795731
7
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/473
Pagina verder
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Overzicht Zoeken op afbeelding
1Veiligheid
en beveiliging Zorg ervoor dat u deze leest
2Brandstofcel-
systeem
Eigenschappen, voorzorgsmaatregelen, enz.
brandstofcelauto
3Instrumenten-
paneel
Het aflezen van de meters en tellers, het interpreteren
van de verschillende waarschuwingslampjes en
indicatoren, enz.
4Bediening van
elk onderdeel
Openen en sluiten van de portieren en ruiten, afstellen
vóór het rijden, enz.
5Rijden Handelingen en adviezen die voor het rijden moeten
worden opgevolgd
6Voorzieningen
in het interieur Gebruik van de voorzieningen in het interieur, enz.
7Onderhoud
en verzorging De zorg voor uw auto en onderhoudsprocedures
8Bij problemen Informatie over wat u moet doen bij een storing of
noodgeval
9Voertuig-
specificaties
Voertuigspecificaties, systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeursinstellingen, enz.
Trefwoordenlijst Zoeken op symptoom
Alfabetisch zoeken
PZ49X-62005-NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 1 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
INHOUDSOPGAVE
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Ter informatie .................................6
Over deze handleiding .................10
Zoekmethoden .............................11
Overzicht ......................................12
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden ...........32
Veilig rijden ..........................34
Veiligheidsgordels................36
SRS-airbags ........................41
Aan/uit-schakelaar
airbag.................................51
Veiligheidsinformatie voor
kinderen.............................53
Baby- en kinderzitjes ...........54
1-2. Antidiefstalsysteem
Startblokkering.....................78
Alarm ...................................83
2. Brandstofcelauto
Eigenschappen
brandstofcelauto ................88
Voorzorgsmaatregelen
brandstofcelauto ................92
Advies voor rijden met
een brandstofcelauto .......105
3. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes
en controlelampjes.......... 108
Meters en tellers................ 113
Multi-informatiedisplay ...... 118
4-1. Informatie over sleutels
Sleutels ............................. 128
4-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
Portieren............................ 132
Achterklep ......................... 138
Smart entry-systeem
met startknop .................. 143
4-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen ....................... 157
Ergonomisch geheugen .... 159
Hoofdsteunen.................... 164
4-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel ........................... 166
Binnenspiegel.................... 168
Buitenspiegels................... 170
4-5. Openen en sluiten van
de ruiten
Elektrisch bedienbare
ruiten ............................... 174
1Veiligheid en beveiliging
2Brandstofcelsysteem
3Instrumentenpaneel
4Bediening van
elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 2 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
3
1
7
8
6
5
4
3
2
9
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
5-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto.............178
Lading en bagage ..............186
Rijden met een
aanhangwagen ................187
5-2. Rijprocedures
Startknop ...........................188
Transmissie .......................195
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................201
Parkeerrem ........................202
5-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar..................203
Automatic High
Beam-systeem.................206
Schakelaar
mistachterlichten..............211
Ruitenwissers en
-sproeiers.........................212
5-4. Tanken
Openen van de
tankdopklep..................... 215
5-5. Gebruik van de
ondersteunende
systemen
Dynamic Radar Cruise
Control ............................ 220
LDA (Lane Departure
Alert) ............................... 236
Toyota Parking
Assist-sensor .................. 244
Ondersteunende
systemen......................... 253
PCS (Pre-Crash
Safety-systeem) .............. 259
BSM (Blind Spot Monitor).. 268
5-6. Rijtips
Rijden in de winter............. 279
5Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 3 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
INHOUDSOPGAVE
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
6-1. Gebruik van de
airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische
airconditioning .................284
Stuurwielverwarming/
stoelverwarming ..............293
6-2. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting ...........295
Interieurverlichting .........296
Leeslampjes ..................296
6-3. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden ......298
Dashboardkastje............299
Consolevak....................299
Bekerhouders ................300
Fleshouders...................301
Extra opbergvak ............302
Pasjeshouder ................302
Kenmerken bagageruimte .303
6-4. Overige voorzieningen
in het interieur
Overige voorzieningen
in het interieur..................305
Zonnekleppen................305
Make-upspiegels ...........305
Klok ...............................306
Armsteun .......................307
Kledinghaakjes ..............307
Handgrepen...................308
Accessoireaansluiting....309
Draadloze lader .............310
7-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen
van het exterieur van
uw auto ........................... 318
Reinigen en beschermen
van het interieur van
uw auto ........................... 322
7-2. Onderhoud
Onderhoud en reparatie .... 325
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen
bij zelf uit te voeren
onderhoud en controles .. 327
Motorkap ........................... 330
Plaatsen van een
garagekrik ....................... 331
Elektromotor-
compartiment .................. 333
12V-accu ........................... 337
Banden.............................. 342
Vervangen van de band .... 353
Bandenspanning ............... 361
Velgen ............................... 363
Interieurfilter ...................... 366
Batterij elektronische
sleutel.............................. 368
Controleren en vervangen
van zekeringen................ 371
Lampen ............................. 375
6Voorzieningen in het
interieur 7Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 4 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
5
1
7
8
6
5
4
3
2
9
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
8-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten ...........382
Als uw auto in geval van
nood tot stilstand
moet worden gebracht.....383
8-2. Stappen die genomen
moeten worden in
noodgevallen
Als uw auto moet
worden gesleept ..............384
Als u denkt dat er
iets mis is.........................390
Als een waarschuwings-
lampje gaat branden
of een waarschuwings-
zoemer klinkt ...................391
Als er een waarschuwings-
melding verschijnt............397
Als uw auto een
lekke band heeft ..............403
Als het brandstofcel-
systeem niet kan
worden gestart.................418
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt.....420
Als de 12V-accu
ontladen is .......................423
Als de motor oververhit
raakt.................................429
Als de auto vastzit..............435
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.). 438
9-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met
mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeurs-
instellingen ...................... 444
9-3. Initialisatie
Te initialiseren onderdelen
. 452
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen) ............. 454
Alfabetische index...................... 458
8Bij problemen 9Voertuigspecificaties
Trefwoordenlijst
Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem voor meer
informatie over de onderstaande uitrusting.
Navigatiesysteem
Audiosysteem
Rear View Monitor-systeem
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 5 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Ter infor matie
Deze handleiding is bestemd voor alle uitvoeringen van dit type auto; alle
mogelijke opties zijn in deze handleiding opgenomen. Er zullen dan ook
ongetwijfeld onderwerpen worden beschreven die niet op uw auto van toe-
passing zijn.
Alle specificaties in dit boekje waren actueel ten tijde van de druk. Toyota
streeft er doorlopend naar haar producten te perfectioneren en wij behouden
ons dan ook het recht voor tussentijdse wijzigingen in specificatie en uitvoe-
ring door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving.
Afhankelijk van de specificaties kan de in de afbeeldingen getoonde auto
afwijken van uw auto voor wat betreft de uitrusting.
Er is een grote hoeveelheid originele en niet-originele onderdelen en accessoi-
res voor uw Toyota te verkrijgen. Als een origineel onderdeel of accessoire uit
de Toyota moet worden vervangen, raadt Toyota u aan om originele Toyota-
onderdelen en -accessoires te gebruiken. U kunt ook andere onderdelen of
accessoires van gelijkwaardige kwaliteit gebruiken. Toyota kan geen garantie
geven of betrouwbaarheid garanderen voor onderdelen en accessoires die
geen origineel Toyota-product zijn en ook niet voor het vervangen door of mon-
teren van dergelijke onderdelen. Bovendien is het mogelijk dat schade aan of
slechte prestaties van niet-originele Toyota-onderdelen of -accessoires niet
onder de garantie vallen.
Handleiding
Accessoires, onderdelen en veranderingen aan uw Toyota
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 6 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
7
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De inbouw van een zend-/ontvanginstallatie in uw auto kan elektronische
systemen beïnvloeden, zoals:
Brandstofcelsysteem
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
Antiblokkeersysteem
SRS-airbagsysteem
Gordelspanner
Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking
tot de inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposi-
ties en montagevoorwaarden voor zend-/ontvanginstallaties is op verzoek
beschikbaar bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De hoogspanningsonderdelen en kabels van brandstofcelauto's stralen
ongeveer net zo veel elektromagnetische golven uit als conventionele auto's
met een benzinemotor of huishoudelijke elektronische apparatuur, ook al zijn
ze elektromagnetisch afgeschermd.
De ontvangst via een zend-/ontvanginstallatie kan in sommige gevallen
gestoord worden.
De airbags en de gordelspanners in uw Toyota bevatten explosieve chemica-
liën. Wanneer uw auto, om welke reden dan ook, wordt vernietigd, terwijl het
airbagsysteem en/of de gordelspanners nog intact zijn, kan tijdens de vernie-
tiging een ontploffing plaatsvinden en brand ontstaan. Laat daarom het air-
bagsysteem en de gordelspanners eerst verwijderen en afvoeren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Inbouw van een zend-/ontvanginstallatie
Vernietigen van uw Toyota
Uw auto is uitgerust met batterijen en/of accu's. Zorg ervoor dat deze
gescheiden worden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier wor-
den afgevoerd (richtlijn 2006/66/EG).
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 7 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
8
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Algemene voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden
Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw auto als u alcohol of drugs
gebruikt hebt omdat deze middelen invloed kunnen hebben op de rijvaar-
digheid. Alcohol en bepaalde drugs vergroten de reactietijd, beïnvloeden
het beoordelingsvermogen en hebben een negatieve invloed op de coördi-
natie, waardoor aanrijdingen kunnen ontstaan met ernstig letsel als gevolg.
Defensief rijden: Rijd altijd defensief. Anticipeer op fouten die andere
bestuurders of voetgangers zouden kunnen maken omdat u hierdoor wel-
licht een ongeluk kunt voorkomen.
Afleiding van de bestuurder: Houd altijd uw volledige aandacht bij het ver-
keer. Alles wat de aandacht van de bestuurder kan afleiden, zoals het ver-
anderen van instellingen, telefoneren of lezen, kan leiden tot een aanrijding
waarbij u, de andere inzittenden van de auto of anderen ernstig letsel kun-
nen oplopen.
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot veiligheid van kinde-
ren
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in
te schakelen. Daarnaast kunnen kinderen zich bezeren als ze met de ruiten
of andere systemen in de auto spelen. Verder kan de temperatuur in de
auto zo hoog oplopen of zo ver dalen dat dat kinderen fataal kan worden.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 8 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
9
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 9 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
10
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Over deze handleiding
WAARSCHUWING:
Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in ernstig letsel wanneer
de voorzorgsmaatregelen niet in acht worden genomen.
OPMERKING:
Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in schade of storingen
aan de auto of de uitrusting wanneer de voorzorgsmaatregelen
niet in acht worden genomen.
Geeft bedienings- of werkingsprocedures aan. Volg de
stappen in de aangegeven volgorde.
Geeft de handeling aan voor
het bedienen van schake-
laars en dergelijke (druk-
ken, draaien, enz.).
Geeft het resultaat van een
handeling aan (er wordt bij-
voorbeeld een klep geopend).
Geeft het onderdeel of de
positie aan waarover uitleg
wordt gegeven.
Dit betekent dat er iets niet
mag worden gedaan of mag
gebeuren.
123
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 10 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
11
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Zoekmethoden
Zoeken op naam
Alfabetische index ... Blz. 458
Zoeken op montagepositie
Overzicht ................... Blz. 12
Zoeken op symptoom of
geluid
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen)
................................ Blz. 454
Zoeken op titel
Inhoudsopgave............ Blz. 2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 11 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
12 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Overzicht
Exterieur
Portieren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 132
Vergrendelen/ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 132, 134
Openen/sluiten van de zijruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 174
Vergrendelen/ontgrendelen met de mechanische sleutel . . . Blz. 420
Waarschuwingslampjes/waarschuwingsmeldingen. . . . Blz. 393, 397
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 138
Openen van binnenuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 138
Openen van buitenaf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 138
Waarschuwingslampjes/waarschuwingsmeldingen. . . . Blz. 393, 397
Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 170
Verstellen van de spiegelhoek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 170
Inklappen van de buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 170
Ergonomisch geheugen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 160
Ontwasemen van de spiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 287
Ruitenwissers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 212
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter. . . . . . . . . . . . . Blz. 279
Voorkomen van bevriezing (voorruitverwarming) . . . . . . . . . Blz. 287
Voorzorgsmaatregelen voor de wasstraat . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 320
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 12 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
13
Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Tankdopklep. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 215
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 215
Brandstofsoort/inhoud waterstoftanks . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 440
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 342
Bandenmaat/bandenspanning. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 443
Winterbanden/sneeuwketting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 279
Controleren/wisselen/bandenspannings-
waarschuwingssysteem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 342
In geval van een lekke band . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 403
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 330
Openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 330
In geval van oververhitting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 429
Waarschuwingsmeldingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 397
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 203
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 203
Richtingaanwijzers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 201
Achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 203
Remlichten
Noodstopsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 254
Kentekenplaatverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 203
Mistachterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 211
Achteruitrijlicht
Zet de selectiehendel in stand R . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 195
5
6
7
Lampen voor verlichting buitenzijde tijdens rijden
(vervangingsmethode: Blz. 375, wattage: Blz. 443)
8
9
10
11
12
13
14
15
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 13 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
14 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Dashboard (auto's met linkse besturing)
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 188
Starten van het brandstofcelsysteem/wijzigen van de modi . Blz. 188
Noodstop van het brandstofcelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 383
Als het brandstofcelsysteem niet kan worden gestart . . . . . . Blz. 418
Waarschuwingsmeldingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 397
Selectiehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 195
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 195
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 384
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 113
Aflezen van de tellers/afstellen van de verlichting
van het instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 113
Waarschuwingslampjes/controlelampjes. . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 108
Als de waarschuwingslampjes gaan branden . . . . . . . . . . . . Blz. 391
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 14 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
15
Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 118
Display. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 118
Energiemonitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 119
Als er een waarschuwingsmelding of indicator verschijnt . . . Blz. 397
Parkeerrem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Activeren/deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 202
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter. . . . . . . . . . . . . Blz. 280
Waarschuwingszoemer/-melding. . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 393, 397
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 201
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 203
Koplampen/parkeerlichten voor/achterlichten/
dagrijverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 203
Mistachterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 211
Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers . . . . . . . . . . . . . .Blz. 212
Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 212
Bijvullen van het sproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 336
Schakelaar alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 382
Ontgrendelschakelaar tankdopklep. . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 217
Ontgrendelschakelaar achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 138
Ontgrendelingshendel motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 330
Schakelaar stuurverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 166
Verstellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 166
Ergonomisch geheugen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 159
Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 284
Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 284
Achterruitverwarming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 287
Hoofdschakelaar openingssysteem achterklep . . . . . . . .Blz. 139
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 15 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
16 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Schakelaars (auto's met linkse besturing)
Schakelaar Automatic High Beam-systeem . . . . . . . . . . .Blz. 206
H2O-toets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 189
Schakelaars regelbare dashboardverlichting. . . . . . . . . .Blz. 115
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 16 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
17
Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Schakelaars ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 174
Blokkeerschakelaar ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 174
Schakelaars buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 170
Schakelaars centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 134
Toetsen ergonomisch geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 160
Schakelaar PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . . . . . . . . . .Blz. 260
1
2
3
4
5
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 17 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
18 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Kilometerteller/dagteller en resetknop dagteller . . . . . . .Blz. 115
Afstandsbediening audiosysteem*
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . .Blz. 119
Toets tussenafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 220
Schakelaar Dynamic Radar Cruise Control . . . . . . . . . . .Blz. 220
Schakelaar LDA (Lane Departure Alert) . . . . . . . . . . . . . .Blz. 237
Spraaktoets*
Telefoontoetsen*
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
1
2
3
4
5
6
7
8
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 18 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
19
Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Schakelaar stand P . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 189
Schakelaar ECO MODE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 197
Toets POWER-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 197
Schakelaar VSC OFF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 255
Accessoireaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 309
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 19 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
20 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Interieur (auto's met linkse besturing)
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 41
Vloermatten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 32
Voorstoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 157
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 164
Veiligheidsgordels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 36
Consolevak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 299
Vergrendelknoppen binnenzijde portier . . . . . . . . . . . . . .Blz. 134
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 300
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 308
1
2
3
4
5
6
7
8
9
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 20 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
21
Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 168
Zonnekleppen*1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 305
Make-upspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 305
Interieurverlichting*2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 296
Leeslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 296
1
2
3
4
*
1
: Gebruik NOOIT een baby- of kinder-
zitje waarbij het kind achteruit kijkt op
een stoel met een INGESCHAKELDE
AIRBAG, omdat het KIND anders
ERNSTIG LETSEL kan oplopen als de
airbag wordt geactiveerd. (
Blz. 60)
*2: De afbeelding toont de voorzijde, maar ze zijn ook aan de achterzijde
geplaatst.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 21 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
22 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Dashboard (auto's met rechtse besturing)
Startknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 188
Starten van het brandstofcelsysteem/wijzigen van de modi . Blz. 188
Noodstop van het brandstofcelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 383
Als het brandstofcelsysteem niet kan worden gestart . . . . . . Blz. 418
Waarschuwingsmeldingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 397
Selectiehendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 195
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 195
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 384
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 113
Aflezen van de tellers/afstellen van de verlichting
van het instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 113
Waarschuwingslampjes/controlelampjes. . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 108
Als de waarschuwingslampjes gaan branden . . . . . . . . . . . . Blz. 391
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 22 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
23
Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 118
Display. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 118
Energiemonitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 119
Als er een waarschuwingsmelding of indicator verschijnt . . . Blz. 397
Parkeerrem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 202
Activeren/deactiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 202
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter. . . . . . . . . . . . . Blz. 280
Waarschuwingszoemer/-melding. . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 393, 397
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 201
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 203
Koplampen/parkeerlichten voor/achterlichten/
dagrijverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 203
Mistachterlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 211
Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers . . . . . . . . . . . . . .Blz. 212
Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 212
Bijvullen van het sproeierreservoir . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 336
Schakelaar alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 382
Ontgrendelschakelaar achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 138
Ontgrendelschakelaar tankdopklep. . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 217
Ontgrendelingshendel motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 330
Schakelaar stuurverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 166
Verstellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 166
Ergonomisch geheugen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 159
Airconditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 284
Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 284
Achterruitverwarming. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 287
Hoofdschakelaar openingssysteem achterklep . . . . . . . .Blz. 139
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 23 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
24 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Schakelaars (auto's met rechtse besturing)
H2O-toets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 189
Schakelaars regelbare dashboardverlichting. . . . . . . . . .Blz. 115
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 24 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
25
Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Schakelaar PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . . . . . . . . . .Blz. 260
Schakelaars centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 134
Schakelaars buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 170
Blokkeerschakelaar ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 174
Schakelaars ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 174
Toetsen ergonomisch geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 160
1
2
3
4
5
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 25 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
26 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Kilometerteller/dagteller en resetknop dagteller . . . . . . .Blz. 115
Afstandsbediening audiosysteem*
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . .Blz. 119
Toets tussenafstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 220
Schakelaar Dynamic Radar Cruise Control . . . . . . . . . . .Blz. 220
Spraaktoets*
Telefoontoetsen*
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
1
2
3
4
5
6
7
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 26 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
27
Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Schakelaar VSC OFF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 255
Schakelaar ECO MODE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 197
Toets POWER-modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 197
Schakelaar stand P . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 189
Accessoireaansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 309
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 27 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
28 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Interieur (auto's met rechtse besturing)
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 41
Vloermatten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 32
Voorstoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 157
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 164
Veiligheidsgordels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 36
Consolevak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 299
Vergrendelknoppen binnenzijde portier . . . . . . . . . . . . . .Blz. 134
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 300
Handgrepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 308
1
2
3
4
5
6
7
8
9
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 28 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
29
Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 168
Zonnekleppen*1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 305
Make-upspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 305
Interieurverlichting*2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 296
Leeslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 296
1
2
3
4
*
1
: Gebruik NOOIT een baby- of kinder-
zitje waarbij het kind achteruit kijkt op
een stoel met een INGESCHAKELDE
AIRBAG, omdat het KIND anders
ERNSTIG LETSEL kan oplopen als de
airbag wordt geactiveerd. (
Blz. 60)
*2: De afbeelding toont de voorzijde, maar ze zijn ook aan de achterzijde
geplaatst.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 29 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
30 Overzicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Interieur achter
Schakelaar verwarming zitplaats achter*. . . . . . . . . . . . .Blz. 294
*: Indien aanwezig
1
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 30 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
31
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden ...........32
Veilig rijden ..........................34
Veiligheidsgordels................36
SRS-airbags ........................41
Aan/uit-schakelaar
airbag.................................51
Veiligheidsinformatie
voor kinderen.....................53
Baby- en kinderzitjes ...........54
1-2. Antidiefstalsysteem
Startblokkering.....................78
Alarm ...................................83
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 31 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
32 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voordat u gaat rijden
Gebruik alleen vloermatten die speciaal zijn ontworpen voor auto's
van hetzelfde model en modeljaar als uw auto. Bevestig ze op de
juiste wijze op de vloerbedekking.
Steek de klemhaken (clips) in
de ringen in de vloermat.
Draai het bovenste hendeltje
van de klemhaken (clips) om de
vloermatten te bevestigen.
*: Breng de merktekens altijd in
lijn.
De vorm van de klemhaken (clips) wijkt mogelijk af van wat is aangegeven
in de afbeelding.
Vloermat
1
*
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 32 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
33
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kan de vloermat van de bestuurder gaan schuiven, wat de
bediening van de pedalen tijdens het rijden kan hinderen. Hierdoor kan de
snelheid plotseling toenemen of kan mogelijk niet geremd worden. Dit kan lei-
den tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Wanneer u de vloermat van de bestuurder plaatst
Gebruik geen vloermatten die zijn ontworpen voor auto's van een ander
model en/of modeljaar, zelfs niet als het gaat om originele Toyota-vloer-
matten.
Gebruik alleen vloermatten die zijn ontworpen voor de bestuurderszijde.
Zet de vloermat altijd vast met behulp van de meegeleverde klemhaken
(clips).
Leg nooit twee of meer vloermatten boven op elkaar.
Bevestig de vloermat niet met de onderzijde naar boven of in de verkeerde
richting.
Voordat u gaat rijden
Controleer of de vloermat stevig op de
juiste plaats is bevestigd met alle mee-
geleverde klemhaken (clips). Voer deze
controle altijd uit nadat de vloer van de
auto is gereinigd.
Zet het brandstofcelsysteem UIT en de
selectiehendel in stand P en trap elk
pedaal helemaal in, om er zeker van te
zijn dat de vloermat de bediening van
de pedalen niet hindert.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 33 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
34 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Veilig rijden
Pas de hoek van de rugleuning
zo aan dat u rechtop zit en niet
voorover hoeft te leunen om te
kunnen sturen. (Blz. 157)
Pas de stoel zo aan dat u de
pedalen helemaal kunt intrap-
pen en dat uw armen licht
gebogen zijn bij de ellebogen
wanneer u het stuurwiel vast-
houdt. (Blz. 157, 166)
Vergrendel de hoofdsteun met het midden zo dicht mogelijk bij de
bovenkant van uw oren. (Blz. 164)
Draag de veiligheidsgordel op de juiste manier. (Blz. 36)
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheids-
gordel dragen. (Blz. 36)
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is
om de veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te dragen.
(Blz. 54)
Zorg ervoor dat u de achterkant van uw auto goed kunt zien door de
binnen- en buitenspiegels op de juiste wijze af te stellen.
(Blz. 168, 170)
Om veilig te kunnen rijden, moet u vooraf de stoel in de juiste
positie zetten en de spiegels afstellen.
De juiste houding achter het stuur
1
2
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Afstellen van de spiegels
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 34 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
35
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de controle over de auto verliezen.
Plaats geen kussen tussen de bestuurder of voorpassagier en de rugleu-
ning.
Gebruik van een kussen kan ertoe leiden dat de zithouding niet correct is,
waardoor het effect van de veiligheidsgordel en de hoofdsteun in nega-
tieve zin kan worden beïnvloed.
Plaats geen voorwerpen onder de voorstoelen.
Voorwerpen onder de voorstoelen kunnen klem komen te zitten in de
stoelslede, waardoor de stoelen wellicht niet goed vergrendeld worden. Dit
kan leiden tot een ongeval en ook kan het stelmechanisme beschadigd
raken.
Neem, wanneer u lange afstanden rijdt, geregeld een pauze voordat u zich
moe begint te voelen.
Als u zich tijdens het rijden moe of slaperig voelt, moet u zichzelf niet
dwingen om verder te rijden, maar direct een pauze nemen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 35 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
36 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Veiligheidsgordels
Trek het schoudergedeelte zo
ver naar buiten dat de gordel
goed tegen de schouder aan
ligt en niet van de schouder af
glijdt of tegen de nek aan ligt.
Plaats het heupgedeelte van de
gordel zo laag mogelijk over de
heupen.
Stel de rugleuning af. Ga zo
rechtop mogelijk in de stoel zit-
ten met uw rug stevig tegen de
leuning.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel niet gedraaid zit.
Maak de veiligheidsgordel vast
door de gesp in de gordelslui-
ting te drukken totdat er een
klikgeluid hoorbaar is.
De veiligheidsgordel kan wor-
den losgemaakt door de ont-
grendelknop in te drukken.
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veilig-
heidsgordel dragen.
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Vast- en losmaken van de veiligheidsgordel
Ontgrendel-
knop
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 36 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
37
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Duw het schouderbevestigings-
punt omlaag terwijl u de ont-
grendelknop indrukt.
Duw het schouderbevestigings-
punt omhoog.
Zet het bovenste bevestigingspunt
in de gewenste positie en laat het
los als u een klik hoort.
Schuif voor kinderen of mensen
die kleiner zijn dan gemiddeld, de
comfortgeleider van de veilig-
heidsgordel naar voren om ervoor
te zorgen dat de schoudergordel
niet vlak bij de nek zit.
Plaats de veiligheidsgordel na
gebruik met de hand terug en con-
troleer of de gordel goed is opge-
borgen.
Plaats de comfortgeleider weer in
zijn oorspronkelijke stand.
De gordelspanners helpen bij het
op hun plaats houden van de inzit-
tenden doordat ze de gordels snel
strak tegen het lichaam aan trek-
ken bij bepaalde soorten ernstige
frontale aanrijdingen.
De gordelspanners van de zitplaat-
sen voor worden ook geactiveerd
als de auto betrokken raakt bij
bepaalde soorten ernstige aanrij-
dingen van opzij.
De gordelspanners worden niet geactiveerd bij lichtere frontale aanrijdin-
gen of aanrijdingen van opzij, bij aanrijdingen van achteren of wanneer de
auto over de kop slaat.
Afstellen van de hoogte van het schouderbevestigingspunt van
de veiligheidsgordel (voorstoelen)
Ontgrendelknop
1
2
Comfortgeleider veiligheidsgordels (zitplaatsen achter)
Gordelspanners
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 37 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
38 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Blokkeerautomaat (ELR)
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel als u zeer krachtig remt of betrok-
ken raakt bij een aanrijding. De blokkeerautomaat kan ook in werking treden
als u te snel vooroverbuigt. Door rustig te bewegen kan de veiligheidsgordel
afrollen, zodat u vrij kunt bewegen.
Gebruik van veiligheidsgordels door kinderen
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in principe ontworpen voor gebruik
door volwassenen.
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de
veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te dragen. (Blz. 54)
Als het kind groot genoeg is om de veiligheidsgordel op een juiste manier te
dragen, dient u de aanwijzingen voor het gebruik van de veiligheidsgordel
op te volgen. (Blz. 36)
Vervangen van de veiligheidsgordel als de gordelspanner geactiveerd is
Als de auto betrokken is bij meerdere aanrijdingen, wordt de gordelspanner
geactiveerd voor de eerste aanrijding, maar niet voor de tweede of voor vol-
gende aanrijdingen.
Wetgeving met betrekking tot veiligheidsgordels
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor veiligheidsgordels, neem
dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor het ver-
vangen of plaatsen van veiligheidsgordels.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 38 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
39
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel bij
plotseling remmen, plotseling uitwijken of een ongeval te beperken.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig
letsel.
Dragen van een veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat alle inzittenden de veiligheidsgordel dragen.
Draag de veiligheidsgordel altijd op de juiste manier.
Elke veiligheidsgordel mag maar door één persoon gebruikt worden.
Gebruik geen veiligheidsgordel voor twee personen tegelijk, ook niet als
de tweede persoon een kind is.
Toyota beveelt aan dat kinderen op de achterstoel plaatsnemen en altijd
op de juiste manier gebruikmaken van de veiligheidsgordels en het baby-
of kinderzitje.
Laat om de juiste zitpositie in te stellen de rugleuning niet verder achter-
over hellen dan nodig is. De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als
de inzittenden rechtop en goed tegen de rugleuning zitten.
Draag de schoudergordel niet onder uw arm.
Draag de veiligheidsgordel altijd laag en goed aansluitend over uw heu-
pen.
Zwangere vrouwen
Win medisch advies in en draag de
veiligheidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 36)
Zwangere vrouwen moeten het heupge-
deelte van de veiligheidsgordel op
dezelfde manier dragen als de andere
inzittenden, zo laag mogelijk over het
bekken, de schoudergordel helemaal uit-
trekken over de schouder en ervoor zor-
gen dat de gordel niet over de buik loopt.
Als de veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze gedragen wordt, kan niet alleen de
zwangere vrouw zelf, maar ook het onge-
boren kind ernstig letsel oplopen bij plot-
seling remmen of een aanrijding.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 39 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
40 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Mensen met fysieke beperkingen
Win medisch advies in en draag de veiligheidsgordel op de juiste manier.
(Blz. 36)
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel
om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als dit gebeurt en de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de
gordel dan door met een schaar.
Gordelspanners
Het waarschuwingslampje SRS gaat branden als een gordelspanner is geacti-
veerd. De veiligheidsgordel kan in dit geval niet meer worden gebruikt en moet
worden vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Verstelbaar schouderbevestigingspunt (voorstoelen)
Zorg ervoor dat de gordel goed over het midden van de schouder ligt. De
gordel mag niet tegen de nek aanliggen, maar ook niet van uw schouder
afglijden. Als u hier niet voor zorgt, wordt de mate van bescherming bij plot-
seling remmen, uitwijken of een ongeval minder en de kans op ernstig letsel
groter. (Blz. 37)
Beschadiging en slijtage van veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet beschadigd raken doordat de
riem, de gesp of de gordelsluiting bekneld raakt tussen het portier en de
carrosserie.
Controleer het veiligheidsgordelsysteem regelmatig. Let op beschadigin-
gen, zoals scheuren en rafels, en op losse onderdelen. Gebruik een
beschadigde veiligheidsgordel niet, maar laat hem zo snel mogelijk ver-
vangen. Een beschadigde veiligheidsgordel kan de veiligheid van de des-
betreffende inzittende niet waarborgen.
Controleer of de gordel en de gesp vergrendeld zijn en of de gordel niet
gedraaid is.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als de veiligheidsgordel niet goed werkt.
Laat de stoelen, inclusief de veiligheidsgordels, vervangen als de auto
betrokken is geweest bij een ernstige aanrijding, ook al is er geen zicht-
bare schade.
Probeer de veiligheidsgordels niet zelf te plaatsen, verwijderen, wijzigen of
demonteren of af te voeren. Laat reparaties altijd uitvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Als de veiligheidsgordels niet op de juiste
wijze worden gebruikt, werken ze mogelijk niet meer naar behoren.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 40 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
41
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
SRS-airbags
Airbags voor
Bestuurdersairbag/voorpassagiersairbag
Helpen het hoofd en de borst van de bestuurder en de voorpassa-
gier te beschermen tegen contact met onderdelen van het interieur
Knie-airbag
Helpt de bestuurder te beschermen
Antiduikairbag
Helpt de voorpassagier op zijn plaats te houden
De SRS-airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt
bij bepaalde soorten zware aanrijdingen, die zouden kunnen lei-
den tot ernstig letsel voor de inzittenden. Ze werken samen met
de veiligheidsgordels om de kans op ernstig letsel te beperken.
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 41 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
42 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Side airbags en curtain airbags
Side airbags
Helpen het bovenlichaam en het bekken van de inzittenden vóór te
beschermen
Curtain airbags
Beschermen primair het hoofd van de inzittenden.
Onderdelen SRS-airbagsysteem
4
5
Curtain airbags
Side airbags
Bestuurdersairbag
Sensoren aanrijding opzij (achter)
Sensoren aanrijding opzij (voor)
Gordelspanners en spankracht-
begrenzers
Sensoren aanrijding opzij (voor-
portieren)
Schakelaar veiligheidsgordel
bestuurder
Positiesensor bestuurdersstoel
Schakelaar veiligheidsgordel
passagiersstoel
Antiduikairbag passagiersstoel
Knie-airbag
Airbag-ECU
Sensoren frontale aanrijding
Aan/uit-schakelaar airbag
Voorpassagiersairbag
Waarschuwingslampje SRS
Controlelampje PASSENGER
AIR BAG
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 42 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
43
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hier-
boven afgebeeld. Het SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de
airbag-ECU. Bij het activeren van de airbags zorgt een chemische
reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags snel
gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden
te helpen beperken.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
Neem met betrekking tot de SRS-airbags de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ern-
stig letsel.
Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordel op de juiste manier te dra-
gen.
De SRS-airbags zijn aanvullende middelen die samen met de veiligheids-
gordels gebruikt moeten worden.
De bestuurdersairbag wordt met een aanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de bestuurder zich
erg dicht bij de airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm;
door een afstand van minimaal 250 mm tot het stuurwiel aan te houden,
hanteert u een veilige marge. Dit is de afstand gemeten vanaf het midden
van het stuurwiel tot aan uw borstbeen. Als u nu minder dan 250 mm van
de airbag zit, kunt u uw zitpositie op verschillende manieren wijzigen:
Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen nog
goed kunnen worden bediend.
Zet de rugleuning iets achterover.
Hoewel auto's verschillen, verkrijgen veel bestuurders, zelfs met de
bestuurdersstoel helemaal naar voren, de afstand van 250 mm door
simpelweg de rugleuning iets achterover te zetten. Als u door het
achterover zetten van uw stoel de weg niet goed meer kunt zien, kunt u
een stevig, niet-glad kussen gebruiken om hoger te zitten, of uw stoel
hoger zetten wanneer uw auto deze mogelijkheid biedt.
Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden. Hierdoor
wijst de airbag naar uw borst in plaats van naar uw hoofd en nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals hierboven aanbevolen, terwijl de
auto nog steeds goed bediend kan worden en u het instrumentenpaneel
nog goed kunt zien.
De voorpassagiersairbag wordt ook met een aanzienlijke kracht geacti-
veerd waardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de voorpassa-
gier zich erg dicht bij de airbag bevindt. De voorpassagiersstoel dient zo
ver mogelijk van de airbag af te staan, met de rugleuning rechtop.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 43 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
44 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
Kinderen die niet goed op de stoel zitten en/of niet goed vastzitten, kun-
nen ernstig letsel oplopen door een geactiveerde airbag. Gebruik de veilig-
heidsgordels nooit voor baby's of kleine kinderen, maar zet hen goed vast
in een baby- of kinderzitje. Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kinde-
ren op de achterstoelen plaatsnemen en op de juiste wijze vastzitten. Op
de achterstoelen zitten kinderen veiliger dan op de voorpassagiersstoel.
(Blz. 54)
Ga niet op het puntje van de stoel zitten
en leun niet op het dashboard.
Laat een kind niet op de voorpassa-
giersstoel staan of bij een voorpassa-
gier op schoot zitten.
Sta niet toe dat voorpassagiers voor-
werpen op hun knieën vasthouden.
Leun niet tegen het portier, de dakzijrail
of de voor-, midden- of achterstijl.
Laat niemand knielen op de passagiers-
stoel in de richting van het portier of
hoofd en handen buiten de auto steken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 44 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
45
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Hang geen kleerhangers of andere harde voorwerpen aan de kleding-
haakjes. Dergelijke voorwerpen kunnen als een projectiel gelanceerd wor-
den en ernstig letsel veroorzaken wanneer de curtain airbags geactiveerd
worden.
Zorg ervoor dat het gedeelte waar de knie-airbag wordt geactiveerd niet
door iets wordt afgedekt.
Gebruik geen accessoires op de stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags en de antiduikairbag aanwezig zijn afdekken,
omdat dat een negatieve invloed kan hebben op een juiste werking van de
side airbags en de antiduikairbag. Dergelijke accessoires kunnen tot resul-
taat hebben dat de side airbags en de antiduikairbag niet op de juiste wijze
geactiveerd worden, helemaal niet geactiveerd worden of per ongeluk
geactiveerd worden, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Bevestig niets aan en laat niets rusten
tegen componenten als het dashboard,
het stuurwielkussen en het onderste
deel van het dashboard.
Dergelijke voorwerpen kunnen als een
projectiel worden gelanceerd als de
bestuurdersairbag, de voorpassagiers-
airbag en de knie-airbags worden geac-
tiveerd.
Bevestig niets aan het portier, de voor-
ruit, de zijruiten, de voor- en achterstijl,
de dakzijrail en de handgreep.
(Met uitzondering van het label voor de
snelheidsbeperking Blz. 405, 409)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 45 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
46 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen SRS-airbags
Sla niet, en oefen ook geen overmatige kracht uit, op onderdelen waarin
airbags aanwezig zijn.
Als dat wel gebeurt, kunnen er storingen aan de SRS-airbags ontstaan.
Raak onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat de SRS-air-
bags geactiveerd zijn omdat deze heet kunnen zijn.
Als u na het activeren van de SRS-airbags moeilijkheden met de ademha-
ling ondervindt, open dan een portier of ruit om frisse lucht binnen te laten
of verlaat de auto als u dat op een veilige manier kunt doen. Als er poeder-
deeltjes op uw huid zijn terechtgekomen, was deze er dan zo snel moge-
lijk af om huidirritatie te voorkomen.
Als de delen van de auto waarin airbags ondergebracht zijn, zoals het stuur-
wielkussen en de bekleding van de voor- en achterstijlen, beschadigd of
gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Wijzigingen aan en afvoeren van onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van onderstaande veranderingen uit zon-
der eerst een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te raadplegen. De
SRS-airbags kunnen defect raken of per ongeluk worden geactiveerd,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Plaatsing, verwijdering, demontage en reparatie van de airbags
Reparaties, wijzigingen, verwijderen of vervangen van het stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard, stoelen of stoelbekleding, voor-, midden-
en achterstijlen en dakzijrails
Reparaties of wijzigingen aan het voorspatbord, de voorbumper of de zij-
kant van het passagierscompartiment
Plaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of lier
Wijzigingen aan de wielophanging van de auto
Plaatsen van elektronische apparatuur als een mobiele tweewegradio
(zend-/ontvanginstallatie) of CD-speler
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 46 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
47
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
Het contact met een geactiveerde SRS-airbag kan leiden tot kneuzingen en
schaafwonden.
Er is een luide knal hoorbaar en er komt wit poeder vrij.
Gedurende enkele minuten na het activeren van de airbags kunnen de
onderdelen van de airbagmodule (stuurwielnaaf, afdekkap airbag en ontste-
kingsmechanisme) evenals de voorstoelen, delen van de voor- en achter-
stijlen en de daklijstbekleding nog heet zijn. De airbag zelf kan ook heet zijn.
De voorruit kan barsten.
Voorwaarden voor activering van SRS-airbag (SRS-airbags voor)
De airbags vóór worden pas geactiveerd als een bepaalde drempelwaarde
wordt overschreden (vergelijkbaar met een frontale aanrijding met een snel-
heid van ongeveer 20 - 30 km/h tegen een voorwerp dat niet kan bewegen
of vervormen).
De drempelwaarde voor snelheid kan in de volgende situaties echter veel
hoger liggen:
Wanneer de auto iets raakt dat kan bewegen en/of vervormen, zoals een
geparkeerde auto of lantaarnpaal
Wanneer de auto betrokken raakt bij een ongeval waarbij de neus van de
auto onder een vrachtwagen terechtkomt
Afhankelijk van het type aanrijding worden mogelijk alleen de gordelspan-
ners geactiveerd.
De antiduikairbag van de voorpassagiersstoel kan niet worden bediend
wanneer de inzittende geen veiligheidsgordel draagt.
Voorwaarden voor activering van SRS-airbag (side airbags en curtain
airbags)
De side airbags en curtain airbags worden geactiveerd als een bepaalde
drempelwaarde wordt overschreden (vergelijkbaar met ter plaatse van het
passagierscompartiment aangereden worden met een snelheid van onge-
veer 20 - 30 km/h door een ongeveer 1.500 kg wegend voertuig, komend
vanuit een richting die haaks staat op de positie van de auto).
De side airbags en curtain airbags worden mogelijk ook geactiveerd bij een
ernstige frontale aanrijding.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 47 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
48 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Omstandigheden waarbij de SRS-airbags geactiveerd kunnen worden,
anders dan bij een aanrijding
De airbags voor, de side airbags en de curtain airbags kunnen ook geacti-
veerd worden bij zware stoten tegen de onderkant van de auto. Zie de afbeel-
ding voor een aantal voorbeelden.
Soorten aanrijdingen waarbij de airbags mogelijk niet geactiveerd worden
(SRS-airbags voor)
De airbags vóór treden over het algemeen niet in werking bij aanrijdingen van
opzij of van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een frontale aanrij-
ding op lage snelheid. Maar wanneer een aanrijding voldoende voorwaartse
deceleratie veroorzaakt, wordt de airbag mogelijk geactiveerd.
Soorten aanrijdingen waarbij de airbags mogelijk niet geactiveerd worden
(side airbags en curtain airbags)
De side airbags en curtain airbags treden mogelijk niet in werking bij aanrij-
dingen van opzij onder een bepaalde hoek of bij aanrijdingen van opzij waar-
bij het passagierscompartiment niet wordt geraakt.
Raken van een stoeprand of een ander
hard voorwerp
In of over een diepe kuil rijden
Hard neerkomen
Aanrijding van opzij
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
Aanrijding van opzij waarbij het passa-
gierscompartiment niet wordt geraakt
Aanrijding van opzij onder een hoek
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 48 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
49
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De side airbags en curtain airbags treden over het algemeen niet in werking
bij aanrijdingen van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een aanrij-
ding van opzij op lage snelheid of bij een frontale aanrijding op lage snelheid.
Wanneer moet u contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige?
In de volgende gevallen kan controle en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Nadat een of meer SRS-airbags zijn geactiveerd.
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
De voorzijde van de auto is beschadigd
of vervormd of de auto was betrokken bij
een ongeval dat niet van zodanige aard
was dat de airbags vóór werden geacti-
veerd.
Bij beschadiging of vervorming van een
gedeelte van een portier of het omlig-
gende gebied of bij een ongeval dat niet
van zodanige aard was dat de side air-
bags en curtain airbags werden geacti-
veerd.
Bij krassen, scheuren of andere bescha-
digingen aan het stuurwielkussen of het
dashboard bij de voorpassagiersairbag
of het onderste gedeelte van het instru-
mentenpaneel.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 49 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
50 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Er zitten krassen, scheuren of andere
beschadigingen op de zittingbekleding
van de voorpassagiersstoel.
Bij krassen, scheuren of andere bescha-
digingen aan de zijkant van de leuning
van een voorstoel met een side airbag.
Bij krassen, scheuren of andere bescha-
digingen in het deel van de voor- en ach-
terstijl en de daklijstbekleding met de
curtain airbags.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 50 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
51
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Aan/uit-schakelaar airbag
Controlelampje PASSENGER
AIR BAG
Dit controlelampje gaat branden
als het airbagsysteem is ingescha-
keld (alleen als het contact AAN
staat).
Aan/uit-schakelaar airbag
Met dit systeem kunnen de voorpassagiersairbag en de anti-
duikairbag worden uitgeschakeld.
Schakel deze airbag alleen uit als er een baby- of kinderzitje op
de voorpassagiersstoel wordt gebruikt.
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 51 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
52 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Steek de mechanische sleutel in
de slotcilinder en draai deze in de
stand OFF.
Controlelampje OFF gaat branden.
(Alleen als het contact AAN staat.)
Informatie over controlelampje PASSENGER AIR BAG
Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing
in het systeem ontstaan. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
ON noch OFF gaat branden.
Het controlelampje reageert niet wanneer de aan/uit-schakelaar van de air-
bag van ON naar OFF wordt gezet.
Airbags voor voorpassagier uitschakelen
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby- of kinderzitje altijd op een
achterstoel. Als de achterstoel niet kan worden gebruikt, mag de voorstoel
worden gebruikt zo lang de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand OFF
wordt gezet.
Als de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON blijft staan, kan de
kracht die met het activeren (opblazen) van de airbag gepaard gaat, ernstig
letsel veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON staat.
Als de schakelaar in stand OFF staat, zal de airbag in geval van een onge-
val niet worden geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 52 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
53
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Veiligheidsinformatie voor kinderen
U wordt aangeraden om kinderen op de achterstoelen te vervoeren
om te voorkomen dat ze per ongeluk tegen onderdelen aankomen,
zoals de selectiehendel, de ruitenwisserschakelaar, enz.
Gebruik het kinderslot van het achterportier of de blokkeerschake-
laar van de ruitbediening om te voorkomen dat kinderen de deur
openen tijdens het rijden of per ongeluk de elektrisch bedienbare
ruit bedienen. (Blz. 135, 174)
Laat kleine kinderen geen onderdelen bedienen waarbij lichaams-
delen vast kunnen komen te zitten of bekneld kunnen raken, zoals
de elektrisch bedienbare ruiten, de motorkap, de klep van de baga-
geruimte, de stoelen, enz.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht als er kinderen
in de auto aanwezig zijn.
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot
genoeg is om de veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze
te dragen.
WAARSCHUWING
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel
spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in
te schakelen. Daarnaast kunnen kinderen zich bezeren als ze met de ruiten
of andere systemen in de auto spelen. Verder kan de temperatuur in de
auto zo hoog oplopen of zo ver dalen dat dat kinderen fataal kan worden.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 53 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
54 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Baby- en kinderzitjes
Punten om rekening mee te houden........................................ Blz. 54
Baby- en kinderzitjes................................................................ Blz. 56
Bij het gebruik van een baby- of kinderzitje op
een passagiersstoel ................................................................. Blz. 59
Bij het gebruik van een baby- of kinderzitje op een achterstoel
.... Blz. 62
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje
Vastgezet met een veiligheidsgordel.................................... Blz. 63
Vastgezet met een ISOfix-bevestigingssysteem .................. Blz. 69
Gebruik van een bevestigingssteun (bovenste gordel) ........ Blz. 76
Geef prioriteit aan de waarschuwingen en neem deze in acht. Houd
u daarnaast ook aan de wetgeving en voorschriften met betrekking
tot baby- en kinderzitjes.
Kies een baby- of kinderzitje dat past bij uw auto en dat geschikt is
voor de leeftijd en de lengte van het kind.
Gebruik een baby- of kinderzitje dat geschikt is voor plaatsing in
een auto en voldoet aan de ECE R44*- of ECE R129*-norm.
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg
is om de veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te dragen.
*
: ECE R44 en ECE R129 zijn voorschriften van de VN voor baby- en kinderzitjes.
Voordat u een baby- of kinderzitje in de auto plaatst, zijn er voor-
zorgsmaatregelen die u in acht moet nemen, verschillende soor-
ten baby- en kinderzitjes en verschillende plaatsingsmethoden,
enz. Deze staan beschreven in deze handleiding.
Gebruik een baby- of kinderzitje wanneer er een klein kind in de auto
meerijdt dat nog niet op de juiste wijze gebruik kan maken van een
veiligheidsgordel. Plaats voor de veiligheid van het kind het baby- of
kinderzitje op een achterstoel. Zorg ervoor dat u de plaatsingsme-
thode opvolgt die in de handleiding van het baby- of kinderzitje staat.
Wij raden het gebruik van een origineel baby- of kinderzitje van
Toyota aan, aangezien deze in het gebruik veiliger is in deze auto.
De originele baby- of kinderzitjes van Toyota zijn speciaal gemaakt
voor auto's van Toyota. U kunt ze kopen bij een Toyota-dealer.
Inhoudsopgave
Punten om rekening mee te houden
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 54 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
55
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Wanneer er een kind in de auto meerijdt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
De meest effectieve bescherming van een kind tijdens een ongeval of bij
hard remmen, is het gebruik van een baby- of kinderzitje dat is afgestemd
op de grootte en het gewicht van het kind.
Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt zitje dat
past bij de lengte van het kind en dat op de achterstoel geplaatst is. In
ongevallenstatistieken is aangetoond dat kinderen minder verwondingen
oplopen als zij op de achterstoelen op de juiste wijze vastzitten dan als zij
op de voorstoel zitten.
Het vasthouden van een kind in de armen is geen vervanging voor een
baby- of kinderzitje. Bij een ongeval kan een kind dan de voorruit raken of
klem komen te zitten tussen degene die het kind vasthoudt en delen van
het interieur.
Plaats het kind in een baby- of kinderzitje en zet het kind vast met de gor-
dels van het baby- of kinderzitje.
Behandelen van baby- en kinderzitjes
Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt vastgezet, kan het kind of een
andere passagier bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre of een aan-
rijding ernstig letsel oplopen.
Als de auto een hevige impact te verduren krijgt, bijvoorbeeld als gevolg
van een ongeval, kan er schade ontstaan aan het baby- of kinderzitje die
niet direct zichtbaar is. Gebruik het baby- of kinderzitje in dergelijke geval-
len niet meer.
Afhankelijk van het baby- of kinderzitje kan het zijn dat deze moeilijk of
onmogelijk kan worden geplaatst. Controleer in dergelijke gevallen of het
baby- of kinderzitje geschikt is voor plaatsing in de auto. (Blz. 63, 69)
Houdt u zich bij het plaatsen en gebruik aan de voorschriften voor het
vastzetten van het zitje in deze handleiding en de handleiding van het
baby- of kinderzitje. Lees deze voorschriften zorgvuldig.
Laat het zitje goed vastzitten op de stoel, zelfs als het niet wordt gebruikt.
Plaats het kinderzitje niet los in het passagierscompartiment.
Wanneer u het zitje toch moet verwijderen, bewaar het dan buiten de auto
of zet het vast in de bagageruimte.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 55 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
56 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Plaats het beschikbare baby- of kinderzitje in de auto nadat u de vol-
gende zaken hebt gecontroleerd.
Normen voor baby- en kinderzitjes
Gebruik een baby- of kinderzitje dat voldoet aan de ECE R44*1 of
ECE R129*1, 2-norm.
Het onderstaande erkende keurmerk staat op de baby- en kinder-
zitjes.
Controleer of het baby- of kinderzitje is voorzien van het juiste keur-
merk.
Voorbeeld van het weergege-
ven nummer van het voorschrift
Typegoedkeuringsmerk ECE
R44*3
De gewichtsklasse van kin-
deren die in aanmerking
komen voor een zitje met het
typegoedkeuringsmerk ECE
R44 wordt weergegeven.
Typegoedkeuringsmerk ECE
R129
*
3
De lengtecategorie en
gewichtsklasse van kinderen
die in aanmerking komen voor
een zitje met het typegoed-
keuringsmerk ECE 129 wordt
weergegeven.
*1: ECE R44 en ECE R129 zijn voorschriften van de VN voor baby- en kin-
derzitjes.
*2: De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet ver-
krijgbaar buiten de EU.
*3: Het weergegeven keurmerk kan per product verschillend zijn.
Baby- en kinderzitjes
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 56 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
57
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Gewichtsgroep (alleen ECE R44)
Deze gewichtsgroeptabel is nodig bij het controleren van de
[Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities]. Con-
troleer overeenkomstig de [Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor
diverse zitposities] (Blz. 64, 72).
Het baby- of kinderzitje dat voldoet aan de ECE R44-norm is opge-
deeld in 5 groepen op basis van het gewicht van het kind.
*: De leeftijd is bij benadering. Selecteer overeenkomstig het gewicht van het
kind.
Gewichtsgroep Gewicht kind Referentieleeftijd*
Groep 0 Minder dan 10 kg Ongeveer 9 maanden
Groep 0+ Minder dan 13 kg Ongeveer 1,5 jaar
Groep I 9 - 18 kg Vanaf 9 maanden tot ongeveer
4 jaar
Groep II 15 - 25 kg Vanaf 3 jaar tot ongeveer 7 jaar
Groep III 22 - 36 kg Vanaf 6 jaar tot ongeveer 12 jaar
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 57 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
58 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Plaatsingsmethodes baby- of kinderzitje
Controleer aan de hand van de bij het baby- of kinderzitje bijgeslo-
ten handleiding de plaatsing van het zitje.
Plaatsingsmethode Blad-
zijde
Bevestiging met
veiligheidsgordels Blz. 63
Bevestiging met
ISOfix-bevestigings-
systeem
Blz. 69
Bevestiging met
bevestigingssteunen
(bovenste gordel)
Blz. 76
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 58 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
59
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst op een passa-
giersstoel
Plaats voor de veiligheid van het kind het baby- of kinderzitje op
een achterstoel.
Als het plaatsen van een zitje op de voorpassagiersstoel onvermij-
delijk is, stel dan de voorpassagiersstoel als volgt af en plaats het
baby- of kinderzitje.
Zet de rugleuning in de
meest rechte stand
Zet de stoel helemaal naar
achteren
Zet de zitting zo ver mogelijk
omhoog
Plaats het bovenste bevesti-
gingspunt van de veiligheids-
gordel in de laagste stand
Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de
plaatsing van het baby- of
kinderzitje hindert.
Bij het gebruik van een baby- en kinderzitje op een passagiers-
stoel
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 59 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
60 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Houd goed rekening met het volgende wanneer u toch een kinderzitje moet
bevestigen op de voorpassagiersstoel. De voorpassagiersairbag treedt zeer
snel en met grote kracht in werking hetgeen ernstig letsel kan veroorzaken.
Gebruik nooit een tegen de rijrichting in
geplaatst baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel als de aan/uit-
schakelaar voor de airbag in stand ON
staat. (Blz. 51)
Bij een ongeval kan het kind ernstig let-
sel oplopen door de kracht waarmee de
voorpassagiersairbag wordt geacti-
veerd.
Een waarschuwingslabel op de zonne-
klep aan passagierszijde geeft aan dat
het niet is toegestaan om een tegen de
rijrichting in geplaatst baby- of kinder-
zitje op de voorpassagiersstoel te plaat-
sen.
In onderstaande afbeelding is het label
in detail te zien.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 60 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
61
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de plaatsing van het
baby- of kinderzitje hindert.
Laat een kind niet met het hoofd of een ander lichaamsdeel tegen het por-
tier of het deel van de stoel, de voorstijlen of de dakzijrails waarin de side
airbag of de curtain airbag is ondergebracht leunen, ook niet als het kind in
een baby- of kinderzitje zit. Anders kan het kind ernstig letsel oplopen als
bij een aanrijding de side airbags of de curtain airbags worden geacti-
veerd.
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel
over het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet
langs de nek van het kind lopen, maar mag ook niet van de schouder van
het kind vallen.
Wanneer u een in de rijrichting
geplaatst baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel plaatst, zet dan de
stoel helemaal naar achteren, zet de zit-
ting zo ver mogelijk omhoog en plaats
het zitje.
Als het schouderbevestigingspunt van
de veiligheidsgordel zich vóór de gor-
delgeleider van het kinderzitje bevindt,
verplaatst u de zitting naar voren.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 61 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
62 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bij het gebruik van een baby- en kinderzitje op een achterstoel
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Gebruik een baby- of kinderzitje dat past bij de leeftijd en de grootte van
het kind en plaats dit op de achterstoel.
Laat een kind niet met het hoofd of een ander lichaamsdeel tegen het por-
tier of het deel van de stoel, de achterstijlen of de dakzijrails waarin de cur-
tain airbag is ondergebracht leunen, ook niet als het kind in een baby- of
kinderzitje zit. Anders kan het kind ernstig letsel oplopen als bij een aanrij-
ding de curtain airbags worden geactiveerd.
Als het kinderzitje niet goed gemon-
teerd kan worden omdat de bestuur-
dersstoel in de weg zit, moet het
kinderzitje rechts achterin (auto's met
linkse besturing) of links achterin (auto's
met rechtse besturing) worden gemon-
teerd.
Verstel de passagiersstoel zodanig dat
deze geen contact maakt met het baby-
of kinderzitje.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 62 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
63
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
De tabel met symbolen m.b.t. de geschiktheid van baby- of kinder-
zitjes (Blz. 64) geeft de soorten bruikbare baby- of kinderzitjes en
de mogelijke plaatsingsposities weer voor het baby- of kinderzitje
van de eigenaar. Ook kunnen aanbevolen baby- en kinderzitjes die
geschikt zijn voor jonge kinderen worden geselecteerd. Controleer
ook aan de hand van [Controleren van mogelijke plaatsingspositie
en gewichtsgroep voor baby- of kinderzitje met veiligheidsgordel].
Controleren van mogelijke plaatsingspositie en gewichtsgroep
voor baby- of kinderzitje met veiligheidsgordel.
Controleer de desbetreffende [gewichtsgroep] aan de hand van
het gewicht van het kind (Blz. 57)
(Voorbeeld 1) Bij een gewicht van 12 kg, [gewichtsgroep 0+]
(Voorbeeld 2) Bij een gewicht van 15 kg, [gewichtsgroep I]
Selecteer de juiste plaatsingspositie voor het baby- of kinderzitje
en het overeenkomstige type systeem in het overzicht [Geschikt-
heid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities]. (Blz. 64)
Baby- of kinderzitje vastgezet met een veiligheidsgordel
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 63 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
64 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
(geplaatst met behulp van veiligheidsgordels)
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre een baby- of kinder-
zitje in verschillende zitposities kan worden geplaatst.
Voorpassagiersstoel
Aan/uit-schakelaar
airbag Aanbevolen baby- en
kinderzitjes
AAN UIT
0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden)
X
U*1, 3 TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS
TOYOTA MINI
L*1, 3
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGOR-
DELBEVESTIGING,
BASE PLATFORM
0+
Minder dan 13 kg
(0 - 2 jaar)
X
U*1, 3 TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS
TOYOTA MINI
L*1, 3
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGOR-
DELBEVESTIGING,
BASE PLATFORM
I
9 - 18 kg
(9 maanden -
4 jaar)
Tegen de rijrichting
in:
XU*1, 3 TOYOTA DUO+
In de rijrichting
geplaatst
UF*1, 3
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
UF*1, 3 U*1, 3 TOYOTA KID
TOYOTA KIDFIX
Zitposities
Gewichtsgroepen
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 64 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
65
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Achterstoelen
Verklaring van lettercodes in bovenstaande tabel:
U: Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje dat is goedge-
keurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
UF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst “universeel” baby- of
kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichts-
groep.
L: Geschikt voor een “specifiek”, “beperkt” of “semi-universeel”
baby- of kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.
Rechts Links Aanbevolen baby- en
kinderzitjes
0
Minder dan 10 kg
(0 - 9 maanden)
UU
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS
LL
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGORDEL-
BEVESTIGING, BASE
PLATFORM
0+
Minder dan 13 kg
(0 - 2 jaar)
UU
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS
LL
TOYOTA G 0+,
BABYSAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGORDEL-
BEVESTIGING, BASE
PLATFORM
I
9 - 18 kg
(9 maanden - 4 jaar)
U*2U*2TOYOTA DUO+
II, III
15 - 36 kg
(4 - 12 jaar)
U*2U*2
TOYOTA KID
TOYOTA KIDFIX
(Kan op de ISOfix-beves-
tigingen van de auto wor-
den gemonteerd.)
Gewichtsgroepen
Zitposities
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 65 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
66 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*1: Zet de rugleuning van de voorstoel zo ver mogelijk rechtop. Zet
de voorstoel helemaal naar achteren.
Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking
van het baby- of kinderzitje hindert.
Als de passagiersstoel in hoogte kan worden versteld, zet hem
dan in de hoogste positie.
Volg deze procedures:
Plaatsen van een babyzitje met steunvoet
Indien de rugleuning in de weg zit wanneer u het babyzitje op
de steunvoet wilt bevestigen, verplaatst u de rugleuning naar
achteren tot er voldoende ruimte is.
Plaatsen van een in de rijrichting geplaatst kinderzitje
Als er een opening aanwezig is tussen het kinderzitje en de
rugleuning, kantel de rugleuning dan totdat het zitje en de rug-
leuning goed contact maken.
Als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel
zich vóór de gordelgeleider van het kinderzitje bevindt, ver-
plaatst u de zitting naar voren.
Plaatsen van een zitkussen
Als het kind in het baby- of kinderzitje erg rechtop zit, zet u de
rugleuning in een comfortabelere stand.
Als het schouderbevesti-
gingspunt van de veilig-
heidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het kin-
derzitje bevindt, verplaatst
u de zitting naar voren.
*2: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking
van het baby- of kinderzitje hindert.
*3: Plaats het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel in
de laagste stand.
Als er een opening aanwezig is tussen het kinderzitje en de rug-
leuning, stel de rugleuning dan af totdat het zitje en de rugleu-
ning goed contact maken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 66 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
67
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verstel de voorstoel zodanig dat deze geen contact maakt met het
kind of het baby- of kinderzitje.
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet
verkrijgbaar buiten de EU.
Controleer bij baby- of kinderzitjes die niet worden genoemd in de
tabel zorgvuldig of ze geschikt zijn voor gebruik in deze auto. Raad-
pleeg hiervoor de fabrikant of de leverancier van het baby- of
kinderzitje.
Een baby- of kinderzitje plaatsen met behulp van een veilig-
heidsgordel
Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand van de bijgesloten
handleiding.
Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de
plaatsing van het baby- of
kinderzitje hindert.
