is geopend
en uw auto is uitgerust met een
elektrisch bedienbare schuifdeur links,
kan deze schuifdeur niet elektrisch
worden geopend. Indien nodig kan
deze schuifdeur handmatig gedeeltelijk
worden geopend. De schuifdeur kan
alleen normaal worden geopend als de
brandstofvulklep is gesloten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8530/06/2016 14:58
86
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Op een steile helling kan de schuifdeur zich
door zijn eigen gewicht schoksgewijs in
beweging zetten.
De beweging van de schuifdeur kan niet
worden gestopt door de schakelaar te
bedienen door de tijd die nodig is om het
bedieningssignaal te verwerken.
Het obstakeldetectiesysteem heeft
onvoldoende tijd om te kunnen
reageren.
Zorg ervoor dat de schuifdeur op een
steile helling niet onbewaakt geopend
blijft. Het niet in acht nemen van dit
veiligheidsvoorschrift kan leiden tot
schade aan voorwerpen en letsel aan
lichaamsdelen indien deze tijdens het
bewegen van de schuifdeur bekneld raken.
Op een steile helling
Het elektrisch openen en sluiten van de
schuifdeuren is mogelijk bij hellingen tot 20%.
Als de auto met de voorzijde naar boven op
een helling staat, is echter voorzichtigheid
geboden bij het bedienen van de schuifdeuren.
De helling kan een versnelde beweging van de
schuifdeuren veroorzaken.
Als de auto op een steile helling staat, begeleid
de schuifdeur dan bij het sluiten met de hand.
Als de auto met de achterzijde naar boven op
een helling staat, kan het zijn dat de schuifdeur
niet in de geopende stand blijft staan,
schoksgewijs weer sluit en daardoor letsel
veroorzaakt.
Resetten elektrisch bedienbare
schuifdeur(en)
Nadat de accukabels zijn aangesloten terwijl de
deuren zijn geopend, moeten de schuifdeuren
mogelijk handmatig worden gesloten om ze te
resetten.
Als de elektrische bediening niet meer werkt,
moet(en) de schuifdeur(en) als volgt worden
gereset:
F
Sluit handmatig de schuifdeur(en) tot deze
volledig is/zijn gesloten.
F
Open handmatig de schuifdeur(en) tot deze
volledig is/zijn geopend.
F
Sluit de schuifdeur(en) handmatig.
FOpen handmatig de schuifdeur(en) tot deze
volledig is/zijn geopend.
F
Sluit de schuifdeur(en) handmatig.
Na het uitvoeren van deze procedure kunnen
de schuifdeuren weer elektrisch worden
bediend.
Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het probleem blijft aanhouden
nadat u deze procedure hebt gevolgd.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8630/06/2016 14:58
87
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Het automatisch vergrendelen na
het sluiten van de schuifdeur kan
worden geprogrammeerd in het
configuratiemenu van de auto.
Kick-activated side doors opening and locking
Deze functie biedt de mogelijkheid om, met
de afstandsbediening op zak, de schuifdeur
met een voetbeweging te openen, of sluiten en
vervolgens vergrendelen.
De afstandsbediening moet zich in de achterste
detectiezone van de auto bevinden, op een
afstand van tussen ongeveer 30 cm en 2 m van
de auto.
Zorg dat u stabiel en op de juiste positie
ten opzichte van de auto staat alvorens de
voetbeweging te maken, om te voorkomen
dat u uw evenwicht verliest (vooral bij
regen, sneeuw, ijzel, modder, enz.).
Voorkom dat u bij de voetbeweging de
uitlaat raakt, u kunt hierdoor brandwonden
oplopen.
Maak de schoppende beweging één
keer, zonder deze te onderbreken.
Als de schuifdeur niet opengaat, wacht
dan ongeveer 2 seconden en probeer
het daarna nogmaals.
Houd uw voet niet omhoog.
F
Beweeg uw voet onder de achterbumper
en haal hem er weer vandaan, alsof u
een trap geeft (beweeg uw voet daarbij
omlaag).
De sensor signaleert de schoppende beweging
van uw voet en activeert het openen of sluiten
van de schuifdeur.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8730/06/2016 14:58
88
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor het volledig of selectief
ontgrendelen.
Het openen wordt bevestigd door het
gedurende enkele seconden knipperen
van de richtingaanwijzers in combinatie
met een geluidssignaal.
De bewegingsrichting wordt omgekeerd
als tijdens de beweging van de
schuifdeur de voetbeweging nogmaals
wordt gemaakt.
Afhankelijk van de uitvoering van de
auto worden de buitenspiegels bij het
ontgrendelen elektrisch uitgeklapt.
Openen
Functie "Handsfree toegang" geactiveerd via
het configuratiemenu van de auto.
F
Beweeg, terwijl u de afstandsbediening
op zak hebt binnen de detectiezone A, uw
voet onder de zijkant van de achterbumper
aan de zijde van de schuifdeur die u wilt
openen.
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte uitgeschakeld.
Selectieve ontgrendeling van de cabine
en de laadruimte ingeschakeld.
Als de auto is vergrendeld, wordt deze
ontgrendeld voordat de schuifdeur wordt
geopend.
Als de auto is vergrendeld, wordt de
laadruimte ontgrendeld voordat de schuifdeur
wordt geopend.
Als de auto is vergrendeld, wordt deze
ontgrendeld voordat de schuifdeur wordt
geopend.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8830/06/2016 14:58
89
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Het sluiten wordt bevestigd door het
gedurende enkele seconden knipperen
van de richtingaanwijzers in combinatie
met een geluidssignaal.
De bewegingsrichting wordt omgekeerd
als tijdens de beweging van de
schuifdeur de voetbeweging nogmaals
wordt gemaakt.
Afhankelijk van de uitvoering van de
auto worden de buitenspiegels bij het
vergrendelen elektrisch ingeklapt.
Sluiten
Functie "Handsfree toegang" geactiveerd via
het configuratiemenu van de auto.
F
Beweeg, terwijl u de afstandsbediening
op zak hebt binnen de detectiezone A, uw
voet onder de zijkant van de achterbumper
aan de zijde van de schuifdeur die u wilt
sluiten.
Zodra de schuifdeur is gesloten, wordt
de auto automatisch vergrendeld als de
functie "Automatische vergrendeling
handsfree-functie" is geselecteerd in het
configuratiemenu van de auto.
Met autoradio
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Persoonlijke instelling - configuratie" de
functie "Handsfree toegang".
Uitschakelen
De handsfree-functie is standaard
ingeschakeld.
De functie kan worden uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Automatische vergrendeling
De auto vergrendelt zichzelf nadat een schuifdeur
is gesloten via het systeem dat wordt geactiveerd
d.m.v. een trap.
De automatische vergrendeling kan worden
uitgeschakeld via het configuratiemenu van de
auto.
Als uw auto niet is voorzien van het
alarmsysteem, wordt het vergrendelen
bevestigd door het gedurende
ongeveer 2 seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, de
buitenspiegels ingeklapt.
Activeer of deactiveer in het configuratiemenu
van de auto de functie "Handsfree toegang".
Als u wilt dat de schuifdeuren na het sluiten
automatisch worden vergrendeld of juist niet,
activeer of deactiveer dan de functie "Handsfree
toegang automatische vergrendeling".
Storing
Als tijdens het gebruik van de functie een
geluidssignaal bestaande uit drie piepjes is te
horen, is er een storing in het systeem.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige om het systeem te laten nakijken.
Proace_nl_ed01-2016.indb 8930/06/2016 14:58
90
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Zorg ervoor dat het sluiten of openen
van de schuifdeuren niet gehinderd
wordt door voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen
zich tijdens het bedienen van de
schuifdeuren niet kunnen bezeren.
Als de optie "Automatische
vergrendeling handsfree-functie"
is geselecteerd in het menu van de
auto, controleer dan na het sluiten van
de schuifdeur zorgvuldig of de auto is
vergrendeld.
De auto wordt namelijk niet vergrendeld:
- als het contact aan staat,
- als een van de portieren of de
achterklep open is,
- als een afstandsbediening van het
Smart entry-systeem met startknop
zich in de auto bevindt.
Als uw voetbeweging meerdere keren
geen effect heeft, wacht dan enkele
seconden alvorens het opnieuw te
proberen.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld bij zware neerslag of
opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan
of uw afstandsbediening niet blootstaat
aan elektromagnetische straling
(smartphone, enz.).
De functie werkt mogelijk minder goed
bij het gebruik van een beenprothese.
Ook als een trekhaakkogel is
gemonteerd, werkt de functie mogelijk
niet correct.
De schuifdeur kan mogelijk plotseling
worden geopend of gesloten:
- als een trekhaakkogel is
gemonteerd,
- bij het aan- of afkoppelen van een
aanhanger,
- bij het bevestigen of verwijderen
van een fietsendrager,
- bij het op een fietsendrager zetten
of er van af halen van fietsen,
- wanneer u iets achter de auto
neerzet of oppakt,
- als een dier de bumper nadert,
- bij het wassen van de auto,
- bij werkzaamheden aan de auto,
- bij het verwisselen van een wiel.
Om een plotselinge werking van de
functie te voorkomen, is het raadzaam
om de sleutel uit de buurt te houden
of de functie uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9030/06/2016 14:58
91
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Als de linker achterdeur niet goed is
gesloten (bij de rechter achterdeur
wordt dit niet gesignaleerd):
- brandt bij stilstaande auto
en draaiende motor dit
verklikkerlampje in combinatie
met een waarschuwingsmelding
die gedurende enkele seconden
wordt weergegeven,
- brandt tijdens het rijden
(wagensnelheid hoger dan
10 km/h) dit verklikkerlampje
in combinatie met een
geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding die
gedurende enkele seconden
wordt weergegeven.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor het volledig of selectief
ontgrendelen.
Achterdeuren met
ruiten
De achterdeuren met ruiten zijn asymmetrisch.
De linker achterdeur is voorzien van een slot.
F
Trek na het ontgrendelen van de
auto (met behulp van de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart entry-
systeem met startknop, afhankelijk van de
uitrusting) aan de portiergreep.
F
Trek nadat u de linker achterdeur hebt
geopend de hendel A naar u toe om de
rechter achterdeur te openen.
Van buitenaf
Sluiten
FSluit eerst de rechter en vervolgens de
linker achterdeur.
Als eerst de linker achterdeur
wordt gesloten, voorkomt een
aanslag op de zijkant van de
rechter achterdeur dat deze
kan worden gesloten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9130/06/2016 14:58
92
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
De deurvangers (afhankelijk van de uitvoering)
maken het mogelijk de achterdeuren met een
hoek van ongeveer 90° tot 180° te openen.
F
Trek als de deur is geopend aan de gele
hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Bij het parkeren van de auto met de
achterdeuren 90° geopend, bedekken
de deuren de achterlichten. Gebruik
een gevarendriehoek of een andere
signalering die door de regelgeving en
wetten van uw land voorgeschreven
is om andere weggebruikers, die in
dezelfde richting rijden en anders
niet opmerken dat u stilstaat, te
waarschuwen.
Openen tot ongeveer 180°
Openen tot ongeveer 250°
De uitklapbare scharnieren (volgens uitvoering)
hebben drie standen die het mogelijk maken de
achterdeuren open te zetten in een hoek van
90°, 180° of 250°.
F
Zet de achterdeur open in de gewenste
stand.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9230/06/2016 14:59
93
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Als de kinderbeveiliging is
ingeschakeld, werkt de hendel niet.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
kinderbeveiliging.
Van binnenuit
Openen
Selectieve ontgrendeling van
de cabine en de laadruimte
uitgeschakeld en auto vergrendeld.
Selectieve ontgrendeling van
de cabine en de laadruimte
ingeschakeld en auto vergrendeld.
Achterdeuren of auto volledig ontgrendeld.
F
Beweeg deze hendel omlaag om de auto
volledig te ontgrendelen en de rechter
achterdeur te openen.
F
Beweeg deze hendel omlaag om de
laadruimte te ontgrendelen en de rechter
achterdeur te openen.
F
Beweeg deze hendel omlaag om de rechter
achterdeur te openen.
Sluiten
FSluit eerst de rechter achterdeur en
vervolgens de linker achterdeur.
Auto vergrendeld en kinderbeveiliging
uitgeschakeld.
F
Beweeg deze hendel omlaag om de auto
volledig te ontgrendelen en de rechter
achterdeur te openen.
Auto vergrendeld.
F
Beweeg deze hendel omlaag om de auto
volledig te ontgendelen en de rechter
achterdeur te openen.
Auto ontgrendeld.
F
Beweeg deze hendel omlaag om de rechter
achterdeur te openen.
Auto ontgrendeld en kinderbeveiliging
uitgeschakeld.
F
Beweeg deze hendel omlaag om de rechter
achterdeur te openen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9330/06/2016 14:59
94
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor het volledig of selectief
ontgrendelen.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop, in het
bijzonder voor het volledig of selectief
ontgrendelen.
Achterklep
FTrek na het ontgrendelen van de
auto met behulp van de sleutel, de
afstandsbediening of het Smart entry-
systeem met startknop, aan de handgreep
en beweeg de achterklep omhoog.
Openen
F
Beweeg de achterklep omlaag met behulp van de lus aan
de binnenzijde en druk hem vervolgens helemaal dicht.
Sluiten
Noodbediening
Hierdoor kan de achterklep mechanisch
worden ontgrendeld wanneer de accu ontladen
is of de centrale vergrendeling defect is.
Ontgrendelen
FKlap indien nodig de achterbank (indien
aanwezig) naar voren om van binnenuit bij
het slot te komen,
Vergrendeling na het sluiten
Als het probleem na het nogmaals sluiten
aanhoudt, blijft de achterklep vergrendeld.
Als de achterklep niet geheel
gesloten is:
-
brandt bij stilstaande auto en draaiende motor
dit verklikkerlampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding die gedurende enkele
seconden wordt weergegeven,
-
brandt tijdens het rijden (wagensnelheid hoger dan
10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die
gedurende enkele seconden wordt weergegeven.
FSteek een kleine schroevendraaier in
opening A van het slot en ontgrendel de
achterklep.
F
Verplaats de nok naar links.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9430/06/2016 14:59
95
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Alarm
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een van de te openen carrosseriedelen
(waaronder ook de motorkap) probeert te openen.
Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene
uit te schakelen of te beschadigen.
Neem voor alle werkzaamheden aan het
alarmsysteem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Interieurbeveiliging
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
bewegingen in het interieur worden
waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Dit systeem treedt uitsluitend in werking als er
bewegingen in de cabine worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de cabine beweegt.
Het alarm gaat niet af als iets of iemand de
laadruimte binnendringt.
Als uw auto is uitgerust met een (op
afstand bedienbare) brandstofbrander,
is dit systeem niet compatibel met
volumetrische bewaking.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de (op afstand
bedienbare) brandstofbrander.
F
Vergrendel de auto met het Smart entry-
systeem met startknop.
Totale beveiliging
Inschakelen
FVergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje van de knop zal één keer per
seconde knipperen en de richtingaanwijzers
knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.
Na een opdracht om de auto te vergrendelen
met de afstandsbediening of het Smart entry-
systeem met startknop wordt na een vertraging
van 5 seconden de bewaking van de directe
omgeving van de auto geactiveerd en de
volumetrische bewaking van het interieur.
Als een portier, de achterklep/achterdeur,
de motorkap, e.d. niet volledig is gesloten,
wordt de auto niet vergrendeld, maar wordt de
bewaking na een vertraging van 45 seconden
geactiveerd.
F
Zet het contact af en verlaat de auto.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9530/06/2016 14:59
96
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Uitschakelen
FDruk op deze ontgrendelknop
van de afstandsbediening.
of
F
Ontgrendel de auto met het Smart entry-
systeem met startknop.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als 30 seconden zijn
verstreken zonder dat een van de te
openen carrosseriedelen is geopend),
wordt het alarmsysteem automatisch
weer ingeschakeld.
Het alarmsysteem is uitgeschakeld: het
verklikkerlampje van de knop is uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Beveiliging - met alleen de
omtrekbeveiliging ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
- iemand in de auto aanwezig is,
- een ruit op een kier blijft staan,
- de auto wordt gewassen,
- een wiel wordt verwisseld,
- de auto wordt gesleept,
- de auto op een boot wordt vervoerd.
Interieurbeveiliging
Uitschakelen
F
Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op deze toets en
houd deze ingedrukt tot het
verklikkerlampje blijft branden.
F
Stap uit.
Inschakelen
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
F
Vergrendel de auto direct met de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld: het verklikkerlampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.
Om de interieurbeveiliging uit te schakelen
moet deze procedure elke keer na het afzetten
van het contact worden uitgevoerd.
F
Deactiveer de bewaking van de
directe omgeving van de auto door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop.
F
Activeer het volledige
alarmsysteem door de auto
te vergrendelen met de
afstandsbediening of het Smart
entry-systeem met startknop.
Het verklikkerlampje van de knop knippert weer
één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden.
Als het alarm voor de 11
e
keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Wanneer de auto wordt ontgrendeld
met de afstandsbediening of het
Smart entry-systeem met startknop,
gaat het controlelampje in de toets
snel knipperen om u te informeren
dat het alarm is geactiveerd tijdens
uw afwezigheid.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9630/06/2016 14:59
97
2
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
Ontgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening met
Smart entry-systeem met startknop) in het
slot van het bestuurdersportier.
F
Open het portier; het alarm gaat af.
FZet het contact aan, het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen
FVergrendel de auto of activeer de
supervergrendeling met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening met
Smart entry-systeem met startknop) in het
slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact
het verklikkerlampje van de knop blijft
branden, duidt dit op een storing in het
systeem.
Laat het nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Automatisch inschakelen
Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of
standaard.
Het systeem wordt 2 minuten nadat het
laatste te openen carrosseriedeel is gesloten,
automatisch ingeschakeld.
F
Druk, om te voorkomen dat het alarm
wordt geactiveerd wanneer u in de auto
stapt, eerst op de ontgrendeltoets van
de afstandsbediening of ontgrendel de
auto met het Smart entry-systeem met
startknop.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9730/06/2016 14:59
98
Toegang tot de auto
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
1.Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde
2.Schakelaar ruitbediening passagierszijde
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest, moet de
ruitbediening opnieuw gereset worden.
F
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog wordt
getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.
F
Laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is
gesloten.
F
Houd de schakelaar na het sluiten nog
minimaal één seconde omhoog getrokken.
Elektrisch bedienbare ruiten
U kunt de ruiten op twee manieren bedienen:
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets
tussen de ruit en de sponning bekneld raakt,
moet de ruit weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruiten van de
passagiers bedient, moet hij er zeker van zijn
dat niets het correcte sluiten van de ruiten
hindert.
De bestuurder moet er zeker van zijn dat de
passagiers op de juiste manier gebruik maken
van de elektrische ruitbediening.
Let er goed op dat kinderen zich tijdens het
bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot aan het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. De ruit
stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Druk nogmaals
op de schakelaar om het openen of sluiten te
stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
- ongeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact.
- als bij afgezet contact een voorportier
wordt geopend.
Beveiliging tegen beknellen
(volgens uitvoering)
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar om de ruit helemaal te openen. Trek
vervolgens binnen 4 seconden de schakelaar
omhoog tot de ruit volledig is gesloten.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9830/06/2016 14:59
99
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Stuurwielverstelling
FZorg dat de auto stilstaat en duw
de hendel omlaag om het stuurwiel te
ontgrendelen.
F
Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F
Trek aan de hendel om het stuurwiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Handmatig verstelbare voorstoelen
FTil de beugel op en schuif de stoel in de
gewenste stand.
F
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand bereikt is.
Verstelling in lengterichting
Hoogteverstelling (volgens uitvoering)
Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen uitsluitend bij stilstaande auto worden versteld.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of hinderlijke voorwerpen op de vloer achter de stoel om te
voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen
als dit het geval is.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels.
Proace_nl_ed01-2016.indb 9930/06/2016 14:59
100
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
FDraai aan de draaiknop om de rugleuning
te verstellen.
Rugleuningverstelling
FDraai aan de knop om de lendensteun in
de gewenste stand te zetten.
Lendensteun
FTrek de hendel zo ver mogelijk omhoog en
kantel de rugleuning naar voren of naar
achteren.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10030/06/2016 14:59
101
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
FZet de hoofdsteun in de laagste stand, zet
de armsteun (indien aanwezig) rechtop en
klap het uitklaptafeltje aan de achterzijde
van de rugleuning in.
Tafelstand van de
rugleuning van de
bestuurders- en/of
voorpassagiersstoel
Controleer of er geen voorwerpen
boven of onder een stoel de beweging
van de stoel kunnen hinderen.
Als de rugleuning van de voorpassagiersstoel
in de tafelstand is gezet, kunnen lange
voorwerpen worden vervoerd.
Als de rugleuning van de bestuurdersstoel in de
tafelstand is gezet, kunnen de achterpassagiers
door de hulpdiensten uit de auto worden gehaald.
FTrek de hendel zo ver mogelijk omhoog en
kantel de rugleuning naar voren.
Om de stoel weer in de normale stand te zetten
moet u de hendel omhoog trekken om de
rugleuning te ontgrendelen en vervolgens de
rugleuning rechtop zetten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10130/06/2016 14:59
102
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Elektrisch verstelbare voorstoel
In lengterichtingRugleuninghoek
Zittinghoogte
Voer deze elektrische verstellingen alleen
bij draaiende motor uit om te voorkomen
dat de accu leegraakt.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels.
F
Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren om de gewenste stand te
verkrijgen.
F
Duw de schakelaar naar voren of naar
achteren om de gewenste hoek te
verkrijgen.
FBeweeg de schakelaar omhoog of omlaag
om de gewenste hoogte in te stellen.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of hinderlijke voorwerpen op de vloer achter de stoel om te
voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen
als dit het geval is.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10230/06/2016 14:59
103
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Bij draaiende motor is de stoelverwarming voor
beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar.
Bediening stoelverwarming
Volgens uitvoering.
F
Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger
te zetten.
F
Druk op de pal A en trek de hoofdsteun
omhoog om hem te verwijderen.
F
Steek om de hoofdsteun terug te zetten
de pennen van de hoofdsteun recht in
de openingen van de rugleuning tot de
hoofdsteun op zijn plaats blijft.
F
Druk gelijktijdig op de pal A en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten.
Voor de veiligheid is het frame van de
hoofdsteun gekarteld om te voorkomen
dat de hoofdsteun zakt in het geval van
een aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde
van het hoofd bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. De hoofdsteunen moeten
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Hoogteverstelling
hoofdsteun
Aanvullende instellingen
Armsteun
De armsteun heeft verschillende standen.
F
Beweeg de armsteun zo ver mogelijk omhoog.
FBeweeg hem zo ver mogelijk omlaag.
FBeweeg de armsteun omhoog tot de
gewenste stand is bereikt.
F
Met de draaiknop kan de stoelverwarming ingeschakeld
worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd:
0: Uit.
1: Laag.
2: Gemiddeld.
3: Hoog.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10330/06/2016 14:59
104
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Hoogteverstelling
hoofdsteun
F
Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te
zetten.
F
Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om
hem te verwijderen.
F
Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen
van de hoofdsteun recht in de openingen van de
rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.
F
Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om
deze lager te zetten.
Voor de veiligheid is het frame van de
hoofdsteun gekarteld om te voorkomen
dat de hoofdsteun zakt in het geval van
een aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde
van het hoofd bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. De hoofdsteunen moeten
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Tweezitsbank vóór
De tweezitsbank (volgens uitvoering) is niet verstelbaar en voorzien van een aan de rugleuning
bevestigde veiligheidsgordel voor de zitplaats aan de zijde van de bestuurdersstoel.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10430/06/2016 14:59
105
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Verwarming tweezitsbank
vóór
0: Uit.
1: Laag.
2: Gemiddeld.
3: Hoog.
F
Met de draaiknop kan de stoelverwarming ingeschakeld
worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd:
Bij draaiende motor kunnen de zittingen van de
bank worden verwarmd.
Opbergruimte onder de zitting
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto
bevindt zich onder de zitting een opbergruimte.
F
Trek de riem naar u toe om de zitting
omhoog te klappen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10530/06/2016 14:59
106
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Smart Cargo
Verwijderen van het luik
Uitneembaar luik
FHoud het luik met één hand tegen en draai
met uw andere hand aan de knop boven
het luik om het los te maken.
F
Laat het luik zakken om het uit de
behuizing te halen.
De zitting van de buitenste zitplaats van de bank kan tegen de
rugleuning worden geklapt. Zo komt in de cabine ruimte vrij voor
lading.
Om het vervoer van lange voorwerpen mogelijk te maken kan
een uitneembaar luik in de scheidingswand worden verwijderd.
Als het uitneembare luik is verwijderd,
kunt u lange voorwerpen onder de
buitenste zitplaats schuiven.
F
Berg het op achter de bestuurdersstoel
door het vast te klemmen in de nokken.
F
Draai aan de knop boven het luik om het
luik vast te zetten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10630/06/2016 14:59
107
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Als de buitenste stoel is opgeklapt
en het luik is verwijderd, moet
het veiligheidsnet worden
aangebracht.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het veiligheidsnet.
Houd nooit uw hand onder de zitting
om deze naar de rugleuning te
bewegen, uw vingers kunnen hierbij
bekneld raken.
Gebruik uitsluitend de riem.
Aanbrengen van het luik
FBreng het luik schuin aan, met de gele
scharnieren omlaag gericht.
F
Plaats de scharnieren in de behuizingen en
duw het luik helemaal omlaag (om trillingen
te voorkomen).
F
Beweeg het luik met één hand omhoog en
draai aan de knop boven het luik om het
luik vast te zetten.
Opklapbare zitting
Opklappen van de zitting
FTrek met één hand de riem stevig naar
voren om de zitting te ontgrendelen.
F
De zitting wordt door een gasveer tegen de
rugleuning bewogen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10730/06/2016 14:59
108
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Neerklappen van de zitting
FVerwijder het veiligheidsnet.
FTerugplaatsen van de zitting: duw met één
hand stevig op de bovenzijde van de zitting
en beweeg de zitting omlaag tot deze wordt
vergrendeld in de zitstand.
Veiligheidsnet
Aanbrengen van het net
FPlaats de eerste haak in de bovenste
uitsparing 1, onder de opgeklapte
zitting. Draai de haak vervolgens een
kwart omwenteling rechtsom om hem te
vergrendelen.
F
Plaats de tweede haak in de onderste
uitsparing 2, op de steun van de stoel.
Draai de haak vervolgens een kwart
omwenteling rechtsom om hem te
vergrendelen.
F
Bevestig de derde haak aan het oog 3 in
het open dashboardkastje.
F
Bevestig de vierde haak aan het oog 4 op
de vloer.
Verwijderen van het net
FVerwijder de haken van de ogen 4 en 3.
F
Verwijder de onderste haak 2 en
vervolgens de bovenste haak 1 door deze
een kwart omwenteling linksom te draaien
om ze te ontgrendelen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10830/06/2016 14:59
109
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Werktafel
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan het
rugleuningkussen van de middelste zitplaats van de
tweezitsbank worden omgeklapt tot werktafel, zodat u
(bij stilstaande auto) over een mobiel kantoor beschikt.
F
Trek aan de hendel aan de bovenzijde van het
rugleuningkussen.
Gebruik de werktafel nooit tijdens het
rijden.
Bij het remmen of een aanrijding
veranderen de voorwerpen die op
de werktafel liggen in gevaarlijke
projectielen die letsel kunnen
veroorzaken.
Opbergruimte middelste zitting
FTrek de riem naar voren om de zitting te
kantelen.
Zorg ervoor dat het formaat, de vorm
en het volume van de vervoerde lading
voldoen aan de Wegenverkeerswet
en dat de lading het zicht van de
bestuurder niet hindert.
Zet alle lading goed vast om het
schuiven van de lading te voorkomen of
te beperken, en letsel te vermijden.
Plaats altijd het met de auto
meegeleverde veiligheidsnet als de
zitting omhoog is geklapt en het luik in
de scheidingswand is verwijderd.