(Blz. 165)
Plaats het baby- of kinder-
zitje op de stoel.
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 67 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
68 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voer de veiligheidsgordel
door het zitje en steek de
gesp in de gordelsluiting.
Controleer of de gordel niet
gedraaid is. Maak de veilig-
heidsgordel goed vast aan
het baby- of kinderzitje aan
de hand van de bijgesloten
handleiding.
Als uw baby- of kinderzitje
niet is voorzien van een ver-
grendelsysteem voor de vei-
ligheidsgordel, zet het zitje
dan vast met een blokkeer-
clip.
Beweeg het baby- of kinderzitje na het plaatsen naar achteren en
naar voren om te controleren of het goed vastzit.
Verwijderen van een baby- of kinderzitje dat is vastgezet met
een veiligheidsgordel
Druk de ontgrendelknop op de
gordelsluiting in en laat de gor-
del helemaal oprollen.
Bij het losmaken van de gordel-
sluiting komt het baby- of kinder-
zitje mogelijk een stukje omhoog
als gevolg van de terugwerking
van de zitting. Maak de gordel-
sluiting los terwijl u het baby- en
kinderzitje tegenhoudt.
De veiligheidsgordel rolt auto-
matisch op. Houd de gordel
vast, zodat het oprollen rustig
gebeurt.
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 68 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
69
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
U moet bij het plaatsen van het zitje mogelijk gebruikmaken van een blok-
keerclip. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van het baby- of kinderzitje.
Als uw zitje niet over een blokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige:
Blokkeerclip voor baby- of kinderzitje
(onderdeelnr. 73119-22010)
ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-baby- of kinderzitje)
Voor de achterstoelen zijn lage
bevestigingspunten aanwezig.
(Labels geven aan waar de
bevestigingspunten zich in de
stoelen bevinden.)
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel
om de nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen.
Als dit gebeurt en de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gor-
del dan door met een schaar.
Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting valt en of de gordel niet
gedraaid is.
Beweeg het kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en naar
achteren om te controleren of het goed is geplaatst.
Verstel de rugleuning niet meer nadat het baby- of kinderzitje is geplaatst.
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel
over het midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet
langs de nek van het kind lopen, maar mag ook niet van de schouder van
het kind vallen.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant.
Baby- of kinderzitje vastgezet met een ISOfix-bevestigings-
systeem
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 69 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
70 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Gebruik een baby- of kinderzitje dat voldoet aan de ECE R44*
of ECE R129*-norm.
Op de baby- en kinderzitjes staan erkende keurmerken. (Blz. 56)
*: ECE R44 en ECE R129 zijn voorschriften van de VN voor baby- en
kinderzitjes.
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
De tabel met symbolen m.b.t. de geschiktheid van baby- of kinder-
zitjes (Blz. 72) geeft de soorten bruikbare baby- of kinderzitjes en
de mogelijke plaatsingsposities weer voor het baby- of kinderzitje
van de eigenaar. Ook kunnen aanbevolen baby- en kinderzitjes die
geschikt zijn voor jonge kinderen worden geselecteerd.
Controleer aan de hand van de grootteklasse, het bevestigingspunt
en [Controleren van de gewichtsgroep en grootteklasse voor ECE
R44 ISOFIX overeenkomstig de baby- of kinderzitjes].
Grootteklassen en bevestigingspunten ECE R44 baby- of
kinderzitje
Klassecode die het baby- of kinderzitje vertegenwoordigt en de bij-
behorende code van het bevestigingspunt.
*
: Een reiswieg is een draagbare wieg voor baby's die zijdelings kan worden
geplaatst en bevestigd zodat het kind kan slapen. Neem voor meer informatie
contact op met de fabrikant of leverancier van het baby- of kinderzitje.
Grootte-
klasse
Bevesti-
gingspunt Vorm/formaat Gebruiksrichting Grootte kind
A ISO/F3 Volledige
hoogte
In de rijrichting
geplaatst Klein kind
BISO/F2 Verlaagd In de rijrichting
geplaatst Klein kind
B1 ISO/F2X Verlaagd In de rijrichting
geplaatst Klein kind
CISO/R3 Volledig
formaat
Tegen de
rijrichting in Klein kind
DISO/R2 Kleiner
formaat
Tegen de
rijrichting in Klein kind
EISO/R1 Tegen de
rijrichting in Baby
FISO/L1 Reiswieg*Naar links
gericht Baby
GISO/L2 Reiswieg*Naar rechts
gericht Baby
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 70 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
71
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Controleren van de gewichtsgroep en grootteklasse voor ECE
R44 ISOFIX overeenkomstig de baby- of kinderzitjes
Controleer de desbetreffende [gewichtsgroep] aan de hand van
het gewicht van het kind (Blz. 57)
(Voorbeeld 1) Bij een gewicht van 12 kg, [gewichtsgroep 0+]
(Voorbeeld 2) Bij een gewicht van 15 kg, [gewichtsgroep I]
Controleren van de grootteklasse
Selecteer de grootteklasse die overeenkomt met de [gewichts-
groep] die u hebt gecontroleerd in stap van [Geschiktheid
baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities] (Blz. 72)*.
(Voorbeeld 1) Bij [gewichtsgroep 0+] is de overeenkomstige
grootteklasse [C], [D] of [E].
(Voorbeeld 2) Bij [gewichtsgroep I] is de overeenkomstige groot-
teklasse [A], [B], [B1], [C] of [D].
*: Onderdelen uit de lijst met een [X] kunnen echter niet worden geselec-
teerd, ondanks dat ze de overeenkomstige grootteklasse hebben in de
geschiktheidstabel van de [ISOfix-posities auto]. Selecteer ook het pro-
duct aangegeven door [Aanbevolen baby- en kinderzitjes] (Blz. 72)
als het onderdeel uit de lijst de aanduiding [IL] heeft.
1
2
1
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 71 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
72 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
(Geplaatst met behulp van ISOfix [Baby- of kinderzitje voldoet
aan ECE R44])
In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre een baby- of kinder-
zitje in verschillende zitposities kan worden geplaatst.
Achterstoelen
Gewichtsgroep Grootte-
klasse
Bevesti-
ging
ISOfix-posities
auto Aanbevolen baby- en
kinderzitjes
Rechts Links
Reiswieg
FISO/L1X X
GISO/L2X X
0
Minder dan
10 kg
(0 - 9 maanden)
EISO/R1IL IL
TOYOTA MINI
TOYOTA MIDI
0+
Minder dan
13 kg
(0 - 2 jaar)
EISO/R1IL IL
TOYOTA MINIDISO/R2IL IL
CISO/R3IL IL
I
9 - 18 kg
(9 maanden -
4jaar)
DISO/R2IL IL
CISO/R3IL IL
BISO/F2IUF*IUF*
B1 ISO/F2X IUF* IUF* TOYOTA DUO+
AISO/F3IUF*IUF*
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 72 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
73
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verklaring van lettercodes in bovenstaande tabel:
IUF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst universeel ISOfix-
baby- of kinderzitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze
gewichtsgroep.
IL: Geschikt voor een ISOfix-baby- of kinderzitje uit de categorie
“specifiek”, “beperkt” of “semi-universeel” dat is goedgekeurd
voor gebruik in deze gewichtsgroep.
X: ISOfix-positie niet geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitjes in
deze gewichtsgroep en/of grootteklasse.
*: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking
van het baby- of kinderzitje hindert.
Wanneer een TOYOTA MINI- of TOYOTA MIDI-zitje wordt gebruikt,
past u de steunpoot en de ISOfix-koppelingen als volgt aan:
Vergrendel de ISOfix-koppelin-
gen bij nr. 4 en 5.
Vergrendel de steunpoot bij
opening nr. 5.
Verstel de voorstoel zodanig dat deze geen contact maakt met het
kind of het baby- of kinderzitje.
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet
verkrijgbaar buiten de EU.
Andere dan de in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes kunnen
eveneens worden gebruikt als zorgvuldig is gecontroleerd of ze
geschikt zijn voor gebruik in uw auto. Raadpleeg hiervoor de fabri-
kant of de leverancier van het baby- of kinderzitje.
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 73 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
74 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor diverse zitposities
(Geplaatst met behulp van ISOfix [Baby- of kinderzitje voldoet
aan ECE R129])
Verklaring van lettercodes in bovenstaande tabel:
i-U: Geschikt voor een in de rijrichting of tegen de rijrichting in
geplaatst “universeel” i-Size baby- of kinderzitje.
X: Positie niet geschikt voor een “universeel” i-Size baby- of kinder-
zitje.
Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking
van het baby- of kinderzitje hindert.
Verstel de voorstoel zodanig dat deze geen contact maakt met het
kind of het baby- of kinderzitje.
Plaatsen met ISOfix-bevestigingssysteem (ISOfix-baby- of
kinderzitje)
Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand van de bijgesloten
handleiding.
Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de
plaatsing van het baby- of kin-
derzitje hindert. (
Blz. 165)
Zitposities
Voorstoel Achterstoelen
Passagiersstoel Rechts Links
i-Size baby- en
kinderzitjes Xi-Ui-U
1
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 74 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
75
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Controleer de posities van de
speciale stangen en plaats
het zitje op de stoel.
De stangen bevinden zich in de
opening tussen de zitting en de
rugleuning.
Beweeg het baby- of kinderzitje na het plaatsen naar achteren en
naar voren om te controleren of het goed vastzit.
2
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Beweeg het kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en naar
achteren om te controleren of het goed is geplaatst.
Controleer bij het gebruik van de onderste bevestigingspunten of er geen
vreemde voorwerpen rond de bevestigingspunten aanwezig zijn en of de
gordel niet klem zit achter het baby- of kinderzitje.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant.
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 75 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
76 1-1. Voor een veilig gebruik
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bevestigingssteunen (bovenste gordel)
Achter alle zitplaatsen is een bevestigingspunt aangebracht voor
de bovenste gordel.
Gebruik de bevestigingssteu-
nen bij het vastmaken van de
bovenste gordel.
Bovenste gordel vastmaken aan de bevestigingssteun
Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand van de bijgesloten
handleiding.
Zet de hoofdsteun in de
hoogste stand.
Verwijder indien mogelijk de
hoofdsteun indien deze de
plaatsing van het baby- of
kinderzitje of de bovenste gordel
hindert. (Blz. 165)
Open het klepje van de
bovenste bevestigingssteun,
zet de haak vast aan de
bevestigingssteun en trek de
bovenste gordel aan.
Controleer of de bovenste gor-
del goed vastzit.
Wanneer u het baby- of kinder-
zitje plaatst terwijl de hoofdsteun
omhoog staat, zorg er dan voor
dat de bovenste gordel onder de
hoofdsteun door loopt.
Gebruik van een bevestigingssteun (bovenste gordel)
Bovenste gordel
Bevestigingssteunen
1
Haak
Bovenste gordel
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 76 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
77
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bevestig de bovenste gordel stevig en controleer of de gordel niet
gedraaid is.
Bevestig de bovenste gordel uitsluitend aan de bevestigingssteun.
Beweeg het kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en naar
achteren om te controleren of het goed is geplaatst.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwij-
zing van de fabrikant.
Wanneer u het baby- of kinderzitje plaatst terwijl de hoofdsteun omhoog
staat, nadat de hoofdsteun omhoog is gezet en de bevestigingssteun ver-
volgens is vastgemaakt, zet de hoofdsteun dan niet in een lagere stand.
OPMERKING
Bevestigingssteunen (bovenste gordel)
Sluit de klep wanneer de bevestigingssteun niet wordt gebruikt. Wanneer
de klep open blijft, kan deze beschadigd raken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 77 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
78 1-2. Antidiefstalsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Startblokkering
Het controlelampje knippert nadat
het contact UIT is gezet om aan te
geven dat het systeem in werking
is.
Het controlelampje stopt met knip-
peren als het contact in stand
ACC of AAN wordt gezet om aan
te geven dat het systeem is uitge-
schakeld.
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt
Als de greep van de sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden
Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde transponderchip
van een andere auto wordt gehouden
De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transpon-
derchips die voorkomen dat het brandstofcelsysteem gestart
kan worden met een sleutel die niet in een eerder stadium is
geregistreerd in de computer van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodiefstal te voorkomen, maar
absolute beveiliging tegen elke vorm van diefstal kan niet worden
gegarandeerd.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 78 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
79
1-2. Antidiefstalsysteem
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verklaring voor de startblokkering
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 79 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
80 1-2. Antidiefstalsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 80 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
81
1-2. Antidiefstalsysteem
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 81 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
82 1-2. Antidiefstalsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen kan
de juiste werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 82 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
83
1
1-2. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Alarm
Met licht en geluid worden alarmsignalen gegeven wanneer er een
inbraakpoging wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld, wordt het alarm onder de
volgende omstandigheden geactiveerd:
Een vergrendeld portier of de achterklep wordt ontgrendeld of
geopend zonder gebruik te maken van de instapfunctie of de
afstandsbediening. (De portieren zullen automatisch opnieuw wor-
den vergrendeld.)
Als de motorkap wordt geopend.
Sluit de portieren, de achterklep
en de motorkap en vergrendel alle
portieren met de instapfunctie of
de afstandsbediening. Na 30
seconden wordt het systeem
automatisch ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra
het controlelampje niet meer con-
stant brandt, maar knippert.
Deactiveer of schakel het alarm uit volgens een van de onderstaande
manieren:
Ontgrendel de portieren of open de achterklep met de instapfunctie
of de afstandsbediening.
Start het brandstofcelsysteem. (Het alarm wordt na enkele secon-
den gedeactiveerd of uitgeschakeld.)
Het alarm
Inschakelen van het alarmsysteem
Deactiveren of uitschakelen van het alarm
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 83 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
84 1-2. Antidiefstalsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrij alarmsysteem.
Zaken die gecontroleerd moeten worden alvorens de auto te vergrendelen
Controleer onderstaande zaken om ongewild activeren van het alarm en dief-
stal te voorkomen:
Er is niemand in de auto.
De ruiten zijn gesloten voordat het alarm wordt ingeschakeld.
Er zijn geen waardevolle spullen of persoonlijke zaken in de auto achterge-
bleven.
Activeren van het alarm
Het alarmsysteem kan in de volgende situaties geactiveerd worden:
(Door het stopzetten van het alarm wordt het systeem gedeactiveerd.)
Door alarmsysteem bediende portiervergrendeling
Het portier wordt automatisch vergrendeld wanneer het volgende zich voor-
doet:
Wanneer een in de auto achtergebleven persoon het portier ontgrendelt en
het alarm wordt geactiveerd.
Terwijl het alarm is geactiveerd, ontgrendelt een in de auto achtergebleven
persoon het portier.
De portieren of de achterklep worden
ontgrendeld met behulp van de mecha-
nische sleutel.
Een persoon in de auto opent een por-
tier, de achterklep of de motorkap of ont-
grendelt de auto met de vergrendelknop
aan de binnenzijde.
De 12V-accu wordt opgeladen of ver-
vangen terwijl de auto is vergrendeld.
(Blz. 426)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 84 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
85
1-2. Antidiefstalsysteem
1
Veiligheid en beveiliging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het alarm kan zo worden ingesteld, dat het wordt uitgeschakeld wanneer de
mechanische sleutel wordt gebruikt om de auto te ontgrendelen. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 450)
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen kan
de juiste werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 85 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
86 1-2. Antidiefstalsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 86 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
87
2
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
2. Brandstofcelauto
Eigenschappen
brandstofcelauto ................88
Voorzorgsmaatregelen
brandstofcelauto ................92
Advies voor rijden met
een brandstofcelauto .......105
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 87 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
88 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Eigenschappen brandstofcelauto
Dit schema dient slechts ter illustratie en kan afwijken van de werke-
lijke auto.
Brandstofcelauto's maken op efficiënte wijze gebruik van elektri-
citeit die wordt opgewekt door een chemische reactie tussen
waterstof en zuurstof in een brandstofcelpakket en van elektrici-
teit die wordt opgewekt in een tractiebatterij om de elektromotor
(tractiemotor) aan te drijven.
De brandstof is H2 (gecomprimeerd waterstofgas), waardoor de
uitstoot alleen uit water en waterdamp bestaat. Omdat ze geen
stoffen als CO2 (kooldioxide) en NOx (stikstofoxiden) uitstoten,
zijn brandstofcelauto's milieuvriendelijke auto's.
Onderdelen brandstofcelauto
Brandstofcelpakket
Waterstoftanks
Tractiebatterij
Uitlaatpijp
Brandstofcelconverter
Elektromotor (tractiemotor)
1
2
3
4
5
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 88 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
89
2. Brandstofcelauto
2
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Dankzij de elektromotor (tractiemotor) kan er soepel en krachtig wor-
den weggereden en geaccelereerd. Deze auto rijdt ongeveer het-
zelfde als auto's met een benzinemotor zonder dat er speciale
handelingen van de bestuurder nodig zijn. (Blz. 178) Omdat er geen
motorgeluiden zijn en de auto stil is, kunnen er werkingsgeluiden die
uniek zijn voor onderdelen van een brandstofcelauto hoorbaar zijn.
(Blz. 90)
Het systeem gedraagt zich mogelijk anders bij lage buitentemperatu-
ren. Het voert een speciaal koude-startproces uit om de startpresta-
ties te verbeteren. (Blz. 191)
De werkingsgeluiden (Blz. 90), het afvoerproces (Blz. 191), enz.
zijn anders dan normaal. Dit duidt echter niet op een storing.
Gecomprimeerd waterstofgas kan worden getankt bij waterstofstations.
Openen van de tankdopklep (Blz. 215)
Rijden met de auto
Brandstofcelsysteem
Brandstof tanken
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 89 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
90 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Geluiden die uniek zijn voor een brandstofcelauto
Als gevolg van het ontwerp van uw brandstofcelauto zijn er diverse relais,
kleppen en pompen die onder normale rijomstandigheden geluiden produce-
ren. Dit is een normale eigenschap van de auto en duidt niet op een storing.
Daarnaast kunnen de manieren waarop de geluiden gehoord worden varië-
ren, afhankelijk van de gebruiksomgeving of -condities.
Hoorbare geluiden Herkomst van de geluiden
Klappen, klikken en
tikken
Werking van relais en van kleppen van waterstoftank
De geluiden kunnen onder de vloer of achter de
achterstoelen vandaan komen.
(De geluiden zijn mogelijk hoorbaar bij het star-
ten van het brandstofcelsysteem.)
Kloppen De parkeerblokkering wordt geactiveerd
De geluiden kunnen uit het elektromotorcompar-
timent komen.
(De geluiden zijn mogelijk hoorbaar als schakelaar
stand P wordt ingedrukt of het brandstofcelsys-
teem wordt uitgeschakeld.)
Sissen, piepen Er stroomt gas door de injector en kleppen
De geluiden kunnen achter de achterstoelen van-
daan komen of van de doseerslang/injector.
(De geluiden zijn mogelijk hoorbaar bij het tan-
ken van brandstof.)
Hoogtonig geluid
Klokgeluid
Klopgeluid
Werking van de pompen
De geluiden kunnen uit het elektromotorcompar-
timent of onder de voorstoelen vandaan komen.
(Met name als het brandstofcelsysteem gestart
wordt, als geaccelereerd wordt vanuit stilstand, of
als de H
2
O-toets wordt ingedrukt, zijn de geluiden
mogelijk hoorbaar. Het geluid is mogelijk harder in
de Br-modus of wanneer de auto decelereert terwijl
het Dynamic Radar Cruise Control-systeem geacti-
veerd is.)
Zoemgeluid De pompen gaan sneller werken
De geluiden kunnen uit het elektromotorcompar-
timent of onder de voorstoelen vandaan komen.
(Met name tijdens accelereren of decelereren
zijn de geluiden mogelijk hoorbaar.)
Sisgeluid Werking van de waterstofinjector
De geluiden kunnen onder de voorstoelen of achter
de achterstoelen vandaan komen.
(Met name bij het starten van het brandstofcelsys-
teem, tijdens rijden met lage snelheden of bij het
laden van de tractiebatterij zijn de geluiden moge-
lijk hoorbaar.)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 90 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
91
2. Brandstofcelauto
2
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Regeneratief remmen
In de volgende situaties wekt de auto elektriciteit op uit decelereren van de
auto tijdens het rijden.
Het gaspedaal wordt losgelaten terwijl er wordt gereden met de selectiehen-
del in stand D.
Het rempedaal wordt ingetrapt terwijl er wordt gereden met de selectiehen-
del in stand D.
Laden van de tractiebatterij
Omdat door het brandstofcelpakket elektriciteit wordt opgewekt en de tractie-
batterij wordt opgeladen door regeneratief remmen, hoeft de batterij niet te
worden opgeladen door een externe bron. Als de auto echter gedurende
lange tijd wordt geparkeerd, raakt de tractiebatterij langzaam ontladen.
Daarom moet u ervoor zorgen dat er elke paar maanden gedurende minimaal
30 minuten of 16 km met de auto gereden wordt.
Als de tractiebatterij volledig ontladen raakt en u het brandstofcelsysteem niet
meer kunt starten, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Opladen van de 12V-accu
Blz. 425
Parkeren
Omdat er geen motorgeluiden en trillingen zijn, kan gemakkelijk worden
gedacht dat de brandstofcelauto uit staat, terwijl hij nog steeds loopt, zoals
aangegeven door het branden van het controlelampje READY. Zet uit veilig-
heidsoverwegingen altijd de selectiehendel in stand P en activeer de parkeer-
rem wanneer u de auto parkeert.
Onderhoud, reparatie, recycling en afvoer
Neem voor onderhoud, reparatie, recycling en afvoer contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Voer de auto of onderdelen ervan niet zelf af.
Zoemgeluid
Hoogtonig geluid
Werking van de elektromotor
De geluiden kunnen uit het elektromotorcompar-
timent komen.
(Met name tijdens accelereren of decelereren
zijn de geluiden mogelijk hoorbaar.)
Blaas- en afvoer-
geluid
Er wordt water of lucht afgevoerd
De geluiden kunnen van de achterzijde van de
auto vandaan komen.
Kan ook periodiek gebeuren als de auto gepar-
keerd is bij lage buitentemperaturen, om bevrie-
zing te voorkomen.
(De geluiden zijn mogelijk hoorbaar als de auto
stilstaat, als het brandstofcelsysteem is uitge-
schakeld of tijdens parkeren.)
Hoorbare geluiden Herkomst van de geluiden
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 91 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
92 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voorzorgsmaatregelen brandstofcelauto
De brandstofcelauto is van de volgende waterstofgerelateerde onderde-
len voorzien: waterstoftanks (70 MPa [714 kg/cm
2
, 700 bar, 10.150 psi]),
een brandstofcelpakket en waterstofleidingen. Volg de aanwijzingen op
alle waarschuwingslabels van de auto op.
Dit schema dient slechts ter illustratie en kan afwijken van de werke-
lijke auto.
Waterstofgerelateerde onderdelen
Waarschuwingslabel
Waterstofdetectoren
Brandstofcelpakket
Waterstoftanks
Kleppen waterstoftank
Waterstofleidingen
1
2
3
4
5
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 92 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
93
2. Brandstofcelauto
2
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De brandstofcelauto is voorzien van hoogspanningsonderdelen (maxi-
maal ongeveer 650 V), zoals een brandstofcelpakket, tractiebatterij, ver-
mogensregeleenheid, hoogspanningskabels (die zich van laagspan-
ningskabels onderscheiden door hun oranje isolatie), elektromotor
(tractiemotor), enz., en hete onderdelen zoals de koelradiateur. Volg de
aanwijzingen op alle waarschuwingslabels van de auto op.
Dit schema dient slechts ter illustratie en kan afwijken van de werke-
lijke auto.
Hoogspanningsonderdelen en hete onderdelen
Waarschuwingslabel
Vermogensregeleenheid
Hoogspanningskabels
(oranje)
Brandstofcelpakket
Tractiebatterij
Servicestekker
Brandstofcelconverter
Elektromotor (tractiemotor)
Aircocompressor
Radiateur voor koelen van de
inverter
Radiateur voor koelen van het
brandstofcelpakket
Extra inverter
Koelvloeistofverwarming
interieur
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 93 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
94 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als een aanrijding met een kracht boven een bepaalde drempel-
waarde wordt gesignaleerd, wordt het brandstofcelsysteem uitge-
schakeld en schakelt het systeem de hoogspanning uit. Daarnaast
wordt de brandstoftoevoer afgesloten door de kleppen van de water-
stoftanks. Als het uitschakelsysteem voor noodgevallen in werking is
getreden, kunt u uw auto niet meer starten. Neem voor het herstarten
van het brandstofcelsysteem contact op met een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als er een storing optreedt in het brandstofcelsysteem of als het sys-
teem onjuist wordt bediend, wordt automatisch een melding weerge-
geven.
Lees de op het multi-informatie-
display weergegeven waarschu-
wingsmelding en volg de aanwij-
zingen op. (Blz. 397)
Naast de linker achterstoel
bevindt zich een ventilatieope-
ning voor het koelen van de trac-
tiebatterij. Als de ventilatieopening
wordt afgedekt, kan het door de
tractiebatterij geleverde uitgangs-
vermogen afnemen.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Waarschuwingsmelding brandstofcel
Ventilatieopening tractiebatterij
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 94 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
95
2. Brandstofcelauto
2
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als er een waarschuwingslampje gaat branden of een waarschuwings-
melding wordt weergegeven of als de 12V-accu wordt losgekoppeld
Het brandstofcelsysteem kan mogelijk niet opnieuw gestart worden.
Neem als het controlelampje READY niet gaat branden, zelfs als de startpro-
cedure is herhaald, contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Als “Hydrogen Leakage Detected Visit Your Dealer” (Waterstoflekkage
gesignaleerd. Ga naar uw dealer) op het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er lekt mogelijk een kleine hoeveelheid waterstofgas. Laat de auto onmiddel-
lijk nakijken door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als “FC System Shutdown due to Hydrogen Leakage Stop Your Vehicle
in a Safe Place and Contact Your Dealer” (Brandstofcelsysteem uitge-
schakeld door waterstoflekkage. Breng uw auto op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met uw dealer) op het multi-informatiedis-
play wordt weergegeven
Er lekt mogelijk waterstofgas.
Als er waterstofgas lekt of een andere storing wordt gesignaleerd:
Blz. 100
De airconditioning wordt automatisch uitgeschakeld.
Lege brandstoftank
Als de brandstof op is en het brandstofcelsysteem niet kan worden gestart, vul dan
brandstof bij totdat het waarschuwingslampje laag brandstofniveau (
Blz. 393)
uitgaat alvorens opnieuw proberen te starten. Als er te weinig brandstof is bijge-
vuld (minder dan ongeveer 1,2 kg), kan het systeem mogelijk niet worden gestart.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 95 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
96 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Brandstofcelpakket
Afhankelijk van de gebruiksomgeving kan het uitgangsvermogen van de
brandstofcel gedurende de levensduur van de auto afnemen. Dit zal echter
amper effect hebben op de rijprestaties.
In de volgende situaties neemt het uitgangsvermogen van de brandstofcel
mogelijk sneller af dan bij normaal rijden:
Langdurig gebruik in gebieden met grote hoeveelheden stof
Langdurig gebruik in gebieden met hoge concentraties zwavel (zoals vul-
kanen of warmwaterbronnen)
Langdurig gebruik in gebieden met hoge concentraties van de volgende
substanties:
- organische oplosmiddelen, zoals verf en thinner
- aminehoudende materialen zoals ammoniak
- chloorhoudende stoffen zoals zoutaanslag en strooizout
Als echter weer gereden wordt in een normale omgeving zal het uitgangs-
vermogen van de brandstofcel zich na verloop van tijd herstellen.
Er komt zout water terecht in het luchtfilter
Het verdient aanbeveling het luchtfilter te vervangen en de omliggende
onderdelen te reinigen. Laat de auto controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
Het aantal keren dat het brandstofcelsysteem is gestart en gestopt is uit-
zonderlijk hoog
Langdurig gebruik bij temperaturen onder het vriespunt
Waterstoftanks
De waterstoftanks zijn de hogedrukopslagtanks die zijn gevuld met gecom-
primeerd waterstofgas. Er kan worden getankt bij waterstofstations.
De waterstofgerelateerde onderdelen (zoals de tanks, leidingen, enz.) heb-
ben een houdbaarheidsdatum die wettelijk is vastgesteld. Auto's met water-
stofgerelateerde onderdelen met een verstreken houdbaarheidsdatum
mogen niet worden gebruikt. De waterstofgerelateerde onderdelen moeten
worden vervangen door nieuwe exemplaren als de houdbaarheidsdatum is
verstreken. De houdbaarheidsdatum is aangegeven aan de binnenzijde van
de tankdopklep, net als de uiterste datum voor bijvullen.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Neem voor meer informatie over het afvoeren van de waterstoftanks of de
kleppen van de waterstoftanks contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 96 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
97
2. Brandstofcelauto
2
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Koelvloeistof brandstofcelpakket
De koelvloeistof voor het brandstofcelpakket is een speciaal ontwikkelde
vloeistof met uitstekende elektrisch isolerende eigenschappen om het hoog-
spanningsbrandstofcelpakket veilig te koelen.
Vul het koelsysteem van het brandstofcelpakket nooit met water of andere
koelvloeistoffen, omdat dit blijvende schade zal veroorzaken.
Neem voor het bijvullen of verversen van koelvloeistof voor het brandstof-
celpakket contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Ionenfilter
In de koelvloeistofleidingen voor het brandstofcelpakket bevindt zich een
ionenfilter om de normale isolerende eigenschappen van de koelvloeistof te
behouden.
Het ionenfilter dient periodiek vervangen te worden. (Blz. 399) Neem voor
dit periodieke onderhoud contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Uitlaatpijp
Als na het rijden het contact UIT wordt gezet en het brandstofcelsysteem
wordt uitgeschakeld (Blz. 189) wordt er water uitgestoten. Pas op voor
waterdruppels of waternevel als u achter de auto staat.
U kunt het water handmatig afvoeren. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn
voor het parkeren in een garage. U dient hiervoor de H2O-toets in te druk-
ken. (Blz. 189)
Bij lage buitentemperaturen kan de waterdamp in de uitlaat als witte mist uit
de uitlaatpijp komen. Dit duidt niet op een storing.
Als de uitlaatpijp verstopt zit, wordt het brandstofcelsysteem uitgeschakeld.
Waterstofdetectoren
Als het contact AAN wordt gezet, worden de waterstofdetectoren geacti-
veerd.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 97 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
98 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Beperking uitgangsvermogen
Als het uitgangsvermogen wordt beperkt, kan de auto mogelijk niet accelere-
ren of decelereren, zelfs niet als het gaspedaal wordt ingetrapt. Breng de
auto op een veilige plaats uit de buurt van het overige verkeer tot stilstand als
het aanhouden van een veilige rijsnelheid niet mogelijk is. Dit kan gebeuren
om de volgende redenen:
De koelvloeistoftemperatuur is mogelijk te hoog. Dit kan worden veroor-
zaakt door rijomstandigheden zoals herhaaldelijk plotseling accelereren en
decelereren, continu rijden op een helling, continu rijden op grote hoogte
met een zwaar belaste auto, enz. In dergelijke gevallen wordt de indicator
vermogensbeperking (oranje) weergegeven op het hoofdscherm, wordt
“High FC Temperature Reduced Power” (Hoge temperatuur brandstofcel.
Vermogen beperkt) weergegeven op het multi-informatiedisplay en wordt
het uitgangsvermogen beperkt. Het uitgangsvermogen wordt weer normaal,
zodra de koelvloeistof een normale temperatuur bereikt. (Blz. 398)
Het brandstofniveau is mogelijk laag. Als het waarschuwingslampje laag
brandstofniveau gaat branden, wordt het uitgangsvermogen geleidelijk
beperkt om de maximale rijafstand te verlengen. Als de auto dit punt bereikt,
is de resterende rijafstand kort. Vul onmiddellijk waterstof bij.
Bij lage buitentemperaturen gaat het waarschuwingslampje laag brandstof-
niveau sneller branden dan normaal en wordt het uitgangsvermogen
beperkt.
Elektromagnetische golven (EMF)
De hoogspanningsonderdelen en -kabels in brandstofcelauto's zijn voorzien
van een afscherming voor elektromagnetische golven en zenden daardoor
ongeveer net zo veel elektromagnetische golven uit als conventionele
auto's met een benzinemotor, of elektronische huishoudelijke apparaten.
Uw auto kan storingen veroorzaken in niet-originele audio-onderdelen.
Tractiebatterij
De levensduur van het tractiebatterijpakket is begrensd. De levensduur van
de tractiebatterij kan veranderen afhankelijk van de rijstijl en de rijomstandig-
heden.
Conformiteitsverklaring (tractiebatterij)
De uitstoot van waterstof van dit model voldoet aan reglement ECE100 (voor
de veiligheid van elektrisch aangedreven auto's met batterijen).
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 98 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
99
2. Brandstofcelauto
2
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Eigenschappen waterstofgas
Waterstofgas ontbrandt gemakkelijker dan benzine. Het is echter lichter dan
lucht en verspreidt zich snel. Dus zelfs als er waterstof lekt uit het systeem,
wordt dit snel verdund totdat het niet meer licht ontvlambaar is.
Waterstofgas is net als benzine en aardgas niet gevaarlijk als er op de juiste
wijze mee wordt omgegaan. Lees de eigenschappen in onderstaande tabel
goed door en zorg ervoor dat u ze begrijpt.
Waterstofgas
LPG
(Liquid Petroleum
Gas)
Benzine
Normale
toestand
Gasvormig
(lichter dan lucht)
Gasvormig
(zwaarder dan
lucht)
Vluchtige vloeistof
(verdampt
gemakkelijk)
(zwaarder dan
lucht)
Brandbaar-
heid
Groter dan die
van benzine
Gelijk aan die van
benzine
Mate van
accumulatie
Verspreidt zich
naar boven en
wordt in de
open lucht ver-
dund tot veilige
concentraties
Hecht zich niet
aan kleding
Verspreidt zich
op de grond of
vloer
Hecht zich niet
aan kleding
Verspreidt zich
op de grond of
vloer
Hecht zich aan
kleding
Detecteer-
baarheid
Door zijn kleur-
en geurloze
staat moeilijk te
zien of ruiken
De waterstof-
detectoren in de
auto geven een
waarschuwing
weer op het
multi-informatie-
display
Detecteerbaar
aan de hand
van de geur en
het geluid van
gaslekkage
Detecteerbaar
aan de hand
van de kleur en
geur
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 99 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
100 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Basisconcepten van veiligheid waterstof
Voorkom lekkage
De leidingkoppelingen van de waterstofleidingen zijn ontwikkeld om lek-
kage te voorkomen. De koppelingen worden bij elke officiële controle van
de auto gecontroleerd op gaslekkage.
Detecteer om lekkage te stoppen
De auto is uitgerust met waterstofdetectoren. Als de waterstofdetectoren
een lek signaleren, worden de kleppen van de waterstoftanks automa-
tisch gesloten om te voorkomen dat er meer waterstof ontsnapt.
De auto is uitgerust met een aanrijdingssensor. Als de aanrijdingssensor
een aanrijding signaleert, worden de kleppen van de waterstoftanks auto-
matisch gesloten om te voorkomen dat er waterstofgas uit beschadigde
onderdelen lekt.
Verspreid het gelekte waterstofgas
De waterstoftanks en de leidingen bevinden zich buiten het passagiers-
compartiment. Dankzij hun ontwerp verspreidt gelekt gas zich dus in de
atmosfeer.
Elimineer veroorzakers van brand
Dankzij het ontwerp bevinden zich geen veroorzakers van brand in de
buurt van de waterstofleidingen.
WAARSCHUWING
Waterstofgerelateerde onderdelen
Breng geen wijzigingen aan in de waterstofgerelateerde onderdelen en
demonteer ze niet.
De waterstoftanks, het brandstofcelpakket, de waterstofleidingen en de
verbindende onderdelen zijn gevuld met waterstofgas. Verwijder en
demonteer deze onderdelen niet. Anders kan er waterstofgaslekkage ont-
staan, hetgeen kan leiden tot brand of een explosie in de auto, waardoor
ernstig letsel kan ontstaan.
Als er waterstofgas lekt of een andere storing wordt gesignaleerd
Als u geluid van een gaslekkage of een andere storing opmerkt, breng de
auto dan onmiddellijk tot stilstand op een veilige, goed geventileerde plaats.
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay, breng de auto dan onmiddellijk tot stilstand op een veilige, goed
geventileerde plaats.
Als gesignaleerd wordt dat er een grote hoeveelheid waterstofgas lekt, zet
dan het contact uit, verlaat de auto en ga er ver vandaan. Plaats waar-
schuwingsborden en houd veroorzakers van brand uit de buurt van de
auto. Schakel indien mogelijk hulp in. Als u het bovenstaande hebt
gedaan, neem dan onmiddellijk contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 100 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
101
2. Brandstofcelauto
2
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Uitlaatpijp
Raak het water of de stoom die uit de uitlaatpijp komt niet direct aan.
Anders kunt u brandwonden door lage temperaturen oplopen.
De brandstofcelauto genereert water tijdens het opwekken van vermogen.
Het gegenereerde water dat via de uitlaatpijp wordt afgevoerd, is niet
geschikt als drinkwater. Drink het water dat uit de uitlaatpijp komt nooit op.
U kunt na het aanschaffen van een nieuwe auto of na een lange periode
van stilstand een tijdje een vreemde geur uit de uitlaatpijp ruiken, maar dit
duidt niet op een storing. De geur is niet schadelijk, maar kan als onaan-
genaam ervaren worden. Adem de lucht dus niet in.
Voorzorgsmaatregelen hoogspanning en hoge temperatuur
Deze auto is uitgerust met een hoogspanningssysteem. Volg onderstaande
instructies op, aangezien hoogspanning ernstige brandwonden en een
elektrische schok kan veroorzaken die tot ernstig letsel kunnen leiden.
Verwijder of vervang nooit hoogspanningsonderdelen, hoogspanningska-
bels (oranje) en stekkers, raak ze niet aan en haal ze niet uit elkaar.
De onderdelen in het elektromotorcompartiment worden heet als ze in
werking zijn. Wees alert op zowel hoogspanning als hoge temperaturen en
volg altijd de aanwijzingen op de waarschuwingslabels van de auto op.
Raak de servicestekkers die op het
brandstofcelpakket en de tractiebatterij
zijn geplaatst nooit aan. De servicestek-
kers worden gebruikt om de hoogspan-
ning van het brandstofcelpakket en de
tractiebatterij te blokkeren tijdens onder-
houd of reparaties door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 101 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
102 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij een ongeval
Neem bij een ongeval de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen ervan kan leiden tot brand of elektrische schokken, hetgeen
kan resulteren in ernstig letsel.
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand om verdere aanrijdingen
te voorkomen. Zet de selectiehendel in stand P en activeer de parkeer-
rem.
Controleer op waterstofgaslekkage.
Bij waterstoflekkage wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay. Grote lekkages kunnen ook te horen zijn.
Als gesignaleerd wordt dat er een grote hoeveelheid waterstofgas lekt, zet
dan het contact uit, verlaat de auto en ga er ver vandaan. Plaats waar-
schuwingsborden en houd veroorzakers van brand uit de buurt van de
auto. Schakel indien mogelijk hulp in. Als u het bovenstaande hebt
gedaan, neem dan onmiddellijk contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Raak hoogspanningsonderdelen, hoogspanningskabels (oranje) en stek-
kers nooit aan.
Als binnen of buiten de auto elektrische bedrading blootligt, kan er een
elektrische schok optreden. Raak blootliggende elektrische bedrading
nooit aan.
Raak bij een eventuele vloeistoflekkage de vloeistof niet aan omdat het
geconcentreerde alkalische elektrolyt uit de tractiebatterij kan zijn. Was
vloeistof die op uw huid of in uw ogen terecht is gekomen direct af met
veel water en raadpleeg onmiddellijk een arts.
Als er in de auto brand ontstaat, blus deze dan met een brandblusser
klasse A, B of C. Als u water gebruikt, blus dan met een grote hoeveelheid
uit een brandkraan.
Bij een autobrand wordt het waterstofgas in de waterstoftanks via de klep-
pen van de waterstoftanks afgevoerd naar de achterzijde van de auto en
omlaag geleid om de schade aan de waterstoftanks te beperken. Blijf uit
de buurt van de auto.
Als uw auto gesleept moet worden, dient dit te gebeuren met de voorwie-
len van de grond. Als de wielen de grond raken, kan de elektromotor
(tractiemotor) elektriciteit blijven opwekken. Er bestaat brandgevaar.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 102 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
103
2. Brandstofcelauto
2
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Tractiebatterij
Zorg ervoor dat de tractiebatterij nooit wordt doorverkocht, overgedragen
of gewijzigd. Om ongelukken te voorkomen worden tractiebatterijen die uit
afgevoerde auto's worden gehaald, ingezameld door Toyota-dealers. Voer
de tractiebatterij niet zelf af.
Als de tractiebatterij niet op de juiste manier wordt ingezameld, kan het
volgende gebeuren, met ernstig letsel tot gevolg:
De tractiebatterij kan illegaal worden verkocht of ergens worden
gedumpt, en dit is schadelijk voor het milieu. Daarnaast kan iemand
een hoogspanningsonderdeel aanraken, hetgeen een elektrische schok
tot gevolg heeft.
De tractiebatterij is uitsluitend bestemd voor gebruik in uw brandstofcel-
auto. Als de tractiebatterij buiten uw auto wordt gebruikt of op een of
andere manier wordt aangepast, kunnen er ongevallen ontstaan:
iemand kan een elektrische schok krijgen, de tractiebatterij kan hitte en
rook genereren, hij kan ontbranden, er kan zich een ontploffing voor-
doen en er kan elektrolyt uit de tractiebatterij lekken.
Met name door het doorverkopen of overdragen van de tractiebatterij
wordt de ontvangende partij blootgesteld aan het gevaar van ongevallen
omdat deze zich niet bewust is van deze gevaren. Breng haar op de
hoogte van de inhoud van deze handleiding.
Als uw auto wordt afgevoerd zonder dat de tractiebatterij is verwijderd,
bestaat de kans op een zware elektrische schok als hoogspanningsonder-
delen, hoogspanningskabels en stekkers hiervan aangeraakt worden. Als
uw auto wordt afgevoerd, dient de tractiebatterij te worden afgevoerd door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Als de tractiebatterij
niet op de juiste manier wordt afgevoerd, kan dit een elektrische schok
veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 103 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
104 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Ventilatieopening tractiebatterij
Als het uitgangsvermogen van de tractiebatterij afneemt doordat er stof,
puin of andere voorwerpen in terechtkomen, wordt er een waarschuwings-
melding weergegeven op het multi-informatiedisplay. Laat de auto contro-
leren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Voorkom dat voorwerpen de ventilatieopening blokkeren. Dit kan leiden tot
een afname van het uitgangsvermogen van en schade aan de tractiebatterij.
Reinig de ventilatieopening regelmatig om verstopping te voorkomen.
Zorg dat er geen water of andere zaken in de ventilatieopening terechtko-
men, omdat anders de tractiebatterij beschadigd raakt.
Tractiebatterij
Mors geen grote hoeveelheid water in de buurt van de tractiebatterij in de
auto. Laat de auto controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige als u water morst op de tractiebatterij.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 104 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
105
2
2. Brandstofcelauto
Brandstofcelsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Advies voor rijden met een brandstofcelauto
Gebruik controlelampje brandstofcelsysteem
De actieradius van uw auto kan worden verlengd door het controle-
lampje van het brandstofcelsysteem in het ECO-gebied in het multi-
informatiedisplay te houden. (Blz. 121)
Bedienen van het gaspedaal/rempedaal
Rijd beheerst met de auto. Voorkom onnodig snel accelereren en
hard remmen.
Door matig te accelereren en decelereren kunt u verspilling van
brandstof voorkomen.
Bij het remmen
Trap het rempedaal rustig in en zorg ervoor dat u niet abrupt hoeft
te stoppen. Hierdoor wordt meer elektrische energie die wordt
gegenereerd tijdens deceleratie verzameld.
Druk verkeer
Herhaaldelijk accelereren en decelereren en ook langdurig wach-
ten bij verkeerslichten veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.
Controleer de verkeersinformatie vooraf en vermijd files zo veel
mogelijk. Laat bij het rijden in een file het rempedaal rustig los
zodat de auto zachtjes vooruitrijdt en vermijd overmatig gebruik van
het gaspedaal om verspilling van brandstof te voorkomen.
Rijden met een hoog uitgangsvermogen
Een brandstofcelauto verbruikt net als een elektrische auto de
meeste brandstof bij rijden met een hoog uitgangsvermogen, zoals
op een steile helling of met hoge snelheden. Matig de rijsnelheid en
houd een constante snelheid aan.
Let op het volgende om het brandstofverbruik en de actieradius
te optimaliseren:
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 105 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
106 2. Brandstofcelauto
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Gebruik van de ECO-modus
Door de ECO-modus te gebruiken (Blz. 197) wordt minder snel
dan normaal koppel gegenereerd bij het intrappen van het gaspe-
daal, waardoor het brandstofverbruik afneemt.
Ook wordt weergegeven op het airconditioningscherm, het-
geen het overschakelen op Climate Preference (klimaatvoorkeur)
(Blz. 286) aangeeft.
Airconditioning aan/uit
Schakel de bedieningsschakelaar van de airconditioning
alleen in indien nodig, om het brandstofverbruik onder controle te
houden.
In de zomer: Gebruik bij hoge buitentemperaturen de recirculatie-
modus. Hierdoor wordt de airconditioning minder
zwaar belast.
In de winter: Vermijd overmatig verwarmen. Gebruik de stoelver-
warming om de behoefte aan het verwarmen van het
interieur te beperken (Blz. 294).
Door op te drukken wordt Climate Preference (klimaatvoor-
keur) ingeschakeld. Hierdoor wordt het brandstofverbruik onder
controle gehouden, zelfs wanneer de airconditioning is ingescha-
keld.
Controleren van bandenspanning
Controleer de bandenspanning regelmatig. Een onjuiste banden-
spanning kan leiden tot een hoog brandstofverbruik.
Daarnaast hebben winterbanden meer rolweerstand en kan het
gebruik op droge wegen leiden tot een hoog brandstofverbruik.
Gebruik banden die geschikt zijn voor het seizoen.
Bagage
Neem geen onnodige bagage mee en laat zware spullen thuis om
een hoog brandstofverbruik te voorkomen. Ook een groot imperiaal
leidt tot een hoger brandstofverbruik.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 106 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
107
3
Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
3. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes
en controlelampjes ..........108
Meters en tellers ................113
Multi-informatiedisplay .......118
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 107 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
108 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Waarschuwingslampjes en controlelampjes
Deze afbeelding heeft betrekking op auto's met linkse besturing. Voor
auto's met rechtse besturing is de positie van de controlelampjes, dis-
plays, enz. omgekeerd.
De waarschuwingslampjes en controlelampjes informeren de
bestuurder over de status van de diverse systemen in de auto.
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende
afbeelding alle waarschuwingslampjes en controlelampjes bran-
dend afgebeeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 108 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
109
3. Instrumentenpaneel
3
Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in
de aangegeven systemen van de auto.
Waarschuwingslampjes
*1Waarschuwingslampje
waterstoflekkage
(Blz. 391)
*1Controlelampje Traction
Control (Blz. 393)
*1
(Rood)
Waarschuwingslampje
remsysteem
(Blz. 391)
Waarschuwingslampje
parkeerrem (Blz. 393)
*1
Laadstroomcontrole-
lampje (Blz. 391)
Waarschuwingslampje
open portier/achterklep
(Blz. 393)
*1Waarschuwingslampje
hoge koelvloeistof-
temperatuur (Blz. 391)
Waarschuwingslampje
laag brandstofniveau
(Blz. 393)
*1
(Geel)
Waarschuwingslampje
remsysteem
(Blz. 392)
Controlelampje
bestuurders- en
voorpassagiersgordel
(Blz. 393)
*1
Waarschuwingslampje
SRS (Blz. 392)
Controlelampjes
achterpassagiersgordels
(Blz. 393)
*1
Waarschuwingslampje
ABS (Blz. 392)
*1Centraal waarschu-
wingslampje
(Blz. 393)
*1
(Rood/
geel)
Waarschuwingslampje
elektrische stuurbe-
krachtiging (Blz. 392)
*1Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
(Blz. 394)
*1, 2
Waarschuwingslampje
PCS (Blz. 392)
*3Waarschuwingslampje
Brake Override-
systeem/ wegrijregeling
(Blz. 394)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 109 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
110 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het
brandstofcelsysteem is ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een
storing in een systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden of
niet uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
*3: Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus
van de verschillende systemen van de auto.
Controlelampjes
Controlelampje
richtingaanwijzers
(Blz. 201)
Controlelampje
cruise control
(Blz. 220)
Controlelampje
achterlicht
(Blz. 203) (indien
aanwezig)
LDA-indicator
(Blz. 236)
Controlelampje
grootlicht
(Blz. 203)
Controlelampje
Toyota Parking
Assist-sensor
(Blz. 245)
(indien
aanwezig)
Controlelampje
Automatic High
Beam-systeem
(Blz. 206)
*1, 2
Controlelampje
Traction Control
(Blz. 254)
Controlelampje
mistachterlicht
(Blz. 211)
*1, 3 Controlelampje
VSC OFF
(Blz. 255)
Controlelampje
READY (Blz. 188)
*1, 3 Waarschuwings-
lampje PCS
(Blz. 261)
Controlelampje
Dynamic Radar
Cruise Control
(Blz. 220)
*4BSM-indicatoren
(Blz. 269)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 110 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
111
3. Instrumentenpaneel
3
Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*
1
: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven
dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het brandstof-
celsysteem is ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een
systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
*3: De lampjes gaan branden als het systeem is uitgeschakeld.
*4: Om aan te geven dat het systeem werkt, gaan de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels in de volgende situaties branden:
Als het contact AAN wordt gezet terwijl de BSM is ingesteld op AAN.
Als de BSM wordt ingesteld op AAN terwijl het contact AAN staat.
Wanneer het systeem correct werkt, gaan de BSM-indicatoren in de buiten-
spiegels na enkele seconden uit.
Wanneer de BSM-indicatoren in de buitenspiegels niet gaan branden of
niet uitgaan, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn.
Als dit gebeurt, laat de auto dan controleren door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Controlelampje
cruise control
SET (Blz. 220)
*4, 5 BSM-indicatoren
in de buitenspiegels
(Blz. 268)
Controlelampje anti-
diefstalsysteem
(Blz. 78, 83)
*6
(Blauw)
Indicator
vermogensbeperking
(Blz. 114)
Schakelstand-
indicator (
Blz. 195)
*6
(Oranje)
Indicator
vermogensbeperking
(Blz. 114)
*6Controlelampje
ECO MODE
(Blz. 197)
H2O-indicator
(Blz. 189)
*6Controlelampje
POWER MODE
(Blz. 197)
Controlelampje
PASSENGER AIR
BAG (Blz. 51)
Indicator Br-modus
(Blz. 198)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 111 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
112 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*5: Dit lampje gaat branden in de buitenspiegels.
*6: Dit lampje brandt op het hoofdscherm.
WAARSCHUWING
Als een waarschuwingslampje van een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een veiligheidssysteem, zoals het waarschuwingslampje
ABS of SRS, niet gaat branden als u het brandstofcelsysteem start, kan dat
betekenen dat deze systemen niet beschikbaar zijn om u te beschermen in
geval van een ongeval, waardoor ernstig letsel zou kunnen ontstaan. Laat de
auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
als dit gebeurt.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 112 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
113
3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
3
Instrumentenpaneel
Meters en tellers
Deze afbeelding heeft betrekking op auto's met linkse besturing. Voor
auto's met rechtse besturing is de positie van de controlelampjes, dis-
plays, enz. omgekeerd.
De eenheden die voor de teller worden gebruikt, kunnen per regio
verschillen.
Hoofdscherm
Geeft de snelheidsmeter, de brandstofmeter, enz. weer (Blz. 114)
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens met betrekking tot de auto.
Geeft bij een storing waarschuwingsmeldingen weer. (Blz. 397)
Schakelstandindicator
Geeft de geselecteerde schakelstand weer. (Blz. 195)
Klok
Blz. 306
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 113 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
114 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Brandstofmeter
Geeft de resterende hoeveel-
heid brandstof in de waterstof-
tanks weer.
Controlelampje ECO MODE en controlelampje POWER MODE
Geeft de geselecteerde rijmodus weer. (Blz. 197)
Indicator vermogensbeperking
Blauw: Het uitgangsvermogen van het brandstofcelsysteem wordt
beperkt, omdat de koelvloeistoftemperatuur laag is.
Oranje: Het uitgangsvermogen van het brandstofcelsysteem wordt
beperkt, omdat de koelvloeistoftemperatuur hoog is.
Buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur weer binnen het bereik van -40°C tot
50°C.
Het controlelampje lage buitentemperatuur knippert bij een omge-
vingstemperatuur van 3°C of lager.
Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan die nog met de reste-
rende hoeveelheid brandstof kan worden gereden.
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde
brandstofverbruik. Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog
kan worden gereden, afwijken van de weergegeven afstand.
Als de waterstoftanks slechts met een kleine hoeveelheid brand-
stof worden gevuld, wordt de weergave mogelijk niet bijgewerkt.
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan.
Hoofdscherm
1
2
3
4
5
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 114 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
115
3. Instrumentenpaneel
3
Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Kilometerteller en dagteller
Kilometerteller:
Geeft de totale afstand aan die de auto heeft afgelegd.
Dagteller:
Geeft de afstand aan die met de auto is gereden sinds de teller
voor het laatst werd gereset.
Dagteller A en B kunnen onafhankelijk van elkaar worden
gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
Afstand sinds starten:
Geeft de afstand weer die is gereden sinds het brandstofcelsys-
teem is gestart.
Leeg:
Er wordt een leeg scherm weergegeven.
Voor het schakelen tussen de
weergave van de kilometerteller
en dagtellers. Als de dagteller
wordt weergegeven, wordt deze
gereset als de knop ingedrukt
wordt gehouden.
De helderheid van de dashboardverlichting kan worden ingesteld.
Helderder
Donkerder
Wijzigen van de weergave
7
Dimmer dashboardverlichting
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 115 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
116 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Afhankelijk van de voorkeur kan op het hoofdscherm een dubbel
scherm worden weergegeven. (Blz. 449)
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumenten-
paneel (Blz. 119), kies op het hoofdscherm en druk op
of om de verschillende onderwerpen te bekijken als een dubbel
scherm wordt weergegeven.
Controlelampje brandstofcel-
systeem
Vermogensmeter
Actueel brandstofverbruik
Instellen van een dubbel scherm op het hoofdscherm
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 116 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
117
3. Instrumentenpaneel
3
Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Status tractiebatterijpakket
Tellers en display worden verlicht als
Het contact AAN staat.
Aanpassing van de helderheid van het dashboard
De helderheid van de dashboardverlichting kan afzonderlijk worden aange-
past wanneer de achterlichten branden en wanneer de achterlichten uit zijn.
Wanneer de omgeving echter licht is (bijvoorbeeld overdag), wordt de helder-
heid van de dashboardverlichting niet aangepast wanneer de achterlichten
worden ingeschakeld. Eventuele wijzigingen in de instelling van de helder-
heid van het instrumentenpaneel die op dat moment worden gemaakt, wor-
den gelijktijdig op beide instellingen toegepast.
Display buitentemperatuur
Onder de volgende omstandigheden wordt mogelijk niet de juiste buitentempe-
ratuur weergegeven of duurt het langer voordat de weergave wordt gewijzigd.
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt (lager dan 25 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoorbeeld bij het
in- of uitrijden van een garage of tunnel)
Wanneer -- of E wordt weergegeven, is het systeem mogelijk defect.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LCD-scherm
Op het display kunnen kleine vlekjes of lichte puntjes verschijnen. Dit ver-
schijnsel is kenmerkend voor LCD-schermen en u kunt het scherm zonder
problemen blijven gebruiken.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De weergave van het instrumentenpaneel kan op het multi-informatiedisplay
aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 449)
4
Om schade aan het brandstofcelsysteem en onderdelen ervan te voorkomen
Deze auto is uitgerust met een waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftempe-
ratuur (Blz. 391) in plaats van een koelvloeistoftemperatuurmeter.
Het brandstofcelsysteem is mogelijk oververhit als het waarschuwingslampje
hoge koelvloeistoftemperatuur knippert of gaat branden. Breng in dat geval de
auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand en controleer het brand-
stofcelsysteem nadat dit volledig is afgekoeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 117 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
118 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Multi-informatiedisplay
Geeft de volgende informatie
weer wanneer een icoon is
geselecteerd. (Blz. 119)
Afhankelijk van de situatie wordt
bepaalde informatie mogelijk
automatisch weergegeven.
Rij-informatie
Hiermee kunnen allerlei gegevens met betrekking tot het rijden wor-
den weergegeven. (Blz. 119)
Aan navigatiesysteem gekoppelde weergave
Hiermee kan de volgende aan het navigatiesysteem gekoppelde
informatie worden weergegeven.
Routebegeleiding
Kompasdisplay (weergave noorden boven/weergave rijrichting
boven)
Aan audiosysteem gekoppelde weergave
Hiermee kunt u een audiobron of muziekstuk selecteren op het display
met behulp van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel.
Weergave Driving Assist Systems
Wordt weergegeven als een Driving Assist System wordt gebruikt.
Dynamic Radar Cruise Control-systeem (Blz. 220)
LDA (Lane Departure Alert) (indien aanwezig) (Blz. 236)
Toyota Parking Assist-sensor (Blz. 244)
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (Blz. 259)
Het multi-informatiedisplay verschaft de bestuurder uiteen-
lopende gegevens met betrekking tot de auto.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 118 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
119
3. Instrumentenpaneel
3
Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Weergave waarschuwingsmelding
Hiermee kunnen waarschuwingsmeldingen en te nemen maatregelen
worden weergegeven als een storing wordt gesignaleerd. (
Blz. 397)
Weergave instellingen
Als alle voorzieningen worden gebruikt, kunnen ze doorlopen worden
met de toets en kunnen de weergave-instellingen van het instrumen-
tenpaneel worden gewijzigd.
Toyota Parking Assist-sensor (Blz. 244)
BSM (Blind Spot Monitor) (Blz. 268)
Klok (Blz. 306)
Aanpassen aan de persoonlijke voorkeur (Blz. 449)
Het multi-informatiedisplay wordt
bediend met de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel.
Een item selecteren/pagina
wijzigen
Enter/instellen
Terugkeren naar het vorige
scherm
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumenten-
paneel (Blz. 119), kies [drive information] op het multi-infor-
matiedisplay en druk op of om de verschillende onderwerpen
te bekijken.
Bedienen van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel
1
2
3
Rij-informatie
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 119 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
120 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Energiemonitor
Geeft de status van het brandstofcelsysteem weer.
De volgende afbeeldingen zijn slechts voorbeelden en kunnen iets
afwijken van de werkelijke situaties.
Wanneer de auto wordt aangedreven door het
brandstofcelpakket
Wanneer de auto wordt aangedreven door de
tractiebatterij
Wanneer de auto wordt aangedreven door het
brandstofcelpakket en de tractiebatterij
Wanneer de tractiebatterij wordt opgeladen
Wanneer er geen energieoverdracht plaats-
vindt
Status tractiebatterijpakket
Te laag Vol
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 120 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
121
3. Instrumentenpaneel
3
Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Controlelampje brandstofcelsysteem en ECO Score
Het uitgangsvermogen van het brandstofcelsysteem, de weergave
van het regeneratieniveau en de mate van milieubewust rijden wor-
den bepaald en weergegeven.
Laadgebied
Geeft aan dat er energie
wordt teruggewonnen via
regeneratief remmen.
Eco-gebied
Laat zien dat er milieuvrien-
delijk wordt gereden.
Power-gebied
Laat zien dat de grens van het bereik voor milieuvriendelijk rijden
wordt overschreden.
ECO Score
Geeft de rijomstandigheden in 5 fasen weer, die worden onder-
verdeeld in 3 patronen voor ECO Start, ECO Cruise en ECO
Stop. Ook wordt dat cijfer, elke keer dat de auto stilstaat, weerge-
geven. (Het cijfer voor elke keer wegrijden wordt gereset en niet
meegeteld)
Door de indicator in het ECO-gebied of het oplaadgebied te hou-
den is milieubewust rijden mogelijk.
In het oplaadgebied wordt de regeneratiestatus* aangegeven.
De geregenereerde energie wordt gebruikt om de tractiebatterij
te laden.
*: Met “regenereren” wordt in deze handleiding het omzetten van
bewegingsenergie van de auto in elektrische energie bedoeld.
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 121 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
122 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Overzicht brandstofverbruik
Druk op van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel
(Blz. 119) om het tabblad te selecteren en druk vervolgens op
of om de verschillende onderwerpen te bekijken.
Brandstofverbruik met intervallen van 1 minuut
Het gemiddelde brandstofver-
bruik gedurende de laatste 15
minuten, weergegeven met inter-
vallen van 1-minuut
Brandstofverbruik met intervallen van 5 minuten
Het gemiddelde brandstofver-
bruik gedurende de laatste 30
minuten, weergegeven met inter-
vallen van 5-minuten
Maandelijks brandstofverbruik
Gemiddeld brandstofverbruik
gedurende de afgelopen 6 maan-
den
De schaal van de verticale as kan
worden gewijzigd door op of
van de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken.
Druk op van de bedienings-
toetsen van het instrumenten-
paneel (Blz. 119) om terug te
keren.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 122 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
123
3. Instrumentenpaneel
3
Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Aandrijflijnmonitor
Gereden tijd
Geeft de hoeveelheid tijd
weer sinds het starten*1 van
het brandstofcelsysteem of
het resetten*2.