Gebruik het veiligheidsnet niet voor
andere doeleinden.
Controleer geregeld de staat van
het veiligheidsnet. Vervang het als
het sporen van slijtage of scheuren
vertoont. Vervang het wanneer het
tekenen van slijtage of scheuren
vertoont. Ga naar een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige voor
een vervangend antislipnet met de
specificaties en van een kwaliteit
zoals door Toyota voor uw auto is
voorgeschreven.
Zorg dat het luik in de scheidingswand
is aangebracht wanneer u geen lange
voorwerpen vervoert.
Proace_nl_ed01-2016.indb 10930/06/2016 14:59
110
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Vaste eendelige bank
FDe hoofdsteun omhoog zetten: trek hem
omhoog tot hij in de vergrendeling klikt.
F
De hoofdsteun verwijderen: trek de
hoofdsteun omhoog terwijl u de nok A
ingedrukt houdt.
F
De hoofdsteun terugzetten: steek de
pennen recht in de openingen van de
rugleuning.
F
De hoofdsteun omlaag zetten: duw de
hoofdsteun omlaag terwijl u de nok A
ingedrukt houdt.
F
Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
voorzieningen en verstellingsmogelijkheden is
afhankelijk van de uitvoering en configuratie
van uw auto.
De bank is voorzien van een eendelige rugleuning
die vast of neerklapbaar (tafelstand) is.
Kommavormige hoofdsteunDe rugleuning neerklappen
en als tafeltje gebruiken
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels.
F
Aan de voorzijde: beweeg de hendel
omhoog om de rugleuning te ontgrendelen.
F
Aan de achterzijde: beweeg de hendel
omlaag om de rugleuning te ontgrendelen.
F
Kantel de rugleuning op de zitting.
FTrek om de rugleuning weer rechtop te
zetten nogmaals aan de hendel en beweeg
de rugleuning omhoog.
Proace_nl_ed01-2016.indb 11030/06/2016 14:59
111
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
FZet de rugleuning in de tafelstand (volgens
uitvoering).
F
Ontgrendel de voorste verankeringen met
behulp van de hendels.
F
Verwijder de bank uit de
verankeringspunten.
F
Haal de bank uit de auto.
FZet de rugleuning in de tafelstand (volgens
uitvoering).
F
Klap de bank naar voren.
Opklappen, toegang tot de 3e zitrij
Verwijderen
Het is niet noodzakelijk om de rugleuning neer te
klappen (tafelstand) en de bank vervolgens naar
voren te klappen voor toegang tot de 3e zitrij.
FTrek aan de hendel om de achterste
verankeringen van de bank te ontgrendelen
en kantel de bank vervolgens naar voren.
F
Kantel de bank om hem weer te
gebruiken naar achteren tot de achterste
verankeringen zijn vergrendeld.
Wanneer u de bank uit de auto
verwijdert, bewaar hem dan op een
schone plaats om te voorkomen dat er
troep in de mechanismen terechtkomt.
De bank is niet bedoeld voor gebruik
buiten de auto. Als de bank oneigenlijk
gebruikt wordt of valt, kunnen de
mechanismen en functies ervan
beschadigd raken.
Proace_nl_ed01-2016.indb 11130/06/2016 14:59
112
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
FTrek aan de hendel en zet de rugleuning
rechtop (volgens uitvoering. Aan de
achterzijde: duw de hendel omlaag).
Controleer de correcte vergrendeling
op de vloer van de bank als hij is
teruggeklapt.
Let erop dat het vergrendelen niet wordt
verhinderd door voorwerpen of voeten
van passagiers achterin die zich op de
verankeringspunten bevinden.
F
Controleer of er geen voorwerpen in de
verankeringspunten liggen waardoor het correct
vergrendelen van de verankeringen wordt verhinderd.
Terugplaatsen
FVergrendel de verankeringen met de
hendels.
F
Kantel de bank naar achteren tot de
achterste verankeringen zijn vergrendeld.
Houd bij het kantelen rekening met de
voeten van eventuele passagiers.
F
Breng de voorste verankeringen van de bank aan in de
verankeringspunten op de vloer (zoals hierboven afgebeeld).
Proace_nl_ed01-2016.indb 11230/06/2016 14:59
113
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Vaste stoel en bank achter
De rugleuning van de stoel kan vast of
neerklapbaar (tafelstand) zijn.
De rugleuning van de bank is eendelig en kan
vast of neerklapbaar (tafelstand) zijn.
F
De hoofdsteun omhoog zetten: trek hem
omhoog tot hij in de vergrendeling klikt.
F
De hoofdsteun verwijderen: trek de
hoofdsteun omhoog terwijl u de nok A
ingedrukt houdt.
F
De hoofdsteun terugzetten: steek de
pennen recht in de openingen van de
rugleuning.
F
De hoofdsteun omlaag zetten: duw de
hoofdsteun omlaag terwijl u de nok A
ingedrukt houdt.
Kommavormige hoofdsteun
FZet de hoofdsteunen in de laagste stand.
De rugleuning neerklappen
en als tafeltje gebruiken
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels.
F
Aan de voorzijde: trek de hendel omhoog
om de rugleuning te ontgrendelen.
F
Aan de achterzijde: duw de hendel omlaag
om de rugleuning te ontgrendelen.
De aanwezigheid van de hieronder beschreven uitrusting en verstellingsmogelijkheden is afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.
Proace_nl_ed01-2016.indb 11330/06/2016 14:59
114
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
FZet de rugleuning in de tafelstand (volgens
uitvoering).
F
Klap de stoel naar voren.
F
Trek aan de hendel om de achterste verankeringen van de
stoel te ontgrendelen en kantel de stoel vervolgens naar
voren.
F
Kantel de stoel om hem weer te gebruiken naar achteren
tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld.
FZet de rugleuning in de tafelstand (volgens
uitvoering).
Opklappen, toegang tot de 3e zitrij
(voorbeeld: individuele stoel)
Verwijderen
(voorbeeld: individuele stoel)
Het is niet noodzakelijk om de
rugleuning neer te klappen (tafelstand)
en de bank vervolgens naar voren te
klappen voor toegang tot de 3e zitrij.
F
Kantel de rugleuning op de zitting.
FTrek om de rugleuning weer rechtop te
zetten nogmaals aan de hendel en beweeg
de rugleuning omhoog (aan de achterzijde:
duw de hendel omlaag).
F
Ontgrendel de voorste verankeringen met
behulp van de hendels.
F
Verwijder de stoel uit de
verankeringspunten.
F
Haal de stoel uit de auto via de opening
van de schuifdeur voor de 2e zitrij of via de
bagageruimte voor de 3e zitrij.
Proace_nl_ed01-2016.indb 11430/06/2016 14:59
115
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
FVergrendel de voorste verankeringen met
behulp van de hendels.
F
Kantel de stoel naar achteren tot de
achterste verankeringen zijn vergrendeld.
Houd bij het kantelen rekening met de voeten
van eventuele passagiers.
Let erop dat het vergrendelen niet wordt
verhinderd door voorwerpen of voeten
van passagiers achterin die zich op de
verankeringspunten bevinden.
F
Trek aan de hendel en zet de
rugleuning rechtop (volgens
uitvoering. Aan de achterzijde: duw
de hendel omlaag).
De stoel (of bank) is niet bedoeld voor
gebruik buiten de auto. Als de stoel (of
bank) oneigenlijk gebruikt wordt of valt,
kunnen de mechanismen en functies
ervan beschadigd raken.
Wanneer u de stoel (of de bank) uit de
auto verwijdert, bewaar hem dan op
een schone plaats om te voorkomen
dat er troep in de mechanismen
terechtkomt.
Terugplaatsen
(voorbeeld: individuele stoel)
F
Controleer of er geen voorwerpen het
vergrendelen van de verankeringen
hinderen.
F
Plaats de voorste verankeringen in de verankeringspunten
op de vloer (zoals hierboven afgebeeld).
Controleer de correcte vergrendeling op de
vloer van de bank als hij is teruggeklapt.
Proace_nl_ed01-2016.indb 11530/06/2016 14:59
116
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot de
stoelen en banken
Na de verschillende handelingen:
- verwijder een hoofdsteun niet zonder
deze op te bergen en aan een steun te
bevestigen,
- controleer of de veiligheidsgordels
bereikbaar blijven en gemakkelijk door de
passagier kunnen worden vastgemaakt,
- ga niet rijden voordat alle passagiers hun
hoofdsteun correct hebben afgesteld en
hun veiligheidsgordel hebben vastgemaakt
en afgesteld.
Vervoeren van bagage
of voorwerpen achter de
stoelen en de bank van de
3e zitrij
Wanneer u voor het vervoeren van bagage de
rugleuningen van de 3e zitrij in de tafelstand
hebt geklapt, moeten ook de rugleuningen van
de 2e zitrij in de tafelstand worden geklapt.
Voorschriften
Er mogen geen passagiers vervoerd worden:
- op de 3e zitrij als de rugleuning ervoor
(2e zitrij) in de tafelstand staat,
- op de 3e zitrij als de stoel/bank ervoor
(2e zitrij) is opgeklapt,
- op de stoel aan de rechterzijde van de
2e en 3e zitrij als de bank is opgeklapt,
- op de middelste zitplaats als de stoel
rechts ernaast is opgeklapt.
Proace_nl_ed01-2016.indb 11630/06/2016 14:59
117
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Dubbele cabine met vaste achterbank
Deze cabine is uitgerust met een vaste achterbank met veiligheidsgordels, opbergvakken (volgens
uitvoering) en extra zijruiten.
Deze cabine is van de laadruimte afgescheiden door een stevige scheidingswand die comfort en
veiligheid biedt.
Achterbank
Opbergbak
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto
bevindt zich voorin een opbergbak, onder de
bank.
Deze ergonomische bank heeft drie
zitplaatsen.
De twee buitenste zitplaatsen zijn voorzien van
ISOFIX-bevestigingen.
Opbergbakken onder de
zittingen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ISOFIX-
bevestigingen.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto
bevinden deze zich onder de zitting van de
middelste en de linker zitplaats.
Ze zijn vanuit de cabine bereikbaar door de
zitting boven de gewenste opbergbak naar
voren te kantelen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 11730/06/2016 14:59
118
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Hang geen voorwerpen aan de
bevestigingsstructuur van de cabine.
Vervoer niet meer passagiers dan
het aantal dat vermeld wordt op het
kentekenbewijs.
De laadruimte achterin is uitsluitend
bedoeld voor het transport van
goederen.
Wij adviseren u de lading of zware
voorwerpen zo ver mogelijk naar voren
in de laadruimte te plaatsen (bij de
cabine) en deze vast te zetten met
behulp van riemen en de sjorogen op
de laadvloer.
De bevestigingspunten van de
veiligheidsgordels mogen niet gebruikt
worden om lading vast te zetten.
De bakken kunnen via de achterzijde
worden gedemonteerd* en verwijderd* om
grote voorwerpen onder de bank te kunnen
vervoeren.
* Volgens land van bestemming.
Proace_nl_ed01-2016.indb 11830/06/2016 14:59
119
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Matten
Gebruik, wanneer u een nieuwe mat
bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de
bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.
Bevestigen
Verwijderen
Terugplaatsen
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
-
gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Bij gebruik van niet door Toyota
goedgekeurde matten kan de bediening
van de pedalen worden gehinderd en kan
de werking van de snelheidsregelaar/-
begrenzer negatief worden beïnvloed.
De door Toyota goedgekeurde matten zijn
voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Verwijderen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
zet de stoel in de achterste stand,
Fmaak de bevestigingen los,
Fverwijder vervolgens de mat.
Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde:
Fleg de mat goed op zijn plaats,
Fdruk de bevestigingen vast,
Fcontroleer of de mat goed vastzit.
Zonneklep
De zonneklep beschermt tegen zonlicht dat van
voren of van de zijkant komt en is voorzien van
een make-upspiegel met verlichting (afhankelijk
van de uitvoering).
De zonneklep aan bestuurderszijde is voorzien
van een opbergmogelijkheid voor tolkaarten,
tickets, ...
FOpen als het contact aan is het afdekkapje.
De verlichting van de make-upspiegel gaat
automatisch branden.
Voorzieningen in het interieur
Proace_nl_ed01-2016.indb 11930/06/2016 14:59
120
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Opbergvakken in de
voorportieren
Vloeistof die in de bekerhouder wordt
vervoerd (bijvoorbeeld in een mok)
en wordt gemorst, kan bij contact met
schakelaars op het dashboard en de
middenconsole storingen veroorzaken.
Wees daarom voorzichtig bij het gebruik
van de bekerhouder.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje bevindt zich de
schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde en kunnen een
fles water, de boorddocumentatie enz. worden
opgeborgen.
Opbergvak
In dit vak kunnen een fles water, de
boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.
F
Druk op het linker gedeelte van de knop om
het opbergvak te openen en begeleid het
deksel met de hand tot een klik aangeeft
dat het volledig is geopend.
Afhankelijk van de uitvoering treedt de verlichting
in werking zodra het opbergvak wordt geopend.
Als de auto is voorzien van airconditioning,
beschikt het kastje over een luchttoevoerkanaal
waaruit dezelfde (gekoelde) lucht stroomt als uit de
ventilatieroosters van het interieur.
Houd tijdens het rijden het opbergvak
gesloten om verwondingen bij
een aanrijding of een noodstop te
voorkomen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 12030/06/2016 14:59
121
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Bovenste opbergvak
Het opbergvak bevindt zich bovenop het
dashboard, achter het stuurwiel.
Druk op de knop om het deksel (volgens
uitvoering) te openen en beweeg het deksel
omhoog tot het open blijft staan.
Beweeg om het opbergvak te sluiten het deksel
omlaag en druk vervolgens kort op het midden
van het deksel.
Het morsen van vloeistof kan kortsluiting
veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
12V-aansluiting(en)
(afhankelijk van de uitvoering)
FOpen, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het kapje en sluit een geschikte
adapter aan.
Houd u aan het maximaal toegestane vermogen
om schade aan uw apparatuur te voorkomen.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door Toyota is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen
in de werking van de elektrische
componenten van de auto, zoals een
slechte radio-ontvangst of storingen in
de weergave van de displays.
Proace_nl_ed01-2016.indb 12130/06/2016 14:59
122
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
JACK-aansluiting
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten
om muziekbestanden via de geluidsinstallatie
van de auto te kunnen beluisteren.
De muziekbestanden worden beheerd via het
draagbare apparaat.
Raadpleeg voor meer informatie over
het gebruik van deze voorziening de
rubriek Audio en datacommunicatie.
Sjorogen
Voorzieningen
in de
laadruimte
Zet uw lading vast met de sjorogen op de vloer
van de laadruimte.
Om veiligheidsredenen (noodstop) is het
raadzaam de zwaarste lading zo ver mogelijk
naar voren (bij de cabine) te plaatsen.
Zet de lading stevig vast met de sjorogen op de
vloer van de laadruimte.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto
maken de volgende inrichtingen uw laadruimte
compleet.
USB-aansluiting
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten,
zoals een iPod
®
of een USB-stick.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van uw audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
op het stuurwiel of de toetsen van de autoradio.
Tijdens het gebruik van de USB-
aansluiting kan de draagbare apparatuur
automatisch worden opgeladen.
Tijdens het laden wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van
de draagbare apparatuur hoger is dan de
door de auto geleverde stroomsterkte.
Raadpleeg de rubriek Audio en
datacommunicatie voor meer informatie
over het gebruik van deze voorziening.
Proace_nl_ed01-2016.indb 12230/06/2016 14:59
123
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Schot
Het schot achter de voorstoelen beschermt
de bestuurder en voorpassagiers tegen
schuivende lading.
Een scheidingswand met of zonder ruit scheidt
de laadruimte af van de cabine.
Bagagenet voor hoge
belading
Voorzieningen in het
passagierscompartiment
Afhankelijk van de uitvoering is het
passagierscompartiment voorzien van de
volgende voorzieningen.
Met dit bagagenet kan de auto tot aan het dak
worden beladen:
- achter de voorstoelen (1e zitrij) als de
stoelen (en banken) op de 2e en 3e zitrij
zijn neergeklapt of verwijderd,
- achter de stoelen (en banken) op
de 2e zitrij, als de stoelen (en banken) op
de 3e zitrij zijn neergeklapt of verwijderd.
Bovenste bevestigingspunten
Onderste bevestigingspunten
(achter de 1e zitrij)
Als uw auto is uitgerust met eendelige banken
of vaste stoelen en banken:
F
Maak aan beide zijden van het dak
(bovenaan) de sierkapjes los.
F
Breng aan beide zijden van de 2e zitrij
de bevestigingspunten aan in de
verankeringen op de vloer (zoals hierboven
afgebeeld).
Proace_nl_ed01-2016.indb 12330/06/2016 14:59
124
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Plaatsen van het net
Maak aan de bovenzijde de sierkapjes los en
breng aan de onderzijde de bevestigingspunten
aan (zoals hiervoor reeds beschreven).
F
Klap de stoelen en banken op de 2e en
3e zitrij (volgens uitvoering) neer (in de
tafelstand) of verwijder ze.
F
Rol het bagagenet voor hoge belading uit.
FBevestig de haken aan de bovenzijde
van het net in de daarvoor bestemde
bevestigingspunten in het dak (eerst de
ene en vervolgens de andere zijde).
F
Laat de riemen maximaal ontspannen.
FBevestig het net aan de onderste
bevestigingspunten aan beide zijden achter
de 1e zitrij of aan de sjorogen aan beide
zijden achter de 2e zitrij.
F
Span het net met behulp van de riemen.
FControleer of het net goed is bevestigd en
gespannen.
Gebruik hiervoor nooit de ISOFIX-bevestiging
die is bedoeld voor de bovenste riem van een
kinderzitje met Top Tether-bevestiging.
De zijruiten van de 2e zitrij (volgens uitvoering)
kunnen worden geopend.
Zijruiten 2e zitrij
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
kinderbeveiliging van de zijruiten
achter.
Tijdens het rijden moeten deze ruiten zijn
gesloten of in een van de standen zijn
vastgezet.
F
Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit
open.
F
Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de
bevestigingspunten aan in de verankeringen op de
vloer en draai deze een kwart omwenteling om ze
te vergrendelen (zoals hierboven afgebeeld).
Plaats ze zo dicht mogelijk bij het uiteinde van
de rail.
Als uw auto is uitgerust met stoelen en banken
of individuele stoelen op rails:
Onderste bevestigingspunten
(achter de 2e zitrij)
FGebruik de sjorogen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 12430/06/2016 14:59
125
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Temperatuur
Luchtopbrengstregeling
FDraai aan de knop om de
gewenste luchtopbrengst
te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de laagste stand
staat (uitschakeling van het systeem), wordt
het thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind echter nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd.
Verwarming / ventilatie
FDraai de knop van "LO"
(koel) naar "HI" (warm)
om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtverdeling kan worden aangepast door
meerdere toetsen in te drukken.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Door de toevoer van buitenlucht wordt
voorkomen dat de voorruit en de zijruiten
beslaan.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen
dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk gebruiken
om sneller warme of koele lucht te verkrijgen.
FDruk op deze toets om deze
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het verklikkerlampje
gaat branden.
F
Druk nogmaals op deze toets
om de toevoer van buitenlucht
weer in te schakelen. Het
verklikkerlampje gaat uit.
Proace_nl_ed01-2016.indb 12530/06/2016 14:59
126
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
De airconditioning werkt alleen als de motor draait.
Handbediende airconditioning
Temperatuur
FDraai de knop van "LO"
(koel) naar "HI" (warm)
om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
Luchtopbrengst
FDraai de knop om de
gewenste luchtopbrengst
te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de minimumstand
staat (uitschakeling van het systeem), wordt
het thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind echter nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden verdeeld door
meerdere toetsen in te drukken.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Door de toevoer van buitenlucht wordt voorkomen
dat de voorruit en de zijruiten beslaan.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen
dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk
gebruiken om sneller warme of koele
lucht te verkrijgen.
F
Druk op deze toets om deze
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het verklikkerlampje
gaat branden.
F
Druk nogmaals op deze toets
om de toevoer van buitenlucht
weer in te schakelen. Het
verklikkerlampje gaat uit.
Proace_nl_ed01-2016.indb 12630/06/2016 14:59
127
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Airconditioning
Aan
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
- in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Om sneller koele lucht te verkrijgen
kunt u gedurende enige tijd de
recirculatiestand inschakelen.
Schakel daarna de toevoer van
buitenlucht weer in.
F
Druk op deze toets. Het
verklikkerlampje gaat branden.
F
Druk nogmaals op deze toets.
Het verklikkerlampje gaat uit.
Uit
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld,
kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Proace_nl_ed01-2016.indb 12730/06/2016 14:59
128
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst
kunt u een andere waarde instellen, die
gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan
3 te laten bedragen.
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een aangenaam comfort en
een zo laag mogelijk geluidsniveau,
aangezien de aanjagersnelheid
beperkt wordt.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
F
Druk herhaaldelijk op de
toets "AUTO".
Automatisch programma
"comfort"
Temperatuur
FDuw de impulstoets
omlaag om de waarde te
verlagen of omhoog om
de waarde te verhogen.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
Het geactiveerde programma wordt zoals hieronder
beschreven weergegeven op het display:
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies automatisch worden
geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, verdwijnt het
symbool "AUTO".
Handmatige stand
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Proace_nl_ed01-2016.indb 12830/06/2016 14:59
129
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Programma zicht
FDruk op de toets "zicht" om de
voorruit en zijruiten sneller te
ontwasemen of te ontdooien.
F
Druk nogmaals op de toets
"zicht" om het programma uit te
schakelen.
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar de
luchtroosters voor een optimale ontwaseming
van de voorruit en zijruiten.
Voor een maximale afkoeling of
opwarming van het interieur kan de
temperatuurregeling op een waarde lager
dan 14 of hoger dan 28 worden ingesteld.
FDuw de toets omlaag
tot "LO" wordt
weergegeven of
omhoog tot "HI" wordt
weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor een optimale
temperatuur de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als (een van) de passagier(s) de
temperatuurregeling aan passagierszijde
bedient.
Of
F
Druk op de toets "AUTO"
om terug te keren naar het
automatische programma
"comfort".
F
Druk op deze toets om de functie
in of uit te schakelen.
Het lampje van de toets brandt als de
functie is ingeschakeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 12930/06/2016 14:59
130
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
FDruk op deze toets om de
luchtopbrengst te verhogen.
Luchtverdeling
FDruk deze toets herhaaldelijk in
om de luchtstroom te verdelen
naar hetzij:
- de voorruit, de zijruiten en de voeten van
de inzittenden,
- de voeten van de inzittenden,
- de middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voeten van de
inzittenden,
- de voorruit, de zijruiten, de middelste
ventilatieroosters, de zijventilatieroosters
en de voeten van de inzittenden,
- de middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien).
Luchtopbrengst
FDruk op deze toets om de
luchtopbrengst te verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
verschijnt. Het symbool wordt, afhankelijk van
de ingestelde waarde, geleidelijk voller of leger.
Airconditioning
Het systeem stelt u in staat:
-
de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,
- in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Om sneller koele lucht te verkrijgen
kunt u gedurende enige tijd de
recirculatiestand inschakelen.
Schakel daarna de toevoer van
buitenlucht weer in.
F
Druk op deze toets. Het
verklikkerlampje gaat branden.
F
Druk nogmaals op deze toets.
Het verklikkerlampje gaat uit.
Uit
Als de airconditioning is uitgeschakeld,
kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Proace_nl_ed01-2016.indb 13030/06/2016 14:59
131
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Uitschakelen van het systeem
F
Druk op deze toets tot het symbool
van de propeller is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Een zwakke luchtstroom, veroorzaakt
door de rijwind, blijft echter voelbaar.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakeld systeem (kans op
beslagen ruiten en een verminderde
luchtkwaliteit).
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Door de toevoer van buitenlucht wordt
voorkomen dat de voorruit en de zijruiten
beslaan.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen
dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk gebruiken
om sneller warme of koele lucht te verkrijgen.
FDruk op deze toets om de lucht in
het interieur te laten recirculeren.
Het symbool wordt weergegeven.
F
Druk nogmaals op deze toets om
de toevoer van buitenlucht weer
in te schakelen. Het symbool
wordt niet meer weergegeven.
F
Druk op deze toets om het
systeem weer in te schakelen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 13130/06/2016 14:59
132
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten
staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Verwarming/ventilatie of
handbediende airconditioning
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
F
Zet de knoppen van de aanjagersnelheid, de
temperatuur en de luchtverdeling in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven stand.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de
luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer
en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.
F
Druk op deze toets om de
voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
F
Druk nogmaals op deze toets of
op "AUTO" om deze functie uit
te schakelen.
F
Inschakelen van de
airconditioning: druk op deze
toets, het lampje van de toets
gaat branden.
Verwarmde voorruit en
ruitensproeierkoppen
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
ruitenwissers en in het bijzonder de
voorruitverwarming en de verwarmde
ruitensproeierkoppen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 13230/06/2016 14:59
133
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Buitenspiegelverwarming
Aan
Uit
FDruk op deze toets om de
buitenspiegels te ontwasemen.
Het lampje van de toets gaat
branden.
De buitenspiegelverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen.
De buitenspiegelverwarming werkt
uitsluitend bij draaiende motor.
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
F
U kunt de
buitenspiegelverwarming
ook eerder uitschakelen door
nogmaals op deze toets te
drukken. Het lampje van de toets
gaat dan uit.
Proace_nl_ed01-2016.indb 13330/06/2016 14:59
134
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Achterruitverwarming
Aan
Uit
FDruk op deze toets om de
achterruit en de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering
van uw auto) te ontwasemen. Het
lampje van de toets gaat branden.
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen.
De achterruitverwarming werkt
uitsluitend bij draaiende motor.
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
F
U kunt de achterruit- en
buitenspiegelverwarming
ook eerder uitschakelen door
nogmaals op deze toets te
drukken. Het lampje van de toets
gaat dan uit.
Proace_nl_ed01-2016.indb 13430/06/2016 14:59
135
3
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
Let erop dat de zonnesensor aan de bovenzijde van de voorruit niet wordt afgedekt.
Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
F
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
Laat om de perfecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
Als het systeem geen koude lucht aanvoert, schakel het dan uit en neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Stop & Start-systeem
De verwarming en de airconditioning
werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de auto
op het door u gewenste niveau wilt
houden, kunt u tijdelijk de functie Stop &
Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start -systeem.
Ventilatieroosters
Beweeg de knop in de richting van
de buitenzijde van de auto om het
ventilatierooster te sluiten. Er kan enige
weerstand voelbaar zijn.
Proace_nl_ed01-2016.indb 13530/06/2016 14:59
136
Ergonomie en comfort
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Gewenste werking
Verwarming of handbediende airconditioning
LuchtverdelingLuchtopbrengst
Recirculatie interieurlucht /
Toevoer van buitenlucht
Temperatuur
Handbediende
airconditioning
WARM
KOUD
ONTWASEMEN
ONTDOOIEN
Geadviseerde instellingen
Airconditioning met gescheiden regeling: gebruik bij voorkeur de volledig automatische stand door op de toets "AUTO" te drukken.
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust
met een systeem dat zorgt voor extra tractie op
besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole.
Deze functie signaleert situaties met weinig grip,
zoals wegrijden en voortbewegen van de auto
in verse en diepe sneeuw of over platgereden
sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
intelligente tractiecontrole het doorslippen van
de voorwielen om voor een optimale grip te zorgen.
Zo wordt de aandrijving en de bestuurbaarheid
verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 16230/06/2016 15:00
163
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP) en antispinregeling (ASR)
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor
wordt gestart.
Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben
of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste
richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het CDS-systeem
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
spinnen en weer grip kunnen krijgen.
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
Storing
Opnieuw inschakelen
FDruk op deze knop.
FZet de draaiknop in deze stand.
Of
Als het lampje op de (draai)knop gaat branden,
grijpt het CDS-systeem niet meer in op de
werking van de motor.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.
Maar bij snelheden tot 50 km/h kunt u het
systeem handmatig opnieuw inschakelen.