Gemiddelde rijsnelheid
Geeft de gemiddelde rijsnel-
heid weer sinds het starten*1
van het brandstofcelsysteem
of het resetten*2.
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik weer sinds het starten*1
van het brandstofsysteem of het resetten*2.
*1: Als de kilometerteller, de gereden afstand sinds starten of een leeg
scherm wordt weergegeven in de kilometerteller en de dagteller van
het hoofdscherm
*2: Als dagteller A of dagteller B wordt weergegeven in de kilometerteller
en de dagteller van het hoofdscherm
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 123 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
124 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
ECO-geschiedenis
Druk op van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel
(Blz. 119) om het tabblad te selecteren en druk vervolgens op
of om de verschillende onderwerpen te bekijken.
Geschiedenis per dag
Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel om door de
weergegeven dagen te scrollen.
Geschiedenis per maand
Druk op of van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om door de weergegeven
maanden te scrollen.
Druk op van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel
(Blz. 119) om terug te keren.
Vermogensmeter
Geeft het uitgangsvermogen en
het regeneratieniveau van het
brandstofcelsysteem weer.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 124 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
125
3. Instrumentenpaneel
3
Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Onderbreking van de weergave van de instellingen
In de volgende situaties wordt de weergave van de instellingen met de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpaneel onderbroken.
Wanneer er een waarschuwingsmelding op het multi-informatiedisplay ver-
schijnt.
Wanneer de auto begint te rijden
Wanneer de 12V-accu wordt losgenomen en weer wordt aangesloten
De volgende gegevens worden gereset als de 12V-accu wordt losgenomen
en weer wordt aangesloten.
Brandstofverbruik met intervallen van 1 minuut
Brandstofverbruik met intervallen van 5 minuten
Gereden tijd
Gemiddelde rijsnelheid
Gemiddeld brandstofverbruik
LCD-scherm
Blz. 117
OPMERKING
Tijdens het instellen van het display
Zorg ervoor dat het brandstofcelsysteem in werking is tijdens het instellen
van het display om te voorkomen dat de 12V-accu leeg raakt.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 125 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
126 3. Instrumentenpaneel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 126 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
127
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bediening van
elk onderdeel
4-1. Informatie over sleutels
Sleutels..............................128
4-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van
de portieren
Portieren ............................132
Achterklep..........................138
Smart entry-systeem
met startknop...................143
4-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen........................157
Ergonomisch geheugen.....159
Hoofdsteunen ....................164
4-4. Verstellen van het
stuurwiel en de spiegels
Stuurwiel ............................166
Binnenspiegel ....................168
Buitenspiegels ...................170
4-5. Openen en sluiten van
de ruiten
Elektrisch bedienbare
ruiten................................174
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 127 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
128 4-1. Informatie over sleutels
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels geleverd.
Elektronische sleutels
Bedienen van het Smart entry-
systeem met startknop
(Blz. 143)
Gebruik van de afstandsbedie-
ning (Blz. 128)
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
Vergrendelen van alle portieren
(Blz. 132)
Sluiten van de ruiten*
Ontgrendelen van alle portieren
(Blz. 132)
Openen van de ruiten*
Openen van de achterklep
(Blz. 138)
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. (Blz. 447)
De sleutels
1
2
3
Afstandsbediening
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 128 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
129
4-1. Informatie over sleutels
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Druk op het ontgrendelknopje om
de mechanische sleutel uit de
elektronische sleutel te halen.
De mechanische sleutel kan maar
in één richting ingestoken worden,
aangezien slechts één zijde van de
sleutel van een groef is voorzien.
Als u de sleutel niet in de slotcilin-
der kunt steken, draait u de sleutel
om en probeert u het opnieuw.
Bewaar de mechanische sleutel na gebruik in de elektronische sleutel.
Zorg dat u de mechanische sleutel en de elektronische sleutel bij u hebt.
Als de batterij van de elektronische sleutel leeg is of de instapfunctie niet
goed werkt, bent u op de mechanische sleutel aangewezen. (Blz. 420)
Wanneer u de sleutel van de auto moet achterlaten bij een parkeerwachter
Schakel het beveiligingssysteem van de bagageruimte (Blz. 139) in en ver-
grendel indien nodig het dashboardkastje (Blz. 299).
Verwijder de mechanische sleutel voor eigen gebruik en geef alleen de elektro-
nische sleutel aan de parkeerwachter.
Als u uw mechanische sleutels verliest
Een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kan een nieuwe originele
mechanische sleutel maken met behulp van de andere mechanische sleutel
en het sleutelnummer op uw plaatje met sleutelnummer. Bewaar het plaatje
met het sleutelnummer op een veilige plaats buiten de auto, bijvoorbeeld in
uw portemonnee.
Aan boord van een vliegtuig
Zorg ervoor dat u aan boord van een vliegtuig niet op de toetsen van de elektro-
nische sleutel drukt. Zorg ervoor dat de toetsen niet per ongeluk ingedrukt kun-
nen worden als u de elektronische sleutel in bijvoorbeeld een tas hebt
opgeborgen. Bij het indrukken van de toetsen kan de elektronische sleutel
radiogolven uitzenden die de bediening van het vliegtuig kunnen beïnvloeden.
Gebruik van de mechanische sleutel
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 129 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
130 4-1. Informatie over sleutels
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Leegraken batterij elektronische sleutel
De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar.
Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto als
het brandstofcelsysteem wordt uitgeschakeld. (Blz. 397)
Omdat de elektronische sleutel altijd radiogolven ontvangt, raakt de batterij
ook ontladen wanneer de elektronische sleutel niet wordt gebruikt. De vol-
gende symptomen geven aan dat de batterij van de elektronische sleutel
mogelijk ontladen is. Vervang de batterij indien nodig. (Blz. 368)
Het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening werkt
niet.
Het detectiegebied wordt kleiner.
Het LED-controlelampje in de sleutel gaat niet branden.
Houd, om de levensduur van de batterij niet nodeloos te bekorten, de elektro-
nische sleutel op een afstand van minimaal 1 m van de volgende elektrische
apparaten met een magnetisch veld:
Televisietoestellen
Computers
Mobiele telefoons, draadloze telefoons en batterijladers
Oplaadapparatuur voor draadloze en mobiele telefoons
Tafellampen
Inductiekookplaten
Vervangen van de batterij
Blz. 368
Bevestiging van het aantal geregistreerde sleutels
Het aantal al geregistreerde sleutels kan worden bevestigd. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als een verkeerde sleutel wordt gebruikt
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 130 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
131
4-1. Informatie over sleutels
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de sleutel
Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet bloot aan sterke schokken en buig
ze niet.
Stel de sleutels niet langdurig bloot aan hoge temperaturen.
Voorkom dat de sleutels nat worden en reinig ze niet in een ultrasoon rei-
nigingsbad of iets dergelijks.
Bevestig geen metaalhoudende of magnetische voorwerpen aan de sleu-
tels en houd de sleutels uit de buurt van dergelijke voorwerpen.
Haal de sleutels niet uit elkaar.
Plak geen stickers o.i.d. op het oppervlak van de elektronische sleutel.
Houd de sleutels uit de buurt van apparaten die magnetische velden
opwekken (bijvoorbeeld televisietoestellen, audiosystemen, inductiekook-
platen en medische apparatuur, zoals laagfrequente therapeutische uitrus-
ting).
De elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten minste 10 cm uit de buurt van inge-
schakelde elektrische apparaten. Radiogolven die worden uitgezonden
door elektrische apparaten die zich minder dan 10 cm van de elektronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de correcte werking van de sleutel hin-
deren.
In geval van storingen in het Smart entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
Breng uw auto, inclusief alle elektronische sleutels die bij uw auto zijn gele-
verd, naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer u een elektronische sleutel verliest
Als de elektronische sleutel zoek blijft, wordt het risico aanzienlijk groter dat
de auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk met alle overgebleven elektroni-
sche sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 131 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
132 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Portieren
Smart entry-systeem met startknop
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te
kunnen schakelen.
Pak de portiergreep vast om
de portieren te ontgrendelen.
*
Zorg ervoor dat u de sensor aan
de achterzijde van de portier-
greep aanraakt.
De portieren en de achterklep
kunnen gedurende 3 seconden
na het vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
*: De instellingen voor het ontgrendelen van de portieren kunnen worden
gewijzigd. (Blz. 136)
Raak de vergrendelsensor (de uitholling in het oppervlak van de
portiergreep) aan om de portieren te vergrendelen.
Controleer of het portier goed gesloten is.
Afstandsbediening
Vergrendelen van alle portie-
ren
Controleer of het portier goed
gesloten is.
Houd deze toets ingedrukt om
de ruiten te sluiten.*
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten te openen.*
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aange-
past door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van
de instapfunctie, de afstandsbediening of de schakelaar van de
centrale vergrendeling.
Van buitenaf ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
1
2
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 132 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
133
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bedieningssignalen
Portieren:
De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portieren zijn ver-
grendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Ruiten:
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de ruiten bediend worden.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na het ontgrendelen van de auto
een portier wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto
weer automatisch wordt vergrendeld.
Wanneer het portier niet kan worden vergrendeld met de vergrendelsen-
sor op het oppervlak van de portiergreep
Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te vergrendelen wanneer een portier niet
geheel gesloten is, klinkt er gedurende 5 seconden een zoemer. Sluit het por-
tier volledig om de zoemer uit te schakelen en vergrendel de portieren
opnieuw.
Instellen van de wekker
Wanneer de portieren worden vergrendeld, wordt het alarmsysteem inge-
schakeld. (Blz. 83)
Wanneer het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbedie-
ning niet goed werkt
Gebruik de mechanische sleutel om de portieren te vergrendelen en ontgren-
delen. (Blz. 420)
Vervang de sleutelbatterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen raakt.
(Blz. 368)
Wanneer het portier niet kan worden ver-
grendeld, zelfs als u de vergrendelsensor
op het oppervlak van de portiergreep met
uw vinger aanraakt, raak dan de vergren-
delsensor aan met uw handpalm.
Wanneer u handschoenen draagt, trek
deze dan uit.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 133 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
134 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Schakelaars centrale vergrendeling
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Vergrendelknoppen binnenzijde portier
Vergrendelen van het portier
Ontgrendelen van het portier
De voorportieren kunnen wor-
den geopend door aan de por-
tiergrepen aan de binnenzijde te
trekken, ook al staan de ver-
grendelknoppen in de stand ver-
grendeld.
Zet de vergrendelknop aan de binnenzijde in de vergrendelde
stand.
Sluit het portier met de portiergreep uitgetrokken.
Het portier kan niet worden vergrendeld als het contact in de stand ACC of
AAN staat of als de elektronische sleutel zich nog in de auto bevindt.
Als de sleutel niet juist gesignaleerd wordt, wordt het portier mogelijk
vergrendeld.
Van binnenuit ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
1
2
1
2
Vergrendelen van de portieren van buitenaf zonder gebruik te
maken van een sleutel
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 134 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
135
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Het portier kan niet vanaf de bin-
nenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot is
geactiveerd.
Ontgrendelen
Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat
kinderen per ongeluk de achter-
portieren openen. Druk de scha-
kelaars op beide achterportieren
naar beneden om de kinderslo-
ten te activeren.
De volgende functies kunnen worden in- of uitgeschakeld:
Raadpleeg Blz. 445 voor instructies voor het aanpassen aan de persoon-
lijke voorkeur.
Kinderslot achterportier
1
2
Automatische vergrendel- en ontgrendelsystemen van de portie-
ren
Functie Werking
Functie koppeling van
portiervergrendeling aan rij-
snelheid
Alle portieren worden vergrendeld als de rij-
snelheid ongeveer 20 km/h of hoger is.
Functie koppeling van
portiervergrendeling aan
stand selectiehendel
Alle portieren worden automatisch vergren-
deld wanneer de selectiehendel in een
andere stand dan P wordt gezet.
Functie koppeling van
portierontgrendeling aan
stand selectiehendel
Alle portieren worden automatisch ontgren-
deld wanneer de selectiehendel in stand P
wordt gezet.
Functie koppeling portier-
ontgrendeling aan
bestuurdersportier
Alle portieren worden automatisch ontgren-
deld wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 135 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
136 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Instellen van de ontgrendelfunctie
Het is mogelijk om in te stellen welke portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
Zet het contact UIT.
Houd de toets of ingedrukt en houd tegelijkertijd de toets
gedurende ongeveer 5 seconden ingedrukt als het controlelampje in de
sleutel uit is.
De instelling verandert telkens wanneer een handeling wordt uitgevoerd,
zoals hieronder is aangegeven. (Als u de instelling opnieuw wilt wijzigen, laat
u de toetsen los, wacht u ten minste 5 seconden en herhaalt u vervolgens
stap .)
Om te voorkomen dat het alarm onbedoeld wordt geactiveerd, moet u de por-
tieren ontgrendelen met de afstandsbediening en een portier eenmaal ope-
nen en sluiten als de instellingen zijn gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden
nadat op is gedrukt geen portier wordt geopend, worden de portieren
weer vergrendeld en wordt het alarm automatisch ingeschakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit wordt geactiveerd. (Blz. 83)
Systeem voor crashportierontgrendeling
Als de auto aan een sterke schok wordt blootgesteld, worden alle portieren
ontgrendeld. Of het systeem in werking treedt, is afhankelijk van de kracht
van de schok.
Gebruik van de mechanische sleutel
De portieren kunnen ook worden vergrendeld en ontgrendeld met de mecha-
nische sleutel. (Blz. 420)
1
2
2
Multi-informatie-
display Ontgrendelfunctie Piepsignaal
(auto's met linkse
besturing)
(auto's met
rechtse besturing)
Als u de portiergreep aan
bestuurderszijde vasthoudt,
wordt alleen het bestuur-
dersportier ontgrendeld.
Exterieur: 3 keer een
piepsignaal
Interieur: Eén belsignaal
Als u de portiergreep van
een voorpassagiersportier
vasthoudt, worden alle por-
tieren ontgrendeld.
Als u een voorportiergreep
vasthoudt, worden alle por-
tieren ontgrendeld.
Exterieur: Twee piep-
signalen
Interieur: Eén belsignaal
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 136 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
137
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Waarschuwingszoemer open portier/achterklep
Als de rijsnelheid 5 km/h wordt, gaat het centrale waarschuwingslampje knip-
peren en klinkt er een zoemer om aan te geven dat een portier of de achter-
klep niet goed is gesloten.
Het geopende portier of de openstaande achterklep wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Omstandigheden die de werking van het Smart entry-systeem met start-
knop en de afstandsbediening beïnvloeden
Blz. 146
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de ontgrendelfunctie met behulp van een
sleutel) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 445)
WAARSCHUWING
Voorkomen van ongevallen
Neem bij het rijden met de auto de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
er per ongeluk een portier wordt geopend en dat er iemand uit de auto valt,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Controleer of alle portieren volledig gesloten zijn.
Trek tijdens het rijden niet aan de binnenportiergreep.
Wees vooral voorzichtig bij de voorportieren. Deze portieren kunnen zelfs
worden geopend als de vergrendelknoppen in de stand vergrendeld staan.
Activeer de kindersloten op de achterportieren als er kinderen achter in de
auto vervoerd worden.
Als een portier wordt geopend of gesloten
Controleer de omgeving van de auto; let er bijvoorbeeld op of de auto op
een helling staat, of er voldoende ruimte is om het portier te openen en of
het hard waait.
Houd bij het openen of sluiten van het portier de portiergreep goed vast,
zodat u bent voorbereid op eventuele onverwachte bewegingen.
Bij het gebruik van de afstandsbediening en het bedienen van de elek-
trisch bedienbare ruiten
Bedien de elektrisch bedienbare ruit nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een lichaamsdeel bekneld kan raken tussen
de ruit. Laat tevens de afstandsbediening niet bedienen door kinderen. Het
kan gebeuren dat een lichaamsdeel van een kind of een andere passagier
klem komt te zitten tussen de elektrisch bedienbare ruit.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 137 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
138 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Achterklep
Druk op de ontgrendelschakelaar
van de achterklep.
Smart entry-systeem met startknop
Druk de schakelaar op de
achterklep in terwijl u de elek-
tronische sleutel bij u hebt.
Wanneer alle portieren zijn ont-
grendeld via de centrale ver-
grendeling, kan de achterklep
worden geopend zonder dat u
de elektronische sleutel bij u
hebt.
Afstandsbediening
Houd de schakelaar ingedrukt.
De achterklep kan worden ontgrendeld met het openingssysteem
van de achterklep, de instapfunctie of de afstandsbediening.
De bagageruimte van binnenuit openen
De achterklep van buitenaf openen
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 138 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
139
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Trek de achterklep aan de greep in
de klep naar beneden zonder
kracht te gebruiken en duw de ach-
terklep vervolgens van buitenaf
naar beneden om deze te sluiten.
Om de bagage in de bagageruimte tegen diefstal te beschermen kan
het beveiligingssysteem van de bagageruimte worden ingeschakeld.
Schakel de hoofdschakelaar in
het dashboardkastje uit om de
ontgrendelschakelaar van de ach-
terklep uit te schakelen.
Aan
Uit
Wanneer de hoofdschakelaar uit is,
kan de achterklep niet worden
geopend, zelfs niet met de
afstandsbediening of de instap-
functie.
Bij het sluiten van de achterklep
Beveiligingssysteem bagageruimte
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 139 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
140 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat branden als de achterklep wordt geopend.
Functie die voorkomt dat de achterklep wordt vergrendeld terwijl de
elektronische sleutel zich in de bagageruimte bevindt
Er klinkt een geluidssignaal als de achterklep wordt gesloten terwijl alle por-
tieren zijn vergrendeld en de elektronische sleutel zich in de bagageruimte
bevindt.
In dat geval kan de achterklep worden geopend door op de schakelaar van
de achterklep te drukken.
Als de elektronische reservesleutel zich in de bagageruimte bevindt en alle
portieren zijn vergrendeld, kan de beveiligingsfunctie tegen het insluiten van
de sleutel worden geactiveerd, zodat de achterklep kan worden geopend.
Neem alle elektronische sleutels mee als u de auto achterlaat om diefstal te
voorkomen.
Als de elektronische sleutel zich in de bagageruimte bevindt en alle portie-
ren zijn vergrendeld, wordt de sleutel mogelijk niet gesignaleerd afhankelijk
van de locatie van de sleutel en de aanwezige radiogolven. In dit geval kan
de beveiliging sleutel insluiten niet worden geactiveerd, zodat de portieren
zullen worden vergrendeld als de achterklep wordt gesloten. Zorg ervoor dat
de sleutel zich niet in de auto bevindt als u de achterklep sluit.
De beveiliging sleutel insluiten kan niet worden geactiveerd als een van de
portieren ontgrendeld is. Open de achterklep in dit geval met de ontgrendel-
schakelaar van de achterklep.
Gebruik van de mechanische sleutel
De achterklep kan ook worden geopend met de mechanische sleutel.
(Blz. 420)
Wanneer het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbedie-
ning niet goed werkt
Gebruik de mechanische sleutel om de achterklep te ontgrendelen.
(Blz. 420)
Vervang de sleutelbatterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen raakt.
(Blz. 368)
Wanneer u een sleutel achterlaat bij een parkeerwachter
Blz. 129
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De ontgrendelfunctie voor de achterklep kan worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 446)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 140 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
141
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Voordat u gaat rijden
Zorg ervoor dat de achterklep volledig gesloten is. Als de achterklep niet
volledig is gesloten, kan deze tijdens het rijden onverwacht opengaan,
nabij gelegen objecten raken en kunnen er voorwerpen of bagage uit de
bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Laat kinderen niet in de bagageruimte spelen.
Als een kind per ongeluk in de bagageruimte opgesloten wordt, kan het
ernstig letsel oplopen als gevolg van blootstelling aan hoge temperaturen
of stikken.
Laat nooit kinderen de achterklep openen of sluiten.
Anders wordt de achterklep mogelijk onbedoeld geopend en kan een
hand, het hoofd of de nek van een kind bekneld raken bij het sluiten van
de achterklep.
Belangrijke punten tijdens het rijden
Sta nooit toe dat personen in de bagageruimte meerijden. In het geval van
plotseling remmen of een aanrijding kunnen ze ernstig letsel oplopen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 141 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
142 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Gebruik van de bagageruimte
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
lichaamsdelen bekneld raken, met ernstig letsel tot gevolg.
Verwijder eventuele zware lasten, zoals sneeuw en ijs, van de achterklep
voordat u deze opent. Als u dat niet doet, kan de achterklep na het openen
plotseling weer dichtvallen.
Controleer de omgeving om er zeker van te zijn dat u de achterklep veilig
kunt openen en sluiten.
Als zich personen in de buurt bevinden, zorg er dan voor dat deze niet in
gevaar worden gebracht en laat ze weten dat de achterklep geopend of
gesloten gaat worden.
Wees extra voorzichtig wanneer u de achterklep opent of sluit wanneer er
veel wind staat, aangezien sterke wind ervoor kan zorgen dat de achter-
klep plotseling beweegt.
Bevestig alleen originele Toyota-accessoires aan de achterklep. Door het
extra gewicht op de achterklep kan de achterklep, nadat deze is geopend,
plotseling weer dichtvallen.
Wanneer de achterklep niet volledig
wordt geopend, kan deze plotseling
dichtvallen. Wanneer de auto op een
helling staat is het moeilijker om de ach-
terklep te openen of te sluiten dan wan-
neer de auto vlak staat. Let er dus op
dat de achterklep niet onverwachts van-
zelf open gaat of wordt gesloten. Zorg
ervoor dat de achterklep volledig
geopend is voordat u de bagageruimte
gebruikt.
Let bij het sluiten van de achterklep
extra goed op dat er geen vingers of
andere zaken bekneld raken.
Druk bij het sluiten van de achterklep
licht op de buitenzijde. Wanneer bij het
volledig sluiten van de achterklep
gebruik wordt gemaakt van de lus van
de achterklep, kunnen lichaamsdelen
bekneld raken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 142 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
143
4
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Smart entry-systeem met startknop
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren (Blz. 132)
Openen van de achterklep (Blz. 138)
Starten en uitschakelen van het brandstofcelsysteem (Blz. 188)
Plaats van antenne
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de
elektronische sleutel bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De
bestuurder moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.
Antennes aan de buitenzijde
Antennes in het interieur
Antenne in de bagageruimte
Antenne aan de buitenzijde van de
bagageruimte
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 143 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
144 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gedetecteerd)
Bij het starten van het brandstofcelsysteem of veranderen van de stan-
den van het contact
Het systeem werkt als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt.
Alarmsignalen en waarschuwingen
Een combinatie van een in en buiten de auto hoorbaar alarm en waarschu-
wingsmeldingen op het multi-informatiedisplay zorgen ervoor dat diefstal van
de auto en ongelukken door een onjuiste bediening worden voorkomen.
Neem de juiste maatregelen als reactie op de waarschuwingsmeldingen op
het multi-informatiedisplay. (Blz. 397)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures
beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
Bij het vergrendelen of ontgrendelen
van de portieren
Het systeem werkt als de elektroni-
sche sleutel zich binnen ongeveer
0,7 m van een buitenportiergreep
bevindt. (Alleen de portieren die de
sleutel signaleren, kunnen worden
geopend of gesloten.)
Bij het openen van de achterklep
Het systeem werkt als de elektroni-
sche sleutel zich binnen ongeveer
0,7 m van de knop voor het ontgren-
delen van de achterklep bevindt.
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het buiten de auto
hoorbare alarm klinkt
één keer gedurende 5
seconden
De achterklep werd
gesloten terwijl de elek-
tronische sleutel zich
nog in de bagageruimte
bevond en alle portie-
ren waren vergrendeld.
Neem de elektronische
sleutel uit de bagage-
ruimte en sluit de
achterklep.
Er is geprobeerd de
auto te vergrendelen
terwijl er nog een por-
tier geopend was.
Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto
klinkt continu
Het contact werd in
stand ACC gezet terwijl
het bestuurdersportier
was geopend (of het
bestuurdersportier werd
geopend terwijl het con-
tact in stand ACC stond).
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurders-
portier.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 144 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
145
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als op het multi-informatiedisplay “Smart Entry & Start System Malfunction
See Owner’s Manual” (Storing in Smart entry-systeem met startknop; raad-
pleeg handleiding) wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto direct con-
troleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de 12V-accu van de auto leeg raken
wanneer de auto gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden.
De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op
een afstand van ongeveer 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer
niet gebruikt.
Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer
niet gebruikt is, kunnen de portieren alleen via het bestuurdersportier wor-
den ontgrendeld. Pak in dat geval de greep van het bestuurdersportier vast
of gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
Energiebesparende functie voor de batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebesparende functie is ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
Druk twee keer in terwijl u
ingedrukt houdt. Ga na of het controle-
lampje van de elektronische sleutel 4 keer
knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop
kan niet worden gebruikt als de energie-
besparende functie voor de batterij is
ingeschakeld. Druk op een van de toetsen
van de elektronische sleutel om de functie
te annuleren.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 145 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
146 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiogol-
ven. In de volgende situaties kunnen storingen optreden in de communicatie
tussen de elektronische sleutel en de auto, waardoor het Smart entry-sys-
teem met startknop, de afstandsbediening en de startblokkering mogelijk niet
goed werken: (Oplossingen: Blz. 420)
Wanneer de batterij van de elektronische sleutel leeg is
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radio-
golven of elektromagnetische velden aanwezig zijn
Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen voor-
werpen wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
Kaarten met aluminiumfolie
Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
Metalen portemonnees of tassen
Muntgeld
Metalen handwarmers
Media zoals CD's en DVD's
Als er andere sleutels met afstandsbediening (die radiogolven uitzenden) in
de buurt gebruikt worden
Als u de elektronische sleutel bij u draagt samen met de volgende appara-
ten die radiogolven uitzenden
Een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of andere
draadloze communicatiemiddelen
De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een andere auto
die radiogolven uitzendt
Computers of pda's
Digitale audioapparatuur
Draagbare spelcomputers
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit worden
bevestigd
Wanneer de elektronische sleutel in de buurt van een batterijlader of elek-
tronische apparaten wordt gehouden
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 146 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
147
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Aanwijzing voor de instapfunctie
Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist:
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of buitenportier-
greep, te dicht bij de grond of te hoog als de portieren worden vergren-
deld of ontgrendeld.
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de grond of te hoog of te
dicht bij het midden van de achterbumper bij het ontgrendelen van de
achterklep.
De elektronische sleutel ligt op het dashboard, de hoedenplank of de vloer
achter of in een portiervak of het dashboardkastje als het brandstofcelsys-
teem wordt gestart of de standen van het contact worden gewijzigd.
Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt van
de portiervakken liggen wanneer u de auto verlaat. Afhankelijk van de ont-
vangst van de radiogolven wordt door de antenne mogelijk waargenomen
dat de sleutel zich buiten de auto bevindt en kunnen de portieren worden
vergrendeld vanaf de buitenzijde, waardoor de elektronische sleutel moge-
lijk in de auto wordt opgesloten.
Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt, kun-
nen de portieren door een willekeurige persoon worden vergrendeld en ont-
grendeld. De auto kan echter alleen worden ontgrendeld via de portieren die
de elektronische sleutel signaleren.
Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt, kan het brand-
stofcelsysteem mogelijk worden gestart als de elektronische sleutel zich in
de buurt van de ruit bevindt.
Als de sleutel zich binnen het ontvangstgebied bevindt en er een grote hoe-
veelheid water op de portiergreep terechtkomt (bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto), kunnen de portieren worden ontgrendeld
of vergrendeld. (Als de portieren niet worden geopend en gesloten, worden
deze na ongeveer 30 seconden automatisch weer vergrendeld.)
Als de afstandsbediening wordt gebruikt om de portieren te vergrendelen ter-
wijl de elektronische sleutel zich in de nabijheid van de auto bevindt, bestaat
de mogelijkheid dat de portieren niet ontgrendeld worden door de instapfunc-
tie. (Gebruik de afstandsbediening om de portieren te ontgrendelen.)
Wanneer u de vergrendel- of ontgrendelsensor aanraakt terwijl u handschoe-
nen draagt, worden de portieren mogelijk niet vergrendeld of ontgrendeld.
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
bereik bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld en ontgrendeld.
Volg in dat geval de correctieprocedure hieronder bij het wassen van de auto:
Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Schakel de energiebesparende functie voor de batterij in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schakelen. (Blz. 145)
Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-informatiedisplay en klinkt er een zoemer buiten
de auto. Vergrendel alle portieren om het alarm uit te schakelen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 147 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
148 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De vergrendelsensor werkt mogelijk niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
Bij een plotselinge nadering van het detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of de portieren worden ontgrendeld voor-
dat u opnieuw aan de portiergreep trekt.
Als er zich een andere elektronische sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het ontgrendelen van de portieren nadat een
portiergreep is vastgepakt, mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische sleutel niet
binnen een afstand van 2 meter van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop kan vooraf worden uitgeschakeld.
(Blz. 446)
Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het sys-
teem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronische sleutel
wordt bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet correct door het systeem
gesignaleerd, waardoor het systeem wellicht niet juist functioneert. (Het
alarm kan per ongeluk afgaan of de functie die voorkomt dat de portieren
per ongeluk worden vergrendeld, werkt wellicht niet.)
Laat de elektronische sleutel niet in de bagageruimte achter.
De beveiligingsfunctie tegen het insluiten van de sleutel functioneert mogelijk
niet als de sleutel zich op een bepaalde locatie bevindt (vlak bij de bandenre-
paratieset of in de binnenrand van de bagageruimte) of door de omstandighe-
den waarin de sleutel zich bevindt (in een tas van metaal(folie) of dicht bij een
metalen voorwerp) of in de buurt van storende radiogolven. (
Blz. 140)
Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en het openen van de ach-
terklep: gebruik de mechanische sleutel. (Blz. 420)
Starten van het brandstofcelsysteem: Blz. 421
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (van bijvoorbeeld het Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 446)
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en openen van de achterklep:
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (
Blz. 132, 138, 420)
Starten van het brandstofcelsysteem en wijzigen van de standen van het
contact: Blz. 421
Uitschakelen van het brandstofcelsysteem: Blz. 189
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 148 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
149
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verklaring voor het Smart entry-systeem met startknop
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 149 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
150 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 150 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
151
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 151 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
152 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 152 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
153
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 153 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
154 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende adres:
http://www.tokai-rika.co.jp/pc/
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 154 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
155
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 155 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
156 4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplan-
teerde hartdefibrillatoren moeten voldoende afstand bewaren tot de anten-
nes van het Smart entry-systeem met startknop. (Blz. 144)
De radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Indien nodig kan de instapfunctie worden uitgeschakeld. Neem voor meer
informatie over bijvoorbeeld de frequentie van de radiogolven en de
momenten waarop deze worden uitgezonden, contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige. Raadpleeg vervolgens uw arts om na
te gaan of de instapfunctie moet worden uitgeschakeld.
Gebruikers van elektrische medische apparatuur anders dan geïmplan-
teerde pacemakers, CRT-pacemakers en geïmplanteerde hartdefibrillato-
ren moeten contact opnemen met de fabrikant van deze producten om te
informeren of radiosignalen invloed uitoefenen op de werking van deze
apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van der-
gelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het uitschakelen van de instapfunctie.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 156 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
157
4
4-3. Verstellen van de stoelen
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voorstoelen
Power Easy Access-systeem
De bestuurdersstoel en het stuurwiel worden automatisch versteld in
overeenstemming met de stand van het contact en de toestand van
de veiligheidsgordel van de bestuurder. (Blz. 159)
Verstellen van de stoel
Zorg ervoor dat de hoofdsteun het dak niet raakt.
Procedure voor het verstellen
Stoelpositieverstelling
Rugleuningverstelling
Hoekverstelling zitting
(voorzijde)
Hoogteverstelling
Lendensteunverstelling
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 157 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
158 4-3. Verstellen van de stoelen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Wanneer de positie van de stoel wordt versteld
Let er bij het verstellen van de positie van de stoel op dat de stoel de ove-
rige inzittenden van de auto niet raakt, omdat deze hierdoor wellicht letsel
zouden kunnen oplopen.
Houd uw handen niet onder de stoel of in de buurt van bewegende onder-
delen om letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden bekneld kunnen raken in het stoelmecha-
nisme.
Zorg ervoor voor dat er voldoende ruimte overblijft voor de voeten, zodat
ze niet vast komen te zitten.
Stoelen verstellen
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel door-
schuift, is het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan
strikt noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover staat, kan bij een aanrijding het heupge-
deelte over uw heupen heen schuiven, waardoor er te veel kracht op uw
buik wordt uitgeoefend, of kan het schoudergedeelte van de gordel in con-
tact komen met uw nek, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden, aangezien de stoel dan
onverwachts kan bewegen. Hierdoor kan de bestuurder de controle over de
auto verliezen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 158 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
159
4
4-3. Verstellen van de stoelen
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Ergonomisch geheugen
De stoel en het stuurwiel worden automatisch versteld zodat de
bestuurder gemakkelijk in en uit de auto kan stappen.
Als de volgende handelingen zijn
uitgevoerd, worden de bestuur-
dersstoel en het stuurwiel auto-
matisch versteld zodat de
bestuurder gemakkelijk in of uit de
auto kan stappen.
Het contact is UIT gezet.
De veiligheidsgordel van de
bestuurders is losgemaakt.
Als een van de volgende handelingen is uitgevoerd, worden de
bestuurdersstoel en het stuurwiel automatisch teruggezet in de oor-
spronkelijke positie.
Het contact wordt in stand ACC of AAN gezet.
De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt vastgemaakt.
Bediening van het Power Easy Access-systeem
Als u uit de auto stapt, werkt het Power Easy Access-systeem mogelijk niet
als de stoel al bijna in de achterste positie staat, enz.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De mate waarin de stoel wordt versteld met het Power Easy Access-systeem
kan aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 447)
Deze functie zet de voorstoelen, het stuurwiel en de buiten-
spiegels automatisch in de gewenste stand om het in- en uit-
stappen te vergemakkelijken en om aan uw voorkeur te voldoen.
Power Easy Access-systeem
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 159 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
160 4-3. Verstellen van de stoelen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De rijpositie die uw voorkeur heeft (de positie van de bestuurders-
stoel, het stuur en de buitenspiegels), kan met een druk op de knop in
het geheugen worden opgeslagen en weer worden opgeroepen.
Er kunnen twee verschillende zitposities worden opgeslagen in het
geheugen.
Procedure voor opslaan
Zet het contact AAN.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Zet de bestuurdersstoel, het stuurwiel en de buitenspiegels in de
gewenste positie.
Druk, terwijl u de toets SET
ingedrukt houdt of binnen 3
seconden nadat de toets
SET is ingedrukt, op toets 1
of 2 tot de zoemer klinkt.
Als er onder de gekozen toets al
een instelling was opgeslagen,
zal deze worden overschreven.
Procedure voor oproepen
Zet het contact AAN.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Houd een van de toetsen van
de rijpositie die u wilt oproe-
pen ingedrukt totdat de zoe-
mer klinkt.
Ergonomisch geheugen
1
2
3
4
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 160 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
161
4-3. Verstellen van de stoelen
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Om het oproepen van de stoelpositie halverwege te onderbreken
Voer een van de volgende handelingen uit:
Druk op de toets SET.
Druk op toets 1 of 2.
Bedien een van de schakelaars van de stoelverstelling (schakelt alleen het
oproepen van de stoelpositie uit).
Bedien de schakelaar van de stuurverstelling (schakelt alleen het oproepen
van de stuurwielpositie uit).
Stoelposities die in het geheugen kunnen worden opgeslagen
(Blz. 157)
Andere ingestelde posities dan de ingestelde positie met de schakelaar van
de lendensteunverstelling kunnen in het geheugen worden opgeslagen.
Bedienen van het ergonomische geheugen nadat het contact UIT is
gezet
De opgeslagen posities kunnen gedurende 180 seconden na het openen van
het bestuurdersportier nog worden geactiveerd en nog eens 60 seconden na
het sluiten van het portier.
Het ergonomisch geheugen op de juiste wijze gebruiken
Als de stoel al in de verst mogelijke stand staat en de stoel wordt in dezelfde
richting bewogen, dan wijkt de opgeslagen positie mogelijk iets af wanneer
deze wordt opgeroepen.
In elke elektronische sleutel kan de door u gewenste rijpositie worden
opgeslagen, zodat die kan worden opgeroepen.
Procedure voor registreren
Sla uw zitpositie op onder toets 1 of 2 alvorens de volgende hande-
lingen uit te voeren:
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt registreren en sluit het
bestuurdersportier.
Als zich 2 of meer sleutels in de auto bevinden, kan de rijpositie niet
juist worden opgeslagen.
Zet het contact AAN.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Roep de rijpositie op die u wilt opslaan.
Geheugenoproepfunctie
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 161 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
162 4-3. Verstellen van de stoelen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Houd de toets voor het
oproepen van de rijpositie
ingedrukt en druk op de
schakelaar voor de centrale
vergrendeling in het portier
(vergrendelen of ontgrende-
len) totdat de zoemer klinkt.
Als de toets niet kan worden
geregistreerd, klinkt de zoemer
continu gedurende ongeveer
3 seconden.
Procedure voor oproepen
Gebruik de elektronische sleutel met de opgeslagen rijpositie en
ontgrendel en open het bestuurdersportier met het Smart entry-
systeem met startknop of de afstandsbediening.
De stoel (niet het stuurwiel) wordt in de opgeslagen rijpositie gezet. De
stoel beweegt echter naar een positie iets achter de opgeslagen positie,
zodat u gemakkelijk kunt instappen.
Als de rijpositie een positie is die al is opgeslagen, zullen de stoel en de
buitenspiegels niet bewegen.
Zet het contact in stand ACC of AAN of maak een veiligheidsgor-
del vast.
De stoel en het stuurwiel worden in de opgeslagen positie gezet.
Procedure voor annuleren
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt annuleren en sluit het
bestuurdersportier.
Als zich 2 of meer sleutels in de auto bevinden, kan de koppeling
aan de rijpositie niet goed worden geannuleerd.
Zet het contact AAN.
Houd de toets SET ingedrukt en druk op de schakelaar voor de
centrale vergrendeling (vergrendelen of ontgrendelen) totdat de
zoemer tweemaal klinkt.
Als niet kan worden geannuleerd, klinkt de zoemer gedurende ongeveer
3 seconden continu.
4
1
2
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 162 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
163
4-3. Verstellen van de stoelen
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Oproepen van de rijpositie met behulp van de geheugenoproepfunctie
In elke elektronische sleutel kunnen verschillende rijposities worden opge-
slagen. Daarom kan de rijpositie die wordt opgeroepen per sleutel anders
zijn.
Wanneer een ander portier dan het bestuurdersportier wordt ontgrendeld
via het Smart entry-systeem met startknop, wordt de rijpositie niet opgeroe-
pen. Druk in dat geval op de toets van de rijpositie die is ingesteld.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De ontgrendelingsinstellingen van de geheugenoproepfunctie kunnen aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 447)
WAARSCHUWING
Waarschuwing bij het verstellen van de stoel
Let er bij het instellen van de stoelpositie op dat de stoel de passagier ach-
terin niet raakt en dat uw lichaam niet klem komt te zitten tussen de stoel en
het stuurwiel.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 163 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
164 4-3. Verstellen van de stoelen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Hoofdsteunen
Afstellen in verticale richting
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en
houd daarbij de ontgrendelknop
ingedrukt.
Horizontale verstelling
U kunt de hoofdsteun in 4 stap-
pen verder naar voren zetten.
Als u de hoofdsteun vanuit de voor-
ste positie naar voren trekt, keert de
steun terug naar de achterste posi-
tie.
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en
houd daarbij de ontgrendelknop
ingedrukt.
Alle zitplaatsen zijn voorzien van een hoofdsteun.
Voorstoelen
Ontgrendelknop
1
2
Achterstoelen
Ontgrendelknop
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 164 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
165
4-3. Verstellen van de stoelen
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verwijderen van de hoofdsteunen
Plaatsen van de hoofdsteunen
Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen (voorstoelen)
Afstellen van de hoofdsteun achter
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd minimaal in op de op een na laagste
stand.
Trek de hoofdsteun omhoog en houd
daarbij de ontgrendelknop ingedrukt.
Wanneer de hoofdsteun het dak raakt
waardoor het verwijderen ervan wordt
bemoeilijkt, wijzig dan de stoelhoogte of
de -hoek. (Blz. 157)
Breng de hoofdsteun in lijn met de beves-
tigingsgaten en schuif hem omlaag tot hij
in de vergrendeling klikt.
Houd de ontgrendelknop ingedrukt wan-
neer u de hoofdsteun laat zakken.
Stel de hoofdsteunen zo in dat het midden
van de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk
bij de bovenzijde van uw oren bevindt.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de hoofdsteunen de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Plaats de hoofdsteunen altijd op de bijbehorende stoel.
Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
Druk de hoofdsteunen na het plaatsen naar beneden om te controleren of
ze goed vergrendeld zijn.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
Ontgrendelknop
Ontgrendelknop
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 165 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
166 4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Stuurwiel
Door de schakelaar te bedienen kan het stuur in de volgende richtin-
gen versteld worden:
Omhoog
Omlaag
Naar de bestuurder toe
Van de bestuurder af
Druk op of vlak bij het merkteken
om de claxon te laten klin-
ken.
Het stuurwiel kan worden versteld wanneer
Het contact in de stand ACC of AAN staat*.
*: Wanneer de bestuurdersgordel is vastgemaakt, kan het stuurwiel worden
versteld, ongeacht de stand van het contact.
Automatisch instellen stuurwielpositie
Met het ergonomisch geheugen kan een gewenste stuurwielpositie in het
geheugen worden opgeslagen en automatisch worden opgeroepen.
(Blz. 160)
Power Easy Access-systeem
Het stuurwiel en de bestuurdersstoel worden automatisch versteld in over-
eenstemming met de stand van het contact en de toestand van de veilig-
heidsgordel van de bestuurder. (Blz. 159)
Procedure voor het verstellen
1
2
3
4
Claxon
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 166 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
167
4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het rijden.
Anders kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroor-
zaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 167 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
168 4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan worden afgestemd op uw hou-
ding achter het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspie-
gel af door de spiegel omhoog of
omlaag te bewegen.
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt automatisch gereduceerd op
basis van de helderheid van de koplampen van achteropkomend ver-
keer.
De modus voor de automatische
antiverblindingsstand wijzigen
AAN/UIT
Wanneer de automatische antiver-
blindingsstand is ingeschakeld,
brandt het controlelampje.
De functie wordt ingeschakeld tel-
kens wanneer het contact AAN
wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te schakelen. (Het controlelampje gaat
ook uit.)
De positie van de binnenspiegel kan worden afgesteld zodat de
bestuurder voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de binnenspiegel
Antiverblindingsstand
Controlelampje
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 168 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
169
4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voorkom een onjuiste werking van de sensoren
Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
WAARSCHUWING
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroorza-
ken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 169 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
170 4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Buitenspiegels
Draai de schakelaar om een
buitenspiegel te selecteren.
Links
Rechts
Verstel de spiegel met de scha-
kelaar.
Omhoog
Rechts
Omlaag
Links
Inklappen spiegels
Terugklappen spiegels
Als de schakelaar van de elek-
trisch wegklapbare buitenspiegels
in de middenstand staat, wordt de
automatische stand ingeschakeld.
De automatische stand maakt het
mogelijk om het wegklappen of
terugklappen van de spiegels te
koppelen aan het vergrendelen/
ontgrendelen van de portieren.
Procedure voor het verstellen
1
1
2
2
1
2
3
4
Inklappen en terugklappen van de spiegels
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 170 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
171
4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wanneer de selectieschakelaar voor de spiegels in stand L of R staat,
kantelen de buitenspiegels tijdens het achteruitrijden automatisch
naar beneden om meer zicht op de grond te bieden.
Beweeg de selectieschakelaar voor de spiegels naar de neutraal-
stand (tussen L en R) om deze functie uit te schakelen.
Afstellen van de spiegelhoek tijdens het achteruitrijden
Stel de spiegelhoek naar wens af terwijl de selectiehendel in stand
R staat.
De instelde hoek wordt opgeslagen en de spiegel kantelt automa-
tisch naar de opgeslagen hoek wanneer de volgende keer de
selectiehendel in stand R wordt gezet.
De opgeslagen positie voor omlaag kantelen van de spiegel is gekop-
peld aan de normale positie (afgestelde hoek met de selectiehendel in
een andere stand dan R). Als daarom de normale stand wordt gewijzigd
na het afstellen, wijzigt ook de kantelstand.
Wanneer de normale stand wordt gewijzigd, stel dan tijdens het achter-
uitrijden de hoek opnieuw af.
De spiegelhoek kan worden versteld wanneer
Het contact in de stand ACC of AAN staat.
Spiegels voorzien van regenafstotende coating
De coating op de spiegel heeft een regenafstotend (hydrofiel) effect, waar-
door het zicht helderder is. Wanneer zich waterdruppels verzamelen op het
spiegeloppervlak, zorgt dit effect ervoor dat de druppels zich verspreiden en
een film vormen.
Het regenafstotende effect zal tijdelijk minder zijn wanneer er vuil op de spie-
gel aanwezig is of nadat uw auto gedurende langere tijd in bijvoorbeeld een
ondergrondse parkeergarage gestaan heeft waar geen direct zonlicht is.
Het effect zal echter na 1 of 2 dagen blootstelling aan zonlicht geleidelijk
terugkeren.
Wanneer u het regenafstotende effect direct wilt herstellen, voer dan de
herstelwerkzaamheden uit. (Blz. 319)
Als de spiegels beslagen zijn
De buitenspiegels kunnen worden ontwasemd met de spiegelverwarming.
Door de achterruitverwarming in te schakelen wordt de buitenspiegelverwar-
ming ingeschakeld. (Blz. 287)
Automatisch afstellen van de spiegel
U kunt de gewenste stand van de spiegel in het geheugen opslaan en auto-
matisch vanuit het ergonomisch geheugen oproepen. (Blz. 160)
Koppeling van spiegelstand aan achteruitrijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 171 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
172 4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Gebruik de automatische stand bij koud weer
Wanneer de automatische stand wordt gebruikt bij koud weer, kan de deur-
spiegel bevriezen en wordt de spiegel mogelijk niet automatisch in- en uitge-
klapt. Verwijder in dit geval sneeuw en ijs van de spiegel en bedien de spiegel
vervolgens met de handmatige modus of beweeg de spiegel met de hand.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 447)
WAARSCHUWING
Belangrijke punten tijdens het rijden
Neem tijdens het rijden de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de spiegels niet tijdens het rijden.
Rijd niet met de auto als de spiegels zijn ingeklapt.
Beide buitenspiegels dienen in de normale stand te staan en goed te zijn
ingesteld alvorens met de auto wordt gereden.
Wanneer een spiegel versteld wordt
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld raakt tussen de bewegende spiegel
en het spiegelhuis om letsel en storingen te voorkomen.
Als de spiegelverwarming is ingeschakeld
Raak het oppervlak van de spiegels niet aan, omdat dit heet kan worden en
brandwonden kan veroorzaken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 172 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
173
4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Omgaan met spiegels voorzien van regenafstotende coating
Het regenafstotende effect is beperkt. Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen om de regenafstotende werking van de spiegels te behouden.
Let er bij gebruik van een waterafstotend middel, olieverwijderaar, was of
andere onderhoudsproducten voor uw auto die siliconen bevatten op dat
dit niet op het spiegeloppervlak blijft zitten.
Veeg het spiegeloppervlak niet schoon met een doek waar zand, oliever-
wijderaar, schuurmiddelen of andere zaken aan zitten die krassen op het
spiegeloppervlak kunnen achterlaten.
Als de spiegels zijn bevroren, gebruik dan warm water om het ijs te verwij-
deren of schakel de buitenspiegelverwarming in.
Gebruik echter geen krabber om ijs van de spiegels te verwijderen.
Wanneer u uw auto wast met autoshampoo met waterafstotend effect,
spoel het spiegeloppervlak dan af met veel water en verwijder de water-
druppels met een schone en zachte doek.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 173 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
174 4-5. Openen en sluiten van de ruiten
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Elektrisch bedienbare ruiten
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de schakelaars.
Door de schakelaar te bedienen bewegen de ruiten als volgt:
Sluiten
One-touch sluiten*
Openen
One-touch openen*
*: De ruit stopt in een tussenstand
door de schakelaar in de andere
richting te bewegen.
Druk de schakelaar in om de
schakelaars voor de ruiten van de
passagiers te blokkeren.
Gebruik deze schakelaar om te
voorkomen dat kinderen per onge-
luk een passagiersruit openen of
sluiten.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen bediend worden als
Het contact AAN staat.
Bedienen van de elektrisch bedienbare ruiten nadat het brandstofcelsys-
teem is uitgeschakeld
Zelfs nadat het contact in stand ACC of UIT is gezet, kunnen de elektrisch
bedienbare ruiten nog gedurende ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze
kunnen echter niet meer worden bediend zodra een van de voorportieren is
geopend.
Klembeveiliging omhoog
Als tijdens het sluiten een object bekneld raakt tussen de ruit en het ruitframe,
stopt de beweging van de ruit en wordt de ruit weer iets geopend.
Klembeveiliging omlaag
Wanneer de ruit wordt geopend en een vreemd voorwerp klem dreigt te
komen, wordt de beweging gestopt.
Openen en sluiten
1
2
3
4
Blokkeerschakelaar ruitbediening
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 174 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
175
4-5. Openen en sluiten van de ruiten
4
Bediening van elk onderdeel
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wanneer de ruit niet kan worden geopend of gesloten
Wanneer de klembeveiliging omhoog of omlaag niet goed werkt of de portier-
ruit niet volledig kan worden geopend of gesloten, voer dan de onderstaande
handelingen uit met de schakelaar van de ruitbediening van dat portier.
Breng de auto tot stilstand, zorg ervoor dat het contact AAN staat en bedien
de schakelaar van de ruitbediening continu in de one-touch sluitpositie bin-
nen 4 seconden nadat de klembeveiliging omhoog of omlaag werd geacti-
veerd. Door de schakelaar van de ruitbediening continu te bedienen in de
one-touch openpositie, kan de portierruit worden geopend en gesloten.
Als de portierruit ook na het uitvoeren van bovenstaande handelingen niet
kan worden geopend of gesloten, voer dan de onderstaande procedure uit
voor initialisatie van de functie.
Zet het contact AAN.
Houd de schakelaar voor de ruitbediening in de one-touch sluitpositie en
sluit de portierruit volledig.
Laat de schakelaar voor de ruitbediening even los en houd vervolgens de
schakelaar gedurende ongeveer 4 seconden in de one-touch sluitpositie.
Houd de schakelaar voor de ruitbediening in de one-touch openpositie en
houd de schakelaar, nadat de portierruit volledig is geopend, nog eens
ten minste 1 seconde in die positie.
Houd de schakelaar voor de ruitbediening in de one-touch sluitpositie en
houd de schakelaar, nadat de portierruit volledig is gesloten, nog eens
ten minste 1 seconde in die positie.
Herhaal de procedure vanaf het begin als u de schakelaar hebt losgelaten
terwijl de ruit nog in beweging was.
Als de ruit in de tegengestelde richting beweegt en niet volledig kan worden
gesloten of geopend, laat dan de auto nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Aan portierslot gekoppelde werking ruiten
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten met
behulp van de mechanische sleutel.* (Blz. 421)
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten met
behulp van de afstandsbediening.* (Blz. 132)
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingszoemer bij geopende elektrisch bedienbare ruiten
De zoemer klinkt en er verschijnt een melding op het multi-informatiedisplay
op het dashboard wanneer het contact UIT staat en u het bestuurdersportier
opent terwijl de elektrisch bedienbare ruiten geopend zijn.
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 175 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
176 4-5. Openen en sluiten van de ruiten
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de aan de portierslot gekoppelde werking) kunnen wor-
den gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 447)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Sluiten van de ruiten
De bestuurder is verantwoordelijk voor de bediening van de elektrisch
bedienbare ruiten, ook voor die van de passagiers. Laat, om onbedoelde
bediening, met name door kinderen, te voorkomen, de elektrisch bedien-
bare ruiten niet door kinderen bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruit. Wanneer er een kind in de auto zit,
verdient het aanbeveling om de blokkeerschakelaar voor de ruitbediening
te gebruiken. (Blz. 174)
Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt
dat bekneld zou kunnen raken als de ruiten bediend worden.
Wanneer de elektrisch bedienbare ruiten worden bediend met de
afstandsbediening of mechanische sleutel, bedien dan de elektrisch
bedienbare ruit nadat u hebt gecontroleerd of er geen risico is dat een
passagier met een lichaamsdeel bekneld kan raken tussen de ruit. Laat
kinderen de ruit niet bedienen via de afstandsbediening of mechanische
sleutel. Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten tussen de elektrisch bedienbare ruit.
Wanneer u uit de auto stapt, zet dan het contact UIT en neem de sleutel
en het kind met u mee. Anders kan het kind de auto mogelijk onbedoeld,
uit kattenkwaad, enz. bedienen, wat tot een ongeval kan leiden.
Klembeveiliging omhoog
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
De klembeveiliging werkt mogelijk niet als de ruit bijna gesloten is.
Klembeveiliging omlaag
Sta nooit toe dat passagiers met hun handen, armen, kleding, enz. probe-
ren de klembeveiliging omlaag te activeren.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging omlaag niet werkt als een vreemd
voorwerp klem komt te zitten net voordat de ruit volledig is geopend. Zorg
ervoor dat uw hand, arm, kleding, enz. niet bekneld raakt tussen de ruit.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 176 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
177
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
5-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto ............178
Lading en bagage..............186
Rijden met een
aanhangwagen................187
5-2. Rijprocedures
Startknop ...........................188
Transmissie .......................195
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................201
Parkeerrem........................202
5-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar..................203
Automatic High
Beam-systeem.................206
Schakelaar
mistachterlichten..............211
Ruitenwissers en
-sproeiers.........................212
5-4. Tanken
Openen van de
tankdopklep .....................215
5-5. Gebruik van de
ondersteunende
systemen
Dynamic Radar
Cruise Control..................220
LDA
(Lane Departure Alert).....236
Toyota Parking
Assist-sensor ...................244
Ondersteunende
systemen .........................253
PCS (Pre-Crash
Safety-systeem)...............259
BSM
(Blind Spot Monitor).........268
5-6. Rijtips
Rijden in de winter .............279
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 177 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
178 5-1. Voordat u gaat rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Rijden met de auto
Blz. 188
Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D.
(Blz. 195)
Controleer of de positie-indicator D aangeeft.
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 202)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam het gas-
pedaal in om de auto in beweging te brengen.
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Als de auto gedurende langere tijd stilstaat, zet dan de selectiehendel in
stand P. (Blz. 196)
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 202)
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 196)
Controleer of de positie-indicator P aangeeft.
Druk op de startknop om het brandstofcelsysteem uit te schakelen.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de sleutel
bij u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D.
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
Deactiveer de parkeerrem.
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures:
Starten van het brandstofcelsysteem
Rijden
Tot stilstand brengen van de auto
Parkeren van de auto
Wegrijden op een helling
1
2
3
1
2
1
2
3
4
5
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 178 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
179
5-1. Voordat u gaat rijden
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control is beschikbaar. (Blz. 253)
Rijden met een gunstig brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat brandstofcelauto's vergelijkbaar zijn met conventi-
onele auto's en dat het belangrijk is dat u niet plotseling accelereert, enz.
(Blz. 105)
Rijden in de regen
Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Beperken van het vermogen van het brandstofcelsysteem (Brake Over-
ride-systeem)
Wanneer het gaspedaal en rempedaal gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het brandstofcelsysteem mogelijk beperkt.
Er wordt een waarschuwingsmelding weergegeven op het multi-informatie-
display terwijl het systeem in werking is. Lees de op het multi-informatiedis-
play weergegeven waarschuwingsmelding en volg de aanwijzingen op.
Beperken plotseling starten (wegrijregeling)
Wanneer de onderstaande ongewone bediening plaatsvindt, wordt het ver-
mogen van het brandstofcelsysteem mogelijk beperkt.
Wanneer de selectiehendel van stand R in D, van D in R, van N in R, van
P in D of van P in R wordt gezet terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt,
verschijnt er een waarschuwingsmelding op het multi-informatiedisplay.
Lees de op het multi-informatiedisplay weergegeven waarschuwingsmel-
ding en volg de aanwijzingen op.
Wanneer ook het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl de auto in zijn achter-
uit staat.
Wanneer de wegrijregeling wordt geactiveerd, heeft uw auto mogelijk
moeite met het wegrijden in modder of op verse sneeuw. Deactiveer in
zo'n geval de TRC (Blz. 255) om de wegrijregeling uit te schakelen,
zodat de auto makkelijker wegrijdt in modder of op verse sneeuw.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 179 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
180 5-1. Voordat u gaat rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
De eerste 2.000 km:
Rijd niet met extreem hoge snelheden.
Vermijd plotseling sterk accelereren.
Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
Remsysteem met in remschijf geïntegreerde parkeerremtrommel
Uw auto is uitgerust met een remsysteem met in de remschijf geïntegreerde
parkeerremtrommel. Deze trommelremmen moeten regelmatig worden bijge-
steld. Bij het vervangen van onderdelen van de parkeerrem, dienen ze te
worden afgesteld. Laat de trommelremmen van uw auto bijstellen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(Blz. 440)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bij het wegrijden met de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als de auto stilstaat en het controle-
lampje READY brandt. Dit voorkomt kruipen van de auto.
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het gaspedaal intrapt, zal
de auto onverwacht accelereren, wat een ongeval tot gevolg kan hebben.
Bij het achteruitrijden draait u wellicht uw lichaam, waardoor het bedie-
nen van de pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de pedalen altijd goed
kunt bedienen.
Zorg dat u altijd in de juiste houding achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u rem- en gaspedaal goed bedienen.
Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het rempedaal
met uw linkervoet intrapt, kan in een noodgeval uw reactie vertraagd
worden, waardoor een ongeval kan ontstaan.
De bestuurder moet extra goed letten op voetgangers als het brandstof-
celsysteem is ingeschakeld. Aangezien er geen motorgeluiden zijn, kun-
nen voetgangers de beweging van de auto misschien onjuist inschatten.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 180 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
181
5-1. Voordat u gaat rijden
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Tijdens het rijden
Zet het brandstofcelsysteem tijdens normaal rijden niet uit. Door het uit-
schakelen van het brandstofcelsysteem tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de remmen. De stuurbekrachtiging werkt
echter niet meer. Hierdoor zal het sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
In geval van nood, bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op de normale
manier tot stilstand kan worden gebracht: Blz. 383
Verstel het stuurwiel, de stoel of de binnen- of buitenspiegel niet tijdens
het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen.
Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere lichaams-
delen binnen de auto houden.
Rijden op glad wegdek
Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de banden hun
grip verliezen, met controleverlies tot gevolg.
Door plotseling accelereren of regeneratief remmen door schakelen kan
de auto in een slip raken.
Trap, nadat u door een plas bent gereden, het rempedaal lichtjes in om
ervoor te zorgen dat de remmen goed werken. Door natte remblokken kan
de remwerking afnemen. Remmen die aan één kant van de auto nat zijn
en niet goed werken, kunnen de besturing bemoeilijken.
Wijzigen van de schakelstand
Laat de auto niet achteruit rollen als de vooruitversnelling is ingeschakeld
of vooruit rollen terwijl de selectiehendel in stand R staat.
Als u dit toch doet, kan een ongeval of schade aan de auto het gevolg zijn.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand P.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Schakel stand R niet in terwijl de auto vooruitrijdt.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het achteruitrijden niet in een vooruitversnel-
ling.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 181 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
182 5-1. Voordat u gaat rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Wijzigen van de schakelstand
Als stand N wordt ingeschakeld terwijl de auto rijdt, wordt het brandstofcel-
systeem uitgeschakeld. Regeneratief remmen is niet beschikbaar als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
Zet de selectiehendel niet in een andere stand wanneer het gaspedaal
ingetrapt is.
Als de selectiehendel in een andere stand dan P of N wordt gezet, kan de
auto onverwacht snel accelereren, waardoor een ongeval en ernstig letsel
kunnen ontstaan.
Zorg dat u, nadat u de selectiehendel in een andere stand hebt gezet, de
actuele schakelstand controleert met behulp van de schakelstandindica-
tor. (Blz. 195)
Als u een piepend of krassend geluid hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig vervangen
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De remschijven kunnen beschadigd raken als de remblokken niet op tijd
vervangen worden.
Het rijden met een auto waarvan de remblokken en/of de remschijven de
slijtagelimiet overschreden hebben, is gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als de selectiehendel in een andere stand dan P of N staat, kan de auto
onverwachts in beweging komen, waardoor er een ongeval kan ontstaan.
Voorkom het ontstaan van ongevallen door het wegrollen van de auto,
houd altijd het rempedaal ingetrapt zolang het controlelampje READY
brandt en activeer de parkeerrem indien nodig.
Voorkom voor- of achteruitrollen van de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan: trap altijd het rempedaal in en acti-
veer de parkeerrem indien nodig.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 182 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
183
5-1. Voordat u gaat rijden
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Als de auto geparkeerd is
Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken frisdrank in de auto
liggen als deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
Een aansteker of spuitbus kan gas gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
De temperatuur in de auto kan zo hoog oplopen dat kunststof brillengla-
zen en kunststof monturen kunnen vervormen of barsten.
Blikjes frisdrank kunnen openbarsten, waardoor de inhoud in het interi-
eur terechtkomt. Bovendien kan de vloeistof kortsluiting in de elektri-
sche componenten veroorzaken.
Laat geen aanstekers achter in de auto. Als een aansteker in het dashboard-
kastje of op de vloer ligt, kan deze per ongeluk gaan branden als er bagage
wordt geplaatst of een stoel wordt afgesteld en brand veroorzaken.