F
Druk op deze knop.
Of
F
Zet de draaiknop in deze stand.
Het lampje op de (draai)knop gaat uit.
Het CDS-systeem zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer
risico's of te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
met betrekking tot de wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische onderdelen
alsmede de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden door het
Toyota-netwerk.
Laat na een aanrijding het systeem
nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, duidt
dit op een storing in het systeem.
Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige om het systeem te laten nakijken.
Proace_nl_ed01-2016.indb 16330/06/2016 15:00
164
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Toyota Traction Select
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling
waarmee de aandrijving wordt verbeterd op
ondergronden met sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie op optimale
wijze en zorgt ervoor dat u ook onder
omstandigheden met weinig grip, die u tijdens
toeristisch gebruik kunt tegenkomen, uw weg
kunt vervolgen.
Dit is de stand voor situaties waarin weinig
wielslip optreedt, gebaseerd op de meest
voorkomende omstandigheden tijdens het
rijden op autowegen en snelwegen.
F
Zet de draaiknop in deze stand.
In deze stand past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid
grip die elk voorwiel op dat moment heeft.
(regeling actief tot 50 km/h)
F
Zet de draaiknop in deze stand.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de
stand selecteren die het meest geschikt is voor
de rijomstandigheden die u tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een
lampje branden om uw keuze te bevestigen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt om
het systeem optimaal gebruik te laten maken van het
motorvermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste
instellingen. Tijdens de werking van het systeem draait
de motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.
U kunt uit verschillende standen kiezen:
SneeuwNormaal (ESP)
Als u het contact opnieuw aanzet,
neemt het systeem automatisch deze
stand weer aan.
In combinatie met de Peak Mountain
Snow Flake vierseizoenenbanden biedt
dit systeem een optimaal compromis
tussen veiligheid, grip en tractie. Deze
banden leveren zowel 's zomers als 's
winters uitstekende prestaties.
Proace_nl_ed01-2016.indb 16430/06/2016 15:00
165
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
In deze stand wordt bij het wegrijden veel
wielslip toegestaan bij het wiel met de minste
grip, zodat de modder van de band wordt
verwijderd en het wiel vervolgens weer grip
krijgt. Er wordt zo veel mogelijk koppel naat het
wiel met de meeste grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de
wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 80 km/h)
F
Zet de draaiknop in deze stand.
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen toegestaan, zodat
de auto vooruit komt en het risico van ingraven
wordt beperkt.
(regeling actief tot 120 km/h)
F
Zet de draaiknop in deze stand.
Activeer op zand geen andere standen,
hierdoor bestaat de kans dat de auto vast komt
te zitten in het terrein.
U kunt een aantal functies van het
ESP (antispinregeling en dynamische
stabiliteitscontrole) uitschakelen door de
draaiknop in de stand "OFF" te draaien.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het contact
opnieuw wordt aangezet.
Off road (modder, nat gras enz.)Zand
Tips voor het rijden
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen
voor het gebruik op verharde wegen,
maar u kunt er ook mee uit de voeten
op minder goed begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto,
en is niet ontworpen voor de volgende
omstandigheden:
- het rijden in terreinen die de
onderzijde van de auto zouden
kunnen beschadigen of waarin
onderdelen (brandstofleiding,
brandstofkoeler, ...) geraakt zouden
kunnen worden door stenen of
andere objecten,
- het rijden in terrein met steile
hellingen en weinig grip,
- het doorwaden van beekjes en
stroompjes, enz.
Proace_nl_ed01-2016.indb 16530/06/2016 15:00
166
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
Omdoen
Losmaken
FDruk op de rode knop van de gordelsluiting.
FHoud de gordel vast terwijl deze zich
oprolt.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming
van de bestuurder en passagier bij frontale en
zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor
dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de
inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee
de veiligheid.
Hoogteverstelling
Het schoudergedeelte van de gordel
moet in het holle gedeelte van de
schouder vallen.
F
Beweeg de knop A omlaag en schuif het
bevestigingspunt omlaag om het lager te
plaatsen.
F
Schuif het bevestigingspunt omhoog om
het hoger te plaatsen.
F
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Proace_nl_ed01-2016.indb 16630/06/2016 15:00
167
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Tweezitsbank vóór
Bij auto's met een driezitsbank (eendelig of
bestaande uit een stoel en een tweezitsbank)
zijn de buitenste zitplaatsen voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
De oprolautomaten van de buitenste
zitplaatsen van de 2e zitrij zijn voorzien van
een spankrachtbegrenzer.
De zitplaatsen van de 3e zitrij zijn voorzien
van een driepuntsveiligheidsgordel met
oprolautomaat.
Zorg er bij auto's met een voorbank voor
dat de juiste veiligheidsgordel in de juiste
gordelsluiting wordt gestoken.
Steek de veiligheidsgordel van de bestuurder
niet in de gordelsluiting van de middelste
veiligheidsgordel en andersom, en gebruik
de gordel van de bestuurder niet voor de
middelste zitplaats.
Zorg ervoor dat de gordels op de 2
e
en
3
e
zitrij in de juiste gordelsluiting worden
vastgemaakt.
Bevestig de gordels van de buitenste
zitplaatsen niet in de gordelsluiting van
de middelste zitplaats en gebruik de
gordels van de buitenste zitplaatsen
niet op de middelste zitplaats.
Zorg er bij het neerklappen van de
buitenste zitplaatsen of het in tafelstand
zetten van de rugleuningen voor dat
de veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats niet klem komt te zitten.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of achterbank
of de gordel correct is opgerold en de
gordelsluiting gebruikt kan worden.
Let er bij het verplaatsen van de
buitenste stoelen (verwijderen/
terugplaatsen) of bij het instappen naar
de derde zitrij op dat er niets blijft haken
aan de middelste veiligheidsgordel.
Veiligheidsgordels
achter
Proace_nl_ed01-2016.indb 16730/06/2016 15:00
168
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
Als uw auto is uitgerust met individuele
voorstoelen:
1.
Pictogram veiligheidsgordel bestuurder
losgemaakt/niet vastgemaakt.
2.
Pictogram veiligheidsgordel voorpassagier
losgemaakt/niet vastgemaakt.
Vanaf ongeveer 20 km/h en
gedurende 2 minuten knippert het
pictogram van de desbetreffende
veiligheidsgordel(s) in combinatie
met een geluidssignaal. Na deze
2 minuten blijft het pictogram van de
desbetreffende veiligheidsgordel(s)
branden zolang de bestuurder en/of
de passagier zijn veiligheidsgordel
niet heeft vastgemaakt.
Als bij het aanzetten van het contact één of meer
veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt of weer zijn
losgemaakt, gaat op het instrumentenpaneel het pictogram
van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden.
Als uw auto is uitgerust met een tweezitsbank
vóór:
A.
Pictogram veiligheidsgordel linker zitplaats
(bestuurder) losgemaakt/niet vastgemaakt.
B.
Pictogram veiligheidsgordel middelste en/
of buitenste zitplaats losgemaakt.
Als het contact aan staat, gaat het
pictogram A branden als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel heeft losgemaakt of niet heeft
vastgemaakt.
Het pictogram B gaat branden als (een van)
de desbetreffende veiligheidsgordels is/zijn
losgemaakt.
Proace_nl_ed01-2016.indb 16830/06/2016 15:00
169
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Adviezen
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat na een aanrijding de veiligheidsgordels
nakijken en indien nodig vervangen door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
- moet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
mag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd
.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het Toyota-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat uw veiligheidsgordels regelmatig
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, vooral wanneer ze tekenen van
beschadiging vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het Toyota-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes.
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
Proace_nl_ed01-2016.indb 16930/06/2016 15:00
170
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de passagiers op de middelste zitplaats
van zitrij 2 en, volgens uitvoering, zitrij 3) bij
ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de passagiers op de
middelste zitplaats van zitrij 2 en, volgens
uitvoering, zitrij 3) te helpen beschermen.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas
snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.
Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.Impactzone vóór.
B.Impactzone opzij.
Proace_nl_ed01-2016.indb 17030/06/2016 15:00
171
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Frontairbags
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), waarbij de krachten in de
horizontale lengterichting van de auto en vanaf
de voorzijde richting de achterzijde op de auto
inwerken.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen
de bestuurder en het stuur of tussen de
passagier(s) voorin en het dashboard om
te verhinderen dat deze naar voren wordt
geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier(s) bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuurwiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Houd tijdens het rijden het opbergvak
gesloten om verwondingen bij
een aanrijding of een noodstop te
voorkomen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 17130/06/2016 15:00
172
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld.
Bij het aanzetten van het contact brandt
dit waarschuwingslampje in het display
met de waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels. Het blijft branden
zolang de airbag is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen airbag aan
passagierszijde
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan
met afgezet contact de schakelaar weer
op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw voorpassagier(s) te
garanderen.
Bij het aanzetten van het contact gaat
dit waarschuwingslampje in het display
met de waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels gedurende ongeveer één
minuut branden om aan te geven dat de airbag
aan passagierszijde weer is ingeschakeld.
Storing
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige om het systeem te laten
nakijken als dit waarschuwingslampje in
het instrumentenpaneel gaat branden.
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij, loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen het
bovenlichaam van de inzittende voorin en het
desbetreffende portierpaneel.
Indien uw auto is uitgerust met zijairbags,
beschermen deze de bestuurder en de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding
om de kans op letsel aan het bovenlichaam, tussen
de buik en het hoofd, te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de
rugleuning, aan de portierzijde.
FZet het contact af en steek de sleutel in
de schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde.
FDraai deze in de stand "OFF".
FVerwijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 17230/06/2016 15:00
173
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...) en bevestig niets in
de buurt van de airbags of in het gebied waar
de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij
het afgaan van de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Alle werkzaamheden aan het airbagsysteem
moeten worden uitgevoerd door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor
goedgekeurde stoelhoezen, die in
combinatie met actieve zijairbags gebruikt
kunnen worden. Neem voor informatie over
het aanbod aan stoelbekleding die geschikt
is voor uw auto contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de accessoires.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
De airbag wordt namelijk zeer snel
opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen
gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op
het stuurwiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Adviezen
Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen, kan
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer
goed werken - In dat geval werken de zij-
airbags mogelijk niet!
Dergelijke werkzaamheden mogen
uitsluitend door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige worden uitgevoerd.
Proace_nl_ed01-2016.indb 17330/06/2016 15:00
174
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
- conform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m in gehomologeerde, aan
het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd*,
- de veiligste plaats voor het vervoeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van uw
auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor-
als achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd.
Toyotabeveelt u aan kinderen op de
achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot
3 jaar,
- met het gezicht in de rijrichting
vanaf 3 jaar.
Hoewel Toyota bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
* De regelgeving met betrekking tot het vervoer
van kinderen zijn per land verschillend.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Proace_nl_ed01-2016.indb 17430/06/2016 15:00
175
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Kinderzitje achterin
"Rug in de rijrichting"
Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar
voren en zet de rugleuning van de voorstoel
rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet
raakt.
Zet de zitplaats waarop u het kinderzitje plaatst
in de achterste stand, met de rugleuning
rechtop.
"Gezicht in de rijrichting"
Schuif als u een kinderzitje "met het gezicht
in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel
naar voren en zet de rugleuning van de
voorstoel rechtop, zodat de benen van het kind
de voorstoel niet raken.
Zet de zitplaats waarop u het kinderzitje plaatst
in de achterste stand, met de rugleuning
rechtop.
Controleer of de veiligheidsgordel goed
is aangetrokken.
Controleer bij kinderzitjes met een
steun of deze steun stabiel op de vloer
staat. Verzet indien nodig de voorstoel
van de auto.
3e zitrij (volgens uitvoering)
Schuif als een kinderzitje op de 3e zitrij is
geplaatst de zitplaats op de 2e zitrij naar
voren en zet de rugleuning rechtop zodat
het kinderzitje en de benen van het kind de
zitplaats op de 2e zitrij niet raken.
Proace_nl_ed01-2016.indb 17530/06/2016 15:00
176
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Passagiersstoel in de hoogste stand en zo
ver mogelijk naar achteren.
"Met de rug in de rijrichting"
Kinderzitje op de passagiersstoel voor*
"Met het gezicht in de rijrichting"
Let erop dat de veiligheidsgordel goed
aansgespannen is.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun
voor dat de steun goed contact maakt
met de vloer. Verstel de passagiersstoel
als dit niet het geval is.
Wanneer een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de passagiersstoel voor wordt
geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk naar
achteren worden geschoven, en in de hoogste
stand en met de rugleuning rechtop worden
gezet.
De frontairbag aan passagierszijde moet
zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan
kan het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk
naar achteren worden geschoven, en in de
hoogste stand en met de rugleuning rechtop
worden gezet en mag de frontairbag aan
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.
* Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens
u een kinderzitje op deze zitplaats bevestigt.
Proace_nl_ed01-2016.indb 17630/06/2016 15:00
177
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Airbag aan passagierszijde OFF
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de airbags.
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde
Plaats nooit een kind in een kinderzitje
"met de rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel als de airbag vóór
aan passagierszijde is ingeschakeld.
Het kind kan in dat geval bij een
aanrijding levensgevaarlijk gewond
raken.
Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de
waarschuwingssticker aan beide zijden van de
zonneklep aan passagierszijde.
Conform de wettelijke voorschriften vindt u op
de volgende tabellen deze waarschuwing in
alle benodigde talen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 17730/06/2016 15:00
178
AR
BG
НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини
СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CS
NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí
nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.
DA
Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT
KVÆSTET eller DRÆBT.
DE
Montieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen der
Fahrtrichtung, das Kind könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.
EL
Μη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από
ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ
EN
NEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur
ES
NO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la marcha en un asiento protegido mediante un
AIRBAG frontal ACTIVADO, ya que podría causar lesiones GRAVES o incluso la MUERTE del niño.
ET
Ärge MITTE KUNAGI paigaldage “seljaga sõidusuunas“ lapseistet juhi kõrvalistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD.
Turvapadja avanemine võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.
FI
ÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY. Sen
laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN.
FR
NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE
frontal ACTIVÉ.
Cela peut provoquer la MORT de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT
HR
NIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM. To bi
moglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HU
SOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést AKTIVÁLT (BEKAPCSOLT) FRONTLÉGZSÁKKAL védett ülésen. Ez a
gyermek HALÁLÁT vagy SÚLYOS SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
IT
NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale
ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.
LT
NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO
PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Proace_nl_ed01-2016.indb 17830/06/2016 15:00
179
5
LV
NEKAD NEuzstādiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera sēdvietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA
SPILVENS.
Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.
MT
Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla
NL
Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de
airbag kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN
NO
Installer ALDRI et barnesete med ryggen mot kjøreretningen i et sete som er beskyttet med en frontal AKTIVERT KOLLISJONSPUTE,
BARNET risikerer å bli DREPT eller HARDT SKADET.
PL
NIGDY nie instalować fotelika dziecięcego w pozycji "tyłem do kierunku jazdy" na siedzeniu wyposażonym w CZOŁOWĄ PODUSZKĘ
POWIETRZNĄ w stanie AKTYWNYM. Może to doprowadzić do ŚMIERCI DZIECKA lub spowodować u niego POWAŻNE OBRAŻENIA
CIAŁA.
PT
NUNCA instale um sistema de retenção para crianças de costas para a estrada num banco protegido por um AIRBAG frontal ACTIVADO.
Esta instalação poderá provocar FERIMENTOS GRAVES ou a MORTE da CRIANÇA.
RO
Nu instalati NICIODATA un sistem de retinere pentru copii, dispus cu spatele in directia de mers, pe un loc din vehicul protejat cu AIRBAG
frontal ACTIVAT. Aceasta ar putea provoca MOARTEA COPILULUI sau RANIREA lui GRAVA.
RU
ВО ВСЕХ СЛУЧАЯХ ЗАПРЕЩАЕТСЯ использовать обращенное назад детское удерживающее устройство на сиденье,
защищенном ФУНКЦИОНИРУЮЩЕЙ ПОДУШКОЙ БЕЗОПАСНОСТИ, установленной перед этим сиденьем.
Это может привести к ГИБЕЛИ РЕБЕНКА или НАНЕСЕНИЮ ЕМУ СЕРЬЕЗНЫХ ТЕЛЕСНЫХ ПОВРЕЖДЕНИЙ
SK
NIKDY neinštalujte detské zádržné zariadenie orientované smerom dozadu na sedadlo chránené AKTIVOVANÝM čelným AIRBAGOM.
Mohlo by dôjsť k SMRTEĽNÉMU alebo VÁŽNEMU PORANENIU DIEŤAŤA.
SL
NIKOLI ne nameščajte otroškega sedeža s hrbtom v smeri vožnje, če je VARNOSTNA BLAZINA pred sprednjim sopotnikovim sedežem
AKTIVIRANA. Takšna namestitev lahko povzroči SMRT OTROKA ali HUDE POŠKODBE.
SR
NIKADA ne koristite dečje sedište koje se okreće unazad na sedištu zaštićenim AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred njega, jer
mogu nastupiti SMRT ili OZBILJNA POVREDA DETETA.
SV
Passagerarkrockkudden fram MÅSTE vara avaktiverad om en bakåtvänd bilbarnstol installeras på denna plats. Annars riskerar barnet att
DÖDAS eller SKADAS ALLVARLIGT.
TR
KESİNLKLE HAVA YASTIĞI AKTİF olan ön koltuğa yüzü arkaya dönük bir çocuk koltuğu yerleştirmeyiniz. Bu ÇOCUĞUN ÖLMESİNE veya
ÇOK AĞIR YARALANMASINA sebep olabilir.
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Proace_nl_ed01-2016.indb 17930/06/2016 15:00
180
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Door Toyota aanbevolen kinderzitjes
Toyota levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt.
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1
"TOYOTA GO + BABY SAFE PLUS"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Proace_nl_ed01-2016.indb 18030/06/2016 15:00
181
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Groep 2 en 3: 15 - 36 kg
L5
"TOYOTA KIDIFIX XP SICT"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto
worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
L6
"TOYOTA DUO PLUS"
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Proace_nl_ed01-2016.indb 18130/06/2016 15:00
182
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel,
van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a), gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto:
Zitplaatsen
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Minder dan 13 kg
(Groep 0 (b)
en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot
ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot
ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot
ongeveer 10 jaar
Cabine / 1e zitrij (c) (d)
Individuele
voorpassagiersstoel
UUUU
Tweezitsbank,
buitenste zitplaats
UUUU
Tweezitsbank,
middelste
zitplaats
XXXX
2e zitrij (e)
Buitenste zitplaats
links
-*
Middelste
zitplaats
-*
Buitenste zitplaats
rechts
-*
Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel
* In afwachting van homologatie.
Proace_nl_ed01-2016.indb 18230/06/2016 15:00
183
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
auto's kan worden bevestigd met behulp
van de veiligheidsgordel.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op
de passagiersstoel vóór worden bevestigd
(c) Raadpleeg de huidige wetgeving in uw land
alvorens een kinderzitje op deze plaats te
bevestigen.
(d) Als een kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" op de voorstoel is bevestigd,
moet de airbag vóór aan passagierszijde
worden uitgeschakeld. Het kind kan
anders bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
(e) Als u een kinderzitje achterin bevestigt,
schuif dan de stoel ervoor naar voren en
zet de rugleuning ervan rechtop zodat er
voldoende ruimte is voor het kinderzitje en
de benen van het kind.
Verwijder de hoofdsteun en berg deze op
alvorens een kinderzitje met rugleuning op
een passagierszitplaats te bevestigen.
Vergeet niet de hoofdsteun weer te
bevestigen nadat het kinderzitje weer is
verwijderd.
U:
Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd kinderzitje
met een veiligheidsgordel, zowel met de
"rug in de rijrichting" als met het "gezicht in
de rijrichting".
X:
Zitplaats die niet geschikt is voor het
plaatsen van een kinderzitje uit de
aangegeven gewichtscategorie.
Proace_nl_ed01-2016.indb 18330/06/2016 15:00
184
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel,
van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a), gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto:
Zitplaatsen
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Minder dan 13 kg
(Groep 0 (b) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
1e zitrij (c)
Individuele
voorpassagiersstoel
met passagiersairbag
uitgeschakeld "OFF"
UUUU
met passagiersairbag
ingeschakeld "ON"
XUFUFUF
Tweezitsbank,
middelste
zitplaats
met passagiersairbag
uitgeschakeld "OFF"
XXXX
met passagiersairbag
ingeschakeld "ON"
XXXX
Tweezitsbank,
buitenste
zitplaats
met passagiersairbag
uitgeschakeld "OFF"
UUUU
met passagiersairbag
ingeschakeld "ON"
XUFUFUF
2e zitrij
Buitenste zitplaats linksUUUU
Middelste zitplaatsUUUU
Buitenste zitplaats rechtsUUUU
3e zitrij
Buitenste zitplaats linksUUUU
Middelste zitplaatsUUUU
Buitenste zitplaats rechtsUUUU
Proace_nl_ed01-2016.indb 18430/06/2016 15:00
185
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle
auto's kan worden bevestigd met behulp
van de veiligheidsgordel.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet
op de passagierszitplaats(en) vóór of op
de zitplaatsen van de 3e zitrij worden
bevestigd.
(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land
alvorens een kinderzitje op deze plaats te
bevestigen.
U:
Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd kinderzitje
met een veiligheidsgordel, zowel met de
"rug in de rijrichting" als met het "gezicht in
de rijrichting".
UF
Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd kinderzitje
met een veiligheidsgordel, met het "gezicht
in de rijrichting".
X:
Zitplaats die niet geschikt is voor het
plaatsen van een kinderzitje uit de
aangegeven gewichtscategorie.
Vergeet niet de hoofdsteun weer te
bevestigen nadat het kinderzitje weer is
verwijderd.
Proace_nl_ed01-2016.indb 18530/06/2016 15:00
186
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
ISOFIX-bevestigingen
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan
het kind bij een ongeval ernstig letsel
oplopen.
Raadpleeg het schema voor meer
informatie over de mogelijkheden van
het plaatsen van ISOFIX-kinderzitjes in
uw auto.
Volg nauwkeurig de
montagevoorschriften in de handleiding
die bij het kinderzitje is geleverd.
Uw auto voldoet aan de laatste ISOFIX-normen.
De plaats van de voorgeschreven ISOFIX-
bevestigingen (volgens uitvoering) wordt
aangegeven met labels.
Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:
- Twee bevestigingsringen A vóór, die zich
tussen de rugleuning en de zitting van de
zitplaats bevinden en zijn voorzien van de
aanduiding "ISOFIX",
- Afhankelijk van de uitrusting van uw auto één
bevestigingsring B achter, die zich achter de
zitplaats van de auto bevindt en de Top Tether
wordt genoemd, voor de bevestiging van de
bovenste riem. Deze ring is voorzien van de
aanduiding "Top Tether".
Aan de Top Tether kan de bovenste riem van
een kinderzitje (indien aanwezig) worden
vastgemaakt. Dit systeem beperkt het naar
voren kantelen van het kinderzitje bij een
frontale aanrijding.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige,
degelijke en snelle montage van het kinderzitje in
uw auto.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee
sloten die aan de twee bevestigingsringen A vóór
kunnen worden verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van
een bovenste bevestigingsriem die kan worden
vastgemaakt aan de bevestigingsring B achter.
Kinderzitje vastmaken aan de Top Tether:
- verwijder de hoofdsteun en berg deze op
alvorens het kinderzitje op deze plaats te
bevestigen (vergeet niet de hoofdsteun
weer aan te brengen nadat u het kinderzitje
weer hebt verwijderd),
- haal de riem van het kinderzitje naar de
achterzijde van de rugleuning van de stoel
en zorg dat deze precies tussen de gaten
voor de hoofdsteunpennen ligt,
- maak de haak van de bovenste riem vast
aan de ring B achter,
- trek de bovenste riem strak.
Proace_nl_ed01-2016.indb 18630/06/2016 15:00
187
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Door Toyota aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes
Het Toyota levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto.
Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van het zitje.
"TOYOTA GO + BABY SAFE PLUS" met
ISOFIX-basis (lengtecategorie: E)
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug
in de rijrichting met behulp van een ISOFIX-
basis, die wordt bevestigd aan de ringen A.
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto
rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met
een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op
de zitplaats van de auto bevestigd.
"TOYOTA DUO PLUS"
(lengtecategorie: B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in
de rijrichting geplaatst.
Het wordt verankerd aan de ringen A en, met
de bovenste riem, aan de ring B, de TOP
TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op
zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-
bevestigingspunten. In dat geval moet het
zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de
stoel van de auto worden bevestigd. Stel de
voorstoel zo af dat de voeten van het kind de
rugleuning niet kunnen raken.
Proace_nl_ed01-2016.indb 18730/06/2016 15:00
188
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een
plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een
letter (A t/m G).
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca.
6 maanden
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitjeReiswieg"rug in de rijrichting"
"rug in de rijrichting"
"gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maatFGCDECDABB1
1e zitrij
TweezitsbankGeen ISOFIX
Individuele stoelGeen ISOFIX
2e zitrij met
tweezitsbank
op 1e zitrij
Buitenste zitplaats
links
-*
Middelste zitplaatsGeen ISOFIX
Buitenste zitplaats
rechts
-*
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Proace_nl_ed01-2016.indb 18830/06/2016 15:00
189
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Gewicht van het kind / leeftijds indicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca.
6 maanden
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groepe 0+)
Tot ca. 1 jaar
9 - 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitjeReiswieg"rug in de rijrichting"
"rug in de rijrichting"
"gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maatFGCDECDABB1
2e zitrij met
tweezitsbank
op 1e zitrij
Buitenste zitplaats
links
-*
Middelste zitplaatsGeen ISOFIX
Buitenste zitplaats
rechts
-*
IUF
Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd ISOFIX-
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
en een bovenste riem.
IL
Zitplaats geschikt voor de bevestiging
van een semi-universeel gehomologeerd
ISOFIX-kinderzitje:
- rug in de rijrichting voorzien van een
bovenste riem of een steun,
- gezicht in de rijrichting voorzien van een
steun,
- reiswieg voorzien van een bovenste riem
of een steun.
* In afwachting van homologatie.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ISOFIX-
bevestigingen en de bovenste riem.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje is verwijderd.
X
Zitplaats die niet geschikt is voor een
kinderzitje of ISOFIX-reiswieg voor de
aangegeven gewichtscategorie.
Proace_nl_ed01-2016.indb 18930/06/2016 15:00
190
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een
plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een
letter (A t/m G).
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitjeReiswieg (1)"rug in de rijrichting"
"rug in de
rijrichting"
"gezicht in de
rijrichting"
ISOFIX-maatFGCDECDABB1
1e zitrij (a)
Individuele
passagiersstoel
of tweezitsbank
met passagiersairbag
uitgeschakeld "OFF"
Geen ISOFIX
met passagiersairbag
ingeschakeld "ON"
Geen ISOFIX
2e zitrij
Buitenste zitplaats linksXIL (3)IL (2)ILIL (2)IUF, IL
Middelste zitplaats (b)XIL (3)IL (2)ILIL (2)IUF, IL
Buitenste zitplaats rechtsXIL (3)IL (2)ILIL (2)IUF, IL
Proace_nl_ed01-2016.indb 19030/06/2016 15:00
191
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Gewicht van het kind / leeftijds indicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca.
6 maanden
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groepe 0+)
Tot ca. 1 jaar
9 - 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitjeReiswieg (1)"rug in de rijrichting"
"rug in de rijrichting"
"gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maatFGCDECDABB1
3e zitrij
Buitenste zitplaats
links
XXXIUF, IL
Middelste
zitplaats (b)
XXXIUF, IL
Buitenste zitplaats
rechts
XXXIUF, IL
(a) Raadpleeg de wetgeving in uw land
alvorens een kinderzitje op deze zitplaats
te bevestigen.
(b) Als een kinderzitje op de middelste
zitplaats is bevestigd, kunnen de buitenste
zitplaatsen niet worden gebruikt.