Plak geen parkeerschijven op de voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op het instrumentenpaneel of dashboard.
Deze parkeerschijven of reservoirs kunnen als een lens werken en brand
veroorzaken in de auto.
Laat geen portier of ruit open als het gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een zil-
verkleurige folie. Weerkaatst zonlicht kan van het glas een lens maken en
brand veroorzaken.
Activeer altijd de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P, schakel het
brandstofcelsysteem uit en sluit de auto af.
Laat de auto niet onbeheerd achter als het controlelampje READY brandt.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 183 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
184 5-1. Voordat u gaat rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Als u even gaat slapen in de auto
Schakel het brandstofcelsysteem altijd uit. Anders zou u per ongeluk de
selectiehendel kunnen verplaatsen of het gaspedaal in kunnen trappen,
waardoor de auto onbedoeld in beweging kan komen, hetgeen kan leiden
tot een ongeval dat resulteert in ernstig letsel.
Bij het remmen
Rijd voorzichtiger wanneer de remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat zijn en bovendien kan vocht
ertoe leiden dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de
andere kant. Ook de werking van de parkeerrem kan door vocht in nega-
tieve zin beïnvloed worden.
Rijd niet te dicht achter een andere auto als het elektronisch geregelde
remsysteem niet werkt en vermijd afdalingen en scherpe bochten die
afremmen noodzakelijk maken.
In dat geval kan de auto nog wel worden afgeremd maar er moet meer
kracht op het rempedaal worden uitgeoefend. De remweg zal ook langer
zijn. Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
Het remsysteem bestaat uit 2 of meer afzonderlijke hydraulische syste-
men: als een van de systemen uitvalt, werkt het andere systeem/werken
de andere systemen nog wel. In dat geval moet het rempedaal krachtiger
worden ingetrapt dan gewoonlijk en neemt ook de remweg toe. Laat uw
remmen onmiddellijk repareren.
OPMERKING
Tijdens het rijden
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het vermogen van het brandstofcelsysteem mogelijk af.
Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn plaats te hou-
den en trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal gelijktijdig in.
Bij het parkeren
Zet altijd de selectiehendel in stand P en activeer de parkeerrem. Als u dat
niet doet, kan de auto in beweging komen of plotseling accelereren als het
gaspedaal onbedoeld wordt ingetrapt.
Vermijd schade aan onderdelen van de auto
Draai het stuurwiel niet gedurende langere tijd in een van beide richtingen
tegen de aanslag aan.
Hierdoor kan schade aan de stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
Rijd zo langzaam mogelijk over oneffenheden in de weg om schade aan
de wielen, de onderzijde van de auto, enz. te vermijden.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 184 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
185
5-1. Voordat u gaat rijden
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot de onderstaande situaties.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk in om de
auto tot stilstand te brengen.
Het kan moeilijk zijn om de auto onder controle te houden.
De auto kan abnormale geluiden maken of trillen.
De auto kan abnormaal gaan overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het geval van een lekke band
(Blz. 403)
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d. zijn overstroomd. Indien u dat
toch doet, kan de auto hierdoor ernstig worden beschadigd.
Afslaan brandstofcelsysteem
Kortsluiting in elektrische componenten
Schade aan het brandstofcelsysteem door onderdompeling in water
Na het rijden op een overstroomde weg moet het volgende worden nageke-
ken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige:
Brandstofcelsysteem
Remwerking
Wijzigingen in peil en kwaliteit van transmissievloeistof, enz.
Smering van de lagers en de wielophanging (indien mogelijk) en de wer-
king van alle koppelingen, lagers, enz.
Als de het regelsysteem voor stand P beschadigd is door grote hoeveelhe-
den water, is het wellicht niet mogelijk om stand P in te schakelen of vanuit
stand P een andere stand in te schakelen. Wanneer vanuit stand P geen
andere stand ingeschakeld kan worden, zijn de voorwielen geblokkeerd en
kunt u de auto niet slepen met de voorwielen op de grond. Vervoer de auto
in dit geval met beide voorwielen of alle vier wielen van de grond.
Als de selectiehendel niet uit stand P kan worden gezet
De kans bestaat dat de 12V-accu leeg is. Controleer in dit geval de 12V-
accu.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 185 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
186 5-1. Voordat u gaat rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laad-
vermogen en belading zorgvuldig door.
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de bagageruimte vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
Jerrycans met benzine
Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van goederen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
de pedalen niet goed kunnen worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de bestuurder of passagiers door voor-
werpen geraakt worden, wat een ongeval kan veroorzaken.
Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagageruimte.
Leg geen lading of bagage op de volgende plaatsen:
In de voetenruimte bij de bestuurder
Op de voorpassagiersstoel of de achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
Op de hoedenplank
Op het instrumentenpaneel
Op het dashboard
Zorg dat alle voorwerpen die zich in het passagierscompartiment bevinden
zijn opgeborgen of vastgezet.
Lading en gewichtsverdeling
Overlaad uw auto niet.
Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval met ernstig letsel zou kunnen ont-
staan.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 186 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
187
5
5-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Rijden met een aanhangwagen
Toyota adviseert u niet met een aanhangwagen te rijden. Toyota
adviseert u bovendien geen trekhaak te laten monteren voor het
gebruik van bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw Toyota is niet
ontworpen voor het rijden met een aanhangwagen of het gebruik
van op de trekhaak bevestigde fietsendragers en dergelijke.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 187 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
188 5-2. Rijprocedures
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Startknop
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Trap het rempedaal stevig in.
wordt op het multi-informatiedisplay weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan het brandstofcelsysteem niet worden
gestart.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan het brandstofcelsysteem niet wor-
den gestart. Selecteer stand P wanneer u het brandstofcelsysteem start.
(Blz. 196)
Druk op de startknop.
Als het controlelampje READY
gaat branden, werkt het brandstof-
celsysteem normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot
het controlelampje READY brandt.
Het brandstofcelsysteem kan van-
uit iedere stand van het contact
worden gestart.
Controleer of het controlelampje READY brandt.
Wanneer het controlelampje READY uit is, kunt u niet wegrijden.
Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u de elektronische
sleutel bij u hebt, wordt het brandstofcelsysteem gestart of wor-
den de standen van het contact gewijzigd.
Starten van het brandstofcelsysteem
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 188 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
189
5-2. Rijprocedures
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Breng de auto volledig tot stilstand.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 202)
Druk op de schakelaar voor
stand P. (Blz. 196)
Controleer of de positie-indicator P
aangeeft. (Blz. 195)
Druk op de startknop.
De weergave op het instrumentenpaneel wordt uitgeschakeld, hetgeen
aangeeft dat het brandstofcelsysteem is uitgeschakeld. (De schakelstand-
indicator wordt gedurende enkele seconden weergegeven)
De H2O-indicator gaat branden, hetgeen aangeeft dat er water wordt uit-
gestoten.
Laat het rempedaal los en controleer of er niets meer wordt weer-
gegeven op het instrumentenpaneel.
Als het brandstofcelsysteem is uitgeschakeld, wordt er automatisch
water via de uitlaatpijp uitgestoten. Om de ophoping van water in par-
keergarages, enz. te beperken, kunt u het water vóór het parkeren
handmatig afvoeren.
Druk op de H2O-toets terwijl het controlelampje READY brandt.
De H2O-indicator in het instrumentenpaneel gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om het afvoeren te stoppen.
Houd er rekening mee dat er water gegenereerd zolang het brandstofcel-
systeem werkt. Na het handmatig afvoeren en vóór het parkeren wordt er
dus een kleine hoeveelheid water gegenereerd.
Uitschakelen van het brandstofcelsysteem
1
2
3
Uitstoot van water (H2O-toets)
4
5
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 189 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
190 5-2. Rijprocedures
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De standen kunnen worden gewijzigd door op de startknop te drukken
als het rempedaal niet wordt ingetrapt. (De stand verandert iedere
keer dat op de knop wordt gedrukt.)
UIT
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Stand ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
Op het hoofdscherm wordt “Acces-
sory” weergegeven.
AAN
Alle elektrische componenten kun-
nen worden gebruikt.
Op het hoofdscherm wordt “Ignition
On” weergegeven.
Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in stand ACC of langer dan een uur
AAN staat (het brandstofcelsysteem is niet in werking) terwijl stand P is gese-
lecteerd, wordt het contact automatisch UIT gezet. Deze functie kan echter
niet geheel uitsluiten dat de 12V-accu ontladen raakt. Laat de auto niet gedu-
rende langere tijd in stand ACC of AAN staan terwijl het brandstofcelsysteem
niet in werking is.
Geluiden en trillingen die kenmerkend zijn voor een brandstofcelauto
Blz. 90
Leegraken batterij elektronische sleutel
Blz. 130
Wijzigen van de standen van het contact
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 190 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
191
5-2. Rijprocedures
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Starten van het brandstofcelsysteem bij lage temperaturen
Als de startknop wordt ingedrukt en het brandstofcelsysteem wordt gestart
(Blz. 188) bij lage temperaturen, wordt het brandstofcelpakket snel opge-
warmd met de restwarmte van het opwekken van vermogen.
Bij lage temperaturen kan het enige tijd duren voordat het controlelampje
READY gaat branden.
Het uitgangsvermogen wordt tijdelijk beperkt totdat het brandstofcelsysteem
volledig op bedrijfstemperatuur is.
Bij lage temperaturen kunnen de geluiden van het brandstofcelsysteem har-
der worden. Dit is normaal bij het opwarmen en duidt niet op een storing. In
sommige gevallen kunnen de werkingsgeluiden nog enige tijd doorgaan,
zelfs nadat het controlelampje READY is gaan branden. (Blz. 90)
Uitschakelen van het brandstofcelsysteem bij lage temperaturen
Als de startknop wordt ingedrukt en het brandstofcelsysteem wordt uitge-
schakeld (Blz. 189) bij lage temperaturen, kan het uitstoten van water
via de uitlaatpijp langer duren dan normaal om te voorkomen dat de vloei-
stof in het brandstofcelpakket bevriest.
Het uitstoten van water kan ook langer duren als het systeem wordt uitgescha-
keld voordat het brandstofcelsysteem volledig op bedrijfstemperatuur is.
Tijdens het uitstoten van water zijn sissende en andere geluiden normaal.
(Blz. 90)
Tijdens het uitstoten van water zal de H2O-indicator in het instrumenten-
paneel branden.
Parkeren bij lage temperaturen
Tijdens het parkeren bij lage temperaturen wordt er mogelijk automatisch
water uitgestoten via de uitlaatpijp, zelfs wanneer het brandstofcelsysteem
is uitgeschakeld, om te voorkomen dat vloeistof in het brandstofcelpakket,
waterstofleidingen, enz. bevriest.
Tijdens het uitstoten van water zijn sissende en andere geluiden normaal.
(Blz. 90)
Tijdens het uitstoten van water zal de H2O-indicator in het instrumentenpa-
neel branden.
Voer het water handmatig af alvorens de auto voor een lange periode te
parkeren op een locatie waar het vriest:
Zet het contact AAN en druk op de H2O-toets.
Controleer of de H2O-indicator in het instrumentenpaneel gaat branden.
Bij extreem lage temperaturen kan het
langer dan 10 seconden duren voordat
het controlelampje READY gaat bran-
den. In dat geval wordt de voortgang van
het starten van het brandstofcelsysteem
weergegeven op het multi-informatiedis-
play.
1
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 191 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
192 5-2. Rijprocedures
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Trap het rempedaal in en druk op de startknop om het brandstofcelsys-
teem te starten.
Controleer of het controlelampje READY gaat branden.
Druk op de startknop om het brandstofcelsysteem uit te schakelen.
Het water wordt automatisch afgevoerd. Tijdens het afvoeren van water
brandt de H2O-indicator. (langer dan bij de normale afvoer van water)
Omstandigheden die de werking beïnvloeden
Blz. 146
Aanwijzingen voor de instapfunctie
Blz. 147
Als het brandstofcelsysteem niet kan worden gestart
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 78)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat. (Blz. 195)
Het brandstofcelsysteem kan niet worden gestart als de selectiehendel in
stand N staat.
Als stand P niet is geselecteerd, wordt “Shift to P position to start.” (zet de
selectiehendel in stand P om te starten) weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay.
Controleer of de tankdopklep gesloten is.
Het brandstofcelsysteem kan niet worden gestart als de tankdopklep open is.
Sluit de tankdopklep alvorens het systeem te starten. (
Blz. 218)
Als op het multi-informatiedisplay “Smart Entry & Start System malfunc-
tion See owners manual” (Storing in Smart entry-systeem met start-
knop; raadpleeg handleiding) wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto direct con-
troleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als het controlelampje READY niet gaat branden
Neem, als het controlelampje READY niet gaat branden nadat de juiste pro-
cedure voor het starten van de auto is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als er een storing in het brandstofcelsysteem zit
Blz. 397
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 368
Bedienen van de startknop
Eén keer kort en stevig indrukken van de startknop is voldoende om deze te
bedienen. Als de startknop niet op de juiste manier wordt ingedrukt, kan het
gebeuren dat het brandstofcelsysteem niet start of dat de stand van het con-
tact niet wijzigt. U hoeft de startknop niet ingedrukt te houden.
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 192 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
193
5-2. Rijprocedures
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Functie automatisch selecteren van stand P
Als een andere schakelstand dan stand P is geselecteerd, wordt stand P
automatisch ingeschakeld als u op de startknop drukt wanneer de auto vol-
ledig tot stilstand is gekomen, waarna het contact UIT gaat.
Wanneer u het contact UIT zet met de selectiehendel in een andere stand
dan P: trap het rempedaal goed in en controleer of de stand van de selectie-
hendel* gewijzigd is naar stand P voordat u het rempedaal langzaam los-
laat.
*: Zelfs nadat het display van het dashboard uitgezet is, wordt de positie-
indicator gedurende enkele seconden weergegeven.
Als de schakelregeling defect is
Het contact kan niet worden uitgezet. Als dit gebeurt, kan het contact UIT
worden gezet door de parkeerrem te activeren.
Laat de auto onmiddellijk controleren door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige wanneer een storing in het systeem optreedt.
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 446
WAARSCHUWING
Bij het starten van het brandstofcelsysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten alvorens het brandstofcelsysteem te
starten. Trap onder geen enkele voorwaarde het gaspedaal in bij het starten
van het brandstofcelsysteem.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Uitschakelen van het brandstofcelsysteem in een noodgeval
Als u in een noodgeval het brandstofcelsysteem tijdens het rijden wilt stop-
pen, houdt u de startknop langer dan 2 seconden ingedrukt of drukt u deze
ten minste 3 keer kort achter elkaar in. (Blz. 383)
Raak de startknop echter tijdens het rijden niet aan, behalve in geval van
nood. Door het uitschakelen van het brandstofcelsysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het stuurwiel of de remmen. De stuurbe-
krachtiging werkt echter niet meer. Hierdoor zal het sturen veel zwaarder
gaan dan normaal. Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig kan.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 193 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
194 5-2. Rijprocedures
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in de stand ACC of AAN staan
wanneer het brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
Bij het starten van het brandstofcelsysteem
Indien het brandstofcelsysteem moeilijk start, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een defect in de startknop
Als de startknop anders lijkt te werken dan normaal, bijvoorbeeld als de
knop iets blijft hangen, kan de startknop defect zijn. Neem direct contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 194 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
195
5
5-2. Rijprocedures
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Transmissie
Selectiehendel
Bedien de selectiehendel soe-
pel en op de juiste manier.
Laat de selectiehendel na het
schakelen steeds los, zodat hij
kan terugkeren naar positie
.
Beweeg de selectie-
hendel bij het schake-
len naar stand D of R
door de schakelcou-
lisse.
Beweeg de selectie-
hendel naar links en
houd de hendel in deze
positie om stand N in te
schakelen. De schakel-
stand wijzigt naar N.
Beweeg de selectiehendel naar achteren door de schakel-
coulisse om de Br-modus in te schakelen. Schakelen naar
de Br-modus is alleen mogelijk wanneer schakelstand D
geselecteerd is.
Zorg bij het schakelen van P naar N, D of R, van D naar R of van R
naar D dat het rempedaal ingetrapt is en dat de auto stilstaat.
Schakelstandindicator
Controleer bij het selecteren van een schakelstand de positie-indi-
cator op het dashboard om na te gaan of de gewenste stand inge-
schakeld is.
Bedienen van de selectiehendel
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 195 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
196 5-2. Rijprocedures
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De schakelstand kan gewijzigd worden naar stand P met behulp van
de schakelaar voor stand P.
Breng de auto volledig tot stil-
stand en houd het rempedaal
ingetrapt. Druk vervolgens op de
schakelaar voor stand P.
Wanneer de schakelstand gewij-
zigd is naar P, gaat de indicator in
de schakelaar branden.
Controleer of de indicator voor
stand P brandt op de positie-indi-
cator.
Wijzigen van de schakelstand vanuit stand P
Bedien de selectiehendel terwijl u het rempedaal stevig intrapt. Als
u de selectiehendel bedient zonder dat u het rempedaal intrapt,
klinkt er een zoemer en is schakelen niet mogelijk.
Doel schakelstand
Schakelstand Doel of functie
PParkeren van de auto/starten van het brandstofcel-
systeem
RAchteruit
NNeutraalstand
DNormaal rijden
Schakelaar stand P
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 196 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
197
5-2. Rijprocedures
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De volgende standen kunnen afhankelijk van de rijomstandigheden
geselecteerd worden.
ECO-modus/POWER-modus
ECO-modus
Geschikt voor het verminde-
ren van het brandstofver-
bruik, omdat het koppel dat
correspondeert met de mate
waarin het gaspedaal wordt
ingetrapt geleidelijker wordt
afgegeven dan onder nor-
male omstandigheden.
wordt weergegeven op het airconditioningscherm en het
systeem schakelt over op Climate Preference (klimaatvoorkeur).
(Blz. 286)
Wanneer de schakelaar ECO MODE wordt ingedrukt, gaat het
controlelampje ECO MODE op het hoofdscherm branden.
Druk nogmaals op de schakelaar ECO MODE om de ECO-
modus uit te schakelen.
De Climate Preference (klimaatvoorkeur) wijzigt mogelijk, afhan-
kelijk van de huidige instelling.
POWER-modus
Gebruik deze modus wanneer de auto snel en soepel moet rea-
geren, bijvoorbeeld bij het rijden in bergachtige gebieden of tij-
dens het inhalen.
Wanneer de schakelaar POWER MODE wordt ingedrukt, gaat
het controlelampje controlelampje POWER MODE op het hoofd-
scherm branden.
Druk nogmaals op de schakelaar POWER MODE om de
POWER-modus uit te schakelen.
Selecteren van een rijmodus
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 197 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
198 5-2. Rijprocedures
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Br-modus
Geschikt voor rijden waarbij
sterk regeneratief remmen
noodzakelijk is, zoals bij het
afrijden van een helling, enz.
Beweeg de selectiehendel
omlaag om de Br-modus te
selecteren. (Blz. 195)
De indicator van de Br-modus in
het instrumentenpaneel gaat
branden.
Trap het gaspedaal in of zet de selectiehendel weer in stand D om
terug te keren naar de normale rijmodus.
Schakelstanden
Wanneer het contact UIT staat, kan de schakelstand niet worden gewijzigd.
Wanneer het contact AAN staat (het brandstofcelsysteem is niet ingescha-
keld), kan de schakelstand alleen worden gewijzigd in N. De schakelstand
wordt gewijzigd in N, zelfs wanneer de selectiehendel in stand D of R wordt
gezet en gehouden.
Wanneer het controlelampje READY brandt, kan de schakelstand worden
gewijzigd van P in D, N of R.
Wanneer het controlelampje READY knippert, kan de schakelstand niet vanuit
P in een andere stand worden gezet, ook al wordt de selectiehendel bediend.
Wacht totdat het controlelampje READY na het knipperen blijft branden en
bedien vervolgens de selectiehendel nogmaals.
Als wordt getracht om de schakelstand te wijzigen door de selectiehendel in
een andere stand te zetten of op de schakelaar stand P te drukken in één van
de volgende situaties, klinkt er tevens een zoemer en is schakelen niet meer
mogelijk of wordt de schakelstand automatisch gewijzigd naar N. Selecteer in
dat geval een geschikte schakelstand.
Als wordt getracht om vanuit stand P een andere stand in te schakelen zon-
der het rempedaal in te trappen, wordt de schakelstand niet gewijzigd.
Situaties waarbij de schakelstand automatisch gewijzigd wordt naar N:
Wanneer op de schakelaar voor stand P wordt gedrukt terwijl de auto rijdt.
*
1
Als wordt getracht de selectiehendel in stand R te zetten terwijl de auto
vooruitrijdt.*2
Als wordt getracht de selectiehendel in stand D te zetten terwijl de auto
achteruitrijdt.*3
Als wordt getracht de selectiehendel vanuit stand R in de Br-modus te
zetten.
*1: De schakelstand verandert mogelijk in P wanneer met zeer lage snelheid
wordt gereden.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 198 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
199
5-2. Rijprocedures
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*2: De schakelstand verandert mogelijk in R als met lage snelheid wordt
gereden.
*3: De schakelstand verandert mogelijk in D als met lage snelheid wordt
gereden.
Br-modus
Afhankelijk van de staat van de tractiebatterij is de Br-modus mogelijk
niet beschikbaar.
In dat geval wordt er een melding weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay.
Geluiden tijdens Br-modus
Blz. 90
Beperken plotseling starten (wegrijregeling)
Blz. 179
Waarschuwingszoemer achteruitrijden
Wanneer de selectiehendel in stand R wordt gezet, klinkt er een zoemer om
de bestuurder te informeren dat de schakelstand R is ingeschakeld.
Regeneratief remsysteem
In schakelstand D wordt het regeneratieve remmen ingeschakeld zodra de
voet van het gaspedaal wordt genomen.
Werking Climate Preference (klimaatvoorkeur) voor ECO-modus
Wanneer de schakelaar ECO MODE wordt ingedrukt, schakelt het systeem
over naar de Climate Preference (klimaatvoorkeur). (Blz. 289) Als de
ECO-modus is ingeschakeld, kan de Climate Preference (klimaatvoorkeur)
worden gewijzigd.
Voer de volgende handelingen uit als u de effectiviteit van de airconditioning
wilt verbeteren.
Wijzig de ingestelde temperatuur en de luchtcirculatiemodus.
Druk op van het bedieningspaneel van de airco (Blz. 284) en wij-
zig de Climate Preference (klimaatvoorkeur), of schakel de ECO-modus
uit (Blz. 197).
Automatisch uitschakelen van de POWER-modus
De POWER-modus wordt automatisch uitgeschakeld als na het rijden in deze
stand het contact UIT wordt gezet.
Schakelen vanuit stand P op een helling
Er zijn mogelijk trillingen voelbaar als de auto stilstaat op een helling met de
selectiehendel in stand P en een andere schakelstand wordt ingeschakeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 199 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
200 5-2. Rijprocedures
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Rijden op glad wegdek
Accelereer of wijzig de schakelstand niet plotseling.
Door plotselinge veranderingen in het regeneratieve remmen kan de auto in
een slip raken hetgeen een ongeval kan veroorzaken.
Selectiehendel
Verwijder de selectiehendelknop niet en gebruik uitsluitend de originele Toyota
selectiehendelknop. Hang ook niets aan de selectiehendel.
Hierdoor kan de selectiehendel mogelijk niet in zijn oorspronkelijke positie
terugkeren met mogelijk ongevallen tot gevolg wanneer de auto in beweging is.
Schakelaar stand P
Druk nooit op de schakelaar voor stand P terwijl de auto nog rijdt.
Als u op de schakelaar van stand P drukt terwijl u zeer langzaam rijdt (bv.
direct voordat u de auto tot stilstand brengt), kan de auto plotseling tot stil-
stand komen wanneer de schakelstand wijzigt naar P. Dit kan tot een onge-
val leiden.
OPMERKING
Situaties waarbij storingen in het regelsysteem voor stand P mogelijk zijn
Als een van de volgende situaties zich voordoet, zijn storingen in het regel-
systeem voor stand P mogelijk.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats met een vlakke ondergrond
tot stilstand, activeer de parkeerrem en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er een waarschuwingsmelding op het multi-informatiedisplay
verschijnt. (Blz. 397)
Wanneer de positie-indicator uit blijft.
Als de selectiehendel niet uit stand P kan worden gezet
De kans bestaat dat de 12V-accu leeg is. Controleer in dit geval de 12V-accu.
Aanwijzingen met betrekking tot het bedienen van de selectiehendel en
de schakelaar voor stand P
Bedien de selectiehendel en de schakelaar voor stand P niet herhaaldelijk
en snel achter elkaar.
De systeembeveiligingsfunctie kan worden ingeschakeld en het kan tijdelijk
niet mogelijk zijn om een andere stand dan stand P in te schakelen. Wacht
in dit geval even voordat u opnieuw probeert te schakelen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 200 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
201
5
5-2. Rijprocedures
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Richtingaanwijzerschakelaar
Rechts afslaan
Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets in de
richting van de pijl en laat hem
los)
De richtingaanwijzers aan de rech-
terzijde zullen drie keer knipperen.
Rijstrookwisseling naar links
(beweeg de hendel iets in de
richting van de pijl en laat hem
los)
De richtingaanwijzers aan de lin-
kerzijde zullen drie keer knipperen.
Links afslaan
De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Het contact AAN staat.
Als het controlelampje sneller knippert dan normaal
Controleer of er een lamp van de richtingaanwijzer voor of achter is doorge-
brand.
Bedieningsinstructies
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 201 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
202 5-2. Rijprocedures
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Parkeerrem
Trap om de parkeerrem te active-
ren het parkeerrempedaal geheel
in met uw linkervoet terwijl u met
uw rechtervoet het rempedaal
ingetrapt houdt.
(Door nogmaals op het pedaal te
trappen, wordt de parkeerrem
gedeactiveerd.)
Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem
De zoemer klinkt als er met de auto wordt gereden terwijl de parkeerrem is
geactiveerd. “Release Parking Brake” (deactiveer parkeerrem) wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemsto-
ring aan te geven of om de bestuurder te informeren dat hij extra moet oplet-
ten. Lees de op het multi-informatiedisplay weergegeven waarschuwingsmel-
ding en volg de aanwijzingen op.
Als het waarschuwingslampje van het remsysteem gaat branden
Blz. 391, 392
Gebruik in de winter
Blz. 280
Bedieningsinstructies
OPMERKING
Bij het parkeren
Zet de selectiehendel in stand P en activeer de parkeerrem voordat u de
auto verlaat en controleer of de auto niet beweegt.
Voordat u gaat rijden
Deactiveer de parkeerrem.
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is geactiveerd, kunnen de onderde-
len van het remsysteem oververhit raken, waardoor de remprestaties in
negatieve zin kunnen worden beïnvloed en het remsysteem sneller slijt.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 202 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
203
5
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Lichtschakelaar
Draai aan het uiteinde van de hendel om de verlichting als volgt in te
schakelen:
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kente-
kenplaat- en dash-
boardverlichting gaan
branden.
De koplampen en alle
verlichting die hierbo-
ven genoemd is, gaan
branden.
De koplampen, de
dagrijverlichting
(Blz. 204) en alle
hierboven genoemde
verlichting worden
automatisch in- en uit-
geschakeld (als het
contact AAN staat).
Druk bij ingeschakelde koplam-
pen de hendel van u af om het
grootlicht in te schakelen.
Door de hendel weer in de midden-
stand te zetten, wordt het grootlicht
weer uitgeschakeld.
Trek de hendel naar u toe en laat
deze meteen weer los om één
keer een lichtsignaal te geven.
U kunt lichtsignalen geven met het grootlicht met de koplampen in- of uit-
geschakeld.
De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
1
2
3
Inschakelen van grootlicht
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 203 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
204 5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers,
wordt de dagrijverlichting automatisch ingeschakeld als het brandstofcelsys-
teem wordt gestart en de parkeerrem wordt gedeactiveerd met de lichtscha-
kelaar in stand . (Brandt helderder dan de parkeerlichten voor.)
Dagrijverlichting is niet ontworpen voor gebruik in het donker.
Sensor koplampregeling
Automatisch uitschakelsysteem verlichting
Wanneer de lichtschakelaar in stand of staat: De koplampen
worden automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of UIT
wordt gezet.
Wanneer de lichtschakelaar in stand staat: De koplampen en alle ver-
lichting worden automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of
UIT wordt gezet.
Zet om de verlichting weer in te schakelen het contact AAN of zet de licht-
schakelaar een keer in stand en daarna weer in stand of .
Automatische verticale koplampverstelling
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te voorkomen.
Zoemer verlichting
Een zoemer klinkt als het contact UIT of in stand ACC wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend terwijl de verlichting is ingeschakeld.
De werking van de sensor kan in negatieve
zin beïnvloed worden als er iets over de
sensor heen geplaatst wordt of als er iets
op de ruit wordt aangebracht waardoor de
sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht sig-
naleren, waardoor het automatische kop-
lampsysteem mogelijk onjuist functioneert.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 204 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
205
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Energiebesparende functie 12V-accu
Om te voorkomen dat de 12V-accu van de auto ontladen raakt wanneer de
lichtschakelaar in stand staat terwijl het contact UIT wordt gezet, scha-
kelt de accuspaarfunctie alle verlichting na ongeveer 20 minuten automatisch
uit. Wanneer het contact AAN wordt gezet, wordt de energiebesparende func-
tie van de 12V-accu uitgeschakeld.
Onder de volgende omstandigheden wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu eenmaal uitgeschakeld en vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de energiebesparende functie van de 12V-
accu weer is geactiveerd automatisch uit:
Wanneer de lichtschakelaar wordt bediend
Wanneer een portier wordt geopend of gesloten
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 448)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat de verlichting niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 205 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
206 5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Automatic High Beam-systeem
Duw de hendel van u af terwijl
de lichtschakelaar in de stand
of staat.
Druk de schakelaar van het
Automatic High Beam-systeem
in.
Het controlelampje van het Auto-
matic High Beam-systeem gaat
branden als de koplampen auto-
matisch worden ingeschakeld om
aan te geven dat het systeem is
ingeschakeld.
: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem maakt gebruik van een inge-
bouwde camerasensor om de helderheid van bijvoorbeeld de
straatverlichting en de verlichting van tegenliggers en voorlig-
gers te meten, en schakelt indien nodig automatisch het groot-
licht in of uit.
Inschakelen van het Automatic High Beam-systeem
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 206 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
207
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het groot-
licht automatisch ingeschakeld:
De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 40 km/h.
Het gebied voor de auto is niet verlicht.
Er zijn geen tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde koplam-
pen of achterlichten.
Er bevinden zich weinig straatlantaarns op de weg voor u.
Als aan een van onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het
grootlicht automatisch uitgeschakeld:
De rijsnelheid wordt lager dan ongeveer 30 km/h.
Het gebied voor de auto is verlicht.
Er zijn tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde koplampen of
achterlichten.
Er bevinden zich veel straatlantaarns op de weg voor u.
Dimlicht inschakelen
Trek de hendel naar u toe,
zodat deze in de oorspronke-
lijke stand terugkomt.
Het controlelampje van het auto-
matische grootlichtsysteem dooft.
Duw de hendel van u af om het
Automatic High Beam-systeem
weer in te schakelen.
Grootlicht inschakelen
Druk de schakelaar van het Auto-
matic High Beam-systeem in.
Het controlelampje van het
Automatic High Beam-systeem
dooft en het controlelampje van
het grootlicht gaat branden.
Druk de schakelaar in om het
Automatic High Beam-systeem
weer in te schakelen.
Voorwaarden voor het automatisch in- of uitschakelen van het
grootlicht
Handmatig in- en uitschakelen van het grootlicht
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 207 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
208 5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Het Automatic High Beam-systeem kan ingeschakeld worden als
Het contact AAN staat.
Informatie werking camerasensor
In de volgende omstandigheden wordt het grootlicht mogelijk niet automa-
tisch uitgeschakeld:
Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
Als tegenliggers of voorliggers aan het zicht zijn onttrokken als gevolg
van een reeks bochten, wegafscheidingen of bomen langs de weg
Het grootlicht kan automatisch worden uitgeschakeld als een tegenligger
wel de mistlampen vóór, maar niet de koplampen heeft ingeschakeld.
Het grootlicht kan automatisch worden uitgeschakeld door de aanwezigheid
van huisverlichting, straatverlichting, verkeerslichten of verlichte reclame-
borden.
De volgende factoren kunnen invloed hebben op de reactietijd van het sys-
teem:
De helderheid van koplampen, mistlampen en achterlichten van tegenlig-
gers en voorliggers
De verplaatsing en richting van tegenliggers en voorliggers
Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant
werkt
Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen betreft
De toestand van de weg (stijgingspercentage, bochten, toestand van het
wegdek, enz.)
Het aantal inzittenden en de hoeveelheid bagage
Het grootlicht kan op voor de bestuurder onverwachte momenten worden
in- en uitgeschakeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 208 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
209
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
In de volgende omstandigheden is het mogelijk dat het systeem de helder-
heid van het omgevingslicht niet correct detecteert, waardoor het grootlicht
kan gaan knipperen of voetgangers worden blootgesteld aan het grootlicht.
Het is daarom raadzaam om het grootlicht handmatig in en uit te schakelen
in plaats van blindelings te vertrouwen op de werking van het Automatic
High Beam-systeem.
Bij slecht weer (regen, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
Het zicht door de voorruit wordt belemmerd door mist, wasem, ijs, vuil,
enz.
De voorruit is gebarsten of beschadigd.
De camerasensor is vervormd of vuil.
De temperatuur van de camerasensor is extreem hoog.
De helderheid van het omgevingslicht komt overeen met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen.
Tegenliggers hebben de koplampen niet ingeschakeld of de koplampen
zijn vuil, hebben een andere kleur of zijn niet correct afgesteld.
In gebieden waar lichte en donkere stukken elkaar afwisselen.
Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende en dalende wegen wordt
gereden, of over wegen met een slecht of oneffen wegdek (zoals klinker-
wegen, grindpaden, enz.).
Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige wegen wordt gereden.
Er bevindt zich een sterk spiegelend voorwerp, zoals een spiegel, voor
de auto.
De achterzijde van een voorligger is sterk spiegelend, zoals een contai-
ner op een truck.
De koplampen van de auto zijn beschadigd of vuil.
De auto helt naar één kant over door bijvoorbeeld een lekke band of ligt
aan de achterzijde wat lager doordat een aanhangwagen is aangekop-
peld.
De bestuurder meent dat andere bestuurders of voetgangers last hebben
van het grootlicht.
WAARSCHUWING
Beperkingen van het Automatic High Beam-systeem
Vertrouw niet uitsluitend op het Automatic High Beam-systeem Rijd altijd
voorzichtig, houd de omgeving in de gaten en schakel indien nodig hand-
matig het grootlicht in of uit.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 209 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
210 5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Aanwijzingen voor het gebruik van het Automatic High Beam-systeem
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat
het Automatic High Beam-systeem goed blijft functioneren.
Leg geen voorwerpen op het dashboard. De camerasensor kan de reflec-
tie van deze voorwerpen in de voorruit verwarren met straatverlichting,
koplampen van andere voertuigen, enz.
Plaats geen parkeerkaart of andere voorwerpen in de buurt van de came-
rasensor.
Voorkom overbelading van uw auto.
Breng geen wijzigingen aan de auto aan.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
indien de voorruit moet worden vervangen.
Raak de camerasensor niet aan.
Stel de camerasensor niet bloot aan
sterke schokken.
Neem de camerasensor niet uit elkaar.
Mors geen vloeistof op de camerasen-
sor.
Breng geen ruitfolie of stickers aan op
de camerasensor of op het gedeelte
van de voorruit bij de camerasensor.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 210 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
211
5
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Schakelaar mistachterlicht
Schakelt de mistachter-
lichten uit
Schakelt de mistachter-
lichten in
De mistachterlichten kunnen worden gebruikt als
De koplampen worden ingeschakeld.
Mistachterlichten
Als de mistachterlichten worden ingeschakeld, gaat een oranjekleurig con-
trolelampje in het instrumentenpaneel branden.
Als de mistachterlichten in een andere situatie dan bij beperkt zicht worden
gebruikt, kan dit hinder veroorzaken voor achteropkomend verkeer. Gebruik
ze alleen indien nodig.
Informeert achteropkomend verkeer over de aanwezigheid van
deze auto als het zicht beperkt is door regen, mist, sneeuw, enz.
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 211 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
212 5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Ruitenwissers en -sproeiers
In de stand AUTO werken de ruitenwissers automatisch wanneer de
sensor signaleert dat het regent. De wissnelheid wordt automatisch
afgestemd op de hoeveelheid neerslag en de rijsnelheid.
UIT
Stand AUTO
Lage snelheid
Hoge snelheid
Enkele slag
In de stand AUTO kan de sensorgevoeligheid worden ingesteld.
Verhoogt de gevoeligheid
Verlaagt de gevoeligheid
Bedienen van de ruitenwisserhendel
1
2
3
4
5
6
7
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 212 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
213
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Gelijktijdig inschakelen ruiten-
sproeier en ruitenwisser
De ruitenwissers maken automa-
tisch een aantal wisbewegingen
nadat de sproeier in werking treedt.
De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
Effecten van de rijsnelheid op de ruitenwisserwerking
De rijsnelheid heeft invloed op de intervalwerking.
Regensensor
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet terwijl het con-
tact AAN is, maken de ruitenwissers één wisbeweging om aan te geven dat
de stand AUTO is ingeschakeld.
Als de temperatuur van de regensensor 90°Cof hoger is of -15°Cof lager is,
werkt de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschakelaar
in dat geval in een andere modus dan AUTO.
Als er geen vloeistof uit de ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en contro-
leer als dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
8
De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de voor-
ruit valt of als er insecten o.i.d. op de
voorruit zitten.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 213 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
214 5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO
De ruitenwissers kunnen onverwacht in werking treden als de sensor aan-
geraakt wordt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl de
ruitenwissers in de stand AUTO staan. Let erop dat uw vingers enz. niet
bekneld raken als de ruitenwissers in werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit warm
is. De vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht belemme-
ren. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Als het sproeierreservoir leeg is
Bedien de schakelaar niet omdat anders de ruitensproeierpomp oververhit
kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dat geval contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken
met een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat de ruitenwissers niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 214 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
215
5
5-4. Tanken
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Openen van de tankdopklep
Sluit alle portieren en ruiten.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P.
Zet het contact UIT.
Schakel de verlichting uit.
Brandstoftype
Gecomprimeerd waterstofgas
Opmerkingen bij het tanken
Tanken is niet mogelijk als de druk in de waterstoftanks van de auto hoger is
dan de toevoerdruk van het waterstofstation. Als de waterstoftanks voor
meer dan de helft gevuld zijn, kan er mogelijk niet getankt worden bij een
H35-dispenser.
Om waterstoftanks volledig te vullen is een waterstofstation met een H70-
dispenser (toevoerdruk 70 MPa [714 kg/cm2, 700 bar, 10.150 psi] nodig.
Bel het nummer op de apparatuur als het tanken niet kan worden voltooid
door problemen met de apparatuur van het station.
Tank alleen gecomprimeerd waterstofgas bij waterstofstations.
Tank bij waterstofstations die voldoen aan SAE J2601.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige als u vragen hebt over de geschiktheid van een
waterstofstation.
Neem opmerkingen en instructies bij de waterstofstations in acht.
De vultijd en -hoeveelheid kunnen variëren, afhankelijk van de
buitentemperatuur en de apparatuur bij het waterstofstation.
Auto's met waterstofgerelateerde onderdelen met een verstreken
houdbaarheidsdatum mogen niet worden gebruikt. (Blz. 96)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Voor het tanken
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 215 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
216 5-4. Tanken
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Tijdens het tanken
Neem bij het tanken de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Zet voor het tanken het contact UIT.
Zorg er voor het vullen voor dat het vulpistool voor waterstofgas vergren-
deld is op de tank in de auto. Dit kunt u controleren door aan het vulpistool
te trekken om te controleren of het er niet vanaf getrokken kan worden.
Als u dit niet doet kan dit letsel veroorzaken of kan het vulpistool voor
waterstofgas of de auto beschadigd raken.
Rook niet tijdens het tanken.
Omdat de brandstof koud is, worden het vulpistool voor waterstofgas en
het oppervlak van de tank in de auto koud, en kan er rijp ontstaan. Gebruik
als het tanken is voltooid alleen de plastic handgreep om het vulpistool
voor waterstofgas te verwijderen. Raak direct na het tanken geen andere
onderdelen van het vulpistool voor waterstofgas of de tank in de auto met
blote handen aan, anders kan bevriezing optreden.
OPMERKING
Tijdens het tanken
Tank alleen waterstofgas bij geschikte stations.
Het brandstofcelpakket zal beschadigd raken wanneer u de verkeerde
brandstof gebruikt.
Zwaai niet met het vulpistool voor waterstofgas, laat het niet vallen en
oefen er geen overmatige kracht op uit. Anders kan er schade ontstaan.
Als het vulpistool voor waterstofgas na het tanken niet verwijderd kan wor-
den, zit het mogelijk vastgevroren aan de tank in de auto. Wacht totdat het
vulpistool ontdooid is alvorens het proberen te verwijderen. Trek niet met
kracht aan het vulpistool voor waterstofgas en draai het niet. Als u deze
voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, kan er schade ontstaan.
Plaats altijd de dop na het tanken. Als er vuil in de tank in de auto terecht-
komt, kan er schade ontstaan.
Steek niets scherps, zoals een schroevendraaier, mes of ander vreemd
voorwerp, in de opening van de tank in de auto. Als de tank beschadigd
raakt, lekt er mogelijk waterstofgas tijdens het tanken.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als
u iets vreemds opvalt aan de tank in de auto.
Stel de beheerder van het waterstofstation op de hoogte als u iets
vreemds opvalt aan de waterstofdispenser of het vulpistool voor waterstof-
gas. Op de dispenser wordt meestal contactinformatie weergegeven.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 216 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
217
5-4. Tanken
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Druk op de ontgrendelschake-
laar van de tankdopklep om de
vergrendeling te ontgrendelen.
Als het controlelampje READY
brandt of het contact AAN staat,
wordt de tankdopklep niet ontgren-
deld.
Druk het midden van de achter-
ste rand van de tankdopklep in.
Naar binnen drukken en vervol-
gens loslaten. De tankdopklep gaat
een stukje open. De tankdopklep
kan nu volledig geopend worden
door eraan te trekken.
Verwijder de dop en bevestig
hem in de houder.
*: Druk niet op de blokkeerknop.
Anders kan er een storing optre-
den in de tankdopklepsensor.
Openen van de tankdopklep
1
2
*
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 217 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
218 5-4. Tanken
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als “Open H2 Filler Door in a Safe Place when Vehicle is Powered OFF”
(Open H2-tankklep op een veilige plaats als auto is uitgeschakeld) wordt
weergegeven op het multi-informatiedisplay
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en druk nogmaals op de ont-
grendelschakelaar van de tankdopklep volgens de volgende procedure:
Zet de selectiehendel in stand P.
Zet het contact UIT.
Druk op de ontgrendelschakelaar van de tankdopklep.
Als de tankdopklep niet kan worden ontgrendeld (bijvoorbeeld als deze
beschadigd is)
Geluiden tijdens het tanken
Als gecomprimeerd waterstofgas wordt getankt, kunt u soms geluiden horen
van gas dat door het vulpistool voor waterstofgas en de kleppen van de
waterstoftanks stroomt. (Blz. 90)
Plaats de dop.
Zet het contact UIT, verwijder het binnen-
paneel in de bagageruimte en ontgrendel
de tankdopklep door aan de hendel te
trekken.
Sluiten van de tankdopklep
1
2
3
1
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 218 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
219
5-4. Tanken
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Druk het midden van de achter-
ste rand van de tankdopklep in
en sluit de tankdopklep totdat u
een klikgeluid hoort.
Controleer of de tankdopklep volle-
dig gesloten is door te kijken of hij
gelijk ligt met de carrosserie.
Veiligheidssystemen
Het brandstofcelsysteem kan niet worden gestart als de tankdopklep open is.
Als het controlelampje READY brandt, gaat de tankdopklep niet open.
Als “H2 Filler Door is open. Park Your Vehicle in a Safe Place and Close
H2 Filler Door” (H2-tankklep is open. Breng uw auto op een veilige plaats
tot stilstand en sluit de H2-tankklep) wordt weergegeven op het multi-
informatiedisplay
De tankdopklep is open. Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en
sluit de tankdopklep.
Als “Close H2 Filler Door and Restart Your Vehicle” (Sluit de H2-tankklep
en start de auto opnieuw) wordt weergegeven op het multi-informatie-
display
De tankdopklep is open en het brandstofcelsysteem kan niet worden gestart.
Zet de selectiehendel in stand P en zet het contact UIT. Vervolgens:
Controleer of de dop weer is geplaatst.
Sluit de tankdopklep door het midden van de achterste rand van de
tankdopklep in te drukken totdat u een klikgeluid hoort.
Als op dat moment de waarschuwingsmelding op het multi-informatiedis-
play uitgaat, is er geen storing aanwezig. Als de melding echter nog steeds
wordt weergegeven, is de sensor mogelijk beschadigd. Laat de auto nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
2
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 219 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
220 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Dynamic Radar Cruise Control
Wanneer het gaspedaal niet wordt bediend door de bestuurder en de
afstandsregelmodus is ingeschakeld, accelereert en decelereert de
auto automatisch overeenkomstig de veranderingen in snelheid van
de voorligger. In de constante-snelheidsregelmodus rijdt de auto met
een constante snelheid.
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control op autowegen en snel-
wegen.
Afstandsregelmodus (Blz. 221)
Constante-snelheidsregelmodus (Blz. 226)
Display
Ingestelde snelheid
Controlelampjes
Toets tussenafstand
Schakelaar Dynamic Radar
Cruise Control
Overzicht van functies
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 220 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
221
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
In deze modus signaleert een radarsensor of er binnen ongeveer
120 meter voor u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens
gebruikt om de afstand tussen uw auto en de voorligger te berekenen
en een geschikte volgafstand aan te houden.
Let erop dat de afstand tot uw voorligger kleiner wordt als u een lange hel-
ling afrijdt.
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De
gewenste tussenafstand kan ook worden ingesteld door de afstandsrege-
ling te bedienen.
Voorbeeld van deceleratie
Wanneer een voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automa-
tisch de snelheid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden
gereduceerd, schakelt het systeem het remsysteem in (de remlichten gaan
dan branden). Als het systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om
een veilige afstand tot de voorligger te creëren, klinkt er een waarschu-
wingssignaal.
Rijden in de afstandsregelmodus
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 221 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
222 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voorbeeld van rijden met de volgregeling
Wanneer uw voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Het systeem regelt de snelheid van de auto zo dat de afstand die de
bestuurder heeft ingesteld tot de voorligger gehandhaafd blijft.
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de inge-
stelde snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt
wordt. Het systeem schakelt vervolgens weer over op het rijden met con-
stante snelheid.
Druk op de toets ON/OFF om de
cruise control in te schakelen.
Het controlelampje van de Dyna-
mic Radar Cruise Control gaat
branden en er wordt een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer met
behulp van het gaspedaal naar
de gewenste rijsnelheid (hoger
dan ongeveer 50 km/h) en druk
de hendel naar beneden om de
snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control
SET gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de hendel wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
Instellen van de rijsnelheid (afstandsregelmodus)
3
4
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 222 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
223
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de
gewenste snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Beweeg de hendel
kort in de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel
in de gewenste richting gedrukt.
Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, wordt de ingestelde snel-
heid als volgt verhoogd of verlaagd:
Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
Fijnafstelling: Ongeveer 5 km/h, telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de hen-
del wordt vastgehouden
Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Fijnafstelling: Ongeveer 8 km/h, telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 8 km/h, voor iedere 0,75 seconden dat de hen-
del wordt vastgehouden
In de constante-snelheidsregelmodus (Blz. 226), wordt de inge-
stelde snelheid als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of ver-
laagd totdat de hendel wordt losgelaten.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 223 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
224 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Door de schakelaar in te drukken
wordt de tussenafstand als volgt
gewijzigd:
Lang
Gemiddeld
Kort
De tussenafstand wordt automa-
tisch op lang ingesteld als het con-
tact AAN wordt gezet.
Als er een auto voor u rijdt, wordt het symbool voor een voorligger ook
weergegeven.
Selecteer een afstand in de onderstaande tabel. Houd er rekening
mee dat de aangegeven afstanden overeenkomen met een rijsnelheid
van 80 km/h. De tussenafstand is afhankelijk van de rijsnelheid.
Wijzigen van de tussenafstand (afstandsregelmodus)
Symbool
voorligger
1
2
3
Instellingen tussenafstand (afstandsregelmodus)
Afstandsopties Tussenafstand
Lang Ongeveer 50 m
Gemiddeld Ongeveer 40 m
Kort Ongeveer 30 m
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 224 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
225
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als u de hendel naar u toe trekt,
wordt de snelheidsregeling uit-
geschakeld.
De snelheidsregeling wordt even-
eens uitgeschakeld als het rem-
pedaal wordt ingetrapt.
Door de hendel omhoog te
drukken, wordt de snelheids-
regeling hervat en wordt de
opgeslagen snelheid hervat.
Wanneer echter bij het rijden met ingeschakelde afstandsregeling geen
voorligger wordt gesignaleerd, wordt de cruise control niet hervat wanneer
de werkelijke rijsnelheid ongeveer 40 km/h of lager is. Ook wordt, bij het rij-
den in de constante-snelheidsmodus en met een werkelijke rijsnelheid van
ongeveer 40 km/h of lager, de cruise control niet hervat, omdat de inge-
stelde snelheid wordt gewist.
Wanneer uw auto een voorligger te
dicht nadert en automatisch dece-
lereren door middel van de cruise
control niet mogelijk is, zal het
scherm gaan knipperen en een
zoemer klinken om de bestuurder
te waarschuwen. Dit kan bijvoor-
beeld gebeuren als een andere
bestuurder vóór u invoegt terwijl u
een voorligger volgt.
Trap het rempedaal in om voldoende afstand tot uw voorligger te houden.
Mogelijk worden geen waarschuwingen gegeven
In de volgende gevallen is het mogelijk dat de waarschuwing niet
verschijnt:
Als de snelheid van de voorligger gelijk is aan of hoger is dan de
snelheid van uw eigen auto
Als de voorligger extreem langzaam rijdt
Direct nadat de snelheid van de cruise control is ingesteld
Bij het intrappen van het gaspedaal
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling
1
2
Naderingswaarschuwing (afstandsregelmodus)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 225 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
226 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wanneer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft de
auto met een ingestelde snelheid rijden, zonder de tussenafstand te
regelen. Selecteer deze modus alleen wanneer de afstandsregel-
modus niet goed werkt als gevolg van vuil, enz.
Druk op de toets ON/OFF om
de cruise control in te schake-
len.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Schakel de constante-snel-
heidsregeling in.
(Duw de hendel naar voren en
houd de hendel in die stand
ongeveer 1 s vast.)
Het controlelampje cruise control gaat branden.
Als u tijdens de constante-snelheidsregeling terug wilt keren naar de
afstandsregelmodus, drukt u de hendel weer naar voren en houdt u hem
ongeveer 1 seconde vast.
Nadat de gewenste snelheid is ingesteld, kunt u niet terugkeren naar de
afstandsregelmodus.
Als het contact UIT en vervolgens weer AAN wordt gezet, wordt automa-
tisch de afstandsregelmodus weer ingesteld.
Wijzigen van de ingestelde snelheid: Blz. 223
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling: Blz. 225
Selecteren van de constante-snelheidsregelmodus
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 226 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
227
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De Dynamic Radar Cruise Control kan worden gebruikt als
Schakelstand D is geselecteerd.
In de Br-modus kan hij echter niet worden gebruikt.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 50 km/h.
Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Bedien het gaspedaal om te accelereren. Na het accelereren gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus is inge-
schakeld, neemt de rijsnelheid echter mogelijk af tot onder de ingestelde
snelheid, zodat de afstand tot de voorligger gehandhaafd blijft.
Automatisch uitschakelen van de afstandsregelmodus
De afstandsregelmodus wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende situ-
aties:
Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
De VSC is geactiveerd.
De TRC is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
Wanneer de VSC of TRC wordt uitgeschakeld door de schakelaar VSC OFF
in te drukken.
De sensor kan niet goed signaleren omdat hij ergens door bedekt is.
De ruitenwissers voor werken op hoge snelheid (wanneer de ruitenwisser-
schakelaar in stand AUTO of de stand voor hoge snelheid staat).
Pre Crash Brake-systeem wordt ingeschakeld.
Er werd geschakeld naar de Br-modus.
Als de afstandsregelmodus om een andere dan de hierboven genoemde rede-
nen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwe-
zig zijn. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 227 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
228 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus wordt automatisch uitgeschakeld in de
volgende situaties:
Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde
rijsnelheid.
Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
De VSC is geactiveerd.
De TRC is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
Wanneer de VSC of TRC wordt uitgeschakeld door de schakelaar VSC OFF
in te drukken.
Pre Crash Brake-systeem wordt ingeschakeld.
Er werd geschakeld naar de Br-modus.
Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregelmodus
anders niet goed werkt. (Sommige belemmeringen, zoals sneeuw, ijs of plas-
tic, worden niet door de sensor gesignaleerd.)
Als er gesignaleerd wordt dat er iets op de sensor aanwezig is, wordt de
Dynamic Radar Cruise Control uitgeschakeld.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeem-
storing aan te geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rij-
den extra moet opletten. Lees de op het multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de aanwijzingen op.
Lenskap
Radarsensor
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 228 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
229
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verklaring voor de radarsensor
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende adres:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 229 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
230 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 230 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
231
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Voor het gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control
Vertrouw niet blindelings op de afstandsregelmodus.
Houd rekening met de ingestelde rijsnelheid. Als de automatische deceleratie/
acceleratie niet optimaal is, past u de rijsnelheid en de afstand tussen uw auto
en voorliggers met behulp van het remsysteem enz. aan.
Waarschuwingen met betrekking tot de ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
De bestuurder helpen bij het meten van de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control dient alleen ter ondersteuning van de
bestuurder bij het bepalen van de volgafstand tussen de eigen auto en
een bepaalde voorligger. Het systeem is niet bedoeld om zorgeloos of roe-
keloos rijgedrag te rechtvaardigen en kan de bestuurder ook niet helpen
tijdens het rijden bij slecht zicht. Het blijft noodzakelijk dat de bestuurder
zelf de omgeving van de auto goed in de gaten houdt.
De bestuurder helpen bij het bepalen van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control bepaalt of de volgafstand tussen de
eigen auto en een bepaalde voorligger voldoende is of niet. Het systeem
kan geen andere beoordelingen maken. Het is daarom strikt noodzakelijk
dat u zelf alert blijft en inschat of een situatie mogelijk gevaarlijk is.
De bestuurder helpen bij het bedienen van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control kan geen aanrijdingen met een voorlig-
ger voorkomen. Daarom dient u wanneer er gevaar dreigt direct de con-
trole over de auto te nemen en juist te handelen om de veiligheid van alle
betrokkenen te garanderen.
Voorkomen van onbedoeld activeren van de Dynamic Radar Cruise
Control
Schakel de Dynamic Radar Cruise Control uit met de toets ON/OFF als
deze niet wordt gebruikt.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 231 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
232 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de Dynamic Radar
Cruise Control
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed geregeld, waardoor
een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Op wegen met voetgangers, fietsers, enz.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snel-
heid overschrijden.
Op wegen met meerdere steile hellingen bergopwaarts of bergafwaarts
achtereen
Op invoegstroken van autowegen en snelwegen
Als de weersomstandigheden zo slecht zijn dat ze een juiste signalering
door de sensoren onmogelijk zouden kunnen maken (mist, sneeuw, zand-
storm, zware regenval, enz.)
Als er vaak een naderingswaarschuwing hoorbaar is
Tijdens het slepen in een noodgeval
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 232 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
233
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet op de juiste manier
signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en afhankelijk van de omstandigheden het
rempedaal wanneer het systeem onvoldoende decelereert of bedien het
gaspedaal wanneer moet worden geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet op de juiste manier signa-
leert, wordt er geen naderingswaarschuwing (Blz. 225) gegeven, waar-
door een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Auto's die plotseling voor u invoegen
Auto's die met lage snelheden rijden
Auto's die niet op dezelfde rijstrook rijden
Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder
lading, enz.)
Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de signalering
door de sensor hindert
Als de neus van uw auto naar boven is
gericht (als gevolg van zware belading
van de bagageruimte, enz.)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 233 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
234 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Omstandigheden waaronder de afstandsregelmodus mogelijk niet goed
werkt
Bedien het rempedaal (of het gaspedaal, afhankelijk van de situatie) indien
nodig in de volgende situaties, omdat de radarsensor voorliggers misschien
niet op de juiste manier signaleert, waardoor een ongeval met ernstig letsel
kan ontstaan.
Als uw voorligger plotseling decelereert
Als de weg erg bochtig is of de rijstroken
erg smal zijn
Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uit-
voeren of frequent van rijstrook wisselt
Accelereren Accelereren Decelereren
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 234 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
235
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Omgaan met de radarsensor
Volg onderstaande aanwijzingen op om te waarborgen dat de Dynamic
Radar Cruise Control goed kan werken.
Anders signaleert de radarsensor mogelijk niet correct, wat kan leiden tot
een ongeval.
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen kras-
sen of beschadigingen ontstaan.
Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige
schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk
niet meer goed. Als de sensor en de omgeving van de sensor aan krach-
tige schokken zijn blootgesteld, moet het desbetreffende gedeelte van de
auto altijd worden gecontroleerd en indien nodig gerepareerd door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Neem de sensor niet uit elkaar.
Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap
of in de directe omgeving.
Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
indien de radarsensor moet worden vervangen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 235 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
236 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
LDA (Lane Departure Alert)
Bij het rijden op een weg met rijstrookmarkeringen herkent dit sys-
teem de rijstrookmarkeringen met behulp van een camerasensor die
de bestuurder waarschuwt als van de rijstrook wordt afgeweken.
Als het systeem vaststelt dat de auto afwijkt van zijn rijstrook, waar-
schuwt het de bestuurder door middel van een zoemer en meldingen
op het multi-informatiedisplay.
Camerasensor
Multi-informatiedisplay
Controlelampje
: Indien aanwezig
Overzicht van de functie
Display
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 236 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
237
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Druk op de toets LDA om het sys-
teem te activeren.
Het controlelampje LDA gaat bran-
den en de rijstrookmarkeringen
worden weergegeven.
Druk nogmaals op de toets om het
LDA-systeem uit te schakelen.
Ook wanneer het contact AAN
wordt gezet, blijft het LDA-systeem
in- of uitgeschakeld.
Wanneer de rijsnelheid ongeveer 50 km/h of hoger is.
Wanneer de rijstrook meer dan ongeveer 2,5 m breed is.
Bij het rijden op een rechte weg of het nemen van een bocht met
een straal die groter is dan ongeveer 100 m
Inschakelen van het LDA-systeem
Werkingsvoorwaarden
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 237 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
238 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wanneer beide rijstrookmarkerin-
gen volledig wit worden:
Geeft aan dat zowel de rechter als
de linker rijstrookmarkering wordt
herkend.
Als de auto van de rijstrook afwijkt,
gaat de rijstrookmarkering aan de
zijde die de auto verlaat geel knip-
peren.
Wanneer een van de rijstrook-
markeringen volledig wit wordt:
Geeft aan dat de rijstrookmarke-
ring aan de witgekleurde zijde
wordt herkend.
Als de auto van de rijstrook afwijkt
aan de zijde met de herkende rij-
strookmarkering, gaat die marke-
ring geel knipperen.
Wanneer beide rijstrookmarkerin-
gen wit omlijnd zijn:
Dit geeft aan dat er geen rijstrook-
markering wordt herkend of dat
het LDA-systeem tijdelijk is uitge-
schakeld.
Weergave op het multi-informatiedisplay
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 238 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
239
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Tijdelijk uitschakelen van de functies van het LDA-systeem
In de volgende gevallen worden de functies van het LDA-systeem tijdelijk uit-
geschakeld. De functies zullen weer ingeschakeld worden nadat de noodza-
kelijke bedrijfstoestanden hersteld zijn.
De richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend.
De rijsnelheid wijkt af van het werkingsgebied van het LDA-systeem.
Als de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden herkend als de auto rijdt.
Wanneer de Lane Departure Warning-functie actief is.
De Lane Departure Warning-functie zal enige seconden na activering niet
weer in werking treden, ook al verlaat de auto weer de rijstrook.
Waarschuwingszoemer voor Lane Departure Alert
Afhankelijk van het geluidsniveau van het audiosysteem of het geluid dat de
ventilator van de airconditioning maakt terwijl het audiosysteem of de aircon-
ditioning is ingeschakeld, is de waarschuwingszoemer mogelijk moeilijk te
horen.
Nadat de auto in de zon heeft gestaan
Het LDA-systeem is mogelijk niet beschikbaar en er wordt gedurende een
bepaalde tijd na het wegrijden een waarschuwingsmelding weergegeven. Als
de temperatuur in de auto daalt en de temperatuur rondom de camerasensor
(Blz. 236) geschikt wordt voor de werking ervan, schakel dan na korte tijd
de toets LDA weer in.
Als er slechts aan één zijde van de auto rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn
De Lane Departure Alert zal niet werken voor de zijde waar geen rijstrook-
markeringen konden worden herkend.
Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties kan de camerasensor de rijstrookmarkeringen moge-
lijk niet herkennen, waardoor de Lane Departure Alert-functie niet goed
werkt. Dit duidt echter niet op een storing.