(1) Als een reiswieg op deze zitplaats is
bevestigd, kunnen één of beide andere
zitplaatsen van dezelfde zitrij mogelijk niet
meer worden gebruikt.
(2) Uitsluitend geschikt voor bevestiging
achter de bestuurdersstoel.
(3) Uitsluitend geschikt voor bevestiging
achter de bestuurdersstoel bij uitvoeringen
met individuele passagiersstoel.
Proace_nl_ed01-2016.indb 19130/06/2016 15:00
192
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
IUF
Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een
universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met
het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem
.
IL
Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-
universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje
:
- rug in de rijrichting voorzien van een
bovenste riem of een steun,
- gezicht in de rijrichting voorzien van een
steun,
- reiswieg voorzien van een bovenste riem
of een steun.
X:
Zitplaats die niet geschikt is voor een
kinderzitje of ISOFIX-reiswieg voor de
aangegeven gewichtscategorie.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje is verwijderd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ISOFIX-
bevestigingen en in het bijzonder de
bovenste riem.
Proace_nl_ed01-2016.indb 19230/06/2016 15:00
193
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
KinderzitjesPlaatsen van een
zitverhoger
Adviezen
De regelgeving met betrekking tot
het vervoer van kinderen op de
voorpassagiersstoel verschilt per land. Houd
u aan de regels die gelden in het land waar u
zich bevindt.
Schakel de passagiersairbag vóór uit zodra
een kinderzitje "met de rug in de rijrichting"
op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting"
is het noodzakelijk dat de afstand tussen de
rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning
van de stoel van de auto zo klein mogelijk is.
Voordat u een kinderzitje met rugleuning op een
passagiersstoel plaatst, moet u de hoofdsteun
van de desbetreffende passagiersstoel
verwijderen.
Zorg ervoor dat de hoofdsteun goed is
opgeborgen of vastgemaakt om te voorkomen
dat de hoofdsteun bij plotseling remmen een
gevaarlijk projectiel wordt.
Vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen
nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd.
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij
een aanrijding.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel het
kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif
de passagiersstoel, wanneer deze versteld
kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
- het kinderzitje "met de rug in de rijrichting",
- de voeten van het kind in het kinderzitje
"met het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en
zet de rugleuning ervan, indien nodig, meer
rechtop.
Kinderen voorin
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder van
het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Toyota beveelt aan een zitverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen
dat de achterportieren per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de achterportierruiten niet
verder dan voor 1/3 deel geopend worden.
Plaats zonneschermen om jonge kinderen
tegen de zon te beschermen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 19330/06/2016 15:00
194
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Mechanisch
kinderslot
Vergrendelen
Ontgrendelen
Beide schuifdeuren zijn voorzien van een
kinderslot om het openen van binnenuit te
verhinderen.
Elektrische kinderbeveiliging
Afstandsbedieningssysteem om te voorkomen dat de achterportieren (schuifdeuren
opzij en de achterdeuren met ruiten of de achterklep) van binnenuit kunnen worden
geopend.
Het verklikkerlampje van de knop gaat
branden in combinatie met een melding die het
inschakelen bevestigt.
Het lampje blijft branden zolang de elektrische
kinderbeveiliging is ingeschakeld.
Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te
openen.
Het verklikkerlampje van de knop gaat
uit in combinatie met een melding die het
uitschakelen bevestigt.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
Inschakelen
FDruk bij ingeschakeld contact op
deze knop.
F
Druk nogmaals bij ingeschakeld
contact op deze knop.
Uitschakelen
FDraai de knop op de zijkant van
de schuifdeur omhoog.
F
Draai de rode knop op de zijkant
van de schuifdeur omlaag.
Op afstand bedienbaar systeem waarmee wordt voorkomen dat de elektrisch
bedienbare schuifdeur(en) van binnenuit kunnen worden geopend.
Proace_nl_ed01-2016.indb 19430/06/2016 15:00
195
5
Veiligheid
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Kinderbeveiliging
van de ruitbediening
achter
Met dit mechanische systeem kan het openen
van de zijruit links en/of rechts achter worden
voorkomen.
F
Vergrendel/ontgrendel het systeem met de
afstandsbediening of de reservesleutel van
het Smart entry-systeem met startknop.
Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in de elektrische
kinderbeveiliging.
Laat het nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Bij een zware aanrijding wordt
de elektrische kinderbeveiliging
automatisch uitgeschakeld.
Dit systeem werkt onafhankelijk van
de centrale vergrendeling; gebruik het
nooit in plaats daarvan.
Rijd niet met geopende schuifdeuren.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
Neem vóór het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, zelfs
voor korte periodes.
Proace_nl_ed01-2016.indb 19530/06/2016 15:00
196
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijd nooit met aangetrokken handrem -
kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Kans op brand!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm.
Parkeer daarom uw auto niet en zet uw
auto niet met draaiende motor stil op
een plaats waar brandbaar materiaal
(gras, afgevallen blad enz.) in contact
kan komen met het uitlaatsysteem.
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P, afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
- kijk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
- schakel het Stop & Start-systeem uit,
- rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10 km/h,
- zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Neem bij twijfel over de staat van uw auto
contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Proace_nl_ed01-2016.indb 19630/06/2016 15:00
197
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Voor een lange levensduur van uw auto en
voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de
volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij
het gebruik van de auto:
Laad de auto op de juiste
wijze
Het gewicht van de lading en de auto mag
niet hoger zijn dan het maximaal toegestane
treingewicht.
Om te voorkomen dat de auto uit balans
raakt, moet de lading gecentreerd worden en
moet de zwaarste lading op de vloer vóór de
achterwielen, worden geplaatst.
Manoeuvreer voorzichtig en
met lage snelheid
De afmetingen van deze auto, in de breedte, hoogte
en lengte, verschillen sterk van een personenauto.
Daardoor zijn bepaalde obstakels lastig te zien.
Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.
Controleer alvorens te draaien of er zich
halverwege de hoogte van de auto geen obstakels
bevinden naast de auto.
Controleer alvorens achteruit te rijden met name of
er zich geen hooggeplaatste obstakels bevinden
achter de auto.
Wees erop bedacht dat bijvoorbeeld ladders de
buitenmaten van de auto vergroten.
Vervoer geen zware voorwerpen op het
imperiaal.
Ook mag de maximale belasting van de
verankeringspunten van het imperiaal niet
worden overschreden. Houd u aan de
maximaal toegestane belasting zoals die door
het Toyota-netwerk is gecommuniceerd.
De lading moet stevig zijn vastgezet.
Niet goed vastgezette lading in de laadruimte
kan het rijgedrag van de auto negatief
beïnvloeden en vergroot zo de kans op een
ongeval.
Als uw auto is voorzien van een laadbak, zorg
er dan voor dat de lading niet hoger of breder is
dan de auto zelf.
Rijd voorzichtig en efficiënt
Neem de bochten met lage snelheid.
Anticipeer op het remmen, want de remweg is
langer, met name op nat of glad wegdek.
Wees bedacht op zijwind.
Door milieuvriendelijk te rijden kunt u liters
brandstof besparen: accelereer geleidelijk,
anticipeer op het remmen en pas uw snelheid
aan de situatie aan.
Geef ruim van te voren richting aan zodat
andere weggebruikers hierop kunnen
anticiperen.
Ga zorgvuldig om met de
auto
De banden moeten minimaal de op de sticker
aangegeven spanning hebben; op lange ritten
is het raadzaam de bandenspanning met 0,2 -
0,3 bar te verhogen.
Controleer voordat u een portier sluit of het
portier ongehinderd kan worden gesloten en
begeleid vervolgens het portier door het met
een gematigde snelheid te sluiten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 19730/06/2016 15:00
198
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij het trekken van een aanhanger
Gewichtsverdeling
FVerdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en
houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen
de prestaties van de motor af als men op
grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
Trek boven de 1000 m 10% van het maximale
aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke
volgende 1000 m.
Zijwind
FHoud er rekening mee dat de
zijwindgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
Pas uw snelheid aan om het toerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht is
afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van de
koelvloeistoftemperatuurmeter.
F
Als het waarschuwingslampje
van de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden in combinatie met
het waarschuwingslampje STOP,
stop dan zo snel mogelijk en zet
de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen oververhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
FControleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
FControleer de verlichting van de aanhanger
en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gewichten.
Om bij het gebruik van een originele
Toyota-trekhaak het onnodig activeren
van het geluidssignaal te voorkomen,
wordt de parkeerhulp achter hierbij
automatisch uitgeschakeld.
Als de buitentemperatuur hoog is, is
het raadzaam de motor, als de auto
stilstaat, 1 tot 2 minuten stationair
te laten draaien om de koeling te
vergemakkelijken.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
handmatige hoogteverstelling van
de koplampen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 19830/06/2016 15:00
199
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Starten - afzetten van de motor, normale sleutel, sleutel met afstandsbediening
Contactslot
1. Stand Stop.
2.
Stand Contact.
3.
Stand Starten.
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn
aangetrokken.
F
Steek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van de
startblokkering.
F
Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig
aan het stuurwiel en de sleutel te draaien.
F
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
In bepaalde gevallen moet u flink aan
het stuurwiel draaien om de wielen vrij
te krijgen (bijvoorbeeld als de wielen
naar het trottoir zijn gestuurd).
F
Als uw auto is uitgerust met een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, zet
dan de selectiehendel in de stand N en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
F
Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, zet dan de
selectiehendel in de stand P en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
Proace_nl_ed01-2016.indb 19930/06/2016 15:00
200
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
FDraai de sleutel in de stand 2, Contact, om
de motor te laten voorgloeien.
F
Zet, zodra dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel is
gedoofd, de sleutel in de stand 3
om de startmotor te activeren;
geef daarbij geen gas. Laat de
sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Het verklikkerlampje gaat niet branden
als de motor al op bedrijfstemperatuur
is. Neem afhankelijk van de
weersomstandigheden de volgende
voorschriften in acht:
- Laat bij gematigde temperaturen de
motor niet stationair warmdraaien,
maar rijd direct weg zonder de
motor veel toeren te laten maken.
- Wacht onder winterse
omstandigheden na het aanzetten
van het contact met starten tot het
verklikkerlampje voorgloeien uit is.
- Om de goede werking en de
levensduur van de mechanische
onderdelen van de motor en de
versnellingsbak van uw auto
te garanderen moet u bij zeer
koud weer (temperaturen lager
dan -23°C) de motor gedurende
4 minuten stationair laten
draaien alvorens weg te rijden.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten
giftige uitlaatgassen uit, zoals
koolmonoxide. Kans op (dodelijke)
vergiftiging.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet
dan het contact uit.
Wacht enige tijd alvorens opnieuw te
starten. Als na enkele startpogingen de
motor nog steeds niet is aangeslagen,
probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor zouden
beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Proace_nl_ed01-2016.indb 20030/06/2016 15:00
201
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan
het contactslot veroorzaken.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft
staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop)
en vervolgens opnieuw in de stand 2
(Contact) om het contact weer aan te
zetten.
Zet het contact pas uit als de auto
volledig stilstaat.
F
Draai de sleutel linksom in de stand 1
(Stop).
F
Verwijder de sleutel uit het contactslot.
FDraai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Afzetten met de sleutel
FZet de auto stil.
Zet de wielen voor het afzetten van
de motor in de rechtuitstand om het
ontgrendelen van het stuurslot te
vergemakkelijken.
F
Controleer of de parkeerrem
goed is aangetrokken, zeker als
de auto op een helling staat.
Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
Verlaat om veiligheidsredenen
(kinderen in de auto) de auto nooit,
zelfs niet voor een korte tijd, zonder de
sleutel mee te nemen.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen
is verplicht.
- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Bij gebruik van niet door Toyota
goedgekeurde matten kan de
bediening van de pedalen worden
gehinderd en kan de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer negatief
worden beïnvloed.
De door Toyota goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Proace_nl_ed01-2016.indb 20130/06/2016 15:00
202
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met een
dieselmotor de motor pas na het
doven van het verklikkerlampje
"Voorgloeien" gestart.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden nadat u op de
knop "START/STOP" hebt
gedrukt, moet u het rem- of
het koppelingspedaal ingetrapt
houden tot het verklikkerlampje
dooft. Druk niet nogmaals op de
knop "START/STOP" voordat de
motor draait.
Starten
FDruk vervolgens op de knop
"START/STOP".
Starten - afzetten van de motor,
"Smart Entry & Start System"
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor
wordt bijna onmiddellijk gestart.
F
Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich
in de auto bevindt, in de detectiezone.
F
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, houd
dan het pedaal volledig ingetrapt tot de
motor is aangeslagen.
F
Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, zet dan de
selectiehendel in de stand P en houd
vervolgens het rempedaal stevig ingetrapt.
F
Zet bij een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak de
selectiehendel in de stand N en trap
vervolgens het rempedaal volledig in.
Proace_nl_ed01-2016.indb 20230/06/2016 15:00
203
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De aanwezigheid van de
afstandsbediening van het Smart
entry-systeem met startknop in het
detectiebereik is van essentieel belang.
Verlaat de auto nooit bij draaiende
motor terwijl u de afstandsbediening op
zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten
de detectiezone bevindt, wordt een
melding weergegeven.
Om de motor te kunnen starten moet u
ervoor zorgen dat de afstandsbediening
zich binnen de zone bevindt.
Als aan een van de voorwaarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
een melding op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven. In
sommige gevallen moet het stuurwiel heen
en weer worden bewogen terwijl de knop
"START/STOP" wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan
via een melding op de hoogte gebracht.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Afzetten
FZet de auto stil.
FDruk op de knop "START/
STOP" terwijl de
afstandsbediening zich in de
detectiezone bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Contact aanzetten
(zonder te starten)
Als het contact aanstaat, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.
Druk, terwijl de afstandsbediening van
het Smart entry-systeem met startknop
zich in de auto bevindt, op de startknop
zonder een pedaal in te trappen om het contact
AAN te zetten.
U kunt dan ook de verschillende accessoires
activeren (radio, verlichting, enz.).
F
Druk op de knop "START/STOP": de verlichting
en lampjes van het instrumentenpaneel gaan
branden zonder dat de motor wordt gestart.
FDruk nogmaals op de knop om
het contact af te zetten en de
auto te kunnen vergrendelen.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen
is verplicht.
- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Bij gebruik van niet door Toyota
goedgekeurde matten kan de bediening
van de pedalen worden gehinderd en kan
de werking van de snelheidsregelaar/-
begrenzer negatief worden beïnvloed.
De door Toyota goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Proace_nl_ed01-2016.indb 20330/06/2016 15:00
204
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Noodprocedure voor het starten
Als de auto de elektronische sleutel niet
herkent in het detectiegebied doordat de
batterij van de afstandsbediening leeg is, kan
de noodsleutellezer links achter het stuurwiel
worden gebruikt om de auto te starten.
F
Druk vervolgens op de knop "START/
STOP".
De motor wordt gestart.
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt als u een portier sluit of
wanneer u (op een later moment) de motor wilt
afzetten, wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Geforceerd afzetten van de motor
Als de afstandsbediening
niet wordt herkend
FAls u geforceerd het contact UIT wilt
zetten, houd dan gedurende ongeveer
3 seconden de startknop ingedrukt en
neem vervolgens contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
F
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
F
Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, zet dan de
selectiehendel in de stand P en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
F
Als uw auto is uitgerust met een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, zet
dan de selectiehendel in de stand N en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
Uitsluitend in noodgevallen en bij stilstaande
auto kunt u de motor geforceerd afzetten.
Doe dit door de knop "START/STOP" ongeveer
drie seconden ingedrukt te houden.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
F
Houd de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer.
Proace_nl_ed01-2016.indb 20430/06/2016 15:00
205
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerrem
FTrap het rempedaal in en trek de hefboom
van de parkeerrem aan om uw auto stil te
zetten.
FTrap het rempedaal in en trek de hefboom
van de parkeerrem iets omhoog, druk de
ontgrendelknop in en duw de hefboom
geheel omlaag.
Stuur bij het parkeren van de auto,
zeker wanneer deze zwaar is beladen,
op een helling de voorwielen in
de richting van het trottoir en trek
vervolgens de parkeerrem aan.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje brandt in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding, geeft dit aan
dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.
Door het rempedaal in te trappen
kan de handbediende parkeerrem
gemakkelijker worden aangetrokken en
vrijgezet.
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak een
versnelling in en zet het contact uit.
Zet bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de
stand P en zet het contact uit.
Zet bij een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak de
selectiehendel in de stand A en zet het
contact uit.
Vrijzetten (op vlakke ondergrond)
Aantrekken
Diefstalbeveiliging
Elektronische startbeveiliging
In de sleutels is een chip aangebracht die over een
geheime code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij
het aanzetten van het contact de code van de sleutel
worden herkend door de startbeveiliging.
Deze elektronische startbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het contact wordt
afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een
inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door
een melding op het display van het instrumentenpaneel.
De auto kan dan niet gestart worden. In dit geval zal
uw auto niet starten. Neem indien nodig contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Omwille van de veiligheid en ter
voorkoming van diefstal: laat nooit de
elektronische sleutel in de auto achter,
ook niet wanneer u in de buurt bent.
Het is raadzaam de sleutel bij u te
houden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 20530/06/2016 15:00
206
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Hill start assist control (HAC)
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingedrukt,
- als het bestuurdersportier is gesloten.
Dit Hill Start Assist Control-systeem kan niet
worden uitgeschakeld.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:
Storing
F
Zet als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
1e versnelling of in de neutraalstand.
FZet als uw auto is uitgerust met
een automatische transmissie de
selectiehendel in de stand D, of in de
stand M voor sequentieel schakelen.
F
Zet als uw auto is uitgerust met een
elektronisch gestuurde versnellingsbak de
selectiehendel in de stand A of M.
Bij een storing in de Hill Start Assist gaan deze
verklikkerlampjes branden en wordt een melding
weergegeven. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige om het systeem te laten nakijken.
Verlaat de auto niet terwijl deze door de
Hill Start Assist Control op zijn plaats
wordt gehouden.
Als u de auto moet verlaten terwijl de
motor draait, trek de parkeerrem dan
handmatig aan en controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem
brandt.
Wanneer uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie en u met een
zwaar beladen auto moet wegrijden op
een steile helling (hellingopwaarts of -
afwaarts), houd dan het rempedaal
ingetrapt, selecteer de stand D, zet de
parkeerrem vrij en laat vervolgens het
rempedaal weer los.
Proace_nl_ed01-2016.indb 20630/06/2016 15:00
207
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
- zet de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
- trap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5
e
of
de 6
e
versnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
- zet de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
- trap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
FTrap het koppelingspedaal volledig
in en zet de versnellingshendel in de
neutraalstand.
F
Beweeg de versnellingshendel naar rechts
en vervolgens naar achteren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Inschakelen van de
achteruitversnelling
FTrek de ring onder de pookknop omhoog
en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.
F
Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5
e
of de
6
e
versnelling in te schakelen.
Als u dit niet doet, kan de
versnellingsbak onherstelbaar
beschadigd raken (door per ongeluk
inschakelen van de 3
e
of 4
e
versnelling).
Proace_nl_ed01-2016.indb 20730/06/2016 15:00
208
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Schakelindicator
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren
één of meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de
tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen.
- U trapt het gaspedaal in.
- U rijdt in de derde versnelling.
- Het systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan behalve de pijl ook het
nummer van de aanbevolen versnelling worden
weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
- de eerste versnelling in te
schakelen,
- de achteruitversnelling in te
schakelen.
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Voorbeeld:
Bij bepaalde dieseluitvoeringen met een
handgeschakelde transmissie stelt het
systeem onder bepaalde rijomstandigheden
mogelijk voor om de neutraalstand in te
schakelen (N wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel), zodat de motor in
de stand-bystand kan worden gezet (de
stopmodus bij het Stop & Start-systeem).
De functie kan niet worden
uitgeschakeld.
Het is niet verplicht om de
aanbevolen versnellingen ook
daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd
af van de situatie op de weg, de
verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder moet derhalve altijd
waakzaam blijven.
Proace_nl_ed01-2016.indb 20830/06/2016 15:00
209
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Automatische transmissie
Bij deze automatische transmissie met
6 versnellingen kunt u kiezen voor automatisch
of handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
- automatisch schakelen: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd,
- handmatig schakelen: deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk.
Selectiehendel
P.Parkeerstand.
FHoud het rempedaal ingetrapt en draai de
selectiehendel in deze stand om de auto te
parkeren of om de motor te kunnen starten.
R.
Achteruitversnelling.
FDraai de selectiehendel in deze stand.
N. Neutraalstand.
FDraai de selectiehendel in deze stand om
de motor te kunnen starten.
D.
Automatische werking.
FDraai de selectiehendel in deze stand.
M.Handmatige bediening, waarbij de
bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.
F
Druk met de selectiehendel in de stand D
op deze toets of schakel met de flippers
aan de stuurkolom.
Flippers aan de stuurkolom
Met de flippers is het niet
mogelijk de neutraalstand en de
achteruitversnelling in te schakelen of
uit de achteruitversnelling te schakelen.
Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers aan de stuurkolom, bijvoorbeeld om
even snel in te halen.
De stand N kunt u gebruiken in een file
of bij het wassen van de auto in een
automatische wasstraat.
F
Trek de rechter flipper "+" naar u toe om op
te schakelen.
F
Trek de linker flipper "-" naar u toe om terug
te schakelen.
Bij het bedienen van de selectiehendel
is het om veiligheidsredenen raadzaam
om het rempedaal ingetrapt te houden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 20930/06/2016 15:00
210
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wanneer u de stand van de selectiehendel
verandert of op de toets M drukt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
Parking (parkeerstand)
R.Reverse (achteruitversnelling)
N.Neutral (neutraalstand)
D.Drive (automatisch schakelen)
M. Manual
1 - 6.Ingeschakelde versnelling
-Ongeldige waarde
Weergave op het instrumentenpaneel
FTrap het rempedaal in en
selecteer de stand P.
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat daarom geen kinderen alleen in de
auto achter.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
zonder de sleutel of afstandsbediening
mee te nemen.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Wanneer u met een zwaar beladen auto
moet wegrijden op een steile helling,
houd dan het rempedaal ingetrapt,
selecteer de stand D, zet de parkeerrem
vrij en laat vervolgens het rempedaal
weer los.
F
Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
FZet de parkeerrem vrij.
FSelecteer de stand R, N of D.
F
Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
F
Als op het instrumentenpaneel
de melding "Trap het rempedaal
in" wordt weergegeven, moet u
het rempedaal volledig intrappen.
Wegrijden
Als de aanduiding P wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel terwijl de
selectiehendel in een andere stand staat,
dient u de selectiehendel in de stand P te
zetten om te kunnen starten.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in.
Proace_nl_ed01-2016.indb 21030/06/2016 15:00
211
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Automatisch
schakelprogramma
Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand P of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Kruipfunctie (rijden
zonder gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, filerijden, ...).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D, M of R is geselecteerd, zet de
auto zich langzaam in beweging zodra u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Verlaat om veiligheidsredenen
(kinderen in de auto) de auto nooit bij
draaiende motor.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie
zonder de stand van de
selectiehendel te wijzigen, moet
het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
F
Selecteer de stand D om
automatisch te laten schakelen
tussen de zes versnellingen.
U kunt tijdelijk het schakelen van de
transmissie overnemen met de flippers "+" en
"-" aan de stuurkolom. Als het motortoerental
het toelaat, kunt u op deze manier op- of
terugschakelen.
Met deze functie kunt u anticiperen op
bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een
voorligger of het naderen van een bocht.
Als de flippers enige tijd niet meer zijn
gebruikt, gaat de transmissie weer over op de
automatische stand.
Handmatig schakelen
Proace_nl_ed01-2016.indb 21130/06/2016 15:00
212
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij handmatig schakelen is het niet
noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten.
F
Zet de selectiehendel in de stand D en
druk op de toets M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding M en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
FU kunt op elk moment
terugkeren naar automatisch
schakelen door nogmaals op de
toets M te drukken.
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de snelheid
van de auto en het toerental van de
motor dit toestaan.
Handmatig schakelen
Als het motortoerental te laag of te hoog
is, knippert de geselecteerde versnelling
enkele seconden en vervolgens wordt
de werkelijk ingeschakelde versnelling
weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt,
kiest de automatische transmissie
automatisch de stand M1.
In een steile en/of lange afdaling is het
om de remmen te ontzien raadzaam
om af te remmen op de motor (schakel
terug of blijf in een lage versnelling
rijden).
Voortdurend remmen kan leiden tot
oververhitting van de remmen waardoor
het remsysteem beschadigd of buiten
werking kan raken.
Rem alleen als dit noodzakelijk is om
snelheid te minderen of te stoppen.
Het lampje van de toets gaat branden.
F
Bedien de flipper "+" of "-" aan de
stuurkolom.
Het lampje van de toets gaat dan weer uit.
Op wegen met steile hellingen
(bijvoorbeeld een bergweg) is het
raadzaam handmatig te schakelen.
Het automatische schakelprogramma
werkt onder zulke omstandigheden niet
optimaal en biedt geen mogelijkheid om
op de motor af te remmen.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
F
Zet de selectiehendel "goed" in de
gewenste stand.
Proace_nl_ed01-2016.indb 21230/06/2016 15:00
213
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij aangezet contact wordt een
melding op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven
die duidt op een storing in de
transmissie.
Storing
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R vanuit
de stand P, of R vanuit de stand N. Dit is niet
gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Laat het nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
- als u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt
(bedien deze pedalen uitsluitend
met uw rechtervoet),
- als u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N en trek de parkeerrem aan.
Parkeren van de auto
U kunt bij het selecteren van de stand P
een zwaar punt voelen.
Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Zet de selectiehendel in de stand P;
het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt.
Selecteer voordat u de motor afzet de stand P
en trek vervolgens de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren.
Controleer voordat u uitstapt altijd of de
selectiehendel in de stand P staat.
Wanneer de auto zwaar beladen
is en u deze op een steile helling
parkeert, houd dan het rempedaal
ingetrapt, selecteer de stand P, trek de
parkeerrem aan en laat vervolgens het
rempedaal weer los.
Proace_nl_ed01-2016.indb 21330/06/2016 15:00
214
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
R. Achteruit.
FDraai de selectiehendel in deze stand.
N. Neutraalstand.
F
Houd het rempedaal ingetrapt en draai de
selectiehendel in deze stand om te kunnen starten.
A.Automatische bediening.
FDraai de selectiehendel in deze stand.
M.Handmatige bediening om sequentieel te
schakelen.
F
Draai de selectiehendel in deze stand en
schakel vervolgens met behulp van de
flippers aan de stuurkolom.
Selectiehendel
FTrek de rechter flipper "+" naar u toe om op
te schakelen.
F
Trek de linker flipper "-" naar u toe om terug
te schakelen.
Flippers aan de stuurkolom
Bij deze elektronisch gestuurde versnellingsbak
kunt u kiezen tussen het comfort van de
automatische bediening en handmatig
schakelen.
Deze transmissie heeft twee
gebruiksmogelijkheden:
- automatische bediening, waarbij het op-
en terugschakelen volledig automatisch
wordt geregeld, zonder dat de bestuurder
iets hoeft te doen,
- handmatige bediening, waarbij de
bestuurder zelf sequentieel kan schakelen
met de flippers aan het stuurwiel.
Tijdens de automatische bediening kunt u op
elk gewenst moment tijdelijk zelf schakelen.
Het is niet mogelijk om de neutraalstand
of de achteruitversnelling met behulp
van de flippers te selecteren.
Bij het bedienen van de selectiehendel
is het om veiligheidsredenen raadzaam
om het rempedaal ingetrapt te houden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 21430/06/2016 15:00
215
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Automatisch
schakelprogramma
FSelecteer bij draaiende motor de stand A
om het automatische schakelprogramma in
te schakelen.
De versnellingsbak werkt automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
- rijstijl.
- profiel van de weg.
Op het instrumentenpaneel worden de
aanduiding AUTO en de ingeschakelde
versnelling weergegeven.
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de stand van de selectiehendel
verandert, verschijnt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel.