Bij schaduwen op de weg die parallel lopen aan rijstrookmarkeringen of als
de rijstrookmarkeringen door een schaduw niet zichtbaar zijn
Wanneer door een gebied zonder rijstrookmarkeringen wordt gereden,
zoals bij een tolhuisje, een zebrapad of bij een kaartautomaat
Bij onderbroken rijstrookmarkeringen, kattenogen (verhoogde rijstrookmar-
keringen) of bij stenen
Wanneer de rijstrookmarkeringen (deels) onzichtbaar zijn door zand, vuil,
enz.
Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van regen, plassen op de weg,
enz.
Wanneer de rijstrookmarkeringen geel zijn (het systeem herkent deze
mogelijk minder goed dan de witte markeringen)
Wanneer de rijstrookmarkeringen op een stoeprand zijn aangebracht, enz.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 239 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
240 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bij het rijden over een zeer helder wegoppervlak, zoals beton
Bij het rijden op een wegoppervlak dat helder is als gevolg van gereflec-
teerd licht
Wanneer u ergens rijdt waar het licht heel snel verandert, bijvoorbeeld bij
het in- of uitrijden van een tunnel
Wanneer zonlicht of de koplampen van tegenliggers rechtstreeks in de
cameralens schijnt
Bij het rijden op wegen die zich splitsen of die samenkomen
Wanneer u op bochtige wegen of hobbelige wegen rijdt
Tijdens het rijden op onverharde wegen
Bij het nemen van een scherpe bocht
Wanneer de rijstrookmarkeringen zeer smal of breed zijn
Wanneer de auto naar een kant overhelt als gevolg van een zware belading
of een onjuiste bandenspanning
Wanneer de afstand tot uw voorligger zeer kort is
Wanneer de auto wordt blootgesteld aan sterke op- en neergaande bewe-
gingen, zoals bij het rijden over onverharde wegen of naden in het wegdek
Wanneer de koplampen in het donker minder helder zijn als gevolg van vuil
op de lenzen of wanneer de koplampen niet goed zijn uitgelijnd
Als de banden zijn gewisseld
Afhankelijk van de gebruikte banden zijn de prestaties mogelijk niet als voor-
heen.
Waarschuwingsmeldingen voor het LDA-systeem
Waarschuwingsmeldingen worden gebruikt om een storing in het systeem
aan te geven of om de bestuurder tijdens het rijden te waarschuwen. Lees de
op het multi-informatiedisplay weergegeven waarschuwingsmelding en volg
de aanwijzingen op.
Ook als er een waarschuwingsmelding wordt weergegeven, vormt dit geen
belemmering voor normaal rijden.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 240 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
241
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Voordat u het LDA-systeem gebruikt
Vertrouw niet alleen op het LDA-systeem. Het LDA-systeem zorgt er niet
voor dat de auto automatisch rijdt en zorgt er ook niet voor dat u zelf minder
hoeft op te letten. De bestuurder dient als zodanig volledige verantwoorde-
lijkheid te nemen voor het overzien van zijn/haar omgeving, voor het bedie-
nen van het stuurwiel om de rijlijn te corrigeren en voor het veilig rijden.
Neem af en toe rust bij lange ritten.
Onjuist of nalatig rijgedrag kan resulteren in een ongeval.
Onbedoelde werking van het LDA-systeem vermijden
Schakel het LDA-systeem uit met de toets LDA wanneer u het systeem niet
gebruikt. (Blz. 237)
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van het LDA-systeem
Gebruik het LDA-systeem niet in de volgende situaties.
Anders werkt het systeem mogelijk niet correct wat kan leiden tot een aan-
rijding.
Als wordt gereden met sneeuwkettingen, een reservewiel of soortgelijke
uitrusting
Als zich objecten of constructies naast de weg bevinden die gezien zou-
den kunnen worden als rijstrookmarkeringen (bijvoorbeeld vangrails,
stoepranden, reflectorpalen, enz.)
Tijdens rijden op besneeuwde wegen
Wanneer rijstrookmarkeringen moeilijk te zien zijn door regen, sneeuw,
mist, stuifzand, enz.
Wanneer tijdelijke wegmarkeringen zichtbaar zijn of wanneer oude rij-
strookmarkeringen nog deels zichtbaar zijn op de weg
Wanneer u op een weg rijdt die gedeeltelijk is afgesloten als gevolg van
onderhoud of wanneer u op een tijdelijke rijstrook rijdt
Bij wegwerkzaamheden
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 241 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
242 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Voorkomen van schade aan of een onjuiste werking van het LDA-sys-
teem
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat
het LDA-systeem goed blijft functioneren
Breng geen wijzigingen aan de koplampen aan en plak geen stickers op
het lampglas.
Wijzig de wielophanging niet.
Als een onderdeel van de wielophanging moet worden vervangen, neem
dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Monteer of plaats geen voorwerpen op de motorkap of de grille. Monteer
ook geen accessoires aan de voorzijde van de auto (bullbars, enz.).
Neem voor de reparatie van uw voorruit contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
Camerasensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat
het LDA-systeem goed blijft functioneren
Houd de voorruit te allen tijde schoon.
De prestaties worden mogelijk negatief beïnvloed als de voorruit vuil is of
wanneer er regendruppels, damp of ijs op de voorruit zit(ten).
Mors geen vloeistof op de camerasensor.
Plak geen ruitfolie op de voorruit.
Plaats geen antenne vóór de cameralens.
Als de voorruit vóór de camerasensor is beslagen, gebruik dan de voor-
ruitverwarming om de damp van de voorruit te verwijderen. (Blz. 287)
Bij koud weer kan het gebruik van de kachel waarbij warme lucht naar de
voeten stroomt ervoor zorgen dat het bovenste deel van de voorruit
beslaat. Dit beïnvloedt de beelden op een negatieve manier.
Bevestig geen stickers of andere zaken
op de voorruit in de buurt van de
camerasensor.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 242 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
243
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Houd de cameralens vrij van krassen of vuil.
Let er bij het schoonmaken van de binnenzijde van de voorruit op dat er
geen ruitreiniger o.i.d. op de lens terechtkomt. Raak de lens ook niet aan.
Neem voor reparatie van de lens contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Wijzig de montagepositie of -richting van de camerasensor niet en verwij-
der de sensor niet.
De richting van de camerasensor is nauwkeurig afgesteld.
Stel de camerasensor niet bloot aan krachtige schokken en neem de sen-
sor niet uit elkaar.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
indien de voorruit moet worden vervangen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 243 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
244 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Toyota Parking Assist-sensor
Hoeksensoren voor
Hoeksensoren achter
Middelste sensoren achter
De afstand van uw auto tot obstakels bij het fileparkeren en ach-
teruit inparkeren in een garage wordt gemeten door sensoren en
wordt doorgegeven via de displays en een zoemer. Controleer
bij gebruik van dit systeem ook altijd zelf de omgeving.
Soorten sensoren
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 244 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
245
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
ON (activeren)/OFF (uitschakelen) kan worden ingesteld met behulp
van [instellingendisplay] van het multi-informatiedisplay
(Blz. 119)
Druk op of van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel
(Blz. 119) en kies
Elke keer dat op van de bedieningstoetsen van het instrumenten-
paneel wordt gedrukt, wijzigt de instellingen in ON en OFF. Als ON
wordt geselecteerd, gaat het controlelampje van de Toyota Parking
Assist-sensor branden.
Inschakelen van het Toyota Parking Assist Sensor-systeem
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 245 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
246 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wanneer de sensoren een obstakel signaleren, wordt de bestuurder
door middel van de volgende displays geïnformeerd over de positie
en afstand tot het obstakel.
Multi-informatiedisplay
Werking hoeksensoren voor
Werking hoeksensoren achter
Werking binnenste sensor
achter
Scherm navigatiesysteem
Wanneer het Rear View
Monitor-systeem niet wordt
weergegeven
De grafische voorstelling wordt
automatisch weergegeven wan-
neer een obstakel gesignaleerd
wordt. Het scherm kan zo wor-
den ingesteld dat de afbeelding
niet wordt weergegeven.
(Blz. 249)
: Hiermee kunt u de
geluiden van de zoemer
uitschakelen.
Wanneer het Rear View
Monitor-systeem wordt weer-
gegeven (hulpdisplay)
Display
1
2
3
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 246 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
247
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Weergave afstand
Sensoren die een obstakel signaleren, branden continu of knipperen.
*1: De afbeeldingen wijken mogelijk af van de getoonde afbeeldingen.
(Blz. 246)
*2: Multi-informatiedisplay
*3: Scherm navigatiesysteem
Weergave sensorsignalering, afstand tot obstakel
Display*1
Hulpdisplay
(alleen
navigatie-
systeemscherm)
Globale afstand tot obstakel
Hoeksensor voor
Hoeksensor achter/
binnenste sensor
achter
(continu) (langzaam
knipperen)
Alleen binnenste
sensor achter:
150 cm - 60 cm
(continu) (knipperen)
60 cm - 45 cm 60 cm - 45 cm
(continu) (snel
knipperen)
45 cm - 30 cm
Hoeksensor achter:
45 cm - 30 cm
Binnenste sensor
achter:
45 cm - 35 cm
(knipperen*2
of continu*3)
(continu)
Minder dan 30 cm
Hoeksensor achter:
Minder dan 30 cm
Binnenste sensor
achter:
Minder dan 35 cm
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 247 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
248 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Werking zoemer en afstand tot een obstakel
Een zoemer klinkt als de sensoren in werking zijn.
De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de auto
dichter bij het obstakel komt.
Als de auto het obstakel genaderd is tot onderstaande afstanden,
klinkt er een continu geluidssignaal.
Hoeksensoren voor: ongeveer 30 cm
Hoeksensoren achter: ongeveer 30 cm
Binnenste sensoren achter: ongeveer 35 cm
Als er gelijktijdig 2 of meer obstakels worden gesignaleerd, rea-
geert het zoemersysteem op het dichtstbijzijnde obstakel. Als
een of beide obstakels dichter bij de auto komen dan hierboven
vermeld staat, klinkt er een langdurig piepsignaal, gevolgd door
elkaar snel opvolgende piepsignalen.
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 60 cm
Het schema toont het detectiebe-
reik van de sensoren. Merk op dat
de sensoren geen obstakels kun-
nen detecteren die zich extreem
dicht bij de auto bevinden.
Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het
object.
Detectiebereik sensoren
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 248 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
249
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
U kunt het volume van de zoemer en de instellingen van het scherm
wijzigen wanneer het contact AAN staat.
Druk op de toets SETUP op het navigatiesysteem.
Kies “Vehicle” op het scherm “Setup”.
Kies “TOYOTA park assist settings” op het scherm.
Selecteer het gewenste item.
Het geluidsvolume van de
zoemer kan worden gewij-
zigd.
De weergave van de Toyota
Parking Assist-sensor kan
aan en uit worden gezet.
De weergave van beeld en
geluid voor de binnenste
sensoren achter kan worden
ingesteld.
De Toyota Parking Assist-sensor kan worden gebruikt als
Hoeksensoren voor:
Het contact AAN staat.
De selectiehendel in een andere stand dan P staat.
de rijsnelheid lager is dan ongeveer 10 km/h.
(Bij een willekeurige snelheid als de selectiehendel in stand R staat.)
Hoeksensoren en binnenste sensoren achter:
Het contact AAN staat.
Schakelstand R is geselecteerd.
Weergave Toyota Parking Assist-sensor
Wanneer er een obstakel wordt gesignaleerd als het Rear View Monitor-sys-
teem in werking is, verschijnt er een waarschuwingsindicator in de boven-
hoek van het scherm, zelfs als de weergave is uitgeschakeld.
Instellen van de Toyota Parking Assist-sensor
1
2
3
4
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 249 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
250 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Detectie-informatie sensoren
Het detectiegebied van de sensoren is beperkt tot het gebied rond de bum-
per van de auto.
De staat van de auto en de omgeving kunnen van invloed zijn op de capaci-
teit van de sensor om een obstakel correct te signaleren. Specifieke situa-
ties waarin dit voor kan komen ziet u hieronder.
Er zit vuil, sneeuw of ijs op de sensor. (Het reinigen van de sensoren zal
het probleem oplossen.)
Wanneer de sensor bevroren is. (Het ontdooien van de sensor zal het
probleem oplossen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het gebeuren dat er ten gevolge
van een bevroren sensor een abnormaal beeld te zien is op het display of
dat obstakels niet worden gesignaleerd.
De sensor is op een of andere manier afgedekt.
De auto helt sterk over naar één zijde.
De auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg, op een helling, op grind of
op gras.
Er is veel omgevingslawaai rond de auto van claxons, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens of andere geluidsbronnen die ultrasone
geluidsgolven produceren.
Er is een andere auto uitgerust met Parking Assist-sensoren in de nabije
omgeving.
De sensor is bedekt met een laklaag of een overvloedige hoeveelheid
regenwater.
De auto is uitgerust met een staafantenne of een draadloze antenne.
Er zijn sleepogen geplaatst.
Als de bumper of sensor een sterke schok ondergaat.
De auto nadert een hoge of gebogen stoeprand.
In fel zonlicht of zeer koud weer.
Objecten direct onder de bumper worden niet gesignaleerd.
Als het obstakel zich te dicht bij de sensor bevindt.
Als een niet-originele Toyota-wielophanging (bijvoorbeeld verlaagde wiel-
ophanging) is gemonteerd.
Mogelijk worden mensen die bepaalde soorten kleding dragen niet gesig-
naleerd.
Naast bovenstaande voorbeelden zijn er situaties waarin verkeersborden
en andere objecten vanwege hun vorm door de sensor dichterbij worden
gezien dan ze in werkelijkheid zijn.
De vorm van een obstakel kan ervoor zorgen dat een sensor het obstakel
niet signaleert. Let goed op bij de volgende obstakels:
Kabels, hekken, touwen, enz.
Katoen, sneeuw en andere materialen die geluidsgolven absorberen
Zeer hoekige objecten
Lage obstakels
Hoge obstakels waarbij het bovenste deel uitsteekt in de richting van uw
auto
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 250 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
251
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Tijdens het gebruik kunnen zich de volgende situaties voordoen:
Afhankelijk van de vorm van het obstakel en andere factoren kan de
detectieafstand korter worden of kan detectie onmogelijk zijn.
Mogelijk worden obstakels niet gesignaleerd als deze zich te dicht bij de
sensor bevinden.
Tussen het signaleren van een object en de weergave zit een kleine vertra-
ging. Zelfs als er met lage snelheid wordt gereden, bestaat de mogelijkheid
dat het obstakel binnen het detectiegebied van de sensoren komt voordat
het display wordt weergegeven en het waarschuwingssignaal hoorbaar is.
Smalle paaltjes of objecten die lager zijn dan de sensor worden mogelijk
niet gesignaleerd wanneer u ze nadert, zelfs als ze eenmaal zijn gesigna-
leerd.
Het kan moeilijk zijn om de geluidssignalen te horen als de audio-installa-
tie hard staat of als de luchtcirculatie van de airconditioning veel geluid
produceert.
Als “Clean Parking Assist Sensor” (reinig Parking Assist-sensor) wordt
weergegeven op het multi-informatiedisplay
Mogelijk is een sensor vuil of bedekt met sneeuw of ijs. Wanneer dit in zo'n
geval van de sensor wordt verwijderd, moet het systeem weer normaal wer-
ken.
Ook kan het gebeuren dat er een storing wordt weergegeven of een obstakel
niet wordt gesignaleerd doordat de sensor bij lage buitentemperaturen is
bevroren. Als de sensor is ontdooid, moet het systeem weer normaal werken.
Als “Parking Assist Malfunction” (storing Parking Assist) wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay
Afhankelijk van de storing in de sensor, werkt het apparaat mogelijk niet nor-
maal.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. geluidsvolume zoemer) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 249, 450)
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de Toyota Parking Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
Rijd als het systeem is ingeschakeld niet harder dan 10 km/h.
Het detectiegebied van de sensoren en de reactietijden zijn beperkt. Con-
troleer tijdens het voor- of achteruitrijden of de omgeving (vooral naast de
auto) veilig is en rijd langzaam. Regel de snelheid met het rempedaal.
Monteer geen accessoires binnen de detectiegebieden van de sensoren.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 251 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
252 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Als de Toyota Parking Assist-sensor in gebruik is
In de volgende gevallen werkt het systeem mogelijk niet goed als gevolg
van een storing in een sensor, enz. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Het bedieningsdisplay van de Toyota Parking Assist-sensor knippert en er
klinkt een zoemer terwijl er geen obstakel is gesignaleerd.
Als het gedeelte rond de sensor in aanraking komt met iets of wordt bloot-
gesteld aan een krachtige schok.
Als de bumper ergens tegenaan komt.
Als het display continu te zien is en er geen piepsignaal klinkt, behalve
wanneer de toets “Mute” van de zoemer is ingeschakeld.
Controleer eerst de sensor als er een weergavefout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er geen ijs, sneeuw of modder op de sen-
sor zit, is de sensor waarschijnlijk defect.
Opmerkingen bij het wassen van de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet bloot aan sterke waterstralen of
stoom.
De sensor kan hierdoor defect raken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 252 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
253
5
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Ondersteunende systemen
ECB (elektronisch geregeld remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem genereert remkracht over-
eenkomstig de bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen bij plotseling rem-
men of remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt
als het systeem oordeelt dat er sprake is van een noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwijk-
manoeuvres en het maken van bochten op een glad wegdek
VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit behouden blijft bij uitwijk-
manoeuvres op een glad wegdek door de stuurcommando's aan te
passen.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat
de aandrijvende wielen gaan doorslippen bij het wegrijden met de
auto of bij het accelereren op gladde wegen
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit rolt bij het wegrijden op
een helling.
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch in
werking treden als de omstandigheden daar om vragen. Houd er
echter rekening mee dat dit aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze systemen als u de auto bedient.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 253 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
254 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om de benodigde kracht voor
het ronddraaien van het stuurwiel te verminderen
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
Blz. 259
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt ingetrapt, gaan de alarmknip-
perlichten automatisch knipperen om het achteropkomende ver-
keer te waarschuwen.
BSM (Blind Spot Monitor)
Blz. 268
Het controlelampje Traction Con-
trol knippert wanneer het TRC-/
VSC-/ABS-systeem in werking is.
Als het TRC/VSC/ABS-systeem in werking is
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 254 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
255
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als u met uw auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, kan het
TRC-systeem het aandrijfvermogen van het brandstofcelsysteem
naar de wielen beperken. Als u dan op drukt, kunt u de auto
waarschijnlijk makkelijker los krijgen door te ‘schommelen’.
Schakel de TRC uit door de knop
snel in te drukken en weer los te
laten .
“TRC OFF” wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Druk nogmaals op om het
systeem weer in te schakelen.
Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd meer dan 3 seconden ingedrukt terwijl de auto stilstaat om de
TRC en VSC uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat branden en “TRC OFF” wordt op het multi-
informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op om de systemen weer in te schakelen.
Ook het Pre-Crash Brake Assist-systeem en het Pre-Crash Brake-systeem
worden uitgeschakeld. Het waarschuwingslampje PCS gaat branden en de
melding wordt op het multi-informatiedisplay weergegeven. (Blz. 263)
Wanneer de melding wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
dat de TRC is uitgeschakeld, zelfs al is niet ingedrukt
De TRC en Hill Start Assist Control kunnen niet worden bediend. Neem con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Uitschakelen van het TRC-systeem
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 255 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
256 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt worden door de ABS, Brake
Assist, TRC, VSC en Hill Start Assist Control
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande syste-
men in werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing.
Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromotor
hoorbaar zijn.
Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblokkeer-
systeem geactiveerd is.
Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het antiblokkeer-
systeem geactiveerd is.
Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk werkingsgeluiden van de ECB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
Werkingsgeluiden vanuit het elektromotorcompartiment die hoorbaar zijn
wanneer het rempedaal wordt bediend.
Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend, kan aan de voorzijde van
de auto een geluid hoorbaar zijn dat afkomstig is van het remsysteem.
Werkingsgeluiden vanuit het elektromotorcompartiment die hoorbaar zijn
wanneer na het uitschakelen van het brandstofcelsysteem 1 of 2 minuten
zijn verstreken.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Gereduceerde bekrachtiging door het EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-systeem wordt gereduceerd om het
systeem tegen oververhitting te beschermen als er gedurende langere tijd
veel stuurbewegingen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing zwaar
aanvoelen. Probeer als dat het geval is minder frequent te sturen of breng de
auto tot stilstand en schakel het brandstofcelsysteem UIT. Het EPS-systeem
moet binnen 10 minuten weer normaal werken.
Automatisch opnieuw inschakelen van de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitgeschakeld, worden deze automatisch
opnieuw ingeschakeld in de volgende situaties:
Het contact wordt UIT gezet.
Als alleen het TRC-systeem wordt uitgeschakeld, wordt de TRC weer inge-
schakeld zodra de rijsnelheid toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem is uitgeschakeld, worden deze
niet automatisch weer ingeschakeld als de rijsnelheid toeneemt.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 256 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
257
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voorwaarden voor werking Hill Start Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden wordt voldaan, werkt de Hill Start
Assist Control:
De selectiehendel staat in een andere stand dan P of N (bij het vooruit/ach-
teruit bergop wegrijden).
De auto staat stil.
Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
De parkeerrem is niet geactiveerd.
Automatisch uitschakelen van Hill Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
Zet de selectiehendel in stand P of N.
Het gaspedaal wordt ingetrapt.
De parkeerrem wordt geactiveerd.
Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat het rempedaal is losgelaten.
Voorwaarden voor werking noodstopsignaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan, werkt het noodstopsignaal:
De alarmknipperlichten zijn uit.
De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
Het rempedaal wordt op zo'n manier ingetrapt dat het systeem op basis van
de deceleratie van de auto oordeelt dat het om een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
De alarmknipperlichten worden ingeschakeld.
Het rempedaal wordt losgelaten.
Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat.
WAARSCHUWING
Het ABS werkt niet effectief als
De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld ver-
sleten banden op een weg die bedekt is met sneeuw).
Er sprake is van aquaplaning bij hoge snelheid op een nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw voorligger, met name in de volgende gevallen:
Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
Als wordt gereden met sneeuwkettingen
Als wordt gereden op slechte wegen
Als wordt gereden over wegen met diepe gaten of andere grote oneffenheden
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 257 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
258 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
De TRC werkt mogelijk niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder alle omstandigheden gerealiseerd
worden, zelfs niet als het TRC-systeem in werking is.
Rijd voorzichtig met de auto onder omstandigheden waarbij de stabiliteit en
de aandrijfkracht verloren kunnen gaan.
De Hill Start Assist Control werkt niet effectief wanneer
Ga er niet vanuit dat de Hill Start Assist Control de auto altijd op zijn plaats
kan houden. De Hill Start Assist Control werkt niet altijd effectief op steile
hellingen en op met ijs bedekte wegen.
In tegenstelling tot de parkeerrem is de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan leiden tot een ongeval.
Wanneer de TRC, VSC en/of het ABS is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorzichtig. Roeke-
loos rijgedrag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig als het
controlelampje knippert.
Als het TRC/VSC-systeem is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van het wegdek
aan. Schakel de TRC en de VSC alleen in geval van nood uit, aangezien deze
systemen zorgdragen voor de voertuigstabiliteit en het aandrijfvermogen.
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde merk zijn en
hetzelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer verder of alle ban-
den de aanbevolen spanning hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem werken niet goed als er verschillende
banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het vervangen van de banden of wielen.
Omgaan met banden en wielophanging
Problemen met de banden of wijzigingen aan de wielophanging hebben
een negatief effect op de ondersteunende systemen en kunnen een storing
veroorzaken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 258 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
259
5
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer wordt gesignaleerd dat
een frontale aanrijding zeer
waarschijnlijk is, klinkt er een
zoemer en wordt er een melding
op het multi-informatiedisplay
weergegeven om de bestuurder
aan te sporen om uit te wijken.
Pre-Crash Brake Assist
Als een frontale aanrijding waarschijnlijk is, past het systeem een
grotere remkracht toe, in relatie tot de kracht waarmee het rempe-
daal wordt ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem
Als een frontale aanrijding zeer waarschijnlijk is, waarschuwt het
systeem de bestuurder door middel van een waarschuwings-
scherm en een zoemer. Als het systeem signaleert dat een aanrij-
ding onvermijdelijk is, worden de remmen automatisch geactiveerd
om de snelheid bij de aanrijding te verlagen.
Als de radarsensor signaleert dat een frontale aanrijding waar-
schijnlijk is, wordt het remsysteem automatisch geactiveerd om
de gevolgen van een aanrijding zo veel mogelijk te beperken.
De waarschuwingstiming van het Pre-Crash Safety-systeem kan
naar wens worden gewijzigd en in en uit worden geschakeld met
behulp van de schakelaar. (Blz. 260)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 259 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
260 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wijzigen van de waarschuwingstiming van het Pre-Crash Safety-
systeem
Telkens wanneer op de schakelaar PCS wordt gedrukt, wijzigt de
afstand als volgt.
Ver weg
Gemiddeld*
Dichtbij
*: Standaardinstelling
Wijzigen van het Pre-Crash Safety-systeem
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 260 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
261
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem
Druk gedurende ten minste 3 seconde op de schakelaar PCS.
Het waarschuwingslampje PCS gaat branden en er wordt een melding
weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Druk nogmaals op de schakelaar PCS om het systeem in te schakelen.
Het systeem wordt ingeschakeld telkens wanneer het contact AAN
wordt gezet.
De radarsensor signaleert auto's
of andere obstakels op en naast
de weg voor de auto en bepaalt
aan de hand van de positie, de
snelheid en de richting van het
obstakel of een aanrijding onver-
mijdelijk is.
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
Radarsensor
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 261 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
262 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Het Pre-Crash Safety-systeem is in werking als
Het Pre-Crash Safety-systeem is ingeschakeld (Blz. 260) en er wordt aan
de onderstaande voorwaarden voldaan:
Waarschuwing Pre-Crash Safety-systeem:
De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 15 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, is hoger dan ongeveer 10 km/h.
Pre-Crash Brake Assist:
De VSC is niet uitgeschakeld.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, hoger is dan ongeveer 30 km/h.
Het rempedaal is ingetrapt.
Pre-Crash Brake-systeem:
De VSC is niet uitgeschakeld.
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 15 km/h.
De snelheid waarmee uw auto het obstakel of de voor u rijdende auto
nadert, is hoger dan 10 km/h.
Omstandigheden die het systeem kunnen activeren zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
In de volgende gevallen signaleert de radarsensor mogelijk een voorwerp,
waardoor de radarsensor een kans op een frontale aanrijding signaleert en
het systeem in werking treedt.
Als u in een linker- of rechterbocht een tegemoetkomende auto passeert.
Als u een obstakel snel van voren nadert (bijv. een voorligger, een tol-
poortje, enz.)
Wanneer zich boven op een helling een groot, niet-bewegend voorwerp
(billboard, laag plafond, straatlantaarn, enz.) bevindt
Bij het rijden door smalle doorgangen of plaatsen met een laag plafond
(bruggen, tunnels, viaducten, enz.)
Als u over een slecht wegdek rijdt
Als op de weg een metalen object, hobbel of uitsteeksel aanwezig is
Wanneer de voorzijde van de auto is verhoogd of verlaagd afhankelijk van
de beladingstoestand
Als de radarsensor niet goed uitgelijnd is door blootstelling aan een harde
schok van de omgeving van de radarsensor, enz.
Als er bij het begin van een bocht een obstakel (vangrail, enz.) naast de weg
aanwezig is
Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is (bijvoorbeeld omdat er zware
lading in de bagageruimte vervoerd wordt)
Als het systeem in bovenstaande situaties wordt geactiveerd, worden de rem-
men mogelijk met meer kracht dan normaal bediend.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 262 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
263
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Obstakels die niet worden waargenomen
De sensor kan geen plastic obstakels als pylonen waarnemen. In sommige
gevallen neemt de sensor ook geen voetgangers, dieren, fietsen, motorfiet-
sen, bomen en sneeuwhopen waar.
Situaties waarin het Pre-Crash Safety-systeem niet goed werkt
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed:
Op wegen met scherpe bochten of oneffenheden
Als een auto plotseling voor uw auto verschijnt, bijvoorbeeld op een kruising
Als uw auto plotseling wordt gesneden, bijvoorbeeld wanneer u wordt inge-
haald
Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist
en sneeuw- of zandstormen
Als uw auto in een slip raakt terwijl de VSC niet in werking is
Als de wagenhoogte extreem verandert
Wanneer de radarsensor van positie verandert omdat de directe omgeving
van de sensor een hevige schok heeft gekregen
Als gevolg van een grote verdraaiing van het stuurwiel wanneer er plotse-
ling een obstakel vóór de auto verschijnt
Automatisch uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem
Als een storing optreedt waardoor de sensoren geen obstakels meer kunnen
waarnemen, bijvoorbeeld doordat de sensor vuil is, wordt het Pre-Crash
Safety-systeem automatisch uitgeschakeld. Het systeem wordt in dit geval
niet geactiveerd, zelfs niet wanneer er kans op een aanrijding is.
Als er een storing in het systeem aanwezig is of het systeem tijdelijk niet
beschikbaar is
Het waarschuwingslampje PCS knippert en er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-informatiedisplay. Lees de op het multi-informatie-
display weergegeven waarschuwingsmelding en volg de aanwijzingen op.
Wanneer de TRC en VSC zijn uitgeschakeld
Wanneer de TRC en VSC zijn uitgeschakeld (Blz. 255), worden ook het
Pre-Crash Brake Assist-systeem en het Pre-Crash Brake-systeem uitge-
schakeld. De waarschuwingsfunctie werkt echter wel.
Het waarschuwingslampje PCS gaat branden en de melding “Pre-Crash
Brake is disabled due to VSC OFF” (Pre-Crash Brake-systeem is uitgescha-
keld i.v.m. VSC OFF) wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 263 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
264 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verklaring voor de radarsensor
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 264 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
265
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 265 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
266 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Beperkingen van het Pre-Crash Safety-systeem
De bestuurder is volledig verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd
altijd veilig en houd rekening met de omgeving.
Gebruik het Pre-Crash Safety-systeem nooit in plaats van normaal rem-
men. Dit systeem voorkomt niet in alle gevallen een aanrijding en ver-
mindert ook niet altijd de schade of het letsel. Vertrouw niet alleen op dit
systeem. Anders kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig let-
sel kan ontstaan.
Dit systeem is ontworpen om aanrijdingen te helpen voorkomen of de
schade bij een aanrijding te helpen beperken.
Het systeem werkt echter per geval anders (Blz. 262).
Daardoor levert het systeem mogelijk niet altijd dezelfde prestaties. Het
Pre-Crash Safety-systeem werkt mogelijk niet als de bestuurder het rempe-
daal intrapt of het stuurwiel draait, omdat het systeem dan mogelijk oordeelt
dat de bestuurder een uitwijkactie uitvoert.
Omgaan met de radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat
het Pre-Crash Safety-systeem goed blijft functioneren.
Anders werkt het systeem mogelijk niet correct wat kan leiden tot een aan-
rijding.
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen kras-
sen of beschadigingen ontstaan.
Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige
schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk
niet goed. Als de sensor en de omgeving van de sensor aan krachtige
schokken zijn blootgesteld, moet het desbetreffende gedeelte van de auto
altijd worden gecontroleerd en indien nodig gerepareerd door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
Neem de sensor niet uit elkaar.
Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap
of in de directe omgeving.
Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
indien de radarsensor moet worden vervangen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 266 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
267
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot de inhoud van ondersteunende
systemen
Het Pre-Crash Safety-systeem is bedoeld om de bestuurder met behulp
van alarmfuncties en het remfunctieregelsysteem te helpen om aanrijdin-
gen te voorkomen via KIJKEN-BEOORDELEN-HANDELEN. Het systeem
kan slechts in beperkte mate ondersteuning bieden, dus let op de volgende
belangrijke punten:
De bestuurder helpen om op de weg te letten
Het Pre-Crash Safety-systeem kan alleen obstakels signaleren die zich
direct vóór de auto bevinden, en alleen binnen een beperkt bereik. Het
systeem is niet bedoeld om zorgeloos of roekeloos rijgedrag te rechtvaar-
digen en kan de bestuurder ook niet helpen tijdens het rijden bij slecht
zicht. De bestuurder moet daarom nog steeds goed op de omgeving rond
de auto letten.
De bestuurder ondersteunen bij het maken van een juiste beoordeling
Wanneer geprobeerd wordt de kans op een aanrijding in te schatten,
beschikt het Pre-Crash Safety-systeem alleen over gegevens van obsta-
kels die het systeem direct voor de auto heeft gesignaleerd. Het is daarom
strikt noodzakelijk dat de bestuurder alert blijft en zelf bepaalt of er op enig
moment kans op een aanrijding bestaat.
De bestuurder helpen actie te ondernemen
De Brake Assist-functie van het Pre-Crash Safety-systeem is ontworpen
om de ernst van de aanrijding te helpen beperken en handelt dus alleen
wanneer het systeem heeft geoordeeld dat een aanrijding onvermijdelijk
is. Dit systeem kan niet zelf automatisch een aanrijding voorkomen of de
auto veilig tot stilstand brengen zonder een juiste bediening door de
bestuurder. Daarom moet de bestuurder in gevaarlijke situaties direct zelf
actie ondernemen om de veiligheid van alle betrokkenen te garanderen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 267 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
268 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
BSM (Blind Spot Monitor)
De Blind Spot Monitor is een systeem met 2 functies;
De Blind Spot Monitor-functie
Helpt de bestuurder bij het maken van de beslissing wanneer van
rijstrook te wisselen
De Rear Crossing Traffic Alert-functie
Helpt de bestuurder bij het achteruitrijden
Deze functies maken gebruik van dezelfde sensoren.
BSM-indicatoren in de buitenspiegels
Blind Spot Monitor-functie:
Wanneer een auto wordt gesignaleerd in de dode hoek, gaat de BSM-indi-
cator in de buitenspiegel aan die zijde branden. Als de richtingaanwijzer-
schakelaar wordt bediend terwijl zich een auto in de dode hoek bevindt,
gaat de BSM-indicator in de buitenspiegel knipperen.
Rear Crossing Traffic Alert-functie:
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter
nadert, gaan de BSM-indicatoren in de buitenspiegels knipperen.
Rear Crossing Traffic Alert-zoemer (alleen Rear Crossing Traffic
Alert-functie)
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter
nadert, klinkt een zoemer vanachter de achterstoel.
Overzicht van de Blind Spot Monitor
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 268 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
269
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
ON (activeren)/OFF (uitschakelen) kan worden ingesteld met behulp van
[instellingendiplay] van het multi-informatiedisplay (
Blz. 119)
Druk op of van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel
(Blz. 119) en kies
Elke keer dat op van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel wordt gedrukt, wijzigt de instellingen in ON en OFF. Als
ON wordt geselecteerd, gaat de BSM-indicator branden.
Inschakelen van het Blind Spot Monitor-systeem
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 269 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
270 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De zichtbaarheid van de BSM-indicatoren in de buitenspiegels
Mogelijk zijn de BSM-indicatoren in de buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed
te zien.
Hoorbaarheid van de Rear Crossing Traffic Alert-zoemer
De zoemer van de Rear Crossing Traffic Alert-functie komt mogelijk moeilijk
boven harde geluiden uit, zoals wanneer het volume van het audiosysteem
hoog staat.
Wanneer “Blind Spot Monitor Unavailable” (Blind Spot Monitor niet
beschikbaar) wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Water, sneeuw, modder, enz. hopen zich mogelijk op in de buurt rondom de
sensor in de bumper. (Blz. 273) Wanneer het water, de sneeuw, de mod-
der, enz. uit de buurt rondom de sensor in de bumper wordt verwijderd, moet
het systeem weer normaal gaan werken. Ook werkt mogelijk de sensor niet
normaal bij extreem warm of koud weer.
Wanneer “Blind Spot Monitor System Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in Blind Spot Monitor-systeem. Ga naar uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of de spanning is abnormaal. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 270 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
271
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verklaring bij de Blind Spot Monitor
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 271 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
272 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 272 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
273
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De Blind Spot Monitor-functie maakt gebruik van radarsensoren om
auto's te signaleren die in een aangrenzende rijstrook rijden in het
gebied dat niet in de buitenspiegel is te zien (de dode hoek) en brengt
de bestuurder hiervan op de hoogte via de BSM-indicator in de
buitenspiegel.
WAARSCHUWING
Behandelen van de radarsensor
In de linker- en rechterzijde van de achterbumper van de auto wordt respec-
tievelijk één Blind Spot Monitor-sensor geplaatst. Houd u aan het volgende
om ervoor te zorgen dat de Blind Spot Monitor goed werkt.
Stel de sensor en de omgeving van de sensor op de bumper niet bloot aan
krachtige schokken. Als de sensor ook maar iets wordt verplaatst, werkt
het systeem mogelijk niet meer goed en worden auto's die binnen het
detectiegebied komen mogelijk niet meer gesignaleerd. Als de sensor en
de omgeving van de sensor aan krachtige schokken zijn blootgesteld,
moet het desbetreffende gedeelte van de auto altijd worden gecontroleerd
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Neem de sensor niet uit elkaar.
Monteer geen accessoires op de sensor of het omliggende gebied op de
bumper en plak er geen stickers op.
Breng geen wijzigingen aan de sensor of het omliggende gebied op de
bumper aan.
Breng geen verf aan op de sensor of het omliggende gebied op de bumper.
De Blind Spot Monitor-functie
Houd de sensor en zijn omgeving op de
bumper te allen tijde schoon.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 273 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
274 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen wor-
den gesignaleerd.
Het detectiegebied reikt tot:
Ongeveer 3,5 m vanaf de zij-
kant van de auto
De eerste 0,5 m vanaf de zijkant
van de auto bevindt zich buiten het
detectiegebied
Ongeveer 3 m achter de achter-
bumper
Ongeveer 1 m vóór de achter-
bumper
De detectiegebieden van de Blind Spot Monitor-functie
1
2
3
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem
De bestuurder is volledig verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd
altijd veilig en houd rekening met de omgeving.
De Blind Spot Monitor-functie is een aanvullend systeem dat de bestuurder
waarschuwt voor een auto in de dode hoek. Vertrouw niet blindelings op de
Blind Spot Monitor-functie. De functie kan niet beoordelen of u veilig van rij-
strook kunt wisselen. Wanneer u alleen op de functie vertrouwt, kunnen
zich ongevallen voordoen die tot ernstig letsel kunnen leiden.
Afhankelijk van de omstandigheden werkt het systeem mogelijk niet goed.
Daarom dient de bestuurder altijd zelf de veiligheid te controleren.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 274 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
275
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De Blind Spot Monitor-functie werkt wanneer
Het Blind Spot Monitor-systeem is ingeschakeld
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 16 km/h.
De Blind Spot Monitor-functie signaleert een auto wanneer
Een auto in een aangrenzende rijstrook uw auto inhaalt.
Een andere auto binnen het detectiegebied komt wanneer deze van rij-
strook wisselt.
Omstandigheden waaronder de Blind Spot Monitor-functie een auto niet
signaleert
De Blind Spot Monitor-functie is niet ontworpen om de volgende typen voer-
tuigen en/of objecten te signaleren:
Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, enz.*
Tegemoetkomende auto's
Vangrails, muren, bebording, geparkeerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten*
Auto's achter u die op dezelfde rijstrook rijden*
Auto's die 2 rijstroken van uw auto verwijderd zijn*
*: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Omstandigheden waaronder de Blind Spot Monitor-functie mogelijk niet
goed werkt
Onder de volgende omstandigheden signaleert de Blind Spot Monitor-functie
auto's mogelijk niet correct:
Onder slechte weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval,
mist en sneeuw
Wanneer er ijs of modder e.d. op de achterbumper zit
Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van regen, plassen op de
weg, enz.
Bij een duidelijk verschil in snelheid tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
Wanneer een auto zich bij stilstand in het detectiegebied bevindt en in dat
gebied blijft wanneer uw auto accelereert
Bij het op- of afrijden van opeenvolgende steile hellingen, zoals heuvels,
een daling in de weg, enz.
Wanneer meerdere auto's naderen met slechts weinig ruimte tussen elke
auto
Wanneer de rijstroken breed zijn en de auto in de volgende rijstrook te
ver van uw auto vandaan is
Wanneer de auto die binnen het detectiegebied komt met ongeveer
dezelfde snelheid rijdt als uw auto
Bij een duidelijk verschil in hoogte tussen uw auto en de auto die binnen
het detectiegebied komt
Direct nadat het Blind Spot Monitor-systeem is ingeschakeld
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 275 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
276 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Onder de volgende omstandigheden is de kans dat de Blind Spot Monitor-
functie onnodig een auto en/of object signaleert groter:
Wanneer er slechts weinig ruimte zit tussen uw auto en een vangrail,
muur, enz.
Wanneer er slechts weinig ruimte zit tussen uw auto en een auto achter u
Wanneer rijstroken smal zijn en een auto die 2 rijstroken van uw auto ver-
wijderd is binnen het detectiegebied komt
Wanneer voorwerpen zoals een fietsendrager op de achterzijde van de
auto zijn gemonteerd
De Rear Crossing Traffic Alert-functie werkt wanneer de achteruitver-
snelling is ingeschakeld. Hij kan andere auto's signaleren die van
rechts of links achter naderen. Ze maakt gebruik van radarsensoren
om de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van andere
auto's: de BSM-indicatoren in de buitenspiegels gaan knipperen en er
klinkt een zoemer.
De Rear Crossing Traffic Alert-functie
Naderende auto's Detectiegebieden
1 2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 276 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
277
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen wor-
den gesignaleerd.
Om ervoor te zorgen dat de bestuurder een consistente reactietijd
heeft, kan de zoemer een waarschuwing geven voor snellere auto's
die verder weg zijn.
Bijvoorbeeld:
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem
De bestuurder is volledig verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd
altijd veilig en houd rekening met de omgeving.
De Rear Crossing Traffic Alert-functie dient slechts ter ondersteuning, ver-
trouw daarom niet uitsluitend op dit systeem. Ook bij gebruik van de Rear
Crossing Traffic Alert-functie dient de bestuurder altijd voorzichtig te zijn bij
het achteruitrijden. U dient als bestuurder zelf de omgeving achter uw auto
visueel te controleren en voordat u achteruitrijdt te controleren of zich geen
voetgangers, andere voertuigen, enz. achter de auto bevinden. Het niet in
acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel.
Afhankelijk van de omstandigheden werkt het systeem mogelijk niet goed.
Daarom dient de bestuurder altijd zelf de veiligheid te controleren.
De detectiegebieden van de Rear Crossing Traffic Alert-functie
Naderende auto Snelheid Afstand waarschuwing
(bij benadering)
Snel 28 km/h 20 m
Langzaam 8 km/h 5,5 m
1
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 277 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
278 5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De Rear Crossing Traffic Alert-functie werkt wanneer
Het Blind Spot Monitor-systeem is ingeschakeld.
Schakelstand R is geselecteerd.
De rijsnelheid lager is dan ongeveer 8 km/h.
De rijsnelheid van de naderende auto tussen ongeveer 8 km/h en 28 km/h ligt.
Omstandigheden waaronder de Rear Crossing Traffic Alert-functie een
auto niet signaleert
De Rear Crossing Traffic Alert-functie is niet ontworpen om de volgende
typen voertuigen en/of objecten te signaleren:
Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, enz.*
Voertuigen die van direct achter de auto naderen
Vangrails, muren, bebording, geparkeerde auto's en vergelijkbare stil-
staande objecten*
Voertuigen die van de auto af bewegen
Voertuigen die naderen vanuit parkeerruimtes naast uw auto*
Voertuigen die achteruit inparkeren in de parkeerruimtes naast uw auto*
*: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Omstandigheden waaronder de Rear Crossing Traffic Alert-functie
mogelijk niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden signaleert de Rear Crossing Traffic
Alert-functie auto's mogelijk niet correct:
Onder slechte weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist
en sneeuw
Wanneer er ijs of modder e.d. op de achterbumper zit
Wanneer er continu meerdere auto's naderen
Parkeren onder een kleine hoek
Wanneer een auto met hoge snelheid nadert
Bij het parkeren op een steile helling, zoals op een heuvel, een daling in de
weg, enz.
Direct nadat het Blind Spot Monitor-systeem is ingeschakeld
Direct nadat het brandstofcelsysteem is gestart terwijl het Blind Spot Moni-
tor-systeem is ingeschakeld
Voertuigen die niet kunnen worden
waargenomen door de sensoren als
gevolg van obstakels
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 278 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
279
5
5-6. Rijtips
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Rijden in de winter
Gebruik ruitensproeiervloeistof die geschikt is voor winterse
omstandigheden.
Laat de toestand van de 12V-accu controleren door een monteur.
Laat winterbanden onder uw auto monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de voorwielen aan.
banden.
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben en van hetzelfde merk
zijn en controleer of de sneeuwkettingen geschikt zijn voor de banden-
maat van uw auto.
Tref voor het aanbreken van de winter de noodzakelijke voorbe-
reidingen en voer de benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag
altijd aan de actuele weersomstandigheden aan.
Voorbereiding voor de winter
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 279 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
280 5-6. Rijtips
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voer, afhankelijk van de omstandigheden, de volgende handelingen uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet met kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze vastgevroren zijn. Giet warm water
over het bevroren gedeelte om het ijs te laten smelten. Veeg het
water direct weg om te voorkomen dat het bevriest.
Verwijder de eventueel aanwezige sneeuw van de luchtinlaten voor
de voorruit om zeker te kunnen zijn van een juiste werking van de
aanjager van het airconditioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of sneeuwophopingen op de ver-
lichting aan de buitenzijde, op het dak, op het chassis, rond de ban-
den of op de remmen, en verwijder deze indien dat het geval is.
Verwijder sneeuw en modder van de onderzijde van uw schoenen
voordat u in de auto stapt.
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een veilige afstand tussen u en
uw voorligger en pas de snelheid aan aan de conditie van de weg.
Parkeer de auto en zet de selectiehendel in stand P, maar activeer de
parkeerrem niet. De parkeerrem kan vastvriezen en bij het deactive-
ren niet vrij komen. Blokkeer de wielen indien nodig, om wegglijden of
kruipen te voorkomen.
Voordat u met de auto gaat rijden
Tijdens het rijden
Bij het parkeren
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 280 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
281
5-6. Rijtips
5
Rijden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting:
diameter 3 mm
breedte 10 mm
lengte 30 mm
Dwarsketting:
diameter 4 mm
breedte 14 mm
lengte 25 mm
De wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen
verschilt per land en per soort weg. Stel u op de hoogte van lokale
voorschriften alvorens sneeuwkettingen te monteren.
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het monteren en verwij-
deren van sneeuwkettingen:
Monteer en verwijder de sneeuwkettingen op een veilige locatie.
Monteer de sneeuwkettingen uitsluitend op de voorwielen. Gebruik geen
sneeuwkettingen om de achterwielen.
Plaats de sneeuwkettingen zo strak mogelijk om de voorwielen. Zet de
sneeuwkettingen na 0,5 1,0 km opnieuw vast.
Monteer de sneeuwkettingen volgens de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Keuze van sneeuwkettingen
1
2
3
4
5
6
Wetgeving met betrekking tot gebruik van sneeuwkettingen
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 281 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
282 5-6. Rijtips
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Gebruik winterbanden met de voorgeschreven maat.
Zorg ervoor dat de bandenspanning aan de specificatie voldoet.
Rijd niet harder dan de toegestane snelheid of harder dan de snelheids-
limiet die geldt voor de gebruikte winterbanden.
Monteer winterbanden op alle wielen.
Rijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig letsel het gevolg zijn.
Rijd niet harder dan de maximaal toegestane snelheid voor de gebruikte
sneeuwkettingen of niet harder dan 50 km/h, afhankelijk van welke snel-
heid de laagste is.
Vermijd het rijden over slechte wegdekken en over gaten.
Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en
schakelhandelingen die plotseling regeneratief remmen veroorzaken.
Minder uw snelheid alvorens een bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar blijft.
Auto's met LDA-systeem (Lane Departure Alert):
Gebruik het LDA-systeem (Lane Departure Alert) niet.
OPMERKING
Repareren of vervangen van winterbanden
Laat winterbanden repareren of vervangen door een Toyota-dealer of door
een bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winterbanden heeft namelijk invloed op de
werking van de bandenspanningssensoren en -zenders.
Monteren van sneeuwkettingen
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn, kan het gebeuren dat het banden-
spanningswaarschuwingssysteem niet goed functioneert.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 282 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
283
6
Voorzieningen in
het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
6-1. Gebruik van de
airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische
airconditioning .................284
Stuurwielverwarming/
stoelverwarming ..............293
6-2. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting ...........295
Interieurverlichting .........296
Leeslampjes ..................296
6-3. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden ......298
Dashboardkastje ...........299
Consolevak....................299
Bekerhouders ................300
Fleshouders...................301
Extra opbergvak ............302
Pasjeshouder ................302
Voorzieningen
bagageruimte...................303
6-4. Overige voorzieningen
in het interieur
Overige voorzieningen
in het interieur..................305
Zonnekleppen................305
Make-upspiegels ...........305
Klok ...............................306
Armsteun .......................307
Kledinghaakjes ..............307
Handgrepen...................308
Accessoireaansluiting....309
Draadloze lader .............310
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 283 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
284 6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Automatische airconditioning
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Raak om de ingestelde tempe-
ratuur te veranderen de sensor
aan en beweeg uw vinger
omhoog of omlaag.
U kunt de ingestelde tempera-
tuur ook wijzigen door de sensor
aan te raken.
Wanneer de ingestelde tempe-
ratuur is gewijzigd, klinkt een
zoemer.
Instellen van de aanjagersnelheid
Kies (verhogen) om de aanjagersnelheid te verhogen en
(verlagen) om de aanjagersnelheid te verlagen.
Kies om de aanjager uit te schakelen.
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjager-
snelheid worden automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur.
Bedieningspaneel airconditioning
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 284 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
285
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Kies om de luchtcircula-
tiemodus te wijzigen.
Iedere keer dat de toets wordt
aangeraakt, worden er andere uit-
stroomopeningen geselecteerd.
Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten
Er stroomt lucht naar de voe-
ten
Er stroomt lucht naar de voe-
ten en de voorruitverwarming
is in werking.
Overige functies
Overschakelen tussen de buitenluchtmodus en de recirculatie-
modus (Blz. 286)
Ontwasemen van de voorruit (Blz. 287)
Ontwasemen van de achterruit en de buitenspiegels (Blz. 287)
Kies .
De ontvochtigingsfunctie wordt ingeschakeld. De uitstroomope-
ningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden auto-
matisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Wijzig de ingestelde temperatuur.
Kies .
Iedere keer dat de toets wordt aangeraakt, schakelt de koel- en ont-
vochtigingsfunctie tussen aan en uit.
Kies om het systeem uit te schakelen.
1
2
3
4
Gebruik van de automatische airconditioning
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 285 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
286 6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Controlelampje automatische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de luchtcirculatiemodi
worden bediend, dooft het controlelampje van de automatische
modus. De automatische modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Afzonderlijk instellen van de temperatuur voor de bestuurder
en voor de voorpassagier (DUAL-modus)
Voer een van de volgende procedures uit om de DUAL-modus in te
schakelen:
Kies .
Wijzig de ingestelde temperatuur aan passagierszijde.
Als de DUAL-modus is ingeschakeld, gaat het controlelampje branden.
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer als op wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tussen
de buitenluchtmodus (controlelampje uit) en de recirculatiemodus (con-
trolelampje aan).
Gebruik van de Climate Preference (klimaatvoorkeur)
Kies .
Iedere keer als wordt aangeraakt, verandert de instellingsmo-
dus voor de aanjagersnelheid als volgt:
NORMAL ECO FAST
Wanneer op het airconditioningscherm wordt weergegeven, wordt
de airconditioning zo geregeld dat er prioriteit wordt gegeven aan een laag
brandstofverbruik, bijvoorbeeld door een lagere aanjagersnelheid.
Wanneer op het scherm wordt weergegeven, wordt de aan-
jagersnelheid verhoogd.
Wanneer u uw vinger op houdt, wordt op het scherm
weergegeven, en wordt de airconditioning zo bediend dat er nog meer
prioriteit wordt gegeven aan een laag brandstofverbruik.
(De airconditioning zal een nog beperktere werking hebben.)
wordt mogelijk uitgeschakeld wanneer andere bedieningstoetsen
van de airco worden gekozen of wanneer het contact UIT wordt gezet.
Overige functies
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 286 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
287
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten
voor te ontwasemen.
Druk op .
De ontvochtigingsfunctie werkt en de aanjagersnelheid neemt toe.
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, de luchttoevoertoets in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zij-
ruiten sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op om terug te
keren naar de vorige modus.
Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de
achterruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op .
Het controlelampje gaat branden wanneer de achterruit en buiten-
spiegels worden ontwasemd.
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automa-
tisch uitgeschakeld.
Voorruitverwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om ijsvorming op de voorruit en de
ruitenwissers te voorkomen.
Kies .
Het controlelampje gaat bran-
den wanneer de voorruitverwar-
ming is ingeschakeld.
De voorruitverwarming wordt na
een tijdje automatisch uitge-
schakeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 287 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
288 6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselec-
teerde luchtcirculatiemodus.
Afstellen van de stand en de mate van opening van de uit-
stroomopeningen
Richt de luchtstroom naar links of rechts, boven of beneden.
Draai aan de knop om de uitstroomopening te openen of te slui-
ten.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van kan de aanjager even worden uitgescha-
keld tot er voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
Uitstroomopeningen
Voor Achter
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 288 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
289
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Beslaan van de ruiten
Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is, zullen de ruiten gemakke-
lijk beslaan. Wanneer wordt ingeschakeld, wordt de lucht die via de
uitstroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de voorruit efficiënt ont-
wasemd.
Als u uitschakelt, zullen de ruiten mogelijk sneller beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Functie voor signalering condens op voorruit
Wanneer de automatische modus is ingeschakeld, signaleert de luchtvochtig-
heidssensor (Blz. 292) condens op de voorruit en regelt hij de airconditio-
ning om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
Zet bij het rijden op stoffige wegen, zoals in tunnels, of in druk verkeer de
luchttoevoertoets in de recirculatiemodus. Zo wordt voorkomen dat er
buitenlucht de auto in stroomt. Wanneer tijdens het koelen de recirculatie-
modus wordt ingeschakeld, wordt ook het interieur van de auto effectief
gekoeld.
Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/recirculatiemodus automatisch inge-
schakeld afhankelijk van de ingestelde temperatuur of de temperatuur in de
auto.
Werking van de airconditioning in Climate Preference (klimaatvoorkeur)
In Climate Preference (klimaatvoorkeur) wordt de airconditioning als volgt
geregeld om prioriteit te geven aan een laag brandstofverbruik:
De koelvloeistofverwarming voor het interieur en de werking van de com-
pressor worden geregeld om de verwarm-/koelcapaciteit te beperken
Wanneer de automatische modus is gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
Doe het volgende om de prestaties van de airconditioning te verbeteren:
Wijzig de ingestelde temperatuur en aanjagersnelheid.
Werking van de airconditioning in de ECO-modus
Wanneer de schakelaar ECO MODE wordt ingedrukt, schakelt de werking
over naar de Climate Preference (klimaatvoorkeur). (Blz. 199)
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk niet, ook niet als op wordt
gedrukt.
Wanneer is geselecteerd voor de gebruikte uitstroomopeningen
Voor uw rijcomfort kan de luchttoevoer naar de voetenruimte, afhankelijk van
de temperatuurinstelling, warmer zijn dan de luchttoevoer naar het boven-
lichaam.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 289 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
290 6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Geuren ventilatie en airconditioning
Zet de airconditioning in de buitenluchtmodus om frisse lucht binnen te
laten.
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben
dat de lucht die uit de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te
zetten voordat u de motor uitschakelt.
Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager direct nadat de aircondi-
tioning in de automatische modus wordt ingeschakeld even vertraagd.
Interieurfilter
Blz. 366
De reactie van de toets van het bedieningspaneel van de airco wijzigen
De reactietijd vanaf het moment dat de toets wordt aangeraakt kan als volgt
worden gewijzigd.
Tijdens onderstaande procedure kan de airconditioning niet worden
bediend.
Auto's met linkse besturing
Kies gedurende ongeveer 3 seconden (verlagen) en .
“01” - “05” wordt weergegeven op de monitor voor de temperatuur aan
passagierszijde.
Auto's met rechtse besturing
Kies gedurende ongeveer 3 seconden (verhogen) en .
“01” - “05” wordt weergegeven op de monitor voor de temperatuur aan
passagierszijde.
Elke keer als wordt aangeraakt, verandert de reactietijd als volgt:
01 (ongeveer 0,06 s) 02 (ongeveer 0,08 s) 03 (ongeveer 0,10 s)
04 (ongeveer 0,12 s) 05 (ongeveer 0,14 s)
Wanneer de gewenste instelling wordt weergegeven, het scherm gedu-
rende ongeveer 5 seconden niet met behulp van de toetsen wordt
gewijzigd en het contact UIT wordt gezet, is de configuratie voltooid.
1
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 290 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
291
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Het bedieningsgeluid voor de toetsen van het bedieningspaneel van de
airco in-/uitschakelen
De bedieningsgeluiden wanneer de toets wordt aangeraakt kunnen als volgt
in en uit worden geschakeld.
Tijdens onderstaande procedure kan de airconditioning niet worden
bediend.
Kies gedurende ongeveer 3 seconden en .
ON of OFF wordt weergegeven op de monitor voor de temperatuur aan
passagierszijde.
Elke keer als wordt aangeraakt, schakelt de monitor tussen ON
en OFF.
Wanneer ON of OFF wordt weergegeven, het scherm gedurende onge-
veer 5 seconden niet met behulp van de toetsen wordt gewijzigd en het
contact UIT wordt gezet, is de configuratie voltooid.
Het pop-updisplay in-/uitschakelen wanneer de toets van het bedie-
ningspaneel van de airco wordt bediend
De pop-updisplays wanneer de toets wordt aangeraakt kunnen als volgt in en
uit worden geschakeld.
Tijdens onderstaande procedure kan de airconditioning niet worden
bediend.
Kies gedurende ongeveer 3 seconden en .
ON of OFF wordt weergegeven op de monitor voor de temperatuur aan
passagierszijde.
Elke keer als wordt gekozen, schakelt de monitor tussen ON en
OFF.
Wanneer ON of OFF wordt weergegeven, het scherm gedurende onge-
veer 5 seconden niet met behulp van de toetsen wordt gewijzigd en het
contact UIT wordt gezet, is de configuratie voltooid.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. werking van de automatische modus van toets A/C) kun-
nen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 448)
1
2
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 291 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
292 6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het
verschil tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit
zorgt ervoor dat de buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
Om brandwonden te voorkomen
Raak het spiegeloppervlak van de buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is ingeschakeld.
Raak het onderste deel van de voorruit en de gedeeltes bij de voorstijlen
niet aan wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld.
OPMERKING
Luchtvochtigheidssensor
Bevestig niets op of aan de sensor
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat, als het brandstofcelsysteem is uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Plaats geen voorwerpen op het dash-
board die de uitstroomopeningen kun-
nen bedekken.
Anders raakt de luchtstroom mogelijk
geblokkeerd, waardoor de voorruitver-
warming de voorruit niet kan ontwase-
men.
De voorruit is voorzien van een sensor
die de temperatuur van de voorruit, de
luchtvochtigheid in de auto, enz. meet
om te signaleren of de voorruit is besla-
gen. (Blz. 289)
Volg onderstaande punten op om te
voorkomen dat de sensor beschadigd
raakt:
Neem de sensor niet uit elkaar
Spuit geen ruitenreiniger op de sensor
en stel hem niet bloot aan sterke schok-
ken
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 292 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
293
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Stuurwielverwarming/stoelverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming
in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming
in werking is, gaat het controle-
lampje branden.
: Indien van toepassing
De zijkanten van het stuurwiel en de stoelen worden verwarmd door
respectievelijk de stuurwielverwarming en de stoelverwarming.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig wanneer iemand uit onderstaande categorieën in con-
tact komt met het stuurwiel en de stoelen wanneer de stuurwiel- en stoel-
verwarming zijn ingeschakeld:
Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten
Personen met een gevoelige huid
Personen die oververmoeid zijn
Personen die alcohol hebben gedronken of personen die rustgevende
medicijnen (slaapmiddel, middel tegen verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
Neem, om de kans op brandwonden of oververhitting te beperken, de vol-
gende voorzorgsmaatregelen in acht:
Gebruik de stoelverwarming niet langer dan noodzakelijk is.
Bedek de stoel niet met een kleed of kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
OPMERKING
Plaats geen zware voorwerpen met een ongelijkmatig oppervlak op de stoel
en leg geen scherpe voorwerpen (naalden, punaises, enz.) op de stoel.
Gebruik de functies niet wanneer het brandstofcelsysteem is uitgescha-
keld, om te voorkomen dat de 12V-accu ontladen raakt.
Stuurwielverwarming
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 293 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
294 6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bedrijfsconditie
De stuurwielverwarming kan worden gebruikt wanneer het contact AAN staat.
Timer
De stuurwielverwarming wordt na ongeveer 30 minuten automatisch uitge-
schakeld.
Voorstoelen
Iedere keer dat de toets wordt aan-
geraakt, wordt de intensiteit van de
stoelverwarming gewijzigd:
Hi (sterk)
Lo (zwak)
uit
Tijdens de bediening worden de
bedrijfscondities weergegeven.
Achterstoelen
HI: sterk
Het controlelampje gaat branden.
LO: zwak
Het controlelampje gaat branden.
Bedrijfstoestand
De stoelverwarming kan worden gebruikt wanneer het contact AAN staat.
Indien niet in gebruik (achterstoelen)
Schakel de stoelverwarming uit door de schakelaar terug te zetten naar zijn
horizontale stand.