Starten van de auto
Als op het instrumentenpaneel
het pictogram Voet op
het rempedaal brandt
in combinatie met een
geluidssignaal en de melding "Voet op
rempedaal", houd het rempedaal dan
steviger ingetrapt.
R.
Reverse (achteruitversnelling)
N.Neutral (neutraalstand)
AUTO of A.Automatische bediening
M.Manual (handmatige bediening)
1 - 6.Ingeschakelde versnelling
-Ongeldige waarde
Als de motor niet kan worden gestart:
Als de aanduiding N op het display knippert
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding, verplaats de selectiehendel dan naar
de stand A en zet hem vervolgens in de stand N.
FSelecteer de automatische bediening
(stand A), de handmatige bediening
(stand M) of de achteruitversnelling
(stand R).
F
Zet de parkeerrem vrij.
FLaat het rempedaal geleidelijk los, de auto
zet zich direct in beweging.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding N.
F
Selecteer de stand N.
F
Houd het rempedaal ingetrapt.
FStart de motor.
Proace_nl_ed01-2016.indb 21530/06/2016 15:00
216
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Zelf schakelen (tijdelijk)
U kunt tijdelijk zelf schakelen met de
flippers "+" en "-". Als het motortoerental
het toestaat, wordt de gevraagde versnelling
ingeschakeld.
Met deze functie kunt u anticiperen op
bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een
auto of een bocht in de weg.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op
de automatische stand.
Handmatig schakelen
De aanduiding AUTO verdwijnt en
de ingeschakelde versnellingen
worden achtereenvolgens op het
instrumentenpaneel weergegeven.
F
Selecteer bij draaiende motor de stand M
om handmatig te schakelen.
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de snelheid
van de auto en het toerental van de
motor dit toestaan, anders wordt er
tijdelijk overgegaan op de automatische
bediening.
F
Bedien de flipper "+" of "-" aan de
stuurkolom.
Het is niet noodzakelijk om bij het
schakelen het gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste
versnelling is geselecteerd op het
moment dat u het gaspedaal weer
intrapt.
Bij krachtig accelereren wordt de
hoogste versnelling niet ingeschakeld
als de bestuurder de flippers achter het
stuur niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
Zet de selectiehendel alleen in de
stand R (achteruit) als de auto volledig
stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.
Proace_nl_ed01-2016.indb 21630/06/2016 15:00
217
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als de aanduiding A of AUTO bij het aanzetten
van het contact gaat knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding, duidt
dit op een storing in de versnellingsbak.
Storing
Laat het nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Stilzetten van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- de selectiehendel in de stand N zetten om
de neutraalstand te selecteren,
of
- een versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem aan
om de auto volledig stil te zetten.
Als op lage snelheid de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld,
knippert het lampje N en wordt
automatisch de neutraalstand
ingeschakeld. Houd het rempedaal
ingetrapt en zet de selectiehendel in de
stand N en vervolgens weer in de stand R
om de achteruitversnelling in te schakelen.
Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert
altijd of de selectiehendel in de
neutraalstand N staat en de parkeerrem
is aangetrokken.
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
Trek bij het parkeren de parkeerrem
altijd aan om de auto volledig te
blokkeren.
Selecteer de achteruitversnelling (stand R)
uitsluitend als de auto volledig stilstaat en de
voet op het rempedaal wordt gehouden.
Achteruitversnelling
FSelecteer de stand R.
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling
klinkt een geluidssignaal.
Proace_nl_ed01-2016.indb 21730/06/2016 15:00
218
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Stop & Start
Overgang naar de
STOP-stand
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: wanneer de
wagensnelheid lager is dan 20 km/h of de
auto stilstaat (afhankelijk van de motor),
gaat het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel branden en wordt de motor
automatisch afgezet als de versnellingsbak
in de neutraalstand wordt gezet en het
koppelingspedaal wordt losgelaten.
Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Tijdens de werking van het
Stop & Start-systeem blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
kan het een ogenblik duren voordat de
motor wordt afgezet.
Als uw auto is uitgerust met
het Stop & Start-systeem,
registreert een teller hoelang de
STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.
Stop & Start-teller
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u weer
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop & Start-systeem is perfect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
Bij auto's met een automatische
transmissie: wanneer de auto stilstaat,
gaat het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel branden en wordt de motor
automatisch afgezet als u het rempedaal intrapt
of de selectiehendel in de stand N zet.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak: wanneer de wagensnelheid
lager is dan 8 km/h, gaat het verklikkerlampje
"ECO" op het instrumentenpaneel branden en
wordt de motor automatisch afgezet als het
rempedaal wordt ingetrapt of de selectiehendel
in de stand N wordt gezet.
(minuten/seconden of uren/minuten)
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af.
Proace_nl_ed01-2016.indb 21830/06/2016 15:00
219
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Overgang naar de
START-stand
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd onder bepaalde bijzondere
omstandigheden (met betrekking tot
bijvoorbeeld de laadtoestand van de accu,
de koelvloeistoftemperatuur, de werking van
de rembekrachtiging of de regeling van de
airconditioning) en in de volgende gevallen:
- het bestuurderportier wordt geopend,
- een schuifdeur wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h of 3 km/h (afhankelijk van de
motoruitvoering) bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
- de snelheid van de auto hoger is dan
3 km/h bij een automatische transmissie.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat dan uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak dooft het verklikkerlampje
"ECO" op het instrumentenpaneel en wordt de
motor automatisch opnieuw gestart als u het
koppelingspedaal volledig intrapt.
Bij een auto met een automatische
transmissie dooft het verklikkerlampje "ECO"
op het instrumentenpaneel en wordt de motor
automatisch opnieuw gestart als:
- u het rempedaal loslaat terwijl de
selectiehendel in de stand D of M staat,
- u, met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal niet ingetrapt, de
selectiehendel in de stand D of M zet,
- u de achteruitversnelling inschakelt.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak dooft het verklikkerlampje
"ECO" op het instrumentenpaneel en wordt de
motor automatisch opnieuw gestart als:
- u het rempedaal loslaat terwijl de
selectiehendel in de stand A of M staat,
- u, met de selectiehendel in de stand N
en het rempedaal niet ingetrapt, de
selectiehendel in de stand A of M zet,
- u de achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd onder
bepaalde bijzondere omstandigheden (met
betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand
van de accu, de koelvloeistoftemperatuur,
de werking van de rembekrachtiging of de
buitentemperatuur) en in de volgende gevallen:
- de auto bevindt zich op een steile helling
(bergopwaarts of bergafwaarts),
- het bestuurderportier is geopend,
- een schuifdeur is geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt,
- de auto heeft sinds de laatste start door
de bestuurder niet sneller dan 10 km/h
gereden,
- de elektrische parkeerrem wordt/is
aangetrokken,
- de klimaatregeling in het interieur laat het
niet toe,
- de voorruitontwaseming is ingeschakeld.
In dit geval knippert het
verklikkerlampje "ECO" een paar
seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Proace_nl_ed01-2016.indb 21930/06/2016 15:00
220
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Uitschakelen / inschakelen
Met / Zonder autoradio
FDruk op deze knop: het lampje
ervan gaat branden, het systeem
is uitgeschakeld.
F
Druk op deze knop: het lampje
ervan dooft, het systeem is
ingeschakeld.
Uitschakelen van het systeem:
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
"Stop and Start-systeem".
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u de motor opnieuw
start.
Als u het systeem uitschakelt terwijl de
motor in de STOP-stand staat, wordt de
motor onmiddellijk opnieuw gestart.
Openen van de motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit
te voeren om verwondingen als gevolg
van het automatisch inschakelen van de
START-stand te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer rijadviezen, met name over
het rijden op overstroomde wegen.
Inschakelen van het systeem:
Proace_nl_ed01-2016.indb 22030/06/2016 15:00
221
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Laat het nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat.
Alle verklikkerlampjes gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast
een waarschuwingsmelding verschijnen,
waarbij verzocht wordt om de selectiehendel in
de stand N te zetten en opnieuw het rempedaal
in te trappen.
U moet, bij stilstaande auto, het contact
uitzetten en de motor opnieuw starten.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van een speciale 12V-accu.
Het lampje van deze knop knippert en
er wordt een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Bij een storing in het systeem
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Alle werkzaamheden aan dit type accu
moeten door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige worden
uitgevoerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de 12V-accu.
Proace_nl_ed01-2016.indb 22130/06/2016 15:00
222
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
1. Aan.
2.Uit (lang indrukken).
3.Regeling lichtsterkte.
4.Hoogteverstelling weergave.
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer:
A.
De snelheid van uw auto.
B.De informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer.
C.
Indien uw auto met deze systemen is
uitgerust: informatie van de Distance Alert,
het automatisch noodremsysteem en het
navigatiesysteem.
D.
Indien uw auto met dit systeem is uitgerust:
informatie van de snelheidsbegrenzer.
Systeem dat bepaalde informatie op een getint
scherm projecteert, in het directe gezichtsveld
van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet
van de weg hoeft af te wenden.
Schakelaars
Informatie op het head-up
display
Head-up display
Raadpleeg voor meer informatie over
het navigatiesysteem de rubriek
"Audio en datacommunicatie".
F
Druk bij draaiende motor op de toets 1 om het
systeem in te schakelen en het scherm uit te klappen.
Inschakelen/uitschakelen
FHoud de toets 2 ingedrukt om het
systeem uit te schakelen en het
scherm in te klappen.
De ingeschakelde/uitgeschakelde status van
het head-up display blijft behouden als de
motor opnieuw wordt gestart.
Proace_nl_ed01-2016.indb 22230/06/2016 15:00
223
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
FStel bij draaiende motor de lichtsterkte van
het display in met de toetsen 3:
- "zon" om de lichtsterkte te verhogen,
- "maan" om de lichtsterkte te verlagen.
Regelen van de lichtsterkteHoogteverstelling
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, ...)
kan de informatie op het head-up display
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen
van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
microvezeldoekje) om het projectiescherm
te reinigen. Gebruik nooit een droge doek,
een schuurspons, of een schoonmaak-
of oplosmiddel om te voorkomen dat er
krassen ontstaan op het scherm of de anti-
reflecterende laag beschadigd raakt.
Het is raadzaam de toetsen uitsluitend
bij stilstaande auto te bedienen.
Leg nooit voorwerpen rondom het
scherm (of in de uitsparing) zodat het
uitklappen en de goede werking van het
scherm niet verhinderd worden.
Dit systeem werkt bij draaiende motor
en de instellingen worden opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
F
Stel het display bij draaiende motor op de
gewenste hoogte af met de toetsen 4:
- omhoog om het display hoger af te
stellen,
- omlaag om het display lager af te stellen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 22330/06/2016 15:00
224
MEM
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Adjustable Speed Limiter (ASL)
Programmeren
Met behulp van deze functie kunt u
snelheden opslaan die u vervolgens
kunt gebruiken voor de configuratie van
de twee functies snelheidsbegrenzer
(maximumsnelheid) en snelheidsregelaar
(kruissnelheid).
U kunt voor beide functies zes snelheden
opslaan in het geheugen van het systeem.
Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.
F
Selecteer de functie waarvoor u nieuwe
snelheden wilt opslaan:
● snelheidsbegrenzer
of
F
Druk op de toets van de snelheid die u wilt
wijzigen.
● snelheidsregelaar.
U kunt de opgeslagen
snelheden weergeven door op
deze toets te drukken.
U kunt de snelheden programmeren via het
touchscreen.
F
Selecteer in het menu Rijden de optie
"Instellen snelheidslimieten".
F
Voer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig.
F
Bevestig om de wijzigingen op te slaan en
sluit het menu af.
Proace_nl_ed01-2016.indb 22430/06/2016 15:00
225
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Road Sign Assist
Dit systeem geeft de door de camera
gedetecteerde toegestane maximumsnelheid
weer op het instrumentenpaneel.
Specifieke snelheidslimieten, bijvoorbeeld die
voor vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De op het instrumentenpaneel weergegeven
snelheidslimiet wordt bijgewerkt als u een
bord met een snelheidslimiet bestemd voor
personenauto's en lichte bedrijfswagens
passeert.
Werkingsprincipes
Afhankelijk van de uitvoering
gebruikt het systeem de informatie
over snelheidslimieten afkomstig
van de kaartgegevens van het
navigatiesysteem.
De eenheid van de weergegeven
snelheidslimiet (km/h of mph) is afhankelijk
van het land waar u zich bevindt.
Houd hier rekening mee als u zich aan
de toegestane maximumsnelheid wilt
houden.
Als u in een ander land rijdt, werkt het
systeem alleen correct als de eenheid van
de snelheid op het instrumentenpaneel
overeenkomt met de eenheid voor de
snelheid die in dat land wordt gebruikt.
Afhankelijk van de uitvoering detecteert dit
systeem met behulp van een boven aan de
voorruit geplaatste camera de borden met
snelheidslimieten en leest het de informatie op
deze borden.
Afhankelijk van de uitvoering gebruikt dit
systeem de informatie van de camera en van
de kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Om de goede werking van het systeem
te garanderen is het raadzaam het
gedeelte van de voorruit vóór de
camera regelmatig te reinigen.
De automatische snelheidslimietherkenning
is een rijhulpsysteem. Het systeem geeft
niet altijd de juiste snelheidslimiet aan.
De op de borden langs of boven de weg
weergegeven snelheidslimieten gaan altijd
voor de door het systeem weergegeven
snelheden.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem
moet de bestuurder altijd alert blijven.
De bestuurder moet zich aan de
verkeersregels houden en zijn snelheid altijd
aanpassen aan de weersomstandigheden
en de verkeerssituatie.
Als het systeem niet binnen een vooraf
bepaalde tijdsduur een bord met een
snelheidslimiet detecteert, wordt mogelijk
geen snelheid weergegeven.
Het systeem is ontwikkeld om borden te
detecteren die voldoen aan de eisen van het
Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens.
Om er zeker van te zijn dat de
informatie over snelheidslimieten
afkomstig van het navigatiesysteem
adequaat is, dienen de kaartgegevens
geregeld te worden geüpdatet.
Proace_nl_ed01-2016.indb 22530/06/2016 15:00
226
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt
geen informatie over de snelheidslimiet.
De bestuurder kan, als hij dat wil,
zijn snelheid aanpassen op basis
van de door het systeem geleverde
gegevens.
Weergave van de snelheid
1.Weergave van de snelheidslimiet.
Weergave op het head-up display
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Weergave op het instrumentenpaneel
Zodra er informatie over de snelheidslimiet
wordt ontvangen, geeft het systeem de waarde
weer.
Met autoradio
Open het menu "Persoonlijke instelling -
configuratie" en activeer/deactiveer
"Snelheidsadviezen".
Met touchscreen
Open het configuratiemenu van de auto
en activeer/deactiveer "Weergave van de
adviessnelheid.".
Proace_nl_ed01-2016.indb 22630/06/2016 15:00
227
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Opslaan van de snelheidslimiet
als ingestelde snelheid
Dit in het geheugen opslaan is een aanvulling
op de weergave van de Road Sign Assist.
De bestuurder kan ervoor kiezen om de ingestelde
snelheid aan te passen aan de voorgestelde
snelheidslimiet door de geheugentoets van de
snelheidsbegrenzerbediening in te drukken bij de
standaard cruise control of de adaptieve cruise
control.
Deze ingestelde snelheid vervangt dan de eerder
ingestelde snelheid voor de snelheidsbegrenzer
en/of de adaptieve cruise control.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de
snelheidsbegrenzer, cruise control
of adaptieve cruise control.
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar.
2.
Opslaan van de ingestelde snelheid.
Grenzen van het systeem
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen
van kracht kunnen zijn:
- slecht weer (regen, sneeuw),
- luchtvervuiling,
- trekken van een aanhangwagen of caravan,
- rijden met sneeuwkettingen,
- rijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
- beginnende bestuurders,
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk niet of minder goed:
- slecht zicht (onvoldoende verlichting van
de weg, sneeuwval, regen, mist),
- gedeelte van de voorruit vóór de camera
is vuil, beslagen, berijpt, beschadigd of
bedekt met een sticker,
- storing van de camera,
- verouderde of onjuiste kaartgegevens,
- afgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
- snelheidslimietborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of vervormd
zijn.
Zorg dat het gedeelte van de voorruit voor
de camera regelmatig wordt gereinigd.
Proace_nl_ed01-2016.indb 22730/06/2016 15:00
228
MEM
MEM
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
3.Weergave van de snelheidslimiet.
4.Verzoek om opslaan van de snelheid.
5.Huidige ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
Weergave op het head-up display
Opslaan
FAls de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt ingeschakeld,
worden de desbetreffende gegevens
weergegeven.
Als een verkeersbord wordt gedetecteerd, geeft
het systeem de snelheidslimiet weer. U kunt dan
deze snelheid als ingestelde snelheid opslaan.
De letters "MEM" knipperen enkele seconden
op het display.
F
Druk eerst op deze knop om
de voorgestelde snelheidslimiet
weer te geven.
F
Druk nogmaals op deze knop
om deze nieuwe ingestelde
snelheid te bevestigen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 22830/06/2016 15:00
229
6
GAP
MEM
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bediening op het stuurwiel
6.Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
7.
Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.Ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer ("LIMIT")
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
1.
Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2.Verlagen van de ingestelde snelheid.
3.Verhogen van de ingestelde snelheid.
4.Inschakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
5.
Als uw auto hiermee is uitgerust, kunt
u een overzicht weergeven van de
opgeslagen snelheden of snelheden
opslaan die door het Road Sign Assist-
systeem worden voorgesteld.
Weergave op het instrumentenpaneel
De ingestelde maximumsnelheid
blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over deze
toets en de adaptieve cruise
control.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de
instelbare snelheidsbegrenzer
(ASL).
Head-up display
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de Road Sign
Assist en in het bijzonder het opslaan
van verkeersborden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 22930/06/2016 15:00
230
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Inschakelen / Pause
FDraai de rolknop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
Schakel de snelheidsbegrenzer in door
op de toets 4 te drukken, als de gewenste
snelheid wordt weergegeven (standaard de
laatste geprogrammeerde snelheid).
F
U kunt de werking van de
snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door nogmaals op de toets 4 te drukken:
het onderbreken wordt bevestigd op het
display (Pause).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt
de waarde van de snelheid wijzigen:
- druk op de toets 2 of 3 om de weergegeven
snelheid te verhogen of te verlagen:
F
herhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
ingedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
- door, indien uw auto is uitgerust met
snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te
drukken:
F
de zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
druk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
De waarde wordt direct weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Het selectiescherm wordt na enkele seconden
gesloten.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
Om de snelheidsbegrenzer te kunnen
inschakelen moet de ingestelde snelheid
minimaal 30 km/h bedragen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de
weerstand in om de ingestelde
snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de
ingestelde maximumsnelheid het
gaspedaal los tot de wagensnelheid
weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
Proace_nl_ed01-2016.indb 23030/06/2016 15:00
231
6
MEM
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij snel accelereren, bijvoorbeeld
in een steile afdaling, kan de
snelheidsbegrenzer niet altijd
voorkomen dat de ingestelde snelheid
wordt overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt dan
tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde
snelheid knippert op het display.
Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden, knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Het knipperen van streepjes wijst op een storing in de
snelheidsbegrenzer.
Laat het direct nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
StoringTijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Uitschakelen
FTrap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsregelaar wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden
(bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de
snelheid in combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid.
F
Draai de knop 1 in de stand "0".
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
- door het indrukken van toets 5, indien uw
auto is uitgerust met Road Sign Assist:
F
de opgeslagen snelheid verschijnt op het
instrumentenpaneel,
F
druk nogmaals op de toets 5 om de
snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de
Road Sign Assist.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door Toyota kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
controleer of de mat goed is bevestigd,
- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Proace_nl_ed01-2016.indb 23130/06/2016 15:00
232
MEM
MEM
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Snelheidsregelaar ("CRUISE")
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de
bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Bediening aan de stuurkolom
1.Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.Instellen van een snelheid/Verlagen van de
snelheid.
3.
Instellen van een snelheid/Verhogen van
de snelheid.
4.
Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
5.
Als uw auto hiermee is uitgerust, kunt
u een overzicht weergeven van de
opgeslagen snelheden of snelheden
opslaan die door het Road Sign Assist-
systeem worden voorgesteld.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van
de pedalen.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de Road
Sign Assist.
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over de
instelbare snelheidsbegrenzer
(ASL).
Proace_nl_ed01-2016.indb 23230/06/2016 15:00
233
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Als uw auto is uitgerust met een automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak, moet minimaal de tweede
versnelling zijn ingeschakeld.
6.
Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
7.Snelheidsregelaar geselecteerd.
8.Ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
Weergave op het head-up display
Inschakelen
FDraai de rolknop 1 in de stand "CRUISE":
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
Druk op de toets 2 of 3: de actuele snelheid
van uw auto wordt de ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de
ingestelde snelheid is het voldoende
het gaspedaal los te laten tot de
wagensnelheid weer gelijk is aan de
geprogrammeerde snelheid.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto
met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 23330/06/2016 15:00
234
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Onderbreken
Het onderbreken van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de toets, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of
om veiligheidsredenen, door activering van
de ESC.
- druk, indien uw auto is uitgerust met
snelheidslimietherkenning, op de toets 5:
F
de opgeslagen snelheid verschijnt op het
instrumentenpaneel,
F
druk nogmaals op de toets 5 om de
snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
de werking ervan tijdelijk onderbreken door op
de toets 4 te drukken: op het display wordt de
onderbreking aangegeven (Pause).
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
u vervolgens de snelheid wijzigen:
- met behulp van de toetsen 2 of 3 :
F
herhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
ingedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
Wijzigen van de oorspronkelijke
(ingestelde) snelheid
- door, indien uw auto is uitgerust met
snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te
drukken:
F
de zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
selecteer een waarde: deze verschijnt op
het instrumentenpaneel.
Het selectiescherm wordt na enkele seconden
gesloten.
De wijziging is opgeslagen.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de Road Sign
Assist.
Proace_nl_ed01-2016.indb 23430/06/2016 15:00
235
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is
gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen
FDraai de knop 1 in de stand "0".
De informatie van de snelheidsregelaar
wordt niet meer weergegeven.
Als streepjes knipperen wijst dit op een storing
in de snelheidsregelaar.
Laat het nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Storing
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Op een steile helling of bij het trekken
van een zware aanhanger kan het
voorkomen dat de ingestelde snelheid
niet wordt gehaald.
Matten die niet door Toyota zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij
het gebruik van de snelheidsbegrenzer.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Proace_nl_ed01-2016.indb 23530/06/2016 15:00
236
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Adaptive cruise control ("CRUISE")
Dit systeem zorgt ervoor dat de auto
automatisch de door de bestuurder
ingestelde snelheid aanhoudt.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand,
die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto
en de voorligger aanhouden.
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
"Adaptieve snelheidsregelaar".
Bij het afzetten van de motor wordt de
status van de functie opgeslagen.
Inschakelen / uitschakelen
De rolknop voor de selectie van de
snelheidsregelaar moet in de stand
"CRUISE" staan, anders wordt uw
commando niet uitgevoerd.
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Met touchscreen
1.Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.Instellen van een snelheid/verlagen van de
snelheid.
3.
Instellen van een snelheid/verhogen van
de snelheid.
4.
Onderbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
5.
Als uw auto hiermee is uitgerust, kunt
u een overzicht weergeven van de
opgeslagen snelheden of snelheden
opslaan die door het Road Sign Assist-
systeem worden voorgesteld.
6.
Selectie van de afstand tot de voorligger
("Dichtb.", "Normaal", "Ver")
Bediening aan de stuurkolom
Standaard is de afstand tot de
voorligger ingesteld op "Normaal".
Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde
waarde gebruikt bij het inschakelen van
de functie.
Proace_nl_ed01-2016.indb 23630/06/2016 15:00
237
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als uw auto is uitgerust met een automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak, moet minimaal de tweede
versnelling zijn ingeschakeld.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
7.
Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
8.Snelheidsregelaar geselecteerd of
bijstelfase van de wagensnelheid.
9.
Ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
Head-up display
De adaptieve cruise control wordt handmatig
ingeschakeld. Hiervoor moet de rijsnelheid
tussen de 40 en 150 km/h zijn.
Als de ingestelde snelheid voor de cruise
control hoger is dan 150 km/h, schakelt de
adaptieve cruise control over naar de normale
cruise control-modus (zonder automatische
regeling van een veilige tussenafstand).
Inschakelen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het head-up
display.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidsregelaar.
De adaptieve cruise control moet worden
geselecteerd in het menu “Driving” (rijden).
F
Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE":
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
Druk op een van de toetsen 2 of 3: de
actuele snelheid van uw auto wordt de
ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Proace_nl_ed01-2016.indb 23730/06/2016 15:00
238
MEM
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u
vervolgens de ingestelde kruissnelheid op de
volgende manieren wijzigen:
- met de toets 2 of 3:
F herhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F ingedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
Wijzigen van alleen de
kruissnelheid
- als uw auto is voorzien van de functie
opslaan van snelheden, door te drukken op
de toets 5:
F
de zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
kies een snelheid: deze wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Na enkele ogenblikken wordt het
selectiescherm gesloten.
De wijziging is dan doorgevoerd.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de Road Sign
Assist en in het bijzonder het opslaan
in het geheugen.
Om veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij
de actuele snelheid van uw auto ligt.
- door het indrukken van toets 5, indien uw
auto is uitgerust met Road Sign Assist:
F
de snelheid die moet worden
opgeslagen, wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel,
F
druk nogmaals op de toets 5 om deze
snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Afstand tot voorligger
Met behulp van een radar aan de voorzijde
van de auto, die een bereik heeft van ongeveer
100 meter, signaleert het systeem een voorligger.
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem geleidelijk de snelheid van uw
auto door alleen op de motor af te remmen
(hetzelfde effect als bij het indrukken van de
mintoets "-").
Als u te dicht op uw voorligger rijdt of deze
te snel nadert, wordt de adaptieve cruise
control automatisch uitgeschakeld. De
bestuurder wordt dan gewaarschuwd door een
geluidssignaal en een melding.
Als uw voorligger accelereert of van rijstrook
wisselt, zorgt de adaptieve cruise control
ervoor dat uw auto progressief accelereert,
zodat uw auto teruggaat naar de ingestelde
snelheid.
Als de bestuurder een richtingaanwijzer bedient
om een langzamere auto in te halen, stelt de
adaptieve cruise control uw auto in staat om de
voorligger tijdelijk te naderen om te helpen bij
de inhaalmanoeuvre. De ingestelde snelheid
wordt echter nooit overschreden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 23830/06/2016 15:00
239
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Deze waarde blijft in het geheugen opgeslagen,
ongeacht de status van de functie.
F
Druk op de toets 6 om een nieuwe
waarde voor de afstand tot de voorligger
te selecteren. U kunt kiezen uit drie
instellingen ("Dichtb.", "Normaal", "Ver").
Wijzigen van de afstand tot de
voorligger
Als de afstandsradar een voorligger
signaleert en de geselecteerde
snelheid te hoog ligt ten opzichte van
die van deze voorligger, wordt het
systeem niet geactiveerd en wordt de
waarschuwingsmelding "Inschakelen
geweigerd, omstandigheden
ongeschikt" weergegeven tot de
omstandigheden voldoende veilig zijn
voor de activering van het systeem.
De ingestelde waarde van de afstand
tot de voorligger blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen
opgeslagen.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Het loslaten van het gaspedaal is
voldoende om weer terug te keren
naar de ingestelde snelheid.
De ingestelde tijd kan tijdelijk worden
overschreden door het gaspedaal in
te trappen.
De adaptieve cruise control kan handmatig
worden gepauzeerd met de schakelaar of
automatisch:
- door het rem- of koppelingspedaal in te
trappen,
- om veiligheidsredenen bij een ingreep van
het ESC-systeem,
- als een grenswaarde voor de afstand tot de
voorligger wordt bereikt (berekend op basis
van het snelheidsverschil tussen uw auto
en uw voorligger en de ingestelde afstand
tot de voorligger),
- als de afstand tussen uw auto en uw
voorligger te klein wordt,
- als de snelheid van uw voorligger te laag
is,
- als de snelheid van uw auto te laag wordt.