Het controlelampje gaat uit.
Stoelverwarming
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 294 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
295
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Overzicht interieurverlichting
*1: Wanneer het contact AAN staat, gaat de voetenruimteverlichting branden.
Als de dimmer van de dashboardverlichting in de stand minimum wordt
gezet, dooft de voetenruimteverlichting. (Blz. 115)
*2: Wanneer de selectiehendel in een andere stand dan P wordt gezet, neemt
de helderheid van de voetenruimteverlichting af.
Interieurverlichting voor
(Blz. 296)
Leeslampjes (Blz. 296)
Interieurverlichting achter
(Blz. 296)
Instapverlichting
Voetenruimteverlichting*1, 2
Verlichting selectiehendel
1
2
3
4
5
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 295 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
296 6-2. Gebruik van de interieurverlichting
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voor
Wanneer de schakelaar volle-
dig wordt ingedrukt, wordt de
verlichting gekoppeld aan de
bediening van de portieren.
De verlichting gaat branden of
dooft wanneer een portier wordt
geopend of gesloten.
Wanneer de toets wordt inge-
drukt, gaat de verlichting
branden.
Wanneer de toets nogmaals wordt ingedrukt, dooft de verlichting.
Achter
Schakelt de verlichting in
Gekoppeld aan de portieren
Wanneer de interieurverlichting
voor is gekoppeld aan de portie-
ren, gaat de verlichting branden
of dooft de verlichting wanneer
de achterklep wordt geopend of
gesloten.
Schakelt de verlichting in/uit
Wanneer de schakelaar wordt inge-
drukt, gaat de verlichting branden.
Interieurverlichting
1
2
1
2
Leeslampjes
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 296 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
297
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Instapverlichting
De verschillende lampjes in het interieur worden automatisch in- en uitge-
schakeld, afhankelijk van de stand van het contact, de aanwezigheid van de
elektronische sleutel, het vergrendeld/ontgrendeld zijn van de portieren en
het openen/sluiten van de portieren.
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Als de volgende verlichting blijft branden nadat het contact UIT is gezet, gaat
de verlichting na 20 minuten automatisch uit:
Interieurverlichting voor
Interieurverlichting achter
Leeslampjes
Instapverlichting
Make-upverlichting
Bagageruimteverlichting
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt voordat de verlichting uit gaat) kun-
nen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 448)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat de verlichting niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 297 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
298 6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Overzicht van opbergmogelijkheden
Extra opbergvakken
(Blz. 302)
Dashboardkastje (Blz. 299)
Fleshouders (Blz. 301)
Consolevak (Blz. 299)
Bekerhouders (Blz. 300)
Pasjeshouder (auto's
met rechtse besturing)
(Blz. 302)
WAARSCHUWING
Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen in de opbergvakken liggen.
Als u dat wel doet, kan dat bij hoge temperaturen leiden tot het volgende:
Brillen kunnen vervormen als de temperatuur in de auto te hoog oploopt
of barsten als ze in contact komen met andere voorwerpen.
Aanstekers en spuitbussen kunnen exploderen. Als ze in contact
komen met andere voorwerpen, kunnen aanstekers vlam vatten en
kunnen spuitbussen gas gaan lekken, waardoor brand kan ontstaan.
Houd de deksels gesloten tijdens het rijden of als de opbergvakken niet in
gebruik zijn.
Bij plotseling remmen of uitwijken kan letsel ontstaan doordat een inzittende
wordt geraakt door de open klep of door voorwerpen in het opbergvak.
1
2
3
4
5
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 298 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
299
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Openen (druk op de knop)
Vergrendelen met de mechani-
sche sleutel
Ontgrendelen met de mechani-
sche sleutel
De verlichting van het dashboardkastje gaat branden als de achterlichten bran-
den.
Voor
Schuif de armsteun helemaal
naar achteren.
Til het deksel omhoog en trek
de hendel omhoog om het slot
te ontgrendelen.
Dashboardkastje
1
2
3
Consolevak
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 299 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
300 6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Achter
Til het deksel omhoog terwijl u
de knop ingedrukt houdt om de
vergrendeling te ontgrendelen.
Voor
Druk het deksel in.
Achter
Druk de bekerhouder naar bene-
den en laat deze vervolgens los.
Bekerhouders
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 300 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
301
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Flessen wegzetten (bekerhouder voor)
Sluit de kap als er een fles wordt opgeborgen.
De fles kan mogelijk niet worden opgeborgen als gevolg van de grootte of
vorm ervan.
Wanneer u de flessen wegzet in de beker-
houder in de armsteun en u de armsteun
wilt verschuiven, zitten de flessen moge-
lijk in de weg en kan de armsteun daar-
door niet worden gesloten.
WAARSCHUWING
Voorwerpen die niet in de bekerhouders mogen worden geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders dan bekers of blikjes.
Andere voorwerpen kunnen bij een ongeval of plotseling remmen naar
buiten worden geslingerd en letsel veroorzaken.
Dek indien mogelijk warme dranken die in de bekerhouders staan af om
verbranding te voorkomen.
Fleshouders
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 301 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
302 6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Druk op het deksel.
WAARSCHUWING
Zet niets anders dan flessen in de fleshouders.
Andere voorwerpen kunnen bij een aanrijding of plotseling remmen uit de
bekerhouders worden geslingerd en letsel veroorzaken.
OPMERKING
Plaats alleen afgesloten flessen in de fleshouder. Plaats geen flessen zon-
der dop of glazen of papieren bekers met vloeistof in de fleshouders. De
inhoud kan gemorst worden en de glazen bekers kunnen breken.
Extra opbergvak
Pasjeshouder (auto's met rechtse besturing)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 302 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
303
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voorzieningen bagageruimte
De gevarendriehoek kan onder de
bagagemat worden opgeborgen.
Opbergen van de gevarendriehoek
Door de afmeting en vorm van de gevarendriehoekdoos kan deze mogelijk
niet worden opgeborgen.
Tashaken
OPMERKING
Plaats geen al te zware last op de haken om schade aan de haken te voor-
komen.
Opbergvak voor gevarendriehoek
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 303 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
304 6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Losmaken van de riem
Vastmaken van de riem
Riem voor vastzetten verbandtrommel
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 304 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
305
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Overige voorzieningen in het interieur
Klap de zonneklep omlaag om
deze in de vooruitgerichte
stand te zetten.
Klap de zonneklep omlaag,
maak de klep los en draai deze
naar de zijkant om de zonne-
klep in de zijdelingse stand te
zetten.
Verschuif het klepje om de spiegel
te openen.
De verlichting gaat branden als het
afdekklepje opzij geschoven wordt.
Zonnekleppen
1
2
Make-upspiegels
OPMERKING
Laat de make-upverlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld, om ontladen van de 12V-accu te
voorkomen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 305 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
306 6-4. Overige voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
U kunt de tijd instellen met behulp van [instellingendisplay]
van het multi-informatiedisplay (Blz. 119)
Afronden op het dichtstbijzijnde hele uur
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumentenpa-
neel (Blz. 119), selecteer en druk op .
Bij de minuten wordt 00 weergegeven.*
*: bijv.1:00 tot 1:29 1:00
1:30 tot 1:59 2:00
Tijd instellen
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumenten-
paneel (Blz. 119), selecteer en druk op .
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumenten-
paneel, selecteer de uren, minuten of de 12/24-weergave van de
klok en druk op of van de bedieningstoetsen van het instru-
mentenpaneel om de tijd in te stellen.
Druk, wanneer u klaar bent met instellen, op en controleer de
tijd.
De klok wordt weergegeven als het contact AAN staat.
Klok
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 306 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
307
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voor
Verschuif de armsteun.
Achter
De handgrepen achter zijn voor-
zien van kledinghaakjes.
Armsteun
OPMERKING
Plaats geen al te zware last op de armsteun om schade aan de armsteun te
voorkomen.
Kledinghaakjes
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 307 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
308 6-4. Overige voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Een handgreep aan het dak kan
ter ondersteuning van uw lichaam
worden gebruikt wanneer u zit.
WAARSCHUWING
Hang geen kleerhangers, harde voorwerpen of voorwerpen met scherpe
punten aan het kledinghaakje. Als de curtain airbags geactiveerd worden,
kunnen deze voorwerpen projectielen worden en ernstig letsel veroorzaken.
OPMERKING
Hang geen zware voorwerpen aan het kledinghaakje, om beschadiging van
het kledinghaakje te voorkomen.
Handgrepen
WAARSCHUWING
Gebruik de handgreep niet bij het in- of uitstappen of bij het opstaan vanaf
uw zitplaats.
OPMERKING
Hang geen zware voorwerpen aan de handgreep en belast de greep niet
overmatig, om schade aan de handgreep te voorkomen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 308 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
309
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Gebruik deze als voeding voor elektronische accessoires die minder
dan 12 V DC/10 A verbruiken (stroomverbruik van 120 W).
Druk op het deksel aan de ach-
terzijde van het consolevak om
het te openen.
Open de klep.
De accessoireaansluiting kan worden gebruikt wanneer het contact in stand
ACC of AAN staat.
Accessoireaansluiting
1
2
OPMERKING
Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje als de aansluiting niet in
gebruik is om schade aan de accessoireaansluiting te voorkomen.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de accessoireaansluiting
terechtkomen, kunnen kortsluiting veroorzaken.
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld, om te voorkomen dat de 12V-accu
ontladen raakt.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 309 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
310 6-4. Overige voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
U kunt een draagbaar apparaat opladen door een standaard Wireless
Qi-lader die compatibel is met draagbare apparaten, bijvoorbeeld
smartphones en accu's voor mobiele telefoons, op het laadgebied te
plaatsen overeenkomstig de voorschriften van het Wireless Power
Consortium.
Deze functie kan niet worden gebruikt met draagbare apparaten die
groter zijn dan het laadgebied. Ook werkt de functie mogelijk niet nor-
maal, afhankelijk van het draagbare apparaat. Lees de handleiding
van de te gebruiken draagbare apparaten.
Symbool “Qi”
Het symbool “Qi” is een handelsmerk van het Wireless Power
Consortium.
Namen van alle onderdelen
Werkingsindicator
Voedingsschakelaar
Laadgebied
Draadloze lader
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 310 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
311
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Gebruik van de draadloze lader
Open het consolevak. (Blz. 299).
Druk op de voedingsschakelaar
van de draadloze lader.
Wordt met iedere druk op de voe-
dingsschakelaar aan- en uitge-
schakeld.
Wanneer de schakelaar aan is,
gaat de werkingsindicator (groen)
branden.
Ook wanneer het brandstofcelsys-
teem is uitgeschakeld, wordt de
status aan/uit van de voedings-
schakelaar opgeslagen.
Plaats de laadzijde van het
draagbare apparaat naar bene-
den.
Tijdens het opladen gaat de wer-
kingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen,
probeer dan het draagbare appa-
raat zo dicht mogelijk bij het mid-
den van het laadgebied te
plaatsen.
Wanneer het laden is voltooid, gaat
de werkingsindicator (groen) bran-
den.
Oplaadfunctie
Wanneer het laden is voltooid en na een bepaalde tijd in de
onderbrekingsstatus, wordt het laden hervat.
Wanneer het draagbare apparaat wordt verplaatst, stopt het
laden even en wordt het vervolgens weer hervat.
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 311 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
312 6-4. Overige voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voorwaarden voor verlichting van de werkingsindicator
*: Afhankelijk van het draagbare apparaat kan het voorkomen dat de wer-
kingsindicator oranje blijft branden, ook al is het laden voltooid.
Als de werkingsindicator knippert
Als zich een fout voordoet, knippert de werkingsindicator oranje.
Los de fout op op basis van onderstaande tabel.
Werkingsindicator Voorwaarden
Uitschakelen Wanneer de voeding voor de draadloze lader
uit is
Groen (gaat branden) In stand-by (status opladen mogelijk)
Wanneer het laden is voltooid*
Oranje (gaat branden)
Wanneer het draagbare apparaat op het laad-
gebied wordt geplaatst (het draagbare appa-
raat wordt gesignaleerd)
Laden
Werkingsindicator Vermoedelijke oorzaken Oplossing
Knippert eens per
seconde herhaalde-
lijk (oranje)
Fout in communicatie
tussen auto en lader.
Neem contact op met
een erkende Toyota-
dealer of hersteller/
reparateur of een
andere naar behoren
gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Knippert continu
3 keer herhaaldelijk
(oranje)
Er bevindt zich een
vreemde substantie tus-
sen het draagbare appa-
raat en het laadgebied.
Verwijder de vreemde
substantie.
Het draagbare apparaat
is niet synchroon door-
dat deze van zijn plaats
is geschoven.
Plaats het draagbare
apparaat in het midden
van het laadgebied.
Knippert continu
4 keer herhaaldelijk
(oranje)
De temperatuur in de
draadloze lader stijgt.
Stop direct met laden
en start het laden weer
na een poos te hebben
gewacht.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 312 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
313
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De draadloze lader kan worden bediend als
Het contact in de stand ACC of AAN staat.
Bruikbare draagbare apparaten
Standaard Wireless Qi-laders kunnen worden gebruikt voor draagbare appa-
raten.
Niet voor alle standaard Qi-apparaten is echter compatibiliteit gegarandeerd.
De draadloze lader is bedoeld voor draagbare apparaten met een laag ver-
mogen van niet meer dan 5 W, zoals mobiele telefoons en smartphones.
Wanneer er hoesjes of accessoires aan de draagbare apparaten zijn
bevestigd
Laad niet op wanneer er een hoesje of accessoire aan het draagbare appa-
raat is bevestigd dat niet compatibel is met Qi. Afhankelijk van het type
hoesje of accessoire kan het zijn dat het laden niet mogelijk is. Verwijder het
hoesje of accessoire als het draagbare apparaat op het laadgebied is
geplaatst, ook al wordt er niet geladen.
Tijdens het laden is via AM-radio ruis te horen
Schakel de draadloze lader uit en controleer of de ruis is afgenomen. Als de
ruis afneemt, druk dan gedurende 2 seconden op de voedingsschakelaar van
de draadloze lader. Hiermee kan de frequentie van de lader worden gewijzigd
en de ruis worden verminderd.
In dat geval gaat ook de werkingsindicator 2 keer oranje knipperen.
Belangrijke punten met betrekking tot de draadloze lader
Als de elektronische sleutel niet in het interieur kan worden gesignaleerd,
kan er niet worden geladen. Wanneer het portier wordt geopend en geslo-
ten, wordt het laden mogelijk tijdelijk onderbroken.
Tijdens het laden worden de draadloze lader en het draagbare apparaat
warmer. Dit duidt echter niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat tijdens het laden warm wordt, stopt het
laden mogelijk als gevolg van de beschermingsfunctie van het draagbare
apparaat. In dit geval kunt u weer laden nadat de temperatuur van het
draagbare apparaat aanmerkelijk is afgenomen.
Geluiden tijdens het gebruik
Wanneer de voeding wordt ingeschakeld, is er tijdens het zoeken van het
draagbare apparaat een geluid te horen. Dit duidt echter niet op een storing.
Schoonmaken
Blz. 323
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 313 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
314 6-4. Overige voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Wanneer een draagbaar apparaat wordt opgeladen, dient de bestuurder
uit veiligheidsoverwegingen het hoofdgedeelte van het draagbare appa-
raat niet te bedienen tijdens het rijden.
Zorg ervoor dat het klepje van het consolevak tijdens het rijden gesloten
is. Wanneer bijvoorbeeld plotseling wordt geremd, kan het geopende
klepje een lichaamsdeel raken of kan een draagbaar apparaat naar buiten
worden geslingerd, wat tot een ongeval kan leiden.
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische
apparatuur
Mensen met geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers, geïmplanteerde
hartdefibrillatoren of andere elektrische medische apparaten dienen hun arts
te raadplegen m.b.t. het gebruik van de draadloze lader. De werking van de
draadloze lader heeft mogelijk invloed op de medische apparaten.
Voorkomen van schade en brandwonden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er een storing ontstaan in de apparatuur en kunnen schade,
brand of brandwonden ontstaan als gevolg van oververhitting.
Plaats tijdens het laden geen metalen voorwerpen tussen het laadgebied
en het draagbare apparaat
Bevestig geen stickers, metalen voorwerpen, enz. op het laadgebied of op
het draagbare apparaat
Bedek het laadgebied of het draagbare apparaat tijdens het laden niet met
een doek o.i.d.
Laad geen andere draagbare apparaten dan die zijn aangegeven
Houd magnetische voorwerpen uit de buurt
Laad apparaten niet op wanneer het laadgebied stoffig is.
Sluit het klepje van het consolevak wanneer u het niet gebruikt, om ervoor
te zorgen dat er geen vreemde voorwerpen in het gedeelte voor draadloos
opladen komen en om te voorkomen dat er dranken e.d. op worden
gemorst.
Probeer de lader niet te demonteren of te wijzigen
Sla niet op de lader en oefen er geen overmatige kracht op uit
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 314 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
315
6-4. Overige voorzieningen in het interieur
6
Voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden werkt de lader mogelijk niet goed
Het draagbare apparaat is volledig geladen
Er bevinden zich verontreinigingen tussen het laadgebied en het draag-
bare apparaat
De temperatuur van het draagbare apparaat neemt toe als gevolg van het
laden
Het laadgedeelte van het draagbare apparaat is naar boven gericht
Het draagbare apparaat is niet op de juiste plaats op het laadgebied
geplaatst
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogol-
ven of elektromagnetische velden aanwezig zijn
Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
Kaarten met aluminiumfolie
Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
Metalen portemonnees of tassen
Muntgeld
Metalen handwarmers
Media zoals CD's en DVD's
Als er andere sleutels met afstandsbediening (die radiogolven uitzenden)
in de buurt gebruikt worden
Wanneer, afgezien van het bovenstaande, de lader niet normaal werkt of de
werkingsindicator continu knippert, zit er waarschijnlijk een storing in de
draadloze lader. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorkomen van storingen of schade aan gegevens
Houd tijdens het laden geen magnetische kaarten (zoals creditcards),
magnetische opslagmedia e.d. in de buurt van de lader. Anders kunnen
onder invloed van magnetisme gegevens verloren gaan. Houd ook preci-
sie-apparatuur zoals polshorloges uit de buurt van de lader, aangezien
deze voorwerpen kunnen breken.
Laat draagbare apparaten niet in de auto achter. De temperatuur in de
auto kan in de zon hoog oplopen, waardoor het apparaat beschadigd kan
raken.
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Gebruik de draadloze lader niet gedurende langere tijd wanneer het brand-
stofcelsysteem is uitgeschakeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 315 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
316 6-4. Overige voorzieningen in het interieur
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 316 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
317
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
7-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen
van het exterieur..............318
Schoonmaken en
beschermen van
het interieur .....................322
7-2. Onderhoud
Onderhoudsvoorschriften ..325
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
zelf uit te voeren
onderhoud en controles...327
Motorkap............................330
Plaatsen van een
garagekrik........................331
Elektromotor-
compartiment...................333
12V-accu............................337
Banden ..............................342
Vervangen van de band.....353
Bandenspanning................361
Velgen................................363
Interieurfilter.......................366
Batterij elektronische
sleutel ..............................368
Controleren en vervangen
van zekeringen ................371
Lampen..............................375
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 317 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
318 7-1. Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Reinigen en beschermen van het exterieur
Spoel de auto van boven naar beneden af met veel water en verwij-
der zo vuil en stof van de carrosserie, uit de wielkasten en van de
onderkant van de auto.
Was de auto met een spons of een zachte doek (bijv. een zeem-
lap).
Verwijder hardnekkige vlekken met een autowasmiddel en spoel
grondig af met water.
Veeg overtollig water weg.
Wanneer het water niet meer in druppels op de lak blijft liggen,
moet de auto opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosserie is afgekoeld.
Wassen in de wasstraat
Zorg ervoor dat de buitenspiegels zijn ingeklapt voordat u van een was-
straat gebruikmaakt. Begin met wassen vanaf de voorzijde van de auto.
Klap de spiegels weer uit voordat u gaat rijden.
Sommige borstels in wasstraten kunnen krassen veroorzaken, waardoor de
lak van uw auto wordt beschadigd.
Hogedrukreinigers
Zorg ervoor dat de sproeiers van de wasstraat zich zo ver mogelijk bij de
ruiten vandaan bevinden.
Controleer voordat u de wasstraat inrijdt of de tankdopklep goed gesloten is.
Zet het contact UIT.
Bij gebruik van een wasstraat
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het
bereik bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Volg in dat geval de correctieprocedure hieronder bij het wassen van de
auto:
Leg de sleutel op een afstand van ten minste 2 m van de auto als u de auto
wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Schakel de energiebesparende functie voor de batterij in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schakelen. (Blz. 145)
Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte
staat te houden:
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 318 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
319
7-1. Onderhoud en verzorging
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Lichtmetalen velgen
Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel. Gebruik geen
harde borstels of schuurmiddelen. Gebruik geen sterke of bijtende oplos-
middelen.
Gebruik hetzelfde neutrale reinigingsmiddel en dezelfde was als die
gebruikt wordt voor de carrosserie.
Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen als de velgen, bijvoorbeeld na
een lange rit bij warm weer, nog warm zijn.
Spoel het reinigingsmiddel op de velgen direct na het gebruik af.
Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.
Waterafstotende laag zijruiten voor
De volgende voorzorgsmaatregelen kunnen de effectiviteit van de wateraf-
stotende laag vergroten:
Verwijder regelmatig vuil e.d. van de zijruiten voor.
Zorg ervoor dat vuil en stof zich niet gedurende langere periodes op de
ruiten kunnen verzamelen.
Reinig de ruiten zo snel mogelijk met een zachte, vochtige doek.
Gebruik voor het reinigen van de ruiten geen was of ruitenreinigers met
schuurmiddelen.
Gebruik geen metaalhoudende voorwerpen om condens te verwijderen.
Wanneer de waterafstotende werking niet meer voldoende is, kan de laag
worden gerepareerd. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Herstel van het regenafstotende effect van het spiegeloppervlak
Het regenafstotende effect van het spiegeloppervlak zal geleidelijk terugke-
ren na blootstelling aan zonlicht (Blz. 171). Wanneer u het regenafstotende
effect echter direct wilt herstellen, voer dan de volgende procedures uit:
Spoel het spiegeloppervlak af met water om vuil te verwijderen.
Verwijder het vuil met een schone, zachte en natte doek.
Reinig het spiegeloppervlak met ruitenreiniger of schoonmaakmiddel. Als
schoonmaakmiddel wordt gebruikt, spoel het spiegeloppervlak dan af met
veel water.
Verwijder water op het spiegeloppervlak met een schone, zachte doek,
enz.
Parkeer uw auto buiten om het spiegeloppervlak ongeveer 5 uur aan zon-
licht bloot te stellen. (De hersteltijd varieert afhankelijk van de hoeveelheid
en het soort vuil.)
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 319 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
320 7-1. Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in het elektromotorcompartiment komt. Dit kan
brand in de elektrische componenten, enz. veroorzaken.
Bij het wassen van de voorruit
Wanneer het bovenste deel van de voorruit waar de regensensor is
geplaatst met de hand wordt aangeraakt
Wanneer een natte doek of iets dergelijks in de buurt van de regensensor
wordt gehouden
Als iets tegen de voorruit stoot
Als u het regensensorhuis aanraakt of als iets in aanraking komt met de
regensensor
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de achterbumper met de
Blind Spot Monitor
Als de lak van de achterbumper is geschilferd of bekrast, kan een storing
optreden in het systeem. Neem wanneer dit gebeurt contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Zet de ruitenwisserschakelaar in de
stand OFF. (Blz. 212)
Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand AUTO staat, kunnen de ruitenwis-
sers in de volgende gevallen onverwacht
in werking treden. Hierdoor kunnen uw
handen bekneld raken en kunt u ernstig
letsel oplopen, en hierdoor kunnen de
ruitenwisserbladen beschadigd raken.
Uit
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 320 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
321
7-1. Onderhoud en verzorging
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.) voorkomen
Was de auto zo spoedig mogelijk:
Na het rijden in een kustgebied
Na het rijden over gepekelde wegen
Als er zich teer of boomsappen op de lak bevinden
Als er zich dode insecten, insecten- of vogelpoep op de lak bevinden
Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeel-
tjes of chemische stoffen
Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
Als er brandstof op de lak is gemorst
Als de lak is geschilferd of bekrast, laat deze dan direct herstellen.
Verwijder vuil van de velgen en berg ze op een droge plaats op om te
voorkomen dat de velgen tijdens de opslag gaan corroderen.
Schoonmaken van de verlichting aan de buitenzijde
Was deze met de nodige voorzichtigheid. Gebruik geen organische oplos-
middelen en borstel ze ook niet af met een harde borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen beschadigen.
Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
Bij het wassen van de auto
Verwijder de dop van de tank in de auto niet en zorg dat er geen water over de
tank stroomt. Als er water in de tank terechtkomt, kan er schade ontstaan.
Wassen in een autowasstraat
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand OFF. (
Blz. 212)
Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in
werking treden waardoor de ruitenwisserbladen beschadigd kunnen raken.
Reinigen met een hogedrukreiniger
Stel de camera of de omgeving ervan tijdens het wassen van de auto niet
bloot aan sterke waterstralen uit de hogedrukreiniger. Door de kracht van
de waterstralen werkt het apparaat mogelijk niet normaal.
Houd de sproeierkop uit de buurt van hoezen (rubberen of kunststof
afdekkingen), stekkers of de volgende onderdelen. Wanneer onderdelen
in aanraking komen met sterke waterstralen, kunnen ze beschadigd
raken.
Brandstofcelpakket
Aan tractie gerelateerde onderdelen
Onderdelen stuurinrichting
Onderdelen wielophanging
Onderdelen remsysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 321 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
322 7-1. Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Reinigen en beschermen van het interieur
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water gedompelde doek.
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
Veeg overtollig vuil en stof weg met een zachte doek die is bevoch-
tigd met een verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met maximaal 5% wolreinigingsmiddel.
Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
Veeg daarna het resterende vocht van het leder af met een droge,
schone doek. Laat de lederen bekleding drogen in een geventi-
leerde ruimte in de schaduw.
Verwijder los vuil met een stofzuiger.
Maak kunstlederen bekleding schoon met een spons of zachte
doek met een mild zeepsop.
Laat het sop enkele minuten inwerken. Verwijder het vuil en veeg
het sop weg met een schone, droge doek.
Voer het volgende uit om het interieur van uw auto te bescher-
men en in perfecte staat te houden:
Beschermen van het interieur
Schoonmaken van lederen bekleding
Schoonmaken van kunstleder
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 322 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
323
7-1. Onderhoud en verzorging
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Onderhoud van lederen bekleding
Om het leder in een goede conditie te houden, raadt Toyota u aan het twee
keer per jaar schoon te maken.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op schuimbasis in de handel verkrijg-
baar. Gebruik een spons of een borstel om het schuim aan te brengen. Wrijf
met elkaar overlappende cirkels. Gebruik geen water. Veeg vuile oppervlak-
ken schoon en laat ze drogen. Het beste resultaat wordt verkregen als de
vloerbedekking zo droog mogelijk wordt gehouden.
Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met een mild sop, lauw water en een
doek of spons. Controleer ook de gordels regelmatig op overmatige slijtage,
rafels en scheuren.
Bij het reinigen van de beklede delen van het dashboardkastje, het con-
solevak, enz.
Wanneer er plakband met sterke hechting wordt gebruikt, kan het oppervlak
van de bekleding beschadigd raken.
WAARSCHUWING
Water in de auto
Mors geen vloeistof in de auto, zoals op de vloer, in de ventilatieopening
van de tractiebatterij of in de bagageruimte.
Anders kunnen de tractiebatteri, elektrische onderdelen en dergelijke
defect raken of vlam vatten.
Voorkom dat onderdelen of de bedrading van het airbagsysteem in het
interieur nat worden. (Blz. 42)
Een elektrische storing kan ervoor zorgen dat de airbags worden geacti-
veerd of niet op de juiste wijze werken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
Voorkom dat de draadloze lader (Blz. 310) nat wordt. Anders kan de
lader heet worden en brandwonden of een elektrische schok veroorzaken,
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard kan in de voorruit wor-
den weerkaatst; hierdoor kan het gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een ernstig ongeval tot gevolg kan hebben.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 323 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
324 7-1. Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
Gebruik de volgende reinigingsmiddelen niet, omdat ze verkleuring van
het interieur of strepen en beschadigingen van gelakte oppervlakken kun-
nen veroorzaken:
Behalve de stoelen: Organische reinigingsmiddelen zoals wasbenzine
en terpentine, alkalische of zuurhoudende middelen, textielverf en
bleekmiddel
Stoelen: Alkalische en zuurhoudende middelen, zoals thinner, was-
benzine en alcohol
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard of andere gelakte
delen van het interieur kunnen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van lederen bekleding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om beschadiging en
vroegtijdige slijtage van lederen bekleding te voorkomen:
Verwijder stof en vuil onmiddellijk van de bekleding.
Stel de auto niet langdurig bloot aan direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
Leg geen vinyl of plastic voorwerpen of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge temperaturen in het interieur mogelijk
aan het leer vast blijven kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet met water.
Water dat in contact komt met elektrische onderdelen boven of onder de
vloerbedekking, kan schade aan de verschillende systemen van de auto
veroorzaken, bijvoorbeeld aan het audiosysteem. Water kan bovendien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
Bij het reinigen van de binnenzijde van de voorruit (auto's met LDA
[Lane Departure Alert])
Raak de camerasensor niet aan (Blz. 236).
Als de camera een kras heeft of wordt geraakt, werken het LDA-systeem en
het Automatic High Beam-systeem mogelijk niet goed meer of veroorzaken
deze een storing.
Schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit
Gebruik geen ruitenreiniger om de achterruit schoon te maken. Hierdoor
kunnen de verwarmingsdraden en antenne beschadigd raken. Veeg de
ruit voorzichtig schoon met een doek en lauw water. Veeg de ruit schoon
in dezelfde richting als de verwarmingsdraden en antenne.
Voorkom beschadiging van de verwarmingsdraden en de antenne.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 324 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
325
7-2. Onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Onderhoudsvoorschriften
Laat het onderhoud aan uw auto uitvoeren volgens het onderhouds-
schema.
Zie het Toyota-onderhoudsboekje en het Toyota-garantieboekje voor de
complete informatie over het onderhoudsschema.
Hoe zit het met zelf uit te voeren onderhoud?
Als u een beetje technisch inzicht en wat eenvoudig gereedschap hebt,
zijn veel onderhoudswerkzaamheden zelf uit te voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor bepaalde werkzaamheden speciaal
gereedschap en kennis benodigd zijn. Dit soort werkzaamheden kunt u
beter overlaten aan een deskundig monteur. Zelfs als u een ervaren doe-
het-zelf-monteur bent, raden wij u aan om reparaties en onderhoud door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige uit te laten voeren. Een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur houdt de onderhoudshisto-
rie van uw Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit werkzaamheden moet
laten uitvoeren die onder de garantie vallen. Indien u de service- of onder-
houdswerkzaamheden door een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige dan een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur laat uitvoeren, raden wij u aan te vragen of de onderhoudshistorie kan
worden bijgehouden.
Om veilig en zuinig te kunnen rijden is het van essentieel belang
dat uw auto goed verzorgd en onderhouden wordt. Toyota raadt
u aan uw auto als volgt te onderhouden:
Periodiek onderhoud
Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 325 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
326 7-2. Onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Waar naar toe voor goed onderhoud?
Om uw auto in de best mogelijke staat te houden, raadt Toyota u aan om alle
onderhoudswerkzaamheden, inspecties en reparaties te laten uitvoeren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Laat door de garantie gedekte
reparaties en servicewerkzaamheden uitvoeren door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur, die originele Toyota-onderdelen gebruikt. Er
kunnen ook voordelen aan zitten om niet door de garantie gedekte reparaties
en servicewerkzaamheden te laten uitvoeren door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur, omdat die u met zijn expertise kan helpen eventu-
ele problemen met uw auto op te lossen.
Uw erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voert alle onderhoudswerk-
zaamheden aan uw auto betrouwbaar en tegen zo laag mogelijke kosten uit,
dankzij zijn ervaring met Toyota's.
Wanneer moet uw auto worden gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de prestaties en geluiden en op zichtbare
tekenen die erop wijzen dat onderhoud noodzakelijk is. Een paar belangrijke
aanwijzingen zijn:
Een merkbaar verlies aan trekkracht
Sporen van lekkage onder de auto (na gebruik van de airconditioning is
waterlekkage echter normaal)
Abnormaal zachte banden, ongewoon veel bandengepiep bij het nemen
van bochten of ongelijkmatige bandenslijtage
De auto trekt naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke weg
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegingen van
de wielophanging
Verlies van remkracht; “sponzig” aanvoelend rempedaal; het pedaal kan bijna
tot op de vloer worden ingetrapt; scheeftrekken van de auto bij remmen
Koelvloeistoftemperatuur voortdurend hoger dan normaal.
Als u een van deze zaken merkt, laat dan uw auto zo snel mogelijk nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Mogelijk moet uw auto
afgesteld of gerepareerd worden.
WAARSCHUWING
Wanneer uw auto niet volgens de voorschriften is onderhouden
Door onjuist onderhoud kan niet alleen de auto ernstige schade oplopen,
maar kan ook ernstig letsel worden veroorzaakt.
Omgaan met de 12V-accu
12V-accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood.
Een loodvergiftiging kan hersenbeschadiging veroorzaken. Was daarom na
werkzaamheden altijd uw handen. (Blz. 337)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 326 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
327
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren
onderhoud en controles
Als u controles en onderhoudswerkzaamheden uitvoert, dient u
dit precies te doen zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Onderwerp Benodigdheden
Conditie 12V-accu
(→Blz. 337)
•Vet
Universele sleutel (voor de klembouten van de accu-
kabels)
Koelvloeistof-
niveau inverter
(Blz. 334)
Gebruik Toyota Super Long Life Coolant of een
gelijkwaardig product.
Toyota Super Long Life koelvloeistof is voorgemixt
met 50% koelvloeistof en 50% gedestilleerd water.
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van koelvloei-
stof)
Zekeringen
(Blz. 371)
Zekering met dezelfde stroomsterkte als de oor-
spronkelijke zekering
Lampen
(Blz. 375)
Lamp met hetzelfde nummer en vermogen als het
oorspronkelijke exemplaar
Kruiskopschroevendraaier
Sleufkopschroevendraaier Sleutel
Radiateur en
condensor
(Blz. 335)
Bandenspanning
(Blz. 361)
Bandenspanningsmeter
Compressor
Ruitensproeier-
vloeistof
(Blz. 336)
Water of ruitensproeiervloeistof met antivries (voor
gebruik onder winterse omstandigheden)
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van ruiten-
sproeiervloeistof)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 327 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
328 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
In het elektromotorcompartiment bevinden zich allerlei mechanismen en
vloeistoffen die plotseling in beweging kunnen komen, heet kunnen worden of
elektrisch geladen kunnen worden. Neem onderstaande voorzorgsmaatrege-
len in acht om ernstig letsel te voorkomen.
Tijdens werkzaamheden in het elektromotorcompartiment
Raak de hoogspanningsonderdelen of waterstofgerelateerde onderdelen
niet aan.
Controleer of het controlelampje READY niet brandt.
Houd handen, kleding en gereedschap uit de buurt van de ventilatoren als
die in werking zijn.
Raak de elektromotor, de inverter, de radiateur en dergelijke niet direct na
het rijden aan, aangezien deze onderdelen heet kunnen zijn. De koelvloei-
stof en andere vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
Laat geen brandbare voorwerpen, zoals een stuk papier of een doek, ach-
ter in het elektromotorcompartiment.
Rook niet, veroorzaak geen vonken en voorkom open vuur in de buurt van
de 12V-accu. De accudampen zijn licht ontvlambaar.
Wees uiterst voorzichtig als u aan de 12V-accu werkt. De accu bevat
namelijk het giftige en corrosieve zwavelzuur.
Wees voorzichtig, want remvloeistof is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken beschadigen. Als u remvloeistof op uw han-
den of in uw ogen krijgt, spoel ze dan onmiddellijk met schoon water.
Raadpleeg een arts als u last blijft houden.
Verwijder of vervang nooit hoogspanningsonderdelen, hoogspanningska-
bels en de stekkers ervan, raak ze niet aan en neem ze niet uit elkaar. Dit
kan zeer ernstig letsel, ernstige brandwonden en elektrische schokken
veroorzaken.
Werkzaamheden bij de elektrische koelventilatoren of de radiateur
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Wanneer het contact AAN staat, kunnen de elektrische koelventilatoren
automatisch worden ingeschakeld als de airconditioning wordt ingescha-
keld en/of als de koelvloeistoftemperatuur hoog is. (Blz. 335)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof, enz.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 328 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
329
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot overmatige elektromotorslijtage door
vuil in de inlaatlucht.
Als het vloeistofniveau te laag of te hoog is
Het is normaal dat het remvloeistofniveau iets lager wordt door slijtage van
de remblokken of door een hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 329 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
330 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Motorkap
Trek aan de ontgrendelings-
hendel van de motorkap.
De motorkap zal iets omhoog
springen.
Trek de veiligheidshaak omhoog
en open de motorkap.
Ontgrendelen van de motorkap vanuit het interieur.
1
2
WAARSCHUWING
Controle voor het rijden
Controleer of de motorkap goed dicht en vergrendeld is.
Als de motorkap niet goed vergrendeld is, kan hij tijdens het rijden onver-
wacht opengaan, waardoor een ongeval kan ontstaan met mogelijk ernstig
letsel tot gevolg.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 330 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
331
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Plaatsen van een garagekrik
Voor
Achter
Volg bij het gebruik van een garagekrik altijd de bij de krik
geleverde handleiding en wees voorzichtig.
Krik de auto uitsluitend op met de garagekrik onder een van de
aangegeven kriksteunpunten. Als de auto wordt opgekrikt terwijl
de krik niet goed is geplaatst, kan de auto beschadigd raken of van
de krik vallen en ernstig letsel veroorzaken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 331 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
332 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Bij het opkrikken van uw auto
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen ter voorkoming van ern-
stig letsel:
Controleer of de krikkop goed in het kriksteunpunt aangrijpt.
Als de auto wordt opgekrikt, terwijl de garagekrik niet goed is geplaatst,
kan de auto beschadigd raken of van de garagekrik vallen.
Krik de auto niet op bij de waterstoftanks of de achterwielophanging.
Achterwielophanging
Waterstoftanks
Voor
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 332 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
333
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Elektromotorcompartiment
Sproeierreservoir (Blz. 336)
Koelvloeistofreservoir
inverter (Blz. 334)
Zekeringenkast (Blz. 371)
Radiateur koelsysteem
brandstofcelpakket (
Blz. 335)
Radiateur koelsysteem
inverter (Blz. 335)
Condensor (Blz. 335)
Elektrische koelventilatoren
Koelvloeistofreservoir
brandstofcelpakket
(Blz. 334)
Secundaire radiateur
koelsysteem brandstof-
celpakket (Blz. 335)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 333 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
334 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij een koud brandstofcel-
systeem tussen de streepjes FULL en LOW op het reservoir bevindt.
Streepje FULL
Streepje LOW
Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
niveau zich op of onder het
LOW-streepje bevindt.
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij een koud brandstofcel-
systeem tussen de streepjes FULL en LOW op het reservoir bevindt.
Dop koelvloeistofreservoir
inverter
Streepje FULL
Streepje LOW
Als het niveau zich op of onder
het LOW-streepje bevindt, moet
koelvloeistof worden bijgevuld
tot aan het FULL-streepje.
Selectie van inverterkoelvloeistof
Gebruik alleen Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig product.
Toyota Super Long Life Coolant is een mengsel van 50% koelvloeistof en
50% gedemineraliseerd water. (Minimumtemperatuur: -35°C)
Neem voor meer informatie over inverterkoelvloeistof contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Koelvloeistof brandstofcelpakket
1
2
OPMERKING
Koelvloeistof brandstofcelpakket
Het koelvloeistofreservoir van het brandstofcelpakket wordt gevuld met een
unieke onverdunde koelvloeistof. Gebruik geen andere koelvloeistof.
Anders kan uw auto beschadigd raken.
Koelvloeistof inverter
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 334 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
335
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als het koelvloeistofniveau van de inverter korte tijd na het bijvullen
weer is gezakt
Controleer de radiateur, de slangen, de dop van het koelvloeistofreservoir
van de inverter, het aftapkraantje en de waterpomp.
Als u geen lek kunt vinden, laat dan een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige de druk op de dop nakijken en controleren op lekkages in het koelsysteem.
Controleer de radiateur en de condensor en verwijder eventueel vuil.
Als een van bovenstaande onderdelen erg vuil is of als u niet zeker
bent van de staat ervan, laat dan uw auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Wanneer het brandstofcelsysteem heet is
Draai de doppen van het koelvloeistofreservoir niet los.
Als het koelsysteem nog onder druk staat, kan hete koelvloeistof uit de vul-
opening spuiten als de dop wordt verwijderd en brandwonden of ander ern-
stig letsel veroorzaken.
OPMERKING
Bij het bijvullen van koelvloeistof
Gebruik geen onverdunde antivries of alleen water. Een goede mengver-
houding van water en antivries zorgt voor een goede smering, corrosie-
bescherming en koeling. Lees altijd de informatie op het etiket van de
antivries of koelvloeistof.
Als u koelvloeistof morst
Verwijder de koelvloeistof met veel water om te voorkomen dat het de lak of
onderdelen aantast.
Radiateur en condensor
WAARSCHUWING
Wanneer het brandstofcelsysteem heet is
Raak om brandwonden te voorkomen de radiateur of de condensor niet
aan, aangezien deze heet kunnen zijn.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 335 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
336 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als geen van de sproeiers
werkt, is het ruitensproeierre-
servoir mogelijk leeg.
Vul ruitensproeiervloeistof bij.
Ruitensproeiervloeistof
WAARSCHUWING
Bij het bijvullen van ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als het brandstofcelsysteem heet is of
nog werkt. Ruitensproeiervloeistof bevat alcohol en kan vlam vatten als het
bijvoorbeeld op een heet brandstofcelsysteem wordt gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of antivries in plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw auto worden aangetast.
Verdunnen van ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien nodig met water.
Raadpleeg de op het etiket van de ruitensproeiervloeistoffles aangegeven
temperaturen voor de juiste mengverhouding.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 336 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
337
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
12V-accu
De 12V-accu bevindt zich aan
de rechterzijde van de bagage-
ruimte.
Verwijder de afdekkap van de
12V-accu.
Controleer de 12V-accu op gecorrodeerde en loszittende klemmen,
scheuren en een loszittende klembeugel.
Accupolen
Klembeugel
Plaats
Verwijderen van de afdekkap van de 12V-accu
Exterieur
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 337 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
338 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De betekenis van de waarschuwingssymbolen aan de bovenzijde
van de 12V-accu is als volgt:
Plaats de afdekkap van de 12V-
accu.
Waarschuwingssymbolen
Niet roken, geen open
vuur, geen vonken Accuzuur
Draag een veiligheids-
bril
Lees de
gebruiksaanwijzing
Buiten bereik van kinde-
ren houden Explosief gas
Plaatsen van de afdekkap van de 12V-accu
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 338 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
339
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen van de accu
Tijdens het opladen van de 12V-accu ontstaat het licht ontvlambare en explo-
sieve waterstof. Houd u daarom voor het opladen aan de volgende voor-
zorgsmaatregelen:
Als de 12V-accu in de auto is gemonteerd, moet voorafgaand aan het
opladen de massakabel worden losgenomen.
Zorg ervoor dat de acculader tijdens het aansluiten en losnemen van de
accuklemmen is uitgeschakeld.
Na het laden/aansluiten van de 12V-accu
Nadat de 12V-accu losgenomen is geweest, is het wellicht niet meteen
mogelijk om de portieren met het Smart entry-systeem met startknop te ont-
grendelen. Gebruik in dat geval de afstandsbediening of de mechanische
sleutel om de portieren te vergrendelen of ontgrendelen.
Start het brandstofcelsysteem met het contact in stand ACC. Het brandstof-
celsysteem kan niet worden gestart als het contact UIT staat. Het brandstof-
celsysteem werkt vanaf de tweede poging echter normaal.
De stand van het contact wordt door de auto geregistreerd. Als de 12V-accu
weer wordt aangesloten, keert de startknop terug naar de stand die was
geselecteerd voordat de 12V-accu werd losgenomen. Controleer of het con-
tact UIT is gezet voordat u de 12V-accu losneemt. Wees extra voorzichtig
als niet bekend is wat de stand van de startknop was voordat de 12V-accu
leeg raakte.
Als de 12V-accu weer is aangesloten: start het brandstofcelsysteem, trap
het rempedaal in en controleer of de selectiehendel in alle schakelstanden
kan worden gezet.
Neem, als het systeem na meerdere pogingen nog niet start, contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 339 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
340 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Chemicaliën in de 12V-accu
Het zwavelzuur in de 12V-accu is giftig en bijtend en kan het ontstaan van
het licht ontvlambare en explosieve waterstof veroorzaken. Neem bij werk-
zaamheden bij of aan de 12V-accu de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht om ernstig letsel te voorkomen:
Veroorzaak geen vonken met gereedschap.
Rook nooit en steek nooit een lucifer of een aansteker aan bij de 12V-
accu.
Voorkom dat ogen, huid of kleren in contact komen met de elektrolyt.
Adem of slik nooit elektrolyt in.
Gebruik een veiligheidsbril als u bij de 12V-accu bezig bent.
Laat kinderen niet in de buurt spelen als u met de 12V-accu bezig bent.
Een veilige plaats voor het opladen van de 12V-accu
Laad de 12V-accu altijd op in een open ruimte. Laad de 12V-accu niet op in
een garage of in een afgesloten ruimte waar onvoldoende ventilatie is.
Procedure voor het opladen van de 12V-accu
Laad de accu alleen op met een druppellader (5 A of minder). Het opladen
van een 12V-accu met een snellader kan een explosie veroorzaken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 340 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
341
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Noodmaatregelen met betrekking tot elektrolyt
Als er elektrolyt in uw ogen terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten met water en schakel direct medische
hulp in. Blijf zo mogelijk water met een spons of doek op de ogen deppen,
terwijl u naar een arts of het ziekenhuis gaat.
Als er elektrolyt op uw huid terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel water. Roep meteen medische hulp in als
het pijn doet of brandt.
Als er elektrolyt op uw kleding terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op uw huid terechtkomen. Trek onmiddel-
lijk de kleding uit en volg, indien nodig, de procedure zoals hierboven
beschreven.
Als u per ongeluk elektrolyt binnenkrijgt
Drink zo veel mogelijk water of melk. Schakel zo snel mogelijk medische
hulp in.
Vervangen van de 12V-accu
Gebruik een 12V-accu die is ontworpen voor de auto. Anders kan er gas
(waterstof) in het passagierscompartiment komen, waardoor brand of een
explosie kan ontstaan.
Neem voor vervanging van de 12V-accu contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Wanneer de 12V-accu wordt opgeladen
Laad de 12V-accu nooit op wanneer het brandstofcelsysteem in werking is.
Controleer ook of alle accessoires zijn uitgeschakeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 341 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
342 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Banden
Controleer of de slijtage-indicatoren op de banden te zien zijn. Contro-
leer de banden tevens op ongelijkmatige slijtage, zoals overmatige
slijtage aan een zijde van het loopvlak.
Controleer de staat en de bandenspanning van het reservewiel ook
als het niet gebruikt wordt.
Nieuwe band
Versleten band
Slijtage-indicator
De plaats van de slijtage-indicatoren wordt aangegeven met de tekst TWI
of Δop de wang van de band.
Vervang de band als de slijtage-indicatoren zichtbaar zijn op de band.
Vervang of verwissel banden afhankelijk van het onderhouds-
schema en het slijtagepatroon.
Controleren van de banden
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 342 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
343
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wissel de banden zoals aange-
geven in de afbeelding.
Toyota beveelt aan om de banden
ongeveer elke 10.000 km van
plaats te wisselen om een gelijk-
matig slijtagepatroon en een lan-
gere levensduur van de banden te
verkrijgen.
Vergeet niet na het wisselen van
de banden het bandenspannings-
waarschuwingssysteem te initiali-
seren.
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwingssys-
teem dat gebruikmaakt van bandenspanningssensoren en -zenders
om een lage bandenspanning te signaleren voordat deze tot proble-
men leidt.
Als de bandenspanning onder een bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder door middel van een waarschuwingslampje gewaar-
schuwd. (Blz. 394)
Plaatsen van bandenspanningssensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen moeten de bandenspan-
ningssensoren en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders geplaatst
worden, moeten de identificatiecodes van deze componenten wor-
den geregistreerd in de bandenspanningswaarschuwingssysteem-
ECU en moet het bandenspanningswaarschuwingssysteem wor-
den geïnitialiseerd. Laat de identificatiecodes van de bandenspan-
ningssensoren en -zenders registreren door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige. (Blz. 345)
Wisselen van banden
Voor
Bandenspanningswaarschuwingssysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 343 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
344 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Parkeer de auto op een veilige plaats en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
Breng de banden op de voorgeschreven spanning bij koude ban-
den. (Blz. 443)
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden in
koude toestand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Zet het contact AAN.
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel (Blz. 119) en selecteer [instellingendisplay]
op het multi-informatiedisplay om de verschillende onderwerpen
te bekijken.
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel (Blz. 119), selecteer “Settings” en druk op .
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel (Blz. 119), selecteer “Maintenance System” en druk
op .
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel (Blz. 119), selecteer “TPMS” en houd vervolgens
ingedrukt.
Er worden een melding en een indicator weergegeven op het
multi-informatiedisplay en de initialisatie wordt voltooid.
1
2
3
4
5
6
7
8
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 344 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
345
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Registreren van identificatiecodes
De bandenspanningssensoren en -zenders zijn voorzien van een
unieke identificatiecode. Bij het vervangen van een bandenspan-
ningssensor en -zender is het noodzakelijk om de identificatiecode
te registreren. Laat de identificatiecodes registreren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer moeten banden worden vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
De slijtage-indicatoren zijn te zien op een band.
De banden beschadigingen vertonen, zoals insnijdingen, scheuren of barsten
die zo diep zijn dat het binnenmateriaal zichtbaar wordt en bulten die duiden
op een interne beschadiging
Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege de
grootte of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als u er
niet zeker van bent.
Vervangen van banden en velgen
Als de identificatiecode van de bandenspanningssensor en -zender niet is
geregistreerd, werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet cor-
rect. Na ongeveer 10 minuten rijden gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende 1 minuut knipperen en het blijft daarna branden
om aan te geven dat er een storing in het systeem aanwezig is.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten altijd door gekwalificeerd werk-
plaatspersoneel worden gecontroleerd, zelfs als er niet of nauwelijks met de
banden is gereden en de banden niet beschadigd lijken te zijn.
Periodieke controle van de bandenspanning
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vervangt de periodieke con-
trole van de bandenspanning niet. Controleer daarom ook zelf regelmatig de
bandenspanning.
Initialiseren van bandenspanningswaarschuwingssysteem
Initialiseer de banden als de banden de voorgeschreven spanning hebben.
Als de profieldiepte van winterbanden minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van de winterbanden verloren.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 345 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
346 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Situaties waarin het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk
niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden werkt het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem mogelijk niet goed.
Als er niet-originele Toyota-velgen zijn gemonteerd.
Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet overeenkomt met
de OE-specificaties (Original Equipment).
Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet de voorgeschre-
ven maat heeft.
Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd.
Er is een run-flat band met ondersteunende ring gemonteerd.
Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst van de radio-
grafische signalen nadelig beïnvloedt.
Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen of de wiel-
kasten.
Als de bandenspanning aanzienlijk hoger is dan de voorgeschreven
waarde.
Als er banden zonder bandenspanningssensoren en -zenders zijn
gebruikt.
Als de identificatiecode op de bandenspanningssensoren en -zenders
niet is geregistreerd in de bandenspanningswaarschuwingssysteem-
ECU.
In de volgende situaties kunnen de prestaties worden beïnvloed.
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radio-
golven of elektromagnetische velden aanwezig zijn.
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel bij u draagt.
Wanneer de auto geparkeerd is, kan het langer duren voordat de waarschu-
wing verschijnt of verdwijnt.
Wanneer de bandenspanning snel daalt, zoals bij een klapband, dan ver-
schijnt de waarschuwing mogelijk niet.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 346 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
347
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De initialisatieprocedure
Voer de initialisatie uit na het op spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden koud zijn bij de initialisatie en bij het
aanpassen van de bandenspanning.
Als u het contact tijdens de initialisatie per ongeluk UIT hebt gezet, dan is
het niet noodzakelijk de toets in te drukken om te resetten, omdat de initiali-
satie automatisch herstart wordt wanneer het contact de volgende keer AAN
wordt gezet.
Als u per ongeluk de toets indrukt om te resetten wanneer initialiseren niet
nodig is, breng de banden dan op de juiste spanning wanneer ze koud zijn
en voer opnieuw de initialisatie uit.
Waarschuwingen bandenspanningswaarschuwingssysteem
De eventuele waarschuwing van het waarschuwingssysteem bandenspan-
ning is gebaseerd op de omstandigheden waaronder het systeem geïnitiali-
seerd is. Daarom laat het systeem mogelijk zelfs een waarschuwing zien
wanneer de bandenspanning niet laag genoeg is of wanneer de druk hoger is
dan de druk die was ingesteld tijdens het initialiseren van het systeem.
Als de initialisatie van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
niet voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in enkele minuten. In de volgende
gevallen worden de instellingen echter niet opgeslagen en zal het systeem
niet goed werken. Laat, als herhaalde pogingen de bandenspanning op te
slaan mislukken, de auto zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel worden bediend, gaat
het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet 3 keer knipperen.
Na het initialiseren knippert het waarschuwingslampje lage bandenspanning
gedurende 1 minuut en blijft het tijdens het rijden nog gedurende 20 minuten
branden.
Registreren van identificatiecodes
De identificatiecodes van de bandenspanningssensoren en zenders van
twee sets banden kunnen worden geregistreerd.
Als de identificatiecodes voor zowel de normale banden als de winterbanden
vooraf zijn geregistreerd, is het niet nodig om de identificatiecodes te registre-
ren wanneer de normale banden worden vervangen door winterbanden.
Neem voor informatie over het wijzigen van de identificatiecodes contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 347 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
348 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verklaring voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar
op het volgende:
DoC-adres: http://www.pacific-ind.co.jp/eng/products/car/tpms/doc/
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 348 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
349
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 349 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
350 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 350 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
351
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Bij het controleren of vervangen van de banden
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om ongevallen te voor-
komen.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan schade aan de
aandrijflijn veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen tot gevolg hebben,
waardoor een ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Gebruik geen banden van verschillende merken, types of profielen.
Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen
door elkaar.
Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat.
Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden, gordelban-
den met diagonaalkarkas en diagonaalbanden) door elkaar.
Gebruik geen zomer-, all-season- en winterbanden door elkaar.
Gebruik nooit banden onder uw auto die zijn gebruikt onder een andere
auto.
Door het gebruik van banden waarvan het verleden onbekend is, loopt u
extra risico.
Bij het initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Druk niet op de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel voordat de
banden op de voorgeschreven spanning zijn gebracht. Anders kan het
voorkomen dat het waarschuwingslampje voor de lage bandenspanning
niet gaat branden terwijl de bandenspanning te laag is, of wel gaat branden
terwijl de bandenspanning in orde is.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 351 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
352 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Repareren of vervangen van banden, velgen, bandenspanningssensoren,
zenders en ventieldopjes
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en -zenders bescha-
digd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Vergeet niet de dopjes weer op de ventielen aan te brengen. Als de ven-
tieldopjes niet geplaatst worden, dan kan er water in de bandenspannings-
sensoren terecht komen en kunnen ze vast gaan zitten.
Gebruik bij het vervangen van de ventieldopjes geen andere ventieldopjes
dan voorgeschreven. Anders kunnen de dopjes vast komen te zitten.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de banden-
spanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer bandenrepa-
ratievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Als bandenreparatievloeistof is gebruikt, vervang dan
bij het vervangen van een band de bandenspanningssensor en -zender.
(
Blz. 343)
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over onverharde wegen en wegen met
kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk een verlaging van de banden-
spanning tot gevolg, waardoor de verende werking van de banden vermin-
dert. Bovendien kunnen de banden zelf en de velgen en carrosserie
beschadigd raken bij het rijden over onverharde wegen.
Als tijdens het rijden in elke band een te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning te laag is, anders kunnen de banden
en/of velgen ernstig beschadigd raken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 352 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
353
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Vervangen van de band
Breng de auto tot stilstand op een stevige, vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P.
Schakel het brandstofcelsysteem uit.
Krik de auto uitsluitend op met de krik onder een van de aange-
geven kriksteunpunten. Als de auto wordt opgekrikt terwijl de
krik niet goed is geplaatst, kan de auto beschadigd raken of van
de krik vallen en ernstig letsel veroorzaken.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige als het vervangen van de band moeilijk gaat.
Voor het opkrikken van de auto
Plaats van gereedschap en krik
Wielmoersleutel
Sleepoog
Krikslinger
Krik
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 353 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
354 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verwijder de mat.
Haal de krik eruit.
WAARSCHUWING
Gebruik van de krik
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Onjuist gebruik van de krik kan ertoe leiden dat de auto van de krik valt, wat
tot ernstig letsel kan leiden.
Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de mon-
tage en het verwijderen van sneeuwkettingen.
Gebruik voor het verwisselen van een wiel uitsluitend de met de auto mee-
geleverde krik.
Gebruik de krik niet voor het verwisselen van wielen van andere auto's en
gebruik ook geen krik van een andere auto.
Controleer altijd of de krik goed onder het krikpunt staat.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die
alleen door een krik wordt ondersteund.
Bedien het brandstofcelsysteem niet en ga niet met de auto rijden als
deze door de krik wordt ondersteund.
Krik de auto niet op als er nog iemand in de auto aanwezig is.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Krik de auto niet verder op dan voor het verwisselen van het wiel noodza-
kelijk is.
Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
Zorg wanneer u de auto laat zakken dat er niemand onder komt. Breng
mensen in de buurt op de hoogte van het laten zakken.
Verwijderen van de krik
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 354 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
355
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Plaats wielblokken*.
*: Wielblokken zijn verkrijgbaar bij
een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Verwijder de wieldop met een
sleutel.
Plaats, om de wieldop te bescher-
men, een doek tussen de sleutel
en de wieldop.
Draai de wielmoeren iets los
(één slag).
Vervangen van een wiel met een lekke band
1
Bandpositie Positie wielblok
Voor Links Achter het rechter achterwiel
Rechts Achter het linker achterwiel
Achter Links Voor het rechter voorwiel
Rechts Voor het linker voorwiel
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 355 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
356 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Controleer het kriksteunpunt.
Het merkteken ( ) voor de krik-
positie bevindt zich onderaan de
side skirt.
Draai deel A van de krik met de
hand aan totdat de uitsparing in
de kop van de krik in contact
komt met het kriksteunpunt.
Wanneer u moeite hebt om de krik
te plaatsen, plaats hem dan zijde-
lings.
Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van
de grond is.
Verwijder alle wielmoeren en
het wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen
op de velg te voorkomen.
merkteken ( ) merkteken ( )
4
5
6
7
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 356 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
357
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het con-
tactvlak van de velg.
Als er verontreinigingen op het
contactvlak aanwezig zijn, kunnen
tijdens het rijden de wielmoeren los
lopen, waardoor het wiel los kan
raken.
WAARSCHUWING
Vervangen van een band
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er ernstig letsel ontstaan.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen niet aan direct nadat met
de auto is gereden.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de
remmen mogelijk zeer heet. Wanneer u deze delen tijdens het verwisse-
len van een wiel, enz. met uw handen, voeten of andere lichaamsdelen
aanraakt, kan dit leiden tot brandwonden.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de
wielmoeren losraken, waardoor het wiel van de auto af kan lopen, wat kan
leiden tot ernstig letsel.
Breng nooit vet of olie aan op de wielbouten en wielmoeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen raken.
Bovendien kunnen door gebruik van olie of vet de wielbouten of wielmoe-
ren loslopen, waardoor het wiel los kan raken en een ernstig ongeval kan
ontstaan.
Verwijder olie of vet van de wielbouten of wielmoeren.
Laat zo spoedig mogelijk na het vervangen van een wiel de moeren met
een aanhaalmoment van 103 Nm vastzetten.
Gebruik bij het aanbrengen van een wiel uitsluitend wielmoeren die speci-
aal zijn ontworpen voor het desbetreffende wiel.
Bij gescheurde of vervormde bouten, schroefdraad van moeren of bout-
gaten van het wiel, dient de auto te worden gecontroleerd door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe. (Blz. 364)
Plaatsen van het wiel
1
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 357 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
358 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Plaats het wiel en draai elke
wielmoer met de hand onge-
veer in dezelfde mate vast.
Draai de wielmoeren zover vast
totdat de sluitringen contact maken
met de velg.
Laat de auto zakken.
Draai iedere moer twee of drie
keer aan in de volgorde die in
de afbeelding is aangeven.
Aanhaalmoment:
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf)
Plaats de wieldop.
Berg de krik en het gereedschap op.
Na het vervangen van het wiel
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet gereset worden.
(Blz. 344)
Velg
Ring
2
3
4
5
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 358 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
359
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verklaring voor de krik
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 359 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
360 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te voorkomen dat een van deze voorwer-
pen bij een aanrijding of bij hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of bandenspan-
ningssensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige omdat de bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Vervang bij het vervangen van
de band de bandenspanningssensor en -zender. (Blz. 343)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 360 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
361
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bandenspanning
Gevolgen van een onjuiste bandenspanning
Het rijden met een onjuiste bandenspanning kan de volgende gevolgen hebben:
Brandstofverbruik
Verminderd rijcomfort en een slechte handling
Kortere levensduur van de banden als gevolg van slijtage
Een onveilige auto
Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden opgepompt, laat deze dan controleren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Instructies voor het controleren van de bandenspanning
Let bij het controleren van de bandenspanning op het volgende:
Controleer de bandenspanning alleen als de banden koud zijn.
Als uw auto ten minste 3 uur heeft stilgestaan of niet meer dan 1,5 km heeft
gereden, kunt u de bandenspanning voor koude banden correct aflezen.
Gebruik altijd een bandenspanningsmeter.
Het is moeilijk te bepalen of een band de juiste bandenspanning heeft op
basis van alleen het uiterlijk.
Het is normaal dat de spanning van een band na een rit is opgelopen aan-
gezien warmte wordt gegenereerd in de band. Laat na het rijden geen lucht
uit de banden lopen om de spanning te verlagen.
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. De
bandenspanning moet ten minste eenmaal per maand gecontro-
leerd worden. Toyota beveelt u echter aan de bandenspanning
eens per twee weken te controleren. (Blz. 443)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 361 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
362 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Een goede bandenspanning zorgt voor een langere levensduur van de
banden
Houd de bandenspanning op de juiste waarde.
Als de banden niet de juiste spanning hebben, kunnen onderstaande zaken
zich voordoen. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
Overmatige slijtage
Ongelijkmatige slijtage
Slecht rijgedrag
Mogelijke klapband door oververhitting
Luchtlekkage tussen de band en velg
Wielvervorming en/of beschadiging van de band
Groter risico op beschadiging van de band tijdens rijden (als gevolg van
voorwerpen op het wegdek, verbindingsstukken of scherpe randen in het
wegdek, enz.)
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning brengen van de banden
Plaats na controle altijd de ventieldopjes.
Zonder de ventieldopjes kan er vuil en vocht in het inwendige van de ventie-
len doordringen. Hierdoor kan de afdichting in gevaar komen, wat kan lei-
den tot een lagere bandenspanning.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 362 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
363
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Velgen
Let er bij het vervangen van velgen op dat deze hetzelfde draagver-
mogen, dezelfde diameter, velgbreedte en ET-waarde* hebben
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*: “Offset” is de gebruikelijke term.
Toyota adviseert u het volgende niet te gebruiken:
Velgen van verschillende maten of types
Gebruikte velgen
Verbogen velgen die hersteld zijn
Gebruik uitsluitend de Toyota-wielmoeren en de Toyota-wielmoer-
sleutel bij uw lichtmetalen velgen.
Controleer de wielmoeren na de eerste 1.600 km telkens als een
band is verwisseld, een band is gerepareerd of is vervangen.
Pas op dat lichtmetalen velgen niet beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
Bij het balanceren moet gebruik worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes, die geplaatst dienen te worden
met een kunststof of rubber hamer.
Vervangen van velgen
De velgen van uw auto zijn uitgerust met bandenspanningssensoren en -zen-
ders voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem, dat in een vroegtij-
dig stadium waarschuwt als de bandenspanning te laag wordt. Bij het
vervangen van velgen moeten er bandenspanningssensoren en -zenders
worden geplaatst. (Blz. 343)
Als een velg verbuigingen of scheuren vertoont of erg gecorro-
deerd is, moet deze vervangen worden. Anders kan de band van
de velg raken of kan de auto moeilijk beheersbaar worden.
Keuze van velg
Lichtmetalen velgen, belangrijke aanwijzingen
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 363 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
364 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Vervangen van velgen
Gebruik alleen de in deze handleiding aanbevolen maat velgen en ban-
den. Een andere maat kan resulteren in een slechtere controle over de
auto.
Gebruik nooit een binnenband bij een poreuze velg die ontworpen is voor
een tubeless band. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Bij het plaatsen van de wielmoeren
Breng nooit vet of olie aan op de wielbouten en wielmoeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig letsel als gevolg. Verwijder olie of vet
van de wielbouten of wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde velgen.
Als u dat wel doet, kan er tijdens het rijden lucht uit de band ontsnappen,
waardoor een ongeval zou kunnen ontstaan.
Plaats de wielmoeren met de schuine
kant naar het wiel toe. Als de wielmoe-
ren worden geplaatst met de schuine
kant van het wiel af, kan de velg scheu-
ren waardoor het wiel tijdens het rijden
kan losraken. Dit kan leiden tot een
ongeval, met ernstig letsel als gevolg.
Taps
gedeelte
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 364 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
365
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Vervangen van bandenspanningssensoren en -zenders
Omdat het repareren of vervangen van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en -zenders, adviseren we u deze werk-
zaamheden uit te laten voeren door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Ga ook voor de aanschaf van bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gebruik voor uw auto alleen originele Toyota-velgen.
Bij niet-originele velgen kan niet worden gegarandeerd dat de banden-
spanningssensoren en -zenders goed werken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 365 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
366 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Interieurfilter
Zet het contact UIT.
Open het dashboardkastje.
Maak de demper los.
Druk de linkerzijde van het
dashboardkastje naar binnen,
maak de bovenste klauw links
los, druk vervolgens de rechter-
zijde van het dashboardkastje
naar binnen en maak de boven-
ste klauw rechts los.
Laat het dashboardkastje zakken
vanuit de volledig geopende
stand, maak de onderste klau-
wen los en verwijder het dash-
boardkastje.
Het interieurfilter moet regelmatig worden vervangen om de
optimale werking van de airconditioning te behouden.
Verwijderen
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 366 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
367
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verwijder de afdekkap van het
filter.
Verwijder het interieurfilter en
vervang het door een nieuw
exemplaar.
De merktekens UP op het filter
moeten naar boven wijzen.
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel verkeer moet vervanging vaker plaatsvin-
den. (Zie het onderhoudsboekje of het garantieboekje voor het onderhouds-
schema.)
Als er te weinig lucht uit de ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer het filter en vervang het indien nodig.
5
6
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter aanwezig is.
Als de airconditioning zonder filter gebruikt wordt, kan het systeem bescha-
digd raken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 367 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
368 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Batterij elektronische sleutel
Sleufkopschroevendraaier
Kleine, platte schroevendraaier
Lithiumbatterij CR2032
Neem de mechanische sleutel
uit de houder. (Blz. 129)
Verwijder het klepje.
Omwikkel het uiteinde van de
sleufkopschroevendraaier met een
doek om schade aan de sleutel te
voorkomen.
Verwijder het batterijdekseltje.
Omwikkel het uiteinde van de
schroevendraaier met een doek
om schade aan de sleutel te voor-
komen.
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen
raakt.
De volgende zaken zijn benodigd:
Batterij vervangen
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 368 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
369
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met de
positieve aansluiting (+) naar
boven.
Gebruik een CR2032 lithiumbatterij
Batterijen zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur, een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige,
plaatselijke elektrozaken of fotospeciaalzaken.
Vervang de batterij alleen door het door de fabrikant aanbevolen type.
Gooi batterijen niet weg, maar lever ze in als KCA.
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Dit kan leiden tot de volgende verschijnselen:
Het Smart entry-systeem met startknop en de afstandsbediening zullen niet
goed werken.
Het bereik van de afstandsbediening zal kleiner worden.
4
WAARSCHUWING
Lege batterijen en andere onderdelen
Kinderen kunnen deze kleine voorwerpen inslikken en daardoor stikken.
Houd deze voorwerpen buiten bereik van kinderen. Als u dat niet doet, kan
dat leiden tot ernstig letsel.
Verklaring voor de lithiumbatterij
WAARSCHUWING: ALS DE BATTERIJ DOOR EEN ONJUIST TYPE
BATTERIJ WORDT VERVANGEN, KAN EEN EXPLOSIE OPTREDEN.
GOOI BATTERIJEN NIET WEG, MAAR LEVER ZE IN ALS KCA.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 369 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
370 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Voor een goede werking na het vervangen van de batterij
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om ongevallen te voor-
komen:
Zorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan corroderen.
Voorkom dat andere onderdelen in de afstandsbediening worden aange-
raakt of bewogen.
Verbuig de aansluitingen van de batterij niet.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 370 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
371
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Controleren en vervangen van zekeringen
Zet het contact UIT.
Open het deksel van de zekeringenkast.
Elektromotorcompartiment
Druk de borglip in en trek het
deksel omhoog.
Dashboard aan bestuurderszijde (auto met linkse besturing)
Verwijder het deksel.
Als een bepaalde stroomverbruiker niet werkt, kan het zijn dat
een zekering is doorgebrand. Controleer in dat geval de desbe-
treffende zekering en vervang deze indien nodig.
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 371 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
372 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Dashboard aan passagierszijde (auto's met rechtse besturing)
Verwijder het klepje.
Verwijder het deksel.
Verwijder de zekering met de
zekeringtrekker.
Alleen zekering type A kan worden
verwijderd met de zekeringtrekker.
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 372 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
373
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Controleer of de zekering is doorgebrand.
Goede zekering
Defecte zekering
Vervang de doorgebrande zekering door een nieuwe zekering met de
juiste stroomsterkte. Deze staat vermeld op het deksel van de zekeringen-
kast.
4
1
2
Type A Type B
Type C Type D
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 373 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
374 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Na het vervangen van een zekering
Als na het vervangen van de zekering de verlichting nog niet werkt, kan het
zijn dat de lamp moet worden vervangen. (Blz. 375)
Laat, als de nieuwe zekering direct doorbrandt, de auto controleren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de stroomafname van een circuit te groot is
De zekeringen zullen doorbranden voordat de bedrading van de auto onher-
stelbaar beschadigd raakt.
Bij het vervangen van lampen
Toyota raadt u aan om originele Toyota-producten te gebruiken, die speciaal
voor deze auto ontworpen zijn. Doordat bepaalde lampen in verbinding staan
met circuits die zijn ontworpen om overbelasting te voorkomen, kunnen niet-
originele onderdelen of onderdelen die niet voor deze auto ontworpen zijn
onbruikbaar zijn.
WAARSCHUWING
Voorkomen van storingen en het ontstaan van brand
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in
schade aan de auto, brand en ernstig letsel.
Monteer nooit een zekering voor een hogere stroomsterkte dan aange-
geven, of een stukje metaal.
Gebruik altijd een originele Toyota-zekering of een gelijkwaardige zeke-
ring.
Vervang de zekering nooit door een stukje draad of metaal, ook niet tijde-
lijk.
Breng geen wijzigingen aan de zekeringen of de zekeringenkasten aan.
OPMERKING
Voordat u een zekering vervangt
Laat de oorzaak van de te grote stroomafname zo snel mogelijk vaststellen
en repareren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 374 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
375
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Lampen
Controleer het vermogen van de defecte lamp. (Blz. 443)
U kunt de onderstaande lampen desgewenst zelf vervangen.
Aangezien de onderdelen beschadigd zouden kunnen raken,
raden wij u aan om de vervanging te laten uitvoeren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Ook kunnen sommige lampen mogelijk niet goed worden
geplaatst aangezien u met uw handen in kleine ruimtes moet
werken. We raden u aan het vervangen te laten uitvoeren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Voorbereiden van het vervangen van een lamp
Plaats lampen
Mistachterlicht
1
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 375 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
376 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Mistachterlicht
Het mistachterlicht bevindt zich in een kleine ruimte aan de andere
kant van de achterbumper. Let daarom op het volgende:
Gebruik beschermende uitrusting, zoals handschoenen, om let-
sel veroorzaakt door onderdelen van de auto te voorkomen.
(Blz. 379)
Verwijder de 7 schroeven
aan de onderzijde van het
mistachterlicht.
Verwijder het onderpaneel
gedeeltelijk.
Steek vanaf de onderzijde
van de achterbumper een
hand naar binnen en verwij-
der de fitting door deze
linksom te draaien.
Lampen vervangen
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 376 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
377
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verwijder de lamp.
Plaats een nieuwe lamp en
vervolgens de lamphouder in
de verlichtingsmodule door
de lamphouder erin te steken
en deze rechtsom te draaien.
Plaats het onderpaneel.
Plaats de 7 schroeven in het
onderpaneel.
4
5
6
7
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 377 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
378 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Vervangen van de volgende lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
Dimlicht
Grootlicht
Parkeerlichten voor en dagrijverlichting
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers opzij
Achterlichten
Remlichten
Richtingaanwijzers achter
Derde remlicht
Kentekenplaatverlichting
Achteruitrijlichten
LED-lampen
Behalve het mistachterlicht zijn alle lampen voorzien van een aantal LED's.
Laat een defecte LED vervangen door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Condensvorming in de koplampen
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde van het koplampglas is normaal.
Neem in de volgende gevallen contact op met een erkende Totota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige voor meer informatie:
Als er erg veel condens aan de binnenzijde van het koplampglas zit.
Als de binnenzijde van de koplamp nat is en blijft.
Bij het vervangen van lampen
Blz. 374
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 378 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
379
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
7
Onderhoud en verzorging
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Vervangen van lampen
Schakel de verlichting uit. Wacht na het uitschakelen van de verlichting tot
de lampen zijn afgekoeld.
De lampen kunnen erg heet worden en brandwonden veroorzaken.
Raak het glas van de lamp niet aan met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken, gebruik daarvoor dan een schone droge
doek, om te voorkomen dat er vocht of olie op de lamp komt.
Als de lamp een kras heeft of is gevallen, kan deze defect raken of breken.
Zorg ervoor dat de lamp en de borgclips goed vastzitten. Anders kan de
lamp door oververhitting beschadigd raken, kan brand ontstaan of kan
water binnendringen in de koplampunit. Hierdoor kunnen de koplampen
beschadigd raken en kan condensvorming in de koplamp optreden.
Voorkomen van schade en brand
Controleer of de lampen en borgclips goed vastzitten.
Draag handschoenen en overige
bescherming om letsel veroorzaakt door
onderdelen van de auto te voorkomen.
U kunt letsel oplopen aan de randen
van onderdelen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 379 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
380 7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 380 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
381
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
8-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten ...........382
Als uw auto in geval
van nood tot stilstand
moet worden gebracht.....383
8-2. Stappen die genomen
moeten worden
in noodgevallen
Als uw auto moet
worden gesleept ..............384
Als u denkt dat er
iets mis is.........................390
Als een waarschuwings-
lampje gaat branden of
een waarschuwings-
zoemer klinkt ...................391
Als er een waarschuwings-
melding verschijnt............397
Als uw auto een
lekke band heeft ..............403
Als het brandstofcel-
systeem niet kan
worden gestart.................418
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt.....420
Als de 12V-accu
ontladen is .......................423
Als de motor oververhit
raakt.................................429
Als de auto vast
komt te zitten ...................435
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 381 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
382 8-1. Belangrijke informatie
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knip-
peren.
Druk nogmaals op de schakelaar
om ze weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
Als de alarmknipperlichten gedurende langere tijd worden gebruikt terwijl het
brandstofcelsysteem niet in werking is (terwijl het controlelampje READY niet
brandt), kan de 12V-accu ontladen raken.
De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders
te waarschuwen wanneer de auto tot stilstand moet worden
gebracht, bijvoorbeeld bij pech.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 382 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
383
8-1. Belangrijke informatie
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als uw auto in geval van nood tot stilstand
moet worden gebracht
Trap het rempedaal met beide voeten stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer kracht nodig om de auto tot stil-
stand te brengen.
Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N is gezet
Zet na het afremmen de auto stil op een veilige plaats langs de
weg.
Schakel het brandstofcelsysteem uit.
Als de selectiehendel niet in stand N gezet kan worden
Blijf het rempedaal met beide voeten intrappen om zo veel mogelijk
vaart te minderen.
Om het brandstofcelsysteem uit
te schakelen, houdt u de start-
knop 2 seconden of langer
ingedrukt of drukt u deze drie-
maal of vaker kort na elkaar in.
Breng de auto op een veilige plaats langs de weg tot stilstand.
Breng de auto alleen in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de
auto niet op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt
tot stilstand:
1
2
3
4
3
Houd de startknop ten minste 2 seconden
ingedrukt of druk deze 3 maal of vaker
achter elkaar kort in
4
WAARSCHUWING
Als het brandstofcelsysteem tijdens het rijden uitgeschakeld moet
worden
De stuurbekrachtiging zal niet meer werken, waardoor het verdraaien van
het stuurwiel zwaarder gaat. Minder zo veel mogelijk vaart voordat u het
brandstofcelsysteem uitschakelt.
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 383 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
384 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als uw auto moet worden gesleept
In de volgende gevallen kan de auto niet door een andere auto wor-
den gesleept met behulp van kabels of kettingen, doordat de voorwie-
len mogelijk worden geblokkeerd door de parkeerblokkering. Neem
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
of een professioneel bergingsbedrijf.
Er zit een storing in de schakelregeling. (Blz. 399)
Er is een storing aanwezig in de startblokkering. (Blz. 78)
Er is een storing aanwezig in het Smart entry-systeem met start-
knop. (Blz. 420)
De 12V-accu is ontladen. (Blz. 423)
Als uw auto moet worden gesleept, adviseren wij u dat te laten
doen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige of professioneel bergingsbedrijf, en daarbij gebruik te
maken van een lepelwagen of een autoambulance.
Gebruik een stevige sleepkabel en neem de wettelijke voor-
schriften in acht.
Situaties waarbij het niet mogelijk is om door een ander voertuig
te worden gesleept
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 384 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
385
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Het volgende kan duiden op een probleem in de transmissie. Neem
vóór het slepen contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur, een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige of een professioneel bergingsbedrijf.
De waarschuwingsmelding voor het brandstofcelsysteem wordt weer-
gegeven op het multi-informatiedisplay en de auto beweegt niet.
De auto maakt een abnormaal geluid.
Sleep de auto niet met een takel-
wagen, om beschadiging van de
carrosserie te voorkomen.
Omstandigheden waaronder u vóór het slepen contact dient op
te nemen met de dealer
Slepen met een takelwagen
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde Aan de achterzijde
Deactiveer de parkeerrem. Gebruik een dolly onder de voor-
wielen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 385 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
386 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als uw auto wordt getransporteerd
op een autoambulance, zet de
auto dan op de plaatsen vast die
zijn aangegeven in afbeelding.
Als uw auto met touwen of kettin-
gen wordt vastgezet, moeten de
aangegeven bevestigingshoeken
45° zijn.
Trek de touwen of kettingen niet
te strak aan omdat hierdoor
schade aan de auto kan ontstaan.
In geval van nood kunt u een sleepkabel of -ketting aan een sleepoog
vastmaken. Uw auto mag op deze manier alleen op de verharde weg
en met een snelheid lager dan 5 km/h over een korte afstand worden
gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten om te sturen en te remmen.
Ook dienen de wielen, de assen, de aandrijflijn, de stuurinrichting en
de remmen in een goede conditie te zijn.
Vervoeren op een autoambulance
Voor
Slepen in een noodgeval
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 386 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
387
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Haal het sleepoog tevoorschijn. (Blz. 353, 404)
Verwijder het afdekkapje van het sleepoog met een sleufkop-
schroevendraaier.
Plaats om de carrosserie te beschermen een doek tussen de schroeven-
draaier en de carrosserie, zoals aangegeven in de afbeelding.
Plaats het sleepoog in de ope-
ning en draai het zo ver moge-
lijk met de hand vast.
Draai het sleepoog stevig vast
met behulp van een wielmoer-
sleutel of een stevige metalen
stang.
Maak de kabel of de ketting goed vast aan het sleepoog.
Pas op dat u de carrosserie niet beschadigt.
Stap in de weg te slepen auto en start het brandstofcelsysteem.
Als het brandstofcelsysteem niet start, zet dan het contact AAN.
Zet de selectiehendel in schakelstand N en deactiveer de parkeerrem.
Procedure bij slepen in een noodgeval
1
2
Voor Achter
3
4
5
6
7
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 387 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
388 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Tijdens het slepen
Als het brandstofcelsysteem is uitgeschakeld, werken de rem- en stuurbe-
krachtiging niet. Hierdoor zullen het remmen en sturen veel zwaarder gaan
dan normaal.
Wielmoersleutel
De wielmoersleutel bevindt zich in de bagageruimte. (Blz. 353, 404)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Bij het slepen van de auto
Tijdens het slepen
Wanneer u bij het slepen kabels of kettingen gebruikt, vermijd dan plotse-
ling optrekken, enz. waardoor er extreme krachten op het sleepoog en de
sleepkabel of -ketting worden uitgeoefend. Het sleepoog en de kabel of
ketting kunnen beschadigd raken en afgebroken stukken kunnen perso-
nen raken en ernstige schade veroorzaken.
Zet het contact niet UIT.
Dit kan leiden tot een ongeval doordat de voorwielen geblokkeerd zijn
door de parkeerblokkering.
Plaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed vastzitten.
Als dat niet het geval is, dan kunnen de sleepogen bij het slepen losraken.
Zorg ervoor dat de auto wordt vervoerd
met de voorwielen of met alle vier de wie-
len van de grond. Als de voorwielen tij-
dens het slepen de grond raken, kunnen
de aandrijflijn en de bijbehorende onder-
delen beschadigd raken of kan door de
werking van de motor opgewekte energie
brand veroorzaken afhankelijk van de
aard van de schade of storing.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 388 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
389
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
lepelwagen
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die die op de lepel staat vol-
doende grondspeling heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan de
auto tijdens het slepen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een
takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch vooruit, noch achteruit.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto tijdens slepen in een
noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan onderdelen van de wielop-
hanging.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 389 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
390 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als u denkt dat er iets mis is
Sporen van lekkage onder de auto.
(Na gebruik van de airconditioning is waterlekkage normaal.)
Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten zijn
Het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur gaat
knipperen of branden.
Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegin-
gen van de wielophanging
Pingelende of andere abnormale geluiden uit het brandstofcel-
systeem
Stotteren of onregelmatig draaien
Een merkbaar verlies aan trekkracht
De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een
vlakke weg
Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer kan worden ingetrapt
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, moet uw
auto mogelijk worden afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Zichtbare symptomen
Hoorbare symptomen
Merkbare symptomen
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 390 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
391
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingszoemer klinkt
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van de
waarschuwingslampjes gaat branden of knipperen. Als een van de
lampjes gaat branden of knipperen en daarna weer uitgaat, is er
niet noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aanwezig. Als
deze situatie echter blijft voortduren, laat uw auto dan controleren
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Overzicht waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) waterstof-
lekkage
Als er lekkage van waterstofgas wordt gesignaleerd klinkt er een
zoemer, gaat er een lampje branden en verschijnt er een waar-
schuwingsmelding op het multi-informatiedisplay.
Blz. 95
(Rood)
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) remsysteem*
1
Geeft het volgende aan:
Het remvloeistofniveau is te laag; of
Er zit een storing in het remsysteem.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Doorrijden met de auto
kan gevaarlijk zijn.
Laadstroomcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsysteem
van de auto
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
Geeft aan dat de koelvloeistoftemperatuur abnormaal is
Blz. 429
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 391 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
392 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
(Geel)
Waarschuwingslampje remsysteem
Geeft aan dat er een storing is in:
Het regeneratieve remsysteem; of
Het elektronisch geregelde remsysteem
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het SRS-airbagsysteem; of
Het gordelspannersysteem
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het ABS; of
Het Brake Assist-systeem
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(rood/geel)
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbekrach-
tiging (EPS)
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Knippert)
Waarschuwingslampje PCS
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Pre-Crash
Safety-systeem
Het waarschuwingslampje werkt als volgt, zelfs wanneer er
geen storing zit in het systeem:
Het lampje gaat branden wanneer het TRC- en VSC-sys-
teem zijn uitgeschakeld. (Blz. 255)
Het lampje gaat branden wanneer het Pre-Crash Safety-
systeem wordt uitgeschakeld. (Blz. 261)
Het lampje gaat knipperen wanneer het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt. (Blz. 263)
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 392 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
393
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
Het VSC-systeem;
De TRC; of
De Hill Start Assist Control
Het lampje gaat knipperen wanneer het ABS, VSC- of TRC-
systeem in werking is.
Laat uw auto direct controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) parkeerrem*
2
De parkeerrem is niet volledig gedeactiveerd
Bedien de parkeerrem nogmaals.
Als het lampje uitgaat nadat de parkeerrem gedeactiveerd is,
werkt het systeem normaal.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) open portier/
achterklep*
3
Geeft aan dat een portier of de achterklep niet geheel geslo-
ten is
Controleer of alle portieren en de achterklep gesloten
zijn.
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Geeft aan dat de resterende hoeveelheid brandstof onge-
veer 1,1 kg of minder is
Vul de brandstoftank.
Controlelampje (waarschuwingszoemer) bestuurders- en
voorpassagiersgordel*4
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de veilig-
heidsgordel vastgemaakt dient te worden.
Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet ook
de veiligheidsgordel voor de voorpassagier worden
vastgemaakt, zodat het waarschuwingslampje (de waar-
schuwingszoemer) uitgaat.
Controlelampje (waarschuwingszoemer) veiligheidsgordel
achterpassagiers*4
Waarschuwt de achterpassagiers om de veiligheidsgordel om
te doen
Doe de veiligheidsgordel om.
Centraal waarschuwingslampje
Een zoemer klinkt en het waarschuwingslampje gaat branden
en knippert om aan te geven dat het centrale waarschuwings-
systeem een storing heeft gesignaleerd.
Blz. 397
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 393 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
394 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*1: Waarschuwingslampje remsysteem:
Wanneer er een storing aanwezig is die leidt tot een afname van de rem-
prestaties, klinkt er een zoemer en gaat er tegelijkertijd een waarschu-
wingslampje branden.
*2: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
Blz. 202
*3: Waarschuwingszoemer open portier/achterklep:
Er klinkt een zoemer als de rijsnelheid hoger wordt dan 5 km/h terwijl een
portier is geopend.
*4: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de bestuur-
der, de voorpassagier en de achterpassagiers eraan de veiligheidsgordel
om te doen. De zoemer klinkt gedurende 30 seconden als de rijsnelheid
20 km/h is. Als de veiligheidsgordel daarna nog niet is vastgemaakt, laat
de zoemer gedurende 90 seconden een ander geluid horen.
*5: Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
Waarschuwingslampje lage bandenspanning
Geeft een lage bandenspanning als gevolg van het onder-
staande aan:
Lekke band
Natuurlijke oorzaken
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem is defect
Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot
stilstand.
Oplossing (Blz. 395)
Waarschuwingslampje Brake Override-systeem/wegrij-
regeling*5
Geeft het volgende aan:
Het Brake Override-systeem in werking is;
Het Brake Override-systeem defect is (met waarschuwings-
zoemer);
De wegrijregeling in werking is (met waarschuwingszoemer);
of
De wegrijregeling defect is (met waarschuwingszoemer)
Volg de instructie op het multi-informatiedisplay op.
Waarschu-
wingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 394 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
395
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Detectiesensor voorpassagier, controlelampje veiligheidsgordel en
waarschuwingszoemer
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesensor
het controlelampje laten knipperen en de waarschuwingszoemer laten klin-
ken, ook al zit er niemand op de passagiersstoel.
Als er op de stoel een kussen wordt geplaatst, werkt de sensor wellicht niet
goed, waardoor ook het waarschuwingslampje niet goed werkt.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektrische stuurbe-
krachtiging
Als de spanning van de 12V-accu laag is of tijdelijk daalt, kan het waarschu-
wingslampje van de elektrische stuurbekrachtiging gaan branden en kan er
een waarschuwingszoemer klinken.
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
Controleer het uiterlijk van de band om na te gaan of de band niet lek is.
Als de band lek is: Blz. 403
Als de band niet lek is:
Zet het contact AAN nadat u het UIT hebt gezet en controleer of het waar-
schuwingslampje lage bandenspanning gaat branden of knipperen.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
Controleer, wanneer de banden voldoende zijn afgekoeld, de banden-
spanning en breng deze op het voorgeschreven niveau.
Als het waarschuwingslampje zelfs na enkele minuten niet uitgaat, contro-
leer dan of de bandenspanning op het voorgeschreven niveau is en voer
de initialisatie uit. (Blz. 344)
Laat, wanneer het waarschuwingslampje ook na enkele minuten niet dooft,
uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning knippert gedurende
1 minuut en blijft vervolgens branden
Storing in het waarschuwingssysteem voor lage bandenspanning. Laat het
systeem direct controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden door
een natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsverlies dat op
den duur optreedt of een veranderde bandenspanning die veroorzaakt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat geval zal het waarschuwingslampje
na een paar minuten uitgaan als de banden weer op de juiste spanning
gebracht zijn.
Omstandigheden waaronder het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet juist werkt
Blz. 346
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 395 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
396 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Waarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet hoorbaar door omgevingsgeluiden of
geluid van het audiosysteem.
WAARSCHUWING
Als de waarschuwingslampjes van het ABS en het remsysteem blijven
branden
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en laat uw auto
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. De auto
kan tijdens het remmen extreem onstabiel worden en het ABS-systeem
treedt mogelijk niet in werking, waardoor een aanrijding en ernstig letsel
kunnen ontstaan.
Als het waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging gaat
branden
Als het lampje geel gaat branden, wordt de stuurbekrachtiging beperkt. Als
het lampje rood gaat branden, werkt de stuurbekrachtiging niet meer en
gaat het draaien van het stuurwiel zeer zwaar. Als het stuurwiel zwaarder
werkt dan gebruikelijk, houd het dan stevig vast en oefen meer kracht uit
dan anders.
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden
Oplossing (Blz. 395)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat niet doet, kunt
u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Breng de banden
meteen op spanning.
Als, nadat de banden op spanning zijn gebracht, het waarschuwings-
lampje lage bandenspanning opnieuw gaat branden, kan dit erop duiden
dat er een band lek is. Controleer de banden. Repareer een lekke band
met de bandenreparatieset.
Vermijd plotselinge stuurbewegingen en hard remmen. De banden kunnen
beschadigd raken, waardoor u de controle over het stuurwiel of de rem-
men kunt verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er plotseling een luchtlekkage ontstaat
Het kan zijn dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meteen
in werking treedt.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 396 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
397
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als er een waarschuwingsmelding verschijnt
Multi-informatiedisplay
Centraal waarschuwingslampje
Het centrale waarschuwings-
lampje gaat ook branden of knip-
peren om aan te geven dat er op
dat moment een melding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay.
Als een van de waarschuwingsmeldingen weer wordt weergegeven
na het uitvoeren van de volgende handelingen, neem dan contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers werken afhan-
kelijk van de soort melding. Als de melding aangeeft dat controle door
een dealer noodzakelijk is, laat dan de auto direct nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het multi-informatiedisplay waarschuwt bij systeemstoringen en
onjuist uitgevoerde handelingen, of geeft meldingen over nood-
zakelijk onderhoud weer. Voer de juiste herstelprocedure uit
wanneer er een melding verschijnt.
1
2
Meldingen en waarschuwingen
Waarschu-
wings-
lampje
systeem
Waarschuwings-
zoemer* Waarschuwing
Gaat
branden Klinkt
Duidt op een belangrijke situatie, bij-
voorbeeld wanneer een rijsysteem
defect is of wanneer er gevaar ont-
staat wanneer de herstelprocedure
niet wordt uitgevoerd
Gaat
branden
of knippe-
ren
Klinkt
Duidt op een belangrijke situatie, bij-
voorbeeld wanneer de systemen die
worden aangegeven op het multi-
informatiedisplay defect zijn.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 397 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
398 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*: Een zoemer klinkt voor het eerst en er verschijnt een melding op het multi-
informatiedisplay.
Waarschuwingslampjes systeem
Het centrale waarschuwingslampje gaat in de volgende gevallen niet branden of
knipperen. In plaats daarvan gaat een apart waarschuwingslampje van het sys-
teem branden terwijl een melding op het multi-informatiedisplay verschijnt.
Storing in het ABS
Het waarschuwingslampje ABS gaat branden. (Blz. 392)
Storing in het laadsysteem
Het laadstroomcontrolelampje gaat branden. (Blz. 391)
Als “High FC Temperature Reduced Power” (Hoge temperatuur brand-
stofcel. Vermogen beperkt) wordt weergegeven
Minder vaart en houd daarbij de veiligheid in het oog. Blijf enkele minuten
zo rijden.
Als de melding na een poosje verdwijnt, kan er weer normaal met de auto
worden gereden, aangezien hij slechts tijdelijk oververhit was.
Deze melding wordt mogelijk weergegeven tijdens het rijden onder zware
omstandigheden.
(Bijvoorbeeld wanneer u een lange steile helling op rijdt.)
Als “Maintenance Required for Hybrid Battery Cooling Parts at Your
Dealer.” (Onderhoud bij dealer vereist voor koelonderdelen batterijpak-
ket) wordt weergegeven
Het filter kan verstopt zitten of de ventilatieopening of het kanaal kan geblokkeerd
zijn. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Knippert Klinkt
Geeft een bepaalde situatie aan, bij-
voorbeeld wanneer er schade aan
de auto is, of wanneer er gevaar
bestaat
Gaat
branden Klinkt niet
Geeft een bepaalde conditie aan,
bijvoorbeeld een storing in de elek-
tronische onderdelen, de staat van
de onderdelen, of wanneer er
onderhoud vereist is
Knippert Klinkt niet
Geeft een bepaalde situatie aan, bij-
voorbeeld wanneer een handeling
onjuist is uitgevoerd, of hoe een
handeling op juiste wijze moet wor-
den uitgevoerd
Waarschu-
wings-
lampje
systeem
Waarschuwings-
zoemer* Waarschuwing
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 398 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
399
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als “Shift to P Before Exiting Vehicle” (Zet selectiehendel in stand P
voordat u de auto verlaat) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl het contact niet UIT is gezet en de selectiehendel in een
andere stand dan P stond.
Zet de selectiehendel in stand P.
Als “Shift is in N Release Accelerator Before Shifting” (Selectiehendel
staat in stand N. Laat vóór het schakelen het gaspedaal los) wordt weer-
gegeven
De melding wordt weergegeven wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt en
de selectiehendel in stand N staat. Laat het gaspedaal los en zet de selectie-
hendel in stand D of R.
Als “Press Brake When Vehicle is Stopped FC System may Overheat”
(Trap rempedaal in wanneer auto stilstaat. Brandstofcelsysteem is
mogelijk oververhit) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt om
de auto op een helling omhoog te laten stilstaan, enz.
Als deze situatie blijft voortduren, kan het brandstofcelsysteem oververhit
raken.
Laat het gaspedaal los en trap het rempedaal in.
Als “Accelerator Pedal is Pressed Check The Accelerator Pedal” (Gas-
pedaal wordt ingetrapt. Controleer het gaspedaal) wordt weergegeven
Mogelijk blijft het gaspedaal hangen.
Als de melding zelfs nadat u uw voet van het gaspedaal hebt gehaald niet
verdwijnt, controleer dan of het gaspedaal niet blijft hangen.
Als “Ion Filter Maintenance Required Visit Your Dealer” (Onderhoud
ionenfilter vereist. Ga naar uw dealer) wordt weergegeven
Het ionenfilter moet worden vervangen. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als “Shift System Malfunction Stop Your Vehicle in a Safe Place then See
Owners Manual” (Storing in schakelsysteem. Breng auto op veilige
plaats tot stilstand en raadpleeg handleiding) wordt weergegeven
Er kan mogelijk geen andere schakelstand worden geselecteerd. Breng de
auto op een veilige plaats tot stilstand.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als “Shift System Malfunction Shifting Unavailable See Owner’s Manual”
(Storing in schakelsysteem. Er kan niet worden geschakeld. Raadpleeg
handleiding) wordt weergegeven
De selectiehendel kan mogelijk niet vanuit stand P in een andere stand wor-
den gezet.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 399 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
400 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als “Shift System Malfunction When Parking, Apply Parking Brake Securely
then See Owner’s Manual” (Storing in schakelsysteem. Activeer bij parke-
ren parkeerrem en raadpleeg handleiding) wordt weergegeven
Het parkeerblokkeringsmechanisme werkt mogelijk niet.
De functie voor het automatisch selecteren van stand P (Blz. 193) werkt
mogelijk niet.
Het contact kan mogelijk niet UIT worden gezet. In dat geval kan het contact
UIT worden gezet nadat de parkeerrem is geactiveerd.
Het brandstofcelsysteem kan mogelijk niet worden gestart.
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond en activeer de parkeerrem.
Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Als “[P] Switch Malfunction When Parking, Apply Parking Brake Securely
then See Owner’s Manual” (Storing in schakelaar stand P. Activeer bij par-
keren parkeerrem en raadpleeg handleiding) wordt weergegeven
Mogelijk wordt schakelstand P niet ingeschakeld, ook al wordt de schakelaar
stand P ingedrukt.
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond en activeer de parkeerrem.
Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Als “Shift System Malfunction See Owner’s Manual” (Storing in schakel-
systeem. Raadpleeg handleiding) wordt weergegeven
Als er niets wordt gedaan, werkt het systeem mogelijk niet goed en kan
gevaar of schade ontstaan.
Laat uw auto direct controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Als “Insufficient Aux Battery Charge When Parking, Apply Parking Brake
Securely then See Owners Manual” (Accu onvoldoende geladen. Activeer
bij parkeren parkeerrem en raadpleeg handleiding) wordt weergegeven
Het parkeerblokkeringsmechanisme werkt mogelijk niet.
Het contact kan mogelijk niet UIT worden gezet. In dat geval kan het contact
UIT worden gezet nadat de parkeerrem is geactiveerd.
Zelfs na het laden van de 12V-accu wordt de waarschuwingsmelding moge-
lijk nog weergegeven totdat de selectiehendel vanuit stand P in een andere
stand dan P wordt gezet.
Het brandstofcelsysteem kan mogelijk niet worden gestart.
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond en activeer de parkeerrem.
Laad de 12V-accu op of vervang hem.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 400 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
401
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als “Insufficient Aux Battery Charge Shift is Unavailable See Owners
Manual” (Accu onvoldoende geladen. Er kan niet worden geschakeld.
Raadpleeg handleiding) wordt weergegeven
Wanneer geprobeerd wordt om de selectiehendel in een andere stand te zet-
ten, wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven doordat de 12V-accu
onvoldoende geladen is.
Laad de 12V-accu op of vervang hem.
Als “Shifting Temporarily Unavailable Wait a Moment and Try Again”
(Schakelen tijdelijk niet mogelijk. Wacht even en probeer het opnieuw)
wordt weergegeven
Er wordt een waarschuwingsmelding weergegeven wanneer de selectiehen-
del en de schakelaar voor stand P herhaaldelijk en snel achter elkaar worden
bediend.
Selecteer een andere schakelstand nadat u kortstondig hebt gewacht.
Als “Shifting to [Br] Mode Unavailable Shift to [D] once, then Shift to
[Br]” ([Br]-modus kan niet worden ingeschakeld. Schakel naar [D] en
vervolgens naar [Br]) wordt weergegeven
Wanneer de selectiehendel in stand P of N staat, wordt er een waarschu-
wingsmelding weergegeven wanneer wordt geprobeerd om de Br-modus in
te schakelen.
Schakel de Br-modus in nadat de selectiehendel in stand D is gezet.
Als “Shifted to [N] Position Shift to [D] once, then Shift to [Br]” (Stand [N]
ingeschakeld. Schakel naar [D] en vervolgens naar [Br]) wordt weergegeven
Wanneer de selectiehendel in stand R staat, wordt er een waarschuwings-
melding weergegeven wanneer wordt geprobeerd om de Br-modus in te
schakelen.
De selectiehendel is in stand N gezet.
Schakel de Br-modus in nadat de selectiehendel in stand D is gezet.
Als “Shifting to [D] or [R] Position Unavailable Try to Shift after FC
System has Started” (Stand [D] of [R] kan niet worden ingeschakeld.
Probeer te schakelen nadat brandstofcelsysteem is gestart) wordt weer-
gegeven
Wanneer het contact AAN wordt gezet (controlelampje READY uitgeschakeld),
wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven wanneer wordt geprobeerd
om de selectiehendel in stand R of D te zetten of wanneer de Br-modus wordt
ingeschakeld.
Zet na het starten van het brandstofcelsysteem de selectiehendel in stand R of
D of schakel de Br-modus in.
Als “Shifting Unavailable Press Brake Pedal before Shifting” (Schakelen niet
mogelijk. Trap vóór het schakelen het rempedaal in) wordt weergegeven
Er wordt een waarschuwingsmelding weergegeven wanneer wordt gepro-
beerd om de selectiehendel in een andere stand te zetten zonder het rempe-
daal in te trappen.
Trap het rempedaal in en zet de selectiehendel vanuit stand P in een andere
stand.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 401 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
402 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als “Shifted to [N] Position Stop Your Vehicle before Shifting to [D]”
(Stand [N] ingeschakeld. Zet uw auto stil en schakel naar [D]) wordt
weergegeven
Terwijl de auto achteruitrijdt, wordt er een waarschuwingsmelding weergege-
ven wanneer wordt geprobeerd om de selectiehendel in stand D te zetten.
De selectiehendel is in stand N gezet.
Zet, nadat u de auto hebt stilgezet, de selectiehendel in een andere stand.
Als “Shifted to [N] Position Stop Your Vehicle before Shifting to [R]”
(Stand [N] ingeschakeld. Zet uw auto stil en schakel naar [R]) wordt
weergegeven
Terwijl de auto vooruitrijdt, wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven
wanneer wordt geprobeerd om de selectiehendel in stand R te zetten.
De selectiehendel is in stand N gezet.
Zet, nadat u de auto hebt stilgezet, de selectiehendel in een andere stand.
Als “Shifted to [N] Position To Shift to [P], Stop Your Vehicle and Press
[P] Switch” (Stand [N] ingeschakeld. Zet uw auto stil en druk schakelaar
stand P in om naar [P] te schakelen) wordt weergegeven
Terwijl de auto rijdt, wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven wan-
neer schakelaar stand P wordt bediend en er wordt geprobeerd om de
selectiehendel in stand P te zetten.
De selectiehendel is in stand N gezet.
Bedien de schakelaar stand P nadat de auto volledig tot stilstand is gebracht.
Als “Smart Entry & Start System Malfunction See Owner’s Manual” (Storing
in Smart entry-systeem met startknop. Raadpleeg handleiding) wordt weer-
gegeven
Blz. 145
Waarschuwingszoemer
Blz. 396
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 402 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
403
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als uw auto een lekke band heeft
Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een stevige,
vlakke ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P.
Schakel het brandstofcelsysteem uit.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 382)
Uw auto is niet uitgerust met een reservewiel, maar wel met een
bandenreparatieset.
Een lek dat wordt veroorzaakt door een spijker of schroef die
door het loopvlak van de band steekt, kan tijdelijk worden gere-
pareerd met de bandenreparatieset. (De set bestaat uit een fles
met bandenreparatievloeistof. De bandenreparatievloeistof kan
slechts één keer worden gebruikt voor de tijdelijke reparatie van
één band, waarbij de spijker of schroef in het loopvlak moet blij-
ven zitten.)
Laat na de noodreparatie met de reparatieset de band repareren
of vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden,
kunnen de band, de velg en andere onderdelen zodanig beschadigd raken
dat reparatie niet meer mogelijk is en kan er een ongeval ontstaan.
Vóór het repareren van de band
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 403 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
404 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*: Gebruik van de krik (Blz. 355)
Plaats van bandenreparatieset, gereedschap en krik
Wielmoersleutel
Sleepoog
Bandenreparatieset
Krikslinger
Krik*
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 404 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
405
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Onderdelen van de bandenreparatieset
Slang
Ontluchtingsdopje
Bandenspanningsmeter
Compressorschakelaar
Voedingsaansluiting
Stickers
1
2
3
4
5
6
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 405 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
406 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verwijder de mat.
Verwijder de krikslinger.
Verwijder de bandenreparatie-
set.
Controleer de mate waarin de band beschadigd is.
Een band mag alleen met de ban-
denreparatieset worden gerepa-
reerd indien de beschadiging te
wijten is aan perforatie van het
loopvlak door een spijker of
schroef.
Haal de spijker of schroef niet
uit de band. Door het verwijde-
ren van de spijker of de schroef
kan het gat groter worden waar-
door de band niet meer tijdelijk
gerepareerd kan worden.
Rijd de auto naar voren tot het gat, voor zover zichtbaar, zich boven
aan de band bevindt om lekkage van bandenreparatievloeistof te
voorkomen.
Verwijderen van de bandenreparatieset
1
2
3
Voordat u een noodreparatie uitvoert
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 406 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
407
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verwijder de reparatieset uit de plastic hoes.
Verwijder het ventieldopje van
het wiel met de lekke band.
Verwijder het dopje van de
slang.
Het ontluchtingsdopje van de slang
wordt nog gebruikt. Berg het dopje
daarom veilig op.
Sluit de slang aan op het ven-
tiel.
Draai het uiteinde van de slang zo
ver mogelijk rechtsom.
Zorg ervoor dat de compressor
is uitgeschakeld.
Reparatiemethode in noodgevallen
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 407 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
408 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Verwijder de rubber stop van de
compressor.
Sluit de voedingsstekker aan
op de accessoireaansluiting.
(Blz. 309)
Sluit de fles aan op de com-
pressor.
Zorg dat de fles goed is aange-
sloten.
6
7
8
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 408 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
409
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bevestig de 2 stickers zoals
aangegeven.
Verwijder vuil en vocht van het wiel
voordat u de sticker bevestigt.
Controleer de voorgeschreven
bandenspanning.
De bandenspanning wordt aange-
geven op de sticker, zoals afge-
beeld. (Blz. 443)
Start het brandstofcelsysteem. (Blz. 188)
Zet de compressor aan om de
bandenreparatievloeistof in te
spuiten en de band met lucht te
vullen.
9
10
11
12
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 409 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
410 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Vul de band tot de voorgeschre-
ven bandenspanning bereikt is.
De vloeistof wordt geïnjec-
teerd en de spanning wordt
verhoogd tot 300 kPa
(3,1 kg/cm2 of bar, 44 psi) of
400 kPa (4,1 kg/cm2 of bar,
58 psi), en neemt dan gelei-
delijk af.
De bandenspanningsmeter
geeft ongeveer 1 minuut (15
minuten bij lage temperatu-
ren) nadat de schakelaar aan
is gezet de werkelijke ban-
denspanning weer.
Breng de bandenspanning op
de voorgeschreven waarde.
Zet de compressor uit en
controleer de bandenspan-
ning. Zorg dat de band niet te
hard wordt opgepompt en vul
de band met lucht tot de voor-
geschreven bandenspanning
is bereikt.
Als de bandenspanning nog steeds lager is dan voorgeschreven
nadat de schakelaar 10 minuten (40 minuten bij lage temperatuur)
aan staat, is de band te veel beschadigd om nog gerepareerd te wor-
den. Schakel de compressor uit en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Laat wat lucht ontsnappen wanneer de bandenspanning de voorge-
schreven waarde overschrijdt. (Blz. 443)
13
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 410 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
411
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Maak terwijl de compressor is uitgeschakeld de slang los van het
ventiel en trek vervolgens de voedingsstekker uit de accessoire-
aansluiting.
Mogelijk ontsnapt er bij het verwijderen van de slang wat bandenreparatie-
vloeistof.
Plaats het ventieldopje op het ventiel van het gerepareerde wiel.
Plaats het ontluchtingsdopje op
het uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet
wordt geplaatst, ontsnapt er moge-
lijk bandenreparatievloeistof en
kan de auto vuil worden.
Berg de fles, terwijl deze aan de compressor is bevestigd, tijdelijk
op in de bagageruimte.
Rijd, om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig over de band te
verdelen, meteen ongeveer 5 km met een snelheid van maximaal
80 km/h.
Stop, nadat u ongeveer 5 km/h
hebt gereden, op een veilige
plaats met een harde en hori-
zontale ondergrond en verwij-
der het ontluchtingsdopje van
de slang voordat u de reparatie-
set opnieuw aansluit.
14
15
16
17
18
19
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 411 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
412 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Zet de compressor aan, wacht
enkele seconden en zet de
compressor weer uit. Contro-
leer de bandenspanning.
Als de bandenspanning lager
is dan 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of
bar, 19 psi): Het gat kan niet
worden gerepareerd. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm2 of bar, 19 psi) of
hoger is, maar lager dan de voorgeschreven spanning: Ga door
naar stap .
Als de bandenspanning juist is: Ga door naar stap .
Zet de compressor aan om de band op de voorgeschreven span-
ning te brengen. Rijd ongeveer 5 km en ga dan verder met stap .
Plaats het ontluchtingsdopje op
het uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet
wordt geplaatst, ontsnapt er moge-
lijk bandenreparatievloeistof en
kan de auto vuil worden.
Berg de fles, terwijl deze aan de compressor is bevestigd, op in de
bagageruimte.
Voorkom plotseling remmen, plotseling accelereren en scherpe
bochten en rijd voorzichtig met een snelheid van minder dan 80 km/
h naar de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor het repareren of vervangen van de band.
20
1
2
21
3
22
21
19
22
23
24
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 412 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
413
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
In de volgende gevallen is reparatie van de band met behulp van de
bandenreparatieset niet mogelijk. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De band is beschadigd door rijden met onvoldoende spanning
Wanneer de scheurtjes of beschadigingen zich niet in het loopvlak bevinden
maar bijvoorbeeld in de wangen van de band
De band is zichtbaar van de velg afgelopen
Het lek in of de beschadiging van het loopvlak is 4 mm of groter
De velg is beschadigd
Twee of meer banden zijn lek
Wanneer een enkele band door meer dan twee scherpe voorwerpen, bij-
voorbeeld spijkers of schroeven, doorboord is
Wanneer de bandenreparatievloeistof over de uiterste houdbaarheidsdatum is
Bandenreparatieset
De vloeistof in de bandenreparatieset kan slechts eenmalig worden gebruikt
om een enkele band tijdelijk te repareren. Als de bandenreparatievloeistof is
gebruikt en moet worden vervangen, koop dan een nieuwe fles bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. De compressor kan opnieuw
worden gebruikt.
De reparatievloeistof kan worden gebruikt bij buitentemperaturen van -40°C
tot 60°C.
De reparatieset is speciaal ontworpen voor de standaard op uw auto
gemonteerde banden. Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende
maat of voor andere doeleinden.
De bandenreparatievloeistof is beperkt houdbaar. De uiterste houdbaar-
heidsdatum staat vermeld op de fles. De bandenreparatievloeistof dient
voor de uiterste houdbaarheidsdatum te worden vervangen. Koop een
nieuwe fles bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de bandenreparatievloeistof op uw kleren komt, kan deze vlekken ver-
oorzaken.
Eventueel gemorste bandenreparatievloeistof moet direct van het wiel of de
carrosserie worden verwijderd. Veeg het oppervlak onmiddellijk af met een
vochtige doek.
Tijdens de werking van de reparatieset wordt veel lawaai geproduceerd. Dit
is normaal en duidt niet op een storing.
Niet gebruiken om de bandenspanning te controleren of op de voorgeschre-
ven waarde te brengen.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 413 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
414 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als de band te hard wordt opgepompt
Neem de slang los van het ventiel.
Neem de slang los van het ventiel, verwijder het dopje van de slang en sluit
dan de slang weer aan.
Schakel de compressor in, wacht een paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer of de bandenspanningsmeter de voorgeschreven
spanning aangeeft. (Blz. 443)
Zet de compressor weer aan als de spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt en herhaal de procedure totdat de voorgeschreven spanning is
bereikt.
Nadat een band is gerepareerd met de bandenreparatieset
Vervang de bandenspanningssensor en -zender.
Zelfs als de bandenspanning op het voorgeschreven niveau ligt, gaat moge-
lijk het waarschuwingslampje lage bandenspanning branden/knipperen.
Aanwijzing voor het controleren van de bandenreparatieset
Controleer regelmatig de uiterste houdbaarheidsdatum van de bandenrepa-
ratievloeistof.
De uiterste houdbaarheidsdatum staat vermeld op de fles. Gebruik de ban-
denreparatievloeistof niet wanneer de uiterste houdbaarheidsdatum is ver-
streken. Anders worden reparaties met de bandenreparatieset mogelijk niet
goed uitgevoerd.
Plaats het dopje op het uiteinde van de
slang en duw het uitstekende gedeelte
van het dopje in het ventiel van de band
om wat lucht te laten ontsnappen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Berg de reparatieset op in de bagageruimte.
Anders kan de reparatieset bij plotseling remmen naar voren schieten,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
De reparatieset is speciaal ontworpen voor uw auto.
Gebruik de set niet voor andere auto's. Als u dat wel doet, kan dat leiden
tot een ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende maat of voor andere
doeleinden. Als de banden niet volledig zijn gerepareerd, kan dit leiden tot
een ongeval met ernstig letsel tot gevolg.
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 414 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
415
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de bandenreparatievloeistof
Het inslikken van bandenreparatievloeistof is schadelijk voor uw gezond-
heid. Drink zo veel mogelijk water en raadpleeg direct een huisarts wan-
neer u bandenreparatievloeistof hebt ingeslikt.
Spoel direct met water wanneer bandenreparatievloeistof in uw ogen of op
uw huid is terechtgekomen. Raadpleeg een huisarts als u zich niet lekker
blijft voelen.
Bij het repareren van een lekke band
Parkeer de auto op een veilige plaats en een vlakke ondergrond.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen direct nadat met de auto
is gereden niet aan.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de rem-
men mogelijk zeer heet. Wanneer u deze delen met uw handen, voeten of
andere lichaamsdelen aanraakt, kan dit leiden tot brandwonden.
Sluit de slang stevig aan op het ventiel terwijl het wiel aan de auto beves-
tigd is.
Als de slang niet goed is aangesloten op het ventiel, kan er lucht ontsnap-
pen of kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
Volg voor het repareren van de band de volgende procedure. Als u de pro-
cedures niet volgt, kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
Als de slang tijdens het vullen loskomt van het ventiel, is het mogelijk dat
de slang abrupte bewegingen maakt vanwege de luchtdruk.
Nadat de band gevuld is, kunnen er spetters bandenreparatievloeistof
naar buiten komen als de slang wordt losgemaakt of wanneer u lucht uit
de band laat ontsnappen.
Bewaar afstand tot de band wanneer deze gerepareerd wordt, omdat de
band kan klappen. Zet de schakelaar van de compressor direct uit als u
ziet dat de band scheurtjes vertoont of vervormt.
De reparatieset kan oververhit raken als deze langere tijd achter elkaar
wordt gebruikt. Gebruik de reparatieset niet langer dan 40 minuten achter
elkaar.
Delen van de reparatieset worden tijdens het gebruik heet. Behandel de
reparatieset voor en na gebruik voorzichtig. Raak het metalen deel rond
de verbinding tussen de fles en de compressor niet aan. Dit is namelijk
zeer heet.
Plak de waarschuwingssticker voor de rijsnelheid alleen op de aange-
geven plaats. Als de sticker wordt aangebracht op een plaats waar zich
een airbag bevindt, zoals op het stuurwielkussen, werkt de airbag mogelijk
niet goed meer.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 415 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
416 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaat-
regelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
Als de auto niet rechtuit rijdt of als u merkt dat het stuurwiel naar één kant
trekt, brengt u de auto tot stilstand en controleert u het volgende:
Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi) of lager is, dan kan dit duiden op een ernstige schade aan de
band.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 416 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
417
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
Een band mag alleen met de bandenreparatieset worden gerepareerd
indien de beschadiging is veroorzaakt door perforatie van het loopvlak
door een scherp voorwerp, zoals een spijker of een schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet uit de band. Door het verwijderen
van de spijker of de schroef kan het gat groter worden waardoor de band
niet meer tijdelijk gerepareerd kan worden.
De reparatieset is niet waterbestendig. Zorg dat de bandenreparatieset
niet in aanraking komt met water, bijvoorbeeld bij gebruik tijdens regen.
Zet de bandenreparatieset niet op een stoffige ondergrond, zoals in het
zand of in de berm. Als de reparatieset stof e.d. opzuigt, kunnen er storin-
gen optreden.
Gebruik van de bandenreparatieset
De reparatieset heeft als voeding 12V-gelijkstroom nodig. Sluit de repara-
tieset niet aan op andere voedingsbronnen.
Als er organische reinigingsmiddelen zoals wasbenzine of benzinedrup-
pels op de reparatieset terechtkomen, kan de set defect raken. Zorg dat
de set niet met organische reinigingsmiddelen in aanraking kan komen.
Berg de reparatieset op, zodat de set beschermd is tegen vuil en vocht.
Berg de reparatieset op in de daarvoor bestemde ruimte, buiten bereik van
kinderen.
Demonteer de reparatieset niet en breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de bandenspanningsmeter niet bloot aan schokken. Hier-
door kunnen storingen optreden.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de ban-
denspanningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer ban-
denreparatievloeistof is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Als bandenreparatievloeistof is
gebruikt, vervang dan bij het repareren of vervangen van een band de ban-
denspanningssensor en -zender. (Blz. 343)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 417 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
418 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als het brandstofcelsysteem niet kan
worden gestart
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
De elektronische sleutel werkt mogelijk niet goed. (Blz. 420)
Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Vul de brandstoftank.
Mogelijk is de tankdopklep open. (Blz. 218)
Er kan een storing aanwezig zijn in de startblokkering. (Blz. 78)
Er is mogelijk een storing aanwezig in de schakelregeling.*
(Blz. 193, 399)
Het brandstofcelsysteem is mogelijk defect als gevolg van een
elektrische storing, zoals een ontladen batterij van de elektronische
sleutel of een defecte zekering. Er bestaat echter, afhankelijk van
het soort storing, een noodmaatregel om het brandstofcelsysteem
te starten. (Blz. 419)
De energiebesparende functie van de elektronische sleutel is
mogelijk ingeschakeld. (Blz. 145)
*: Het is wellicht niet mogelijk om de selectiehendel vanuit stand P in een
andere stand te zetten.
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
De 12V-accu is mogelijk te ver ontladen. (Blz. 423)
De accuklemmen zitten mogelijk los of zijn gecorrodeerd.
(Blz. 337)
Het niet starten van het brandstofcelsysteem kan verschillende
oorzaken hebben. Raadpleeg het volgende overzicht en onder-
neem de bijpassende acties:
Het brandstofcelsysteem kan niet worden gestart, ook al is de
startprocedure correct uitgevoerd. (Blz. 188)
De interieurverlichting en de koplampen gaan zwakker branden
of de claxon maakt geen of weinig geluid.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 418 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
419
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
De 12V-accu is mogelijk te ver ontladen. (Blz. 423)
Een of beide accuklem(men) kan (kunnen) loszitten.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als
het probleem niet verholpen kan worden of als de reparatieprocedure niet
bekend is.
Wanneer het brandstofcelsysteem niet start, maar de startknop nor-
maal werkt, kan het systeem aan de hand van de volgende stappen
voorlopig worden gestart:
Gebruik deze startprocedure alleen in noodgevallen.
Activeer de parkeerrem.
Zet het contact in stand ACC.
Houd de startknop gedurende 15 seconden ingedrukt terwijl het
rempedaal stevig wordt ingetrapt.
Ook als het brandstofcelsysteem met behulp van deze stappen kan
worden gestart, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Laat
de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
De interieurverlichting en de koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Noodstartfunctie
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 419 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
420 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
Portieren
Gebruik de mechanische sleu-
tel (Blz. 129) om de volgende
handelingen uit te voeren
(alleen bestuurdersportier):
Vergrendelen van alle portie-
ren
Ontgrendelen van alle portie-
ren
Achterklep
Draai de mechanische sleutel
rechtsom om de achterklep te
ontgrendelen.
Als de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto
is verbroken (Blz. 146) of de elektronische sleutel niet kan
worden gebruikt omdat de batterij leeg is, werken het Smart
entry-systeem met startknop en de afstandsbediening niet. In
dergelijke gevallen kunnen de portieren en de achterklep wor-
den geopend en kan het brandstofcelsysteem worden gestart
volgens onderstaande procedure.
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 420 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
421
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Aan de sleutel gekoppelde functies
Trap het rempedaal in.
Houd de zijde van de elektroni-
sche sleutel met het Toyota-
logo tegen de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gedetecteerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via
de persoonlijke voorkeursinstellin-
gen, wordt het contact in stand
ACC gezet.
Trap het rempedaal stevig in en
controleer of de melding wordt
weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay.
Druk op de startknop.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als
het brandstofcelsysteem nog steeds niet kan worden gestart.
Sluiten van de ruiten* (draaien en vast-
houden)
Openen van de ruiten* (draaien en
vasthouden)
*: Deze instellingen moeten aan de per-
soonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. (Blz. 447)
Starten van het brandstofcelsysteem
1
2
1
2
3
4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 421 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
422 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Uitschakelen van het brandstofcelsysteem
Zet de selectiehendel in stand P en druk op de startknop zoals u normaal
doet bij het uitschakelen van het brandstofcelsysteem.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij
van de elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen als deze ont-
laden is. (Blz. 368)
Alarm
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als de mechanische sleutel wordt
gebruikt om de portieren te vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een portier met de mechanische sleu-
tel wordt ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld. (Blz. 84)
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Controleer of het Smart entry-systeem met startknop niet is uitgeschakeld
via de persoonlijke voorkeursinstellingen. Is de functie uitgeschakeld, scha-
kel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 446)
Controleer of de energiebesparende functie voor de batterij is ingeschakeld.
Is de functie ingeschakeld, schakel hem dan uit.
(Blz. 145)
Wijzigen van de standen van het contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens stap hierboven op de startknop.
Het brandstofcelsysteem wordt niet ingeschakeld en de standen van het con-
tact wijzigen iedere keer dat de knop wordt ingedrukt. (Blz. 190)
WAARSCHUWING
Bij het gebruik van de mechanische sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten
Bedien de elektrisch bedienbare ruit nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een lichaamsdeel bekneld kan raken tussen
de ruit.