Onderbreken
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden
zonder dat u het gaspedaal intrapt, bijvoorbeeld
in een steile afdaling, wordt u gewaarschuwd
door het knipperen van de snelheid op het
instrumentenpaneel.
Proace_nl_ed01-2016.indb 23930/06/2016 15:00
240
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
In de volgende tabel worden de bij bepaalde rijomstandigheden weergegeven waarschuwingen en meldingen beschreven.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
PictogramBijbehorende meldingToelichting
Geen voertuig gedetecteerd:
het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
Detectie van een voertuig op de grens van het bereik van de radar:
het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
"AANGEPASTE SNELHEID"Detectie van een voertuig dat zich te dicht vóór de auto bevindt of waarvan de snelheid
lager ligt dan de ingestelde snelheid.
Het systeem remt de auto af op de motor (max. 30 km/h) en houdt de wagensnelheid gelijk
aan die van de voorligger om de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te bewaren.
Bij het automatisch afremmen achter een voorligger kan de werkelijke wagensnelheid
hoger zijn dan de weergegeven "aangepaste snelheid".
"AANGEPASTE SNELHEID"Als de aangepaste snelheid de grens van het systeem (ingestelde snelheid - 30 km/h)
bereikt, gaan de aangepaste snelheid en de waarde van de ingestelde snelheid knipperen
om aan te geven dat de functie binnen enkele ogenblikken automatisch zal worden
uitgeschakeld.
"Snelheidsregelaar op pauze".Als het systeem de grens voor het aanpassen van de snelheid overschrijdt en als de
bestuurder niet ingrijpt (inschakelen van de richtingaanwijzer, wisselen van rijstrook,
snelheid minderen), wordt de werking van het systeem automatisch onderbroken.
Deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal.
Proace_nl_ed01-2016.indb 24030/06/2016 15:00
241
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wanneer de adaptieve cruise control
automatisch wordt gepauzeerd, kan
hij alleen weer worden geactiveerd
wanneer de omstandigheden weer
veilig zijn. De melding "Inschakelen
geweigerd, omstandigheden
ongeschikt" wordt weergegeven zolang
het niet mogelijk is om de adaptieve
snelheidsregelaar weer te activeren.
Als het activeren weer mogelijk is, is
het raadzaam de functie te activeren
door de toets 2 (SET+) of 3 (SET-) in te
drukken waarbij uw actuele snelheid
als nieuwe ingestelde snelheid wordt
opgeslagen. Het indrukken van de
toets 4 (inschakelen/pauze) om de
functie te activeren met de laatste
ingestelde snelheid is ook mogelijk,
maar daarbij kan deze snelheid sterk
afwijken van uw actuele snelheid.
Als het verschil tussen de ingestelde
snelheid en de snelheid van de voorligger
groter is dan 30 km/h, werkt het systeem
niet.
De werking van het systeem wordt in dat geval
onderbroken als de afstand met de voorligger
te klein wordt.
De adaptieve cruise control maakt alleen
gebruik van de motorremwerking om vaart
te minderen. Daardoor neemt de snelheid
langzaam af, zoals dat ook gebeurt bij het
loslaten van het gaspedaal.
De werking van het systeem wordt automatisch
onderbroken:
- als de voorligger te sterk of te plotseling
afremt en u zelf niet remt,
- als een voertuig invoegt tussen uw auto en
uw voorligger,
- als het systeem de snelheid niet voldoende
kan verminderen om een veilige afstand te
bewaren, zoals in een steile afdaling.
Beperkingen van de werking
Omdat het detectiegebied van de radar relatief
smal is, is het mogelijk dat het systeem het
volgende niet detecteert:
- smalle voertuigen, bijvoorbeeld
motorfietsen,
- voertuigen die niet in het midden van de
rijstrook rijden,
- voertuigen die een bocht in rijden,
- voertuigen die plotseling van rijstrook
wisselen.
De snelheidsregelaar houdt geen
rekening met:
- stilstaande voertuigen,
- tegemoetkomende voertuigen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 24130/06/2016 15:00
242
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij een storing in de adaptieve cruise control
wordt u hierover geïnformeerd middels een
geluidssignaal en de melding “Driving aid
functions fault” (storing in de rijhulpfuncties).
Laat het nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Storing
De adaptieve cruise control werkt zowel
overdag als 's nachts, in de mist en bij
matige regen.
Let tijdens het gebruik van de adaptieve
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de adaptieve cruise control
niet op gladde oppervlakken of in druk
verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Op een steile helling of bij het trekken
van een zware aanhanger kan het
voorkomen dat de ingestelde snelheid
niet wordt gehaald of niet kan worden
vastgehouden.
Het gebruik van matten die niet door
Toyota zijn goedgekeurd kan de
bediening van de adaptieve cruise
control belemmeren.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed bevestigd
is,
- gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Houd uw voeten altijd in de buurt van
de pedalen.
Als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van uw voorligger te groot wordt, kan
het systeem de snelheid van uw auto
niet meer aanpassen: de regelaar wordt
automatisch uitgeschakeld.
De functie remt de auto niet af via het
remsysteem, maar alleen op de motor.
Het bereik van de adaptieve
snelheidsregeling is beperkt: de
snelheid wordt niet meer aangepast
als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van de voorligger te groot wordt.
De adaptieve cruise control kan nooit
het zelf in de gaten houden van de
snelheidslimiet vervangen, noch de
noodzaak voor de bestuurder om zelf
alert te blijven.
Proace_nl_ed01-2016.indb 24230/06/2016 15:00
243
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Forward collision warning and
Autonomous emergency braking system
with Pedestrian Detection
Werkingsvoorwaarden
Het autonome noodstopsysteem werkt:
- wanneer de wagensnelheid tussen 5 en
140 km/h ligt bij rijdende voertuigen,
- wanneer de wagensnelheid lager is dan
80 km/h bij stilstaande voertuigen,
- wanneer de wagensnelheid lager is dan
60 km/h bij een voetganger,
- indien de passagiers hun veiligheidsgordel
hebben omgedaan,
- indien de auto niet snel accelereert,
- indien de auto geen scherpe bocht maakt,
Het Forward Collision Warning-systeem
waarschuwt de bestuurder dat de auto
risico loopt op een aanrijding met de
voorligger of een voetganger op zijn
rijstrook.
Het autonome noodstopsysteem grijpt in
nadat de bestuurder is gewaarschuwd,
maar niet snel genoeg reageert en het
rempedaal niet bedient.
Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de
bestuurder, een aanrijding te voorkomen
of de zwaarte van de aanrijding te
beperken door de snelheid van de auto te
verminderen.
Deze systemen maken gebruik van een radar
in de voorbumper en een camera boven aan de
voorruit.
Deze systeem zijn ontwikkeld om de
veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het
verkeer in de gaten blijven houden en
zich aan de verkeersregels houden.
Deze systemen zijn een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
Het Forward Collision Warning-systeem
werkt alleen:
- bij een van een kentekenplaat voorzien
voertuig dat in dezelfde rijrichting rijdt of
staat,
- bij voetgangers,
- als de wagensnelheid minimaal 7 km/h
is (de functie wordt uitgeschakeld als de
snelheid daalt tot 5 km/h).
Proace_nl_ed01-2016.indb 24330/06/2016 15:00
244
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het autonome noodstopsysteem werkt niet:
- als de voorbumper van de auto is
beschadigd,
- binnen 10 seconden na de laatste keer dat
het systeem in werking is getreden,
- bij een storing in het elektronische
stabiliteitsprogramma,
Werkingslimieten
In de volgende gevallen is het raadzaam
de functie uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
- bij een schok op de voorruit ter hoogte van
de detectiecamera,
- als de auto een aanhanger of caravan
trekt,
- als lading op de imperiaal boven de
voorruit uitsteekt (bijvoorbeeld een ladder),
- als de auto wordt gesleept bij draaiende
motor,
- als het noodreservewiel (indien aanwezig)
is gemonteerd,
- als de auto tijdens onderhoud in de
werkplaats op een rollenbank wordt getest,
- als de auto in een automatische wasstraat
wordt gewassen,
- als de remlichten niet werken.
Na een aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld. Neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
om het systeem te laten nakijken.
Forward collision warning
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
kans op een aanrijding en de geselecteerde
stand voor de waarschuwing kunnen meerdere
waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de
afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
Niveau 1: waarschuwing door middel
van visuele signalen die aangeeft dat de
afstand tot de voorligger zeer klein is.
Wanneer de auto de voorligger nadert,
wordt een melding weergegeven om de
bestuurder aan te sporen op te letten.
Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up display.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het head-up
display.
Proace_nl_ed01-2016.indb 24430/06/2016 15:00
245
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op
de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt
rekening gehouden met de beweging van
de auto, de snelheid van uw auto en die van
de voorligger, de weersomstandigheden, de
rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van
pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het
meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Niveau 2 : waarschuwing door middel
van visuele signalen en geluidssignalen
die aangeeft dat een aanrijding dreigt.
Er wordt een melding weergegeven om
de bestuurder aan te sporen te remmen.
Als uw auto een voorligger te snel nadert,
wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval
wordt waarschuwingsniveau 2 direct
weergegeven.
Bovendien wordt waarschuwingsniveau 1
nooit weergegeven als de stand "Dichtb."
is geselecteerd.
Slechte weersomstandigheden (zeer
zware regenval, opgehoopte sneeuw
voor de radar en de camera) kunnen
de werking van het systeem verstoren.
In dat geval wordt een storingsmelding
weergegeven. De functie is niet
beschikbaar zolang deze melding wordt
weergegeven.
Instellen van de stand voor de
activering van de waarschuwing
De stand voor de activering van de
waarschuwing is bepalend voor de manier
waarop u wordt gewaarschuwd voor een
rijdende of stilstaande voorligger, of een
voetganger op uw rijstrook.
U kunt uit drie standen kiezen:
- "Ver" om vroeg gewaarschuwd te worden
(voorzichtige rijstijl).
- "Normaal".
- "Dichtb." om later gewaarschuwd te
worden.
Open het configuratiemenu van de auto en
activeer/deactiveer "Waarschuwing kans op
aanrijding en automatisch remmen".
Met touchscreen
Met autoradio
Open het menu "Persoonlijke instelling -
configuratie" en activeer/deactiveer "Autom.
noodremfunctie".
Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.
Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.
Druk op "Bevestigen" om de wijziging op te
slaan.
Proace_nl_ed01-2016.indb 24530/06/2016 15:00
246
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Dit systeem, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, is bedoeld om
de snelheid van de aanrijding te beperken
of de frontale aanrijding met de voorligger te
voorkomen (bij snelheden tussen 5 km/h en
140 km/h) wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Op basis van informatie van de radar en de
camera activeert het systeem de remmen van
de auto.
Autonomous emergency
braking
De bestuurder kan op elk gewenst moment de
controle over de auto weer overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal in te trappen.
Als het systeem in werking is, kunnen
er lichte trillingen voelbaar zijn in het
rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand
is gekomen, blijven de remmen
automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan
als de auto door het automatische
noodremsysteem tot stilstand wordt
gebracht.
Bij auto's met een automatische
transmissie begint de auto weer te
rijden nadat hij door het automatische
noodremsysteem tot stilstand is
gebracht. Trap het rempedaal in als u
dit wilt voorkomen.
Als het automatische noodremsysteem
niet is ingeschakeld, wordt u hiervoor
gewaarschuwd door het permanent
branden van dit verklikkerlampje in
combinatie met een melding.
Als de radar en de camera de aanwezigheid
van een voertuig of een voetganger hebben
bevestigd, knippert dit verklikkerlampje als
het systeem wordt geactiveerd.
Belangrijk: als het automatische
noodremsysteem in werking treedt,
moet u de controle over uw auto weer
overnemen door met het rempedaal
te remmen en zo de automatische
remactie aan te vullen en te
voltooien.
Het activeren van het remmen kan
worden aangepast aan het rijgedrag
van de bestuurder, zoals bewegingen
van het stuur of het intrappen of loslaten
van het gaspedaal.
Proace_nl_ed01-2016.indb 24630/06/2016 15:01
247
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Uitschakelen / inschakelen
van de waarschuwing en
het remmen
Standaard wordt de functie automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De functie kan worden uit- of ingeschakeld via
het configuratiemenu van de auto.
Met autoradio
Open het menu "Persoonlijke instelling -
configuratie" en activeer/deactiveer
"
Autom. noodremfunctie".
Autonomous emergency
braking system with
Pedestrian Detection
Wanneer de bestuurder onvoldoende
afremt om de aanrijding te voorkomen,
zorgt het systeem voor voldoende
remkracht.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf
het rempedaal intrapt.
Met touchscreen
Open het configuratiemenu van de auto en
activeer/deactiveer "Waarschuwing kans op
aanrijding en automatisch remmen".
In het geval van een storing wordt u
gewaarschuwd door het branden van dit
verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Storing
Onder de volgende omstandigheden
werkt de camera mogelijk minder goed
of helemaal niet:
- slecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval of regen, mist, enz.),
- verblinding (verlichting van een
tegenligger, laagstaande zon,
reflectie op nat wegdek, uitrijden
van een tunnel, sterke afwisseling
van schaduw en licht, ...),
- als het gedeelte van de voorruit
voor de camera vuil, dichtgevroren
of beschadigd is of is bedekt met
modder, sneeuw of een sticker.
Onder bepaalde weersomstandigheden
van de werking van de in de
voorbumper geplaatste radar verstoord
raken, zoals bij opeenhoping van
sneeuw, ijs, modder, enz.
Proace_nl_ed01-2016.indb 24730/06/2016 15:01
248
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Verwijder in dat geval de sneeuw,
modder enz. van de voorbumper.
Als een van de twee sensoren (camera
of radar) is afgedekt of een beperkt
bereik heeft terwijl de andere normaal
werkt, blijft het systeem werken maar
minder nauwkeurig dan normaal. U
wordt hier niet over geïnformeerd door
een melding of een verklikkerlampje.
Om storingen in de werking van de
radar te voorkomen, mag de bumper
niet worden gespoten.
Reinig het gedeelte van de voorruit voor
de camera regelmatig.
Laat geen sneeuw op de motorkap
of op het dak liggen, omdat de
detectiecamera erdoor kan worden
afgedekt.
Lane Departure Alert
Dit systeem signaleert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken
strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden
van een rijstrookmarkering en waarschuwt in
dat geval de bestuurder.
De waarschuwing wordt geactiveerd als bij
een wagensnelheid hoger dan 60 km/h een
rijstrookmarkering wordt overschreden zonder
dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.
Dit systeem werkt het meest effectief op
autowegen en snelwegen.
Detectie - Waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het
knipperen van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal.
Het systeem waarschuwt niet als de
richtingaanwijzer is ingeschakeld en
gedurende ongeveer 20 seconden
nadat deze is uitgeschakeld.
Het Lane Departure Alert-systeem kan
nooit de noodzaak voor de bestuurder
om zelf alert te blijven vervangen.
De bestuurder dient zich altijd aan de
verkeersregels te houden en niet langer
dan twee uur aaneengeschakeld achter
het stuur te zitten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 24830/06/2016 15:01
249
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Met / zonder autoradio
Inschakelen/uitschakelen
F
Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan gaat branden;
het systeem is ingeschakeld.
FDruk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft; het
systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
"Lane Departure Warning".
Neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Het lampje van deze knop knippert.
De toets knippert en er wordt een storing weergegeven.
Er kunnen storingen in de signalering
optreden:
-
als de rijstrookmarkeringen weggesleten
zijn en er weinig contrast is tussen het
wegdek en de markeringen
,
- als de voorruit vuil is,
- onder bepaalde extreme
weersomstandigheden: mist, zware
regenval, sneeuw, schaduwen,
sterke zonnestraling en direct
zonlicht (zeer laagstaande zon,
uitrijden van een tunnel, ...).
of
Proace_nl_ed01-2016.indb 24930/06/2016 15:01
250
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Driver Attention Alert
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende woorwaarden is voldaan:
- de auto staat gedurende meer dan
15 minuten stil met draaiende motor,
- sinds het afzetten van het contact zijn
enkele minuten verstreken,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Deze systemen zijn hulpmiddelen
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
Ga niet rijden als u moe bent.
Het systeem geeft een waarschuwing
zodra het detecteert dat de bestuurder
langer dan twee uur heeft gereden
met een snelheid van meer dan
65 km/h zonder dat hij een pauze heeft
genomen.
Het is raadzaam om een pauze te nemen
wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval
elke twee uur.
Afhankelijk van de uitvoering beschikt de
auto over alleen het waarschuwingssysteem
voor rijtijd, of is dit gecombineerd met het
waarschuwingssysteem m.b.t. onoplettendheid
bestuurder.
Waarschuwing
overschrijding rijtijd
Met autoradio
Open het menu "Persoonlijke instelling -
configuratie" en activeer/deactiveer "Detectie
verslapping aandacht".
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
Open het configuratiemenu van de auto en
activeer/deactiveer "Detectie verslapping
aandacht".
Met touchscreen
Proace_nl_ed01-2016.indb 25030/06/2016 15:01
251
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Met behulp van een boven aan de voorruit
geplaatste camera beoordeelt het systeem
de waakzaamheid van de bestuurder door
afwijkingen in de koers van de auto ten
opzichte van de wegmarkeringen te signaleren.
Deze functie is bijzonder geschikt voor
auto(snel)wegen (snelheid hoger dan 65 km/h).
Driver Attention Alert
Afhankelijk van de uitvoering is het waarschuwingssysteem
voor rijtijd gecombineerd met het waarschuwingssysteem
m.b.t. onoplettendheid bestuurder.
Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem dient de bestuurder altijd
waakzaam te blijven.
Ga niet rijden als u vermoeid bent
of medicijnen hebt gebruikt die de
rijvaardigheid kunnen beïnvloeden.
Zodra het systeem heeft bepaald dat de koers van
de auto op een zekere mate van vermoeidheid of
aandachtsverslapping van de bestuurder wijst,
wordt het eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.
Na drie waarschuwingen van het eerste
niveau, activeert het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding "Las een
rustpauze in!", in combinatie met een luider
klinkend geluidssignaal.
Onder bepaalde omstandigheden
(slecht wegdek of harde windstoten)
kan het systeem waarschuwingen
geven zonder dat er sprake is van
vermoeidheid bij de bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende
situaties mogelijk minder goed of
helemaal niet:
- slecht zicht (onvoldoende
verlichting van het wegdek,
sneeuwval, harde regen, dichte
mist enz.),
- verblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden
van een tunnel, snelle overgangen
tussen schaduw en licht enz.),
- gedeelte van de voorruit voor de
camera vuil, beslagen, bevroren,
bedekt door sneeuw, beschadigd of
bedekt door een sticker,
- wegmarkeringen afwezig,
versleten, niet zichtbaar door
sneeuw of modder, of meerdere
wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.),
- geringe afstand tot de
voorligger (geen detectie van
wegmarkeringen),
- smalle, bochtige wegen, ...
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door
de melding "Voorzichtig!", in combinatie met
een geluidssignaal.
Proace_nl_ed01-2016.indb 25130/06/2016 15:01
252
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Dodehoekbewaking
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent een
lampje:
- direct, wanneer u wordt ingehaald,
- na circa een seconde, wanneer u
langzaam een andere auto inhaalt.
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel
gevaar betekent.
Indien een voertuig - een (motor)fiets,
een auto of een vrachtwagen - zich in de
dode hoek van de auto bevindt, zal er een
waarschuwingslampje gaan branden in de
linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van
de situatie) onder de volgende voorwaarden:
- alle voertuigen gaan dezelfde kant op en
rijden op aangrenzende rijstroken,
- de snelheid van uw auto ligt tussen
12 km/h en 140 km/h,
- het snelheidsverschil met het voertuig
dat u aan het inhalen bent, is kleiner dan
10 km/h,
- het snelheidsverschil met het voertuig dat u
inhaalt, is kleiner dan 25 km/h,
- het verkeer stroomt vloeiend door,
- de inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal, doordat het ingehaalde voertuig
weer terugkomt in de dode hoek,
- u rijdt in een rechte lijn of in een flauwe
bocht,
- uw auto trekt geen aanhanger of caravan,
enz.
Het systeem dient als hulp voor
de bestuurder maar kan nooit een
vervanging zijn voor de spiegels.
De bestuurder blijft te allen tijde
verantwoordelijk voor het op tijd
waarnemen wat er zich achter hem
bevindt, het inschatten van de snelheid
en afstand van achteropkomend
verkeer en de beslissing of hij al dan
niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem voor dodehoekbewaking is
een hulpmiddel voor de bestuurder die
echter te allen tijde zijn aandacht op het
verkeer moet blijven vestigen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 25230/06/2016 15:01
253
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Er wordt geen waarschuwingssignaal
afgegeven in de volgende situaties:
- voor stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),
- bij tegemoetkomende voertuigen,
- bij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten,
- bij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus...) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
- bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
- bij snelle inhaalmanoeuvres.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Inschakelen/uitschakelen
FDruk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan gaat
branden; het systeem is
ingeschakeld.
F
Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft; het
systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
Met / zonder autoradio
Proace_nl_ed01-2016.indb 25330/06/2016 15:01
254
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storing
Laat het nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het
systeem tijdelijk minder nauwkeurig
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of van een droog wegdek op een nat
wegdek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden (zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op
het gedeelte onder de buitenspiegels
waar de waarschuwingslampjes zitten,
omdat de de dodehoekbewaking dan
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
achterbumper.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto:
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
"Dodehoekbewaking".
Een storing wordt aangegeven door het
knipperen van dit (deze) verklikkerlampje(s).
Het lampje van deze toets knippert
en er verschijnt een melding in
combinatie met een geluidssignaal.
Bij het afzetten van het contact wordt de
status van het systeem opgeslagen.
De dodehoekbewaking wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger
trekt met een door het Toyota-netwerk
gehomologeeerde trekhaak.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit
op minimaal 30 centimeter van de
sensoren, omdat ze anders beschadigd
kunnen raken.
of
Proace_nl_ed01-2016.indb 25430/06/2016 15:01
255
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze
zich in de dode hoek van het detectiebereik van
de sensoren bevinden.
Parkeerhulp
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
Parkeerhulp achter
De grafische weergave is een aanvulling
op het geluidssignaal. Op het scherm of
op het instrumentenpaneel worden blokjes
weergegeven die het pictogram van de auto
steeds dichter naderen. Als de auto het
obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het
symbool "Gevaar".
Grasche weergave
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
Proace_nl_ed01-2016.indb 25530/06/2016 15:01
256
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.
Met autoradio
Uitschakelen/inschakelen
De functie kan worden uitgeschakeld of
ingeschakeld via het configuratiemenu van de
auto.
Aan de hand van het geluid dat via
de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het
obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager op de trekhaak wordt
bevestigd (indien de auto is uitgerust met
een volgens de voorschriften van het
Toyota-netwerk gemonteerde trekhaak).
Open het menu "Persoonlijke instelling -
configuratie" en activeer/deactiveer
"Parkeerhulp".
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
"Parkeerhulp".
Zonder autoradio
Uitschakelen van het systeem:
F
Druk op deze knop: het lampje
ervan gaat branden, het systeem
is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
F
Druk op deze knop: het lampje
ervan dooft, het systeem is
ingeschakeld.
Proace_nl_ed01-2016.indb 25630/06/2016 15:01
257
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als bij het inschakelen van de achteruitversnelling
een storing wordt gesignaleerd, gebeurt
afhankelijk van de uitvoering het volgende:
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Dit verklikkerlampje gaat branden
en er verschijnt een melding, in
combinatie met een geluidssignaal.
Het lampje van deze toets gaat
knipperen en er verschijnt een
melding, in combinatie met een
geluidssignaal.
Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit
op minimaal 30 centimeter van de
sensoren, omdat ze anders beschadigd
kunnen raken.
Storing
Proace_nl_ed01-2016.indb 25730/06/2016 15:01
258
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Achteruitrijcamera met weergave op het binnenspiegelglas
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de
achteruit wordt gezet.
De functie kan zijn gecombineerd met het
parkeerhulpsysteem.
Het openen van de achterklep/achterdeur
(afhankelijk van de uitrusting) kan de
weergave hinderen.
Als een achterdeur is geopend, houd er dan
rekening mee dat de deur uitsteekt achter
de auto.
Het is normaal dat de beelden vervormd zijn.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
Controleer regelmatig of de lens van de
camera nog goed schoon is.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
De beelden worden weergegeven op het
binnenspiegelglas.
Wassen met een hogedrukspuit
(bijv. bij modder op de lens)
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 centimeter van de camera,
omdat hij anders beschadigd kan raken.
De blauwe breedtelijnen geven de breedte van
uw auto, inclusief buitenspiegels, weer.
De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter
de achterbumper weer. De kleine blauwe lijnen
geven een afstand van 1 m (A) en 2 m (B)
achter de achterbumper weer.
Proace_nl_ed01-2016.indb 25830/06/2016 15:01
259
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
180°-camerasysteem achter
Met dit systeem kunt u op het scherm de nabije
omgeving van uw auto zien dankzij camera's
aan de achterzijde van de auto. Ter aanvulling
wordt voor het beeld van bovenaf van de
omgeving van uw auto (birdview-beeld, rechter
gedeelte) gebruik gemaakt van de informatie
van de parkeersensoren achter en/of voor.
Naast het birdview-beeld van de auto (rechter
gedeelte) kunnen andere typen beelden
worden weergegeven (linker gedeelte):
- standaardbeeld van de omgeving achter de
auto,
- 180°-beeld van de omgeving achter de
auto,
- ingezoomd beeld van de omgeving achter
de auto (samengesteld).
Principe van de
beeldsamenstelling
Het systeem geeft een aan de omstandigheden
aangepast beeld (linker gedeelte) en een birdview-
beeld van de auto in zijn nabije omgeving weer.
Standaard is de modus AUTO (automatisch)
geactiveerd.
In deze modus bepaalt het systeem zelf, op basis
van de informatie van de parkeerhulp, welk beeld
(standaard of ingezoomd) het beste kan worden
weergegeven.
Het 180°-beeld kan alleen via de menu's worden
geselecteerd.
De weergave verdwijnt bij een
wagensnelheid van ongeveer 10 km/h.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld ongeveer 7 seconden
na het uit de achteruitversnelling
schakelen of als een achterdeur of de
achterklep wordt geopend.
Ondanks de aanwezigheid van
dit visuele hulpsysteem moet de
bestuurder altijd alert blijven.
De door de camera's geleverde beelden
kunnen door het reliëf zijn vervormd.
Bij schaduwzones achter de auto (bij
zonnig weer) of bij onvoldoende licht
kan het beeld donkerder worden en het
contrast afnemen.
Tijdens het achteruitrijden registreert het
systeem met behulp van de camera's achter
de omgeving van de auto. Er wordt in realtime
een birdview-beeld samengesteld van de
nabije omgeving van de auto (tussen de blauwe
haken) dat tijdens de manoeuvre permanent
wordt aangepast.
Dit beeld maakt het correct inparkeren
gemakkelijker en biedt u de mogelijkheid alle
obstakels in de buurt van de auto te zien.
Dit samengestelde beeld verdwijnt automatisch
als de auto langere tijd stilstaat.
Proace_nl_ed01-2016.indb 25930/06/2016 15:01
260
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
"Standaardbeeld"
"180°-beeld""Ingezoomd beeld" (samengesteld)
Tijdens het achteruitrijden slaat de camera de
beelden van de omgeving op. Aan de hand
van deze informatie kan een birdview-beeld
van het gebied vlak achter de auto worden
samengesteld zodat u tijdens de manoeuvre de
obstakels in de omgeving van de auto kunt zien.
Dit beeld is beschikbaar in de modus AUTO en
kan worden geselecteerd in het menu voor het
veranderen van het beeld.
Dankzij het 180°-beeld kunt u bij het achteruit
uit een parkeerplaats rijden anticiperen op
kruisende voertuigen, voetgangers of fietsers.
Het is niet raadzaam dit beeld te gebruiken
tijdens de volledige manoeuvre.
Het is als volgt samengesteld:
Het gebied achter uw auto wordt op het scherm
weergegeven.
De blauwe lijnen geven de breedte van uw auto
(met buitenspiegels) weer: ze verplaatsen zich
afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter
de achterbumper weer, de twee blauwe lijnen
een afstand van 1 m en 2 m.
Beelden van de omgeving achter de auto
Schakel de achteruitversnelling in om de
camera in te schakelen. Deze bevindt zich op
de achterklep of achterdeur.
De parkeerhulp achter kan u daarbij
helpen.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Houd tijdens het achteruitrijden de
omgeving van de auto in de gaten met
behulp van de spiegels.
Proace_nl_ed01-2016.indb 26030/06/2016 15:01
261
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie wordt weergegeven op het
touchscreen. Druk op het rode kruis links boven op
het venster om het weergegeven venster te sluiten.
Wanneer het submenu wordt weergegeven,
kunt u een van de vier beeldopties kiezen:
"Standaardbeeld".
"180°-beeld".
"Ingezoomd beeld".
"Modus AUTO".
Door op deze zone te drukken kunt u op elk
gewenst moment de weergavemodus kiezen.
Controleer regelmatig of de lenzen van
de camera's schoon zijn.
Reinig regelmatig de achteruitrijcamera
met een zachte en droge doek.
"Modus AUTO"
Deze modus is standaard geactiveerd.
Dankzij de sensoren in de achterbumper kan,
wanneer de auto een obstakel nadert, automatisch
worden overgeschakeld van het beeld van de
omgeving achter de auto naar het birdview-beeld.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld als een aanhanger wordt
getrokken of als een fietsendrager op
de trekhaak is gemonteerd (auto met
een volgens de voorschriften van de
fabrikant gemonteerde trekhaak).
Snelstartmodus
Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de
omgeving van de auto (linker gedeelte) en de
bovenzijde van de auto worden weergegeven.
Wassen met hogedrukspuit (bijv. bij
modder op de camera's)
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 cm van de lenzen van de camera's, omdat
deze anders beschadigd kunnen raken.
Een melding (in het Engels) geeft aan dat u
de omgeving van de auto moet controleren
voordat u de manoeuvre uitvoert.
Proace_nl_ed01-2016.indb 26130/06/2016 15:01
262
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Tyre Pressure Warning System (TPWS)
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem
(TPWS) kan nooit de noodzaak voor de
bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het
weggedrag en de remweg van de auto en
veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanningen staan op het
bandenspanningslabel.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
identificatie van de auto.
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10 km gereden met
een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Reservewiel
Het stalen reservewiel heeft geen
bandenspanningswaarschuwingssensor.
Proace_nl_ed01-2016.indb 26230/06/2016 15:01
263
6
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Tyre Pressure WarningResetten
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Er kan alleen op de
bandenspanningswaarschuwing
worden vertrouwd als het systeem
opnieuw is geïnitialiseerd met de juiste
bandenspanningen.
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem
geeft geen waarschuwing als ten
tijde van het opnieuw initialiseren de
bandenspanning onjuist is.
U krijgt deze waarschuwing als dit
lampje blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en, volgens
uitvoering, een melding.
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
F
Verminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Stop zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats.
F
Gebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering),
of
F
controleer als u een compressor in de
auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor
tijdelijke bandenreparatie, de spanning van
de vier banden als deze zijn afgekoeld,
of
F
rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren.
Een te lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien. Een visuele
controle is dus niet voldoende.
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Het resetten van het systeem moet gebeuren
bij aangezet contact en stilstaande auto.
De nieuw opgeslagen waarden
van de bandenspanning worden
door het systeem beschouwd als
referentiewaarden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 26330/06/2016 15:01
264
Rijden
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Selecteer in het menu Rijden de optie
"Initialisatie bandenspanningscontrole".
Met autoradio
Selecteer in het menu "Persoonlijke
instelling - configuratie" de optie
"Initialisatie bandenspanningscontrole".
Storing
Wanneer het waarschuwingslampje lage
bandenspanning knippert en vervolgens
blijft branden en tegelijkertijd het
onderhoudswaarschuwingslampje brandt,
betekent dit dat er een storing in het systeem zit.
In dit geval kan de bewaking van de
bandenspanning niet langer worden gegarandeerd.
Laat het nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Met touchscreen
Druk op "Ja" om het resetten te bevestigen.
Als het resetten is voltooid, klinkt een
geluidssignaal en wordt een melding
weergegeven.
Zonder autoradio
FDruk gedurende ongeveer
3 seconden op deze knop en
laat de knop vervolgens los; het
resetten wordt bevestigd door
een geluidssignaal.
Proace_nl_ed01-2016.indb 26430/06/2016 15:01
265
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Brandstoftank
Openen
Als uw auto is uitgerust met het Stop
& Start-systeem, tank dan nooit terwijl
de auto in de stopmodus staat. Ze
het contact UIT met de sleutel of de
startknop als uw auto is uitgerust met
het Smart entry-systeem met startknop.
F
Zet altijd eerst de motor af.
F
Ontgrendel de auto indien uw auto is
uitgerust met het Smart entry-systeem met
startknop.
F
Open de brandstofvulklep.
Tanken
Tank meer dan 8 liter brandstof om er voor te
zorgen dat de stijging van het brandstofniveau wordt
weergegeven op de brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een geluid van
aangezogen lucht hoorbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt
door de onderdruk die ontstaat door de afdichting van
het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
FDraai de vuldop open en plaats deze op de
steun (aan de klep).
F
Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening en druk hierbij de metalen
klep A in.
F
Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden.
F
Plaats de vuldop terug en sluit deze door
de dop rechtsom te draaien.
F
Druk de brandstofvulklep dicht (uw auto
moet ontgrendeld zijn).
F
Kies bij het tankstation de juiste brandstof
(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van
uw auto).
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 69 liter.
F
Als uw auto is voorzien van een
conventionele sleutel, steek deze dan in de
vuldop en draai de sleutel linksom.
Proace_nl_ed01-2016.indb 26530/06/2016 15:01
266
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Minimumbrandstofniveau
Als het
minimumbrandstofniveau
is bereikt, gaat dit
waarschuwingslampje
branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog minder
dan 8 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet
de tank beslist worden afgetapt
voordat de motor kan worden
gestart.
Uw auto is voorzien van een katalysator, die de
schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen
vermindert.
Tankbeveiliging
diesel
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een
dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te
tanken. Hiermee wordt schade aan de motor, ontstaan
door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd,
wordt geactiveerd zodra u de brandstoftankdop
verwijdert.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Als uw auto is voorzien van een schuifdeur
aan de linkerzijde, open deze dan niet
tijdens het tanken omdat hierbij de
brandstofvulklep beschadigd kan raken.
Proace_nl_ed01-2016.indb 26630/06/2016 15:01
267
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden:
De brandstof B20 of B30
die voldoet aan de richtlijn
EN16709 is ook geschikt voor
de dieselmotor van uw auto.
Maar als deze brandstof, ook al
is het slechts incidenteel, wordt
gebruikt, moeten de bijzondere
onderhoudsvoorschriften (voor
"Zware rijomstandigheden") strikt
worden nageleefd.
Neem voor meer informatie
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Het vullen van de brandstoftank met behulp van een
jerrycan is wel mogelijk, maar doe dit met beleid.
Houd de tuit van de jerrycan recht en druk deze niet
tegen de klep van de tankbeveiliging, om ervoor
te zorgen dat de brandstof netjes in de vulopening
stroomt.
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken van
Diesel per land kunnen verschillen, kan de
aanwezigheid van een tankbeveiliging op de
auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar het
buitenland afreist bij het Toyota-netwerk te
informeren of uw auto geschikt is om in het
desbetreffende land te kunnen tanken.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie,
stookolie...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan de norm B715000 is
toegestaan.
- Diesel die voldoet aan de
richtlijn EN590 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan
de richtlijn EN14214 (met
een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 7%),
- Diesel die voldoet aan de
richtlijn EN16734 gemengd
met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn EN14214 (met
een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 10%),
- Paraffinehoudende diesel
die voldoet aan de richtlijn
EN15940 gemengd met
biobrandstof die voldoet aan
de richtlijn EN14214 (met
een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 7%).
Proace_nl_ed01-2016.indb 26730/06/2016 15:01
268
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag
van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto.
Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens
mogelijk.
Neem voor meer informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Montagetips
FAls u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
Trek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50 km/h.
F
Zet de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Maat van de af
fabriek gemonteerde
banden
Type sneeuwketting
215/65 R16schakel 12 mm
215/60 R17
KONIG K-SUMMIT
VAN K84
225/55 R17
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Proace_nl_ed01-2016.indb 26830/06/2016 15:01
269
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Trekken van een aanhanger
We raden u aan om originele Toyota-
trekhaken en -kabelbomen te gebruiken.
Deze zijn getest en goedgekeurd vanaf
de ontwerpfase van uw auto. Daarnaast
raden we aan om het monteren van de
trekhaak over te laten aan een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door
een bedrijf dat niet tot het Toyota-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens
de voorschriften van de fabrikant worden
uitgevoerd.
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het
vervoer van personen en bagage, maar is
tevens geschikt voor het trekken van een
aanhanger.
Het rijden met een aanhanger heeft
veel invloed op het rijgedrag van de
auto en vergt daarom extra aandacht
van de bestuurder.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer rijtips, in het bijzonder met
betrekking tot het trekken van een
aanhanger.
Proace_nl_ed01-2016.indb 26930/06/2016 15:01
270
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten
gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en worden de actieve functies
in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten
worden voortgezet via de handsfree set van uw
autoradio.
Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
- minder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
- meer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
De spaarfase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, ...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27030/06/2016 15:01
271
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Accessoires
Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het Toyota-netwerk.
Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een
artikelnummer en beschikken over de garantie van Toyota.
"Comfort"
Windgeleiders, aansteker, bagagestoppers,
kledinghanger voor bevestiging aan de
hoofdsteun, parkeerhulp voor en achter,
gestileerde spatlappen, indelingssysteem
bagageruimte, ...
"Transportoplossingen"
Kunststof bak bagageruimte, bagagenet, allesdragers,
fietsendrager voor bevestiging op de trekhaak,
fietsendrager voor bevestiging op de allesdragers,
skidrager, dakkoffer, trekhaakkabelset...
Een trekhaak moet worden gemonteerd door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
"Styling"
Wieldoppen, sierdoppen voor velgen,
dorpellijsten, pookknoppen, ...
"Veiligheid"
Inbraakalarm, graveren van ruiten,
wielbouten met slot, kinderzitjes, alcolholtest,
verbandtrommel, gevarendriehoek,
veiligheidsvest, lokalisatiesysteem
gestolen auto, wagenparkbeheermodule,
sneeuwkettingen, sneeuwsokken, mistlampen
vóór, ...
"Bescherming"
Matten*, stoelhoezen geschikt voor stoelen
met zij-airbags, spatlappen, zijstootlijsten,
bumperbeschermers, beschermingsset voor
de laadruimte (hout of kunststof), dorpellijsten
achter, matten achter, ...
Het monteren van elektrische apparatuur of
accessoires die niet onder een artikelnummer in het
assortiment van Toyota voorkomen, kan leiden tot
storingen in het elektronisch systeem van uw auto en
een verhoogd stroomverbruik veroorzaken.
Neem contact op met een vertegenwoordiger
van het merk Toyota om u te laten informeren
over het assortiment uitrustingen en accessoires
voorzien van een artikelnummer.
Installeren van
radiocommunicatiezenders
Voordat u radiozenders met
buitenantenne als uitrusting achteraf
monteert, kunt u bij het Toyota-
netwerk de technische gegevens
(frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften)
van de voor montage geschikte
zenders opvragen, conform de
Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Afhankelijk van de lokale wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan
de achterzijde van de auto.
* Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats
ligt en goed is bevestigd,
- leg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27130/06/2016 15:01
272
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
U kunt bij het Toyota-netwerk ook
terecht voor het aanschaffen van
producten voor reiniging, onderhoud
(interieur en exterieur), waaronder
de ecologische producten uit
het gamma Toyota, en bijvullen
(ruitensproeiervloeistof, ...), lakstiften
en spuitbussen met de kleur die exact
overeenkomt met die van uw auto en
producten voor navullen (flacon voor
bandenreparatieset...), ...
"Multimedia"
Smartphonehouder, semi geïntegreerde
tablethouder of navigatiesysteemhouder,
gamma autoradio's en portable
navigatiesystemen, zwarte doos, Bluetooth
handsfree set, DVD-speler, multimediahouder,
rijhulpsystemen, voertuigvolgsysteem, ...
Gamma professionele uitrusting
Daarnaast is een ander gamma van
accessoires opgebouwd rond de thema's
comfort, vrijetijdsbesteding en onderhoud:
Inbraakalarm, graveren van ruiten,
verbanddoos, veiligheidsvest, parkeerhulp
achter, gevarendriehoek, ...
Stoelhoezen geschikt voor voorstoelen met
zij-airbags, passagiersbank, rubber mat,
moquettestoffen mat, sneeuwkettingen.
In een speciaal uitgegeven catalogus met
accessoires vindt u verschillende uitrustings-
en indelingsmogelijkheden, zoals:
Imperiaal voor uitvoeringen met korte,
middellange of lange wielbasis (alle typen
laadstop).
Loopplank, laadrol, treeplank.
Trekhaak, kabelset.
Imperiaals, dakstangen, ladder.
Scheidingswanden en -roosters,
vloerbeschermingsplaten van gelakt hout en
met antisliplaag.
Beschermingsroosters, multimedia.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27230/06/2016 15:01
273
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Dakstangen/imperiaal
Gebruik bij het monteren van dakstangen de
hiervoor bestemde bevestigingspunten:
F
open de afdekkapjes van de
bevestigingspunten van beide dakstangen,
F
breng de bevestigingspunten van de
dakstangen aan en vergrendel ze één voor
één op het dak,
F
controleer of de dakstangen goed zijn
bevestigd (door eraan te schudden),
F
sluit de afdekkapjes van beide dakstangen.
De dakstangen zijn verwisselbaar en kunnen
voor elk paar bevestigingspunten worden
afgesteld.
Monteer een imperiaal op de daarvoor
bestemde bevestigingspunten:
F
breng de bevestigingspunten van het
imperiaal aan en vergrendel ze één voor
één op het dak,
F
controleer of het imperiaal goed is
bevestigd (door eraan te schudden).
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het vervoeren van
voorwerpen die langer zijn dan de auto.
Max. toegestaan gewicht per
bevestigingspunt, bij een maximale
laadhoogte van 40 cm: 25kg.
Max. toegestane daklast afhankelijk van
de lengte van de auto:
- compact (L1) met
8 bevestigingspunten: 200 kg
- standaard (L2) en lang (L3) met
10 bevestigingspunten: 250 kg
Pas bij een belading hoger dan 40 cm de
wagensnelheid aan de rijomstandigheden aan om
schade aan de dakstangen of het imperiaal en de
bevestigingsplaatsen op het dak te voorkomen.
Spatlappen vóór, spatlappen achter, ....
Ruitensproeiervloeistof, zekeringen,
ruitenwisserbladen, reinigings-/
onderhoudsmiddelen voor interieur en
exterieur, lampen, ...
Om te voorkomen dat de werking van de
pedalen wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt
en goed bevestigd is,
- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Autoradio's, handsfree-sets, luidsprekers,
navigatiesysteem, ...
Voordat nieuwe audio- en/of telematica-
apparatuur wordt gemonteerd, moet
aan de hand van de specificaties altijd
worden gecontroleerd of deze kan worden
gecombineerd met de standaarduitrusting van
de auto en of het elektrische systeem van de
auto er niet door wordt overbelast.
Neem voor alle werkzaamheden
aan uw auto contact op met een
gekwalificeerde werkplaats die beschikt
over de juiste technische informatie,
vakkennis en apparatuur. Het Toyota-
netwerk is in staat u dit te bieden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27330/06/2016 15:01
274
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Wisserbladen vervangen
Voordat u een wisserblad
demonteert
Demonteren
FTil de desbetreffende ruitenwisserarm op.
FMaak het wisserblad los en verwijder het.
Monteren
FBreng het nieuwe wisserblad aan en klik
het vast.
F
Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug.
Na het monteren van een
wisserblad vóór
FZet het contact aan.
FBedien nogmaals de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers in de ruststand te zetten.
F
Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut na het afzetten van het contact
om de ruitenwissers naar het midden van
de voorruit te verplaatsen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27430/06/2016 15:01
275
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Gemaakt voor elkaar
Toyota Genuine Motor Oil. In perfecte
harmonie met uw motor
Sommige dingen gaan van nature samen, zoals
Toyota motoren en Toyota Genuine Motor Oil. Want
het is de enige olie die speciaal ontwikkeld, getest
en goedgekeurd is voor gebruik in Toyota motoren.
Het is de enige olie waar u op kunt vertrouwen voor
hoogwaardige bescherming en prestaties, reis na reis.
Het gamma van Toyota Genuine Motor Oil omvat
motor- en transmissie smeermiddelen perfect voor
nieuwe en oudere Toyota benzine en diesel voertuigen.
Naast verbeterde prestaties en brandstofverbruik
helpen onze oliën uitstoot te verminderen, verhogen
de betrouwbaarheid en verlengen de levensduur van
de motor, dankzij de hoge kwaliteit.
Toyota Genuine Motor Oil. Het is wat uw auto zou
kiezen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27530/06/2016 15:01
276
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Motorkap
Openen
Sluiten
FHaal de motorkapsteun uit de uitsparing.
FBevestig de motorkapsteun in de houder.
FLaat de motorkap voorzichtig zakken en
laat deze aan het einde van de slag in het
slot vallen.
F
Trek aan de motorkap om te controleren of
deze goed vergrendeld is.
F
Neem de motorkapsteun uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
Gebruik nooit een hogedrukreiniger om
de motorruimte schoon te maken: de
elektrische componenten kunnen dan
beschadigd raken.
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voorwerpen en kleding
uit de buurt van de ventilator.
F
Beweeg de hendel omhoog en til de
motorkap op.
F
Open het portier.
FTrek de hendel aan de onderzijde van het
portierkader naar u toe.
Schakel het Stop&Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27630/06/2016 15:01
277
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
* Volgens motoruitvoering.
Dieselmotor
1.Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
2.Reservoir koelvloeistof.
3.Motorolie (bij)vullen.
4. Oliepeilstok.
5. Handopvoerpomp*.
6.Vulopening remvloeistof.
7. Accu.
8.Afzonderlijk massapunt (aansluiting "-").
9. Zekeringkast.
10.Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof.
11. Luchtfilter.
De afbeelding van deze motor dient als voorbeeld. De plaats van de oliepeilstok en de olievuldop is
afhankelijk van de motoruitvoering.
Het brandstofcircuit staat onder hoge druk:
-
Voer nooit werkzaamheden aan dit
circuit uit.
-
In de HDi-motoren is veel
hoogwaardige technologie toegepast.
Voor alle onderhoudswerkzaamheden en
reparaties is speciaal getraind personeel
nodig, waar alleen een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige voor kan zorgen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27730/06/2016 15:01
278
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de oliepeilstok.
Controle met de oliepeilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
Trek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
F
Veeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
Steek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Als een peil/niveau aanmerkelijk daalt, laat dan het desbetreffende systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
A = MAXI
De controle van het motorolieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een horizontale
ondergrond staat en de motor ten minste
30 minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
Toyota adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het
merkteken A of onder het merktek en B ligt,
start de motor dan niet.
- Als het niveau hoger is dan het streepje
MAX (risico op beschadiging van de
motor), neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
- Als het oliepeil lager is dan het merkteken
MINI, vul dan altijd motorolie bij.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27830/06/2016 15:01
279
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
Draai de dop van de vulopening.
FGiet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
Wacht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
Vul indien nodig nog olie bij.
FDraai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter
op het dashboard bij het aanzetten van
het contact na 30 minuten de juiste
waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant
voor het verversingsinterval voor uw auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen nooit gebruik van additieven in de
motorolie.
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden.
Controleer indien dit niet het geval is of de
remblokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistofniveau
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema van
de fabrikant voor het voorgeschreven
verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MAXI" te
bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden
aan het koelsysteem uit te voeren ten minste
1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten
dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voorwerpen en kleding uit de buurt van de
ventilator.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Controleer het koelvloeistofniveau
van uw auto regelmatig, afhankelijk
van de gebruiksomstandigheden (elke
5000 km/3 maanden); vul indien nodig bij
met de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof.
Het is normaal om tussen twee
onderhoudsbeurten koelvloeistof te moeten
bijvullen.
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden. Draai
bij koude motor de dop open om het
niveau te controleren.
Proace_nl_ed01-2016.indb 27930/06/2016 15:01
280
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Aftappen van het systeem
Deze koelvloeistof hoeft niet ververst te
worden.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof.
Het controleren en bijvullen moet altijd
worden uitgevoerd bij koude motor.
Een te laag koelvloeistofniveau kan
leiden tot ernstige motorschade.
Als de buitentemperatuur hoog is, is
het raadzaam de motor, als de auto
stilstaat, 1 tot 2 minuten stationair
te laten draaien om de koeling te
vergemakkelijken.
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen
niet in het riool, in het water of op de grond.
Breng gebruikte olie naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige (Frankrijk) of naar
een bevoegd afvalverwijderingsstation.
Afgewerkte producten
Bijvullen
Dit additief moet worden bijgevuld door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau
wordt aangegeven door dit
verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het bevriezen
van de sproeiers te voorkomen is het (bij)vullen
van het reservoir met water niet toegestaan.
Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, wordt een te laag
vloeistofniveau van de ruiten- en
koplampsproeiers aangegeven door een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid
het reservoir bij.
Onder winterse omstandigheden is het
raadzaam ruitensproeiervloeistof op basis van
ethanol of methanol te gebruiken.
Proace_nl_ed01-2016.indb 28030/06/2016 15:01
281
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig te
controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de
accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.
Laat de filters periodiek vervangen
volgens de in het onderhoudsschema
van de fabrikant aangegeven
intervallen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Oliefilter
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter vervuild is, wordt
u hierop geattendeerd door het
tijdelijk branden van dit lampje in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Ga om het roetfilter te regenereren,
zodra de omstandigheden het toelaten,
met een snelheid van minimaal 60 km/h
rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het
minimum brandstofadditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
controleren van niveaus.
Bij een nieuwe auto kunt u de
eerste paar keer dat het roetfilter
geregenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid
wordt gereden of de motor langdurig
stationair draait, kan bij gasgeven
soms rook uit de uitlaat waargenomen
worden. Dit heeft geen invloed op de
prestaties en heeft geen gevolgen voor
het milieu.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op
de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat ze anders nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V-loodaccu.
Vervanging dient uitsluitend door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te worden uitgevoerd.
Proace_nl_ed01-2016.indb 28130/06/2016 15:01
282
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Handgeschakelde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor de periodieke
onderhoudscontrole.
De slijtage van de remblokken
is sterk afhankelijk van de rijstijl,
vooral bij stadsverkeer en veel korte
ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk
Remblokken
Neem voor informatie over het
controleren van de slijtage van de
remschijf contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Staat van remschijven
Gebruik uitsluitend door Toyota
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt Toyota specifieke
producten aan.
Na het wassen kan er zich een
laagje vocht of onder winterse
omstandigheden ijs vormen op de
remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen.
Rem een paar keer lichtjes om de
remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem, zelfs tussen
twee onderhoudsbeurten door,
worden afgesteld.
Dit systeem moet door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige worden gecontroleerd.
blijken om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Automatische transmissie
De automatische transmissie is
onderhoudsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het interval van
de niveaucontrole.
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het interval van
de niveaucontrole.
Proace_nl_ed01-2016.indb 28230/06/2016 15:01
283
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
AdBlue® en SCR-systeem
(diesel)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft Toyota ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem
waarbij het roetfilter (DPF) wordt gecombineerd
met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de behandeling van de
uitlaatgassen zonder dat de prestaties
veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van de vloeistof AdBlue
®
, die
ureum bevat, zet een katalysator tot 85%
van de stikstofoxides (NOx) om in stikstof en
water, stoffen die onschadelijk zijn voor de
gezondheid en het milieu.
De AdBlue
®
bevindt zich in een specifiek
reservoir. Het reservoir heeft een inhoud
van 22 liter, goed voor een actieradius
van ongeveer 20.000 km voordat een
waarschuwingssysteem u meldt dat u met de
resterende hoeveelheid vloeistof nog maximaal
2400 km kunt rijden.
Tijdens elk gepland onderhoud aan uw auto
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
wordt het AdBlue®-reservoir bijgevuld voor een
normale werking van het SCR-systeem.
Als het AdBlue
®
-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor
dat de motor niet opnieuw kan worden
gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Als er een defect is vastgesteld in het
SCR-systeem, dient u zo snel mogelijk
naar een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te gaan: nadat u 1.100 km
hebt gereden, wordt automatisch een
systeem ingeschakeld om te voorkomen
dat de motor kan worden gestart.
Tijdens het vullen mag de opbrengst
niet groter zijn dan 40 liter per minuut.
Als het geschatte aantal gereden kilometers
tussen twee onderhoudsbeurten hoger is
dan 20.000 km, raden we u aan om naar een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige te gaan om het bijvullen
te laten uitvoeren.
Proace_nl_ed01-2016.indb 28330/06/2016 15:01
284
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Bijvullen van AdBlue
®
Het AdBlue®-reservoir wordt bij elk
routineonderhoud aan uw auto bijgevuld
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Vanwege de inhoud van het reservoir kan
het echter noodzakelijk zijn om het reservoir
tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door
een waarschuwing (verklikkerlampjes en
melding) op wordt geattendeerd.
U kunt hiervoor naar een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige gaan.
Als u zelf het reservoir wilt bijvullen, lees dan
eerst aandachtig de volgende waarschuwingen.
Gebruiksvoorschriften
Bewaar AdBlue
®
buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Als het AdBlue
®
niet in de originele
flacon wordt bewaard, verliest het zijn
zuiverheid.
Gebruik uitsluitend AdBlue
®
die aan de norm
ISO 22241 voldoet.
Verdun de AdBlue
®
nooit met water.
Giet nooit AdBlue
®
in de brandstoftank.
Het bijvullen d.m.v. een druppelvrije fles
vereenvoudigt het bijvullen. Flessen van 1,89
liter zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Vul nooit AdBlue
®
bij vanuit een
vulsysteem dat is bedoeld voor
vrachtwagens.
AdBlue
®
is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en
geurloos (indien koel bewaard).
Als het additief in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en met
zeep. Als additief in de ogen komt, spoel de
ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende
ten minste 15 minuten met kraanwater of met
een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij
een branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als additief AdBlue
®
wordt ingeslikt, spoel
de mond dan met schoon water en drink
vervolgens een ruime hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Deze ammoniakdampen werken irriterend op
de slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Belangrijk
Als het AdBlue
®
-reservoir van uw auto
helemaal leeg is (dit wordt aangegeven
door de waarschuwingsmeldingen en
u kunt in dat geval de motor niet meer
starten) moet u het reservoir vullen met
minimaal 3,8 liter additief (twee flacons
van 1,89 liter).
Proace_nl_ed01-2016.indb 28430/06/2016 15:01
285
7
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Voorschriften voor opslag
Bewaar de flacons AdBlue
®
niet in uw
auto.
AdBlue
®
bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam
de flacons koel en buiten direct zonlicht te
bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto
op een vlakke en horizontale ondergrond staat.
F
Zet het contact af en verwijder de sleutel of
druk, als uw auto daarmee is uitgerust, op
de START/STOP-knop om de motor af te
zetten.
F
Open voor toegang tot het AdBlue
®
-
reservoir het linker voorportier.
F
Trek van onderen aan de zwarte dop.
FDraai de blauwe dop een zesde
omwenteling linksom.
F
Trek de knop omhoog om hem te
verwijderen.