Laat tevens de mechanische sleutel niet bedienen door kinderen. Het kan
gebeuren dat een lichaamsdeel van een kind of een andere passagier klem
komt te zitten tussen de elektrisch bedienbare ruit.
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 422 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
423
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als de 12V-accu is ontladen
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede
voertuig met een 12V-accu, kunt u uw auto starten met behulp van de
onderstaande hulpstartprocedure.
Open de motorkap (Blz. 330)
en het deksel van de zekerin-
genkast.
Open het deksel van de speci-
ale hulpstartaansluiting.
Verwijder het deksel van de
elektromotor.
Als de 12V-accu ontladen is, kan het brandstofcelsysteem met
behulp van de onderstaande procedures worden gestart.
U kunt ook contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 423 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
424 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Sluit de startkabels als volgt aan:
Sluit de positieve startkabel aan op de speciale hulpstartaanslui-
ting van uw auto.
Sluit de andere zijde van de positieve startkabel aan op de posi-
tieve accupool (+) van de tweede auto.
Sluit de negatieve startkabel aan op de negatieve accupool (-)
van de tweede auto.
Sluit de andere zijde van de negatieve startkabel aan op de auto
met de ontladen accu op een stevig, stilstaand, niet gelakt meta-
len punt, ver weg van de hulpstartaansluiting en bewegende
delen, zoals aangegeven in de afbeelding.
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoerental iets
en laat de motor gedurende ongeveer 5 minuten met het ver-
hoogde toerental draaien om de 12V-accu van uw auto op te laden.
Laat de motor van de tweede auto met een iets verhoogd toerental
draaien en start het brandstofcelsysteem van uw auto door het con-
tact AAN te zetten.
Controleer of het controlelampje READY gaat branden. Neem als
het controlelampje niet gaat branden contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
4
1
2
3
4
5
6
7
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 424 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
425
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wanneer het brandstofcelsysteem is gestart, verwijder dan de
hulpstartkabels in exact de omgekeerde volgorde van aansluiten.
Sluit het deksel van de speciale hulpstartaansluiting en plaats het
deksel van de elektromotor en het deksel van de zekeringenkast
weer in de oorspronkelijke positie.
Laat, nadat het brandstofcelsysteem is gestart, de auto zo snel moge-
lijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Starten van het brandstofcelsysteem wanneer de 12V-accu ontladen is
Het brandstofcelsysteem kan niet worden gestart door de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Zet de koplampen en het audiosysteem uit als het brandstofcelsysteem is
uitgeschakeld.
Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende lan-
gere tijd met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file.
Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in
gebruik is. Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van
bepaalde elektrische apparatuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt,
kan de 12V-accu ontladen raken en kan het brandstofcelsysteem mogelijk
niet meer worden gestart. (De 12V-accu laadt automatisch op wanneer het
brandstofcelsysteem in werking is.)
8
9
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 425 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
426 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als de 12V-accu verwijderd of ontladen is
Wanneer de 12V-accu is ontladen, is het in sommige gevallen niet mogelijk
om de portieren te ontgrendelen met het Smart entry-systeem met start-
knop. Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de por-
tieren te vergrendelen of te ontgrendelen.
Mogelijk start het brandstofcelsysteem niet bij de eerste poging nadat de
12V-accu weer is opgeladen, maar start het wel normaal na de tweede
poging. Dit duidt niet op een storing.
De stand van het contact wordt door de auto geregistreerd. Wanneer de
12V-accu weer wordt aangesloten, keert het systeem terug naar de stand
die was geselecteerd voordat de 12V-accu ontladen was. Zorg dat het con-
tact UIT staat voordat de 12V-accu wordt losgenomen.
Wees extra voorzichtig bij het aansluiten van de 12V-accu wanneer u niet
zeker weet in welke stand het contact stond voordat de 12V-accu werd
opgeladen.
Als de 12V-accu ontladen is geraakt terwijl stand P was geselecteerd, kan geen
andere schakelstand dan P worden geselecteerd. In dit geval kan de auto niet
worden gesleept zonder beide voorwielen van de grond te tillen, doordat de
voorwielen door de parkeerblokkering zijn geblokkeerd. (
Blz. 385)
Als de 12V-accu weer is aangesloten: start het brandstofcelsysteem, trap
het rempedaal in en controleer of de selectiehendel in alle schakelstanden
kan worden gezet.
Zorg ervoor dat de sleutel zich niet in de auto bevindt als de 12V-accu wordt
opgeladen of vervangen. Wanneer het alarm wordt geactiveerd, kan de
sleutel in de auto worden ingesloten. (Blz. 83)
Vervangen van de 12V-accu
Gebruik een 12V-accu van het type met centrale ontgassing (Japanse indus-
triestandaard). Gebruik tevens een 12V-accu met een behuizing van het-
zelfde formaat als van de accu die wordt vervangen en een gelijkwaardige
capaciteit van 20 uur (20HR) of meer.
Als het formaat verschilt, kan de 12V-accu niet goed worden bevestigd.
Als de capaciteit laag is, zelfs als de auto korte tijd niet gebruikt is, kan de
12V-accu ontladen raken en kan het brandstofcelsysteem mogelijk niet
meer worden gestart.
Neem voor meer informatie zo snel mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 426 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
427
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Voorkomen van brand en explosie van de 12V-accu
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het
licht ontvlambare gas dat uit de 12V-accu kan komen, per ongeluk tot ont-
branding komt:
Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en
niet per ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de
bedoelde accupool.
Zorg ervoor dat de op de “+”-pool aangesloten startkabel niet in contact
komt met andere onderdelen of metalen oppervlakken, zoals metalen
steunen en ongelakt metaal.
Laat de “+” en “-” klemmen van de startkabels niet in contact komen met
elkaar.
Rook niet en gebruik geen lucifers, aanstekers en open vuur in de buurt
van de 12V-accu.
Voorzorgsmaatregelen 12V-accu
De 12V-accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de
accu bevatten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het
omgaan met de 12V-accu de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Draag bij het werken met de 12V-accu altijd een veiligheidsbril en zorg
ervoor dat de accuvloeistof niet in contact komt met de huid, kleding of de
carrosserie van de auto.
Leun niet over de 12V-accu heen.
Was vloeistof van de 12V-accu die op de huid of in de ogen terecht is
gekomen direct weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de accuvloeistof op terechtgekomen is met een
natte spons of doek totdat er medische hulp kan worden verkregen.
Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt aangeraakt.
Houd kinderen uit de buurt van de 12V-accu.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 427 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
428 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Na het laden van de 12V-accu
Laat de 12V-accu zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Als de 12V-accu verouderd raakt en nog wordt gebruikt, kan een onwelrie-
kend gas worden uitgestoten. Dit kan schadelijk zijn voor de gezondheid
van de passagiers.
Vervangen van de 12V-accu
Bevestig, na vervanging, de uitlaatslang en de plug van de uitlaatopening
stevig op de uitlaatopening van de vervangende 12V-accu. Wanneer deze
niet goed worden geplaatst, kunnen gassen (waterstof) in het interieur van
de auto terechtkomen en kan het gas ontbranden en ontploffen.
Vervangen van de 12V-accu
Blz. 341
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de auto
De speciale hulpstartaansluiting moet worden gebruikt als de 12V-accu in
een noodgeval vanuit een andere auto wordt geladen. Deze kan niet wor-
den gebruikt als hulpstart voor een andere auto.
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 428 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
429
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als de motor oververhit raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto oververhit raakt.
Het waarschuwingslampje voor een hoge koelvloeistoftempera-
tuur (Blz. 391) gaat branden of knipperen of het brandstofcel-
systeem levert merkbaar minder vermogen. (De auto accelereert
bijvoorbeeld niet als het gaspedaal wordt ingetrapt.)
“FC System Overheat Output Power is Limited” (Brandstofcelsys-
teem oververhit. Uitgangsvermogen is beperkt) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
Er komt stoom onder de motorkap uit.
Label
Koelvloeistofreservoir
brandstofcelpakket
Koelvloeistofreservoir inverter
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 429 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
430 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur
gaat branden of knipperen
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand, schakel de aircon-
ditioning uit en schakel vervolgens het brandstofcelsysteem uit.
Als er stoom te zien is of als er koelvloeistof lekt:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is of als er geen koelvloeistof lekt:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat het brand-
stofcelsysteem voldoende is
afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
Secundaire radiateur koel-
systeem brandstofcelpakket
Radiateur koelsysteem
brandstofcelpakket
Elektrische koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote hoeveelheid koelvloeistof onmiddellijk
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Correctieprocedures
Voor het brandstofcelpakket wordt een
unieke koelvloeistof gebruikt. Er kan
schade ontstaan wanneer er water of een
ander soort koelvloeistof wordt gebruikt.
Gebruik dus nooit andere soorten vloeistof.
Neem, als het koelvloeistofniveau van het
brandstofcelpakket laag is, direct contact
op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
1
2
3
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 430 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
431
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Het koelvloeistofniveau in het
brandstofcelpakket is correct
als het zich tussen de streep-
jes FULL en LOW op het
reservoir bevindt.
Koelvloeistofreservoir
brandstofcelpakket
FULL
LOW
Als het koelvloeistofniveau in het brandstofcelpakket laag is:
Neem onmiddellijk contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als het koelvloeistofniveau in het brandstofcelpakket niet laag is:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Vul zelfs wanneer het koel-
vloeistofniveau in het brand-
stofcelpakket laag is geen
koelvloeistof bij.
4
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 431 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
432 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als “FC System Overheat Output Power is Limited” (Brand-
stofcelsysteem oververhit. Uitgangsvermogen is beperkt)
wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand, schakel de aircon-
ditioning uit en schakel vervolgens het brandstofcelsysteem uit.
Als er stoom te zien is of als er koelvloeistof lekt:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is of als er geen koelvloeistof lekt:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat het brand-
stofcelsysteem is afgekoeld
de slangen en het radiateur-
blok (radiateur) op sporen
van lekkage.
Radiateur koelsysteem
inverter
Elektrische koelventilato-
ren
Neem bij lekkage van een
grote hoeveelheid koelvloei-
stof onmiddellijk contact op
met een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Het koelvloeistofniveau van
de inverter is correct als het
zich tussen de streepjes
FULL en LOW op het reser-
voir bevindt.
Koelvloeistofreservoir
inverter
FULL
LOW
1
2
3
1
2
4
1
2
3
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 432 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
433
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Vul indien nodig inverterkoel-
vloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
inverterkoelvloeistof bij de hand
hebt.
Schakel het brandstofcelsysteem en de airconditioning in en
controleer of de koelventilatoren van de radiateur draaien en of
er geen koelvloeistof lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien als de airconditioning wordt ingescha-
keld direct na een koude start. Controleer of de ventilatoren draaien
door ernaar te luisteren en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u
hier niet zeker van bent de airconditioning nog een aantal keer in en uit.
(De ventilatoren werken mogelijk niet bij temperaturen beneden het
vriespunt.)
Als de koelventilatoren niet draaien:
Schakel het brandstofcelsysteem onmiddellijk uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
5
6
7
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 433 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
434 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
WAARSCHUWING
Bij controles in de motorruimte van uw auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel,
zoals brandwonden, tot gevolg hebben.
Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan
niet voordat de stoom is verdwenen. Het elektromotorcompartiment kan
zeer heet zijn.
Controleer nadat het brandstofcelsysteem is uitgeschakeld of het controle-
lampje READY uit is.
Als het brandstofcelsysteem in werking is, kan de koelventilator plotseling
aanslaan, ook nadat het brandstofcelsysteem wordt uitgeschakeld. Kom
niet in de buurt van bewegende delen zoals de ventilatoren en raak ze niet
aan. Als uw vingers of kledingstukken (stropdas, sjaal) ertussen komen,
kan ernstig letsel het gevolg zijn.
Draai de dop van het koelvloeistofreservoir of de radiateurdop niet los als
het brandstofcelsysteem en de radiateur heet zijn.
Er kan hete stoom of koelvloeistof uit spuiten.
OPMERKING
Bij het bijvullen van inverterkoelvloeistof
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat het brandstofcelsysteem voldoende is
afgekoeld.
Het te snel bijvullen van inverterkoelvloeistof bij een heet brandstofcelsys-
teem kan schade aan het brandstofcelsysteem veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of
stof)
Vul geen koelvloeistofadditief toe aan de inverterkoelvloeistof.
Neem voor het verversen van de koelvloeistof van het brandstofcelpakket
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gebruik geen water of een ander soort koelvloeistof om de koelvloeistof in
het brandstofcelpakket bij te vullen. Gebruik ook geen koelvloeistofadditie-
ven.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 434 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
435
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
8
Bij problemen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Als de auto vast komt te zitten
Activeer de parkeerrem en schakel het brandstofcelsysteem uit.
Verwijder modder, sneeuw of zand rond de voorwielen.
Leg een stuk hout, stenen of ander materiaal onder de voorwielen
om de wielen grip te geven.
Start het brandstofcelsysteem opnieuw.
Zet de selectiehendel in stand D of R en deactiveer de parkeerrem.
Trap vervolgens voorzichtig het gaspedaal in.
Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of
als de auto vastzit in modder, sneeuw, enz.:
Wanneer u de auto moeilijk los kunt
krijgen
Druk op om de TRC uit te schake-
len.
WAARSCHUWING
Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of per-
sonen aanwezig zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotse-
ling in beweging komt. De auto kan ook een plotselinge beweging maken
als de wielen weer grip krijgen. Neem de grootst mogelijke voorzichtigheid
in acht.
Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel niet in een andere stand wanneer het gaspedaal
ingetrapt is.
Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waardoor een
aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
1
2
3
4
5
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 435 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
436 8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Om beschadiging van de transmissie en andere componenten te voor-
komen
Vermijd dat de voorwielen doorslippen en dat u het gaspedaal verder dan
noodzakelijk intrapt.
Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 436 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
437
9
Voertuigspecificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.) .438
9-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijk-
heden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen.......444
9-3. Initialisatie
Te initialiseren
onderdelen.......................452
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 437 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
438 9-1. Specificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil,
enz.)
*: Ongeladen auto
Afmetingen en gewichten
Totale lengte 4.890 mm (192,5 in.)
Totale breedte 1.815 mm (71,5 in.)
Totale hoogte*1.535 mm (60,5 in.)
Wielbasis 2.780 mm (109,5 in.)
Spoorbreedte Voor 1.535 mm (60,5 in.)
Achter 1.545 mm (61,0 in.)
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht 2.180 kg (4.807 lb.)
Maximale
asbelasting
Voor 1.230 kg (2.712 lb.)
Achter 1.150 kg (2.536 lb.)
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 438 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
439
9-1. Specificaties
9
Voertuigspecificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatie-
nummer van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer van
uw Toyota. Het wordt gebruikt voor het op naam zetten van de auto.
Dit nummer is links boven op
het dashboard ingeslagen.
Het voertuigidentificatienummer staat ook op het typeplaatje.
Dit nummer is ook onder de
voorstoel rechts aangebracht.
Identificatie van de auto
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 439 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
440 9-1. Specificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*: Dit is de maximaal mogelijke vulhoeveelheid. De werkelijke brandstof-
hoeveelheid die bij waterstofstation wordt bereikt, is mogelijk lager als
gevolg van de capaciteit of de instellingen van het station.
Brandstof
Brandstofsoort Gecomprimeerd waterstofgas
Nominale werkdruk 70 MPa (714 kg/cm2, 700 bar, 10.150 psi)
Inhoud waterstoftanks
(referentie)
122,4 l (32,3 gal., 26,9 Imp.gal.)
(ongeveer 5 kg [11,0 lb.]*)
Elektromotor (tractiemotor)
Soort Synchroonmotor met permanente magneet
Maximaal vermogen 113 kW
Maximaal koppel 335 Nm (34,2 kgm, 247 ft•lbf)
Tractiebatterijpakket
Soort Nikkel-metaalhydride batterij
Spanning 7,2 V/module
Inhoud 6,5 Ah (3 h)
Aantal 34 modules
Totale spanning 244,8 V
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 440 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
441
9-1. Specificaties
9
Voertuigspecificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*: De aangegeven hoeveelheid vloeistof is een globale hoeveelheid.
Als vervanging noodzakelijk is, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
Koelsysteem
Inhoud*
Brand-
stofcel-
pakket
19,6 l (20,7 qt., 17,2 Imp.qt.)
Inverter 4,7 l (1,2 qt., 1,0 Imp.qt.)
Soort koel-
vloeistof
Brand-
stofcel-
pakket
Originele Toyota-koelvloeistof voor brandstofcel-
pakketten
Om het brandstofcelpakket, dat onder hoog-
spanning staat, veilig te koelen, wordt er een
unieke koelvloeistof met een hoge isolatie-
waarde gebruikt voor het brandstofcelpakket.
Gebruik nooit water of andere soorten koel-
vloeistof aangezien deze schade kunnen
veroorzaken.
De koelvloeistof hoeft niet te worden ververst.
Gebruik uit de radiateur verwijderde koel-
vloeistof niet opnieuw.
Koelvloeistof is kleurloos.
Neem voor het bijvullen of verversen van
koelvloeistof voor het brandstofcelpakket con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Inverter
Gebruik een van de volgende middelen:
Toyota Super Long Life Coolant
Of een gelijkwaardig product.
Gebruik geen kraanwater.
sec_09-01.fm Page 441 Monday, November 9, 2015 2:46 PM
442 9-1. Specificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*: De aangegeven hoeveelheid vloeistof is een globale hoeveelheid.
Als vervanging noodzakelijk is, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Elektrisch systeem
Voor het brandstofcelpakket wordt een
unieke koelvloeistof gebruikt. Er kan
schade ontstaan wanneer er water of een
ander soort koelvloeistof wordt gebruikt.
Gebruik dus nooit andere soorten vloeistof.
Neem, als het koelvloeistofniveau van het
brandstofcelpakket laag is, direct contact
op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
12V-accu
Klemspanning bij
20°C (68°F):
12,6 12,8 V volledig geladen
12,2 12,4 V half geladen
11,8 12,0 V ontladen
(De spanning wordt gemeten 20 minuten nadat
het brandstofcelsysteem en alle verlichting is uit-
geschakeld.)
Laadstroom Max. 5 A
Transmissie
Hoeveelheid vloeistof*4,2 l (4,4 qt., 3,7 Imp.qt.)
Soort vloeistof Originele Toyota ATF WS
OPMERKING
Transmissievloeistof
Gebruik van andere transmissievloeistof dan originele Toyota ATF WS kan
op termijn schade aanrichten aan de transmissie van uw auto.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 442 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
443
9-1. Specificaties
9
Voertuigspecificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
*1: Minimale afstand van pedaal tot vloer bij een pedaalkracht van 196 N
(20,0 kg, 44,1 lbf) als het brandstofcelsysteem in werking is.
*2: Vrije slag parkeerrempedaal bij pedaalkracht van 300 N (31,0 kg, 67,5 lbf)
*: Lampen die niet in deze tabel staan, zijn LED-lampen.
Remmen
Afstand van pedaal tot vloer*1
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Min. 75 mm (2,95 in.)
Min. 84 mm (3,31 in.)
Vrije slag pedaal 1 6 mm (0,04 0,24 in.)
Vrije slag parkeerrempedaal*27 10 klikken
Soort vloeistof SAE J1703 of FMVSS nr. 116 DOT 3, of
SAE J1704 of FMVSS nr. 116 DOT 4
Stuurinrichting
Vrije slag Minder dan 30 mm (1,2 in.)
Banden en velgen
Bandenmaat 215/55R17 94W
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning
bij koude banden)
Voor
230 kPa (2,3 kg/cm2 of bar, 33 psi)
Achter
230 kPa (2,3 kg/cm2 of bar, 33 psi)
Wielmaat 17 × 7 J
Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Lampen*
Lampen WSoort
Exterieur Mistachterlicht 21 A
Interieur
Make-upverlichting 8A
Interieurverlichting voor/leeslampjes 8A
Interieurverlichting achter 8B
Instapverlichting 5A
Bagageruimteverlichting 5A
A: Glassokkellampen (helder) B: Buislampjes
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 443 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
444 9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen
Zorg er bij het wijzigen van de instellingen voor dat de auto op een
veilige plaats staat met de selectiehendel in stand P en de parkeerrem
geactiveerd.
Wijzigen met behulp van het navigatiesysteem
Druk op de toets SETUP op het navigatiesysteem.
Kies “Vehicle” op het scherm “Setup”.
Er kunnen verschillende instellingen worden gewijzigd. Raadpleeg
het overzicht met instellingen die kunnen worden gewijzigd voor
meer informatie.
Wijzigen met behulp van het multi-informatiedisplay
Eenheden (indien aanwezig)
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel (Blz. 119) en selecteer [instellingendisplay]
(Blz. 119).
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer en druk vervolgens op .
Overige
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel (Blz. 119) en selecteer [instellingendisplay]
(Blz. 119).
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer en druk vervolgens op .
Uw auto is voorzien van verschillende elektronische functies die
naargelang uw persoonlijke voorkeur kunnen worden ingesteld.
De instellingen van deze functies kunnen worden gewijzigd met
behulp van het navigatiesysteem, het multi-informatiedisplay of
bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Functies van de auto aanpassen aan de persoonlijke voorkeur
1
2
1
2
1
2
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 444 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
445
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
9
Voertuigspecificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer het item en druk vervolgens op .
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer de gewenste instelling en druk vervolgens
op .
Druk op om naar het vorige scherm te gaan of om het instel-
scherm te verlaten.
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van
andere functies. Neem voor meer informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Instellingen die u met behulp van het navigatiesysteem kunt wijzigen
Instellingen die u met behulp van het multi-informatiedisplay kunt
wijzigen
Instellingen die u met behulp van de voertuigschakelaar kunt wijzigen
Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Portierslot (Blz. 132, 420)
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstel-
lingen
3
4
1
2
3
4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Ontgrendelen met de
mechanische sleutel
Alle portieren
in één keer
ontgrendelen
Stap 1:
bestuurders-
portier ont-
grendelen,
stap 2: alle
portieren ont-
grendelen
O
Functie koppeling van rijsnel-
heid aan portiervergrendeling Aan Uit O O
Functie koppeling van portier-
vergrendeling aan stand
selectiehendel
Uit Aan O O
123 4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 445 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
446 9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Smart entry-systeem met startknop en afstandsbediening
(Blz. 132, 143)
Smart entry-systeem met startknop (Blz. 143)
Afstandsbediening (Blz. 132, 138)
Functie koppeling portierontgren-
deling aan stand selectiehendel
Uit Aan O O
Functie koppeling portierontgren-
deling aan bestuurdersportier
Aan Uit O O
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
123 4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Werkingssignaal (alarmknipper-
lichten) Aan Uit O O
Tijd tot na het ontgrendelen,
zonder dat een portier wordt
geopend, de portieren automa-
tisch weer worden vergrendeld
30 seconden
60 seconden
O
120 seconden
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep Aan Uit O
1 2 3 4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Smart entry-systeem met start-
knop Aan Uit O O
Ontgrendelen portier met Smart
entry-systeem en startknop Alle portieren Bestuurders-
portier O O O
1 2 3 4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Afstandsbediening Aan Uit O
Ontgrendelen
Alle portieren
in één keer
ontgrendelen
Stap 1:
bestuurders-
portier ont-
grendelen,
stap 2: alle
portieren ont-
grendelen
O O
1 2 3 4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 446 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
447
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
9
Voertuigspecificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Elektrisch bedienbare ruiten (Blz. 174)
Ergonomisch geheugen (Blz. 159)
Buitenspiegels (Blz. 170)
Werking ontgrendelen
achterklep
(Kort) inge-
drukt houden
Eén keer kort
indrukken
O
Twee keer
indrukken
(Lang) inge-
drukt houden
UIT
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
1 2 3 4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Bediening gekoppeld aan
gebruik van de mechanische
sleutel
Uit Aan O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening Uit Aan O
Waarschuwingszoemer open
ruit Aan Uit O
1 2 3 4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Beweging bestuurdersstoel
wanneer bestuurder de auto
verlaat
Maximaal
Uit
O O
Gedeeltelijk
Selecteren van het aan de ont-
grendeling van de portieren
gekoppelde ergonomische
geheugen
Bestuurders-
portier
All doors (alle
portieren) O
1 2 3 4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Automatisch wegklappen/
uitklappen
Gekoppeld
aan het ver-
grendelen/ont-
grendelen van
de portieren
UIT
O
Gekoppeld
aan bediening
startknop
Koppeling van spiegelstand aan
achteruitrijden Aan Uit O
1 2 3 4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 447 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
448 9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Automatische verlichting (Blz. 203)
Verlichting (Blz. 295)
Automatische airconditioning (Blz. 284)
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Gevoeligheid lichtsensor Niveau 0 Niveau -2 - 2 O O
Tijd die verstrijkt voordat de kop-
lampen uitgaan (Follow Me
Home)
30 seconden
60 seconden
O
90 seconden
120 seconden
1 2 3 4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Tijd die verstrijkt voordat de inte-
rieurverlichting uit gaat 15 seconden
Uit
O O
7,5 seconden
30 seconden
Werking nadat het contact UIT is
gezet Aan Uit O
Werking als de portieren worden
ontgrendeld Aan Uit O
Werking wanneer u de auto
nadert terwijl u de elektroni-
sche sleutel bij u draagt
Aan Uit O
Voetenruimteverlichting Aan Uit O
Verlichting selectiehendel Aan Uit O
1 2 3 4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Reactie wanneer de aircoscha-
kelaar wordt ingedrukt 05 (langzaam) 01 (snel) - 05
(langzaam) O
Bedieningsgeluid wanneer de
aircoschakelaar wordt ingedrukt Aan Uit O
Weergave pop-up wanneer de
aircoschakelaar wordt ingedrukt Aan Uit O
Schakelen tussen buitenlucht-
modus en de aan de schakelaar
AUTO gekoppelde recirculatie-
modus
Aan Uit O O
1 2 3 4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 448 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
449
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
9
Voertuigspecificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Multi-informatiedisplay (Blz. 113)
*1: Indien aanwezig
*2: De standaardinstelling verschilt per land.
*3: Wanneer de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel (Blz. 119)
van worden ingedrukt, wordt er een melding op het multi-informatie-
display weergegeven dat er naar het scherm wordt teruggekeerd.
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Eenheden*1km mijl O
Taal*2Engels Frans O
Duits
Interval voor vervangen van
ionenfilter Initialiseren O
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem Initialiseren O
Onderbreking
display
Routebegelei-
ding navigatie-
systeem
Aan Uit O
Aanpassen
helderheid
instrumenten-
paneel
Aan Uit O
Terugkeren naar beginwaarden Ja O
Dubbel scherm op hoofdscherm Enkel scherm Dubbel
scherm O
Maandelijks overzicht van
brandstofverbruik Wissen O
Dagelijks ECO-overzicht Wissen O
Maandelijks ECO-overzicht Wissen O
Datum Ingesteld O
Scherm wissen Wissen*3 O
1 2 3 4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 449 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
450 9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Toyota Parking Assist-sensor (Blz. 244)
Alarm (Blz. 83)
Persoonlijke voorkeursinstellingen auto
Wanneer de functie koppeling van rijsnelheid aan portiervergrendeling en
de functie koppeling van portiervergrendeling aan stand selectiehendel alle-
bei zijn ingeschakeld, werkt het portierslot als volgt.
Als de selectiehendel in een andere stand dan P wordt gezet, worden alle
portieren vergrendeld.
Als de auto wordt gestart terwijl alle portieren zijn vergrendeld, werkt de
functie koppeling van rijsnelheid aan portiervergrendeling niet.
Als de auto wordt gestart terwijl een van de portieren is ontgrendeld,
werkt de functie koppeling van rijsnelheid aan portiervergrendeling wel.
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld, kan het ont-
grendelen van de portieren met het Smart entry-systeem en startknop niet
worden ingesteld.
Als de portieren niet worden geopend nadat de portieren zijn ontgrendeld en
de functie automatisch opnieuw vergrendelen wordt geactiveerd, worden er
signalen gegenereerd overeenkomstig de instellingen van het bedienings-
signaal (alarmknipperlichten).
In de volgende situaties wordt het instelscherm waarop de instellingen
via het multi-informatiedisplay kunnen worden gewijzigd, automatisch
uitgeschakeld.
Er verschijnt een waarschuwingsmelding nadat het instelscherm wordt
weergegeven.
De auto begint te rijden terwijl het instelscherm wordt weergegeven.
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Detectieafstand van de
middelste sensor achter Lang Kort O O
Zoemervolume Niveau 3 Niveau 1 tot 5 O O
Instelling display Aan Uit O O
1 2 3 4
Functie Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
Schakelt het alarm uit wanneer
de portieren worden ontgrendeld
met de mechanische sleutel
Uit Aan O
1 2 3 4
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 450 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
451
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
9
Voertuigspecificaties
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de persoonlijke voorkeursinstellingen
Zorg ervoor dat het brandstofcelsysteem tijdens het aanpassen aan de per-
soonlijke voorkeur is ingeschakeld, om te voorkomen dat de 12V-accu ont-
laden raakt.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 451 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
452 9-3. Initialisatie
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Systemen die geïnitialiseerd moeten
worden
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de 12V-
accu of onderhoud aan de auto, moet het volgende systeem
worden geïnitialiseerd, zodat het weer op de juiste manier werkt.
Onderwerp Wanneer initialiseren Referentie
Elektrisch bedienbare ruiten Wanneer de werking abnor-
maal is Blz. 175
Ionenfilter Na het vervangen van het
ionenfilter Blz. 449
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 452 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
453
Trefwoordenlijst
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wat te doen als...
(Problemen oplossen) ..............454
Alfabetische index ......................458
Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem voor
meer informatie over de onderstaande uitrusting.
Navigatiesysteem
Rear View Monitor-systeem
Audiosysteem
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 453 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
454 What to do if... (Troubleshooting)
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
Als u uw sleutel of mechanische sleutel verloren bent, kan een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige een nieuwe originele sleutel of mecha-
nische sleutel leveren. (Blz. 129)
Als u uw sleutels of elektronische sleutels verloren bent, neemt de kans
dat uw auto wordt gestolen aanmerkelijk toe. Neem direct contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. (Blz. 131)
Is de batterij van de sleutel zwak of leeg? (Blz. 368)
Staat het contact AAN?
Zorg dat het contact UIT staat wanneer u de portieren vergrendelt.
(Blz. 190)
Bevindt de elektronische sleutel zich in de auto?
Vergrendel de portieren nadat u hebt gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
De functie werkt mogelijk niet goed als gevolg van de radiogolven.
(Blz. 146)
Is het kinderslot geactiveerd?
Het achterportier kan niet vanaf de binnenzijde van de auto worden
geopend wanneer het kinderslot is geactiveerd. Open het achterportier
vanaf de buitenzijde en deactiveer het kinderslot. (Blz. 135)
Als u een probleem hebt, controleer dan het volgende voordat u
contact opneemt met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
De portieren kunnen niet worden vergrendeld, ontgrendeld,
geopend of gesloten
U bent uw sleutels verloren
De portieren kunnen niet worden vergrendeld of
ontgrendeld
Het achterportier kan niet worden geopend
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 454 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
455
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
De functie die voorkomt dat de elektronische sleutel in de bagageruimte
achterblijft treedt in werking en u kunt de achterklep zoals gebruikelijk ope-
nen. Neem de sleutel uit de bagageruimte. (Blz. 140)
Hebt u op de startknop gedrukt terwijl u het rempedaal ingetrapt hield?
(Blz. 188)
Staat de selectiehendel in stand P? (Blz. 196)
Kan de elektronische sleutel in de auto worden gesignaleerd? (Blz. 143)
Is de batterij van de elektronische sleutel zwak of leeg?
Het brandstofcelsysteem kan in dit geval op een tijdelijke manier worden
gestart. (Blz. 421)
Is de 12V-accu ontladen? (Blz. 423)
Is de blokkeerschakelaar van de ruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten, behalve die van het bestuurdersportier,
kunnen niet worden bediend als de blokkeerschakelaar van de ruitbedie-
ning wordt ingedrukt. (Blz. 174)
De auto power off-functie wordt ingeschakeld als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC of AAN staat (het brandstofcelsysteem is
uitgeschakeld). (Blz. 190)
De achterklep is gesloten terwijl de elektronische sleutel
zich nog in de auto bevindt
Als u denkt dat er iets mis is
Het brandstofcelsysteem kan niet worden gestart
De ruiten kunnen niet worden geopend of gesloten met de
schakelaars van de ruitbediening
Het contact wordt automatisch UIT gezet
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 455 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
456 Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Het controlelampje van de veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en de voorpassagier hun veiligheidsgordel?
(Blz. 393)
Het waarschuwingslampje remsysteem (rood) brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd? (Blz. 202)
Afhankelijk van de situatie klinken er mogelijk ook andere soorten waarschu-
wingszoemers. (Blz. 391, 397)
Heeft iemand een portier geopend of bewoog er iets in de auto tijdens het
instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het alarm klinken. (Blz. 83)
Zet om het alarm te stoppen het contact AAN of start het brandstofcelsys-
teem.
Bevindt de elektronische sleutel zich in de auto?
Controleer de melding op het multi-informatiedisplay. (Blz. 397)
Raadpleeg Blz. 391, 397 wanneer een waarschuwingslampje gaat bran-
den of een waarschuwingsmelding of indicator wordt weergegeven.
Tijdens het rijden klinkt een waarschuwingszoemer
Er wordt een alarm geactiveerd en de claxon klinkt
Bij het verlaten van de auto klinkt een waarschuwings-
zoemer
Als er een waarschuwingslampje gaat branden of een
waarschuwingsmelding of indicator wordt weergegeven
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 456 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
457
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en repareer de lekke band
met de bandenreparatieset. (Blz. 403)
Voer de procedure uit voor als de auto vastzit in modder, vuil of sneeuw.
(Blz. 435)
Wanneer zich een probleem voordoet
Als uw auto een lekke band heeft
De auto zit vast
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 457 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
458 Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Alfabetische index
A/C............................................. 284
Automatische
airconditioning ....................284
Climate Preference
(klimaatvoorkeur)................ 286
Interieurfilter .......................... 366
Aan/uit-schakelaar airbag .........51
ABS (antiblokkeersysteem) ....253
Functie ..................................253
Waarschuwingslampje..........392
Accessoireaansluiting.............309
Accu (12V-accu).......................337
Accu controleren ................... 337
Als de 12V-accu
ontladen is ..........................423
Rijden in de winter,
voorbereidingen en
controles ............................. 279
Waarschuwingsmelding........397
Achterklep ................................138
Afstandsbediening ................138
Bagageruimteverlichting .......140
Beveiligingssysteem
bagageruimte......................139
Handgreep achterklep...........139
Hoofdschakelaar
openingssysteem
achterklep ........................... 139
Kenmerken bagageruimte.....303
Ontgrendelschakelaar
achterklep ........................... 138
Smart entry-systeem
met startknop...................... 138
Tashaken .............................. 303
Achterlichten............................203
Lampen vervangen ...............378
Lichtschakelaar ..................... 203
Achterruitverwarming .............287
Achterruit...............................287
Buitenspiegels.......................287
Voorruit .................................287
Achteruitrijlichten
Lampen vervangen............... 378
Afmetingen............................... 438
Afstandsbediening .. 128, 132, 138
Batterij vervangen................. 368
Energiebesparende functie... 145
Smart entry-systeem
met startknop.............. 132, 138
Vergrendelen/ontgrendelen .. 132
Airbags ....................................... 41
Aan/uit-schakelaar airbag ....... 51
Aanbrengen van wijzigingen
en demonteren van airbags
... 46
Airbags, algemene
voorzorgsmaatregelen.......... 43
Airbags, voorwaarden
voor activering ...................... 47
Airbags, voorzorgs-
maatregelen voor kinderen... 43
Antiduikairbag ......................... 41
Curtain airbags,
voorzorgsmaatregelen.......... 45
De juiste houding achter
het stuur ............................... 34
Plaats van airbags .................. 41
Side airbags, voorwaarden
voor activering ...................... 47
SRS-airbags ........................... 41
Voorwaarden voor
activering curtain airbags ..... 47
Voorzorgsmaatregelen
side airbag............................ 44
Voorzorgsmaatregelen
side airbags en curtain
airbags.................................. 45
Waarschuwingslampje
airbag ................................. 392
Werkingsvoorwaarden
side airbags en curtain
airbags.................................. 47
A
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 458 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
459
Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Airconditioning ........................284
Interieurfilter .......................... 366
Alarm...........................................83
Alarmknipperlichten ................ 382
Antennes (Smart
entry-systeem met
startknop)...............................143
Antidiefstalsysteem
Alarm....................................... 83
Startblokkering ........................ 78
Armsteun .................................. 307
Audio-ingang*
Audiosysteem*
Audiotoetsen op het stuurwiel*
Automatic High
Beam-systeem ....................... 206
Automatische
airconditioning ......................284
Climate Preference
(klimaatvoorkeur)................ 286
Interieurfilter .......................... 366
Automatische verticale
koplampverstelling................ 204
AUX-aansluiting*
Baby- of kinderzitje ................... 54
Baby- of kinderzitje met
ISOfix-bevestigings-
systeem plaatsen ................. 69
Baby- of kinderzitje op de
passagiersstoel plaatsen...... 59
Baby- of kinderzitje plaatsen
met bovenste gordel............. 76
Baby- of kinderzitje plaatsen
met veiligheidsgordels.......... 63
Kinderzitjes, definitie............... 54
Kinderzitjes, plaatsen........ 67, 74
Bagageruimteverlichting
Bagageruimteverlichting ....... 140
Vermogen ............................. 443
Banden ..................................... 342
Als uw auto een lekke
band heeft .......................... 403
Bandenmaat ......................... 443
Bandenreparatieset .............. 403
Bandenspanning........... 361, 443
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem ..... 343
Controleren ........................... 342
Sneeuwkettingen .................. 281
Vervangen ............................ 353
Waarschuwingslampje.......... 394
Winterbanden ....................... 279
Wisselen van banden ........... 343
B
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 459 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
460 Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Bandenreparatieset ................. 403
Bandenspanning...................... 361
Onderhoudsgegevens...........443
Waarschuwingslampje..........394
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
Functie ..................................343
Initialisatie .............................344
Plaatsen van banden-
spanningssensoren
en -zenders.........................343
Registreren van
identificatiecodes ................ 345
Waarschuwingslampje..........394
Batterijpakket
(tractiebatterij) ...................88, 93
Laden......................................91
Plaats ................................ 88, 93
Ventilatieopening ....................94
Waarschuwingsmelding........397
Bekerhouders...........................300
Bevestigingspunten ..................76
Binnenspiegel .......................... 168
Binnenspiegel .......................168
Buitenspiegels.......................170
Blind Spot Monitor (BSM) .......268
Blind Spot Monitor-functie.....273
Rear Crossing Traffic
Alert-functie ........................ 276
Blokkeerschakelaar
ruitbediening.......................... 174
Bluetooth®
Handsfree-systeem
(voor mobiele telefoon)*
Navigatiesysteem*
Bovenste gordel.........................76
Brake Assist .............................253
Brandstof
Brandstofmeter .....................113
Informatie voor bij
het waterstofstation ............ 472
Inhoud................................... 440
Soort ............................. 215, 440
Tanken.................................. 215
Waarschuwingslampje.......... 393
Brandstofcelauto's
Als de 12V-accu ontladen is . 423
Als de brandstof opraakt......... 95
Als het brandstofcelsysteem
niet kan worden gestart ...... 418
Beperking uitgangsvermogen
.. 98
Brandstof .............................. 440
Eigenschappen ....................... 88
Geluiden en trillingen .............. 90
Het systeem starten.............. 188
Hoogspanningsonderdelen..... 93
Laden van de tractiebatterij .... 91
Noodstartfunctie.................... 419
Noodstop .............................. 383
Omgaan met waterstofgas.... 100
Onderhoud, reparatie,
recycling en afvoer ............... 91
Openen van de tankdopklep
.. 215
Oververhitting ....................... 429
Regeneratief remmen............. 91
Rijadvies ............................... 105
Servicestekkers .................... 101
Startknop .............................. 188
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen ........................ 94
Uitstoot van water ................. 189
Ventilatieopening
tractiebatterij......................... 94
Voorzorgsmaatregelen ........... 92
Waarschuwingen voor het
geval de auto bij een
ongeluk betrokken raakt..... 102
Waarschuwingsmelding........ 397
Waterstofgas........................... 99
Waterstofgerelateerde
onderdelen ........................... 92
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 460 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
461
Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Brandstofcelpakket ................... 96
Brandstofcelsysteem
Bij lage temperaturen............ 191
Controlelampjes .................... 110
Eigenschappen .......................88
Het systeem starten .............. 188
Het systeem uitschakelen..... 189
Multi-informatiedisplay .......... 118
Soort koelvloeistof................. 441
Voorzorgsmaatregelen............92
Waarschuwingslampjes ........109
Brandstofverbruik............ 122, 123
BSM (Blind Spot Monitor) .......268
Blind Spot Monitor-functie.....273
Rear Crossing Traffic
Alert-functie ........................ 276
Buitenspiegels .........................170
BSM (Blind Spot Monitor) .....268
Buitenspiegelverwarming......287
Verstellen en inklappen.........170
Verwarming........................... 287
Buitentemperatuur, display ....114
CD-speler*
Centraal
waarschuwingslampje.. 393, 397
Claxon....................................... 166
Condensor................................ 335
Consolevak .............................. 299
Controlelampje
brandstofcelsysteem ............ 121
Controlelampje
veiligheidsgordel................... 393
Controlelampjes ...................... 110
Cruise control
Dynamic Radar
Cruise Control .................... 220
Curtain airbags .......................... 42
Dagrijverlichting ...................... 204
Dagtellers ................................. 114
Dakconsole .............................. 302
Dashboardkastje...................... 299
Derde remlicht
Lampen vervangen............... 378
Dimmer
dashboardverlichting............ 115
Display
Dynamic Radar Cruise
Control................................ 220
Energiemonitor ..................... 120
LDA
(Lane Departure Alert) ....... 236
Multi-informatiedisplay .......... 118
Rij-informatie......................... 119
Waarschuwingsmelding ....... 397
Dynamic Radar
Cruise Control ....................... 220
C
D
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 461 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
462 Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
ECB (Elektronisch
geregeld remsysteem) ..........253
ECO-modus .............................. 197
Elektrisch bedienbare ruiten
Blokkeerschakelaar
ruitbediening ....................... 174
Klembeveiliging.....................174
Werking................................. 174
Elektrische
stuurbekrachtiging (EPS) ..... 254
Functie ..................................254
Waarschuwingslampje..........392
Elektromotor (tractiemotor)
Plaats ................................ 88, 93
Specificatie............................ 440
Elektronisch geregeld
remsysteem (ECB) ................253
Elektronische sleutel
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt........420
Batterij vervangen.................368
Energiebesparende functie ...145
Energiemonitor ........................120
EPS (elektrische
stuurbekrachtiging)...............254
Functie ..................................254
Waarschuwingslampje..........392
Ergonomisch geheugen..........159
Geheugenoproepfunctie .......161
Extra opbergvak.......................302
Fleshouders ............................. 301
Geheugen verstelling
bestuurdersstoel ................... 159
Gereedschap.................... 353, 404
Gewicht..................................... 438
H2O-toets.................................. 189
Haken
Bevestigingshaken (vloermat
)..32
Kledinghaakjes ..................... 307
Tashaken .............................. 303
Handgrepen.............................. 308
Handsfree-systeem
(voor mobiele telefoon)*
Hendel
Ontgrendelingshendel
motorkap ............................ 330
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................... 201
Ruitenwisserhendel .............. 212
Selectiehendel ...................... 195
Veiligheidshaak..................... 330
Hill Start Assist Control .......... 253
Hoofdsteunen .......................... 164
Hoogspanningsonderdelen ...... 93
E
F
G
H
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 462 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
463
Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Identificatie
Auto....................................... 439
Initialisatie
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem......344
Elektrisch bedienbare ruiten .175
Ionenfilter ..............................449
Inrijperiode, tips ......................180
Instapverlichting ...................... 297
Plaats .................................... 295
Vermogen ............................. 443
Instrumentenpaneel................. 113
Controlelampjes .................... 110
Dimmer
dashboardverlichting ..........115
Multi-informatiedisplay .......... 118
Regeling
instrumentenverlichting.......115
Tellers ................................... 113
Waarschuwingslampjes ........109
Waarschuwingsmeldingen .... 397
Interieurfilter............................. 366
Interieurverlichting .................. 295
Schakelaar ............................ 296
Vermogen ............................. 443
Interieurverlichting achter ......296
Vermogen ............................. 443
Interieurverlichting voor .........296
Vermogen ............................. 443
Ionenfilter ................................... 97
ISOfix-bevestigingssystemen...69
Kentekenplaatverlichting
Lampen vervangen............... 378
Lichtschakelaar..................... 203
Kilometerteller ......................... 114
Kindersloten............................. 135
Kledinghaakjes ........................ 307
Klembeveiliging
Elektrisch bedienbare ruiten... 174
Klok........................................... 306
Knie-airbags............................... 41
Koelsysteem ............................ 334
Oververhitting
brandstofcelsysteem .......... 429
Koelvloeistof
Controleren ........................... 334
Inhoud................................... 441
Voorbereidingen en controles
Waarschuwingslampje ....... 391
Koelvloeistof
brandstofcelpakket
Controleren ........................... 334
Inhoud................................... 441
Koelvloeistof inverter
Controleren ........................... 334
Inhoud................................... 441
Koplampen ............................... 203
Automatic High
Beam-systeem ................... 206
Lampen vervangen............... 378
Lichtschakelaar..................... 203
Krik
Bij de auto geleverde
krik.............................. 353, 404
Plaatsen van de krik ............. 331
Krikslinger........................ 353, 404
I
K
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 463 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
464 Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Lampen
Vermogen ............................. 443
Vervangen.............................375
Lane Departure Alert (LDA) .... 236
Leeslampjes ............................. 296
Schakelaar ............................ 296
Vermogen ............................. 443
Lekke band ............................... 403
Make-upspiegels......................305
Make-upverlichting .................. 305
Vermogen ............................. 443
Meters ....................................... 113
Mistachterlicht
Lampen vervangen ...............376
Schakelaar ............................ 211
Vermogen ............................. 443
Mistlampen
Lampen vervangen ...............376
Schakelaar ............................ 211
Vermogen ............................. 443
Motorkap................................... 330
Waarschuwingsmelding........397
MP3-bestanden, discs*
Multi-informatiedisplay ........... 118
Dynamic Radar
Cruise Control..................... 220
Energiemonitor......................120
LDA
(Lane Departure Alert)........236
Rij-informatie.........................119
Taal ....................................... 449
Waarschuwingsmelding........397
Wijzigen van weergave
op het display ..................... 115
Navigatiesysteem*
Noodstopsignaal ..................... 254
Onderhoud ....................... 318, 322
Exterieur ............................... 318
Interieur................................. 322
Lichtmetalen velgen.............. 319
Onderhoudsgegevens .......... 438
Onderhoudsvoorschriften ..... 325
Veiligheidsgordels................. 323
Zelf uit te voeren onderhoud
.. 327
Opbergmogelijkheden............. 298
Openingssysteem
Achterklep............................. 138
Motorkap............................... 330
Tankdopklep ......................... 217
Oververhitting .......................... 429
Parkeerlichten voor ................. 203
Lampen vervangen............... 378
Lichtschakelaar..................... 203
Parkeerrem
Waarschuwingslampje.......... 393
Waarschuwingszoemer/
melding geactiveerde
parkeerrem ......................... 202
Werking................................. 202
Parking Assist-sensoren ........ 244
Pasjeshouders ......................... 302
PCS
(Pre-Crash Safety-systeem)
Functie .................................. 259
Schakelaar PCS ................... 260
Waarschuwingslampje.......... 392
Waarschuwingsmelding........ 397
L
M
N
O
P
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 464 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
465
Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Pech, wat te doen bij
Als de 12V-accu ontladen is
...423
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ................... 420
Als de motor oververhit raakt
.429
Als een waarschuwings-
zoemer klinkt ......................391
Als er een waarschuwings-
lampje gaat branden...........391
Als er een waarschuwings-
melding verschijnt...............397
Als het brandstofcelsysteem
niet kan worden gestart ......418
Als u denkt dat er iets mis is
..390
Als u uw sleutels
verliest ........................ 129, 131
Als uw auto een lekke
band heeft...........................403
Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet
worden gebracht.................383
Als uw auto moet worden
gesleept .............................. 384
Als uw auto vast komt
te zitten ............................... 435
Portieren
Automatisch vergrendel- en
ontgrendelsysteem van
de portieren ........................135
Buitenspiegels.......................170
Kinderslot .............................. 135
Portierruiten ..........................174
Portierslot.............................. 134
Waarschuwingslampje
open portier/achterklep.......393
Waarschuwingszoemer
open portier ........................137
Zijruiten .................................174
Portierslot
Afstandsbediening ................ 132
Portieren ............................... 132
Smart entry-systeem
met startknop...................... 143
Power Easy Access-systeem . 159
Pre-Crash Safety-systeem
(PCS)
Functie .................................. 259
Schakelaar PCS ................... 260
Waarschuwingslampje.......... 392
Waarschuwingsmelding........ 397
Radiateur .................................. 335
Radio*
Rear Crossing Traffic Alert..... 268
Rear View Monitor-systeem*
Regeling
instrumentenverlichting ....... 115
Dimmer
dashboardverlichting .......... 115
Regeneratief remmen................ 91
Remlichten
Lampen vervangen............... 378
Noodstopsignaal ................... 254
Remsysteem
Noodstopsignaal ................... 254
Parkeerrem ........................... 202
Regeneratief remmen............. 91
Vloeistof ................................ 443
Waarschuwingslampje.. 391, 392
Rij-informatie ........................... 119
Richtingaanwijzers .................. 201
Lampen vervangen............... 378
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................... 201
R
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 465 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
466 Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Richtingaanwijzers achter ......201
Lampen vervangen ...............378
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................... 201
Richtingaanwijzers opzij.........201
Lampen vervangen ...............378
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................... 201
Richtingaanwijzers voor .........201
Lampen vervangen ...............378
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................... 201
Rijden
De juiste houding achter
het stuur................................ 34
Inrijperiode, tips..................... 180
Procedures............................178
Rijadvies ...............................105
Rijtips brandstofcelauto.........105
Rijden in de winter................... 279
Rijden met een
aanhangwagen ..................... 187
Ruiten........................................ 174
Achterruitverwarming ............ 287
Elektrisch bedienbare ruiten .174
Ruitensproeiers
Controleren ...........................336
Rijden in de winter,
voorbereidingen
en controles........................279
Schakelaar ............................ 212
Ruitenwissers voor..................212
Schakelaar stand P.................. 196
Schoonmaken .................. 318, 322
Exterieur ............................... 318
Interieur................................. 322
Lichtmetalen velgen.............. 319
Veiligheidsgordels................. 323
Selectiehendel ......................... 195
Sensor
Automatic High
Beam-systeem ................... 210
Automatisch
koplampsysteem ................ 204
Binnenspiegel ....................... 169
Luchtvochtigheidssensor ...... 292
Radarsensor ................. 228, 261
Ruitenwissers met
regensensor ....................... 213
Toyota Parking
Assist-sensor...................... 244
Servicestekker ........................... 93
Side airbags ............................... 42
Slepen/trekken
Rijden met een
aanhangwagen................... 187
Sleepoog............................... 387
Slepen in een noodgeval ...... 384
S
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 466 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
467
Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Sleutels ..................................... 128
Afstandsbediening ........132, 138
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt........420
Als u uw sleutels
verliest ........................ 129, 131
Batterij vervangen.................368
Elektronische sleutel .............128
Energiebesparende functie ...145
Mechanische sleutel .............129
Plaatje met sleutelnummer ...128
Startknop............................... 188
Waarschuwingszoemer.........144
Smart entry-systeem
met startknop......................... 143
Instapfuncties................ 132, 138
Plaats van antenne ...............143
Starten van het
brandstofcelsysteem........... 188
Waarschuwingsmelding........397
Sneeuwkettingen .....................281
Snelheidsmeter ........................ 113
Specificaties............................. 438
Spiegels
Binnenspiegel .......................168
Buitenspiegels.......................170
Buitenspiegelverwarming......287
Make-upspiegels................... 305
Spraakcommandosysteem*
Spraaktoets*
Startblokkering ..........................78
Startknop .................................. 188
Stoelen
Baby- en kinderzitjes
plaatsen................................ 54
Ergonomisch geheugen........ 159
Hoofdsteunen ....................... 164
Power Easy
Access-systeem ................. 159
Schoonmaken....................... 322
Stoelverwarming ................... 294
Verstellen.............................. 157
Verstellen,
voorzorgsmaatregelen........ 158
Zithouding, juiste..................... 34
Stoelpositiegeheugen ............. 159
Stoelverwarming...................... 294
Stuurbekrachtiging
(elektrische
stuurbekrachtiging) .............. 254
Waarschuwingslampje.......... 392
Stuurwiel .................................. 166
Audiotoetsen*
Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel............ 119
Power Easy
Access-systeem ................. 159
Stuurwielverwarming ............ 293
Telefoontoetsen*
Verstellen.............................. 166
Stuurwielverwarming .............. 293
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen........... 444
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 467 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
468 Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Taal (multi-informatie-
display)................................... 449
Tankdopklep............................. 215
Tanken ...................................... 215
Brandstofsoort.......................440
Inhoud ................................... 440
Openen van de tankdopklep
..217
Tashaken ..................................303
Telefoontoetsen*
Toetsen
Aan/uit-schakelaar airbag .......51
Afstandsschakelaar...............224
Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel............119
Blokkeerschakelaar
ruitbediening ....................... 174
Hoofdschakelaar
openingssysteem
achterklep ........................... 139
Kilometerteller/dagteller
en resetknop dagteller........115
Lichtschakelaars ...................203
Ontgrendelschakelaar
achterklep ........................... 138
Schakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming....287
Schakelaar
alarmknipperlichten ............382
Schakelaar Automatic
High Beam-systeem ...........206
Schakelaar Dynamic Radar
Cruise Control-systeem......220
Schakelaar ECO MODE .......197
Schakelaar mistlampen.........211
Schakelaar PCS....................260
Schakelaar ruitenwissers
en -sproeiers.......................212
Schakelaar stand P............... 196
Schakelaar VSC OFF ...........255
Schakelaars
buitenspiegels .................... 170
Schakelaars centrale
vergrendeling...................... 134
Schakelaars ruitbediening .... 174
Schakelaars
stoelverwarming ................. 294
Spraaktoets*
Startknop .............................. 188
Stuurwielverwarming ............ 293
Telefoontoetsen*
Toets LDA............................. 237
Toets POWER-modus .......... 197
Toetsen ergonomisch
geheugen ........................... 160
Toetsen voor
afstandsbediening
audiosysteem*
Toyota Parking Assist-sensor
Functie .................................. 244
Waarschuwingsmelding........ 251
Tractiebatterijpakket ................. 93
Laden...................................... 91
Plaats................................ 88, 93
Ventilatieopening .................... 94
Waarschuwingsmelding........ 397
Tractiemotor (elektromotor)
Plaats................................ 88, 93
Specificatie ........................... 440
Traction Control (TRC)............ 253
Transmissie.............................. 195
TRC (Traction Control)............ 253
Uitlaatpijp ................................... 97
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen ........................... 94
Uitstoot van water ................... 189
USB-aansluiting*
T
U
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 468 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
469
Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Vastzitten
Als de auto vastzit.................435
Vehicle Stability Control
(VSC)....................................... 253
Veiligheidsgordel bestuurder,
controlelampje.......................393
Veiligheidsgordels.....................36
Baby- en kinderzitjes
plaatsen ................................ 54
Blokkeerautomaat (ELR).........38
Dragen van veiligheidsgordels
door kinderen........................38
Gordelspanners ......................37
Hoe de veiligheidsgordel
te dragen .............................. 34
Veiligheidsgordel afstellen ......37
Veiligheidsgordels
schoonmaken en
onderhouden ......................323
Veiligheidsgordels,
gebruik bij zwangerschap.....39
Waarschuwingslampje
en -zoemer ......................... 393
Waarschuwingslampje SRS..392
Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen .......................... 53
Baby- of kinderzitje ................. 54
Batterij elektronische sleutel,
voorzorgsmaatregelen........ 369
Dragen van veiligheidsgordels
door kinderen ....................... 38
Kindersloten.......................... 135
Ruitbediening,
blokkeerschakelaar ............ 174
Voorzorgsmaatregelen
12V-accu .................... 340, 427
Voorzorgsmaatregelen
airbags.................................. 43
Voorzorgsmaatregelen
bagageruimte ..................... 141
Voorzorgsmaatregelen
elektrisch bedienbare
ruiten .................................. 176
Voorzorgsmaatregelen
stoelverwarming ................. 293
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel................... 40
Velgen....................................... 363
Bandenmaat ......................... 443
Vervangen ............................ 353
V
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 469 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
470 Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Ventilatieopening
tractiebatterij............................ 94
Verlichting
Automatic High
Beam-systeem....................206
Bagageruimteverlichting .......140
Instapverlichting .................... 297
Interieurverlichting.................296
Lampen vervangen ...............375
Leeslampjes..........................296
Lichtschakelaar ..................... 203
Make-upverlichting................305
Overzicht interieurverlichting
..295
Richtingaanwijzerschakelaar
..201
Schakelaar mistlampen.........211
Vermogen ............................. 443
Verlichting, automatische .......203
Vermogensregeleenheid ........... 93
Vervangen
Banden.................................. 353
Batterij elektronische
sleutel .................................368
Lampen ................................. 375
Zekeringen ............................ 371
Verwarming
Automatische
airconditioning .................... 284
Buitenspiegels ...................... 287
Stoelverwarming ................... 294
Stuurwielverwarming ............ 293
Vloeistof
Remsysteem......................... 443
Ruitensproeiers..................... 336
Transmissie .......................... 442
Vloermatten................................ 32
Voertuigidentificatienummer.. 439
Voorstoelen.............................. 157
De juiste houding achter
het stuur ............................... 34
Ergonomisch geheugen........ 159
Hoofdsteunen ....................... 164
Power Easy
Access-systeem ................. 159
Schoonmaken....................... 322
Stoelpositiegeheugen ........... 159
Stoelverwarming ................... 294
Verstellen.............................. 157
VSC (Vehicle Stability
Control) .................................. 253
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 470 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
471
Alfabetische index
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
Waarschuwingen voor het
geval de auto bij een
ongeluk betrokken raakt.......102
Waarschuwingslampjes
ABS.......................................392
Bandenspanning ................... 394
Brake Override-systeem .......394
Centraal
waarschuwingslampje ........393
Controlelampje
Traction Control ..................393
Controlelampje
veiligheidsgordel................. 393
Laadsysteem.........................391
Laag brandstofniveau ...........393
Pre-Crash Safety-systeem.... 392
Remsysteem ................. 391, 392
SRS....................................... 392
Stuurbekrachtiging,
elektrische .......................... 392
Waarschuwingslampje
hoge koelvloeistof-
temperatuur ........................391
Waarschuwingslampje
parkeerrem ......................... 393
Waterstoflekkage ..................391
Wegrijregeling ....................... 394
Waarschuwingsmeldingen ..... 397
Waarschuwingszoemers
Open achterklep ................... 393
Open portier.......................... 393
Parkeerrem ........................... 202
Remsysteem......................... 391
Stuurbekrachtiging,
elektrische .......................... 392
Toyota Parking
Assist-sensor...................... 248
Veiligheidsgordel,
waarschuwing..................... 393
Waarschuwingszoemer
verlichting ........................... 204
Wassen en in de was zetten ... 318
Waterstofdetectoren.................. 97
Waterstofgerelateerde
onderdelen............................... 92
Waterstoftanks........................... 96
Inhoud................................... 440
Plaats................................ 88, 92
Winterbanden........................... 279
WMA-bestanden, discs*
Zekeringen ............................... 371
Zelf uit te voeren onderhoud .. 327
Zonnekleppen .......................... 305
W
Z
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatiesysteem.
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 471 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
472
MIRAI_OM_Europe_OM62005NL
INFORMATIE VOOR BIJ HET WATERSTOFSTATION
Veiligheidshaak Openingssysteem
achterklep Tankdopklep
Blz. 330 Blz. 138 Blz. 217
Ontgrendelings-
hendel motorkap
Tankdopklep-
ontgrendeling Bandenspanning
Blz. 330 Blz. 217 Blz. 443
Inhoud waterstof-
tanks (referentie)
122,4 l (32,3 gal., 26,9 Imp.gal.)
(ongeveer 5 kg [11,0 lb.]*)
*: Dit is de maximaal mogelijke vulhoeveelheid.
De werkelijke brandstofhoeveelheid die bij
waterstofstation wordt bereikt, is mogelijk lager
als gevolg van de capaciteit of de instellingen
van het station.
Brandstofsoort Gecomprimeerd waterstofgas Blz. 440
Bandenspanning
koud Blz. 443
MIRAI_OM_Europe_OM62005E.book Page 472 Monday, August 10, 2015 11:57 AM
Informatie brandstoabel
Als u deze types van brandstoabels ziet aan een
benzinestation, gebruik dan alleen de brandstof voorzien van
een van onderstaande labels.
Benzinevoertuig
Dieselvoertuig
Voor motoren 1WW en 2WW
Uitgezonderd voor motoren 1WW en 2WW
Voertuig met brandstofcel
7

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Toyota Mirai 2017 bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Toyota Mirai 2017 in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 33.38 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Toyota Mirai 2017

Toyota Mirai 2017 Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 488 pagina's

Toyota Mirai 2017 Gebruiksaanwijzing - English - 473 pagina's

Toyota Mirai 2017 Gebruiksaanwijzing - Français - 488 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info