Voer de lege AdBlue
®
-flacons niet als
huisvuil af, maar deponeer ze in een
daartoe bestemde container of breng de
flacons naar uw verkooppunt.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto
hoger is dan -11°C. Als het kouder is,
bevriest het AdBlue
®
waardoor u het
niet in het reservoir kunt gieten. Laat
uw auto enkele uren op een warmere
plaats staan en vul vervolgens het
reservoir bij.
Proace_nl_ed01-2016.indb 28530/06/2016 15:01
286
Praktische informatie
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
FVeeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten
met behulp van een vochtige doek
eventuele vloeistofsporen van de rand van
de vulopening van het reservoir.
Spoel gemorst additief onmiddellijk weg
met koud water of veeg het weg met een
vochtige doek.
Als het additief is gekristalliseerd, verwijder
het dan met een spons en warm water.
FBreng de blauwe dop aan op de vulopening
van het reservoir en draai de dop een
zesde omwenteling rechtsom tot hij stuit.
Belangrijk: wanneer u bijvult terwijl
het reservoir leeg is, aangegeven via
de melding “Top up emissions additive:
Starting prevented” (Vul additief bij:
het starten wordt voorkomen), moet u
ongeveer 5 minuten wachten alvorens
het contact weer AAN te zetten. Doe
hierbij de volgende zaken NIET: het
bestuurdersportier openen, de
auto ontgrendelen, de sleutel met
afstandsbediening in het contactslot
steken of de elektronische sleutel
van het Smart entry-systeem met
startknop in de auto plaatsen.
Zet vervolgens het contact aan en start
na 10 seconden wachten de motor.
F
Pak een flacon AdBlue
®
. Controleer de
houdbaarheidsdatum en lees vervolgens
aandachtig de gebruiksaanwijzing op het
etiket voordat u de inhoud van de flacon in
het AdBlue
®
-reservoir van uw auto giet.
Bevriezing van AdBlue
®
AdBlue
®
bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het
AdBlue
®
-reservoir waardoor u ook
in zeer koude omstandigheden kunt
blijven rijden.
F
Breng de zwarte afdekplaat van bovenaf
aan.
F
Sluit het portier.
Proace_nl_ed01-2016.indb 28630/06/2016 15:01
287
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Gevarendriehoek (opbergen)
Voordat u uit de auto stapt om de
gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen
moet u de alarmknipperlichten inschakelen en
uw reflecterende veiligheidsvest aantrekken.
Deze veiligheidsuitrusting vormt een aanvulling op de
alarmknipperlichten.
Elke auto moet zijn voorzien van een gevarendriehoek.
Op de weg plaatsen van de
gevarendriehoek
Raadpleeg voor het uit- en invouwen van de
gevarendriehoek de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant.
F
Plaats de gevarendriehoek achter de auto,
houd u daarbij aan de ter plaatse geldende
regels.
De gevarendriehoek is leverbaar als
accessoire. Neem hiervoor contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gereedschapskist
Toegang
De gereedschapskist bevindt zich onder de
linker voorstoel.
De stangen 1 en 2 zorgen ervoor
dat de gereedschapskist niet uit zijn
behuizing kan komen als hij niet goed is
vastgezet.
Proace_nl_ed01-2016.indb 28730/06/2016 15:01
288
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Opbergen
FDruk op de grendels A en schuif ze naar
het midden om de gereedschapskist te
ontgrendelen.
F
Beweeg de gereedschapskist om hem
langs de stang 1 te halen iets omhoog en
trek hem er vervolgens helemaal langs.
F
Beweeg vervolgens de gereedschapskist
omhoog om hem langs de stang 2 te halen.
F
Maak de haakjes B van het deksel los en open het
deksel om bij het gereedschap te kunnen komen.
Openen
Verwijderen
Trek aan de gereedschapskist om te controleren
of hij goed in zijn behuizing is vastgezet.
F
Houd de gereedschapskist met de voorzijde
schuin omhoog en breng hem aan.
FOm de gereedschapskist langs de stang 2
te bewegen: duw de gereedschapskist naar
achteren en laat hem gelijktijdig zakken.
F
Om de gereedschapskist langs de stang 1 te
bewegen: beweeg de gereedschapskist iets omhoog
en duw hem vervolgens helemaal naar achteren.
F
Breng het deksel weer aan op de
gereedschapskit en maak de haakjes B vast.
FAls de gereedschapskist helemaal in
zijn behuizing zit, duw hem dan tegen
de vloerbekleding en schuif vervolgens
de grendels A naar buiten om de
gereedschapskist vast te zetten.
Proace_nl_ed01-2016.indb 28830/06/2016 15:01
289
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Bij auto's met een
bandenreparatieset
1. 12V-compressor.
De compressor bevat een
afdichtingsproduct voor het tijdelijk
repareren van een band. Bovendien kan
hiermee de bandenspanning worden
geregeld.
2.
Sleepoog.
Bij auto's met een
reservewiel
1. Wielsleutel.
Hiermee kunnen de wielbouten worden
verwijderd en kan de krik worden uit- en
ingedraaid.
2.
Krik.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3.Gereedschap voor het verwijderen van
sier-/wieldoppen.
Hiermee kunnen, indien aanwezig, de
sierdoppen van de wielbouten van een
lichtmetalen velg of de wieldop van een
stalen velg worden verwijderd.
4.
Dop voor het verwijderen van slotbouten.
Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel
de speciale slotbouten worden verwijderd.
5. Sleepoog.
Dit gereedschap is specifiek voor
uw auto en is afhankelijk van de
uitrusting. Gebruik het niet voor andere
doeleinden.
Proace_nl_ed01-2016.indb 28930/06/2016 15:01
290
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Deze set bevindt zich in een gereedschapskist.
Deze set bestaat uit een compressor en een
flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren.
U kunt vervolgens naar de dichtstbijzijnde
garage rijden.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke
banden worden gerepareerd, als het lek zich in
het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
Met de compressor kunt u de bandenspanning
controleren en aanpassen.
Bandenreparatieset*
Toegang tot de set
1.
12V-compressor.
De compressor bevat een afdichtingsproduct voor het
tijdelijk repareren van een band. Bovendien kan met de
compressor de bandenspanning worden aangepast.
2.
Sleepoog.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
De elektrische installatie van de auto
biedt de mogelijkheid een compressor
aan te sluiten en te gebruiken voor de
duur die nodig is om een gerepareerde
lekke band op spanning te brengen.
Sluit uw compressor uitsluitend aan
op één van de twee 12V-aansluitingen
voorin.
Zie de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over slepen.
Beschikbaar gereedschap
Dit gereedschap is specifiek bestemd voor uw auto, gebruik
het niet voor andere doeleinden. Afhankelijk van de uitvoering
is uw auto voorzien van het volgende gereedschap.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapskist.
*Indien aanwezig.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29030/06/2016 15:01
291
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
A.Schakelaar stand "Reparatie" of
"Op spanning brengen".
B.Aan/uit schakelaar "I/O".
C.
Knop voor leeg laten lopen.
D.Manometer (bar en psi).
E.Opbergvak met een kabel + adapter voor
een 12V-aansluiting.
Beschrijving van de set
F.Flacon met afdichtmiddel.
G.Witte slang met dop voor de reparatie.
H.Zwarte slang voor het op spanning
brengen.
I.
Sticker met snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet I moet
op het stuurwiel worden geplakt om u
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd.
Rijd na het repareren met behulp van
de bandenreparatieset niet sneller dan
80 km/h.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29130/06/2016 15:01
292
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Reparatiemethode
1. Afdichting van het lek
FRol de witte slang G volledig uit.
F
Draai de dop van de witte slang los.
FSluit de witte slang aan op het ventiel van
de lekke band.
FSluit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting in de auto.
F
Start de motor en laat deze draaien.
Let op: dit product is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
Verwijder het voorwerp dat de lekkage
heeft veroorzaakt niet uit de band.
Schakel de compressor niet in voordat
de witte slang is aangesloten op het
ventiel van de band: het afdichtmiddel
wordt anders buiten de band gespoten.
F
Zet het contact af.
FZet de schakelaar A in de
stand "Reparatie".
FControleer of de schakelaar B in de
stand "O" staat.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29230/06/2016 15:01
293
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Als er na ongeveer 5 tot 7 minuten geen
druk is, betekent dit dat de band niet te
repareren is. Neem voor hulp contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
F
Activeer de compressor door de
schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot
de bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van de
aansluiting (kans op spatten).
F
Verwijder de set en draai de dop van de
witte slang vast.
Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof
niet op of in de auto terecht kunnen komen.
Houd de set binnen handbereik.
2. Op spanning brengen
FZet de schakelaar A in de
stand "Bandenspanning".
FRol de zwarte slang H volledig uit.
F
Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van
de gerepareerde band.
F
Maak direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen
20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het
lek kan dichten.
F
Zet de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29330/06/2016 15:01
294
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
FSluit de stekker van de compressor weer
aan op de 12V-aansluiting in de auto.
F
Start de motor opnieuw en laat de motor
draaien.
FBreng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschreven
spanning (spanning verhogen:
schakelaar B in stand "I"; spanning
verlagen: schakelaar B in stand "O"
en knop C indrukken), zoals vermeld
op de bandenspanningssticker in de
portieropening aan bestuurderszijde.
Een dalende bandenspanning geeft aan
dat het gat niet volledig is gedicht. Neem
voor hulp contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
F
Verwijder de set en berg deze op.
FRijd niet harder dan 80 km/h en niet verder
dan 200 km.
Ga zo snel mogelijk naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Vergeet niet de technicus te vertellen
dat u de set hebt gebruikt. Na nadere
inspectie kan de technicus u vertellen of
de band gerepareerd kan worden of moet
worden vervangen.
Uitnemen van de flacon
F
Berg de zwarte slang op.
F
Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los.
F
Houd de compressor rechtop.
Let op dat er geen afdichtmiddel uit de
flacon stroomt.
De uiterste gebruiksdatum staat op de
patroon vermeld.
De patroon met afdichtmiddel kan slechts
één keer gebruikt worden en moet daarna
worden vervangen, ook als hij niet leeg is.
Werp de patroon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het Toyota-netwerk
of een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuw patroon met
bandenreparatievloeistof aan te schaffen.
Dit is verkrijgbaar bij een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
F
Draai de flacon aan de onderzijde los.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29430/06/2016 15:01
295
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Controle / aanpassen
bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om uw
bandenspanning te controleren of uw banden
op spanning te brengen.
F
Draai de schakelaar A in de
stand "Op spanning brengen".
FSluit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
Start de auto en laat de motor draaien.
FBreng de band op spanning met behulp
van de compressor (op spanning brengen:
schakelaar B in stand "I"; leeg laten lopen:
schakelaar B in stand "O" en druk op de
knop C), zoals staat aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto.
F
Verwijder de set en berg deze op.
Wanneer de bandenspanning van een
of meer banden is aangepast, moet het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
opnieuw worden geïnitialiseerd.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
(TPWS).
F
Rol de zwarte slang H volledig uit.
F
Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van
de band.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29530/06/2016 15:01
296
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Wiel verwisselen
Het gereedschap bevindt zich in een
gereedschapskist.
Toegang tot het gereedschap
1.
Wielsleutel.
Hiermee kunnen de wielbouten worden verwijderd
en kan de krik worden uit- en ingedraaid.
2.
Krik.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3.
Gereedschap voor het verwijderen van sier-/wieldoppen.
Hiermee kunnen, indien aanwezig, de sierdoppen
van de wielbouten van een lichtmetalen velg of de
wieldop van een stalen velg worden verwijderd.
4.
Dop voor het verwijderen van slotbouten.
Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel
de speciale slotbouten worden verwijderd.
5.
Sleepoog.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over slepen.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het verwisselen van een wiel met
een beschadigde band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de Europese
regelgeving zoals deze is vastgelegd in
de Richtlijn 2006/42/EG over machines.
Beschikbaar gereedschap
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan,
afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapskist.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29630/06/2016 15:01
297
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
FHet reservewiel is bereikbaar vanaf de
achterzijde van de auto.
F
Open de achterdeuren met ruiten of de
achterklep, afhankelijk van de uitvoering
van uw auto.
F
Open de achterdeuren (of achterklep) om
bij de in de dorpel geplaatste bout van de
reservewielhouder te komen.
F
Draai de bout los met behulp van de
wielsleutel (ongeveer 14 omwentelingen),
tot de reservewielhouder laag
genoeg hangt om de haak van de
reservewielhouder los te maken.
Toegang tot het reservewiel
FAls uw auto is uitgerust met een trekhaak,
krik de auto dan aan de achterzijde op
(uitsluitend bij punt B) tot er voldoende
ruimte is om het reservewiel te kunnen
verwijderen.
Verwijderen
Om te voorkomen dat de elektrisch
bedienbare schuifdeur(en) ongewild
wordt (worden) geopend, moet u
de functie "Handsfree toegang"
uitschakelen via het configuratiemenu
van de auto.
Zie het desbetreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het openen
en vergrendelen van de zijportieren
m.b.v. het systeem dat kan worden
geactiveerd d.m.v. een trap.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29730/06/2016 15:01
298
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
FHaal de reservewielhouder los van de haak
en plaats het reservewiel in de nabijheid
van het te vervangen wiel.
Terugplaatsen
FPlaats het wiel voor de reservewielhouder.
FBeweeg het reservewiel geleidelijk in de
reservewielhouder door hem heen en weer
(van links naar rechts) te bewegen tot het
bevestigingsgedeelte van de haak vrij
komt.
F
Bevestig de reservewielhouder aan de
haak en draai de bout weer vast met de
wielsleutel.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29830/06/2016 15:01
299
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
FAls uw auto is uitgerust met stalen
velgen, verwijder dan de wieldop met het
gereedschap 3.
F
Als uw auto is uitgerust met lichtmetalen
velgen, verwijder dan de sierdoppen van
de wielbouten met het gereedschap 3.
F
Als uw auto is uitgerust met slotbouten,
zet dan de dop 4 op de wielsleutel 1 om de
slotbout los te draaien.
F
Het losdraaien van de andere bouten
(zonder ze te verwijderen) mag uitsluitend
worden uitgevoerd met de wielsleutel 1.
F
Plaats het voetstuk van de krik op de grond
en zorg ervoor dat het voetstuk loodrecht
onder één van de twee steunpunten onder
de carrosserie A of B is geplaatst. Gebruik
het steunpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
Demonteren van het wiel
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet
gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat.
Gebruik niet:
- de krik voor andere doeleinden dan
het opkrikken van de auto,
- een andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak de
eerste versnelling in en zet vervolgens het
contact uit om de wielen te blokkeren.
Zet bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de
stand P en zet vervolgens het contact
uit om de wielen te blokkeren.
Zet bij een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak de
selectiehendel in de stand A en zet
vervolgens het contact uit om de wielen
te blokkeren.
Trek de parkeerrem aan en controleer
of het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik
een bok.
Proace_nl_ed01-2016.indb 29930/06/2016 15:01
300
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of losse ondergrond kan de krik
wegglijden of wegzakken - Kans op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en zorg ervoor dat het
contactvlak van het steunpunt goed in het middelste deel van de kop van de krik steekt. Zo
niet, dan kan de auto beschadigd raken en/of de de krik wegzakken - Kans op letsel!
F
Verwijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
Verwijder het wiel.
FDraai de krik 2 met de draaiknop uit tot de kop van de krik het steunpunt A of B raakt; het
contactvlak van het steunpunt A of B moet goed in het middelste deel van de kop van de krik
steken.
F
Krik met behulp van de wielsleutel 1 de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de
grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren.
Proace_nl_ed01-2016.indb 30030/06/2016 15:01
301
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Monteren van het wiel
FPlaats het wiel op de naaf.
FDraai de wielbouten met de hand vast.
FDraai met de wielsleutel 1 en de dop 4 de
slotbout (indien aanwezig) enigszins vast.
F
Draai met alleen de wielsleutel 1 de
overige wielbouten enigszins vast.
F
Laat de krik zakken.
FVouw de krik 2 op en verwijder hem.
Proace_nl_ed01-2016.indb 30130/06/2016 15:01
302
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
FDraai met de wielsleutel 1 en de dop 4 de
slotbout (indien aanwezig) vast.
F
Draai met alleen de wielsleutel 1 de
overige wielbouten vast.
F
Berg het gereedschap op in de
gereedschapskist.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
Na het verwisselen van het wiel
Berg het wiel met de lekke band correct op in de
reservewielhouder.
Laat een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
controleren of de bouten goed zijn vastgezet
en of de bandenspanning van het reservewiel
juist is.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het reservewiel.
Als uw auto is voorzien van een
bandenspanningswaarschuwingssysteem,
controleer dan de bandenspanning en
initialiseer het systeem opnieuw.
Tyre Pressure Warning
System (TPWS)
Het stalen reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor.
Wiel met wieldop
Bij het monteren van het wiel:
bevestig de wieldop door de opening
ervan ter hoogte van het ventiel te
houden en druk vervolgens met de
handpalm tegen de gehele omtrek van
de wieldop.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Proace_nl_ed01-2016.indb 30230/06/2016 15:01
303
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Een lamp vervangen
Halogeenlamp: draai de lamp linksom.
Type A
Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in
en draai hem linksom.
Type B
Type C
Type D
Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd met
een drukbevestiging. Trek de lamp daarom
voorzichtig los.
Halogeenlamp: duw de borgveer open en
verwijder de lamp uit de lamphouder.
Wacht na het uitschakelen van de
verlichting enkele minuten alvorens
een halogeenlamp te vervangen (om
brandwonden te voorkomen). Raak
de lamp niet met de hand aan, maar
gebruik een droge, pluisvrije doek.
Controleer na het vervangen of de
verlichting goed werkt.
Lampen
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen. Verwijder ze als volgt:
Xenonlamp: xenonlampen moeten door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige worden vervangen,
aangezien er een risico op elektrocutie bestaat.
Type E
Proace_nl_ed01-2016.indb 30330/06/2016 15:01
304
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Verlichting vóór
Xenonlampen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het vervangen van
lampen en in het bijzonder de typen lampen.
Halogeenlampen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het vervangen van
lampen en in het bijzonder de typen lampen.
Let er bij het monteren van H7-lampen
met nokjes op dat deze nokjes goed in
de uitsparingen komen, zodat het licht
in de juiste richting schijnt.
Mistlampen vóór
Type D, H11-55W
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
1.
Dagrijverlichting/lampjes opzij (leds).
2. Grootlicht.
Type C, H1-55W
3.
Dimlicht.
Type E, D8S 25W
4.
Richtingaanwijzers.
Type B, PY21W-21W (amberkleurig)
1.Dagrijverlichting/lampjes opzij
Type A, P21-5W
2.
Grootlicht.
Type C, H1-55W
3.
Dimlicht.
Type C, H7-55W
4.
Richtingaanwijzers.
Type B, PY21W-21W (amberkleurig)
Proace_nl_ed01-2016.indb 30430/06/2016 15:01
305
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zijknipperlicht
Type A, WY5W-5W (amberkleurig)
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
reinig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
gebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
wanneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
Raak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelfde
specificaties.
- Druk het zijknipperlicht naar achteren en
trek het los.
- Breng het zijknipperlicht vanaf de
achterzijde aan en duw hem vervolgens
naar achteren.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers
en zijknipperlichten) moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Proace_nl_ed01-2016.indb 30530/06/2016 15:01
306
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zorg er bij het monteren voor dat de
stekker en de lamp goed in de lichtunit
worden vastgeklikt.
Dimlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
Type C, H7-55W
Dagrijverlichting/lampjes opzij
(uitvoering met halogeenlampen)
Type A, P21-5W
F
Verwijder het kapje.
FDruk op de onderste clip van de stekker en
verwijder de stekker samen met de lamp.
F
Trek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
F
Draai de lamphouder een kwartslag
rechtsom.
F
Verwijder de lamphouder.
FVerwissel de kapotte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Proace_nl_ed01-2016.indb 30630/06/2016 15:01
307
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Let op het gedeelte achter de
rechter lamp, dat zo heet kan zijn
dat u zich eraan kunt branden
(ontluchtingsleidingen).
Als een verklikkerlampje (rechts of
links) van de richtingaanwijzers sneller
knippert, is een van de lampen aan de
desbetreffende zijde defect.
Richtingaanwijzers
(uitvoering met halogeenlampen)
Type B, PY21W-21W (amber)
Grootlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
Type C, H1-55W
F
Verwijder het kapje.
FDruk op de onderste clip van de stekker en
verwijder de stekker samen met de lamp.
F
Trek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
F
Draai de lamphouder een kwartslag
rechtsom.
F
Verwijder de lamphouder.
FVervang de defecte lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Proace_nl_ed01-2016.indb 30730/06/2016 15:01
308
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Dimlicht
(xenonlampen)
Type E, D8S 25W
FDraai de lamphouder een kwartslag
rechtsom.
F
Verwijder de lamphouder.
FVervang de defecte lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
D8S xenonlampen moeten door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige worden vervangen,
aangezien er een risico op elektrocutie
bestaat.
Als een van de D8S-lampen defect is, is het
raadzaam beide lampen te laten vervangen.
Grootlicht
(uitvoering met xenonlampen)
Type C, H1-55W
Zorg er bij het monteren voor dat de
stekker en de lamp goed in de lichtunit
worden vastgeklikt.
Als een verklikkerlampje (rechts of
links) van de richtingaanwijzers sneller
knippert, is een van de lampen aan de
desbetreffende zijde defect.
Richtingaanwijzers
(uitvoering met xenonlampen)
Type B, PY21W-21W (amber)
F
Verwijder het kapje.
FDruk op de onderste clip van de stekker en
verwijder de stekker samen met de lamp.
F
Trek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Proace_nl_ed01-2016.indb 30830/06/2016 15:01
309
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Mistlampen
Type C, H11-55W
F
Druk op de borgklem en maak de stekker
los.
F
Draai de lamphouder los door deze een
kwart omwenteling linksom te draaien.
F
Verwijder de lamphouder.
FVervang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
U kunt voor het vervangen van deze
lampen ook naar een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige gaan.
F
Draai de bouten van de luchtgeleider A aan
de onderzijde van de voorbumper los.
F
Verwijder de luchtgeleider A.
Neem voor het vervangen van dit type ledlamp
en de lichtgeleider contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Een vervangingsset voor de leds is verkrijgbaar
bij Toyota-dealers.
Dagrijverlichting/lampjes opzij
(xenonkoplampen)
Proace_nl_ed01-2016.indb 30930/06/2016 15:01
310
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Achterlichten
(achterdeuren met ruiten)
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van lampen en
in het bijzonder de typen lampen.
F
Houd de lichtunit vast, druk op de clip aan
de binnenzijde en verwijder de lichtunit
vervolgens voorzichtig.
F
Neem de stekker los.
Neem voor auto's met interieurbekleding
contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige om de werkzaamheden te
laten uitvoeren.
1.
Remlicht / parkeerlicht.
Type B, P21/5W-21/5W
2.
Richtingaanwijzers.
Type B, PY21W-21W (amberkleurig)
3.
Achteruitrijlicht.
Type B, P21W-21W
4.
Mistachterlicht / parkeerlicht.
Type B, P21/4W-21/4W
F
Controleer welke lamp defect is en open
vervolgens de achterdeuren.
F
Druk de 3 borglippen iets naar buiten en
verwijder vervolgens de lamphouder.
F
Druk de defecte lamp iets in en draai hem
een kwart omwenteling rechtsom om hem
te verwijderen.
F
Vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
F
Verwijder aan de binnenzijde het
ventilatierooster, indien aanwezig.
F
Draai aan de buitenzijde de twee
bevestigingsbouten los.
Proace_nl_ed01-2016.indb 31030/06/2016 15:01
311
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Kentekenplaatverlichting
(achterdeuren met ruiten)
Type A, W5W-5W
F
Verwijder de kunststof kap met behulp van
een kleine schroevendraaier.
F
Steek een schroevendraaier door de
opening en druk de lamp naar buiten.
F
Maak de stekker los.
FVerwijder de lamp.
FDraai de lamphouder los door hem een
kwart omwenteling linksom te draaien.
F
Vervang de defecte lamp.
Druk op de lamp tot hij vastklikt om hem weer
te bevestigen.
Derde remlicht
(achterdeuren met ruiten)
Type A, W5W-5W
Druk het lampglas vast in de houder om het
weer te monteren.
F
Open de linker achterdeur.F
Steek een kleine schroevendraaier in een van
de buitenste openingen van het lampglas.
FDuw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
Verwijder het lampglas.
FVervang de defecte lamp.
Proace_nl_ed01-2016.indb 31130/06/2016 15:01
312
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Plafonniers
(voor en achter)
Type A, W5W-5W
F
Maak het lampglas los door een kleine
schroevendraaier in de openingen aan de
buitenzijde van de plafonnier te steken.
F
Trek de lamp uit de houder en vervang de
lamp.
F
Bevestig het lampglas in de behuizing en
controleer of het goed is vastgeklikt.
Proace_nl_ed01-2016.indb 31230/06/2016 15:01
313
8
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Achterlichten
(achterklep)
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van lampen en
in het bijzonder de typen lampen.
F
Houd de lichtunit vast, druk op de clip aan
de binnenzijde en verwijder de lichtunit
vervolgens voorzichtig.
F
Maak de stekker los.
FControleer welke lamp defect is en open
vervolgens de achterklep.
Neem voor auto's met interieurbekleding
contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om
de werkzaamheden te laten uitvoeren.
1.Remlicht / parkeerlicht.
Type B, P21/5W-21/5W
2.
Richtingaanwijzers.
Type B, PY21W-21W (amberkleurig)
3.
Achteruitrijlicht.
Type B, P21W-21W
4.
Mistachterlicht / parkeerlicht.
Type B, P21/4W-21/4W
F
Verwijder aan de binnenzijde het deksel,
indien aanwezig.
F
Druk aan de buitenzijde op de binnenste
clips van het kunststof sierdeel en kantel dit
naar buiten om het te verwijderen.
F
Draai de twee bevestigingsbouten los.
FDruk de 3 borglippen iets naar buiten en
verwijder vervolgens de lamphouder.
F
Druk de defecte lamp iets in en draai hem
een kwart omwenteling rechtsom om hem
te verwijderen.
F
Vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Proace_nl_ed01-2016.indb 31330/06/2016 15:01
314
Storingen verhelpen
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Druk het lampglas vast in de houder om het
weer te monteren.
F
Maak het bekledingspaneel aan beide
uiteinden los door het omhoog te kantelen.
F
Trek aan het bekledingspaneel om de
middelste bevestigingen los te maken en
verwijder het vervolgens.
F
Steek een schroevendraaier door de
opening en druk de lamp naar buiten.
F
Maak de stekker los.
FVerwijder de lamp.
FDraai de lamphouder los door hem een
kwart omwenteling linksom te draaien.
F
Vervang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Druk op de lamp en het bekledingspaneel tot
ze vastklikken om ze weer te bevestigen.
Derde remlicht
(achterklep)
Type A, W5W-5W
Kentekenplaatverlichting
(achterklep)
Type A, W5W-5W
F
Open de achterklep.FSteek een kleine schroevendraaier in
Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.
Product:
Spelregels forum
Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:
lees eerst de handleiding door;
controleer of uw vraag al eerder door iemand anders is gesteld;
probeer uw vraag zo duidelijk mogelijk te stellen;
heeft u een probleem en al geprobeerd om dit op te lossen, vermeld dit erbij aub;
heeft u een oplossing gekregen van een bezoeker dan horen wij dat graag in dit forum;
wilt u een reactie geven op een vraag of antwoord, gebruik dan niet dit formulier maar klik op de knop 'reageer op deze vraag';
uw vraag wordt direct op de website gezet; vermijd daarom persoonlijke gegevens in te vullen;
Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.
Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.
Abonneren
Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Toyota ProAce 2016 bij:
nieuwe vragen en antwoorden
nieuwe handleidingen
U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.
Ontvang uw handleiding per email
Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Toyota ProAce 2016 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.
De handleiding is 99 mb groot.
U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.
Stel vragen via chat aan uw handleiding
Stel uw vraag over deze PDF
Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email
Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.
Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.
Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken
U heeft geen emailadres opgegeven
Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.
Uw vraag is op deze pagina toegevoegd
Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.